3 m 5P - d feil Bij de feestelijke herdenking te Nijmegen van de Heiligverklaring van Petrus Canisius. Sanctus Petrus Canisius. Canisius en persoonlijk heidscultuur. CANISIUS DE KINDERVRIEND Ww <VS BORSTBEELD VAN DEN H. PETRUS CANISIUS. Petrus Canisius' Maria werk. De nadering van den dood. De H. Canisius in levensgevaar en wonder-' baar gered. DE APOSTOLISCHE REIZEN VAN PETRUS CANISIUS, De klokken luien feest Nu Christus' Bruid onzen landgenoot Petrus Canisius met de hoogste glorie ge tooid heeft, die zij aan haar kinderen kan schenken, maakt Roomsch Nederland zich op, zijn grooten zoon uit feestelijk woord en geschrift een torenopstekenden tempel te bouwen yan lof en verheerlijking, waar rond de stille majesteit der altaren de zoete geur welke van den wierook onzer woorden en de stralen van de zon onzer geestdrift als lichtende bundels van blauw fluweel, de gladde zuilen van wit- en purperkleurig marmer belichten. Hoog uit de torens onzer zware bewonde ring strooien de klokken glinsterende gelui den over onze lage, nevelige .landen en door de feestvierende straten onzer steden, klin ken de gemeende, lichtende woordenreek sen met gonzend geluid over onze biddende dorpen jubelen en juichen de klankfestoenen als een uitgelaten kind om heugelijke gebeur tenis. Vanuit onzen tempel noodt de kleuren- brand der doorgloeide vensters al van yerre, om met hooggestemden zin in stille adoratie neer te knielen en Hem te danken, Die de heiligen maakt en onzen jubel uit te zingen ter eere van hem. die zich een heilige maken liet De klokken luien wie het hoogste geelt het hoogste wint en het hoogste is de liefde. Omdat hij heel zijn leven aan God en aan zijn evenmensch had gegeven, heeft Petrus Canisius Gods liefde en de liefde zijner me- demenschen gewonnen. Heel het geheim van alle heiligheid is de liefde Zij is de wonderbare gave Gods, die ons het meest doet gelijken op Hem. Die de Liefde Zelve is. Zij is het eerste en laatste woord aller din gen, zij is het begin en het einde, de deugd der deugden Zij is de wortel, de ziel, het leven, de band van alle deugden Waar de liefde ontbreekt, ontbreekt alles waar de liefde leeft, daar is alles De liefde ts alle deugd. Zij is de kracht, altijd bereid alles te doen, wat te volbrengen haar mogelijk is. Door de liefde alleen kunnen en moeten allen heiligen worden De heiligen weten, wat het zeggen wil lief te hebben dat is heel hun geheim O heiltge Petrus Canisius, hoe bewonde ren wij in u den glans van het stralend-reine licht der door God geboden liefde, die den Schepper en het schepsel omvat. Koe staren onze blij-open oogen verrukt op uw dadenvol en werken-rijk leven, waarin uw liefde het hei Paulinische „Ik ben alles voor allen geworden, om allen voor Christus te winnen", wist te slaan als een tempel, moei zaam gedrukt in hard en weerbarstig graniet. Hoe staan ons door uw moed, uw geduld, uw gehoorzaamheid, uw nederigheid, uw trouw aan Rome en den Paus, uw liefde voor de Sociëteit van Jezus uw zorg, ook voor hei tijdelijke, uw ijver voor Eucharistie en Maria-vereering uw heldhaftigheid in den harden geestelijken strijd uwer dagen uw werken als leeraar en prediker, als missiona ris e.i schrijver, als vredestichter en raadsman van geestelijken en vorsten, hoe staan ons daar al uwe deugden te schitteren in het gouden zonnelicht uwer liefde O strijder voor Christus, hoe was daar de liefde voor Hem een drang in uw binnenste, die u dwong te getuigen van Zijn grootheid en goedheid, van Zijn koningschap en God- hetd Niet om bewondering te wekken voor u zeiven, maar om aller aandacht te vestigen op Zijn luister wildet gij heel den rijkdom uwer talenten en al uwe krachten gebruiken, om Zijn vrienden vreugde te geven om de overdaad van Zijn schoonheid en om vreem den, die Hem niet kenden, verbaasd te doen staan om de glorie en maiesteit. d<e van Hem uitstralen Ridder van Jezus Christus, die den oproep van uw Koning 'ter wereldverovering hadi gehoord en Hem zoo liefhadt, omdat Hij God is en die Zijn Wezen weerstraalt zaagt in die wonderen van Gods schepping, in die leveti de tptegels van alles wat Hij is,'in de men- schenzielen. ho? wildet gij al het moois, dat Hij u gai door natuur en genade, laten uit stralen naat buiren, wederom niet om de lofprijzing en goedkeuring det menschen, maar om Zijne schoonheid te doen uitschij nen en u en uw gaven weg te gooien aan de menschen, opdat zij ze zouden gebruiken, zooveel ze wilden, overal en altijd Beminnaar der menschen om God, die uw tijd groot zaagt zijn en der menschheid daden stoet en forscb en der menschheid werken zaagt oprijzen als een onverganke lijke getuigenis van het geweld uwer eeuw, hoe begreept gij ook het ongeluk van uw onevenwichtigen worstelenden tijd en hoe voeldet gij met rooden gloed vurig een schrij nend medelijden in u doorbranden om de ellenden en zonden, de angst, zwakheid eri kwelling, die van alle kanten oprezen en braken fel-'oruut in het leven Hoe kondet gij om de zielen voor uw Ko ning Christus te winnen, zacht zijn en teei als een moeder en, hooge van geest, een lief devolle aanpassing de kostelijke gave van heel u zelf doortintelen, maar ook, als apert kwade trouw het heil der zielen bedreigde hard staan en onverzettelijk als blokken gra niet en uw woorden wetten scherp tot zwaar den van verdediging. Canisius. heraut van God, sieraad dei Katholieke wereld, zuil der heilige Kerk, held van heiligheid, heerscher, die kon dei spreken als machthebber en de weelde de: het in oogen, blind soms van tranen, wij lezen het van de bladzijden, grauw-om-van-te- weenen, onzer boeken en tijdschriften tel kens weer, dat onze tijd, zwaar dooraderd van leed en hopeloos verward om de raad sels van het leven, eerj tijd is van zoeken naar geestelijke vernieuwing en zedelij ken herbouw Zie, ook onder uwe landgenooten vinden wij er zoovelen, die nu terug willen keeren naar wat hunne voorvaderen in uwen tijd verlieten, die zoeken den Christus, omdat het niet gaat zonder Hem. Hoort gij als wij de klachten van hun stemmen, ziet gij de groote, schuwe tranen in hun leed-brandende oogen, den droeven trek om hun monden en de strepen van leed op hun voorhoofd Ziet gij als wij in felheid van lijden en verdriet die verlangens openbersten, waar aan niet wordt voldaan En ziet ge ons staan onder hen, wij, met ons beter inzicht, met onze handen vol schatten, die wij zoo maar ineens gekregen zien van Vader, wij, met ónze levensopvatting die wij als gij weten te zijn den eenigen weg Nu willen wij tot hen gaan trachten hen te helpen probeeren te begrijpen de worste ling met het ontredderde leven, die zij te strijden hebben en ons in te denken en in te voelen in hun wereld van ideeën en stemmin gen en dan pogen, onze de eenig juiste inzichten verstandig en met liefde, onder hen te verbreiden, als rijken, die hun bezige handen maar steeds vol hebben met geven. Onze heilige Landgenoot, wilt gij nu Gods zegen afsmeeken over ons werk Hef is immers uw werk, dat wij voortzet ten, en uw werk, het was toch het groote en eenige werk van Jezus zelf, uwen en onzen beminden en in alle eeuwigheid gezegenden Koning en Heer Heilige Petrus Canisius, bid voor de be keering van Nederland J. ROS, S.J. In 't bitterst strijdensuur verliet Ge nooit Uw Kerk o Heer, maar zond Haar Heil'ge Helden, Die, d'eeuwen dóór, het onrecht weer her stelden Haar aangedaan; en, héérlijker dan ooit, Rees Uw banier op Petrus' hechte Rots, Waar Uw Gezalfde 't Christenrijk regeerde, De Kerk van Rome immer triomfeerde, Het ongeloof, de ketterij ten trotsl Zóó hebt Ge ééns, in d'oude keizerstede, Ginds aan de Waal, een vrome Held ver wekt, Canisius dit land lot glorie strekt, Hij, die verwon door deugd en daad en bedel Geen aardsche voorspoed kon Zijn jonge jaren Verleiden tot een leven vol genot, Doch peilende het weidsche plan van God Mocht Hij Zijn ziel steeds smetteloos be- warenl En, tredend in het voetspoor van den Strij der Ignatius, omgordde Hij het zwaard; Deels bleef Germanje voor de Kerk gespaard Dank zij des Heeren Ridder en Belijder! Toch lag Diens grootste kracht niet in Zijn gaven: Dat scherp vernuft, 't onfeilbaar-ware woord Wen Hij de dwaling velde, onverstoord Door klare leiten. otn Gods leer te staven. Want Liefde was des Heil'gen schild en sterkte, Een liefde, die het zwaarste kruis met vreugd Te torsen wist; waar bovenal Zijn Deugd En stichtend Voorbeeld méér dan woorden werkte. Gij ridder Christ! Neerlands Heil'ge Zoon! Laat niet uw volk de droeve mist omgeven Van heidendom en dwaalleer. Leidt ten Leven Den zwerver, die nog doolt om Jezus' Woon! Open de poorten van het Vaderhuis, Waar hem verbeidt, mét uitgebreide armen, Uw Koning, die hem door Zijn groot er barmen, Doe deelen in de Zege van Zijn Kruisl LIDWINA DIEPENBROCK. Amsterdam, Mei, 1925. Ieder Heilige heeft ondanks eindelooze variaties van deugdschittering kleur spelingen van 't Lumen inaccessibile een eigen karakteristiek. 'n Vluchtige kennismaking mei Petrus Canisius' verschijning in dit ondermaan- sche is reeds voldoende, om onmiddellijk zijn edelmoedige natuur te zien uitgroeien in apostolische liefde. Zijn apostolische geest was het, die als een zuurdesem heel zijn leven doordrong het bezielde, opvoer de tot een meesterstuk van wondere ka raktergrootheid rg Wellicht bevreemdt het, een apostei bti uitstek te stellen als ideaal van persoon lijkheidscultuur, maar onze verwondering zal wijken voor dieper begrijpen, wan neer we vragen naar het geheim van die ideeele persoonlijkheid, werkelijkheid ge worden in vleesch en been in zorg en be slommering om anderen. Het was het klinkt zoo nuchter omdat hij zijn eigen wezen begreep Het is toch een vereischte gesteld door gezond verstand om, indien men beoogt onverschillig welke zaak dan ook haar hoogste vervolmaking te verleenen, zich wel te doordringen van haar eigen haard vezen en doel Ons wezen is een afschaduwing van God Ons Doel God. 's Menschen „zijn" zegt te veel onvolmaaktheid, accentueert te pijnlijk een onvoldaan streven naar de schoon beid en geluk van hoogcre orde zoo gemak kelijk te concipieeren en wier hoogste vol komenheid wij aanwezig weten tn een Wezen met te doorgronden met beperkt verstand doch tot Wiens bestaan wij opklimmen on feilbaar uit deze wereldorde, dan dat de n ensch ooit doel tn zich zou kunnen zijn De intiemste verlangens onzer natuut eiken verder dan zij zelve wij dragen m ons rond een onsterfelijke ziel met on hoffelijke vermogens verstand en wil ingelegd op God Uit eigen kracht verrno- ger we niet dan vruchteloos ons leven naat Hem te orienteeren. en we zouden machte- cof staan, als Zijn liefde onze natuur niet jphtef boven haar zelve om na medewerking met Zijn genade een voor immer bevre- Jigde geluksstreving te vinden, een eeuwige 'teugde in God Canisius begreep zijn eigen wezen Tijd er eeuwigheid verzoenden zich in zijn persoon Het eeuwige. Goddelijke werd als een leidend princiep van dadengrootheid Zijn persoonlij kheidscultuur bestond ;n zelfopvoeding voor de eeuwigheid En hij koos wel de ideale methode zoo verze kerde hij zich bij zijn arm-menschelijk po gen van goddelijke kracht en bovennatuut lijke hulpmiddelen, wist hij tevens zijn •ïatuurlijke gaven en karakter tot 'rijke ontplooiing gebracht, vrijwaarde hij zich en slotte voor een tuopie. Niet altijd echter heeft Petrus Canisius toó uitgesproken gédacht en naar dit in zicht geleefd Op zijn 23ste jaar eerst otu ving hij den grooten stoot. Eerst dan ver liet hij voorgoed het natuurlijk standpunt is hij een nieuwe levensphase ingetreden Het was, toen hij onder leiding van den deemoedigheid tn uw standvastige ooger draagt, man van gebed en van verstervinj :n bovenal, van liefde en daardoor man naai Gods Hart, zoodat gij over heel uw leven en verken Zijn genade en Zijn wereld-omvat tende en alles-en-allen-begenadigende Lief- is wist af te trekken, nederige, gehoorzame, ij duldige. sterke, heilige Canisius hoe ruim 1,i grootsch willen wij u bouwen den tempe' van onze beminnende herinnering en ons be- vonderend herdenken Heilige Petrus Canisius, zie, wij hooren at uit woorden, donker-van-ertist, wij zien Z. Petrus Faber de ftccstelijse oefeningen volgde van den H. Ignatius, een retraite deed. Hier in het licht der eeuwigheid be greep hij zijn wezen, zag hij de eeuwige princiepen belichaamd in het Vleesch ge worden Woord Het Leven, de Waarheid en cle Weg. Moge hier volgen, wat Cani sius zelf heeft opgeteekend in zijn Confes- siones „Het laat. zich nauwelijks beschrij ven, welk een verandering ik in ziel en Zinnen onderging tengevolge dezer gees telijke oefeningen hoe de geest van nieu we straffen van goddelijk licht vervuld werd, zoodat de volheid van het Goddelijk Leven zelfs het, lichaam overstroomde, en ik geheel gesterkt me zelf een nieuwe mensch voorkwam." We weten spoedig daarop trad hij in de Sociteit van Jezus, waar hij zijn persoon als mensch en heilige tot hooge volmaaktheid heeft ontwikkeld, zich zelf heeft opgevoed voor de eeuwigheid volgens de wijze der Sociëteit door zich te verliezen in God en.... God te zoeken in de zielen. Want apostel bij uitstek was hij doch zijn beteekenis als apostolische figuur hing ten slotte weer af van zin en inzicht van eigen wezen. Ideaal was Canisius' methode van per soonlijkheidscultuur zelfopvoeding voor de eeuwigheid ideaal de wijze waarop het offer. M. KIMMAN S.J. een klassieke verdediging der geheele ka tholieke leer over Maria." Het eigenlijke werk over Maria beslaat tn de bovenvermelde uitgave 35 bladzijden inleiding, 847 bladzijden tekst, terwijl het sluit met een geloofsbelijdenis van den Heilige en enkele registers. Zooals het daar ligt is.het tneer een apolo getisch en panegyrisch werk dan strikt een theologisch tractaat, al is het dan ook ont daan van poëtische inkleeding een haast volledige Marialogie. Het apologetisch doel blijkt met enkel uit de vermelding in den titel „tegen nieuwe en oude dwalingen van ketters," doch vooral uit den tekst die als motto op het titelblad zelf een plaats vond „En het beest opende zijn mond tot lasteringen tegen God om Zijn naam te lasteren en Zijn hutte en hen die in den hemel wonen", Apoc. XIII. Met onze moderne opvattingen èn over exegese (die in het „tabernaculum Dei" de Kerk Gods en niet de H. Maagd ziet) èn over vruchtbaar apologetisch apostolaat, kunnen wij ons in onze dagen moeilijk met een dergelijk motto vereenigen. Maar de tijden en de strijdmid delen waren in Canisius' dagen anders van beide zijden. H w/i 't Is misschien wel een al te wijdsche titel voor een artikel van omvang en inhoud als dit. Op volledigheid kan het niet alleen geen aanspraak maken, doch daarnaar is zelfs niet getracht wij bedoelden slechts in korte trekken den nieuwen Nederlandschen Heilige te schilderen in verband met de theologische wetenschap Is Petrus Canisius theoloog in zijn ge schriften, dan is hij dit haast uitsluitend in apologetische houding Canisius paart aan het geduld van den dogniatiker, die rijk documenteert uit lang doorvorschte bronnen, de paraatheid van den apologeet die ook de histoire contemporaine kent en aanwendt. Theologie in den zin van systematisch op gezet tractaat kan men bij Canisius dan ook niet vinden, en patristiek is dan bij hem slechts re vinden als panegyrisch en dus weinig critiscli materiaal. Is Petrus Canisius bekend om de krachtige propaganda die hij vooral in Beieren voerde voor de Mariavereering zooals deze zich uit tn het bidden van hei Wees Gegroet in zijn tegenwoordigen vorm ts onze heilige de krachtige bewonderaar geweest van de ;oo heilzaamwerkende Mariacongregatie, hiertoe echtei heeft zijn groote vereertng tot de lieve Moeder Gods zich niet bepaald Zijn door liefde vruchtbare kennis van het geheim der Menschwording heeft zich geuit in een werk over Maria en haar aandeel in de Verlossing, dat nu na zooveel eeuwen nog voor ons ligt als een monument van Maria vereering en Mariakennis Ik zal mij er toe moeten bepalen om slechts opzet en inhoud met een enkel woord te schetsen. In 1577 had Canisius bij den drukker David Sartorius te Ingolstadt het Maria- werk doen verschijnen doch toen zich na enkele laren de behoefte aan een tweede editie deed gevoelen gaf hij het in 1583 op nieuw uit, nu echter vermeerderd met een werk over den H. Joannes den Doooper onder den gemeenschappelijken titel „Twee boeken met bemerkingen over de verder- vingen van het Woord Gods Het eerste handelt over den vereerenswaardigen voor- looper des Heeren. den H Joannes den Dooper, het tweede over de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria." Opzet en inhoud zijn geheel eigen aan den tijd waarin het verscheen Ook de omvang 21 y2 x 33 x 8'/2! Het werd uitgegeven onder góedkeuring en begunstiging van den Paus en den Hertog van Beieren, aan welken laatste het werk was opgedragen Dai Hertog Albertus met deze opdracht hooge lijk vereerd was. blijkt we) uit het feu dat hij Canisius een eerege schenk gai van 50 gulden, een tn dien rijd ïanmerkelijk bedrag. In herdrukken verscheen het latei nog te Parijs en Lyon, en toen in de vorige eeuw een Gouden Summa verscheen, waarin het beste werd opgenomen dat in den loop der eeuwen als hulde aan Christus' Moeder werd ge schreven, toen werd ook Canisius' Mariawerk waardig gekeurd om te schitteren onder die parels Doch ook in Canisius dagen reeds werd het werk in bevoegde kringen gewaar deerd op luiste waarde Ot meende Kardi naal Hosius niet 'dat nauwelijks iemand ter wereld Maria meer verheerlijkte als Cani sius Bij deze meentng sloot zich ook Kar- dinaa' Baronius aan, terwijl nog in onze dagen Professor Scheeben getuigde „Te genover het Protestantisme leverde Canisius Bepalen we ons tot een Korte analyse van het werk. Na een opdracht aan den Paltsgraaf en Hertog van Beieren Albertus, volgt bij een gravure een lofzang op de H. Maagd door Philippus Menzelius, een professor aan ,de Universiteit van Ingolstadt. Deze zien we nog enkele malen als poëtisch illustrator fun geeren, meest bij de gravure die aan ieder boek bvoorafgaat. Als inleiding op het geheele werk schreef Canisius weer een twintig bladzijden groote praefatio, terwijl enkele Grieksche verzen van den H. Gregorius van Nazianze in een vignet als bladvulling dienst doen. Het geheele werk ts in vijf boeken ver deeld Het eerste boek behandelt Maria's geboorte, jeugd, zeden en leven, waarin als getuigen voor Maria's heiligheid ook Luther en andere hervormde tijdgenooten worden opgeroepen. Zeer eigenaardig, maar op deze plaats bezwaarlijk te bespreken, is de behan deling van de in die dagen nog vrije kwestie der Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Ca nisius noemt dat dan ook in het opschrift van het 5de Hoofdstuk de „quaestio diffi- cilis" het moeilijke vraagstuk, Als leid draad van het kerkelijk gezag golden in die dagen enkel de bepalingen van Sixtus IV, het Concilie van Trente en Pius V, die slechts hier op neerkwamen, dat geen der twee mee- nmgen door een tegenstander als vloekwaar dig mocht worden gebrandmerkt. Toch voel de Canisius met de fijne intuitie van katho liek Mariakind dat ook dat voorrecht, zijn reden vindend evenals alle voorrechten van Maria in haar goddelijk moederschap, hoorde in de kroon van de medeverlosseres. En met scherpe aanvoeling van den sensus catholi- cus weet hij te bewijzen dat het toekennen van dit voorrecht aan de Moederkerk aange naam ts. In de twee volgende hoofdstukken weerlegt hij de opwerpingen uit de H Va ders en voornamelijk uit S. Bernard. Meer kunnen we uiteraard hier niet over deze kwestie schrijven. Het tweede boek, ook door een inleiding en lofzang vooraf gegaan. behandelt Maria's Maagdelijk Moe derschap, terwijl het derde boek haar aandeel in de Verlossing breedvoerig doch leerstellig verklaart, om in het vierde boek apologe tisch te werk te gaan tegen de bestrijders van dit grondvoorrecht der geheele Marialogie. In het vijfde boek ten slotte viert Canisius Marialiefde hoogtij nu hij haar hemelleven kan beschrijven en de vereering die Christus' Moeder in der eeuwen loop zich zag gebracht Wat een Marialiefde ligt in dezen foliant! Ats( zoon van St. Ignatius, die de vereering det Koningin der Sociëteit van Jezus met zooveel nadruk in zijn volgelingen veronder stelt, heeft Canisius zijn kennis van het ge heim der Menschwording rot vrucht baarheid weten te brengen. Men bedenke, dat Petrus Canisius Maria's roem en heerlijkheid vooral putte en bewees uit de Grieksche en Latijnsche Vaders En nu was in Canisius' dagen de tijd wel voorbij, waarin een Sint Thomas van Aquine gaarne geheel Parijs zou gegeven hebben voor Chrysostomus commentaar op St. Maf- theus wel waren de copisten uit Geert Groote's school overbodig geworden, maar toch was ook de tijd nog ver dat een Migne voot het grijpen staat en de Vaders het voorwerp zijn van monographiën en tekst- critiek Hei vorderde van Canisius een ontzag gelijke belezenheid in de Kerkvaders om een zóó rijk gebruik van patristische teksten te kunnen maken Voornamelijk steunend op Augustmus gedachtig wellicht het woord van Paus Joannes II „Augustinus, wiens leer de Kerk volgt en bewaart" illustreert Canisius zijn bewijsvoering zoo gaarne met de in één lofzang gehouden Marialeer van den hotiigzoeten Leeraar Bernardus. Hoeven. P. C. M. KOK. Toen de Rector van het Freiburgsche College, waar Canisius sinds 1580 verbleef, in het begin van 't jaar 1587 aan den Generaal der Jezuïtenorde inlichtingen verstrekte om trent zijn onderhoorigen, schreef hij van Canisius „Ouderdom en arbeid hebben zijn gestel ondermijnd." In 1591 werd hij door een hevige beroerte getroffen, die de vrees wettigde, dat hij niet lang meer zou leven. Toch herstelden zich zijn krachten, al bleef zijn houding gebogen en behoefde hij bij 't loopen een stokje. Tot aan het jaar van zijn dood hield hij zich onledig met studeeren en schrijven. En hoe grooter de afstand werd tusschen hem en de wereld, des te dieper verborg hij zich in de wonden van zijn zaligmaker. Dagelijks bad hij 7 uur. Veel smeekte hij God voor anderen, in het bijzohder voor de belan gen van heel de Christenheid. Tot dat doel had hij een lijst met meer dan 50 intenties opgesteld. Ondertusschen nam het verval van krachten toe. Zelf schreef hij in 1594 „Ik kan het huis niet meer verlaten". En in 1596 „Ik eet tegenwoordig op mijn kamer en lees De H. Mis in een afzonderlijke kapel." In Juli 1597 stierf zijn boezemvriend, de vicaris-generaal van het bisdom, Mgr. Schnei der. Dit feit greep hem zoowel geestelijk als lichamelijk heftig aan. Toen verergerde zijn ziekte, de eerste verschijnselen van waterzucht deden zich voor, daarbij kwam nog een ernstige slijmvliesontsteking. De Rector, over den toestand zeer verontrust, nam hem zijn brevier weg. Nu bad hij in plaats daarvan meermalen daags de rozen krans. Daar er van Mislezen geen sprake meer was, omdat hij onmogelijk zijn kamer kon verlaten, zat hij den geheelen dag in zijn leunstoel en leed zware, benauwende pijnen, 't Speet hem diep, dat hij niet meer werken kon. Doch hij dankte God voor het feit, dat hij niet zonder pijnen te voelen, uitjhet leven scheiden ging. De ziekenbroeder, die hem oppaste, verwonderde zich, dat Canisius maar volhield om God te loven en te prijzen. „Klaag uw leed toch eens bij God „Neen, broeder," antwoordde de Heilige, „Ik heb mij gewoon gemaakt, ook in tegenspoed God altijd te loven en te prijzen. Zijn lichaam was op vele plaatsen doorgelegen, zoodat zitten en liggen hem groote ongemakken bereidden. Eens zei hij tot den broeder „Hebt u geen zachter kussen voor me, om op te zitten Doch onmiddellijk had hij spijt over zijn vraag. „Neen, neen," riep hij uit, „'t is niet noodigMen moet voor zijn lichaam niet zoo toegevend wezen."Eten kon hij bijna niets meer. Toen men eens bij hem aandrong, om toch te zeggen, wat hij graag zou gebruiken, antwoordde hij ten laatste „Een vogeltje." Gewoonlijk waren deze gemakkelijk te krijgen, doch thans zocht men heel de stad af en vond er niet één. Treurig begaf zich de broeder naar den ref ter, om van den lessenaar een boek te halen. En zie, door het open venster vloog een klei ne vogel binnen. Hij werd gevangen en ge braden. En Canisius dankte God voor deze heerlijke lekkernij. God zond den geduldigen lijder ook ver kwikkingen van een ieder soort. Canisius was een oprecht vriend der Paters Capucijnen 't waren zulke goede, eenvoudige, harte lijke en tevens apostolische menschen. Hoor de hij van hun successen, dan deed hem dat altijd goed. Kort voor zijn dood reisden twee Capucijnen naar Freiburg, waar ze nog geen klooster hadden en brachten natuurlijk een bezoek bij Canisius. 't Was een heerlijke verrassing. Hij sprak met hen, wenschte hun geluk in hun heilige roeping en moedigde hen aan om te volharden. Snel begonnen nu zijn krachten te ver minderen. Hij voelde het einde naderko- men. Op het feest van den H. Apostel Tho mas den 21en December 1597, liet hij zich 's morgens in de vroegte de H,'Teerspijze toedienen. Daar vele priesters van het Col lege vóór den middag in verschillende ker ken van de stad en omgeving werkzaam wa ren, wachtte men met het uitreiken van het H. Oliesel, totdat zij zouden zijn terugge keerd. Dan ontvangt hij dit Sacrament met innige godsvrucht en blijdschap. Zijn me debroeders die tot schreiens toe bewogen, zijn ziekbed omringen, roept hij opgetogen toe „Ik ga, ik ga 1" Het is het sterfbed van een Heilige. Hier van waren de twee leden van Freiburgs' stadsraad, die in de kamer aanwezig waren, ten volle overtuigd. Zij naderden Canisius en vroegen Canisius, God te bidden, dat Hij de pest welke reeds voor de poorten hunner stad staat, van hare bewoners afwere. De Heilige belooft hun dit straks zal dt uit komst leeren, hoe machtig zijn gebed is in Freiburgs' omstreken maakt de ziekte tal rijke slachtoffers in de stad zelf werd er niet één getroffen. Petrus Canisius voelt zijn laatste uur ge naderd en Iaat de menschen vervagen in zijn aandacht hij richt zich nu geruimen tijd tot God alleen. Daar spreekt de stervende, doch nauw hoor baar zacht. Men buigt zich over hem heen, om die laatste klanken te verstaan en op te nemen. Heeft hij misschien nog een wensch, een verlangen Wat zal het wezen Het is het schoone woord van den Apostel Desi- derium Labeo dissolvi et esse cum Christo Ik verlang ontbonden te worden en met Christus te zijn, lispelt zijn mond. Die wensch is zijn vervulling nabij, want Maria, de Moeder van Jezus, ook zijne Moeder, komt hem, haar kind, tegemoet. Hij ziet haar zoo duidelijk in de deur zijner kamer, ter wijl hij naar de plaats der verschijning heen- wijst „O ziet, ziet." en vervolgt dan „Wee? gegroet, Maria, Maria, wees gegroet Dat is zijn laatste woord. Nu omvat zijn Imkerhand de brandende waskaars, het sym bool van zijn lichtend geloof, zijn rechterhand omklemt het kruis, het teeken zijner hoop., en Canisius, de afgestreden kampvechter voor Christus, wacht gerust en blijde de komst af van zijn Heer en Rechter. En op hetzelfde uur, waarop de Zaligmaker der wereld aan het kruishout stierf, wordt Petrus Canisius, Zijn trouwe navolger, opgeroepen om zich met zijn verheerlijkten Meester te vereenigen, voor alle eeuwigheid. Daarbinnen in de sterfkamer weent men om het heengaan van een vader, daarbuiten ziet het meelevende volk van het dak, waaronder Canisius stierf, een vlath ten hemel stijgen, een reeken, dat zijn schoone ziel de banden van het stof verbroken heeft en in haar eeuwig Vaderland reeds het loon onvangt, waarvoor de trouwe dienstknecht 76 jaren onverpoosd en onvermoeid gear beid had op den akker des Heeren.jj Het was op een reis dat Canisius een groot gevaar liep, waarin hij stellig was omgeko men, indien de Voorzienigheid hem niet blijkbaar had bijgestaan. Laten wij pater Rocca, zijn reisgezel, op naïeve wijze ons het roerende verhaal daarvan geven „Wij vertrokken van Augsburg in de richting van de bergen van Tyrol. De geweldige regen, welke nog aanhield, bracht ons door de ver oorzaakte overstrooming in groot gevaar, De stroomen, de rivieren, de bee ken waren uit hunne bedding getreden en wij konden ze slechts met moeite overtrekken. Voordat wijl aan het klooster der Benedictijnen. Onzej Lieve Vrouwe van Ettal genaamd, kwamen,; moesten wij de Amber overgaan, eene rivier gewoonlijk zeer klein, maar toen een breede stroom, welke de brug bijna geheel bedek-j te, zoodat men er ter nauwernood de balkeri van zien kan. Op die plaats gekomen zeide pater Canisius tot mij „Hier is de brug tracht ze goed in 't midden over te gaan.'V Daar ik nimmer dien weg gemaakt had, ant woordde ik een weinig kortaf Waar will ge toch heen We stellen ons aan gevaar bloot.... Maar de pater sprak op vasten toon en vooral met een vertrouwen op God,' dat grooter was dan het mijne „Vrees niet, in ben er meer overgegaan. Kom, vooruit.'^ De schouders ophalende en weinig gerusl gesteld maakte ik het teeken des kruises en dacht bij mij zeiven Het is mijn provinciaal; hij beveelt mij vooruit te gaan, ik betrouw op de gehoorzaamheid en zal gaan. Wij gin gen in het water dat mijn paard tot aan de borst kwam. Het was een feestdag en het geheele dorp staarde ons met verwondering aan. In het midden der brug zet mijn paard den poot op een grooten steen en maakte daardoor een geweldige beweging, die zijn ruiter zeer verschrikte, want was deze aan de eene of andere zijde gevallen, dan zou het met den medegezel van pater Canisius ge- daan zijn geweest. Toen wij de brug over waren, kwamen wij in het dorp, waar ieder een onze vermetelheid misprijsde, zeggende J Gij hebt gedaan wat niemand onzer zou durven doen. De paters Benedictijnen ont vingen ons met hartelijkheid en toen de pro vinciaal na eenige oogenblikken rust zijn reis wilde vervolgen, verzetten de eerwaarde abt en zijne kloosterlingen zich daartegen, henr onder het oog brengende dat het waarlijk onmogelijk was eene bijna acht mijlen bree-j de vallei, die geheel onder water stond, door te trekken dat onlangs een landman te paard,' die groote uitgestrektheid niet had kunnen,' doorwaden en zich gedwongen had gezien' naar het klooster terug te keeren dat wij een dag bij hem moesten blijven, dat het weei mooi en de wind gunstig was en het water daarom in den nacht wel zou vallen en dal wij den volgenden morgen met minder ge vaar onze reis zouden kunnen voortzetten.'* „Wij brachten dus dien nacht in het kloos ter door pater Canisius sprak tot de kloos terlingen, op hun verzoek, eenige woorden van stichting, die zij met een levendig ge noegen aanhoorden en wij vertrokken na den abt en de kloosterlingen voor hunne liefde jegens ons bedankt te hebben. Een boer die het land kende reed vooruit. Alles ging goed zoolang wij den berg afdaalden^ maar toen wij de vallei bereikt hadden, zagen wij tot onze verbazing een groote watervlak te met bergen omgeven, waar stortvloeden vanaf liepen. Men kon de bedding der rivier niet onderscheiden, omdat het één zee was, omnia pantus erant, en de golven sloegen tegen de zijden der paarden. Ik verlangde dal pater provinciaal den gids onmiddellijk zou volgen, maar dat wilde hij volstrekt niet^be- werende, dat zijn paard mak en zeker was. Hij kwam dus achter op. Ik had ik weet niet wat voor een voorgevoel, dat een ongeluk ons bedreigde. Evenwel ging alles goed geduren de drie of vier mijlen. Ik keerde mij van tijd tot tijd om, ten einde te zien of de goede pater ons volgde. Op eens zie ik hem onder de golven, met één voet op den grond en den anderen in den stijgbeugel, hij hield met de handen de teugels en de zadelboog vast. Zoo werd hij half voortgesleept door zijn paard en half bedolven door het water, niet in staat zich zeiven te redden, noch door ons kunnende geholpen worden. De gids riep mij toe, dat indien ik een enkelen stap deed ik verloren was, en hij sprak de waarheid, want de stroom was zoo sterk, dat hij mij onvermijdelijk zou hebben medegesleept. In dit gevaar en in de onmogelijkheid om hem te helpen beveel ik hem met tranen aan God, en aanstonds zie ik een grooten sterken man dien ik nog niet had bemerkt, vóór mij. Ik roep en wenk hem om toe te snellen.Hij komt* verlost den pater, zet hem op zijn paard en ge leidt hem naar de weiden. Toen steeg ik-af, omhels den pater en zeg hem „Wat heb ik een angst uitgestaan toen ik u in dient toestand zag maar niet wetende wat te doen heb ik u aan God aanbevolen." I' iMl „Waarlijk," antwoordde hij mij, „ik ben nooit zoo tevreden geweest als toen en ik zeide van ganscher harte Cupio dissolvi et esse cum Christo, ik wensch ontbonden ea met "Christus te zijn," zich vervolgens wendende tot den man die hem gered had, tenminste indien het een man was, zeide hij hem „in de herberg zullen wij zamen eten en daar zal ik u beloonen." De vreemdeling antwoordde hem met een lachend gelaat, ik weet niet wat. Wij stegen weder te paard en onze nieuwe gids ging gedurende eenigen tijd voor ons uit, maar toen wij op het punt wa-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 2