De Derde Nederlandsche Katholiekendag.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad Donderdag 6 Augustus
TWEEDE DAG.
DE DERDE ALGEMEENE VERGADERING
(Vervolg.)
Wij laten hier nog volgen de rede van Mgr.
i. A. S. van Schaïk, president van het klein
Seminarie Culemborg over de befeekenis
van 't Katholicisme voor de Nederlandsche
muziek. Voor de vergadering der muziek-
lectie was veel belangstelling.
Onder de aanwezigen werden verschei
dene der hooge geestelijken opgemerkt. Op
het podium hadden o.m. plaats genomen de
voorzitter en de secretaris van den Katholie
kendag, baron van Wijnbergen en prof. Aen-
genent, benevens de deken van den Haag, de
hoogeerw. heer van Dam.
Pastoor W. P. H. Jansen opende de ver
gadering en gaf daarna het woord aan Mgr.
van Schaik, die daarna zijn rede uitsprak
over
de beteekenis van het Katho-
cisme voor de Nederlandsche
muziek.
Onze beschaving is gegroeid uit een ver
binding van Grieksch-Romeinsche en Ger-
maansche elementen, waaraan de Katholieke
Kerk den harmonischen en levenskrachtigen
vorm heeft gegeven. Met Godfried Kurth
zien wij haar in vaste lijnen uitgaan van
Karei den Grooten. Karei de Groote nu
heeft ook aan onze toonkunst den beslis-
senden stoot gegeven tot haar grootschen
opgang. Voortzettend wat zijn onmiddellijke
voorgangers reeds begonnen waren, heeft
hij vastberaden en volhardend de liturgische
éénheid onzer Kerken met de Moeder aller
Kerken bevorderd en daardoor alleen reeds,
buitendien echter ook met bijzondere be
moeiing, aan het Gregoriaansch kerkgezang
de éénige plaats verzekerd in het heiligdom
an een bevoorrechte plaats in de school.
De beteekenis hiervan voor onze muziek-
ontwikkeling is geweldig groot. Overal,
zegt de scherpzinnige historicus dr. Am-
bros, waar het Gregoriaansch is verbreid
geworden, daar heeft het den bodem be
werkt tot geheel onzè toonkunstige ontwik
keling.
Hoe meer men in de geschiedkundige
bronnen doordringt, des te meer komt men
onder den indruk, dat ons volk, zoolang
het katholiek was, een muzieklievend en
muziekbegaafd volk moet geweest zijn. Van
uit de scholen en de kloosters verbreidden
zich de zangkunst en de zinglust verder.
Vele ritueele melodieën werden algemeen
eigendom en daarnaast ontstonden nieuwe
melodieën zoowel in als buiten den kerk
dienst. Want al vroeg begon de vrije com
positie te bloeien. En wel verre van deze
te belemmeren, was de Kerk er op uit haar
te bevorderen. Heel deze vrij gevonden me-
lodiek bleef aanvankelijk nog echt Grego
riaansch. Maar langzamerhand nam zij meer
het karakter aan van het eigenlijk volkslied,
vooral toen de mannen der kerk vrome ge
zangen in de moedertaal gingen dichten,
om in omloop zijnde onstichtelijke liederen
te keeren.
Van het Volkslied kan men natuurlijk niet
zeggen, dat het aan het Christendom ont
sprongen is. Maar de Katholieke Kerk heeft
het middeleeuwsche volkslied gekoesterd en
gevoed, veredeld en verrijkt en het opge
kweekt, naast den eenen die het Grego
riaansch is, tot den anderen factor onzer
muziekbeschaving.
Echter ging de invloed der Kerk veel
verder. Het monnikenwerk bepaalde zich
niet alleen tot afschrijven, ook de van God
gezegende stonde, die aan een lied het leven
schenkt, steeg dikwijls, ja als bij voorkeur,
in een klooster. Een groot aantal van onze
heerlijkste liederen is daar ontstaan. En
niet uitsluitend vrome liederen, ook menig
lustig rijm, tintelend van echten monniken
humor en dat is de gezondste humor
ontstond in de cel.
Veel is er verloren geraakt, veel ook
slechts verminkt tot ons gekomen. Dit neemt
echter niet weg, dat wat wij nu nog van
het middeleeuwsche volkslied bezitten en
gelijk wij het ook nu kunnen lezen en re-
produceeren, een ontzaglijken rijkdom ver
tegenwoordigt van poëzie en muziek, waar
aan onze muziekontwikkeling machtig ge
groeid is en dien zij nog in eeuwen niet zal
opmaken. Heel die rijkdom nu is voor een
groot deel te danken aan het katholicisme.
Hetzelfde geldt van een ander hoofdstuk
onzer muziekgeschiedenis, de instrumentaal-
muziek. Buitendien: de koningin der instru
menten, waaraan de muziekontwikkeling
meer dan aan welk ander instrument ook
te danken is, behoorde aan de Kerk: reeds
in de vroege Middeleeuwen vindt men hier
■en daar orgelwerken bij den eeredienst in
gebruik.
De kerkelijke voorliefde heeft het orgel
uit den primitieven vorm, waarin de Oud-
beid het had nagelaten, langzamerhand om
gebouwd tot het machtige instrument, dat
wij kennen.
De instrumentaalmuziek brengt ons on
middellijk naar de meerstemmige muziek.
i Lt0ch geen enkele beschaving, ook
al oezat zij een zeer ontwikkelde instru
mentaal muziek, het tot ware meerstemmig
heid gebracht of ook maar er naar gestreefd,
behalve de Christelijke beschaving van het
Westen.
Geheel de monumentale kunst nu van de
klassieke polyphonie, dankt haar heerlijke
ontwikkeling aan de Katholieke Kerk. Aan
hare liefdevolle bescherming, die alle groote
kerken met de krachten uitrustte, om de
kunstwerken uit te voeren. Aan haar heilige
•en kunstzinnige zorg, die de uitwassen van
stijlvervalsching en hypercultuur waar zij
vermocht te keer ging. Aan haar machtige
inspiratie bovenal.
£-n deze kunst der meerstemmigheid, door
de kerk zoo groot en rijk gemaakt, was meer
dan van wie ook, de toonkunst der Neder
landers.
In de laatste helft der 16e eeuw breekt de
nieuwe tijd zich baan. In velerlei gedaanten
cm met velerlei middelen, maar op alle ge-
oied den zin van het individu emancipee
rend van den regel der traditie, dringt de
Hervorming door. De Europeesche cultuur
gemeenschap begint te splijten door de
groeiende antithese der twee wereldbe
schouwingen.
In de muziek komt de Opera de Kerk
van haar plaats verdringen, wordt de Gre-
goriaansche melodi^ buiten het kunstleven
verwezen, zelfs in haar eigen aard niet
meer erkend. De tonaliteit verandert van
wezen en de mensuur van beteekenis. De
stemmen leeren concerteeren en zich solis
tisch ontwikkelen. Tegelijk dreigen zij aan
polyphone melodievoering geheel te ontwen
nen en nog slechts met een generalen ak
koordbas onder zich voort te durven.
Maar de hooge cultuur, welke de Euro
peesche toonkunst sindsdien en daardoor
bereikt heeft, is in den grond een wereld
lijke cultuur. Invloeden van het katholicis
me, nu meer dan minder sterk, bleven zich
doen gelden, doch meest van uitwendigen
aard. Inspiratie door katholieke gewoonten,
door muzikale motieven in de katholieke
kerk opgevangen, door katholieke opdracht
of omgeving bleven vaak genoeg voorkomen,
maar de geest van het katholieke gebeds
leven, van haar liturgie, werd nauwelijks
meer aangevoeld.
Er is dus weinig aanleiding, om in het
korte bestek dezer rede een onderzoek in
te stellen naar de beteekenis van het katho
licisme voor de ontwikkeling der muziek
in de 17de, 18de en de eerste helft der 19e
eeuw, voor de ontwikkeling der Nederland
sche muziek nog minder.
Sinds vijftig jaar echter is de beteekenis
van het katholicisme voor de Nederlandsche
beschaving aan het toenemen. Ook voor de
Nederlandsche muziek. Dat de Nederland
sche componisten van katholieke kerkmu
ziek sinds dien tijd veel invloed uitoefenen
op het algemeen muziekleven in Nederland,
zal ik niet beweren, maar buiten allen twij
fel is er langzamerhand niet geringe invloed
uitgegaan van de Europeesche kerkmuzi-
kale beweging, die in Nederland door de
Nederlandsche St. Gregoriusvereeniging ver
tegenwoordigd wordt.
Er mogen onder de katholieken enkelen
zijn, die met hun begrip en smaak gebleven
zijn in de periode van een halve eeuw te
rug, de beschaving is over hen heen voort
gegaan zonder dat zij het bemerkten en
intusschen is buiten de katholieke kringen
een belangstelling ontwaakt voor de onver
gankelijke monumenten, die het katholi
cisme in de toonkunst heeft gewrocht, welke
nog steeds groeiende is.
Zulke verschijnselen geven te kennen, dat
de toonkunst gelijk elders zoo ook hier
bezig is ook in het katholicisme loutering
en vernieuwing te zoeken. Tot haar zegen.
NEVENVERGADERINGEN.
In de nevenvergadering der vereenigingen
aangesloten bij het algemeen secretariaat
van „Geloof en Wetenschap" van den Bond
van R.-K. Volksuniversiteiten in Nederland
traden als sprekers op prof. dr. Gerard
Brom uit Nijmegen en prof. dr. G. A. Boon
uit Leuven.
Prof. G. Brom verdedigde de volgende
stellingen:
1. Katholieke Nederlanders hebben dub
bele verplichtingen tegenover de Viaamsche
geloofsgenooten.
2. Het contact tusschen Holland en Vlaan
deren zou erg kunstmatig en toevallig blij
ven, wanneer het enkel aan sprekers en
schrijvers werd overgelaten.
3. Een algemeene toenadering valt te be
vorderen door eenvoudige middelen als de
volgende:
Voeling met taalbroeders op onze scho
len, vooral bij het onderwijs in de moeder
taal; persoonlijke gastvrijheid voor Vlamin
gen en bepaalde uitwisseling van kinderen
onder de vacantie; op Belgische reizen
trouwe toepassing van den regel om in
Vlaanderen (Brussel inbegrepen) Vlaamsch
te spreken, niet alleen ornamenten, maar
ook levende menschen te bezoeken en liefst
in den familiekring en kennis te maken met
het volksleven door kerkdiensten, vereeni
gingen en instellingen; samenwering tus
schen vakgenooten of geestverwanten in de
gewone organisatie; gebedsgemeenschap.
GEDACHTENWISSELING.
Bij de daarop volgende gedachtenwisse-
ling, zeide mej. Peeters uit Haarlem, dat zij
ook gaarne het gewicht had zien gelegd op
de mogelijkheid van flauwer contact tus
schen Noord- en Zuid-Nederland door de
vrouw.
Pater Callewart stelde de vraag hoe zul
len we het besprokene thans verwezenlij
ken, vooral tusschen de vrouw. Spr. noem
de enkele Viaamsche organisaties van Ka
tholieke vrouwen en meisjes, die voor het
bevorderen van het contact in aanmerking
komen en bepleitte de vorming van een
klein comité van mannen en vrouwen, dat de
bevordering van het contact ten uitvoer
legt. Ook de studenten moeten nauwere
aansluiting zoeken. Waarom komen de Ne
derlandsche Katholieke studenten zoo wei
nig naar Vlaanderen?
Pastoor König wees er op, dat er binnen
kort te Rome een algemeene catechismus
zal worden uitgegeven voor alle diocesen,
Laat men zorgen, dat we in de Viaamsche
diocesen denzelfden tekst in vertaling krij
gen als in de Nederlandsche, niet in het
minst in het belaing van den beschaafden
spraak.
Dr. Bernaerts deelt mede,, dat het
Viaamsche tooneel in October een rondreis
door Holland komt maken. Leiden en Delft
staan reeds op het programma. Tusschen 5
en 14 October kunnen echter ook nog an
dere plaatsen worden bezocht.
De heer Haesaert vraagt of de Neder
landsche bibliotheken haar dubbele exem
plaren niet ter beschikking willen stellen
van de Viaamsche. Laten de Nederlanders
voorts hun gelezen couranten naar Viaam
sche bekenden sturen. Moge men voorts in
Nijmegen gastvrijheid aanbieden aan
Viaamsche studenten.
De Zeeeerw. heer Baers bepleitte nau
wer contact met de Hollandsche biblio
theken, wier innerlijke organisatie hooger
staat dan in Vlaanderen. Er zijn in Vlaan
deren 800 bibliotheken, waarvan er 600
aangesloten zijn bij de Katholieke organi
satie. Vlaanderen kan minstens aan Hol
land iets leeren omtrent de bestaande cen
tralisatie. Viaamsche uitgaven zijn in Hol
land nog veel te weinig bekend.
Prof. Boon betoogde, dat het doel der
vergadering is uit te zien naar gepaste mid
delen om de cultuurbetrekkingen tusschen
Holland en Vlaanderen te bevorderen, waar
bij politieke belangen en handelsbetrekkingen
uitgesloten zijn.
Voor den oorlog bestond er veelzijdig con
tact, dat na den oorlog verbroken is. Daar
om kwam in Augustus 1923 het Vlaamsch
Komiteit van Katholieke voordrachten tot
stand. Hij ging vervolgens na hoe de werking
daarvan uitgebreid kan worden en gaf de
volgende middelen aan:
a. het stichten van een Hollandsch comité
dat voor sprekers zorgt; b. voordrachten
aan de Leuvensche Hoogeschool door Hol
landsche professoren; c.. voordrachten in de
voornaamste steden van Vlaanderen, naar
het model van de Grandes Conérences Ca-
tholiques; d. uitzien naar financieele hulp
middelen.
Daarnaast muziekuitvoeringen, tentoon
stellingen, tooneelvertooningen, vacantie-
cursussen en studiereizen, verspreiding van
roomsche lectuur
In de nevenvergadering van „Geloof en
Wetenschap" werd een voorloopig comité
samengesteld, dat de belangen van de Hol-
landsch-Vlaamsche samenwerking zal on
derzoeken. Voor Nederland werden hier
voor aangewezen de heeren prof. Groenen,
Bernard Verhoeven, Ir. Feber, mr. v. Gor-
kum en mevr. Groenewegen; voor Vlaan
deren de heeren prof. Boon, pater Claes,
pater Callewaert, Rombouts, Bernaerts,
Baars en Goosenaers.
Een andere nevenvergadering was be
legd door de Vereeniging van R.-K. Uit
gevers en Boekhandelaren, die haar eerste
algemeene vergadering hield onder leiding
van den heer Paul Brand. Bij den aanvang
deelde deze mede, dat in de vooragegane
huishoudelijke vergadering een belangrijk
besluit genomen was door de aanneming
van het „verkeersreglement". Nog eenige
formaliteiten moeten in acht genomen
worden, alvorens dit reglement van kracht
kan worden, Het is intusschen te verwach
ten, dat dit spoedig kan geschieden en
daarmede zal dan een afdoende regeling
zijn getroffen tusschen de uitgevers en de
boekhandelaren.
Prof. W. Nolet, hoogleeraar aan het
groot-seminarie te Warmond, verdedigde in
deze vergadering de stelling: De Katho
lieke boekhandel een Katholiek belang.
In de nevenvergadering van den Eucha-
ristischen bond werd het woord gevoerd
door pater W. v. Dijk, O. C. A., die
doel, wezen en werkwijze van den bond uit
eenzette.
Spr. betoogde, dat de -H. Eucharistie en
de vereeniging daarvan door de schoone kun
sten van grooten invloed zijn geweest op
het cultuurleven van Nederland.
Verder werden nog nevenvergaderingen
gehouden voor de R.-K. Reclasseeringsver-
eeniging in Nederland en (huishoudelijke)
door den Bond van R.-K. Volksuniversiteiten
en het Algemeen Secretariaat van „Geloof
en Wetenschap'.
Nevenvergadering Derde Orde.
In de Minderbroederskerk aan de Prin-
cessegracht (H.H. Antonius en Lodewijk) had
een plechtige kerkelijke vergadering plaats
van de leden der Derde Orde van St. Fran-
ciscus, uitgaande van de Paters Minderbroe
ders, Minderbroeders-Capucijnen en Minder-
broeders-Conventueelen en bestemd voor
alle tertiarissen dezer drie jurisdicties van
de Derde Orde. Lang reeds voor het aan-
vangsuur was het kerkgebouw tot in alle hoe
ken bezet. Onder de aanwezigen werden on
der meer opgemerkt Z. D. H. Mgr. Schrijnen,
Bisscohp van Roermond, de Hoogeerw. heer
H. A. Th. van Dam, deken van 's Graven-
hage, en baron van Wijnbergen en prof. Aen-
genent, voorzitter en secretaris van het
Hoofdbestuur der Nederlandsche Katholie
kendagen.
Het plechtig Lof werd gecelebreerd door
Z. D. H. Mgr. A. J. Callier, met assistentie
van den Hoogeerw. heer Mgr. J. M. J. van
Rooy.
Pater Borromeus de Greeve hield een rede
over: De invloed der Derde Orde op het
Katholieke leven. Sp. herinnerde aan b~J
Eeuwfeest van St. Franciscus. dat binnenkort
gevierd zal worden en zette het ontstaan en
eontwikkelingsgeschiedenis der Orde uiteen.
Vervolgens toonde spr. de groote beteeke
nis aan, die de leuze: „Naar het model van
Christus" voor het practisch en kerkelijk
leven heet.
De kerk was tot in de uiterste hoeken met
belangstellenden gevuld.
De tweede dag werd gesloten door een
algemeene vergadering, die om 8 uur
's-avonds aanving. Leider van deze verga
dering die buitengewoon druk bezocht werd,
was Mgr. prof. Dr. J. H. E, J. Hoogveld,
Bij het binnenkomen van Z. D, H. mgr. L.
J. A. H. Schrijnen, Bisschop van Roermond,
die gevolgd werd door mgr. B. Eras werd
door alle aanwezigen gezongen: „Aan U,
o Koning der Eeuwen". Op het podium wer
den ook opgemerkt Z. Exc, J. M. J. H, Lam-
booy, Minister van Oorlog en leden van het
hoofdbestuur en van het uitvoerend comité
van den Katholiekendag. In de zaal waren
o.a. mgr. H. J, M, Taskin, en de Tweede Ka
merleden de heeren v. Dijk, Korenthorst en
Henri Hermans.
De voorzitter mgr prof. Dr. Hoogveld
opende de vergadering met den christelijken
groet en verwelkomde mgr. Schrijnen en mgr.
Eras. Waar gisteren een afscheidswoord
werd gericht tot de oud-ministers, was het
spr. een genoegen thans eens welkomst
woord te kunnen richten tot Zijne Exc. Lam-
booy, den nieuwen minister van Oorlog.
Door een geestdriftig applaus en bravoge
roep toonde de vergadering haar instem
ming met deze verwelkoming,
Nadat vervolgens door het R K. Zangkoor
„Kunst en Godsdienst", onder leiding van
zijn directeur, den heer Henri L. Smets, het
„Salve Regina" van Oberhoffer was gezon
gen, verleende de voorzitter het woord aan
Prof. dr. J. Witlox te St. Michielsgestel voor
zijn onderwerp:
De Katholieken verkort in hun
burgerrechten toch oprechte
vaderlanders.
Van de uitgebreide stof, ons in zoo be
perkten tijd ter behandeling toevertrouwd,
zullen wij uiteraard slechts de hoofdpunten
kunnen aanstippen slechts hoofdlijnen
aangeven.
De vaderlandsliefde van den Nederland-
schen Katholiek wordt natuurlijk pas een
„kwestie" bij den opstand tegen Spanje. Daar
vóór ligt de Roomsche tijd, door het groote
niet-KathoIieke publiek niet door de an
dersdenkende historici wel eens onwille
keurig beschouwd als een soort slappe
tijd, tegenover de geweldige energie door
de republiek in later periode ontwikkeld.
Doch in dien Roomschen tijd legden de
Katholieke vorsten den grondslag tot den
prachtigsten staat van Europa, helaas! door
de hervorming in zijn onwikkeling gestuit;
een staat, die zijn onderdanen een machtige
ruggesteun was, ook bij den hoogen opbloei
van hun handel en nijverheid. Want beden
ken wij het wel: reeds voor den opstand
gaven de ééne landsheer en de grootsche
ontwikkeling van handel en industrie aan
deze gewesten, zooals Blok hét uitdrukt, een
„wereldhistorische beteekenis".
Maar ook bij het begin van den strijd
tegen Spanje wordt de vaderlandsliefde der
Katholieken nog volstrekt geen „probleem".
Immers het karakter van den opstand is
aanvankelijk volstrekt niet godsdienstig.
Het zijn juist de Katholieken, die den strijd
beginnen en wel uit onvervalscht vader
landslievend motief, n.l. ter verdediging van
de autonomie of de zelfstandigheid, van de
aloude privileges der tot één staat uitgroei
ende Nederlandsche of Bourgondische ge
westen tegen een vorst, die, zonder oog
voor het eigenaardig karakter en cie eigen
aardige belangen dezer gewesten, ze slechts
wilde benutten als een kostbaar hulpmiddel
voor het bereiken van het doelwit zijner
algemeene Europeesche politiek. Philips II
was 'n Spanjaard, geen Nederlander en het
verschil in ras en landaard en de afkeer van
den vreemden huursoldaat verscherpten de
tegenstelling nog in beduidende mate.
Niet om deze of gene handeling der re
geering, zegt Fruin, is het volk in opstand
gekomen; niet om de geloofsvervolging, niet
om den tienden penning. Maar het gevoelde
dat een anti-nationale regeering het een an
deren weg op dreef dan dien het altijd had
bewandeld.
Volgens Hugo de Groot en Groen van
Prinsterer is de godsdienstkwestie iets bij
komstigs.
Maar wat aanvankelijk iets bijkomstigs
was, werd helaas! hoofdzaak, Maar ook dan
blijft Willem de Zwijger zoolang mogelijk de
leider van een echte nationale beweging, en
klemt zich krampachtig vast aan zijn ideaal:
Allen, Roomsch en on-Roomsch, eensgezind
tegen Spanje; een politiek, die haar hoog
tepunt bereikt in 1576 bij de pacificatie van
Gent, dén triomf van den Prins van Oranje.
Later kwam de verdeeldheid het land
wederom in twee vijandelijke kampen schei
den om Parma en den Prins, om de Unie
van Atrecht en om de Unie van Utrecht. De
definitieve scheiding was er. Het ideaal van
Oranje: de eendrachtig samenwerking van
Roomsch en Protestant tegen de „verspaan-
sching" onzer vrije gewesten lag voorgoed
aan stukken.
Lag de fout bij de Katholieken? Groen
van Prinsterer beantwoordt die vraag Oflt-1
kennend en hij betoogt verder, hoe „noch
godsdienstvrede, noch eed, noch belofte
werd gehouden door de aanhangers van den
hervormden godsdienst".
Wij blijven Groen dankbaar, dat hij zoo
scherp de aantijging van Spaanschgezindheid
van de Kaholieke Nederlanders der XVIe
eeuw heeft afgewezen. Wij blijven deze
eveneens afwijzen van de Nederlandsche
Katholieken van de XVIIe eeuw en later,
tenzij men onder Spaanschgezindheid wil
verstaan, dat vele Katholieken nog langen
tijd den koning van Spanje en de aartsher
togen als wettige landheeren bleven erken
nen op het voorbeeld hunner geestelijke lei
ders, als de apostolische vicarii Sasbout
Vosmeer en Rovenius.
Ook de Katholieken echter hebben op de
muren van Haarlem. Alkmaar en Leiden
gestreden.
De grijze Oldenbarneveldt, staande voor
zijn rechters, gaf aan zijn Katholieke land-
genooten de onverdachte loftuiging mede:
„dat ook onder de papisten veel opregte
beminders van 't vaderland zijp, gelijk zij
van den beginne der oorloge getoont heb
ben."
De Nederlandsche Katholieken bleven ook
trouw in 1672, zooals hunne Engelsche ge
loofsgenooten, ongeveer een eeuw vroeger,
tegenover de Armada, En al hief misschien
een enkele den eigenaardigen kreet aan:
„Liever Fransch dan Prins", Vondel daaren
tegen, reeds 30 jaar Katholiek en het type
van den geestdriftigen vaderlander, noemde
dien donkeren tijd „den Fransch en midder
nacht".
Steeds echter bleef de toestand der Ka
tholieken hier eenigszins hachelijk, ondanks
de warme vaderlandsliefde van de over-
greote, meerderheid onder hen ook om
politieke redenen van de leidende per
sonen als Heinsius en Slingelandt.
't Kan dan ook geen verwondering wek
ken, dat de Katholieken met geweld uit den
band sprongen, die hen twee eeuwen had
omkneld, zoodra- de kans ook maar eenigs
zins schoon was. Hals over kou stortten
zij zich in de patriottische woelingen, be
groeten met gretigheid de revolutionnaire
„Rechten van den Menada en den Burg-
ger" en forceeren met dertig tegelijk den
toegang tot onze eerstè Nationale Vergade
ring. 't Zijn volbloed Jacobijnen!
Maar spoedig wijken zij weer schuchter
voor de ingetreden reactie een oogenblik
door de komst van Lodewijk Napoleon en 't
Fransche regiem weer gestuit. Maar toch
geven zij de voordeelen van dit laatste weer
gaarne prijs voor de nationale onafhankelijk
heid. Van Sas van IJsselt b v. die weldra
hun eerste markante parlementaire figuur
zal worden, vindt de Fransche overheer-
sching onverdraaglijk. Hij, de Katholiek, is
de eenige in 't Wetgevend Lichaam, die zich
wellicht onverstandig en onbesuisd, maar
toch wel teekenend verzet tegen den
gebiedsafstand van Maart 1810 aan Frank
rijk. In een uitvoerigadvies wijst hij zelfs
op de mogelijkheid om zich tegen den kei
zer te verzetten misschien nog onbesuis
der! of althans door een mannelijk ver
toon van moed de eer van koning en land
te redden.
In 1813 iv Van Sasse natuurlijk terstond
in Den Haag en werkt met geestdrift mede
aan de bevrijding.
Bevrijding? Helaas! Willem I begreep zijn
Katholieke onderdanen en zijn eigen belan
gen niet. De grieven der Katholieken, de
overgroote meerderheid zijner onderdanen,
stapelen zich op; nog eens moest onze liefde
tot land en vorstenhuis in de verdrukking
worden gesteld en gelouterd, en zij bleek
ook tegen deze nieuwe beproeving bestand
Voorzeker de hartstochtelijke Le Sage, de
onstuimige Van Sasse, de rustig-felle Luy-
ben staan op de bres voor de bedreigde
belangen. Zij vormen het heerlijke trio onzer
eerste emancipatie, wier zwaren en lang zoo
eenzamen strijd Katholiek Nederland nooit
mag vergeten. Maar diep treffend is het
te zien, hoezeer hun liefde voor vaderland
en vorstenhuis tegen hun zoo rechtmatige
grieven bestand is.
De opstand van 1830 brak uit en schitte
rend bleek nogmaals de trouw der Katho
lieken, ook aan een regeering, die hen zoo
pijnlijk had gegriefd.
Vrijheid voor allen en in alles echter had
den de Katholieken, naar Schaepman in de
toelichting op zijn „Proeve van een Program"
opmerkt, lang en geduldig als een heilige
leuze bewaard.
Vrijheid eischen de Katholieken, niet al
leen voor zichzelf, niet alleen het herstel
hunner eigen grieven, de vrijheid van Gods
dienst en Onderwijs, het billijk aandeel in
de ambtsbegeving, maar ook herstel der
grieven,welke op andere gezindten drukken.
Maar de Katholieken stonden in 't Noor
den aanvankelijk met hun liberale eischen
alleen. Maar zoodra zich in 1830 plotse
ling en voorbijgaand ook van de niet-
Katbolieken hier in 't Noorden een vrijzin
nige bevlieging meester maakt, staat Van
Sasse onmiddellijk in Den Haag voor den
verbaasden Van Hogendorp en stelt hem
een verbond voor tusschen de Roomsche en
niet-Roomsche oppositie.
Maar de tijden waren nog niet rijp, zeker
niet voor dergelijk verbond, zelfs niet voor
een grondwetherziening.
Willem II was eindelijk onze eerste Oran
je vorst, die zijn Roomsche onderdanen vol
komen begreep; hij was le désiré der Kat
holieken, wiens regeeringsprogram misschien
slechts één stellig punt bevatte: recht doen
aan hun grieven, waarbij hij de bitterste
aanvallen en gfievendste verdachtmakingen
van zijn eigen geloofsgenooten trotseerde.
Indien onze Oranjeliefde, in de beproevin
gen reeds gestraald, thans zoo hecht is, dan
heeft Willem II daarin wel 't ruimste aan
deel, Waarlijk met beide handen grijpen wij
deie gelegenheid aan, om op deze alge
meene vergadering van dezen algemeene Ne-
derlandschen Katholiekendag een woord van
diepgevoelde dank en erkentelijke hulde te
richten aan de nagedachtenis van onzen ko
ninklijken vriend, Willem II.
Nauwelijks' echter is ook Willem II in
vier en twintig uur van uiterst conservatief
volbjoed liberaal geworden, of ook de Kat
holieke!) hervatten hun actie en geven met
geestdrift hun steun aan de herziening van
1848.
En sinds bleef de Katholieken partij de
steun van een gestagen, redelijken vooruit
gang, wars van een „volksregeering" zooals
Schaapman die in zijn vijfde stelling van zijn
proeve verwierp; geen „monsterachtige ver
plaatsing der Regeering of des Bestuurs in
de Kamérs", zooals Van Son het uitdrukt
Katholiek Nederland, uit druk tot vrijheid
herboren, duldt geen dwang ook niet den
dwang der dictatuur van het proletariaat.
In November 1918 heeft heel Nederland de
vruchten geplukt van de in verdrukking ge
staalde godsdienstige kracht en de vrijheid
liefde van ons Katholieke volk.
De Katholieke Nederlanders zijn en blij
ven een politieke persoonlijkheid, die vrij
heid vordert voor zich en voor anderen.
Zoo zijn wij gegroeid in de dagen onzer
verdrukking en met Broere schamen wij
ons niet, ons juist ook op dje eeuwen te
beroepen, ons met hem in fierheid herinne
rend, dat wij hier zijn de „autochthon en, de
echte kinderen van den grond", wier bestaan
in dit land „geen vreemd, geen opgedrongen
en geweldig, maar een natuurlijk, door en
door historisch, oorspronkelijk Nederlandsch
feit is".
Met fierheid zeggen wij het dezen groo
ten emancipator, die in ons voor 't eerst
een gerechtvaardigd zelfbewustzijn wekte,
na: „Meest burger is hij, die het meest aan
de vetten gehoorzaamt. Dat hebben de Kat
holieken gedaan, daar zij zelf aan wetten,
die hen verdrukten en onrechtvaardig wa
ren, steeds onderworpen zijn gebleven, en
zoo min als hun geloof de zaak des vader-
Zeker, wij willen ons niet hooghartig stel
len, in geen enkel opzicht boven onze an
dersdenkende landgenooten. Maar het mag
toch wel gezegd, een liefde voor vaderland
en vostenhuis, tegen de verdrukking in ge
groeid en door de verdrukking gelouterd,
moet toch wel hecht zijn en betrouwbaar.
En het is wel treffend onze Kamerleden,
die in 1896 met een program naar voren
traden, dat leidde tot de stichting onzer
Katholieke Staatspartij als één hunner motie
ven te hooren aangegeven, de aanstaande
troonsbestijging van onze zoo geëerbiedigde
vorstinne Koningin Wilhelmina en nadruk te
hooren leggen op de versterking van den
band tusschen Vorstenhuis en Natie naar 't
woord van Z, M. Koning Willem III: „Oranj
en Nederland, onder Gods zegen, vrij, onaf-
hanklijk en één!"
Eén! dat moeten wij, Katholieke Neder
landers, op de eerste plaats blijven onder
elkaar. Niet alleen in 't belang onzer Kerk,
maar evenzeer en hierop willen wij als
slot met grooten nadruk wijzen evenzeer
in 't belang van ons geëerbiedigd Vorsten
huis en ons lieve Vaderland.
Na de luid toegejuichte en herhaaldelijk
door applaus onderbroken rede van prof.
Witlox, verleende de voorzitter het woord
aan pater dr. Cassianus Hentzen O.F.M.
over het onderwerp:
De vrijmaking en herleving van
het Katholieke Nederlandsche
volksdeel.
Spr. deelt ijn rede in drie deelen, waarbij
hij antwoord zal geven op deze vragen:
le. Hoe was de toestand der onzen in de
eerste helft der vorige eeuw?
2e. Hoe ontwaakte katholiek Nederland en
werd de waarheid veroverd: dat ook de ka
tholiek Nederlander is?
3e. Welke zijn thans de resultaten onzer
vrijmaking en herleving?
De toestand in de eerste helft der vorige
eeuw.
In 1795 werd er bij ons revolutie gemaakt
op Hollandsche wijze, en wel met uitheem-
sche ideeën: 1795 in Holland was een kleine
repetitie van 1789 in Frankrijk: en vooral:
zonder bloedvergieten.
Gevolg van deze merkwaardige en stoute
actie was voor de katholieken de verlossing
uit den druk. De katholieken waren nu af
van recognitiegelden, van het bijdragen in
het onderhoud van gereformeerden eere
dienst en armenzorg, terwijl geen schuilker
ken meer noodig waren, hun oude kerkan
weer gedeeltelijk zouden worden teruggege
ven en hun priesters niex elk oogenblik meer
in gevaar waren van verdrijving, enz.
Het zou echter niet al te lang duren. Drie
maanden reeds na de Staatsregeling van
1798 vertoonden zich de eerste sporen der
reactie, die door de Staatsregeling van 1801
het werk van 1795 en 1798 weer grootendeels
vernietigde. De rol der katholieken was in
het staatkundige uitgespeeld. En naar het
scheen: voorgoed.
Een korten tijd scheen de reactie met de
komst van koning Lodewijk Napoleon ge
stuit.
Intusschen, ook deze LodewijkNapoleon
tische tijd bracht geen wijziging in den toe
stand der Nederlandsche katholieken, welke
voor lange jaren deze was geworden: ze
moeten niet langer geplaagd en geringeloord
worden als in den tijd der Republiek; daar
voor was men te „verlicht", maar wie zou
er aan durven denken, hun een aan hun aan
tal gelijkwaardig aandeel te geven in de cul-
tureele ontwikkeling van het Nederlandsche
volk!
Ook na 1813 is dan ook de invloed der
katholieken op het openbare leven en den
gang van zaken nul.
Wat was de oorzaak van dien toestand?
Twee neerdrukkende krachten werkten
daartoe in ons volk samen: protestantsche
waan en het Jozefisme der regeering.
Voortdurend staangonder de regeering van
Willem I de toch reeds zoo domme katho
lieken in verdenking van staatsgevaarlijk
heid. Aan de Orden wordt verboden nog
novicen aan te nemen; de vrijheid van de
katholieke pers onderdrukt; het recht van
placet geinculeerd, terwijl de Minister van
R C. Eeredienst zelfs zoover gaat, dat hij
namens den koning aan den vice-superior
der Hollandsche Missie in 1830 laat weten,
dat hem een afschrift moet worden gezonden
van alle „herderlijke brieven en geestelijke
bevelschriften" die van dezen aan zijn on-
derhoorigen uitgaan; terwijl in 1832 ditzelfde
wordt verlangd voor de vastenbrieven. Spi
onnen worden geëngageerd om overal den
Jesuietischen geest te ontdekken en er over
te rapporteeren. Verbod om in het buiten
land te gaan studeeren, alleen uit Jesuieten-
vrees. De opleiding der toekomstige geeste
lijkheid verplichtend gesteld aan het staats-
seminarium (het Collegium Philosophicum)
te Leuven.
Voeg daarbij het ingrijpen der regeering in
dikwijls kleine zaken, doch dat daarom des
te beter typeert. Het ministeriei van R. K.
Eeredienst verandert het godsdiensig rand
schrift van een Sacramentsfeest-medaille, in
formeert naar het luiden van den Angelus,
verbiedt bedevaarten; ja zelfs in een schrij
ven met 4 bijlagen laat Minister Goubeau
den Vice-superior inlichten, dat het een mis
bruik is, bekeerde protestanten te her-
doopen.
De druk der regeering verstikt elke
uiting van. katholiek leven en haar voogdij
schap belette het katholicisme een volwaar
dige positie in het volksleven in te nemen.
Zoo stond het! Maar God gaf ons de man
nen, die ons, katholieken, moesten wakker
schudden.
Ontwaking en vrijmaking.
Een dubbele taak wachtte hun! Een taak
naar binnen en een taak naar buiten.
Naar binnen moesten bij de Katholieken
gewekt de moed, de kracht de energie, het
verlangen zelfs en het gevoel van saamhoo-
rgheid om werkelijk de hun toekomstige
plaats in het Nederlandsche volksleven te
hernemen.
Naar buiten: moest het volle recht der
Nederlandsche katholieken als volwaardige
Nederlanders worden opgeëischt.
Ofschoon deze dubbele taak niet scherp
te onderscheiden is, kan men toch zeggen,
dat Le Sage ten Broek meer de eerste, de
katholieke politici en latere schrijvers meer
de tweede taak volbrachten.
Spr. schetst dan uitvoerig het zoo verdien
stelijke werk van Joachim George le Sage
ten Broek, die ondanks boete en gevange
nisstraf het recht der katholieken bepleitte
in brochures en tijdschriften.
Roerend-schoone figuur uit onzen eman
cipatie-tijd, u edele Le Sage ten Broek zal
katholiek Nederland nimmer vergeten! Bid
in de Zaligheid Gods, dat wij twintigste-
eeuwsche Nederlandsche katholieken uw
arbeid met geestdrift voortzetten!
Anderen wekte Gods Voorzienigheid, die
nu vooral het recht gaan opeischen van het
Nederlandsche katholieke volksdeel om als
volwaardige Nederlanders, onvervalschte va
derlanders erkend te worden door overig
Nederland.
Spr. denkt aan Broere, den ingekeerden
werker van Hageveld en Warmond ,die op
eens met élan optreedt in de felle April
beweging van 1853 door zijn „Een bezadigd
woord aan mijn welgezinde protéstantsche
landgenooten", een meesterstuk van rede-
neerkracht.
Ook Alberdingk Thym, die telkens bij zijn
ruime verdraagzaamheid voor zich en zijn
geloofsgenooten de onverdeelde erkenning
als Nederlander en vaderlander opeischt en
de reconstructeur onzer geschiedenis, dr. W
J F. Nuyens.
En nu ten slotte onder al die groote
emancipatoren is er ééne dien velen onzei
nog gekend hebben, één die het werk dei
voorgaanden voltooide, en die de eerste
periode onzer nieuwe geschiedenis afsuit
Het is Mgr. Dr. H. J. A. M Schaepman
Hij was de onvermoeide schrijver en rede
naar die voor goed de geestdrift lossloeg ir
het ontwakende en herlevende katholieke
volksdeel. Dankbaar herinneren we ons daar
bij de leiding van een van Nispen, van een
Borret, waardoor luider ons recht zonder
meer werd geëischt.Wie denkt hier niet aan
den schoolstrijd van deze periode, den strijd
om subsidie? En toen het altijd duidelijker
bleek, dat de katholieken op zichzelf waren
aangewezen en voor zelfverdediging in ge
sloten gelederen hadden front te haken, toen
was hel Schaepman die eindelijk, eindelijk de
R. K. Staatspartij kon stichten en leiden; de
R. K. Staatspartij, aan welke Nederlafid het
niet op de laatste plaats dankt dat het reeds^
zooveel jaren in christelijken geest wordt
bestuurd; de R. K. Staatspartij, welke
o wondere loop der geschiedenis gewor
den is het hechtste bolwerk voor de christe
lijke cultuur van ons dierbaar vaderland.
Een factor, die groot aandeel heeft gehad
in het werk onzer vrijmaking en herleving
is de katholieke pers met zijn weinig be
kende, doch invloedrijke medewerkers.
Spr. noemt de tijdschriften onder Le Sage s
leiding, het oude verdienstelijke tijdschrift
De Katholiek, in Januari 1842 opgericht
tegen de keffende evangelische Kerkbode,
de Roomsch-Cath. Courant v. 1822, de
Noordbrabander, opgericht in 1829, De Tijd
ThymNuyens, het blad gedagen door Cra
mer en vooral door een stille en onverdroter
werkkracht van Mgr. J. Smits, het blad
waarvan Van Cooth terecht kon getuigen
„De Geschiedenis van De Tijd is onafschei
delijk saamgeweven met de geschiedenis var
onze volledige emancipatie
Maar ook groot aandeel in onze eman
cipatie had sinds 1868 De Maasbode, zoc
bescheiden begonnen en onder leiding, eerst
van Mgr. Bos en Thompson Sr., daarna van
anderen, zoo gelukkig uitgegroeid, dat wi;
niet zonder trots dit ons grootblad ir
hotel en spoorwegcoupé ontvouwen als eer
stille hulde aan Rotterdamsche, katholieke
energie!
Nog een menigte en kleinere dag- en
weekbladen, te veel om op te sommen,
werkten mede aan onze algeheele vrijmaking
en herleving!
Resultaten.
Welke is de beteekenis van het vrijge*
maakte en herleefde katholicisme voor de
beschaving in Nederland?
Vooreerst in het intellectueele leven var
Nederland heeft het katholieke volk ruin
aandeel. Gestreden .hebben wij 100 jaar on
het kathol-'eke beginsel bij het onderwijs
vruchtbaar te maken, ook voor de Neder
landsche cultuur; en niet alleen in aantal
zijn ze voldoende, onze lagere en grooten
deels ook onze middelbare scholen. God
dank ook in kwaliteit van onderwijs kunnen
zij zich met de- officieele meten.
Het is een Nederlandsch, wetenschappe
lijk belang, dat ook de katholiek-weten
schappelijke richting zich meer baan breekt,
om zoo de Nederlandsche wetenschap zelf
meer universeel te maken. De uitbouw van
onze R.K. Universiteit zoo edelmoedig
door ons Roomsche volk aangevangen
is daarom niet alleen een katholiek, maar
ook een öationaal belang.
Spr. komt nu aan het tweede cultuurter
rein: dat van het zedelijk-goede: het gebied,
waar zedelijke regelen enkeling en volk
richting moeten geven.
Ten eerste wat het individueele zedelijk
leven betreft, behoeven wij, katholieken,
toch wel voor niemand uit den weg te gaan
en wij danken God, dat Zijn genademidde
len, het werk der retraiten en de vele prie
ster- en kloosterroepingen en zedelijke
waarde van ons Roomsche volk en daar
mede dl cultuurwaarde van het gansche
Nederlandsche volk verheffen. Wij danken
God, dat juist in onzen tijd zoovele zonen
en dochters van katholiek Nederland als
missionarissen de Christelijke cultuur bren
gen aan misdeelde volkeren en den naam
van ons land als christelijk-beschaafde
natie in den vreemde hooghouden. En. als
zedelijke heldenmoed vooral een volk tot
een cultuur-volk stempelt in den meest su-
bliemen zin, dan is een religieuze als Zr.
Maria Florence, die onlangs in West-Indië
zelve aan de melaatschheid stierf bij haar
verpleging van melaatschen, niet alleen eet
katholieke maar ook een Nederlandschi
glorie!
Ten tweede, ook waar in het openbare
leven zedelijke beginselen moeten heer-
schen, heeft het katholieke volksdeel een
waardige positie, ten gunste ook van het
vaderland.
In het Staatkund'g leven ziin wij dank
den stoeren arbeid onzer emancipatoren
zoo goed als ten volle in de positie die aan
ons aantal past. Dat beteekent voor Neder
lands beschaving, dat wij met de Prote
stantsche partijen, de wachters en bewa
kers zijn der christelijke kuituur in Neder
land.
Op sociaal gebied is vervolgens heel on
rijk geschakeerd vereenigingsleven de best»
waarborg, dat ons volk in de zegeningen
der christelijke democratie kracht zal vin
den tegen de verwoestingen van het aan
stormend socialisme en kracht om vooruit
te gaan in welvaart, en dat zoo ooit op der
grondslag der solidariteit de christelijke in
richting van het Nederla .dsch sociaal-eco
nomisch leven zal kunnen geschieden, dit
zeker niet op de laatste plaats aan het op
gewekt R.K. sociaal leven onzer dagen zal
te danken zijn.
Op charitatief terrein weet heel Neder
land, dat èn in onze congregaties van lief
de en èn in onze stichtingen en huizen der
katholieke charitas dte liefde heercht en
bloeit, die het schoonste bezit is van een
waarlijk christelijk en beschaafd volk.
Ten slotte, het gebied der schoonheid.
In de sectie-vergaderingen wordt daarover
gesproken. Ons heerlijk geloof geeft de
hooge inspiraties aan de kunstenaarsziel.
Twee katholieke namen zijn onafscheidelijk
met de Nederlandsche kunst verbonden. De
Steurs en Cuypers.
Ziedaar in vluchtig overzicht de vrijma
king en herleving van het katholieke Neder
landsche volksdeel.
Tot slot bidt spr. om ééne zaak. Katho
lieken van Nederland, laat u niet verblin
den door onze gunstige positie van t oogen
blik v.n.l. in politiek opzicht. Veel, zeer
zeer veel is er te doen om te behouden wat
is bereikt, en nog meer, nog veel meer is
er te doen, om vooral in het intellectueele
leven een ons waardige en met ons aanta:
overeenkomende positie in te nemen.
Na de rede van pater Hentzen, voerde
het zangkoor „Domine Salvamfac" van A.
Giesen uit, waarna de voorzitter de vergade
ring sloot met den christelijken groet.
Onder het zingen van het „Wilhelemus",
ging hierna de vergadering uiteen, waarop
een gezellige bijeenkomst volgde,