De Derde Nederlandsche Katholiekendag. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad Donderdag 6 Augustus TWEEDE DAG. DE DERDE ALGEMEENE VERGADERING (Vervolg.) Wij laten hier nog volgen de rede van Mgr. i. A. S. van Schaïk, president van het klein Seminarie Culemborg over de befeekenis van 't Katholicisme voor de Nederlandsche muziek. Voor de vergadering der muziek- lectie was veel belangstelling. Onder de aanwezigen werden verschei dene der hooge geestelijken opgemerkt. Op het podium hadden o.m. plaats genomen de voorzitter en de secretaris van den Katholie kendag, baron van Wijnbergen en prof. Aen- genent, benevens de deken van den Haag, de hoogeerw. heer van Dam. Pastoor W. P. H. Jansen opende de ver gadering en gaf daarna het woord aan Mgr. van Schaik, die daarna zijn rede uitsprak over de beteekenis van het Katho- cisme voor de Nederlandsche muziek. Onze beschaving is gegroeid uit een ver binding van Grieksch-Romeinsche en Ger- maansche elementen, waaraan de Katholieke Kerk den harmonischen en levenskrachtigen vorm heeft gegeven. Met Godfried Kurth zien wij haar in vaste lijnen uitgaan van Karei den Grooten. Karei de Groote nu heeft ook aan onze toonkunst den beslis- senden stoot gegeven tot haar grootschen opgang. Voortzettend wat zijn onmiddellijke voorgangers reeds begonnen waren, heeft hij vastberaden en volhardend de liturgische éénheid onzer Kerken met de Moeder aller Kerken bevorderd en daardoor alleen reeds, buitendien echter ook met bijzondere be moeiing, aan het Gregoriaansch kerkgezang de éénige plaats verzekerd in het heiligdom an een bevoorrechte plaats in de school. De beteekenis hiervan voor onze muziek- ontwikkeling is geweldig groot. Overal, zegt de scherpzinnige historicus dr. Am- bros, waar het Gregoriaansch is verbreid geworden, daar heeft het den bodem be werkt tot geheel onzè toonkunstige ontwik keling. Hoe meer men in de geschiedkundige bronnen doordringt, des te meer komt men onder den indruk, dat ons volk, zoolang het katholiek was, een muzieklievend en muziekbegaafd volk moet geweest zijn. Van uit de scholen en de kloosters verbreidden zich de zangkunst en de zinglust verder. Vele ritueele melodieën werden algemeen eigendom en daarnaast ontstonden nieuwe melodieën zoowel in als buiten den kerk dienst. Want al vroeg begon de vrije com positie te bloeien. En wel verre van deze te belemmeren, was de Kerk er op uit haar te bevorderen. Heel deze vrij gevonden me- lodiek bleef aanvankelijk nog echt Grego riaansch. Maar langzamerhand nam zij meer het karakter aan van het eigenlijk volkslied, vooral toen de mannen der kerk vrome ge zangen in de moedertaal gingen dichten, om in omloop zijnde onstichtelijke liederen te keeren. Van het Volkslied kan men natuurlijk niet zeggen, dat het aan het Christendom ont sprongen is. Maar de Katholieke Kerk heeft het middeleeuwsche volkslied gekoesterd en gevoed, veredeld en verrijkt en het opge kweekt, naast den eenen die het Grego riaansch is, tot den anderen factor onzer muziekbeschaving. Echter ging de invloed der Kerk veel verder. Het monnikenwerk bepaalde zich niet alleen tot afschrijven, ook de van God gezegende stonde, die aan een lied het leven schenkt, steeg dikwijls, ja als bij voorkeur, in een klooster. Een groot aantal van onze heerlijkste liederen is daar ontstaan. En niet uitsluitend vrome liederen, ook menig lustig rijm, tintelend van echten monniken humor en dat is de gezondste humor ontstond in de cel. Veel is er verloren geraakt, veel ook slechts verminkt tot ons gekomen. Dit neemt echter niet weg, dat wat wij nu nog van het middeleeuwsche volkslied bezitten en gelijk wij het ook nu kunnen lezen en re- produceeren, een ontzaglijken rijkdom ver tegenwoordigt van poëzie en muziek, waar aan onze muziekontwikkeling machtig ge groeid is en dien zij nog in eeuwen niet zal opmaken. Heel die rijkdom nu is voor een groot deel te danken aan het katholicisme. Hetzelfde geldt van een ander hoofdstuk onzer muziekgeschiedenis, de instrumentaal- muziek. Buitendien: de koningin der instru menten, waaraan de muziekontwikkeling meer dan aan welk ander instrument ook te danken is, behoorde aan de Kerk: reeds in de vroege Middeleeuwen vindt men hier ■en daar orgelwerken bij den eeredienst in gebruik. De kerkelijke voorliefde heeft het orgel uit den primitieven vorm, waarin de Oud- beid het had nagelaten, langzamerhand om gebouwd tot het machtige instrument, dat wij kennen. De instrumentaalmuziek brengt ons on middellijk naar de meerstemmige muziek. i Lt0ch geen enkele beschaving, ook al oezat zij een zeer ontwikkelde instru mentaal muziek, het tot ware meerstemmig heid gebracht of ook maar er naar gestreefd, behalve de Christelijke beschaving van het Westen. Geheel de monumentale kunst nu van de klassieke polyphonie, dankt haar heerlijke ontwikkeling aan de Katholieke Kerk. Aan hare liefdevolle bescherming, die alle groote kerken met de krachten uitrustte, om de kunstwerken uit te voeren. Aan haar heilige •en kunstzinnige zorg, die de uitwassen van stijlvervalsching en hypercultuur waar zij vermocht te keer ging. Aan haar machtige inspiratie bovenal. £-n deze kunst der meerstemmigheid, door de kerk zoo groot en rijk gemaakt, was meer dan van wie ook, de toonkunst der Neder landers. In de laatste helft der 16e eeuw breekt de nieuwe tijd zich baan. In velerlei gedaanten cm met velerlei middelen, maar op alle ge- oied den zin van het individu emancipee rend van den regel der traditie, dringt de Hervorming door. De Europeesche cultuur gemeenschap begint te splijten door de groeiende antithese der twee wereldbe schouwingen. In de muziek komt de Opera de Kerk van haar plaats verdringen, wordt de Gre- goriaansche melodi^ buiten het kunstleven verwezen, zelfs in haar eigen aard niet meer erkend. De tonaliteit verandert van wezen en de mensuur van beteekenis. De stemmen leeren concerteeren en zich solis tisch ontwikkelen. Tegelijk dreigen zij aan polyphone melodievoering geheel te ontwen nen en nog slechts met een generalen ak koordbas onder zich voort te durven. Maar de hooge cultuur, welke de Euro peesche toonkunst sindsdien en daardoor bereikt heeft, is in den grond een wereld lijke cultuur. Invloeden van het katholicis me, nu meer dan minder sterk, bleven zich doen gelden, doch meest van uitwendigen aard. Inspiratie door katholieke gewoonten, door muzikale motieven in de katholieke kerk opgevangen, door katholieke opdracht of omgeving bleven vaak genoeg voorkomen, maar de geest van het katholieke gebeds leven, van haar liturgie, werd nauwelijks meer aangevoeld. Er is dus weinig aanleiding, om in het korte bestek dezer rede een onderzoek in te stellen naar de beteekenis van het katho licisme voor de ontwikkeling der muziek in de 17de, 18de en de eerste helft der 19e eeuw, voor de ontwikkeling der Nederland sche muziek nog minder. Sinds vijftig jaar echter is de beteekenis van het katholicisme voor de Nederlandsche beschaving aan het toenemen. Ook voor de Nederlandsche muziek. Dat de Nederland sche componisten van katholieke kerkmu ziek sinds dien tijd veel invloed uitoefenen op het algemeen muziekleven in Nederland, zal ik niet beweren, maar buiten allen twij fel is er langzamerhand niet geringe invloed uitgegaan van de Europeesche kerkmuzi- kale beweging, die in Nederland door de Nederlandsche St. Gregoriusvereeniging ver tegenwoordigd wordt. Er mogen onder de katholieken enkelen zijn, die met hun begrip en smaak gebleven zijn in de periode van een halve eeuw te rug, de beschaving is over hen heen voort gegaan zonder dat zij het bemerkten en intusschen is buiten de katholieke kringen een belangstelling ontwaakt voor de onver gankelijke monumenten, die het katholi cisme in de toonkunst heeft gewrocht, welke nog steeds groeiende is. Zulke verschijnselen geven te kennen, dat de toonkunst gelijk elders zoo ook hier bezig is ook in het katholicisme loutering en vernieuwing te zoeken. Tot haar zegen. NEVENVERGADERINGEN. In de nevenvergadering der vereenigingen aangesloten bij het algemeen secretariaat van „Geloof en Wetenschap" van den Bond van R.-K. Volksuniversiteiten in Nederland traden als sprekers op prof. dr. Gerard Brom uit Nijmegen en prof. dr. G. A. Boon uit Leuven. Prof. G. Brom verdedigde de volgende stellingen: 1. Katholieke Nederlanders hebben dub bele verplichtingen tegenover de Viaamsche geloofsgenooten. 2. Het contact tusschen Holland en Vlaan deren zou erg kunstmatig en toevallig blij ven, wanneer het enkel aan sprekers en schrijvers werd overgelaten. 3. Een algemeene toenadering valt te be vorderen door eenvoudige middelen als de volgende: Voeling met taalbroeders op onze scho len, vooral bij het onderwijs in de moeder taal; persoonlijke gastvrijheid voor Vlamin gen en bepaalde uitwisseling van kinderen onder de vacantie; op Belgische reizen trouwe toepassing van den regel om in Vlaanderen (Brussel inbegrepen) Vlaamsch te spreken, niet alleen ornamenten, maar ook levende menschen te bezoeken en liefst in den familiekring en kennis te maken met het volksleven door kerkdiensten, vereeni gingen en instellingen; samenwering tus schen vakgenooten of geestverwanten in de gewone organisatie; gebedsgemeenschap. GEDACHTENWISSELING. Bij de daarop volgende gedachtenwisse- ling, zeide mej. Peeters uit Haarlem, dat zij ook gaarne het gewicht had zien gelegd op de mogelijkheid van flauwer contact tus schen Noord- en Zuid-Nederland door de vrouw. Pater Callewart stelde de vraag hoe zul len we het besprokene thans verwezenlij ken, vooral tusschen de vrouw. Spr. noem de enkele Viaamsche organisaties van Ka tholieke vrouwen en meisjes, die voor het bevorderen van het contact in aanmerking komen en bepleitte de vorming van een klein comité van mannen en vrouwen, dat de bevordering van het contact ten uitvoer legt. Ook de studenten moeten nauwere aansluiting zoeken. Waarom komen de Ne derlandsche Katholieke studenten zoo wei nig naar Vlaanderen? Pastoor König wees er op, dat er binnen kort te Rome een algemeene catechismus zal worden uitgegeven voor alle diocesen, Laat men zorgen, dat we in de Viaamsche diocesen denzelfden tekst in vertaling krij gen als in de Nederlandsche, niet in het minst in het belaing van den beschaafden spraak. Dr. Bernaerts deelt mede,, dat het Viaamsche tooneel in October een rondreis door Holland komt maken. Leiden en Delft staan reeds op het programma. Tusschen 5 en 14 October kunnen echter ook nog an dere plaatsen worden bezocht. De heer Haesaert vraagt of de Neder landsche bibliotheken haar dubbele exem plaren niet ter beschikking willen stellen van de Viaamsche. Laten de Nederlanders voorts hun gelezen couranten naar Viaam sche bekenden sturen. Moge men voorts in Nijmegen gastvrijheid aanbieden aan Viaamsche studenten. De Zeeeerw. heer Baers bepleitte nau wer contact met de Hollandsche biblio theken, wier innerlijke organisatie hooger staat dan in Vlaanderen. Er zijn in Vlaan deren 800 bibliotheken, waarvan er 600 aangesloten zijn bij de Katholieke organi satie. Vlaanderen kan minstens aan Hol land iets leeren omtrent de bestaande cen tralisatie. Viaamsche uitgaven zijn in Hol land nog veel te weinig bekend. Prof. Boon betoogde, dat het doel der vergadering is uit te zien naar gepaste mid delen om de cultuurbetrekkingen tusschen Holland en Vlaanderen te bevorderen, waar bij politieke belangen en handelsbetrekkingen uitgesloten zijn. Voor den oorlog bestond er veelzijdig con tact, dat na den oorlog verbroken is. Daar om kwam in Augustus 1923 het Vlaamsch Komiteit van Katholieke voordrachten tot stand. Hij ging vervolgens na hoe de werking daarvan uitgebreid kan worden en gaf de volgende middelen aan: a. het stichten van een Hollandsch comité dat voor sprekers zorgt; b. voordrachten aan de Leuvensche Hoogeschool door Hol landsche professoren; c.. voordrachten in de voornaamste steden van Vlaanderen, naar het model van de Grandes Conérences Ca- tholiques; d. uitzien naar financieele hulp middelen. Daarnaast muziekuitvoeringen, tentoon stellingen, tooneelvertooningen, vacantie- cursussen en studiereizen, verspreiding van roomsche lectuur In de nevenvergadering van „Geloof en Wetenschap" werd een voorloopig comité samengesteld, dat de belangen van de Hol- landsch-Vlaamsche samenwerking zal on derzoeken. Voor Nederland werden hier voor aangewezen de heeren prof. Groenen, Bernard Verhoeven, Ir. Feber, mr. v. Gor- kum en mevr. Groenewegen; voor Vlaan deren de heeren prof. Boon, pater Claes, pater Callewaert, Rombouts, Bernaerts, Baars en Goosenaers. Een andere nevenvergadering was be legd door de Vereeniging van R.-K. Uit gevers en Boekhandelaren, die haar eerste algemeene vergadering hield onder leiding van den heer Paul Brand. Bij den aanvang deelde deze mede, dat in de vooragegane huishoudelijke vergadering een belangrijk besluit genomen was door de aanneming van het „verkeersreglement". Nog eenige formaliteiten moeten in acht genomen worden, alvorens dit reglement van kracht kan worden, Het is intusschen te verwach ten, dat dit spoedig kan geschieden en daarmede zal dan een afdoende regeling zijn getroffen tusschen de uitgevers en de boekhandelaren. Prof. W. Nolet, hoogleeraar aan het groot-seminarie te Warmond, verdedigde in deze vergadering de stelling: De Katho lieke boekhandel een Katholiek belang. In de nevenvergadering van den Eucha- ristischen bond werd het woord gevoerd door pater W. v. Dijk, O. C. A., die doel, wezen en werkwijze van den bond uit eenzette. Spr. betoogde, dat de -H. Eucharistie en de vereeniging daarvan door de schoone kun sten van grooten invloed zijn geweest op het cultuurleven van Nederland. Verder werden nog nevenvergaderingen gehouden voor de R.-K. Reclasseeringsver- eeniging in Nederland en (huishoudelijke) door den Bond van R.-K. Volksuniversiteiten en het Algemeen Secretariaat van „Geloof en Wetenschap'. Nevenvergadering Derde Orde. In de Minderbroederskerk aan de Prin- cessegracht (H.H. Antonius en Lodewijk) had een plechtige kerkelijke vergadering plaats van de leden der Derde Orde van St. Fran- ciscus, uitgaande van de Paters Minderbroe ders, Minderbroeders-Capucijnen en Minder- broeders-Conventueelen en bestemd voor alle tertiarissen dezer drie jurisdicties van de Derde Orde. Lang reeds voor het aan- vangsuur was het kerkgebouw tot in alle hoe ken bezet. Onder de aanwezigen werden on der meer opgemerkt Z. D. H. Mgr. Schrijnen, Bisscohp van Roermond, de Hoogeerw. heer H. A. Th. van Dam, deken van 's Graven- hage, en baron van Wijnbergen en prof. Aen- genent, voorzitter en secretaris van het Hoofdbestuur der Nederlandsche Katholie kendagen. Het plechtig Lof werd gecelebreerd door Z. D. H. Mgr. A. J. Callier, met assistentie van den Hoogeerw. heer Mgr. J. M. J. van Rooy. Pater Borromeus de Greeve hield een rede over: De invloed der Derde Orde op het Katholieke leven. Sp. herinnerde aan b~J Eeuwfeest van St. Franciscus. dat binnenkort gevierd zal worden en zette het ontstaan en eontwikkelingsgeschiedenis der Orde uiteen. Vervolgens toonde spr. de groote beteeke nis aan, die de leuze: „Naar het model van Christus" voor het practisch en kerkelijk leven heet. De kerk was tot in de uiterste hoeken met belangstellenden gevuld. De tweede dag werd gesloten door een algemeene vergadering, die om 8 uur 's-avonds aanving. Leider van deze verga dering die buitengewoon druk bezocht werd, was Mgr. prof. Dr. J. H. E, J. Hoogveld, Bij het binnenkomen van Z. D, H. mgr. L. J. A. H. Schrijnen, Bisschop van Roermond, die gevolgd werd door mgr. B. Eras werd door alle aanwezigen gezongen: „Aan U, o Koning der Eeuwen". Op het podium wer den ook opgemerkt Z. Exc, J. M. J. H, Lam- booy, Minister van Oorlog en leden van het hoofdbestuur en van het uitvoerend comité van den Katholiekendag. In de zaal waren o.a. mgr. H. J, M, Taskin, en de Tweede Ka merleden de heeren v. Dijk, Korenthorst en Henri Hermans. De voorzitter mgr prof. Dr. Hoogveld opende de vergadering met den christelijken groet en verwelkomde mgr. Schrijnen en mgr. Eras. Waar gisteren een afscheidswoord werd gericht tot de oud-ministers, was het spr. een genoegen thans eens welkomst woord te kunnen richten tot Zijne Exc. Lam- booy, den nieuwen minister van Oorlog. Door een geestdriftig applaus en bravoge roep toonde de vergadering haar instem ming met deze verwelkoming, Nadat vervolgens door het R K. Zangkoor „Kunst en Godsdienst", onder leiding van zijn directeur, den heer Henri L. Smets, het „Salve Regina" van Oberhoffer was gezon gen, verleende de voorzitter het woord aan Prof. dr. J. Witlox te St. Michielsgestel voor zijn onderwerp: De Katholieken verkort in hun burgerrechten toch oprechte vaderlanders. Van de uitgebreide stof, ons in zoo be perkten tijd ter behandeling toevertrouwd, zullen wij uiteraard slechts de hoofdpunten kunnen aanstippen slechts hoofdlijnen aangeven. De vaderlandsliefde van den Nederland- schen Katholiek wordt natuurlijk pas een „kwestie" bij den opstand tegen Spanje. Daar vóór ligt de Roomsche tijd, door het groote niet-KathoIieke publiek niet door de an dersdenkende historici wel eens onwille keurig beschouwd als een soort slappe tijd, tegenover de geweldige energie door de republiek in later periode ontwikkeld. Doch in dien Roomschen tijd legden de Katholieke vorsten den grondslag tot den prachtigsten staat van Europa, helaas! door de hervorming in zijn onwikkeling gestuit; een staat, die zijn onderdanen een machtige ruggesteun was, ook bij den hoogen opbloei van hun handel en nijverheid. Want beden ken wij het wel: reeds voor den opstand gaven de ééne landsheer en de grootsche ontwikkeling van handel en industrie aan deze gewesten, zooals Blok hét uitdrukt, een „wereldhistorische beteekenis". Maar ook bij het begin van den strijd tegen Spanje wordt de vaderlandsliefde der Katholieken nog volstrekt geen „probleem". Immers het karakter van den opstand is aanvankelijk volstrekt niet godsdienstig. Het zijn juist de Katholieken, die den strijd beginnen en wel uit onvervalscht vader landslievend motief, n.l. ter verdediging van de autonomie of de zelfstandigheid, van de aloude privileges der tot één staat uitgroei ende Nederlandsche of Bourgondische ge westen tegen een vorst, die, zonder oog voor het eigenaardig karakter en cie eigen aardige belangen dezer gewesten, ze slechts wilde benutten als een kostbaar hulpmiddel voor het bereiken van het doelwit zijner algemeene Europeesche politiek. Philips II was 'n Spanjaard, geen Nederlander en het verschil in ras en landaard en de afkeer van den vreemden huursoldaat verscherpten de tegenstelling nog in beduidende mate. Niet om deze of gene handeling der re geering, zegt Fruin, is het volk in opstand gekomen; niet om de geloofsvervolging, niet om den tienden penning. Maar het gevoelde dat een anti-nationale regeering het een an deren weg op dreef dan dien het altijd had bewandeld. Volgens Hugo de Groot en Groen van Prinsterer is de godsdienstkwestie iets bij komstigs. Maar wat aanvankelijk iets bijkomstigs was, werd helaas! hoofdzaak, Maar ook dan blijft Willem de Zwijger zoolang mogelijk de leider van een echte nationale beweging, en klemt zich krampachtig vast aan zijn ideaal: Allen, Roomsch en on-Roomsch, eensgezind tegen Spanje; een politiek, die haar hoog tepunt bereikt in 1576 bij de pacificatie van Gent, dén triomf van den Prins van Oranje. Later kwam de verdeeldheid het land wederom in twee vijandelijke kampen schei den om Parma en den Prins, om de Unie van Atrecht en om de Unie van Utrecht. De definitieve scheiding was er. Het ideaal van Oranje: de eendrachtig samenwerking van Roomsch en Protestant tegen de „verspaan- sching" onzer vrije gewesten lag voorgoed aan stukken. Lag de fout bij de Katholieken? Groen van Prinsterer beantwoordt die vraag Oflt-1 kennend en hij betoogt verder, hoe „noch godsdienstvrede, noch eed, noch belofte werd gehouden door de aanhangers van den hervormden godsdienst". Wij blijven Groen dankbaar, dat hij zoo scherp de aantijging van Spaanschgezindheid van de Kaholieke Nederlanders der XVIe eeuw heeft afgewezen. Wij blijven deze eveneens afwijzen van de Nederlandsche Katholieken van de XVIIe eeuw en later, tenzij men onder Spaanschgezindheid wil verstaan, dat vele Katholieken nog langen tijd den koning van Spanje en de aartsher togen als wettige landheeren bleven erken nen op het voorbeeld hunner geestelijke lei ders, als de apostolische vicarii Sasbout Vosmeer en Rovenius. Ook de Katholieken echter hebben op de muren van Haarlem. Alkmaar en Leiden gestreden. De grijze Oldenbarneveldt, staande voor zijn rechters, gaf aan zijn Katholieke land- genooten de onverdachte loftuiging mede: „dat ook onder de papisten veel opregte beminders van 't vaderland zijp, gelijk zij van den beginne der oorloge getoont heb ben." De Nederlandsche Katholieken bleven ook trouw in 1672, zooals hunne Engelsche ge loofsgenooten, ongeveer een eeuw vroeger, tegenover de Armada, En al hief misschien een enkele den eigenaardigen kreet aan: „Liever Fransch dan Prins", Vondel daaren tegen, reeds 30 jaar Katholiek en het type van den geestdriftigen vaderlander, noemde dien donkeren tijd „den Fransch en midder nacht". Steeds echter bleef de toestand der Ka tholieken hier eenigszins hachelijk, ondanks de warme vaderlandsliefde van de over- greote, meerderheid onder hen ook om politieke redenen van de leidende per sonen als Heinsius en Slingelandt. 't Kan dan ook geen verwondering wek ken, dat de Katholieken met geweld uit den band sprongen, die hen twee eeuwen had omkneld, zoodra- de kans ook maar eenigs zins schoon was. Hals over kou stortten zij zich in de patriottische woelingen, be groeten met gretigheid de revolutionnaire „Rechten van den Menada en den Burg- ger" en forceeren met dertig tegelijk den toegang tot onze eerstè Nationale Vergade ring. 't Zijn volbloed Jacobijnen! Maar spoedig wijken zij weer schuchter voor de ingetreden reactie een oogenblik door de komst van Lodewijk Napoleon en 't Fransche regiem weer gestuit. Maar toch geven zij de voordeelen van dit laatste weer gaarne prijs voor de nationale onafhankelijk heid. Van Sas van IJsselt b v. die weldra hun eerste markante parlementaire figuur zal worden, vindt de Fransche overheer- sching onverdraaglijk. Hij, de Katholiek, is de eenige in 't Wetgevend Lichaam, die zich wellicht onverstandig en onbesuisd, maar toch wel teekenend verzet tegen den gebiedsafstand van Maart 1810 aan Frank rijk. In een uitvoerigadvies wijst hij zelfs op de mogelijkheid om zich tegen den kei zer te verzetten misschien nog onbesuis der! of althans door een mannelijk ver toon van moed de eer van koning en land te redden. In 1813 iv Van Sasse natuurlijk terstond in Den Haag en werkt met geestdrift mede aan de bevrijding. Bevrijding? Helaas! Willem I begreep zijn Katholieke onderdanen en zijn eigen belan gen niet. De grieven der Katholieken, de overgroote meerderheid zijner onderdanen, stapelen zich op; nog eens moest onze liefde tot land en vorstenhuis in de verdrukking worden gesteld en gelouterd, en zij bleek ook tegen deze nieuwe beproeving bestand Voorzeker de hartstochtelijke Le Sage, de onstuimige Van Sasse, de rustig-felle Luy- ben staan op de bres voor de bedreigde belangen. Zij vormen het heerlijke trio onzer eerste emancipatie, wier zwaren en lang zoo eenzamen strijd Katholiek Nederland nooit mag vergeten. Maar diep treffend is het te zien, hoezeer hun liefde voor vaderland en vorstenhuis tegen hun zoo rechtmatige grieven bestand is. De opstand van 1830 brak uit en schitte rend bleek nogmaals de trouw der Katho lieken, ook aan een regeering, die hen zoo pijnlijk had gegriefd. Vrijheid voor allen en in alles echter had den de Katholieken, naar Schaepman in de toelichting op zijn „Proeve van een Program" opmerkt, lang en geduldig als een heilige leuze bewaard. Vrijheid eischen de Katholieken, niet al leen voor zichzelf, niet alleen het herstel hunner eigen grieven, de vrijheid van Gods dienst en Onderwijs, het billijk aandeel in de ambtsbegeving, maar ook herstel der grieven,welke op andere gezindten drukken. Maar de Katholieken stonden in 't Noor den aanvankelijk met hun liberale eischen alleen. Maar zoodra zich in 1830 plotse ling en voorbijgaand ook van de niet- Katbolieken hier in 't Noorden een vrijzin nige bevlieging meester maakt, staat Van Sasse onmiddellijk in Den Haag voor den verbaasden Van Hogendorp en stelt hem een verbond voor tusschen de Roomsche en niet-Roomsche oppositie. Maar de tijden waren nog niet rijp, zeker niet voor dergelijk verbond, zelfs niet voor een grondwetherziening. Willem II was eindelijk onze eerste Oran je vorst, die zijn Roomsche onderdanen vol komen begreep; hij was le désiré der Kat holieken, wiens regeeringsprogram misschien slechts één stellig punt bevatte: recht doen aan hun grieven, waarbij hij de bitterste aanvallen en gfievendste verdachtmakingen van zijn eigen geloofsgenooten trotseerde. Indien onze Oranjeliefde, in de beproevin gen reeds gestraald, thans zoo hecht is, dan heeft Willem II daarin wel 't ruimste aan deel, Waarlijk met beide handen grijpen wij deie gelegenheid aan, om op deze alge meene vergadering van dezen algemeene Ne- derlandschen Katholiekendag een woord van diepgevoelde dank en erkentelijke hulde te richten aan de nagedachtenis van onzen ko ninklijken vriend, Willem II. Nauwelijks' echter is ook Willem II in vier en twintig uur van uiterst conservatief volbjoed liberaal geworden, of ook de Kat holieke!) hervatten hun actie en geven met geestdrift hun steun aan de herziening van 1848. En sinds bleef de Katholieken partij de steun van een gestagen, redelijken vooruit gang, wars van een „volksregeering" zooals Schaapman die in zijn vijfde stelling van zijn proeve verwierp; geen „monsterachtige ver plaatsing der Regeering of des Bestuurs in de Kamérs", zooals Van Son het uitdrukt Katholiek Nederland, uit druk tot vrijheid herboren, duldt geen dwang ook niet den dwang der dictatuur van het proletariaat. In November 1918 heeft heel Nederland de vruchten geplukt van de in verdrukking ge staalde godsdienstige kracht en de vrijheid liefde van ons Katholieke volk. De Katholieke Nederlanders zijn en blij ven een politieke persoonlijkheid, die vrij heid vordert voor zich en voor anderen. Zoo zijn wij gegroeid in de dagen onzer verdrukking en met Broere schamen wij ons niet, ons juist ook op dje eeuwen te beroepen, ons met hem in fierheid herinne rend, dat wij hier zijn de „autochthon en, de echte kinderen van den grond", wier bestaan in dit land „geen vreemd, geen opgedrongen en geweldig, maar een natuurlijk, door en door historisch, oorspronkelijk Nederlandsch feit is". Met fierheid zeggen wij het dezen groo ten emancipator, die in ons voor 't eerst een gerechtvaardigd zelfbewustzijn wekte, na: „Meest burger is hij, die het meest aan de vetten gehoorzaamt. Dat hebben de Kat holieken gedaan, daar zij zelf aan wetten, die hen verdrukten en onrechtvaardig wa ren, steeds onderworpen zijn gebleven, en zoo min als hun geloof de zaak des vader- Zeker, wij willen ons niet hooghartig stel len, in geen enkel opzicht boven onze an dersdenkende landgenooten. Maar het mag toch wel gezegd, een liefde voor vaderland en vostenhuis, tegen de verdrukking in ge groeid en door de verdrukking gelouterd, moet toch wel hecht zijn en betrouwbaar. En het is wel treffend onze Kamerleden, die in 1896 met een program naar voren traden, dat leidde tot de stichting onzer Katholieke Staatspartij als één hunner motie ven te hooren aangegeven, de aanstaande troonsbestijging van onze zoo geëerbiedigde vorstinne Koningin Wilhelmina en nadruk te hooren leggen op de versterking van den band tusschen Vorstenhuis en Natie naar 't woord van Z, M. Koning Willem III: „Oranj en Nederland, onder Gods zegen, vrij, onaf- hanklijk en één!" Eén! dat moeten wij, Katholieke Neder landers, op de eerste plaats blijven onder elkaar. Niet alleen in 't belang onzer Kerk, maar evenzeer en hierop willen wij als slot met grooten nadruk wijzen evenzeer in 't belang van ons geëerbiedigd Vorsten huis en ons lieve Vaderland. Na de luid toegejuichte en herhaaldelijk door applaus onderbroken rede van prof. Witlox, verleende de voorzitter het woord aan pater dr. Cassianus Hentzen O.F.M. over het onderwerp: De vrijmaking en herleving van het Katholieke Nederlandsche volksdeel. Spr. deelt ijn rede in drie deelen, waarbij hij antwoord zal geven op deze vragen: le. Hoe was de toestand der onzen in de eerste helft der vorige eeuw? 2e. Hoe ontwaakte katholiek Nederland en werd de waarheid veroverd: dat ook de ka tholiek Nederlander is? 3e. Welke zijn thans de resultaten onzer vrijmaking en herleving? De toestand in de eerste helft der vorige eeuw. In 1795 werd er bij ons revolutie gemaakt op Hollandsche wijze, en wel met uitheem- sche ideeën: 1795 in Holland was een kleine repetitie van 1789 in Frankrijk: en vooral: zonder bloedvergieten. Gevolg van deze merkwaardige en stoute actie was voor de katholieken de verlossing uit den druk. De katholieken waren nu af van recognitiegelden, van het bijdragen in het onderhoud van gereformeerden eere dienst en armenzorg, terwijl geen schuilker ken meer noodig waren, hun oude kerkan weer gedeeltelijk zouden worden teruggege ven en hun priesters niex elk oogenblik meer in gevaar waren van verdrijving, enz. Het zou echter niet al te lang duren. Drie maanden reeds na de Staatsregeling van 1798 vertoonden zich de eerste sporen der reactie, die door de Staatsregeling van 1801 het werk van 1795 en 1798 weer grootendeels vernietigde. De rol der katholieken was in het staatkundige uitgespeeld. En naar het scheen: voorgoed. Een korten tijd scheen de reactie met de komst van koning Lodewijk Napoleon ge stuit. Intusschen, ook deze LodewijkNapoleon tische tijd bracht geen wijziging in den toe stand der Nederlandsche katholieken, welke voor lange jaren deze was geworden: ze moeten niet langer geplaagd en geringeloord worden als in den tijd der Republiek; daar voor was men te „verlicht", maar wie zou er aan durven denken, hun een aan hun aan tal gelijkwaardig aandeel te geven in de cul- tureele ontwikkeling van het Nederlandsche volk! Ook na 1813 is dan ook de invloed der katholieken op het openbare leven en den gang van zaken nul. Wat was de oorzaak van dien toestand? Twee neerdrukkende krachten werkten daartoe in ons volk samen: protestantsche waan en het Jozefisme der regeering. Voortdurend staangonder de regeering van Willem I de toch reeds zoo domme katho lieken in verdenking van staatsgevaarlijk heid. Aan de Orden wordt verboden nog novicen aan te nemen; de vrijheid van de katholieke pers onderdrukt; het recht van placet geinculeerd, terwijl de Minister van R C. Eeredienst zelfs zoover gaat, dat hij namens den koning aan den vice-superior der Hollandsche Missie in 1830 laat weten, dat hem een afschrift moet worden gezonden van alle „herderlijke brieven en geestelijke bevelschriften" die van dezen aan zijn on- derhoorigen uitgaan; terwijl in 1832 ditzelfde wordt verlangd voor de vastenbrieven. Spi onnen worden geëngageerd om overal den Jesuietischen geest te ontdekken en er over te rapporteeren. Verbod om in het buiten land te gaan studeeren, alleen uit Jesuieten- vrees. De opleiding der toekomstige geeste lijkheid verplichtend gesteld aan het staats- seminarium (het Collegium Philosophicum) te Leuven. Voeg daarbij het ingrijpen der regeering in dikwijls kleine zaken, doch dat daarom des te beter typeert. Het ministeriei van R. K. Eeredienst verandert het godsdiensig rand schrift van een Sacramentsfeest-medaille, in formeert naar het luiden van den Angelus, verbiedt bedevaarten; ja zelfs in een schrij ven met 4 bijlagen laat Minister Goubeau den Vice-superior inlichten, dat het een mis bruik is, bekeerde protestanten te her- doopen. De druk der regeering verstikt elke uiting van. katholiek leven en haar voogdij schap belette het katholicisme een volwaar dige positie in het volksleven in te nemen. Zoo stond het! Maar God gaf ons de man nen, die ons, katholieken, moesten wakker schudden. Ontwaking en vrijmaking. Een dubbele taak wachtte hun! Een taak naar binnen en een taak naar buiten. Naar binnen moesten bij de Katholieken gewekt de moed, de kracht de energie, het verlangen zelfs en het gevoel van saamhoo- rgheid om werkelijk de hun toekomstige plaats in het Nederlandsche volksleven te hernemen. Naar buiten: moest het volle recht der Nederlandsche katholieken als volwaardige Nederlanders worden opgeëischt. Ofschoon deze dubbele taak niet scherp te onderscheiden is, kan men toch zeggen, dat Le Sage ten Broek meer de eerste, de katholieke politici en latere schrijvers meer de tweede taak volbrachten. Spr. schetst dan uitvoerig het zoo verdien stelijke werk van Joachim George le Sage ten Broek, die ondanks boete en gevange nisstraf het recht der katholieken bepleitte in brochures en tijdschriften. Roerend-schoone figuur uit onzen eman cipatie-tijd, u edele Le Sage ten Broek zal katholiek Nederland nimmer vergeten! Bid in de Zaligheid Gods, dat wij twintigste- eeuwsche Nederlandsche katholieken uw arbeid met geestdrift voortzetten! Anderen wekte Gods Voorzienigheid, die nu vooral het recht gaan opeischen van het Nederlandsche katholieke volksdeel om als volwaardige Nederlanders, onvervalschte va derlanders erkend te worden door overig Nederland. Spr. denkt aan Broere, den ingekeerden werker van Hageveld en Warmond ,die op eens met élan optreedt in de felle April beweging van 1853 door zijn „Een bezadigd woord aan mijn welgezinde protéstantsche landgenooten", een meesterstuk van rede- neerkracht. Ook Alberdingk Thym, die telkens bij zijn ruime verdraagzaamheid voor zich en zijn geloofsgenooten de onverdeelde erkenning als Nederlander en vaderlander opeischt en de reconstructeur onzer geschiedenis, dr. W J F. Nuyens. En nu ten slotte onder al die groote emancipatoren is er ééne dien velen onzei nog gekend hebben, één die het werk dei voorgaanden voltooide, en die de eerste periode onzer nieuwe geschiedenis afsuit Het is Mgr. Dr. H. J. A. M Schaepman Hij was de onvermoeide schrijver en rede naar die voor goed de geestdrift lossloeg ir het ontwakende en herlevende katholieke volksdeel. Dankbaar herinneren we ons daar bij de leiding van een van Nispen, van een Borret, waardoor luider ons recht zonder meer werd geëischt.Wie denkt hier niet aan den schoolstrijd van deze periode, den strijd om subsidie? En toen het altijd duidelijker bleek, dat de katholieken op zichzelf waren aangewezen en voor zelfverdediging in ge sloten gelederen hadden front te haken, toen was hel Schaepman die eindelijk, eindelijk de R. K. Staatspartij kon stichten en leiden; de R. K. Staatspartij, aan welke Nederlafid het niet op de laatste plaats dankt dat het reeds^ zooveel jaren in christelijken geest wordt bestuurd; de R. K. Staatspartij, welke o wondere loop der geschiedenis gewor den is het hechtste bolwerk voor de christe lijke cultuur van ons dierbaar vaderland. Een factor, die groot aandeel heeft gehad in het werk onzer vrijmaking en herleving is de katholieke pers met zijn weinig be kende, doch invloedrijke medewerkers. Spr. noemt de tijdschriften onder Le Sage s leiding, het oude verdienstelijke tijdschrift De Katholiek, in Januari 1842 opgericht tegen de keffende evangelische Kerkbode, de Roomsch-Cath. Courant v. 1822, de Noordbrabander, opgericht in 1829, De Tijd ThymNuyens, het blad gedagen door Cra mer en vooral door een stille en onverdroter werkkracht van Mgr. J. Smits, het blad waarvan Van Cooth terecht kon getuigen „De Geschiedenis van De Tijd is onafschei delijk saamgeweven met de geschiedenis var onze volledige emancipatie Maar ook groot aandeel in onze eman cipatie had sinds 1868 De Maasbode, zoc bescheiden begonnen en onder leiding, eerst van Mgr. Bos en Thompson Sr., daarna van anderen, zoo gelukkig uitgegroeid, dat wi; niet zonder trots dit ons grootblad ir hotel en spoorwegcoupé ontvouwen als eer stille hulde aan Rotterdamsche, katholieke energie! Nog een menigte en kleinere dag- en weekbladen, te veel om op te sommen, werkten mede aan onze algeheele vrijmaking en herleving! Resultaten. Welke is de beteekenis van het vrijge* maakte en herleefde katholicisme voor de beschaving in Nederland? Vooreerst in het intellectueele leven var Nederland heeft het katholieke volk ruin aandeel. Gestreden .hebben wij 100 jaar on het kathol-'eke beginsel bij het onderwijs vruchtbaar te maken, ook voor de Neder landsche cultuur; en niet alleen in aantal zijn ze voldoende, onze lagere en grooten deels ook onze middelbare scholen. God dank ook in kwaliteit van onderwijs kunnen zij zich met de- officieele meten. Het is een Nederlandsch, wetenschappe lijk belang, dat ook de katholiek-weten schappelijke richting zich meer baan breekt, om zoo de Nederlandsche wetenschap zelf meer universeel te maken. De uitbouw van onze R.K. Universiteit zoo edelmoedig door ons Roomsche volk aangevangen is daarom niet alleen een katholiek, maar ook een öationaal belang. Spr. komt nu aan het tweede cultuurter rein: dat van het zedelijk-goede: het gebied, waar zedelijke regelen enkeling en volk richting moeten geven. Ten eerste wat het individueele zedelijk leven betreft, behoeven wij, katholieken, toch wel voor niemand uit den weg te gaan en wij danken God, dat Zijn genademidde len, het werk der retraiten en de vele prie ster- en kloosterroepingen en zedelijke waarde van ons Roomsche volk en daar mede dl cultuurwaarde van het gansche Nederlandsche volk verheffen. Wij danken God, dat juist in onzen tijd zoovele zonen en dochters van katholiek Nederland als missionarissen de Christelijke cultuur bren gen aan misdeelde volkeren en den naam van ons land als christelijk-beschaafde natie in den vreemde hooghouden. En. als zedelijke heldenmoed vooral een volk tot een cultuur-volk stempelt in den meest su- bliemen zin, dan is een religieuze als Zr. Maria Florence, die onlangs in West-Indië zelve aan de melaatschheid stierf bij haar verpleging van melaatschen, niet alleen eet katholieke maar ook een Nederlandschi glorie! Ten tweede, ook waar in het openbare leven zedelijke beginselen moeten heer- schen, heeft het katholieke volksdeel een waardige positie, ten gunste ook van het vaderland. In het Staatkund'g leven ziin wij dank den stoeren arbeid onzer emancipatoren zoo goed als ten volle in de positie die aan ons aantal past. Dat beteekent voor Neder lands beschaving, dat wij met de Prote stantsche partijen, de wachters en bewa kers zijn der christelijke kuituur in Neder land. Op sociaal gebied is vervolgens heel on rijk geschakeerd vereenigingsleven de best» waarborg, dat ons volk in de zegeningen der christelijke democratie kracht zal vin den tegen de verwoestingen van het aan stormend socialisme en kracht om vooruit te gaan in welvaart, en dat zoo ooit op der grondslag der solidariteit de christelijke in richting van het Nederla .dsch sociaal-eco nomisch leven zal kunnen geschieden, dit zeker niet op de laatste plaats aan het op gewekt R.K. sociaal leven onzer dagen zal te danken zijn. Op charitatief terrein weet heel Neder land, dat èn in onze congregaties van lief de en èn in onze stichtingen en huizen der katholieke charitas dte liefde heercht en bloeit, die het schoonste bezit is van een waarlijk christelijk en beschaafd volk. Ten slotte, het gebied der schoonheid. In de sectie-vergaderingen wordt daarover gesproken. Ons heerlijk geloof geeft de hooge inspiraties aan de kunstenaarsziel. Twee katholieke namen zijn onafscheidelijk met de Nederlandsche kunst verbonden. De Steurs en Cuypers. Ziedaar in vluchtig overzicht de vrijma king en herleving van het katholieke Neder landsche volksdeel. Tot slot bidt spr. om ééne zaak. Katho lieken van Nederland, laat u niet verblin den door onze gunstige positie van t oogen blik v.n.l. in politiek opzicht. Veel, zeer zeer veel is er te doen om te behouden wat is bereikt, en nog meer, nog veel meer is er te doen, om vooral in het intellectueele leven een ons waardige en met ons aanta: overeenkomende positie in te nemen. Na de rede van pater Hentzen, voerde het zangkoor „Domine Salvamfac" van A. Giesen uit, waarna de voorzitter de vergade ring sloot met den christelijken groet. Onder het zingen van het „Wilhelemus", ging hierna de vergadering uiteen, waarop een gezellige bijeenkomst volgde,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5