VOOR DE miISKAMER
DAMMEN
m. m.
I
PARTIJ STAND No, 119.
PROBLEEM No. 120.
m. ym
PROBLEEM No. 121.
M.
NUMMER 1 VIJFDE JAARGANG 1925
DE BRUIDSDIAMANTEN
Himmel segnc uns". Na de mis zaten
alien aan het zeer sober ontbijt dat bestond
uit brood en koffie ('geen boter).
Koning Otto moest om half negen naar
de lessen, die hij krijgt onder de hooflei-
ding van graaf Deggenfeldt. De lessen
duurden tot twaalf uur. Otto, die den titel
voert van koning van Hongarije, wordt al
tijd aangesproken met Majesteit, en wordt
geheel behandeld overeenkomstig de waar
digheid van Koning. Het onderwijs dat
hij ontvangt, kan worden gelijk gesteld
met een gymnasialen cursus en wordt ge
heel in het Hongaarsch gegeven.
Father Wachter ging met de kleinere
kinderen wat wandelen en spelen in den
tuin. Deze morgen met de kinderen heeft
me meer dan iets overtuigd, hoe 'n dege
lijke en goede moeder Zita is, zeide Father
Wachter. Het zijn allerliefste eenvoudige
kinderen. Het middagmaal waaraan weer
alle huisgenooten aanzaten was ook uiterst
eenvoudig, en bestond uit soep, vlees^h,
aardappelen en groenten, en een toespijs.
Na het middagmaal had ik gedurende
een half uur een onderhoud met keizerin
Zita. Zij moest op advies van den dokter
eenige weken rust nemen wegens zenuw
overspanning. Zij had dien dag dan ook
in afwijking van den gewonen regel niet
de vroegmissen bijgewoond, maar was
om tien uur naar de Mis in de parochie
kerk geweest. De keizerin gaat nog steeds
in het zwart gekleed. Een droeve trek ligt
op haar gelaat, doch zij is geheel over
gegeven aan Gods H. Wil en draagt haar
beproeving met geduld.
Over politiek werd niet gesproken. Ik
bracht haar de groeten van de bevolking
van mijn geboorteplaats, die mij ook
eenige kleine geschenken voor haar had-
de n meegegeven. De keizerin was zeer ge
troffen door deze hartelijke attentie van
haar volk. Zij sprak veel over baar over
leden echtgenoot. Op Madera hebben wij
gebrek geleden. O als we er goede hulp
hadden kunnen krijgen dan zou Karei daar
niet gestorven zijn. Op zijn sterfbed liet
Keizer Karei zijn oudsten zoon Otto roe
pen. „Ik heb u hier speciaal laten ontbie
den mijn zoon," sprak de stervende kei
zer, „om u te laten zien hoe een keizer moet
sterven." En nog iederen verjaardag vraagt
Zita aan Otto „Wat hebt gij vandaag
voor een besluit genomen voor uw vol
gend leven," en dan zegt hij „In alles
gelijk te worden aan Papa." Keizerin Zita
toonde ook groote belangstelling in het
Missiewerk.
Na het onderhoud met keizerin Zita
maakte Father Wachter een wandeling
naar het strand met alle kinderen. Ook
Otto ging mee, die een alleraardigste be
leefde jongen is. Hij toonde een grooten
eerbied voor de priesterlijke waardigheid
van den gast. Om drie uur moest Otto
met de grooteren alweer terug zijn voor
de lessen. Father Wachter bleef met de
vier kleineren, Elisabeth, Charlotte, Ru
dolf, die altijd in het wit gekleed gaat en
Karl Ludwig die nöoit anders draagt dan
wit en blauw, de kleuren van Maria, nog
wat aan het strand.
Om vier uur werd brood en koffie ge
bruikt. Om zes uur hield Father Wach
ter op verzoek van de keizerin voor heel
de huishouding een missielezing over Bor
neo. 's Avonds heeft hij nog een lof ge
daan in de kapel.
Aan het avondeten dat bestond uit een
vleeschschotel aardappelen en brood,
kreeg Father Wachter als gast een glas
wijn.
Den volgenden morgen heeft Father
Wachter weer de H. Mis opgedragen in
de slotkapel. De keizerin woonde de H.
Mis niet bij tengevolge van haar onge
steldheid. Heel het gezin deed den gast
uitgeleide naar de auto die hem naar Bilbao
bracht. Hartelijk namen allen afscheid
van hem en de kleinen wuifden de auto
na tot hij uit het gezicht was verdwenen.
Als herinnering aan het bezoek kreeg
Father Wachter een gröote foto van het
keizerlijk gezin.
Zeer voldaan over zijn bezoek aan de
keizerlijke familie aanvaardde Father,
Wachter de terugreis naar Vorarlberg
waar hij den trouwen Tyrolers de groeten
gaat overbrengen van hun keizerin die daar
over de Pyreneeën den dag afwacht die
haar, als God belieft weer terug zal bren
gen bij haaf volk.
MENSCHLIEVEND.
Een nét gekleed heer komt bij een dame,
die welbekend is om haar onuitputtelijke
liefdadigheid. Hij richt het volgende ver
zoek tot haar
„Mevrouw ik kom een ongelukkig
huisgezin in uw liefdadigheid aanbevelen.
De man is zwak en de vrouw altijd lijdend.
Er is een verlamde grootmoeder in huis en
vijf kleine kinderen, waaronder een zuige
ling. Morgen voormiddag zullen zij zon
der medelijden uit de woning gezet worden
als ze niet zooveel geld bijeen -kunnen
brengen om de huur te betalen 17.80.
De goede mevrouw stelt den heer het
geld ter hand en zegt met bewogen stem
„Zou ik u mogen vragen, mijnheer wie
u bent, die zooveel medelijden toont
„Ik ben hun huiseigenaar, mevrouw."
GEEN VASTE WOONPLAATS.
Onderwijzer „Zeg eens Jaantje, kun jij
me ook vertellen waar Noach woonde
Jaantje „Ik geloof niet, meester, dat
ie een vaste woonplaats had. Ik geloof dat
hij en z'n familie behoorden tot de zooge
naamde vlottende bevolking".
DE NIEUWE HOED.
Zij „Hoe lijkt m'n nieuwe hoed
Hij „Hij lijkt op, drie maanden van
mijn salaris."
VLAAMSCHE LACHEDING.
Wartje Schaekel wilde naar het trouw
feest van zijn neef niet gaan.
„Hoe, Wartje," zei men, „gaat gij niet
Jdjken naar dien trouw."
„Ik heb eenen keer van mijn leven bij
'n trouw geweest," zei Wartje, „omdat ik
niet anders kon, maar sedert dien nooit
meer
„Hoe, Wartje, maar eenen keer
„Ja," zei.Wartje, „en 't was dan nog al3
ik trouwde met mijn wijf."
IN DE CONCERTZAAL.
Meneer Jansen „Ze zeggen, dat de
viool'het meest de menschelijke stem na
bij komt."
Mevrouw Jansen „Hè, ik dacht, dat
het de gramofoon was."
BIJ ONS.
Vader tot een bedorven zoontje „Jij
lust dus geen vleesch toen ik zoo oud
was als jij, was ik blij als ik aardappelen
had."
Zoontje (blij) „Dan heeft u het bij ons
och beter
Alle correspondentie deze rubriek
betreffende te zenden aan de
Redactie der Damrubriek.Nassaul.49,Haarlem
3025 25 x 23 37 X 28 met goed spel.
23 x 32 18 x 29
A. 32—27 33—29
Zwart 10.
Ws./M
Wit 10.
Auteur Fr. Verzantfoort, Den Bosch.
Zwart 10.
w/i-.
Wit 10.
PARTIJ.
Gespeeld te Rotterdam d.d. 3 Mei
1925 voor het persoonlijk kampioen
schap van Nederland, uitgeschreven door
den Ned. R. K. Dambond tusschen de
heeren P. G. van Engelen, Haarlem met
wit en H. Regotiw R'dam met zwart.
Hollandsche opening.
1 33—28 18—23
2 31—27 17—21
Op 1218 volgt 2722 etc. met aanval
op het centrum.
3 39—33 12—18
4 34—30 20—24
5 37—31
Op 1420 was gevolgd de bekende
Hoogland-variant 27!'.2 met heel kans
rijk spel.
B.v. 27—22 121x22
12—17 23x21
Op 17x28 volgt 3025.
Op 24x33 volgt 38x29 en 37—31.
B. 32—27 40x20 33—29
20—25a 25 x 34 15 x 24 24 x 33
38 x 29 27—21 17—11 37—31 41x14
23 x 34 16 x 27 6x17 26 x 37 10x19
4439 of 40 en wint een schijf.
A. Op elke andere zet dan de boven
aangegeven volgt 3227 met zeer goed
spel voor wit.
5 7—12
De theoretische voortzetting
6 31—26 14—20
7 26x17 11x31
8 36x27 1— 7
9 44—39
Sterker lijkt mij een aanval op den langen
vleugel van zwart in te leiden, door 3025.
9 7—11
10 41—37
Nog steeds is m.i, 3025 sterker. (Zie
opm. 9e zet).
10 11—17
11 46—41 17—21
12 41—36 20—25!
Uitstekend. De zet om den langen vleu
gel in het spel te brengen.
13 37—31 25x34
14 40x20 15x24
15 ,50—44 10—14
16 44—40 5—10
17 40—34 10—15
18 34—30
Het bezet houden van veld 21 door
Zwart en veld 30 door wit is in deze
standen zeer sterk.
18 1420
De stand is nu zuiver symetrisch.
19 30—25 2— 7
20 25 X 14 9 x 20
21 49—44 4— 9
22 44—40 7—11
23 31—26 20—25
Zwart heeft thans den langen vleugel op
uitstekende wijze in den aanval gebracht.
28 18x17 12x21
29 33—28
Zwart staat iets beter, door de slechte
stand van de witte schijven 35, 40 en 45.
29 9—14
30 39—33 14—20
31 43—39 24—29
32 33x24 20x29
33 39—53
33 3934 brengt ook niet veel
heil. Zie variant.
33 39—34 15—20
De beste, elke andere zet leidt tot zeer
slecht spel voor zwart met heel veel ver-
lieskans, omdat wit, indien zwart niet
1520 speelt, vervolgt met 3530,
40—35, 45x34 en 38—33 37—31 etc.
met uitstekend spel.
34 37—31
Nu kan 3530 niet wegens schijfver-
lies.
2822 of 4843 geven slecht spel.
34 21—26
35 4237 (gedw.). en zwart slaat
beter.
33 29—34
34 40x29 23x34
35 48—43
M.i. de beste.
3530 ging niet door
35—30 45 x 34 28 X 19 37 x 31 (de beste)
34—40 119—23 13x35, 8—12
31—26 48—43A 34x25
3530 3319 en wint
24x35
A 39—34 35—30 33—29
1420 1 2126 24x35 en wint.
42 33—29
Ook deze zet is gedwongen. Elke an
dere zet verliest B.v.
45—40 A B 40—34 C 22—18 (de beste)
14—20 20—25 23 x 12
28—23 32x23 35x24 (gedw.)
19x28 2429 29 x20 en zwart staat
een schijf voor.
A 39—34 33x44 44—39 39—34 gew.
30x39 23—29! 14—20 29x40
35 x 44 vrijwel gedwongen
24—29 en de witte stand is vrijwel verlo
ren.
B 32—27 33—29 29x18 18x40
x—34 23x41 19—23 41—47 en wint
C 39—34 33 x 24
12—17 25—30 35—40 en wint.
A 33—28 26x17 27—21 32x21
17—22 22x11 16x27 25—30 etc.
35 15—20
Leidt hiermede den aanval in op den
verzwakten korten witten vleugel, zooals
straks zal blijken zonder succes.
36 43—39 34x43
37 38x49 20—24
38 42—38 18—23
De volgende spelgang lijkt mij sterker.
45—40A 49—43B 43 —39 (gedw.)
25—30 18—23 23—29 8—12 en Wit is
vrijwel verloren.
49—44 27—22 44—39
30x34 2329! en wint.
42 24x31
43 35x24 19x30
44 28 x 10 21—27
45 32x21 16x18
46 105. Remise.
Wel een snel en krachtig slot.
Haarlem, Juli 1925.
Analyse,
P. G. v. ENGELEN
OPLOSSINGEN.
Probleem No. 117 Auteur S. Jas, A'dam).
Wit 25—20, 30—24, 37—32, 27—21,
4843, 41x5 gew.
Probleem No. 118 Auteur K. Warmerdam,
Heemstede).
Wit 36—31, 43—38. 23 x 1, 1 x 45 gew.
Auteur The Unknown.
Zwart 7
14—20 18 x 27 21—26 (de beste).
41—37 47—41 22—17 28x17 32—28
7—12 12—18A 11x22 16—21B 21x12
(gedw.)
wfo. wM.'mvy/.
11x31
11—17
24 26 x 17
25 36x29
26 42—37
27 47—4?
18—23 21—26 23—29 en de witte
stelling is zeer slecht.
B 27—22 40—34 (gedw.) 33x44
23—29 30x39 29—34 en
wint.
39 27—22!
Door deze zet heeft wit zich volkomen
hersteld.
39 3—9
40 49—43 9—14
41 43—39
De zetZwart heeft thans slechts één
zet.
41 2530 gedw.
Elke andere zet verliest.
B.v. 45-40 40—34
21—36? A 16—21 (eedw.) 14—20 (Heeft
niet anders).
?m.ym
Wit 7
Gaarne houden wij ons aanbevolen
voor problemen, partijstanden, slagzetten
enz. die bij gebleken geschiktheid ge
plaatst zullen worden. Oplossingen moe
ten hinnen 7 daven in ons bezit Z'"
|!9999999l9l9999999l99999999999999999999999999999999999999i99999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999999l9999999999999999999999999999il
-O-OO-OO-O <3 OQ-OOQ-OOO OOO-OCOOOOOO Q-OOO-OO-OO-Q-Q
-O-O-O-O O O-O-O O-O-O-O O O-O-O O O <3 OOOOOOOOO-OOOOOOQC
„Wel, misschien niet. Gelukkig voor
ons, dat wij geen rimpel krijgen met ieder
jaar dat wij ouder worden, zooals som
mige van de cactussen te Ken Wezen
lijk, Mr. Cochrane, indien _*!:ien
botanist mocht zijn, zult ge hier een over
vloed van belangrijke zaken vinden, be
halve patrijzen en faizanten. Op deze
heidevelden groeit een rijkdom van varens
en van mossoorten en wat vóórhistori
sche oudheden betreft, die vindt ge er
eveneens, en zulke dingen zijn er even
overvloedig als zwarte bessen. Hebt gij
de Bruidsteenen of den Heksenkring nog
niet gezien? Wel, dat zijn de beroemd
heden van Brackenbury 1 De Heksen
kring is eene mooie kring van vijftien
monolithen, waarvan er nog elf rechtop
staan, en die men voor vijftien jonge
heksen houdt, die door Joseph van Arima-
tnea gevonden werden, terwijl zij in den
maneschijn dansten, en heel onvriende
lijk door hem in steenen werden veranderd.
Er is één nacht in het jaar in den St.
-Jansnacht, denk ik dat zij met het slaan
van middernacht weer heksen worden en
voor een uur dansen, 't Is waar, ik verzeker
het u. Al ons landvolk zou er op zweren,
en wat iedereen zegt, moet waar zijn.
Wat is dit port Niet van het gele
merk Church?"
„Van het gele merk, Mr. Marrables,"
antwoordde de bottelier van Mr. Bracken
bury, een deftige verschijning, die ge
durende bijna een halve eeuw bij de
familie gediend had. „Wij geven u nooit
anders Sir."
„Bij mijn leven, ik schaam mij, ik
schaam mij bepaald Wel 1 dit heeft wer
kelijk iets van port. Er is zoo geen tweede
glas wijn in het graafschap. Uw groot
vader kocht hem op mijn aanraden met
den geheelen kelder van den ouden Slo-
combe, zes en dertig dozijn flesschen in
het geheel, en iedere flesch van de uit-
gezochtste Hij placht mij te zeggen, dat
ik hem nooit een beteren dienst bewezen
had. Een ouderwetsch, regelmatig man,
die Slocombe, die geregeld zijn drie fles
schen dronk 1 Hij hield zijn bijzondere
port voor eigen gebruik en gaf ze nooit
aan zijn gasten, als hij er buiten kon. Ik
had de gwoonte, er naar te vragen, om
hem te plagen, louter om hem te plagen.
Hij kon het niet weigeren, dat begrijpt ge
maar hij misgunde mij eiken droppel. Hij
dronk zich-zelven naar gene zijde van den
Styx, de arme drommel Crosby waar
schuwde hem nog, poogde hem tot één
flesch per dag te brengen, maar het hielp
niet. „Ik vraag u niet, het geheel te laten,
Mr. Slocombe," zeide Crosby, „maar ge
moet ophouden zulke groote hoeveelheden
te drinken." Slocombe beloofde het. Cros
by stelde echter zijn eerstvolgend bezoek
na den eten en vond den patiënt flink aan
zijn derde flesch. „Ik heb mijn belofte
niet verbroken, dokter," zegt Slocombe
„ik beloofde, niet meer bij groote hoe
veelheden tegelijk te drinken en, bij
Jupiter Sir, hij dronk hem uit likeur
glaasjes Wat gij beide jonge mannen,
gij houdt u aan de claret Wel foei
Claret voor jongens, zooals ge weet, port
voor groote menschen, brandewijn voor
helden 1 Op mijn woord, het bederft mijn
genoegen, dat ik de flesch niet doorgeven
kan."
„Ik vrees, dat ge er ditmaal alleen voor
zult staan, Mr. Marrables," zeide Lancelot
Brackenbury.
„Dat verhoeden de goden Neen, lieve
vriend, ik moet mijn hoofd koel houden
want-om u de waarheid te zeggen, ik ben
vanavond niet hier, alleen om het genoe
gen te hebben, met u te soupeeren. Ik zal
u over tien minuten om een onderhoud
moeten verzoeken."
Per slot van rekening was Old Court
toch maar een jongeheerenhuis, en bezat
het geen derde kamer. Toen zij dus hunne
koffie gebruikt hadden, gingen de gast
heer en zijn vrienden naar het atelier.
„Ik zal u nu aan uw zakenpraatje la
ten," zeide Cochrane, toen hij een paar
minuten gebabbeld en zijn sigarette op
gerold had. „Ge zult mij in de eetzaal vin
den, als ge me noodig hebt."
Maar dat wilde Lancelot Brackenbury
volstrekt met toestaan.
„Mijn zaken zijn eenvoudig genoeg,"
zeide hij. „Wij hebben geen geheimen te
bespreken. Ik ben slechts rentmeester,
weet gij, niet waar, Marrables
De kleine advokaat kuchte weifelend.
„Ik heb niets te zeggen, dat Mr. Coch
rane niet gaarne mag hooren," antwoordde
hij.
„Maar ik ben niettemin overbodig,"
drong de man van het Was- en Zegelde-
partement aan.
„Volstrekt niet, Sir, volstrekt niet. Mr.
Brackenbury zeide terecht, dat wij geen
geheimen hebben."
Dus bleef Mr. Cochrane, en trok zich
met een boek en een leeslamp in een af
gelegen hoek terug, terwijl de man van
de wet zijn papieren uithaalde, zijn vroo-
lijke manier van spreken liet varen en
zich tot zaken-doen zette.
„Vooreerst is daar de kwestie over het
recht van den weg van Crawford Spin
ney. Mijn compagnon en ik hebben deze
zaak van alle kanten bekeken, maar zon
der afdoend gevolg. Bij het gemis van
eenige stellige bepaling van burchtrech
ten op dit punt, zijn wij machteloos aan
het misbruik een eind te maken."
„Het is een belangrijke benadeeling,"
zeide Mr. Brackenbury.
„Het is niet alleen een benadeeling,
maar het is een zeer sterke vorm van
rechtschenms Het maakte eene onmid
dellijke inbreuk op uwe rechten aan die
zijde, en 't is een groote verleiding voor
landloopers. Het ergste er van is, dat,
hoe langer het duurt, hoe meer het den
schijn krijgt van een gevestigd recht, hoe
moeilijker het zal zijn, er langzamerhand
een einde aan te maken."
„En nu kunt ge niets doen, om het te
voorkomen
„Hoegenaamd niets. En nu, laat eens
kijken ah ja nu over deze huur
cedels, die van Laurence en Bell. De
eerste verviel, zooals ge weet, negen maan
den geleden, en die van Bell is over twee
jaar afgeloopen. Gisteren kwam Bell we
der bij mij, en hij was zeer dringend."
„Ge hebt hun natuurlijk uitgelegd,
waarin de moeilijkheid bestaat?"
„Ja dat wil zeggen, ik heb hun gezegd,
hoe gij de zaak begrijpt en hoe gij er over
denkt maar zij waardeeren uw bezwaren
niet."
„Het zijn een paar domme ezels,"
zeide Mr. Brackenbury met nadruk.
„Neen lieve vriend, het zijn beiden
zeer waardige, eerbiedwaardige lieden,
lieden, wier voorouders hun panden van
uw voorvaderen hebben gehuurd voor
vele jaren en' geslachten en die er nu
natuurlijk genoeg erg veel tegen heb
ben, in de stelling van jaarpachters te wor
den geplaatst. Denk bijv. eens aan Bell,
werkelijk een hooger ontwikkeld soort
van boer, die geneigd is geld in het land
te steken, maar door de onzekerheid van
zijn tegenwoordigen toestand terugge
houden wordt. Hij vertelde mij, dat hij
plan had flink guano en patentmest op
het land te brengen, indien zijn pacht
brief slechts behoorlijk vernieuw werd.
Intusschen lijdt het land zoowel als de
pachter."
„Houdt de man ons voor dieven
riep Mr. Brackenbury uit. „Hij behoorde
te weten, dat hij even veilig is alsof hij
zijn brief geteekend, gezegeld en in zijn
eigen brandkast had."
De kleine advocaat grimlachte.
„Gij zijt schrikkelijk onpraktisch,"
antwoordde hij. „Ge vergeet, dat een
pachtbrief een bezitting is, en Bell voor
een gezin te zorgen heeft. Hij is een huur
der, zoo goed als er ooit een den grond
bewerkte, en hij verdient een goede be
handeling."
„Goede behandelingWie denkt er
aan hem slecht te behandelen Denkt
hij dat hij er slechts op betrapt behoeft
te worden, dat hij zijn geld in den grond
heeft gestoken,om onmiddellijk zijnpacht-
te zien opslaan Dat is een echte belee-
diging."
„Niets van dat alles. Bell heeft gelijk,
en Mr. Brackenbury heeft ongelijk. Stel
eens, dat gij plotseling kwaamt te sterven.
Deze bezitting zou aan den Schotschen
tak komen, en uw opvolger is, als ik mij
niet vergis, juist de man, om elke gele
genheid, om zijn pachters op te slaan,
aan te grijpen."
„Ik dank u, Mr. Marrables," zeide Mr.
Brackenbury. „Het iseen aangename
onderstelling, maar ik heb volstrekt nog
geen plan dadelijk te sterven."
„God verhoede hetIk stel het geval
alleen om u te bewijzen, dat deze lieden
vergeef mij niet billijk behandeld
worden."
„Hoe kan ik het helpen Wat kan ik
er aan doen
„Niets, behalve één ding
„Wat ik niet doen wil, zooals gij wel
weet."
Mr. Marrables haalde zijn schouders op.
„Ik dacht, dat men zou begrepen heb
ben, dat ik dat ultimatum voorgoed had
afgewezen," ging Mr. Brackenbury met
eenige opgewondenheid voort. „Ik dacht
niet, dat ge er op zoudt terugkomen."
„Ik ben gedwongen er op terug te ko
men," zeide de advokaat.
„Wat Bell en Laurence en de anderen
aangaat, zij moeten wachten, evenals ik
zelf wachten moet. En als zij dat niet wil
len, mogen zij naar den drommel loopen
met huurcedels en alles
Mr. Marrables streek peinzend over
zijn kin.
En de bezitting," voer hij voort.
„Vergeet die niet. Zij gaat evengoed naar
den drommel zooals ge weet."
Mr. Brackenbury mompelde zoo iets
van „loopen laten en welkom zijn stak
zijn handen in zijn zakken en staarde in
de vlammen.
„Lancelot Brackenbury," zeide Mr.
Marrables met groote zachtheid, „gij zijt
de koppigste, onverstandigste jonge man,
dien ik ooit het genoegen had te kennen.
Niettemin heb ik een laatste woord te zeg
gen over de legaten."
Zijn- cliënt maakte een ongeduldige
beweging.
„Waarschijnlijk is het niet bij u opge
komen, dat gij, door geen gevolg te ge
ven aan het testament van uw broeder,
jaar op jaar een aantal personen datgene
onthoudt, wat hun rechtmatig toekomt."
Mr. Brackenbury gaf geen antwoord.
„Men kan onderstellen, dat, zoolang
zij er niets van weten, het hen niet deren
zal maar is het eerlijk hen in de onwe
tendheid te laten Hoe kunt ge zeggen,
of eenige van de oudere of armere lega
tarissen niet zullen sterven, eer zij in het
bezit van hun geld komen
„Daar heb ik over gedacht," zeide de
jonge man met een doffe stem. „Ik heb
gezorgd, dat geen van de waarlijk armen
door het uitstel zal lijden. Joe Howell, de
de beide Dodds, de oude Loi Bailey en
een menigte anderen hebben hun vijven
en tienen en twintigen even goed gehad."
„Ja, dat hebben zijmaar op welken
grond hebben zij dit Als een gift van
u-zelf
„Nu ja, gedeeltelijk. Ik zeide te weten,
dat Cuthbert het aldus wenschte."
„Hm Ik denk, weet gij, dat gij alles
nog eens zult mogen betalen, wanneer
gij eenmaal tot uitvoering van het testa
ment komt."
„Dat dacht ik ook, maar wat doet het
er toe eenige honderden meer of min
der 1"
Mr. Marrables schudde het hoofd en
deed zijn best om te kijken, alsof hij het
afkeurde.
„Heel dwaas zeide hij. „Heel dwaas
en eenzijdig en geheel buiten den regel.
Bovendien, hoe kunt ge zeggen of eenige
van de grootere legatarissen hun geld niet
even hard noodig hebben als de Dodds en
de Bailey's Miss Winifrieda Savage
bijvoorbeeld. Zij moest betaald worden."
„Indien ik iets van Miss Savage's ka
rakter en neigingen ken," zeide Mr.
Brackenbury warm, „is zij de laatste, die
van het testament van mijn armen broe
der zou willen profiteeren
„Ik twijfel er niet aan, voor zoover zij
zelf er in betrokken is maar ik dacht
aan de oude Miss Langtrey. Weet ge,
dat de Grange onder hypotheek ligt en de
hypotheek op het punt staat te vervallen."
„Onder hypotheek Door wie Door
Miss Langtrey
Hij sprak snel. Hij was klaarblijkelijk
geschrokken
„Door den overleden squire. Hij ver
hypothekeerde het goed voor vijfduizend
pond, een maand of zóó voor zijn dood.
„Kent gij den hypotheekhouder?"
„John Fawcett."
„Fawcett van Singleton? Zijn eigen-
zaakwaarnemer
„Zeker, de oorspronkelijke eigenaar
van de hypotheek was Frank Fawcett. zijn
neef. nu zijn jongere compagnon. Frank
Fawcett echter deed het eenige jaren ge
leden aan zijn oom over. Maar wij kunnen
er tamelijk zeker van zijn, dat het van het
eerste oogxublik af het geld was van den
oudsten Fawcett en dat het sedert lang-
betaald is, met de Hemel weet hoeveel
duizenden meer in den vorm van on
kosten."
„Hemel, wat een schandaal
Mr. Marrables glimlachte.
„Slimme praktijk, jonge vriend," zeide
hij.
„Miss Langtrey moet de Grange niet
verliezen riep Mr. Brackenbury met
nadruk uit.
„Hoe denkt ge het te verhinderen?"
„Door oogenblikkelijk de hypotheek
af te lossen. Dat zou Cuthbert ook doen,
als hij hier ware."
„Hij zou recht hebben het te doen, wat
gij niet hebt."
„Maar ik wil het voor hem doen, met
zijn geld."
„Stop Noch gij, noch iemand an
ders wordt geacht te weten, dat de-Grange
bezwaard is. Het is een zaak, die strikt
geheim is gehouden. Bovendien, indien
Miss Langtrey u niet in haar vertouwen
neemt, hoe kunt ge dan de rol spelen van
deus ex machina, en met een geldzak in
de eene en een te niet gedane acte in de
andere hand op het tooneel verschijnen
„Als gij toch van de hypotheek weet,
waarom mag ik er dan niet van weten ?"i
„Omdat ik het hoorde van een klerk,
die de grossen schrijft en die een verloren
man zou zijn, als zijn naam uitlekte. Gij
kunt niet handelen op mijn mededeeling."
Mr. Brackenbury stond half van Zijn
stoel op.
„Bij den hemel, Marrables zeide hij
knorrig, „gij hebt er plezier in moeilijk
heden te scheppen. Indien Fawcett de hy«