zéVrouwem-
s a O KUBRjEi^.
a
V
DE SPION VAN DE CITADEL
w jy jp w_
Lange gezichten.
Messen.
Wat geeft men een man cadeau?
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Vierde Blad Vrijdag 14 Augustus 1925
ONZE KLEEDING.
li)
Kinder-mode.
Tegen de mot
Practische wenken
fatronen naar Maat
FEUILLETON.
I
Weet u, wat de reden is, waarom er zooveel
huishoudens zijn, waar de man of de vrouw
altijd met een lang gezicht rond loopen? Om
dat er voortdurend ruzie is In het minst
•niet. Er valt misschen zelden eenige openlijke
kwestie voor maar er zijn dingen in een
huishouden, die erger zijn dan openlijke ruzie.
Er zijn mannen, die altijd even kalm en gelijk
matig blijven, die zelden of nooit hun stem
verheffen of hun vrouw met harde woorden
haar tekortkomingen verwijten, maar die toch
door dagen aan een stuk mét een zuur ver
velend, ontevreden gezicht rond te loopen,
als een zware last op haar gemoedsstem
ming drukken. Een vrouw mag nog zóó vroo-
lijk en opgewekt van nature zijn er zijn
tr maar heel weinig, die ertegen kunnen om
drie of vier dagen in de week een man tegen
over zich te zien die een gezicht zet of er een
paar Kinapillen in zijn keel zijn blijven
steken. Daarbij kan zoo'n man overigens vol
komen correct blijven, op tijd thuis komen,
geen asch op het kleed morsen, zijn hoed en
jas aan den kleerenhanger hangen, den hond
en de kat geen schop geven,.als ze voor zijn
voeten loopen en niet tegen de kinderen
snauwen. Maar vroolijkheid brengt hij niet
nee, al onthoudt hij zich van ruzie maken.
En toch zijn de redenen, waarom hij met
een Jobsgezicht rondloopt, dikwijls zoo
futiel. Thee die war te slap is, aardappelen,
die niet te best zijn alsof zijn vrouw daa r
wat aan kan doen een stoel die niei op
zijn plaats staat, of een ander huiselijk vergrijp
van minstens even zware n aard is in staat
om hem, al naar gelang hij meer of minder
ikelig-precies is aangelegd, voor uren of
telfs dagen uit zijn humeur te brengen.
En een man, die uit zijn humeur is, weer in
de plooi te brengen, heeft menigmaal heel
wat in. Vele vrouwen hebben dat dan ook,
als zijnde een hopeloos geval, opgegeven.
Ze laten hem „maar in zijn vet gaar koken".
Hij zal wel weer goed worden, als het zijn
tijd is. Dat is misschien erg praktisch, maar
erg aangenaam maakt het de stemming in
huis niet. En tenslotte worden zulke mannen
chronische lastposten, narrige bromberen
waar geen huis mee te houden is ook al
doen ze zelden of nooit hun mond open om
hun ware of vermeende grieven op te sommen.
Ze zijn een last, allereerst voor zichzelf, maar
veel troost is dat niet, want ze zijn ook een
last voor eeii ander.
Er zijn van die mannen vrouwen ook,
trouwen?die er bijzonder slag van hebben
om hun wettige wederhelft den angst, of
minstens een onaangenaam gevoel op het
lijf te jagen, alleen al door de manier, waarop
ze alles om zich heen in de kamer opnemen
en door de wantrouwige manier, waarop
ze alles, wat er in huis gebeurt, gadeslaan.
Ik ken een vrouw, die „beeft als haar man
thuis komt", hoewel ze geen oogenblik zou
aarzelen om midden in den nachtjjmoederziel
alleen in het donker naar boven te gaan, als
ze leven op zolder hoorde, en die voorbeeldig
orde weet te houden onder haar half dozijn
spruiten, die even ver van het aardsche enge
lenschap af staan, als de foxterrier van den
St. Bernard. Ik kan dan ook niet anders dan
aannemen, dat hij haar biologeert met zijn
blik van verongelijkte onschuld, dien hij zich
zoodanig heeft aangewend, dat hij er zelfs
buiten mee rondloopt. Toch is dezelfde man,
die thuis bijna geen woord zegt, of het moet
dan zijn, om een sarcastische aanmerking
te maken, onder zijn vrienden erg „getapt."
Hij is een beste kerel buiten zijn eigen
vier muren. Hij behoort tot de psychologi
sche raadsels van den nieuweren tijd.
Het moet doodend zijn voor een vrouw, om
dag in dag uit met een dergelijken man om
te gaan en zijn gezicht als van een uil in
fn/SSVSI
doodsnooa voor zich te zien. Ik ben er van'
overtuigd, dat een goede, ouderwetsche hui
selijke ruzie af en toe als de kinderen er
maar niet bij zijn en de meid buiten gehoor is
verreweg is te verkiezen boven deze
eeuwigdurende dreiging. Een enkel echtelijk
onweer „to have it out", zooals de Engelschen
zeggen, is niet in alle gevallen als een bepaald
kwaad te beschouwen, al geef ik volmondig
toe, dat het veel beter is, te trachten het zonder
ruzie te doen. Maar in een geval als het hier
bedoelde zou een „warme gedachtenwisse-
iing" tusschen man en vrouw, werkelijk als
een uitkomst te beschouwen zijn. Als de bui
overgedreven is, bestaat er dan tenminste
weer kans op mooi weer en buitendien is
echtelijke oneenigheid nu niet zoo'n aange
naam divertissement, dat men er zonder
sterke provocatie van een van beide zijden
toe zal overgaan.
Het zijn de akelige speldenprikken,méér dan
iets anders, die vele huwelijken zoo tot in
den grond ellendig ma ken. Laat een man een
oogenblik opstuiven, omdat de soep te zout is,
maar laat hij niet een week lang de her
innering van dit betreurenswaardige, maar
toch ook niet minder onbenullige incident
in zijn boezem opsluiten, en iederen middag
zijn wrok luchten door met een critisch ge
zicht zijn eersten lepel soep voorzichtig te
proeven en halfluid op te merken „Als ze
maar niet wéér vergeven is van het zout."
Van dergelijke vinnigheidjes worden de
braafste, zachtzinnigste huisvrouwen „dol"
en dat te meer, omdat ze zich terwille van de
meid of de' kinderen moeten in houden. Zoo
zijn er honderden kleine opmerkingen, die
een hatelijkheidje inhouden, soms alleen al
door den toon, waarop ze worden geuit.
Sommige mannen schijnen dat niet te kunnen
laten. Als ze wisten, hoe grenzeloos wanhopig
sommige vrouwen zich daar op den duur
onder gaan gevoelen, zouden ze misschien
hun best doen, om zich die leelijke gewoonte
af te leeren.
Daartoe zou het niet voldoende zijn, dat
Ze alleen de portée van hun woorden over-
dachten,voordat zij ze wilden uitspreken,
maar ook, dat zij hun vrouw geen onuitge
sproken verwijt naar het hoofd slingerden, dat
dikwijls niet minder kwetsend is. Er zijn van
die dingen, welke niet worden uitgesproken,
maar die in den vorm van een gebaar, een
schouderophalen, een geringschattenden blik
of een sarcastisch glimlachje nog veel meer
kwaad stichten en een bitterheid in de ziel
storten, die voor de rest van den dag aan
het leven der vrouw alle zonnigheid beneemt.
Juist die dingen zijn de oorzaak van de stille
tranen, die het geluk van vele huwelijken
ondermijnen. En dan zijn er nog weer andere
mannen, die door de manier, waarop ze alles
opnemen, hun vrouw het gevoel geven, of
zij zich bij alles wat zij doet, aan een over
treding schuldig maakt Zij kan niets meer
zeggen of zij denkt, als zij het eenmaal heeft
gezegd, dat zij het anders had moeten zeggen.
Bij het minste wat zij doet, al trekt zij maar
een lade open, om er iets uit te nemen, heeft
zij den indruk, dat zijn oogen haar volgen,
alsof zij zich aan iets misdadigs schuldig
maakte.
Dat zijn van die ongelukshuwelijken, welke
worden voortgesleept tot aan het bittere einde
door twee menschen, die zich meestentijds
ieder voor zich als martelaar beschouwen,
„In dagelijksche nauwe aanraking te moe
ten leven met iemand, man of vrouw, waaraan
men ten langen laatste een hekel heeft ge
kregen, is veel erger, dan het leven door
te brengen met iemand, van wien men houdt,
doch die nu en dan te veel drinkt, of zelfs
teekenen van krankzinnigheid vertoont"
schreef Miss Sheila Kaye Smith onlangs.
Niet dat ik hiermede zou willen zeggen, dat
dronkenschap en krankzinnigheid op zich
zelf niet veel om het lijf hebben en dat zij
geen afbreuk doen aan het huwelijksgeluk,
doch zij vormen zeker geen erger kwelling
dan zulk een ijskoude sfeer tusschen twee
gehuwde menschen. ;,En toch doen zulke last
posten niets, dan zelf hun eigen leven ver
gallen en tevens dat van de wederpartij, en
als ze eens 'n oogenblik hun verstand ge
bruikten en nadachten en zich niet aan een
stemming overgaven, wat zouden ze dan
zich-zelf niet moeten uitlachen om hun
dwaasheid en verachten om het weinige
verantwoordelijkheidsgevoelwaarmede ze hun
heiligste plichten en het geluk, het heele
leven van htïn evenmensch met voeten
treden.
No. 243. In den vacantietijd vieren sport-
rostuums hoogtij. Het hier afgebeelde model
bestaat uit een grijzen rok van kasha, geplis-
seerd van voren met een reeks van 7 stolp
plooien. Bij dezen rok zoekt men een jumper
van zijden of dun wollen tricot, even eens in
grijs, maar geornamenteerd in kleurige of
vit-en-grijze motieven. Een hoed in bijpas-
tend vilt, kousen licht grijs en schoenen
bruin.
No. 244. Nog een sportcostuum, maar van
witte en gele toile de soie de laatste voor den
rok en het kraagje. Het lijfje heeft over de
borst twee platte plooien en een sluiting met
knoopjes in het midden het loopt door tot 6
i 8 c.M. lager dan de ceintuur en is hier voor
zien van over elkaar liggende plooien. De
teintuur zelf is van zwart gelakt leer met vier
kanten nikkelen gesp. Om het haar bijeen te
houden gebruikt men 'n witten of gelen hoofd-
doek verder lichte kousen en bruine schoe
nen met platte hakken. Patroon f 1.35.
No. 245. Een elegante robe voor namiddag-
gebruik. Het is een z.g.n. boléro costuum
De eigenlijke japon is van groene crêpe de
chine (naden afgemaakt met een dunne passe-
poile). De zijden van het rokgedeelte zijn
gegarneerd met smalle strooken, waarvan
één kant telkens open ligt en iets over de
volgende geschoven, terwijl juist bij den zij
naad een stolpplooi wordt aangebracht. De
bolero, gemaakt van dezelfde stof als de ja'
pon, heeft lange mouwen van onder in den
naad open en gegarneerd met een witte biais
Ook het kraagje en de revers zijn wit, evenals
de biais langs den voor- onderkant. Ter
weerszijden twee splitjes voor de zakken
Een hoed in bijpassend stroo met witte
crêpe de chine-garneering. Kousen beige en
schoenen donker bruin. Patroon f 1.50.
Tot de werkjes in huis, die nog wel een?
wat te wenschen overlaten, behoort zeker
ook het messenslijpen. Hoe vaak wordt er
niet geklaagd over te botte messen, waar
men op „naar Keulen zou kunnen rijden,"
of waarbij de scherpe kant niet van den bot
ten te onderscheiden is. Niet alleen is het
dan lastig om er mee te snijden, maar de
spijzen die gesneden moeten worden, lijden
ervan in smaak. Vleesch bijvoorbeeld dat
met een te bot mes gesneden is, is meer uit
elkaar gerukt dan gesneden, zoodat de
draad niet over dwars wordt doorgesneden,
wat dit gerecht iuist zooveel smakelijker
rricicikt*
De meeste dienstmeisjes en over het al
gemeen de meeste vrotiwen begaan de fout,
dat zij het mes plat neergelegd over de slijp-
plank heen en weer schuiven. Het gevolg is
dat er wel van het mes afgeslepen wordt,
maar juist niet van den scherpen kant, die
iets afloopend is en zoodoende bij deze ma
nier van bewerken de plank zelfs niet raakt.
Hier wordt echter werkelijk nog een po
ging gedaan om de messen scherp te ma
ken. Dit is niet het geval wanneer zij enkel
maar gepolijst worden op een plank met een
kurk met amarylpoeder. Wanneer de mes
sen er maar mooi glimmend en zonder vlek
ken uitzien, is het voor velen allang mooi
genoeg, want de gedekte tafel ziet 'er onbe
rispelijk mee uit of er met de messen ge
makkelijk gesneden kan worden, doet min
der ter zake.
Toch is het met moeilijk om te weten,
hoe de messen geslepen moeten worden om
ze goed scherp te krijgen. Zij worden daar
toe een klein weinigje schuin met den scher
pen kant op de slijpplank gelegd en dan
wordt door licht op dien scherpen kant te
drukken, het mes van links naar rechts over
de plank, met fijn zand bestrooid, geschuurd
Voor den anderen kant wordt van rechts,
naar links gewerkt, maar hef is altijd ver
keerd om het mes op de plank heen en weer
te bewegen.
Veel kracht is er niet voor noodig, om
het mes op deze manier scherp te krijgen.
Het is zelfs beter om er niet al te stevig op
te drukken, want anders komt er zeker een
braambaard aan, die lastig te verwijderen
en die bovendien slecht is voor het mes.
Na het slijpen worden de messen dan nog
gepolijst, waardoor zij wel weer een heel
wat oogelijker aanzien krijgen. Komen er
gasten en is er geen tijd om èn slijpen èn
polijsten beide te doen, bedenkt dan, dat het
belangrijker is om den gasten scherpe of
schoon wat gevlekte messen te geven dan
mooi-glimmende, die echter practisch niet
goed bruikbaar zijn. bij hun bord te leggen
Voor het aanzetten der messen zijn er te
genwoordig vele handige instrumentjes in
den handel, waarbij slechts enkele malen 't
mes over een soort dubbel metalen s^a
steentje gehaald behoeft te worden om ze
flink scherp te doen zijn. Vooral het brood
mes en het voorsnijmes hebben dit tusschen-
tijds nog wel eens noodig. De instrumentjes
worden echter soms aanbevolen voor gere
geld gebruik, en als zou de slijpplank niet
meer noodig zijn. Dat is echter niet aan te
bevelen de messen zouden wel gemakke
lijk scherp worden, maar de slijtage is bij de
ze bewerking te groot om ze geregeld toe te
passen.
De messen die puntig toeloopen, zijn
ouderwetsch geworden, tegenwoordig voelt
men meer voor de messen waarvan het heft
overal even breed is. Toch waren die an
dere messen in het gebruik gemakkelijker
en het scheen ook wel alsof zij gemakke
lijker scherp te krijgen en te houden waren
En het zal dan ook wel niet zonder reden
zijn dat de voorsnijmessen altijd puntig toe
loopen. Maar de mode wil nu eenmaal de
breede messen over enkele tientallen van
jaren worden deze weer ouderwetsch ge
vonden.
Zoo blijkt dat zelfs in deze prozaïsche,
maar onmisbare voorwerpen, die op iedere
huwelijks-verlanglijst voorkomen, maar die
bijna nooit onder de cadeaux behooren, nog
een mode bestaat. Wie weet of we ook niet
nog eens messen zullen gebruiken, die aan
twee kanten snijden
De jurkjes van onze kleine meisjes zijr.
veelal van recht model, gegarneerd met ge-
plisseerde volants of tulle, ingerimpeld lint
of een eenvoudige, maar kleurige broderie.
Voor kinderkleeding veroorlooft „Konin
gin Mode" ons altijd een veel grootere vrij
heid ten opzichte van garneering dan voor de
kleeding der volwassenen.
Een eigen-gevonden garneerinkje kan een
kinderjurk juist iets aparts geven, een typisch
borduurmotiefje verhoogt het effect. Een
kinderjurk vooral is niet streng onderhevig
aan de voorschriften der mode wat de de
tails betreft. Een gerimpeld lintje of touffe
tulle doen soms wonderen aan een overigens
onopvallend jurkje.
De geheel rechte modellen vragen om 'n
aardige, origineele garneering, wanneer de stof
in effen kleur is gehouden.
Gebloemde of geruite stoffen hebben zel
den garneering noodig, hoogstens een con-
trasteerend kraagje en lederen ceintuurtje.
Bedrukte crêpes, voiles en shantungs spelen
een groote rol in de kleedingmode der kin
deren.
Hoedjes worden dikwijls gegarneerd met
dezelfde garneering van de jurk en soms wel
met de stof zelf, waardoor alweer de eenheid
verkregen wordt, waardoor de mode-van
heden zich kenmerkt.
Kruissteekborduursels staan allerliefst op
jurkjes van effen voile of toile de soie. Iedere
moeder kan voor haar kleine meisje met suc
ces een dergelijke- broderie op jurkjes en
schortjes aanbrengen.
Ook worden er hoedjes en manteljes voor
baby's met zulk een borduurwerkje opge-
vroolijkt.
Voor bakvischjes past men een meer in
gewikkelde broderie toe.
Deze jonge dames zijn veelal het aardigst
gekleed met jurken van bedrukte crêpe voile,
mousseline, foulard of popeline. Een smal
wit batist kraagje en wit lederen ceintuurtje,
maken dergelijke jurken meestal alleraardigst.
Voor meer gekleede jurk zien wij die van
crêpe de chine, crêpe Georgette of zijden
voile, versierd met plissée of volants van de
zelfde stof. De rokken zijn ruim, daar ze de
bewegingen van het kind niet mogen belem
meren.
Pelswerk en wollen stoffen liggen in den
zomer (juist in den tijd, dat de motvlinder
tjes vliegen) ongebruikt in kisten of kasten.
Ouderwetsche huismoeders leggen kamfer
bij haar winterkleeren een afdoend middel
is ook naphtaline. Dit is een wit kristallijnen
poeder, dat in balletjes of vierkante stukjes
wordt verkocht. Men ziet het in musea bij
opgezette dieren liggen, om ze tegen scha
delijke insecten te beveiligen.
Naphtaline doodt de mot niet op reeds
aangetaste stoffen gestrooid, zou ze dus geen
eind aan het verderf maken.
Bij het zoeken naar de plaatsen, waar
ze hun eieren moeten neerleggen, worden
de insecten door hun reukzin geleid. De
motvlinders .ruiken, waar de wolier winter-
kleeding geborgen is. Heeft men er naph
taline bij gelegd, dan wordt door den ster
ken reuk van deze stof, die van de wol ge
maskeerd en de motjes worden van de plaats,
waar ze schade konden doen, verwijderd ge
houden.
Het is bekend dat het dikwijls heel moeilijk
is een geschikt cadeau voor een man te vin
den en toch staan de meeste vrouwen op
vrij geregelde tijden voor het feit dat ze haar
man of toekomstigen dito, vader, of broer
een of ander zullen willen geven.
Duurdere dingen kunnen al vrij gemakke
lijk gevonden worden, maar zoodra men om
financieele redenen niet kan denken aan
gouden horloges, ringen met een edelsteen,
een automobiel of gouden potlood, dan staat
men al spoedig stil voor een dassenwinkel,
zelfs zoo spoedig, dat heel wat mannen
reeds bij voorbaat rekening houden met het
feit dat ze op hun verjaardag „natuurlijk"
een nieuwe das krijgen. Hef is echter volstrekt
niet onmogelijk hem ook eens iets anders
te vereeren en daarom geeft bovenstaande
plaat enkele ideeën van cadeaux. die bijna
eiken man van nutte kunnen zijn want ook
ook voor hem wisselt de mode van tijd tot
tijd, zij het dan in niet zoo hevige mate als die
der vrouw Heel wat mannen zullen bijv.
zeer in hun schik zijn met 12 nieuwe boorden
van het tegenwoordige genre met eenigszins
afhangende punten. Zou hij ook niet tevreden
zijn met een eenvoudige dasspeld met half
edelsteen of met een paar zilveren manchet-
knoopen met parelmoer-vulling? Ook zijn
er tegenwoordig zulke verrukkelijk mooie
zakdoeken met beschaafde fijngetinte streep-
dessins deze zijn niet altijd goedkoop, maar
voor vele menschen toch wel betaalbaar.
Geeft gij een man een paar nieuwe sokken,
kies dan niet de thans zoo veel geziene ruit-
dessins maar een effen donkere tint of een
hoogst bescheiden streep. En dan is er onder
andere nog het aardige cadeau dat bestaat
uit een leuke doos waarin keurig gerang
schikt een paar bretelles met bijpassende
sokophouders. Gij kunt overtuigd zijn le
zeres, met dit laatste succes te zullen hebben.
Een ander voorbehoedmiddel tegen de
mot is de stoffen, die men wil beveiligen,
in goed sluitende doozen te bewaren, of in
linnen zakken te naaien. Het is niet moge
lijk, dat bij de op deze wijze bewaarde stof
fen motjes kunnen komen en er eieren op
leggen. Men zorge evenwel met dit voorbe
hoedmiddel niet te laat te komen. Onmid
dellijk nadat in het voorjaar de winter
kleeren niet meer gedragen worden, moeten
ze goed worden weggesloten. Door geen
enkel gaatje mogen ze door de kleine in
dringers te bereiken zijn. Zijn de eieren een
maal op de stoffen gelegd, dan helpt geen
afsluiten. In de doozen of de linnen zak
ken zouden zich dan evengoed de motrups
jes ontwikkelen en het verderf zou zich hoe
langer hoe meer uitbreiden.
Wil men reeds aangetaste stoffen zuive
ren, dan moet men de daarin levende mot
rupsjes dooden. Schaadt het de stof niet,
dan kan men dit doen door hitte. Kan men
de kleeren in een oven eenigen tijd aan een
warmte van ongeveer 50 graden Celsius
blootstellen, dan wordt de mot er in gedood.
Het is evenwel moeilijk, droge stoffen eer,
tijd lang gelijkmatig op die warmte te hou
den. Daarom zal een hitte, door stoom ver
kregen, het meest doeltreffend zijn.
REINIGEN VAN STROO-MATTEN
Om vloermatten te reinigen kan men ze
boenen met zeepsop.
Stroomatten, manden en gevlochten zit
tingen van stoelen krijgen door afborsteling
met zout water een nieuw aanzien. Stroo
matten die vuil zijn, worden weer zoo goed
als nieuw door met kookzout in warm water
opgelost, flink te borstelen, totdat de heele
mat bewerkt is. Daarna afspoelen met schoon
water.
Goudkoord maakt men schoon door het
te wrijven met fijn aluinpoeder. Met een
penseel inwrijven, daarna het koord uitklop-
i pen en met een zachten zeemleeren lap na-
wrijven.
Glaspapier is te verwijderen door afkrab
ben en afwasschen met water, dat zoó heet
mogelijk moet zijn. De laatste resten na het
afkrabben zijn ook weg te krijgen, door al
les in te smeren met groene zeep en dat eeni
ge dagen te laten inwerken.
Een recept om geel geworden voorwerpen
van nikkel weer op te knappen is het volgende
Er zijn noodig 2 deelen zwavelzuur en 100
deelen wijngeest.
Het zwavelzuur langzaam bij den wijngeest
voegen.
Daarin legt men de geel geworden nikkelen
voorwerpen, spoelt ze daarna flink met schoon
water af en wrijft ze op met droog zaagsel.
Ook om dit geel worden te voorkomen is
dit middel goed.
Theebladeren welke gewoonlijk na het af
trekken borden weggeworpen of hoogstens
nog een keer voor het vegen van karpetten ge
bruikt worden, kunnen nog op andere wijze
van dienst zijn. Indien men ze nog eens op
het water laat aftrekken, mins-ens een uur,
verkrijgt men een licht bruine vloeistof, welke
uitstekend te gebruiken is voor het wasschen
van spiegels, vensters en gewoon glaswerk.
Ook kan 't worden gebruikt voor het boenen
van linoleum of het wrijven van meubels.
Voor geverniste vloeren is deze wijze van
behandeling ook zeer goed. En tevens glijdt
men later er niet zoo op pit.
Muggebeten wrijve men met een papje van
zuiveringszout en koud water.
Vloerkleeden of tapijten, die niettegenstaan
de stofzuigen en kloppen, hun frissche kleut
verloren hebben, kan men opknappen do«
middel van rauwe zuurkool. Voor een groot
kleed heeft men een pond zuurkool noodig.
Eerst het kleed flink uitkloppen en dan
stuksgewijze met een handvol zuurkool uit
wrijven.
Papieren patronen op maat gemaakt,
kunnen besteld worden onder toezending of
bijvoeging van het bepaalde bedrag plus 15ct.
porto, aan het Comptoir des Patrons, Molen
straat 48 B, Den Haag. De maten op te geven
volgens onderstaande teekening.
Vrij naaT het Fransch.
31
De generaal telefoneerde naar de gendar
merie-kazerne en eenige minuten later ont
vingen vier gendarmen de hevelen van den
gouverneur.
Zij gingen uit elkaar om de aandacht niet
te trekken. De Corsikaan nam zijn rijtuig.
Om vier uur was iedereen op zijn post. Op
dat oogenblik gaf Lucien aan den eenigen
klant in den winkel geld terug.
De Corsikaan kwam binnen, wat later
gevolgd door twee gendarmen. Fadé werd
ongeduldig, terwijl de ex-adjudant zich
moest inhouden, want de lust bekroop hem
om zich op den spion te werpen. Hij zeide
heel eenvoudig:
Ik kom je mededeelen dat Jean Dau-
drelle wegens spionnage ter dood vroordeeld
is. Morgen wordt hij terechtgesteld.
Fadé was doodsbteek. Hij hield zich aan
de toonbank vast, richtte zijn oogen vol
ingst op den Corsikaan en de gendarmen.
Hij heeft mij aangegeven, wijl gij komt
om mij gevangen te nemen.
Neen, maar je hebt je zelf verraden.
Genade! Genade! Ik heb niet de groot
ste schuld.
Zoo? En wie heeft dan de meesje
schuld?
De oude Betrun.
Zoo, zoo! Hij is dus niet verongelukt!
Fadé liet zich dat geen twee keer zeg
gen: hij beefde over heel zijn lichaam, hij
kon nauwelijks op zijn beenen staan, hij
zweette van angst.
Eindelijk waren zij op den trap, in den
gang, voor de deur van het hol. Maar Fadé
kon ze niet open krijgen, hij beeft te zeer
en wil niet door Bertrun gezien worden. Een
der gendarmen doet hem de boeien aan,
bindt zijn voeten vast en de Corsikaan blijft
daar, terwijl de gendarmen den sleutel om
draaien en de monumentale deur open
maken.
Een verschrikkelijke godslastering klinkt
onder de gewelven, men hoort wilde kreten,
de man verzet zich geweldig en de herculi
sche kracht der twee gendarmen is nauwe
lijks in staat hem in bedwang te houden en
te binden Zij nemen hem mee door de gang,
gaan de trap op; maar het is hard werk,
want Bertrun spant alle krachten in om zijn
banden te verbreken. Nu komen ze in het
magazijn en Betrun ziet rond
Waar is Lucien? Waar verbergt hij
zich" u- verrader!
Efc oogen puilen uit zijn hoofd, als hij Fadé
bemerkt, die beeft als een blad en die be
waakt wordt door een ouden adjudant.
Er volgt een onbeschrijfelijk tooneel, grove
scheldwoorden en smadelijke verwijten over-
stelpen Lucien, die geen woord zegt., Hij
rilt van angst.
Buiten hoort men kreten. Het volk ver
zamelt zich achter de vensterruiten en tracht
te zien wat er in den winkel en het maga
zijn gebeurt. Een politieagent verschijnt. Hij
wordt door een der gendarmen ingelicht', een
rijtuig wordt gehaald. De oude Bertrun, die
vreeselijk tegenspartelt, wordt er in ge
plaatst; eveneens Fadé, die niet op zijn bee
nen kan staan.
De volksmenigte heeft begrepen: zij be
spuwt de verraders en laat hun merken hoe
zeer zij hen verachten.
Het rijtuig houdt stil voor het paviljoen en
de twee schuldigen worden in het kabinet
van den gouverneur gebracht. Deze is om
geven door Fréquentin den dokter en den
ordonnans welke Jean gaat halen, die be
geleid wordt door twee gendarmen. Hij is
buitengewoon verwonderd, maar de tegen
woordigheid van Lucien en den Corsikaan
maken hem alles duidelijk.
Onmiddellijk vestigt hij zijn blik op den
generaal, die zeer opgewekt schijnt.. De
dokter gaat naar Fadé en neemt zijne han
den. Lucien wil dit niet toelaten. Hij brult
van woede, maar men houdt hem stevig vast
en zijne vingerafdrukken worden genomen.
De gouverneur, geholpen door den dokter,
onderzoekt ze nauwkeurig, vergelijkt ze met
degene, die hij reeds in zijn bezit heeft, houdt
ze onder het vergrootglas en zegt:
Dit individu is degene, welke de lijst
der troepen in het begin der vijandelijkheden
heeft gestolen; die op zekeren avond hier
in dit vertrek is binnengedrongen en die,
door Jean betrapt, dezen heeft willen ver
wurgen
Ja, onderbreekt de dokter, had ik u
niet gewaarschuwd? De plaatsing der men-
schelijke klauwen in den nek van Doudrelle
toonden aan, dat hij zijn vingers buiten
gewoon ver van elkaar kon brengen, dit
heb ik slechts bij een enkelen man gezien:
dezen!
Wat meer is vervolgde de generaal, hij
is het, die Jean in zijn ziekte kwam be
zoeken en ons gesprek afluisterde, daarna
gevlucht is en het cigarettenétui heeft ach
tergelaten
O, riep de ordonnans uit, nu begrijp ik
hoe het komt, dat ik dien avond een man
chetknoop gevonden heb. De spion had hem
daar verloren.
Wat is dat met dien knoop? vroeg de
generaal.
Neem u me niet kwalijk, generaal, den
dag waarop Jean zoo koortsig was, heb ik
op zijn kamer vuur aangelegd en toen heb
ik een mooien manchetknoop gevonden....
en bewaard. Ik mocht dat niet. Toen ik
later bij Fadé denzelfden zag, heb ik hem
teruggegeven: maar ik zou nooit veronder
steld hebben, dat hij een spion was, ik dacht
dat hij dien knoop eenvoudig verloren had....
En dan, generaal, sta nog toe, dat ik nog
iets zeg... - Ik heb opgemerkt, dat Fadé ons
sedert eenigen tijd geen hand meer gaf. Hij
had ze in zijn zak of op zijn rug of had
handschoenen aan.... Dat was zeker we
gens de vingerafdrukken!
Die jongen redeneert uitstekend, ver
klaarde de dokter, en dit verklaart hoe de
plannen, welke voor eenige dagen gestolen
werden, slechts de afdrukken van Jean
droegen.
Natuurlijk, zeide Campran; zeg mij eens
juist wat toen gebeurd is, jongen.
Hij richtte zich tot Lucien.
Fadé antwoordde niets.
Hoe! riep Frequentin uit. buiten zich
zelf van woede, gij geeft de gevraagde ver
klaringen niet, terwijl gij zoo laf zijt ge
weest om een onschuldige in uw plaats den
dood te doen ingaan! Wce« tenminste een
enkelen keer oprecht; dit zou overigens den
rechters milder kunnen stemmen... -
Toen Lucien deze laatste woorden hoor
de, hief hij het hoofd een weinig op. On
rustig beschouwde hij dé omstaanders en ver
telde dan in stukken en brokken de laatste
gebeurtenissen. Hij trachtte de schuld op
Bertrun te schuiven welke hem den raad
had gegeven en daarenboven nog bedreigd.
Hij was slechts diens onvrijwillig werktuig.
slotte
HOOFDSTUK XXVII.
De generaal bleef zwijgen. Ten
wendde hij zich tot zijn neef:
Mijne heeren, uit dit alles blijkt, dat
Jean Daudrelle onschuldig is. Zijn procee
moet onmiddellijk herzien worden en de uit
slag is niet twijfelachtig; daarom stel ik Jeaü
Daudrelle voorloopig in vrijheid-
De gendarmen maakten de boeier valt
den onschuldige los. Hij deed een schred®
naar den generaal, lachte hem vol vertrou
wen toe en zeide alleen:
Dank u!
Dan ging hij naar den Corsikaan en drukio
hem stevig de hand: ik weet niet. wie vat»
de twee het meest bewogen was. maar geen.
van de twee kon een woord uitbrengen.
Een weinig later werden Bertrun en zijn
handlanger in een cel opgesloten.
Toen de aalmoezenier den volgenden mor
gen de ernstige gebeurtenissen vernam, wel
ke daags te voren hadden plaats gehad,
zeide hij triomfantelijk:
Ik wist wel, dat O. L. Vrouw van Sint
Victor haar kind niet zou verlaten.
De inwoners van Verdun hadden spoedig
de gevangenneming der twee spionnen ver
nomen, het drong door in den omtrek; maar
hoe kwam het ter kennis van den vijand?....
(Wordt vervolgd.)