zéVrouwem- s a O KUBRjEi^. a V DE SPION VAN DE CITADEL w jy jp w_ Lange gezichten. Messen. Wat geeft men een man cadeau? NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Vierde Blad Vrijdag 14 Augustus 1925 ONZE KLEEDING. li) Kinder-mode. Tegen de mot Practische wenken fatronen naar Maat FEUILLETON. I Weet u, wat de reden is, waarom er zooveel huishoudens zijn, waar de man of de vrouw altijd met een lang gezicht rond loopen? Om dat er voortdurend ruzie is In het minst •niet. Er valt misschen zelden eenige openlijke kwestie voor maar er zijn dingen in een huishouden, die erger zijn dan openlijke ruzie. Er zijn mannen, die altijd even kalm en gelijk matig blijven, die zelden of nooit hun stem verheffen of hun vrouw met harde woorden haar tekortkomingen verwijten, maar die toch door dagen aan een stuk mét een zuur ver velend, ontevreden gezicht rond te loopen, als een zware last op haar gemoedsstem ming drukken. Een vrouw mag nog zóó vroo- lijk en opgewekt van nature zijn er zijn tr maar heel weinig, die ertegen kunnen om drie of vier dagen in de week een man tegen over zich te zien die een gezicht zet of er een paar Kinapillen in zijn keel zijn blijven steken. Daarbij kan zoo'n man overigens vol komen correct blijven, op tijd thuis komen, geen asch op het kleed morsen, zijn hoed en jas aan den kleerenhanger hangen, den hond en de kat geen schop geven,.als ze voor zijn voeten loopen en niet tegen de kinderen snauwen. Maar vroolijkheid brengt hij niet nee, al onthoudt hij zich van ruzie maken. En toch zijn de redenen, waarom hij met een Jobsgezicht rondloopt, dikwijls zoo futiel. Thee die war te slap is, aardappelen, die niet te best zijn alsof zijn vrouw daa r wat aan kan doen een stoel die niei op zijn plaats staat, of een ander huiselijk vergrijp van minstens even zware n aard is in staat om hem, al naar gelang hij meer of minder ikelig-precies is aangelegd, voor uren of telfs dagen uit zijn humeur te brengen. En een man, die uit zijn humeur is, weer in de plooi te brengen, heeft menigmaal heel wat in. Vele vrouwen hebben dat dan ook, als zijnde een hopeloos geval, opgegeven. Ze laten hem „maar in zijn vet gaar koken". Hij zal wel weer goed worden, als het zijn tijd is. Dat is misschien erg praktisch, maar erg aangenaam maakt het de stemming in huis niet. En tenslotte worden zulke mannen chronische lastposten, narrige bromberen waar geen huis mee te houden is ook al doen ze zelden of nooit hun mond open om hun ware of vermeende grieven op te sommen. Ze zijn een last, allereerst voor zichzelf, maar veel troost is dat niet, want ze zijn ook een last voor eeii ander. Er zijn van die mannen vrouwen ook, trouwen?die er bijzonder slag van hebben om hun wettige wederhelft den angst, of minstens een onaangenaam gevoel op het lijf te jagen, alleen al door de manier, waarop ze alles om zich heen in de kamer opnemen en door de wantrouwige manier, waarop ze alles, wat er in huis gebeurt, gadeslaan. Ik ken een vrouw, die „beeft als haar man thuis komt", hoewel ze geen oogenblik zou aarzelen om midden in den nachtjjmoederziel alleen in het donker naar boven te gaan, als ze leven op zolder hoorde, en die voorbeeldig orde weet te houden onder haar half dozijn spruiten, die even ver van het aardsche enge lenschap af staan, als de foxterrier van den St. Bernard. Ik kan dan ook niet anders dan aannemen, dat hij haar biologeert met zijn blik van verongelijkte onschuld, dien hij zich zoodanig heeft aangewend, dat hij er zelfs buiten mee rondloopt. Toch is dezelfde man, die thuis bijna geen woord zegt, of het moet dan zijn, om een sarcastische aanmerking te maken, onder zijn vrienden erg „getapt." Hij is een beste kerel buiten zijn eigen vier muren. Hij behoort tot de psychologi sche raadsels van den nieuweren tijd. Het moet doodend zijn voor een vrouw, om dag in dag uit met een dergelijken man om te gaan en zijn gezicht als van een uil in fn/SSVSI doodsnooa voor zich te zien. Ik ben er van' overtuigd, dat een goede, ouderwetsche hui selijke ruzie af en toe als de kinderen er maar niet bij zijn en de meid buiten gehoor is verreweg is te verkiezen boven deze eeuwigdurende dreiging. Een enkel echtelijk onweer „to have it out", zooals de Engelschen zeggen, is niet in alle gevallen als een bepaald kwaad te beschouwen, al geef ik volmondig toe, dat het veel beter is, te trachten het zonder ruzie te doen. Maar in een geval als het hier bedoelde zou een „warme gedachtenwisse- iing" tusschen man en vrouw, werkelijk als een uitkomst te beschouwen zijn. Als de bui overgedreven is, bestaat er dan tenminste weer kans op mooi weer en buitendien is echtelijke oneenigheid nu niet zoo'n aange naam divertissement, dat men er zonder sterke provocatie van een van beide zijden toe zal overgaan. Het zijn de akelige speldenprikken,méér dan iets anders, die vele huwelijken zoo tot in den grond ellendig ma ken. Laat een man een oogenblik opstuiven, omdat de soep te zout is, maar laat hij niet een week lang de her innering van dit betreurenswaardige, maar toch ook niet minder onbenullige incident in zijn boezem opsluiten, en iederen middag zijn wrok luchten door met een critisch ge zicht zijn eersten lepel soep voorzichtig te proeven en halfluid op te merken „Als ze maar niet wéér vergeven is van het zout." Van dergelijke vinnigheidjes worden de braafste, zachtzinnigste huisvrouwen „dol" en dat te meer, omdat ze zich terwille van de meid of de' kinderen moeten in houden. Zoo zijn er honderden kleine opmerkingen, die een hatelijkheidje inhouden, soms alleen al door den toon, waarop ze worden geuit. Sommige mannen schijnen dat niet te kunnen laten. Als ze wisten, hoe grenzeloos wanhopig sommige vrouwen zich daar op den duur onder gaan gevoelen, zouden ze misschien hun best doen, om zich die leelijke gewoonte af te leeren. Daartoe zou het niet voldoende zijn, dat Ze alleen de portée van hun woorden over- dachten,voordat zij ze wilden uitspreken, maar ook, dat zij hun vrouw geen onuitge sproken verwijt naar het hoofd slingerden, dat dikwijls niet minder kwetsend is. Er zijn van die dingen, welke niet worden uitgesproken, maar die in den vorm van een gebaar, een schouderophalen, een geringschattenden blik of een sarcastisch glimlachje nog veel meer kwaad stichten en een bitterheid in de ziel storten, die voor de rest van den dag aan het leven der vrouw alle zonnigheid beneemt. Juist die dingen zijn de oorzaak van de stille tranen, die het geluk van vele huwelijken ondermijnen. En dan zijn er nog weer andere mannen, die door de manier, waarop ze alles opnemen, hun vrouw het gevoel geven, of zij zich bij alles wat zij doet, aan een over treding schuldig maakt Zij kan niets meer zeggen of zij denkt, als zij het eenmaal heeft gezegd, dat zij het anders had moeten zeggen. Bij het minste wat zij doet, al trekt zij maar een lade open, om er iets uit te nemen, heeft zij den indruk, dat zijn oogen haar volgen, alsof zij zich aan iets misdadigs schuldig maakte. Dat zijn van die ongelukshuwelijken, welke worden voortgesleept tot aan het bittere einde door twee menschen, die zich meestentijds ieder voor zich als martelaar beschouwen, „In dagelijksche nauwe aanraking te moe ten leven met iemand, man of vrouw, waaraan men ten langen laatste een hekel heeft ge kregen, is veel erger, dan het leven door te brengen met iemand, van wien men houdt, doch die nu en dan te veel drinkt, of zelfs teekenen van krankzinnigheid vertoont" schreef Miss Sheila Kaye Smith onlangs. Niet dat ik hiermede zou willen zeggen, dat dronkenschap en krankzinnigheid op zich zelf niet veel om het lijf hebben en dat zij geen afbreuk doen aan het huwelijksgeluk, doch zij vormen zeker geen erger kwelling dan zulk een ijskoude sfeer tusschen twee gehuwde menschen. ;,En toch doen zulke last posten niets, dan zelf hun eigen leven ver gallen en tevens dat van de wederpartij, en als ze eens 'n oogenblik hun verstand ge bruikten en nadachten en zich niet aan een stemming overgaven, wat zouden ze dan zich-zelf niet moeten uitlachen om hun dwaasheid en verachten om het weinige verantwoordelijkheidsgevoelwaarmede ze hun heiligste plichten en het geluk, het heele leven van htïn evenmensch met voeten treden. No. 243. In den vacantietijd vieren sport- rostuums hoogtij. Het hier afgebeelde model bestaat uit een grijzen rok van kasha, geplis- seerd van voren met een reeks van 7 stolp plooien. Bij dezen rok zoekt men een jumper van zijden of dun wollen tricot, even eens in grijs, maar geornamenteerd in kleurige of vit-en-grijze motieven. Een hoed in bijpas- tend vilt, kousen licht grijs en schoenen bruin. No. 244. Nog een sportcostuum, maar van witte en gele toile de soie de laatste voor den rok en het kraagje. Het lijfje heeft over de borst twee platte plooien en een sluiting met knoopjes in het midden het loopt door tot 6 i 8 c.M. lager dan de ceintuur en is hier voor zien van over elkaar liggende plooien. De teintuur zelf is van zwart gelakt leer met vier kanten nikkelen gesp. Om het haar bijeen te houden gebruikt men 'n witten of gelen hoofd- doek verder lichte kousen en bruine schoe nen met platte hakken. Patroon f 1.35. No. 245. Een elegante robe voor namiddag- gebruik. Het is een z.g.n. boléro costuum De eigenlijke japon is van groene crêpe de chine (naden afgemaakt met een dunne passe- poile). De zijden van het rokgedeelte zijn gegarneerd met smalle strooken, waarvan één kant telkens open ligt en iets over de volgende geschoven, terwijl juist bij den zij naad een stolpplooi wordt aangebracht. De bolero, gemaakt van dezelfde stof als de ja' pon, heeft lange mouwen van onder in den naad open en gegarneerd met een witte biais Ook het kraagje en de revers zijn wit, evenals de biais langs den voor- onderkant. Ter weerszijden twee splitjes voor de zakken Een hoed in bijpassend stroo met witte crêpe de chine-garneering. Kousen beige en schoenen donker bruin. Patroon f 1.50. Tot de werkjes in huis, die nog wel een? wat te wenschen overlaten, behoort zeker ook het messenslijpen. Hoe vaak wordt er niet geklaagd over te botte messen, waar men op „naar Keulen zou kunnen rijden," of waarbij de scherpe kant niet van den bot ten te onderscheiden is. Niet alleen is het dan lastig om er mee te snijden, maar de spijzen die gesneden moeten worden, lijden ervan in smaak. Vleesch bijvoorbeeld dat met een te bot mes gesneden is, is meer uit elkaar gerukt dan gesneden, zoodat de draad niet over dwars wordt doorgesneden, wat dit gerecht iuist zooveel smakelijker rricicikt* De meeste dienstmeisjes en over het al gemeen de meeste vrotiwen begaan de fout, dat zij het mes plat neergelegd over de slijp- plank heen en weer schuiven. Het gevolg is dat er wel van het mes afgeslepen wordt, maar juist niet van den scherpen kant, die iets afloopend is en zoodoende bij deze ma nier van bewerken de plank zelfs niet raakt. Hier wordt echter werkelijk nog een po ging gedaan om de messen scherp te ma ken. Dit is niet het geval wanneer zij enkel maar gepolijst worden op een plank met een kurk met amarylpoeder. Wanneer de mes sen er maar mooi glimmend en zonder vlek ken uitzien, is het voor velen allang mooi genoeg, want de gedekte tafel ziet 'er onbe rispelijk mee uit of er met de messen ge makkelijk gesneden kan worden, doet min der ter zake. Toch is het met moeilijk om te weten, hoe de messen geslepen moeten worden om ze goed scherp te krijgen. Zij worden daar toe een klein weinigje schuin met den scher pen kant op de slijpplank gelegd en dan wordt door licht op dien scherpen kant te drukken, het mes van links naar rechts over de plank, met fijn zand bestrooid, geschuurd Voor den anderen kant wordt van rechts, naar links gewerkt, maar hef is altijd ver keerd om het mes op de plank heen en weer te bewegen. Veel kracht is er niet voor noodig, om het mes op deze manier scherp te krijgen. Het is zelfs beter om er niet al te stevig op te drukken, want anders komt er zeker een braambaard aan, die lastig te verwijderen en die bovendien slecht is voor het mes. Na het slijpen worden de messen dan nog gepolijst, waardoor zij wel weer een heel wat oogelijker aanzien krijgen. Komen er gasten en is er geen tijd om èn slijpen èn polijsten beide te doen, bedenkt dan, dat het belangrijker is om den gasten scherpe of schoon wat gevlekte messen te geven dan mooi-glimmende, die echter practisch niet goed bruikbaar zijn. bij hun bord te leggen Voor het aanzetten der messen zijn er te genwoordig vele handige instrumentjes in den handel, waarbij slechts enkele malen 't mes over een soort dubbel metalen s^a steentje gehaald behoeft te worden om ze flink scherp te doen zijn. Vooral het brood mes en het voorsnijmes hebben dit tusschen- tijds nog wel eens noodig. De instrumentjes worden echter soms aanbevolen voor gere geld gebruik, en als zou de slijpplank niet meer noodig zijn. Dat is echter niet aan te bevelen de messen zouden wel gemakke lijk scherp worden, maar de slijtage is bij de ze bewerking te groot om ze geregeld toe te passen. De messen die puntig toeloopen, zijn ouderwetsch geworden, tegenwoordig voelt men meer voor de messen waarvan het heft overal even breed is. Toch waren die an dere messen in het gebruik gemakkelijker en het scheen ook wel alsof zij gemakke lijker scherp te krijgen en te houden waren En het zal dan ook wel niet zonder reden zijn dat de voorsnijmessen altijd puntig toe loopen. Maar de mode wil nu eenmaal de breede messen over enkele tientallen van jaren worden deze weer ouderwetsch ge vonden. Zoo blijkt dat zelfs in deze prozaïsche, maar onmisbare voorwerpen, die op iedere huwelijks-verlanglijst voorkomen, maar die bijna nooit onder de cadeaux behooren, nog een mode bestaat. Wie weet of we ook niet nog eens messen zullen gebruiken, die aan twee kanten snijden De jurkjes van onze kleine meisjes zijr. veelal van recht model, gegarneerd met ge- plisseerde volants of tulle, ingerimpeld lint of een eenvoudige, maar kleurige broderie. Voor kinderkleeding veroorlooft „Konin gin Mode" ons altijd een veel grootere vrij heid ten opzichte van garneering dan voor de kleeding der volwassenen. Een eigen-gevonden garneerinkje kan een kinderjurk juist iets aparts geven, een typisch borduurmotiefje verhoogt het effect. Een kinderjurk vooral is niet streng onderhevig aan de voorschriften der mode wat de de tails betreft. Een gerimpeld lintje of touffe tulle doen soms wonderen aan een overigens onopvallend jurkje. De geheel rechte modellen vragen om 'n aardige, origineele garneering, wanneer de stof in effen kleur is gehouden. Gebloemde of geruite stoffen hebben zel den garneering noodig, hoogstens een con- trasteerend kraagje en lederen ceintuurtje. Bedrukte crêpes, voiles en shantungs spelen een groote rol in de kleedingmode der kin deren. Hoedjes worden dikwijls gegarneerd met dezelfde garneering van de jurk en soms wel met de stof zelf, waardoor alweer de eenheid verkregen wordt, waardoor de mode-van heden zich kenmerkt. Kruissteekborduursels staan allerliefst op jurkjes van effen voile of toile de soie. Iedere moeder kan voor haar kleine meisje met suc ces een dergelijke- broderie op jurkjes en schortjes aanbrengen. Ook worden er hoedjes en manteljes voor baby's met zulk een borduurwerkje opge- vroolijkt. Voor bakvischjes past men een meer in gewikkelde broderie toe. Deze jonge dames zijn veelal het aardigst gekleed met jurken van bedrukte crêpe voile, mousseline, foulard of popeline. Een smal wit batist kraagje en wit lederen ceintuurtje, maken dergelijke jurken meestal alleraardigst. Voor meer gekleede jurk zien wij die van crêpe de chine, crêpe Georgette of zijden voile, versierd met plissée of volants van de zelfde stof. De rokken zijn ruim, daar ze de bewegingen van het kind niet mogen belem meren. Pelswerk en wollen stoffen liggen in den zomer (juist in den tijd, dat de motvlinder tjes vliegen) ongebruikt in kisten of kasten. Ouderwetsche huismoeders leggen kamfer bij haar winterkleeren een afdoend middel is ook naphtaline. Dit is een wit kristallijnen poeder, dat in balletjes of vierkante stukjes wordt verkocht. Men ziet het in musea bij opgezette dieren liggen, om ze tegen scha delijke insecten te beveiligen. Naphtaline doodt de mot niet op reeds aangetaste stoffen gestrooid, zou ze dus geen eind aan het verderf maken. Bij het zoeken naar de plaatsen, waar ze hun eieren moeten neerleggen, worden de insecten door hun reukzin geleid. De motvlinders .ruiken, waar de wolier winter- kleeding geborgen is. Heeft men er naph taline bij gelegd, dan wordt door den ster ken reuk van deze stof, die van de wol ge maskeerd en de motjes worden van de plaats, waar ze schade konden doen, verwijderd ge houden. Het is bekend dat het dikwijls heel moeilijk is een geschikt cadeau voor een man te vin den en toch staan de meeste vrouwen op vrij geregelde tijden voor het feit dat ze haar man of toekomstigen dito, vader, of broer een of ander zullen willen geven. Duurdere dingen kunnen al vrij gemakke lijk gevonden worden, maar zoodra men om financieele redenen niet kan denken aan gouden horloges, ringen met een edelsteen, een automobiel of gouden potlood, dan staat men al spoedig stil voor een dassenwinkel, zelfs zoo spoedig, dat heel wat mannen reeds bij voorbaat rekening houden met het feit dat ze op hun verjaardag „natuurlijk" een nieuwe das krijgen. Hef is echter volstrekt niet onmogelijk hem ook eens iets anders te vereeren en daarom geeft bovenstaande plaat enkele ideeën van cadeaux. die bijna eiken man van nutte kunnen zijn want ook ook voor hem wisselt de mode van tijd tot tijd, zij het dan in niet zoo hevige mate als die der vrouw Heel wat mannen zullen bijv. zeer in hun schik zijn met 12 nieuwe boorden van het tegenwoordige genre met eenigszins afhangende punten. Zou hij ook niet tevreden zijn met een eenvoudige dasspeld met half edelsteen of met een paar zilveren manchet- knoopen met parelmoer-vulling? Ook zijn er tegenwoordig zulke verrukkelijk mooie zakdoeken met beschaafde fijngetinte streep- dessins deze zijn niet altijd goedkoop, maar voor vele menschen toch wel betaalbaar. Geeft gij een man een paar nieuwe sokken, kies dan niet de thans zoo veel geziene ruit- dessins maar een effen donkere tint of een hoogst bescheiden streep. En dan is er onder andere nog het aardige cadeau dat bestaat uit een leuke doos waarin keurig gerang schikt een paar bretelles met bijpassende sokophouders. Gij kunt overtuigd zijn le zeres, met dit laatste succes te zullen hebben. Een ander voorbehoedmiddel tegen de mot is de stoffen, die men wil beveiligen, in goed sluitende doozen te bewaren, of in linnen zakken te naaien. Het is niet moge lijk, dat bij de op deze wijze bewaarde stof fen motjes kunnen komen en er eieren op leggen. Men zorge evenwel met dit voorbe hoedmiddel niet te laat te komen. Onmid dellijk nadat in het voorjaar de winter kleeren niet meer gedragen worden, moeten ze goed worden weggesloten. Door geen enkel gaatje mogen ze door de kleine in dringers te bereiken zijn. Zijn de eieren een maal op de stoffen gelegd, dan helpt geen afsluiten. In de doozen of de linnen zak ken zouden zich dan evengoed de motrups jes ontwikkelen en het verderf zou zich hoe langer hoe meer uitbreiden. Wil men reeds aangetaste stoffen zuive ren, dan moet men de daarin levende mot rupsjes dooden. Schaadt het de stof niet, dan kan men dit doen door hitte. Kan men de kleeren in een oven eenigen tijd aan een warmte van ongeveer 50 graden Celsius blootstellen, dan wordt de mot er in gedood. Het is evenwel moeilijk, droge stoffen eer, tijd lang gelijkmatig op die warmte te hou den. Daarom zal een hitte, door stoom ver kregen, het meest doeltreffend zijn. REINIGEN VAN STROO-MATTEN Om vloermatten te reinigen kan men ze boenen met zeepsop. Stroomatten, manden en gevlochten zit tingen van stoelen krijgen door afborsteling met zout water een nieuw aanzien. Stroo matten die vuil zijn, worden weer zoo goed als nieuw door met kookzout in warm water opgelost, flink te borstelen, totdat de heele mat bewerkt is. Daarna afspoelen met schoon water. Goudkoord maakt men schoon door het te wrijven met fijn aluinpoeder. Met een penseel inwrijven, daarna het koord uitklop- i pen en met een zachten zeemleeren lap na- wrijven. Glaspapier is te verwijderen door afkrab ben en afwasschen met water, dat zoó heet mogelijk moet zijn. De laatste resten na het afkrabben zijn ook weg te krijgen, door al les in te smeren met groene zeep en dat eeni ge dagen te laten inwerken. Een recept om geel geworden voorwerpen van nikkel weer op te knappen is het volgende Er zijn noodig 2 deelen zwavelzuur en 100 deelen wijngeest. Het zwavelzuur langzaam bij den wijngeest voegen. Daarin legt men de geel geworden nikkelen voorwerpen, spoelt ze daarna flink met schoon water af en wrijft ze op met droog zaagsel. Ook om dit geel worden te voorkomen is dit middel goed. Theebladeren welke gewoonlijk na het af trekken borden weggeworpen of hoogstens nog een keer voor het vegen van karpetten ge bruikt worden, kunnen nog op andere wijze van dienst zijn. Indien men ze nog eens op het water laat aftrekken, mins-ens een uur, verkrijgt men een licht bruine vloeistof, welke uitstekend te gebruiken is voor het wasschen van spiegels, vensters en gewoon glaswerk. Ook kan 't worden gebruikt voor het boenen van linoleum of het wrijven van meubels. Voor geverniste vloeren is deze wijze van behandeling ook zeer goed. En tevens glijdt men later er niet zoo op pit. Muggebeten wrijve men met een papje van zuiveringszout en koud water. Vloerkleeden of tapijten, die niettegenstaan de stofzuigen en kloppen, hun frissche kleut verloren hebben, kan men opknappen do« middel van rauwe zuurkool. Voor een groot kleed heeft men een pond zuurkool noodig. Eerst het kleed flink uitkloppen en dan stuksgewijze met een handvol zuurkool uit wrijven. Papieren patronen op maat gemaakt, kunnen besteld worden onder toezending of bijvoeging van het bepaalde bedrag plus 15ct. porto, aan het Comptoir des Patrons, Molen straat 48 B, Den Haag. De maten op te geven volgens onderstaande teekening. Vrij naaT het Fransch. 31 De generaal telefoneerde naar de gendar merie-kazerne en eenige minuten later ont vingen vier gendarmen de hevelen van den gouverneur. Zij gingen uit elkaar om de aandacht niet te trekken. De Corsikaan nam zijn rijtuig. Om vier uur was iedereen op zijn post. Op dat oogenblik gaf Lucien aan den eenigen klant in den winkel geld terug. De Corsikaan kwam binnen, wat later gevolgd door twee gendarmen. Fadé werd ongeduldig, terwijl de ex-adjudant zich moest inhouden, want de lust bekroop hem om zich op den spion te werpen. Hij zeide heel eenvoudig: Ik kom je mededeelen dat Jean Dau- drelle wegens spionnage ter dood vroordeeld is. Morgen wordt hij terechtgesteld. Fadé was doodsbteek. Hij hield zich aan de toonbank vast, richtte zijn oogen vol ingst op den Corsikaan en de gendarmen. Hij heeft mij aangegeven, wijl gij komt om mij gevangen te nemen. Neen, maar je hebt je zelf verraden. Genade! Genade! Ik heb niet de groot ste schuld. Zoo? En wie heeft dan de meesje schuld? De oude Betrun. Zoo, zoo! Hij is dus niet verongelukt! Fadé liet zich dat geen twee keer zeg gen: hij beefde over heel zijn lichaam, hij kon nauwelijks op zijn beenen staan, hij zweette van angst. Eindelijk waren zij op den trap, in den gang, voor de deur van het hol. Maar Fadé kon ze niet open krijgen, hij beeft te zeer en wil niet door Bertrun gezien worden. Een der gendarmen doet hem de boeien aan, bindt zijn voeten vast en de Corsikaan blijft daar, terwijl de gendarmen den sleutel om draaien en de monumentale deur open maken. Een verschrikkelijke godslastering klinkt onder de gewelven, men hoort wilde kreten, de man verzet zich geweldig en de herculi sche kracht der twee gendarmen is nauwe lijks in staat hem in bedwang te houden en te binden Zij nemen hem mee door de gang, gaan de trap op; maar het is hard werk, want Bertrun spant alle krachten in om zijn banden te verbreken. Nu komen ze in het magazijn en Betrun ziet rond Waar is Lucien? Waar verbergt hij zich" u- verrader! Efc oogen puilen uit zijn hoofd, als hij Fadé bemerkt, die beeft als een blad en die be waakt wordt door een ouden adjudant. Er volgt een onbeschrijfelijk tooneel, grove scheldwoorden en smadelijke verwijten over- stelpen Lucien, die geen woord zegt., Hij rilt van angst. Buiten hoort men kreten. Het volk ver zamelt zich achter de vensterruiten en tracht te zien wat er in den winkel en het maga zijn gebeurt. Een politieagent verschijnt. Hij wordt door een der gendarmen ingelicht', een rijtuig wordt gehaald. De oude Bertrun, die vreeselijk tegenspartelt, wordt er in ge plaatst; eveneens Fadé, die niet op zijn bee nen kan staan. De volksmenigte heeft begrepen: zij be spuwt de verraders en laat hun merken hoe zeer zij hen verachten. Het rijtuig houdt stil voor het paviljoen en de twee schuldigen worden in het kabinet van den gouverneur gebracht. Deze is om geven door Fréquentin den dokter en den ordonnans welke Jean gaat halen, die be geleid wordt door twee gendarmen. Hij is buitengewoon verwonderd, maar de tegen woordigheid van Lucien en den Corsikaan maken hem alles duidelijk. Onmiddellijk vestigt hij zijn blik op den generaal, die zeer opgewekt schijnt.. De dokter gaat naar Fadé en neemt zijne han den. Lucien wil dit niet toelaten. Hij brult van woede, maar men houdt hem stevig vast en zijne vingerafdrukken worden genomen. De gouverneur, geholpen door den dokter, onderzoekt ze nauwkeurig, vergelijkt ze met degene, die hij reeds in zijn bezit heeft, houdt ze onder het vergrootglas en zegt: Dit individu is degene, welke de lijst der troepen in het begin der vijandelijkheden heeft gestolen; die op zekeren avond hier in dit vertrek is binnengedrongen en die, door Jean betrapt, dezen heeft willen ver wurgen Ja, onderbreekt de dokter, had ik u niet gewaarschuwd? De plaatsing der men- schelijke klauwen in den nek van Doudrelle toonden aan, dat hij zijn vingers buiten gewoon ver van elkaar kon brengen, dit heb ik slechts bij een enkelen man gezien: dezen! Wat meer is vervolgde de generaal, hij is het, die Jean in zijn ziekte kwam be zoeken en ons gesprek afluisterde, daarna gevlucht is en het cigarettenétui heeft ach tergelaten O, riep de ordonnans uit, nu begrijp ik hoe het komt, dat ik dien avond een man chetknoop gevonden heb. De spion had hem daar verloren. Wat is dat met dien knoop? vroeg de generaal. Neem u me niet kwalijk, generaal, den dag waarop Jean zoo koortsig was, heb ik op zijn kamer vuur aangelegd en toen heb ik een mooien manchetknoop gevonden.... en bewaard. Ik mocht dat niet. Toen ik later bij Fadé denzelfden zag, heb ik hem teruggegeven: maar ik zou nooit veronder steld hebben, dat hij een spion was, ik dacht dat hij dien knoop eenvoudig verloren had.... En dan, generaal, sta nog toe, dat ik nog iets zeg... - Ik heb opgemerkt, dat Fadé ons sedert eenigen tijd geen hand meer gaf. Hij had ze in zijn zak of op zijn rug of had handschoenen aan.... Dat was zeker we gens de vingerafdrukken! Die jongen redeneert uitstekend, ver klaarde de dokter, en dit verklaart hoe de plannen, welke voor eenige dagen gestolen werden, slechts de afdrukken van Jean droegen. Natuurlijk, zeide Campran; zeg mij eens juist wat toen gebeurd is, jongen. Hij richtte zich tot Lucien. Fadé antwoordde niets. Hoe! riep Frequentin uit. buiten zich zelf van woede, gij geeft de gevraagde ver klaringen niet, terwijl gij zoo laf zijt ge weest om een onschuldige in uw plaats den dood te doen ingaan! Wce« tenminste een enkelen keer oprecht; dit zou overigens den rechters milder kunnen stemmen... - Toen Lucien deze laatste woorden hoor de, hief hij het hoofd een weinig op. On rustig beschouwde hij dé omstaanders en ver telde dan in stukken en brokken de laatste gebeurtenissen. Hij trachtte de schuld op Bertrun te schuiven welke hem den raad had gegeven en daarenboven nog bedreigd. Hij was slechts diens onvrijwillig werktuig. slotte HOOFDSTUK XXVII. De generaal bleef zwijgen. Ten wendde hij zich tot zijn neef: Mijne heeren, uit dit alles blijkt, dat Jean Daudrelle onschuldig is. Zijn procee moet onmiddellijk herzien worden en de uit slag is niet twijfelachtig; daarom stel ik Jeaü Daudrelle voorloopig in vrijheid- De gendarmen maakten de boeier valt den onschuldige los. Hij deed een schred® naar den generaal, lachte hem vol vertrou wen toe en zeide alleen: Dank u! Dan ging hij naar den Corsikaan en drukio hem stevig de hand: ik weet niet. wie vat» de twee het meest bewogen was. maar geen. van de twee kon een woord uitbrengen. Een weinig later werden Bertrun en zijn handlanger in een cel opgesloten. Toen de aalmoezenier den volgenden mor gen de ernstige gebeurtenissen vernam, wel ke daags te voren hadden plaats gehad, zeide hij triomfantelijk: Ik wist wel, dat O. L. Vrouw van Sint Victor haar kind niet zou verlaten. De inwoners van Verdun hadden spoedig de gevangenneming der twee spionnen ver nomen, het drong door in den omtrek; maar hoe kwam het ter kennis van den vijand?.... (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 13