ErrzucrftS^r/De
De Derde Nederlaedsche Katholiekendag.
EVENTJES LACHEN.
DE SPION VAN DE CITADEL
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Woensdag 5 Augustus 1925
£)cU m wo/nruoz
gy É&oisvitesn, cucmwe tft.
DtisówouTTyru^z. gij rrui&z-<i>n v>ooza£
Bostest-pzopcugcuzLOUL rruuiJ$.t voor. Uw
xouxd.
c&xcloH<L iou8 TOtcPisurb cLoesnóO
<2sïV VOLTU IUO 'XQJX&-ILIÜZCICL&
\oog (xaEgoesn, opvoiwotwscloox pzo-
peugasneuxcixe qaJlcL opt&vesoL.
Cie. CuCUDQ/otC^U
tvoycQ^gx^. voo-Zs d-exn, -óeyoCe oUxg-esn/
rrb&t exz/n, -tobcuCe. op-
dcuge* vasrb Z30.000. om, xol2 vo/n^
cLexce. 230.000 (XxtiyTLesncUyn, to-0
ïiw mcifcews.
MX'
DE EERSTE DAG.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
De sociale wetgeving voor
kantoor- en winkelbedienden
De overdracht van de
portefeuilles.
De Ned. R. K. Reisvereeniging
in Pauselijke audiëntie.
VERKEER EN POSTERIJEN.
Extra maandsalaris geëischt.
Ten gerieve der reizigers.
Hollandsche pleegouders
te Boedapest.
U^axxcf-L e/ve^Ti' fiet. cxxx/t-L Tvo^t-en^e
üri^XcAstXriqresrL. IL iJLctt- friesn,
0L0X 2L?e^fhz-CLC.f\X IL eesx,&y& cs>\,
usisB e/n. pasn, oLL&rvesris.
ÏOeSLP& ZOLOPit
voox.
WicutstdUficitie 35, clen Xciaj.
FEUILLETON.
(Vervolg.)
Op de reden an Pater Molkenboer in de
eerste algemeene vergadering volgde eer»
overweldigend applaus.
De .voorzitter deelde thans mede ,dat de
thans afgetreden Katholieke ministers aan
vankelijk niet aanwezig konden zijn in ver
band met de wisseling van ministers, die
juist heden plaats heeft.
Evenwel, het Katholieke volk stelde er
prijs op zijn ministers te zien. (Applaus.)
Het is dankbaar, dat zij juist als Katholieke
ministers het land hebben gediend. (Ap
plaus.)
In deze plechtige bijeenkomst neemt*het
Katholieke volk afscheid met hulde en1
diepgevoelde erkentelijkheid. (Applaus).
Het afscheid is niet weemoedig, omdat gij
het Katholieke volk blijft toebehooren. Op
ander terrein heeten wij u welkom. (Ap
plaus).
Na deze hulde aan de afgetreden Katho
lieke ministers deelde de heer Van Wijnber
gen mede dat Z. D. H. de Aartsbisschop de
•vergadering wenschte toe te spreken. Deze
mcdedeeling werd met daverend applaus
ontvangen. Mgr. H. van de Wetering trad
hierop naar voren en sprak ongeveer als
volgt:
Toespraak Mgr. van de Wetering.
Wat zal ik zeggen,' aldus Mgr. van de
Wetering, na alles wal de voorzitter reeds
heeft gezegd. Daaraan kan ik niet veel toe
voegen. Toch wil ik verklaren, dat het een*
gelukkige gedachte is, dat hier behandeld
wordt het katholicisme als cultuurfactor.
Bij het nagaan va ndatgene, wat de Kerk
steeds gedaan heeft voor den bloei van
wetenschap en kunst, voor de welvaart en
d envooruitgang, zullen wij ongetwijfeld
onze Moeder de H. Kerk steeds meer lief
hebben en haar grooter aanhankelijkheid
betuigen. Dat mogen wij dan ook van dezen
dag verwachten. Onze voorvaderen hebben
voor hun geloof geleden en gestreden; wij
hebben slechts voort te bouwen en uit te
breiden.
Wanneer ik, zegt Mgr., terugdenk aan
datgene, wat in de dertig jdar van mijn be
stuur is tot stand gebracht in ons land, dan
sla ik de handen van verbazing ineen, daar
wij zooveel hebben k-nnen doen.
Veel zijn wij vooruitgegaan. Moge dat al
tijd zoo blijven. Denken wij wel, dat wij
groote zorg hebben om hetgeen werd tot
stand gebracht niet alleen te bewaren, maar
dat wij het ook aan het nakroost moeten
overleveren. Een rechtvaardig, nederig ge
loof, moet de leiddraad zijn van ons leven.
Laten wij dat altijd toonen, dan zal er van
ons een groote kracht uitgaan, die tevens
een apologie zal zijn voor onze Kerk. Zoo
vaak wordt gezegd: de Katholieken zijn niet
beter dan anderen. Laten wij erkennen, dat
als wij grootere gaven ontvangen hebben,
wij ook verplicht zijn zulks in dac)en te too
nen. Overtuigt U, besluit Mgr., diep van
dezen plicht. Dezen morgen heb ik in de H.
Mis Gods zegen over deze dagen afge-
smeékt. Moge die zegen overvloedig neder
dalen en geven God, dat deze Katholieken
dag strekke tot heil van Kerk en vaderland
(langdurige toejuiching).
De voorzitter sluithierop de vergadering
met d engroet Geloofd zij Jesus Christus",
Terwijl de H.H. D.D. H.H. de Bisschoppen
de zaal verlaten, zingen de aanwezigen uit
volle borst het: „Aan U o Koning der
Eeuwen".
In den loop van den middag werden door
de eerste algemeene vergadering telegram
men gezonden aan Z. H. den Paus en aan
H. M. de Koningin.
Na de algemeene vergadering werden te
4.30) uur drie nevenvergaderingen gehouden
in verschillende zalen van het gebouw.
Het Centraal Comité, tot bevordering der
R.-K. Patronaatsbelangen in Nederland ver
gaderde onder leiding van pastoor B. H, v. d.
Hagen uit Helmond.
Rector W. v. Kessel uit Vught hield hier
een inleiding over het onderwerp:
De R.K. Jongenspatronaten en de
zuiver godsdienstige vereenigingen.
Hij kwam aan het eind zijner rede tot de
'zolgende conclusies:
1 in het Jongenspatronaat worden de
voornaamste zorg gewijd aan voortgezet
godsdienstonderricht en karaktervorming in
christelijken zin:
2. zuiver godsdienstige Vereenigingen zijn
voor de schoolvrije jeugd niet voldoende de
wijl aan de maatschappelijke belangen niet
voldoende aandacht kan worden gewijd;
3. JonCnspatronaten en zuiver godsdien
stige vereenigingen behooren elkander aan
te vullen en te steunen hetzij door oprich
ting eener godsdienstige vereeniging in het
patronaat, hetzij door bevordering van al
gemeene deelneming aan een bestaande gods
dienstige vereeniging.
In de avondvergadering van de Vereeni
ging H. Vincentius van Paulo, die geleid
werd door Jhr. Mr. L. E. M. von Fisenne.
voorzitter van den hoofdraaid, werd het
woord gevoerd door den heer F. N. V.
Quant, vice-president van den hoofdraad,
voorzitter van den bizonderen raad te
's Gr&venhage, die de vragen beantwoord
de of
de Sint-Vincentiusvereeniigng
nog noodig is in onze maatschappij, of de
Sint-Vincentiusvereeniging zich weet aan te
passen aan de gewijzigde tijdsomstandigheden
en of de Sint-Vincentiusvereeniging ook in
de toekost noodig zal blijven.'
Rector Rafé. van 's Gravenhage vroeg de
bijzondere aandacht der Vincentiusvereeni-
ging voor het werk der blindenverzorging.
Sobriëtas,
In de groote zaal, die geheel gevuld was,
vergaderde de vereeniging Sobriëtas, waar
mgr. dr. Ariëns uit Maarsen en dr. Gerard
Brom het woord voeden. De eerste spreker
verdedigde de volgende stellingen:
1. De katholieke drankbestrijding is zoo
wel negatief als fmsitief een belangrijke
factor geweest bij de ontwikkeling der ka
tholieke volksbeschaving in de laatste 30
jaren.
2. Ook voor de instandhouding en ver
dere doorvoering" der katholieke volksbe
schaving blijft de drankbestrijding een on
misbare factor.
3. Voor het succes harer actie heeft So
briëtas noodig: een goede legerorganisatie;
bewapening berekend op aard en kracht
van den vijand; een practisch krijgsplan;
de ware katholieke strijdersgeest.
In vier volgende stellingen werd verder
laatstgenoemde stelling nader uitgewerkt,
waarbij de spreker o. m. betoogde, dat het
oude krijgsplan de bestrijding van het
alcoholisme door woord en voorbeeld enz.
niet gewijzigd behoeft te worden, maar
wel overwogen dient te worden of en in hoe
verre een zekere uitbreiding in de ric' ting
van „christelijke matigheid in meer alge-
meenen zin" aanbeveling verdient, nu het
vijandelijk front zoo verbreed is en snoep
lust en sigarettenpest, sport- en bioscoop
manie naast het alcoholisme de katholieke
beschaving zoo ontzettend omlaag halen.
Uitbreiding van het Sobriëtasprogram in
dien geest zou overeenkomen met hetgeen
in Duitschland en Frankrijk sinds jaren ge
zien wordt en wellicht ook de toetreding
van meer intellectueelen bevorderen.
Dr. Brom, die vervolgens het woord
voerde, schetste (Üe drankbestrijding als een
werk van christelijke naastenliefde, als een
socialen arbeid, die aan den geestelijken ar
beid onverbrekelijk vastzit.
De avondvergadering.
De tweede algemeene vergadering die
Dinsdagavond in de groote zaal gehouden
werd, stond onder leiding van den heer
Heerkens Thijssen.
Nadat deze de vergadering geopend had,
heettehij in het bijzonder welkom Mgr.
Eras, vertegenwoordiger van het Neder-
landsch Episcopaat te Rome, waarop hij
mededeelde, dat het volgende telegram
ontvangen was van H. M. de Koningin:
H. M. de Koningin is zeer gevoelig voor
het telegram, haar toegezonden ter gele
genheid van de vergadering der Katholieken
in Nederland met Hunne Doorluchtigheden
den Aarlsbisschop en de Bisschoppen.
H. M. is zeer erkentelijk voor de gevoe
lens van verknochtheid en draagt mij op
haar dank over te brengen.
w. g. Van Geen.
Pastoor F. Brune hield vervolgens een
rede over het onderwerp:
Ons volk gekestend door Room-
schen tot Roomschen,
Spr. vangt aan met een beschouwing Van
den godsdienst onzer voorouders. Kelfen en
Germanen, voorzoover we dien kennen uit
de werken van Romeinsche historici als
Tacitus, de levensgeschiedenissen der zen
delingen en'de tuchtmaatregeling der Kerk
tegen voortleving der heidensche gebrui
ken.
Een geweldige worsteling gaat aanvangen
fusschen het oude en 't nieuwe, als in 691
Willibrordus onder Katwijk aan onze
kusten landt.
Een enkele blik op den staat van volk en
land moest den Apostel Willibrordus de
overtuiging geven dat hij, van staatkundig
sfandput heizien, niets zou kunnen uitvoe
ren zonder den steun van Pepijn, en van
godsdienstig standpunt niets zonder den
Paus van Rome. Daarom toog hij onmiddel
lijk naar den Hofmeyer en na een welwil
lende ontvangst bij dezen, zegt Beda, on"
verwijld naar Paus Sergius I, om van dezen
zending en macht te ontvangen
In den herfst van het jaar 693 was Willi-
brord in Friesland teruggekeerd en kon hij
met de zijnen, gesteund door Pepijn, blij
moedig uitgaan tot den oogst.
Met veel vrucht arbeidde hij in het op
de Friezen veroverde Utrecht, van den aan
vang tot het einde het midden- en uitgangs
punt zijner werkzaamheden. Daar bouwde
hij al spoedig op of nabij de grondslagen
der verwoeste St. Thomas-Kapel van Dago-
bert zijn eerste heiligdom met doopvont,
aan den Verlosser toegewijd, waarin een
van Rome meegebrachte Reliek van het
H. Kruis bewaard en vereerd werd.
Als aartsbisschop der Friezen en begif
tigd met het pallium als hoogste onderschei-
dingsteeken keert Willibrord van Rome de-
rug naar zijn missiegebied Nederland en
vestigt zijn bisschopszetel in Utrecht.
Een 'feit van het hoogste belang. De
grondslag gelegd voor dat beroemde Bisdom
van Utrecht, dat door alle eeuwen heen den
grootsten invloed heeft gehad op de bescha
ving der Noordelijke Nederlanden, dat het
krachtige Katholieke leven heeft ontwikkeld
hetwelk men hier te lande in de middel
eeuwen moet bewonderen.
Ook Willibrords' missiewerk wierp weldra
rijksfe vruchten af, toen hij zich een krach-
tigen medewerker mocht verzekeren in den
H. Wulfram, Bisschop van Sens, in Frankrijk,
die, door den H. Willibrord in heiligen ijver
ontvlamd, zich herw. begaf, door zijn Evan-
gelischen arbeid de gunst van Koning Rad
boud verwierf en tot op hoogen ouderdom
met Willibrord,vooral in de omstreken van
Medemblik, den zetel der Friesche koningen,
zijn zegenrijken arbeid verrichtte.
Achtereenvolgens zien wij Willibrord nu
op verschillende plaatsen prediken en ker
ken bouwen: In Vlaardingen, Oegstgeest, Eg-
mond, Velsen en Heilo.
En aan verdiensten rijk, vooral voor ons
vaderland, gaf Willibrord, na tot op hoogen
leeftijd de last en de hitte van den dag
te hebben gedragen, in 739 in de. Abdij te
Echternach, zijn schoone ziel aan haar Schep
per terug.
Van alle geloofspredikers in ons Vaderland
heeft geen enkele méér aanspraak op onze
dankbare vereering dan hij.
De zon des geloofs stond echter reeds
hoog aan den zuidelijken hemel, toen de
nacht des heidendoms zwart en zwaar nog
lag over het heele Noorden.
Ruim drie eeuwen vroeger dan het Noor
den had Maastricht zijn eersten bisschop
in den H. Servatius.
Het eerste zekere bewijs, dat het Chris
tendom tot in Keulen was doorgedrongen,
vinden wij egen hét einde» der 2e eeuw in
een beroemd getuigenis van den H. Irenaeus,
En in de 3e eeuw waren de latere bisdom
men Trier, Keulen en Tongeren in één groot
bisdom vereenigd, en zag ook de stad Maas
tricht de eerste christenen binnei? hare
muren.
De H. Maternus, tijdgenoot en vriend van
keizer Constantijn,, was de laatste bisschop
van dit ééne diocees Trier, dat nog tijdens
diens leven, minstens in twee, en zeker bij
diens dood, in drie bisdommen werd ge
splitst; Trier, Keulen en Tongeren, welk
laatste, behalve een groot gedeelte van het
tegenwoordige België, ook 't grootste ge
deelte van onze provincies Limburg en Bra
bant zou omvatten.
Aan dezen H. Matprnus, die stierf om
streeks 325, hebben wij de eerste Christen
kerk op Nederlandschen bodem te danken,
gebouwd te Maastricht, waarschijnlijk in de
onmiddellijke buurt der tegenwoordige O. L.
Vrouwe kerk.
De Kerk doorleefde toen 6en der moei
lijkste' perioden, die zij wellicht ooit zou
kennen; gewikkeld in 'n harden kamp tegen
de stijgende dwaling van het Arianisme, dat
de goddelijkheid van Christus ontkende.
Tegen die dwaalleer zien wij Servatius
ajm drie concilies te Sardica in 343, te
Keulen in 346, Ce Rimini, waar meer dan
400 Westersche bisschoppen verzameld
waren, in 359 een actief en meer dan
eens een overwegend aandeel nemen; zien
wij hem door heel Europa Bulgarije in
't Oosten, Duitschland in het Westen,
Italië in het Zuiden als den kampioen
der z;uivere Roomsche geloofsleer, den
onverschrokken paladijn van Christus Ste
dehouder op aarde en tusschenbesde
nog als vredesonderhandelaar van keizer
Constantius te Anfiochië achtereenvol
gens optreden.
En na het laatste concilie zien wij aan
Servatius de opdracht gegeven, de zuivere
geloofsbelijdenis in een formule vast te
leggen. Deze is een heerlijk getuigenis van
het zuivere, standvastige, Roomsche geloof
van onzen eersten grooten bisschop in de
Godheid van Christus.
Evenals Willibrordus bij het begin, zoo
toog Servatius op het einde zijner loop
baan, reeds op hoogen ouderdom, naar het
middelpunt der. Christenheid, naar hef
Eeuwige Rome. om daar aan de voeten
van Christus' Stedehouder, na onvermoei-
den kamp voor de verdediging desgeloofs,
nogmaals de hulde zijner aanhankelijkheid
gehoorzaamheid en trouw, deelmoedig neerc
te leggen.
In 384 uit Rome teruggekeerd, stelt hij
een laatste daad van verstrekkende betee-
kenis door, om welke reden dan ook, Ton
geren als zetel en woonplaats te verwis
selen met Maastricht, dat wij van nu af
in de eerstvolgende 300 iaren met recht
begroeten als eerste bisschopstad op Ne-
derlandchen bodem.
Slechts zer korten tijd mocht hij daar
vertoeven en legde er den 13en Mei van
dat zelfde jaar 384 het moede hoofd ter
eeuwige ruste neder.
Waar thans de St. Servatiuskerk zich
verheft, een plek destijds nog buiten de
Romeinsche vesting gelegen, daar werd hij,
langs de groote heirbaan van Tongeren
naar Maastricht, begraven. Een kleine ka
pel verrees weldra boven zijn graf, dat al
dra in Maastricht en wijl in den omtrek
in de hoogste eere stond en meer en meer
kwam te staan. en
Met een vurige peroratie, waarin spr.
tot navolging onzer eerste geloofshelden
opwekte, besloot spr. zijn rede.
Daarna hield Prof. Dr. Gerard Brom, een
rede over
De steden als getuigen van het
Katholiek verleden.
Spr. herinnerde aan de vele Roomsche'
elementen in plaatsnamen, als kerk, kapel,
karspel, parochie, klooster of heiligen
namen. In de wapens van verschillende
steden vindt men heiligen, terwijl in tal van
straatnamen de herinneringen aan kerk,
orden, enz. voortleven. De torens beheer-
schen nog steeds ons landschap. Een plaats
is evenmin te scheiden van haar kerk als
het lichaam van de ziel. Al hebben steden
niet meer de zelfstandigheid van de Mid
deleeuwen, al gaan ze ongemerkt in andere
gemeenten over, ze blijven toch de monu
mentale uitdrukking van een gemeenschap,
die het hechtst leeft binnen den kring der
zielsverwanten, dien wij parochie noemen.
En woonden cie menschen niet zelf in
houten huisjes, toen ze het Godsnuis zoo
ontzaglijk grootsch durfden welven? En
telden de steden van Holland in die dagen
niet hoogstens 20,000 zielen? Och de god-
delijke dwaasheid van zulke onverhuurbaie
ruimten in de lucht heeft een verstandig
volk niet meer uitgehaald, toen de onder
nemingsgeest het een beetje lager bij den
grond' ging zoeken, maar geslagen van eer
bied staart een mensch met eenig gevoel
altijd nog op haar monumenten, die de
middelpunten der oude steden uitmaakten.
Spr. wees op de beteekenis van het koor,
waarin onze vaderen zich in de verte een
glimp van den hemel wilden voorstellen.
Voor de Mis en van de Mis getuigen
klokken, kolommen, ramen; alles In onze
dagen zijn de wijdingskruisen te voorschijn
gekomen weer schijnt het chrisma te gaan
vloeien en de profane wasem overai te
smelten. Meermalen treffen we een voor
stelling van de Gregoriusmis op - wand of
pijler geschilderd aan, terwijl de Oude Kerk
in Amsterdam terecht groot gaat op het
schitterend Marialeven, waardoor Rem
brandt tot zijn pracht-ets van Maria's
sterfbed is geïnspireerd. Waar de omgeving
van wierook, waar de invloed van wijwater
te ontgaan? De Leidsche universiteit heeft
in een kloosterkapel, de Utrechtsche binnen
een kapittelzaal zijn auditorium ingericht.
Geen wetenschapelijke bibliotheek of de
grondslag bestaat uit kerk- of klooster
boekerijen, die meestal de kostbaarste
schatten vormen. Is het met instellingen
van liefdadigheid soms anders? De steden
beseffen opnieuw haar rijk verleden, waar
van de gedenkteekenen doo reen onpar
tijdige wetenschap ontdekt en door een
openbare overheid beschermd worden.
De Limburgers Cuypers en De Stuers
vcreenigden zich met den Amsterdammer
Alberdingk Thijm tot een onoverwinnelijk
drietal, om de steden in Holland weer van
haar schoonheidbewust te maken.
Spr. vroeg waarom Brabanders en Lim
burgers geen relief, geen tegel, geen fresco
bij wijze van spontane geloofsbelijdenis op
hun huizen zetten. De wereld verwacht van
ons eenmaal, dat we anders zijn dan die
wereld. We mogen geen dag langer den
schijn houden alsof we vreemden in het
vaderland waren; we moeten de echtste
Hollanders worden met de oudste brieven.
Spr. drong er op aan, dat aan de heilig
heid de schoonheid gepaard wordt en dal
geen leeiijkheid meer in het heiligdom
wordt toegelaten. Gezond wordt alles weer,
zoo gauw we inzien, dat voor kinderen van
de Moederkerk ook kunst behoort tot de
eischen van hun stand, tot de plichten van
hun staat.
Een storm van toejuichingen was het ant
woord op deze rede.
Voordat de vergadering gesloten werd liet
het zangkoor „Kunst en Godsdienst" zich
nogmaals hooren en vertolkte op uitsteken
de wijze hei „Domine Salvam fac" van A.
Giesen.
Mr. Heerkens Thijssen sloot hierop de
vergadering, die uiteen ging onder het zingen
van het „Wilhelmus".
DE TWEEDE DAG.
(Woensdag.)
Heden werd te 8)4 uur in de St. Theresla-
kerk aan 't Westeinde een Pontificale Hoog
mis opgedragen door Z. D. H. Mgr. A. J.
Caliier, bisschop van Haarlem.
Onder leiding van den Directeur van het
zangkoor, A. J. J. Beyersbergen van Hene
gouwer, werd door het versterkte zangkoor
uitgevoerd: het „Ecce Sacerdos Magnus"
van J. Beltjens en de „Missa in hon. Sanct,
Trinitas" van Hubert Cuypers.
Des morgens 10/4 uur hadden verschil
lende
Sectie-vergaderigen
plaats, waarin de volgende onderwerpen be
handeld werden.
Sectie I. „Het beschavingswerk der
kloosters."
Sectie II. „Landsbestuur en Standen. Ne
derland tijdens de Katholiek georganiseerde
Middeleeuwen."
Sectie III. „Het volksleven in Nederland
tijdens de Katholiek georganiseerde Middel
eeuwen."
Sectie IV. „Het Katholicisme als factor
vaan beteekenis in de Ned. beschaving, ook
in den tijd der onderdrukking.
Sectie V „De beteekenis der Katholieke
vrouw voor de Nederl. beschaving
Om 2)4 uur Sectie VI. „De beteekenis
van het Katholicisme voor de Nederlandsche
Muziek."
Verder werden de volgende
NEVENVERGADERINGEN
gehouden.
10)4 uur. Nevenvergadering van den Bond
van R. K. Volksuniversiteiten.
10/4 uur. Nevenvergadering van het
Algem. Secretariaat van „Geloof en Weten
schap."
1/4 uur. Nevenvergadering van de vereeni
gingen bij dit secretariaat aangesloten.
4)4 uur. Nevenvergadering van de Derde
Orde (Minderbroederkerk Boschkant.)
4)4 uur. Nevenvergadering van den Eucha-
ristischen Bond.
4)4 uur. Neververgadering van de ft. K.
Ned. Boekhandelaars en Uitgeversvereeni-
ging „St. Jan."
DE SECTIE VOOR LETTERKUNDE.
Naar wij vernemen, zal de sectie voor let
terkunde, die ingeleid zou worden door dr.
H. Moller uit Tilburg met een rede „Het aan
deel der Katholieken aan de Nederlandsche
Letterkunde" op Donderdag half elf niet
doorgaan.
Dr. Moller is ongesteld geworden.
Uit naam der regeering begroette staats
secretaris Szandtner de gasten. Hij herin
nerde aan de groote rampen, welke Hon
garije tijdens den oorlog en het bolsjewisme
heeft moeten verduren. Alle lagen der be
volking voelden de zwaarte der economische
crisis en velen waren van alle middelen ont
bloot niet in staat hun kinderen op te voe
den. Toen vond men een edele natie, die ge-
Iftd werd door het streven Hongarije in zijn
benarden toestand te hulp te snellen.
Spreker besloot met de woorden: „God
zegene de edele Hollandsche natie!"
Z. D. H. Bisschop Johann Cziszarik be
groette vervolgens de gasten uit naam der
R. K. Kérk, van den vorst-primaat en van
aartshertog Albrecht, waarop Lóuise Augus-
tini, die in Nederland een zomer doorgebrcht
heeft, de pleegouders in het Nederlandsch
welkom heette. Voor de vriendelijke ont
vangst dankte de heer Leo Speet.
Naar men ons bericht hebben de hoofd
besturen van den Nederl. R. K. Bond van
Handels- Kantoor- en Winkelbedienden
„St. Franciscus van Assisië" en de Neder
landsche Vereeniging van Christelijke
Handels- en Kantoorbedienden zich tot den
Raad der Ministers gewend met het ver
zoek om in de nu komende regeerings-
periode spoedig een regeling te treffen
voor de doorvoering van de maatregelen
van bestuur, inzake de Arbeidswetgeving
voor de kantoren en winkels en de invoe
ring van een Rijkswet op de winkelsluiting
ook des Zondags, wijl de huidige Zondags
wetgeving practisch geen voldoende be
perking oplegt voor "de sluiting der win
kels.
Hiervan is tevens afschrift gezonden aan
Zijne Excellentie den Minister van Arbeid,
Handel en Nijverheid met het verzoek
om hun hiervoor een audiëntie toe te
staan.
Ook werd afschrift gezonden aan dé ver
schillende fracties der Tweede Kamer.
Dinsdagmiddag heeft de overdracht plaats
gehad van de nwnister-portéfeuilles aan het
nieuwe Ministerie. De minister-president, de
heer Colijn, nam tevens ad inttrim over #e
portefeuille van Koloniën.
Maandagmiddag 1 uur heeft Z. H. de Paus
de Ned. Roomsche reisvereeniging in parti
culiere audiëntie in de Paramentertzaal ont
vangen. Alvorens Z. H. Zijn zegen gaf, her
innerde Z. H. breedvoerig aan het heerlijk
Roomsch verleden en het prachtig heden van
Nederland. De Nederlanders waren Enthou
siast over de beminnelijke verschijning en de
hartelijke toespraak van Z.H.
Het Landelijk Comité van de Bedrijfsorga
nisatie Van Post-, Telegraaf- en Telefoon
personeel aangesloten bij de Federatie van
Personeel in Openbaren Dienst, besloot in
zijn Maandag gehouden vergadering bij het
optreden van de nieuwe regeering ^en eisch,
wederinvoering van de positie van 1920" on-
erzwakt te handhaven.
Tevens werd besloten van de regeering in
afw'achting van een algeheele herziening vna
de thans geldende loonen en salarissen te
eischen als voorloopige tegehoetkoming, een
extra maand salaris met een minimum van
100.-.
MOEDERLIEFDE.
„Moeder, ik wor zoo moe. Draag u Pietje
nu eens een eindje, dan zal ik de bloempot
dragen/^
„Nee hoor! Je moest 'm eens laten val
len!"
EEN MOEILIJK GEVAL. -
Meester gaf in de klas het probleem op
een zin te maken, waar de woorden „ben
zine," „carbid" en „acetyleen" in voor
kwamen.
Het was een moeilijk geval met al die
vreemde woorden en de leerlingen brachten
er niet te veel van terecht.
Maar pientere Mozes kende geen moeilijk
heid. Verrukt stak hij zijn vinger op en op
het goedkeurend geknik van den meester
declameerde hij:
M'n faader sei van de week tot me:
Als je soms oome Ben komt te zien, luister
dan eens wat ie voor de kar bied, maar as ie
't te leen vraagt zeggie „barstl"
ZIJN STANDPUNT.
„Man zeg niks tegen de muziek. Doordat
mijn dochter zingt heb ik de beide huizen
naast het onze voor de helft van den prijs
kunnen koopen."
In
VOORUITGANG.
1895 riep men elkaar toe: kijk daar
eens, 'n automobiel!
In 1925 roept men elkaar toe: kijk daar
eens, 'n paard!
En in 1955 zal men elkaar toeroepen: kijk
daar eensr'n voetganger!
De restaurateur van het spoorwegstation
te Amersfoort laat tegenwoordig de con-
sumptie's langs de coupé's aanbieden in be
kers, welke het midden houder tusschen
celluloid en papier. Het groote voordeel hier
van dat de reizigers niet direct de bestel
de .consumptie behoeven te nuttigen, omdat
de piccolo niet op het glas of kopje wacht,
want de beker mag worden medegenomen
en kan zelfs thuis nog vele malen dienst
doen. En ook het twaalfuurtje wordt thans
cp ondoordringbaar Dapier verkocht en kan
in den trein genuttigd worden, want er wordt
een vork bij toegegeven. De reizigers stellen
deze nieuwtjes blijkbaar op prijs.
Het Correspondentiebureau te Boedapest
meldt:
Zondag zijn hier 110 Nederlandsche gas
ten, allen pleegouders van Hongaarsche kin
deren, aangekomen.
Ter ontvangst waren op het Oosterstation
verschillende autoriteiten aanwezig o.w.
aartshertog Albrecht en Z. D. H. Bisschop
Johann Cziszarik. Op het perron hadden zich
een menigte kinderen opgesteld, die bij de
Hollandsche pleegouders gastvrijheid hadden
genoten. Ook de ouders dier kinderen waren
aanwezig.
t
if;\v
jfv' Tppj&jüy -G'
m ..aSP'-
Vrij naar het Fransch.
Ï3
Hij komt bij de uitholling, bukt zich, gaat
er in en begint te kruipen. Hij komt lang
zaam vooruit. Hij merkt dat de gang hooger
wordt en spoedig kan hij rechtop gaan. De
weg is slechl modedrig en vol stukken
steen. Op eens bevindt zich de Corsikaan
voor een zware deur. Vlak er bij is een
soort van diepe kast. Hij onderzoekt de
deyr maar deze is gesloten, hij kan er zelfs
g«un beweging in krijgen.... Plotseling
loopt hij naar de diepe uitholling, draait
zijn lamp uit.... Hij houdt den adem in.
Woedend balt hij de vuisten, hij wil mees
ter blijven over zich zelf, om den eersten
di^ or uitkomt niet te verwurgenen
den andere....
De eedste is Bertrun, Bertrun die te Pa
rijs gedood is en die bij het schijnsel der
lamp welke de andere in zijn handen heeft,
er groenachtig uitziet. Een droge hoest
schokte zijn lichaam.
Je hoeft de deur niet te sluiten, zei
hij tot zijn begeleider met holle stem. Wij
komen toch zoo terug. Geef me je arm, ik
ril. Wat. doet die frissche lucht goed!
Hij gaat met den anderen verder, dien
anderen, welken de Corsikaan aan zijn hou
ding en gang herkend heeft, Lucien.
De Corsikaan snelt uit zijn schuilplaats,
de gang in door de deur. Hij nadert een
licht. Een stuk rots is in wonderlijk even
wicht, voor een opening waar hij binnen
gaat.
Hij kijkt even in het rond en ziet hoe dat
hol ingericht is. Hij beziet, als een bezetene,
al de aanteekeningen, welke op de tafel lig
gen. Er zijn er van alle mogelijke soorten;
nummers van de telefoon, welke met
Duitschland in verbinding staan, militaire
inlichtingen, lijsten met namen etc. etc.
Plotseling klinkt, de telefoon.- De Corsikaan
luistert:
Hallo! Hallo!
De commandant van het centraal bu
reau voor spionnage te Metz moet binnen
twee dagen de plannen van den Franschen
aanval op Eparges in zijn bezit hebben....
Begrepen?.... Hebt ge niet verstaan?....
Antwoord dan toch! Wat, zou de donder-
sche kerel wat gekregen hebben?
De stem zwijgt. Nu is de Corsikaan zeker
van zijn zaak. Dit is een nest van spionnen
Nu moet hij weg. De veraders kunnen elk
oogenblik terugkomen.... Hij verlaat het
hol en gaat zich weer in de diepte bij de
deur verbergen.... In de verte hoort hij
voetstappen.... Enkele oogenblikken later
hoort hij de twee schurken komen.
Ik voel me heel wat beter nu ik wat
in de versche lucht geweest ben, zegt Ber-
trum. O, die bandieten! Hoelang zullen ze
mij nog doen hier blijven? v
Zij gaan voorbij. De d.eur gaat weer
dicht.... Toen begaf de Corsikaan zich op
weg om den uitgang te bereiken.
HOOFDSTUK XX.
Toen hij weer in de open lucht
de hij' diep adem en keek op zijn horloge.
Half acht! Wat zal mijn vrouw zeggen,
als ik niet thuis kom. Maar ik moet onmid
dellijk deze ontdekking bekend maken. Ik
ga terstond den gouverneur opzoeken; het
koste wat het wil, ik moet hem soreken.
Terwijl hij,, met zijn gedachten bezig, de
straat op wandelde, hoorde hij zelfs het
verschrikkelijk kanongebulder niet dat de
vensters deed schudden. Hij zag hoe de
bewoners, die op straat waren, een schuil
plaats zochten onder de koetspoorten, zon
der zich evenwel rekenschap te geven van
de reden waarom; hij ging maar steeds
door.... Dan riep hem iemand. Hij keek
op. Op hetzelfde oogenblik hoorde hij een
verschrikkelijk gekraak, een ontzettend
krachtige luchtdruk wierp hem ter aarde;
daarna verloor hij het bewustzijn. Men liep
naar hem toe', nam hem op en weldra was
hij op het bureau van financiën binnenge
dragen. Men deed zich alle moeite om hem
bij te brengen: dat gelukte na eenigen tijd,
hij opende de oogen en zijn blik gaf te ken
nen dat hij zich van zijn toestand reken-,
schap gaf, Met moeite opende hij even den
mond. 'itn oogen vertoonden verschrik
kelijke angst. Men ondervroeg hem.... zijn
lippen bewogen zich krampachtig, hij kon
slechts eenige onverstaanbare klanken uit
brengen; toen gaf men hem een potlood en
papier, om zijn verlangens uit te drukken,
maar het potlood viel uit zijn verlamde
hand, een ontzettende vrees maakte zich
van hem meester. Hij poogde op te staan,
men hielp hem, maar hij kon niet recht-
bjijven, zijn lichaam was als een massa
lood. De dokter trad binnen.... Hij vroeg:
Heeft de bom hem tegen den grond ge
worpen?
Ja dokter, zij is op vijf meter afstand
van hem neergevallen.
Het is een wonder dat hij niet gewnod is;
maar de hevige, schok heeft zoo op zijn ze
nuwgestel gewerkt, dat hij totaal lam is.
Dat is vreeselijk! riep dë kassier uit,
die een dikke vriend van den Corsikaan
was. Is er geen hoop?
De dokter antwoordde niet. Hij schreef
een en ander op en sprak daarna:
Deze gevallen zijn zeer vreemd. Vele sol
daten zijn gedurende éenige dagen of eenige
maanden verlamd; maar ik ken er ook bij
wie nog geen beterschap is ingetreden.
Arme vriend! sprak de kassier mede
lijdend. Kan hij naar huis overgebracht
worden?
Zeker, maar het zou goed zijn eerst
zijn vrouw te waarschuwen.
Natuurlijk; ik zal haar terstond gaan
opzoeken.
Zeg haar, dat ik later nog eens kom
kijken.
De kassier reed per fiets weg, twintig
minuten later bracht de auto van het bureau
den Corsikaan naar huis.
De ongelukkige gaf zich volmaakt reken
schap van zijn toestand. De woorden van
den dokter klonken als een dof geluid in
zijn ooren, zijn long was gezwollen: 'rij
wilde spreken, maar hij kon niet.
En toch moest hij spreken! De spionnen
zetten in hun hol hun noodlottig werk
voort, en hij alleen wist zulks. Maar hoe
kon hij de autoriteiten waarschuwen? Zijn
verlamde vingers weigerden eiken dienst,
gaan vyas absoluut onmogelijk. Wat een af
grijselijke pijniging! Zijn vrouw boog zich
over hem, hij zag haar nauwelijks: zij sprak
hem toe, trachtte zich te doen verstaan.
Het was onmogelijk. Toen schreef zij op
een blad papier: De dokter denkt dat je
binnen enkele dagen weer hersteld bent.
Zij hield het blad voor de oogen van den
zieke. Hij staarde er op, zijn trekken druk
ten groote verschrikking uit, en twee dikke
tranen rolden over zijn wangen. Wat een
smartelijke en toch te goed verstaanbare
taal! Al zijn zintuigen waren verlamd, maar
zijn volmaakt helder verstand begreep zijn
afgrijselijken toestand.
Het gerucht van dit ongeval was weldra
in de heele stad verspreid, en Fadé, die
door de straten slenterde, had het al gauw
vernomen. Hij was er gelukkig om. Hij wist
niet waarom, maar het scheen hem alsof hij
van een zwaren last bevrijd was. Want de
Corsikaan zat hem in den weg, en voor ten
tijdje was hij van hem af.
Lucien ging naar den winkel terug om
op zijn gemak te kunnen nadenken. Hoe
kwam het dat de oude Jood na dit onge
makkelijke standje van eenige dagen terug,
hem nu zooveel vertrouwen schonk en hem
zooveel bewijzen van sympathie gaf? Hij
had Lucien bekend gemaakt met de verbin
ding tusschen het hol en het huis, hij nad
hem verteld, dat hij door de opsluiting veel
leed, hij had hem zelfs verzocht met hem
mee te gaan om wat versche lucht te schep
pen.... klaarblijkelijk wilde hij Lucien weer
voor zihc winnen, hem zijne heftigheid doen
vergeten. Maar met wel doel? Vroeger
sprak de Jood hem nooit over zijn angsten
en zond hem weg als de telefoon ging. Van
avond was dit niet gebeurd. De Jood had
hem zelfs laten luisteren. Hij herinnerde
zich het gesprek heel juist:
Hallo! Hallo!
Hallo!
Wat hebt gij toch zoo even gedaan?
Ik heb een beetje lucht geschept. In
dit hol ga ik dood.
Dat is niet waar, want ge hebt me
eerst antwoord gegeven.
Ik? Waarachtig niet!
Maar zeker! Gij hebt „hallo" geroe
pen, verder heb ik geen antwoord gekregen.
Dit heeft u mis, commandant, hoe laat
was dat?
(Wordt vervolgd.)