VOOR DE HUISKAMER "S-aoï ag •s1»'*-"3a 2.3 sis? §*S- a m s Sr 5 P fe» l t NUMMER 10 F VIJFDE JAARGANG 1925 0 0 0 0 0 DE BRUIDSDIAMANTEN roman 0 0 0 0 tde'rr oeclige liefde veer Kerk en Pres, willen wij U in enkele bladzijden verha len de geschiedenis van het fccijs Fause- lijke Zcuaven, hun krijgsverrichtingen, de heldendaden vccral van Neerlsr.ds ze nen. Sedert 1846 zetelde cp Petrus' Steel Paus Pius IX. Iedereen ker.t siju nin- zaam gelaat, dat ens glimlachend aanblikt van de vele portretten, die vrceger een eereplaats bekleedden in de Katholieke huisgezinnen, en die men eek thar.s neg als een familiereliek hier en daar bebaard ziet. Zeer moeilijk was de toestand waarin hij in het begin van 't jaar 18C0 vei keer de. Zoo juist was de vrede gesleten tus- schen Oostenrijk en Franktijk, vestenden met het koninkrijk Sardj*-«-Fnmcnt, waardoor dit laatste lar.d een grccte uit breiding in Kccrd-Italië kad gekregen.. De regeering van dit land zag hierin het begin eer verwezenlijking van haar plan geheel Italië crcer den scepter van Vic tor Emmanuel, lening van Saidiril-Pië- mont, te vereer.igen. Met geweld en met de schandelijkste middelen zcu zij haar doel eindelijk bereiken. Italië testend teen r.cg uit het konin krijk der beide Sicilicn, dat Zuid-Italië en het eiland Sicilië cmvatte, uit den Kerkdijken Staat in Midden-Italië, be nevens uit enkele staatjes ten Keerden daarvan eindelijk had cck Ccstenrijkncg een gedeelte Koerd van Kccid-Italië in bezit. Het grootste deel van Kccrd-Italië vormde met het eiland Sardinië het ko ninkrijk Scrainië-Piëmcnt, dat eenigen tijd daarna den naam van keninkrijk Italië aannam. Het Noordelijke gedeelte van het Pau selijk gebied en de kleinere staten waren reeds door sluwe list en ïuw geweld in de macht geraakt van fcet Piëmcnteesch leger. De beruchte vrijbuiter Gcnitaldi zou nu met steun van het Italiaansche gouvernement een cpstar.d verwekken in het koninkrijk der beide Siciliën. Guiseppe Garibaldi geboren in Nizza in 1807 had een hoofdrol gespeeld in al de troebelen van zijn Italiaarsch vaderland. Jarenlang had hij daarom als balling buiten Italië moeten verblijven en dezen tijd doorgebracht met in Zuid- Arnerika aan de opstanden deeije remen, die daar aan de orde van den dag waren. In 1848 verscheen hij in Rome, teen daar de opstand tegen het Pauselijk gezag los brak. Spoedig echter werden de oproer makers met Fransche hulp verjaagd Onmiddellijk was de vrijbuiter thar.s bereid om de plannen van de Piê'rrontee- sche regeering tegenover Zuid-Italië uit te voeren en door verraderlijke middelen kwam al spoedig heel het land op enkele vestingen na in handen van zijn roof- benden. De geregelde troepen van Piëmont zou den de heerschappij in Napels spoedig gaan overnemen. Hun weg leidde door Pauselijk gebied. Iedereen begreep, dat men van die ge legenheid gebruik zcu maken cm geheel het gebied van den Paus mede te verove ren. Een kleine Fransche legermacht bezette vvebRcme om den Paus te bescher men, maar Pius IX kende de dubbel zinnige politiek van Keizer Napoleon III, den toenmaligen heerscber van Frank rijk, te goed, om niet te voelen, dat hij cp den steun der Fransche troepen niet kon rekenen. Het Pauselijk leger was veel te Zwak om den dreigende inval der Piëmon- teesche troepen met succes te kecren. Daar bij kon men slechts volledig vertrouwenop de vreemdelingenregimenten, waarin voor al Zwitsers en Duitschers dienden want onder de Italiaansche troepen werkten de handlai g ms van het ééne Italië, en de uitkomst heeft bewezen, niet zonder ge volg. Het leger moest dus uitgebreid wor den en opnieuw geoefend en georgani seerd. Om die moeilijke taak te vervullen was een man noodig met groote onder vinding en? met klinkenden naam. Dien man meende de Pauselijke Mi nister van Oorlog, Mgr. de Merode, ge vonden te hebben in graaf Christophe Ju- chault de Lamoriciere. Deze edele Fransch man had zich in de kolonie Algiers in de oorlogen tegen de krijgshaftige Kabylen Zóó onderscheiden, dat hij, van graad tot graad opklimmend, het had gebracht tot opperbevelhebber en gouverneur der ko lonie. 'a Teen Napoleon III zich deer een staats greep van de opperheerschappij bad mees ter gemaakt, wilde Lamcticière den eed van ticuw aan de nieuwe regeering niet afleggen, en meest enkele jaren in bal lingschap gaan. In zijn vaderland teiug- gekeerd, leefde bij thar.s stil cp zijn kas teel, Le Fats vraagt mij, ik meet gehoor zamen," was bet antwoord van den held, teen Feme's afgezant hem het veilangen tan Zijne Heiligheid bekend maakte. Feec's den volgenden dag verliet hij zijn edele gade en kinderen, en aanvaardde langs een cnweg ever Eelgië en Duitscfe- land de reis raar Rcme. Een l(*ien Maart kwam tegen 8 uur des avonds de Recerrptcrist Fater De- ckamps later kaïdiraal-aaitsbisscbcp. van Mechelcn zijn Heester te Eiussel binnen, teen de fcrccdeipoitier hem een briefje overreikte zender cnücrteckcrirg met de veerden Kcm «middellijk Eue Terrc-Kcuve no. 105". De Pater aarzelde cm die uitrccbigirg cp dat late uur cp te volgen, tfaar eindelijk beskot hij tcch irtar te gaan. Aan het opgegeven huisnummer ge le men werd bij aanstends binnengeleid bij ricri rnd minder can Lamciicière, die hem zeide „Reeds 3 uur wacht ik cp u. Ik vertrek morgen naar Feme." Fij ont vouwde den Pater zijn plannen en be pleitte de noodzakelijkheid, vele jenge- trarr.er coder 2i;n ccn mando te zien toesnellen. Enkele dagen later tegen een ccmité tot werving van soldaten veer het Pauselijk leger zijn arbeid in Eelgië. Den Isten April kwam Lamericière in Feme aan cn werd crmiddellijk met het opperbevel bekleed. De naam van den grooten held was ge noeg cm een groot aantal jongelingen uit de edelste geslachten van Frankrijk naar Rcrr.e te deen snellen en zich order zijn banier te scharen ter verdediging van Pe trus erfdeel.Het waren vccral de telgen der cud adellijke families van de partij der z.g. legitimisten, c'ie slechts den hertog van Bordeaux, den afstammeling der cude koningen, als wettig verst van Frankrijk erkenden en zich niet in den dienst van keizer Napoeon III wilden begeven. De bercemste namen van den Franschen adel vond men onder die vrijwilligers, Zccals een baron Ath3i?ase de Charette de la Cent;ie, later luitenant-kcncnel der Zcuaven, met meerdere familieleden, markies Georges de Pimcdan de la Vallée de Raréccurt, den graaf de Eecdelièvre, graaf Gaspard de Ecurbon-Chalus, Henri de Cathelineau, de afstammeling van den beroemden aanvoerder der Vendeërs te gen de gcdüelccze benden der eerste Fransche republiek. Nauwelijks had deze vernemen, dat de Paus verdedigers vroeg, of hij snelde met zijn deitieniarigen zoon naar Rome. Zijn zoon werd later zwaar gewend in den slag van Mentana en was de 33ste Cathelineau, die voor de zaak van bet recht en het geloof zijn bloed vergoot. Markies de Fimodan werd door Lamo- ricieére verkozen tot chef van zijn generale staf. Deze edele Franschman had als legitimist niet kunnen dienen in het toen malige Fransche leger. Maar het ridder- bloed in zijn aderen dwong hem tot de militaire loopbaan. Daarom nam hij dienst in het Oostenrijksche leger, waar hij op klom tot den rang van kolonel. De dag echter dat Oostenrijk in oorlog kwam met Frankrijk, zag hem zijn degen terug geven aan zijn Oostenrijkschen keizer. Thans was hij een der eersten geweest om den Paus ter hulp te snellen. Baron de Charette had ook de Oosten rijksche uniform gedragen, en die om dezelfde reden afgelegd. De meeste leden van zijn aloud geslacht waren voor ruim een halve eeuw op het slachtveld of cp het schavot den helden dood gestroven, in de Vendeé-oorlogen voor God en hun wettigen koning. Zijn vader was in 1832 ter dood ver oordeeld wegens een poging om de Bour bons weer op den troon te plaatsen. Thans zou baron Athanase met zijn vier broers de glorierijke traditie van zijn familie hoog gaan houden in den strijd voor Paus en Kerk. Dit zijn slechts enkele, de beroemdste, onder de vele klinkende namen der Fransche vrijwilligers. Spoedig volgden vele Belgen, zoowel leden van den adel als de eenvoudige oerenzconen der Vlaamsche landouwn. De Ieren kwamen in zco groet getal 8C0 dat er cr.middellijk een heel ba- taillcn -van Sint Patrick uit gevormd ken werden. De Ccstemijksche keizer gaf aan vele zijner officieren en duizenden soldaten verlof cm in Pa.uselijker. dierst ever te gaan. Zij vcimden daar de Euit- sche fcataillcr.s. De Nederlanders zien we eerst later in groot getal vei schijnen. Uit de Fransche en Eelgische vrijwil- ligeis vormde Lamericière een apart korps, dat der Frar.cc-Bcigen, onder be vel van den graaf de Becdelièvre; een vete raan van der, Krimccilcg. In den vclksmcnd werden zij al spoedig Zcuaven genoemd,^onder welken naam ze hun beroemdheid hebben veiworven. Flun klecding was de aanleiding daartoe. „Zcuaven" waren oorspronkelijk on afhankelijke Kabylen uit de provincf Ccnstanfine in Algiers, die hun wapenen veil hadden veer den meestbiedende onder de potentaten der rcoverstaten aan de kust van Afrika. De Franschen wisten deze natuurkinderen vcor zich te winnen en hen tot een beroemd hulp corps cm te voitren. Hun grijze uniform werd door vele Fransche officieren als de meest practische beschouwd die er toentertijd bestond. Ze liet den hals vrij, cm knelde niet de berst, hield het lichaam warns, de beenen geharnast. De kem- manc'ant der Franco-Belgen vond deze eigenschappen in geen enkel ander uni form terug en veerde dit daarom met goed vinden van een opperbevelhebber La mericière vcor zijn legcrafdeeling in. De sierlijke, Zwierige «nifcim, liet niet na indruk te maken op het cntvankeüjk gemoed der Romeinen, die al spoedig de Francc-Belgen slechts Zouaven noemden. Door de bekwame officieren, die in het Fransche of Oostenrijksche leger reeds jaren gediend hadden, werden de vrijwil ligers klaar gemaakt vcor de zware taak, die lien wachtte. Al spoedig zouden zij hun heldenbloed vergieten vcor Paus en Kerk. (Volksmissionaris.) GEWGORTEN AAN TAFEX. Manieren en gewoonten aan tafel.... boe héél anders zijn ze tegenwoordig dan in vroeger dagen Hoeveel meer égards worden in or.zcn tijd in acht genomen ge durende den maaltijd dan honderd, twee honderd jaar geleden. Wie oude schilde rijen bestudeert wie films ziet uit de tij den van Tsaar Peter, van de verschillende Lodewijken, kemt tot de conclusie, dat van goede tafelmanieren, tenminste van 't geen wij daaronder verstaan, nog riet veel sprake kon zijn. Cver dit zelfde onderwerp schrijft de „Hotelhouder" „Uit'oude geschiedenissen en rekenin gen, recepten, kookboeken enz. kunnen we wel te weten komen, wat men vroeger at, hoe het bereid werd ook nog wel, maar hoe men eigenlijk at, de tafelgewoonten aus van yroeger jaren, zijn lastig na te gaan. Geen geschiedschrijver denkt er aan om te vermelden om maar eens wat te noemen dat men zijn hoed op het hoofd hield. Dat was zoo gewoon, dat het niet de moeite waard zou zijn geweest, zooiets r og eens te vertellen. De oude zes tiende- en veertiende-eeuwsche schilde rijen lecren ons echter die oude gewoonte kennen. Het was met een zekere voor liefde, dat onze voorvaderen zich aan ta fel lieten pertretteeren. En daaraan is het dan ook te danken, dat we zoo'n beetje kunnen nagaan, hoe het aan zoo'n disch van drie eeuwen geleden toeging. Behalve de schilderijen is er echter nog een bron waaruit veel wetenswaardigs kan geput worden. De z.g. „Civilités". Dit zijn boekjes der wellevendheid. We zouden tegenwoordig zeggen handboeken van mevrouw Etiquette. In tegenstelling met de hedendaagsche, die nu niet zoo erg meer „au sérieux" genomen worden en die zeker niet dienen als leerboek voor de alieshoogstcn in den land geschreven. Hoofdzakelijk bevatten die welkjes niet zoozeer, wat men doén moet, m3ar meer speciaal wat men laten moet. Evenals vader Cats in zijn „tachtig jarig leven" gaan zij tegen de misbruiken en slechte manieren tekeer. De eerste „civilitéj' is van niemand min der dan van onzen grooten Erasmus. Even als vader Cats was hij ook een zeer be schaafd man, die zijn tijd eigenlijk vooruit was. Een zekere pa van Borgonóiëhadeen Zoon, Hendrik en opdat Hendrik nu eens netjes zou leeren eten, droeg zijn oude heer aan Desiderius Erasmus op, hem dit eens te leeren. Behalve de tafelmanieren kreeg hij ook nog lessen, hoe «lich te ge dragen in de kerk, in zijn slaapkamer, bij het spel enz. Erasmus schreef dus een beekje, natuurlijk in het Latijn, yle Civi- litate" getiteld. De geschiedenis vertelt r.iet of de jonge Hendrik er erg van ge profiteerd heeft en van ziin pa, die het cok wel noodig zal gehad hebben, even min. Vele van de vermaningen van Erasmus zijn later nog eens door vader Cats her haald. Dat was maar goed ook, want vader Cats had er slag van om het den menschen duidelijk in het Hollandsch te vertellen, die ram geen blad vcor zijn mond. Het is wel een beetje vreemd als we lezen, dat zoo'n hertog van Bcurgondië met nadruk vei maand wordt, dat hij de spijzen, die men zijne Hoogheid zal aanbieden niet met de hand zal aannemen, maar dat hij beleefd zijn bord moet ophouden. Vereer mocht bij zijn vorstelijken mond en dito vingers niet met de tong aflikken en dan die vingers aan z'n kleed en den genoem den mond aan zijn mouw verder schoon vegen, maar behoorlijk het tafellaken daarvoor gebruiken. Ock zijn vorstelijk hoofd niet krabben noch ziin tanden reinigen, of zijn bord schoonlikken. Eerst goed uitkijken of 't niet te warm is wat hij in zijn mond steekt, want anders zou hij verplicht zijn, het weer uit te spuwen en zich daardoor te laten uitlachen. Dergelijke raadgevingen voor de hoog ster. in den landl en nog wel deftig in het Latijn geschreven, zijn wel teekenend veer die tijden. Het spreekt toch wel van zelf, dat Erasmus het niet zou gewaagd hebben deze in druk te deen verschijnen, indien het niet hard noodig was geweest. Inderdaad werden dan cok de welle ven dheidslessen van den beschaafden Erasmus zec-r op prijs gesteld, ten minste zoowel in Frankrijk als in Engeland wer den zij r.og eens nageschreven. „Minstens tweemaal in de week moet je je wasschen", staat in een Fransch „civilité". Hoever zich dat reinigings proces uitstrekte, staat er echter niet bij, maar wanneer we zoo iets lezen, dan moe ten we toch aannemen, dat er lieder. van stand waren, die het zoover niet brachten. Zelfs in het begin der 18de eeuw lezen we r.og van een groote dame, die behalve door haar prachtig toilet, ook opviel,.omdat zij zoo schoon gevvasschen was Tot zoover de „civilité's" uit vroeger jaren. De beschaving is er wel op voor uitgegaan, dat is zeker. Wij gaan thans zelfs zoover om het materieele door allerlei termen te bedekken en te trachten, in de taal ten minste, te verbloemen, dat men toch in de allereerste plaats eet om zich te voeden, en zich in het leven te houd-n. Wij spreken van „tafelen", van 't. ver zorgen van den inwendigen mensch" enz. Dat deden ze in de 17e en 18e eeuw nog niet. Wanneer wij ze nu nog eens aan tafel konden zien, die deftige patriciërs, dan zouden we ze wel moeten uitlachen, maar omgekeerd zou het wel het zelfde geweest zijn. Andere tijden, andere zeden, en ook andere manieren. Wie weet hoe het over twee eeuwen zal toegaan VRIENDELIJK. „Bestaan er hier ook snelheidsbepalin gen in het dorp?" vroeg de automobi list. „Neen," zei de boer, „hoe harder je rijdt, hoe liever we het hebben des te eerder ben je het dorp vi^er uit." ZOU 'T WAAR ZIJN? Moeder „Zeg een? Mies, welke „Ka- rel" was dat van wien jij vannacht hard op gedroomd hebt Bakvischje „O, dat was.... eh..,, dat was „Karei de Groote," moeder 1" IN DE SLAAPKAMER VAN EEN STUDENT. Student „Hola Wie is daar Inbreker. „Als ge uw leven liefhebt, wees dan kalm en rustig. Ik zoek geld. Student „Steek dan licht op ik zoek mee." DE WRAAK VAN DEN HEER OP KAMERS. De heer op kamers hoorde zijn hospita naar boven komen. „Och gut, meneer, help me toch eens 1 D'r is 'n groote rat in den provisiekelder geloopen. Wat moet ik beginnen ?ij' De heer op kamers lachtta bitter. „Doe den provisiekelder op slot, juN frouw, en laat hem van honger sterven 1 EEN ZITTEND LEVEN. „Heeft hij een zittend leven of...." „Kon je denken Hij is altijd op de vlucht voor zijn crediteuren 1" -O 3 O T - 2. b> cr a 3 3 S3 Rp'fïJ O CU Tl Gi CU p 3 n O cV oo. cr rt>rc<t>^Po3 k' a V H Cu B i <*2 5? 9 g Wo cr* 3 O era, PO 3! v £JL\§ p ;fg 9-0_ 2 £.>ra t" - O 2 |^[iMÉiiii.ii|||ii|ni|||t||||i||mi||H||||U|||||||||IMillllllM»lllimilll»lllllllilllilllllllHIIHMIIIItilMllMIIIIUiillMIUIIIIIIIIllllHlllilllllil»llililiMliiHlijllillllllHIIIIHIIUIII{|j Il|?i;383l3l33i;3BSIit33lt3lt9«illlil333i!33Si5li3ll9llft3«3S3liill333lf;il3lli3liill333ti;33!9H13IS333Sit9333liS3f3l3iillimBIIHii893B3l3i;il3B3i)9Kt9;i93i3ltSSgef3ini3l339ri:;Hgei3SmiiEiiSiS3l33f!i3Sgë OOO-O-OOOOOOO-O-O-O-OOO-O-O-OOOO-O-OO-OOOO-OOO-ÖO-G ÓOOOOOOOOOOOOOOóOSOOOOOöóDOOOóöOOOtH} 0 Geen en een groote tuinschaar in de poort, hond blafte, geen gelaat verscheen voor het venster.De deur stond wijd open en gaf gelegenheid, om in een kleinen armoe- digen gang te zien, met een rei tuinstok- %en versierd en een groote partij hoepels, g tuingereedschappen, wandelstokken en parapluies. „Het zou mij verwonderen, als ge het geleerde de waarheid te zeggen staat ge- Daar zij geen hoedjes op de stokken deedt,"zeide Mr. Marrables droogjes, lijk met het scheren van een tijger of met zag, kwam Miss Savage, die met de ge- „Om het anders te zeggen dan een „at- het strooien van zout op den staart van een woonte van het huisje bekend was, tot tendant term" was een soort van wettelijk alligator. Zij zou zejser iets zeggen waar- ftet besluit, dat de kinderen uit waren, regenscherm, dat de advocaat boven het voor zij gedagvaard zou kunnen worden Zij ging dus recht naar het einde van den hoofd van zijn cliënt hield uit gespreid, Bovendien is het buiten den regel. Zulke gang en klopte aan een gesloten deur, niet omdat het waarschijnlijk was, dat dingen worden altijd door den zaakwaar- vertrouwend dat zij Mrs. Pennefeather het ooit zou gaan regenen, maar voor het nemer gedaan. Ge moet Miss Langtrey thuis zou vinden, geval, dat het kon, mocht of zou gaan re- bepaald overreden, dat denkbeeld op te „Hoe bespottelijk!" „Ik zal het beproeven," zeide Wini- HOOFDSTUK XXIII. „Niet alleen bespottelijk, maar lastig, frieda, „maar ik denk niet, dat het veel „Kom binnen," zeide een stem op een wat erger is. Maar, hoe hoe dit zij, dit bé- baten zal. Neen, Mr. Marrables, ga, als licht pruilenden toon. „Wel lieve tijd lachelijke kunstmiddel werd een twintig het u belieft, niet de laan in. Ik wil liever Waaróm klopt ge aan Waarom komt ge jaar geleden door een besluit van het Par- naar huis wandelen." niet binnen lement afgeschaft, een allerverstandigste Mr, Marrables hield stilhij hield Rory „Omdat ik u niet wilde storen," ant- maatregel de uitwerking/ervan was, alsof stijf vast, terwijl Miss Savage uitstapte, woordde Winifrieda naar binnen kijkend, er een besluit was aangenomen, inhoudend en gaf haar het mandje over. Het was een armoedige, kleine kamer, dat regenschermen zouden afgeschaft „Weet ge zeker, dat ge mij niets anders half eet- half schoolvertrek, met een veel- worden, en dat, wat tot nu toe regenscher- te vragen hebt zeide hij, toen hij een gebruikt schrijftafeltje in een der vensters men genoemd werden, op zouden houden peinzenden blik in haar oogen las. waaraan een dame zat te schrijven. De zoo te heeten, en in allen geval niet meer Zij aarzelde. dame keek om, legde snel haar pen neer, zouden behoeven opgehouden te worden. „Ik, ik denk, dat ik nooit eenig geld sprong op en heette haar gast met uit- Welnu, lieve Winifrieda, dat ongelukkig zal kunnen krijgen, als ik er niet voor naar roepen en kussen welkom, stukje land, ziet ge, was verkocht onder de de Bank ga kan ik wel?" vroeg zij. „O, beste kind zeide zij, „dat is lief oude wet, en de zaakwaarnemer van uw „Ge behoeft natuurlijk niet persoon- van u Mij storen, wel zeker Ge hebt oudoom (een zeer waardig man, ik kende lijk te gaan. Ge zult een' chèque teekenen een talent om juist te komen, wanneer hem van kleine iongen afverzuimde het op u-zelf of op den houder, en uw ge- men u het meest noodig heeft."' regenscherm op te steken." trouwen Ruben naar Singleton zenden „En toen begon het te regenen om het geld te innen." „Juist ik zie dat ge mij nu begrijpt. Nog aarzelde Miss Savage. Welnu, indien dat stuk land zoo waarde- „Hebt ge nu eenig geld noodig, nu loos geweest was als het er uitzag, zou nie- oogenblikkelijk vroeg.Mr. Marrables, word zoo geplaagd! De kinderen? Och mand er ooit over gedacht hebben, te wien plotseling een licht opging. „Mijn lief ja, de kinderen zijn heel wel. Ik heb ze vragen, of de parapluie opgezet was of kind, waarom hebt ge me dat niet dadelijk uitgezonden om blauwbessen te zoeken niet. Het-bleek echter veel waard te zijn. gezegd?" voor een bessenpudding. De blauwbessen De gestorven Squire wierp zich in de ar- „Als.... als ik vijf pond had ge- hebben natuurlijk gedaan, maar zij we- men van Favvcett en Clarke dezen, als had...," zeide Winifrieda vuurrood wor- ten dat niet, en het houdt hen uit de voe- geslepen menschen van zaken, ontdekten dend. de fout en hingen er het proces aan op. „Vijf pond Welnu, ik heb een bankje Neen, neen, neen.geen dank. Ik ben van vijf pond in mijn beurs, of wacht eens, slechts al te gelukkig, als ik u de zaak ge zult liever goud geld willen hebben, werkelijk duidelijk heb gemaakt." Het zal mij benieuwen of ik vijf souverei- „Ik schijn er r.u wezenlijk meer van te nen heb." weten, dan ik er ooit te voren van wist," „Ik zou liever het bankje hebben," zeide Winifrieda aarzelend. zeide zij gretig. „O, dank u, Mr. Marra- kent natuurlijk een maand zooals ge- „Dank zij mijn verhaal van de para- bles, wat zijt ge toch goed Ik ben zoo woonlijk laten zij den armen Derwent het pluie het was echter geen spotternij, och blij, dat ik het bankje heb. Maar hoe zal werk doen." lieve hemel, neen! Ik heb nooit iets gezegd, ik het u teruggeven."? „Men heeft haar geraden den een of an- dat half zoo vernuftig was." „Ge zult mij de eerste maal, dat ik naar deren beroemden Franschen dokter te „Maar maar ik vrees, dat ik de ver- Grange-House kom, een chèque schrij- raadplegen." nuftige uitlegging moeilijker te verstaan ven," antwoordde de kleine man glim- „Gekheid, daar weten wij alles van. Zij vind dan de wetsformule." lachend. zullen iederen dag in het Paleis Royal di- „Hoe dat meent ge niet Neen, neen, „Het moet u wel benieuwen, waarvoor neeren en iederen avond naar de opera dat meent ge niet, lieve Miss Winifrieda 1" ik al dit geld noodig zal hebben of comedie gaan. Zij zal thuis komen met „Ik weet. dat ik heel dom ben," zeide „Neen, neen, op mijn eer niet, neen I" zes nieuwe japonnen en een aantal vod- Winifrieda. „Het is voor een geschenk aan aan den, en vertellen, dat zij al dien tijd in, Ij „Ik zou het uw vijand niet willen hooren Mrs. Pennefeather's kleintje. het hotel Meurice ziek gelegen heeft. O Zeggen. Maar inderdaad, een „attendant „Indien ik een gissing gewaagd had, ik ken ze zoo goed 1 Caldicott legt zijn term" zou een taai stuk zijn voor Minerva Miss Winifrieda, wat ik niet deed," zei- rol van geestelijke en zij die van zieke af zelf. Daar was iets anders, dat ge mij wildet de Mr. Marrables hoffelijk, „zou ik er op het oogenblik zelf, dat zij het Kanaal vragen. zeker van geweest zijn, dat ge het voor een oversteken witte banden en Anglicaan- „Alieen over het aflossen van de hypo- vriendelijk en weldadig doel noodig hadt. sche vesten, schele hoofdpijnen en aan- theek. Moet ik een chèque schrijven voor Wilt ge mijn beste groeten aan Miss vallen van flauwten alles wordt te Do- het geld?" Langtrey brengen? Goeden morgen!" ver achtergelaten om op den terugweg „Ge zult ongetwijfeld allereerst een Hij nam zijn hoed af, vierde de teugels weer te worden meegepakt." chèque móeten schrijven maar uw en was in een oogenblik verdwenen. „Ge zijt onbarmhartig van morgen." voornaamste zorg zal zijn, het bedrag met Miss. Savage bleef een oogenblik de „Men kan het niet bijbrengen, barm- den zaakwaarnemer van Miss Langtrey sjees naoogen, die zich snel verwijderde, hartig te zijn op honderdvijftig pond op te maken, en hem volmacht te geven Daarop vouwde zij haar vijf-ponds bank- 's jaars," antwoordde Mrs. Pennefeather de zaak in orde te brengen." nootje heel klein op en verborg het in luchtig. „Armoede ontzenuwt en maakt „Mijn tante wenscht Mr. Fawcett zelf haar handschoen zij ging de laan in en iemand spijtig. Geef mij duizend pond „Ik ben blij, dat ik kwam, als gij mij noodig hadt." zeide Winifrieda. „Wat is ntt er „Wat cr is Och, alles, en nog wat. Ik ten." „En Mr. Pennefeather „Hij is knorrig, beste bezig zijn pree- ken voor Zondag te schrijven. De Caldi- cotts zijn weer weg, zooals gij wel gehoord zult hebben, denk ik. Zij zijn voor een veertien dagen naar Parijs dat betee te betalen," zeide Winifrieda. „Zelf Hoe bedoelt ge dat Niet per soonlijk toch, argent comptantl" „Ja, dat juist, argent comptant," ant bleef staan voor een klein tuinhekje, toe- per jaar en ik zal beproeven alle deugden gang gevend naar een klein wit huisje, te beoefenen." dat prettig tusschen boomen verscholen „O, ge houdt niet van armoede," zeide en bijna in klimop verstikt was. Het huis Winifrieda. 'woordde Winifrieda lachend. „Ik geloof, was weinig beter dan een hutje en de tuin „Van armoede houden? Neen, dat zou dat zij die gelegenheid denkt aan te grij- een echt huttentuintje, stijf beplant met ik niet denken Wie doet dat pen, om Mr. Fawcett, zooals zij 't noemt vruchten en groenten en slechts een een- „Ik." eens flink de waarheid te zeggen." voudig bloemenrandje ter weerszijden Mrs, Pennefeather haalde ongeloovig Mr. Marrables keek versteld. van het middelpad. Winifrieda deed het de schouders op. „De waarheid zeggen Genadige he- hek open en ging langzaam dit pad op. „Gij en ik zijn zoo verschillend 1" zei mei Mijn lief, lief kind, ge moet tot el" Geen geluid gaf eenig bewijs van leven de zij. „Gij hebt geen vijf kleine kinderen ken prijs uw uitstekende tante beletten, op de plaats, er was geen enkel teeken te voeden en te kleeden. Gij wordt niet «ris van dien aard te doen. Aan een rechts- van bezigheid, behabw een vilten hoed geplaagd door het gevoel een onbeperkt talent voor weelde te hebben. Nu ben ik van huis uit bepaald millionaire en ik heb geen zés stuivers om te doen wat ik zou willen. Dan maakt het mij wanho pig, die ellendige Calaicctts eeuwig te zieti reizen en trekken_en zich-zelf ver maken, terwijl de arme Derwent in de laatste vier jaren geen maand vacantie heeft gehad. Wat weêr bloemen? weer eieren Lief kind, ge bederft mij Wat onze kippen aangaat, die ellendige dieren zouden geen ei leggen, al stierven wij al len van honger." Een klein gerimpeld, fijn besneden ge zicht, een huid, die eens uitnemend schoon was geweest, een paar schitterend bruine oogen, een snelle spraak, een in nemende glimlach, opgewonden manie ren, een draadkale, zwarte japon, die als gegoten zat om een lief figuurtje dit was Mrs. Pennefeather. Nu was Mrs. Pennefeather, de vrouw van den eerwaar den Derwent Pennefeather en de moeder der bovengenoemde vijf kleine Pennefea- thers, de eenige vriendin van Winifrieda Savage's meisjesjaren en de eerwaarde Derwent Pennefeather was de hulppre diker -van den eerwaarde Valentine Cal dicott, den predikant van Langtrey. Van den predikant een aangenaam man met een bloeiend voorkomen, die met een Manchester erfgename gehuwd was is het genoeg te zeggen, dat hij zijn tijd ta melijk wel verdeelde tusschen reizen bui tenlands en visschen thuis, terwijl hij zijn kerk en parochie bijna geheel aan zijn hulpprediker overliet. „Maar ge hebt mij uw grieven nog niet verteld," zeide Winifrieda glimlachend. „Is- uw volkje onhandelbaar Hebt ge Lady Gwendolirie nog niet vergiftigd, of zijt ge er nog met in geslaagd den Graaf te vermoorden Mrs. Pennefeather schudde het hoofd. „Dat is het niet wat mij hindert," ant woordde zij met een onverschillig gezicht, alsof het vermoorden van de aristocratie haar bijzondere roeping was. „Ik heb den Graaf op de meest bevredigende wijze vermoord op geheel nieuwe manier, waarover ge, denk ik, opgetogen zult zijn. Neen, het is over een gecstenhistorie." „Een geestenhistorie „Gisteren kreeg ik een brief van den uitgever van Gog en Magog zulk een lieven brief waarin mij vijf pond werd aangeboden voor een spookhistorie in het Kerstnummer. Ge kunt denken hoe blij ik was. Welnu, ik ging wandelen na het ontbijt en ik kreeg een gedachte, een in val een zelf moor A en een heerlijke ver schijning. Juist wat ik noodig had En nu wil Derwent niet dat ik het opschrijf 1" „Waarom niet „Dat moogt ge wel vragen Hij houdt niet van spookgeschiedenissen hij zegt, dat het lichtzinnigheid is over zulke din gen te schrijven." „Gelooft Mr. Pennefeather dan aan spoken „Hij gelooft noch ontkent hun bestaan. Hij zegt, dat wij niets weten van onlicha melijke geesten in ons tegenwoordig be staan, en dat het in allen geval geen zaak is zich met zulke onderwerpen in te laten. Het is nutteloos met hem te redeneeren. Ge hebt er geen begrip van, hoe vast Der went op zijn stuk kan staan, als het een gewetensvraag geldt. Maar is het niet er gerlijk? Vijf pond, kindliefvijf pond, willens en wétens weggesmeten, en Kerst mis komt aan, en de kinderen hebben warme kleeren noodig voor den winter. Hier ging Mrs. Pennefeather's stem in een onwillekeurig snikken over. „Ik zeg," zeide zij, „dat het hartver scheurend is." Oogenblikkelijk had Winifrieda haar armen om haar heen geslagen. „Neen, neen," zeide zij, „het is een te leurstelling het is verdrietig, maar niet hartverscheurerKl. Tob er niet zoo over,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 11