EVENTJES LACHEN.
De geheimzinnige bende
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Dinsdag 8 September 1925
DE CANISIUS-FEESTEN TE NIJMEGEN.
Nijmegen in feesttooi. Armenbedeeling. De Canisius-tentoonsteiling.
Z. D. H. Mgr. Dr. Marius Besson doet zijn intrede binnen Nijmegen met
de relieken van den H. Petrus" Canisius.
De Duitsche delegatie van het vredescongres legt een krans op het
graf van den onbekenden soldaat, welke krans door de politie wordt ver
wijderd. Verzachting der finantiëele Controle in Oostenrijk. De
reeders in Nw.-Zeeland gaan tot vervolging van de stakende zeelieden over
Onder de Radio-berichten: Painlevé heeft gisteren de vergadering van
den Volkenbond met een rede geopend. Dandurand, de Canadeesche afge
vaardigde, tot voorzitter gekozen.
FEUILLETON.
In een deel onzer oplaag van gisteren ga-
Ven wij nog een overzicht van den aanvang
der feestelijkheden te Nijmegen ter eere 'van
den glorieuzen St. Petrus Canisius. Reeds
Zaterdagmiddag was een feestelijke stem
ming duidelijk merkbaar in de stad, vooral
in de binnenstad, waar in de hoofdstraten
bijna huis aan huis de vlag met pauselijken
of bisschoppelijken wimpel ontplooid werd
en op menig balcon van groote zakenhuizen
de Canisiushulde in beeld kwam door rijke
bloemenversiering en draperieën om de Cani-
siusbuste of- het Canisiuswapen.
Bij voorname handelshuizen als die op de
Markt werden tapijten uit de vensters ge
hangen, wat een weidsche omlijsting werd
van grootsche Canisius-hulde.
Elders werden de vensters met bloemen
en planten versierd en in de hoofdstraten,
welke een Canisiustooi tijdens de feestdagen
zouden dragen, werd de laatste hand gelegd
aan de straatversieringen, welke pveral een
gedistingeerd cachet droegen. Hoewel de re
gen soms neerviel, kwamen er steeds meer
menschen de versierde straten, en toen in
den avond alle klokken der stad het groote
Canisiusfeest inluidden, kwam er als een ont
roerende stemming over de zwijgende me
nigte, welke Canisius' nagedachtenis eerde.
Zaterdagavond werden de armen der stad
door de St. Vincentius-ieden op bijzondere
wijze bedeeld, in navolging van Canisius'
voorbeeld, die bij zijn bezoek aan Nijme
gen, de armen der stad liet deelen in de gul
le gaven welke Canisius' bloedverwanten
den heiligen geleerde en armenvriend schon
ken in ruil voor de feestmalen, welke de
groote Nijmegenaar had afgewezen ter wille
van de armen.
Honderden Nijmeegsche armen werden Za
terdagavond met blijdschap vervuld, toen
hun rijke aalmoezen werden uitgereikt.
De Canisius-tentoonsteiling.
Zaterdagmiddag had de opening van de
Canisiustentoonstelling plaats door het daar
voor speciaal aangewezen comité. Deze ten
toonstelling wordt gehouden in het R. K.
Univ. rsiteitsgebouw aan het Keijzer Karei-
plein en verheugde zich reeds onmiddellijk
in de belangstelling van de zijde van gees
telijke en burgerlijke autoriteiten.
Opgemerkt werden bij de officiëele ope
ning mr. dr. Lubbers, kantonrechter, verte
genwoordigend het curatorium der R. K.
Universiteit, de rector-magnificus prof. dr.
G. De Langen Wendels, verschillende pro
fessoren der R, K. Universiteit, de wethou
ders der gemeente, de heeren G, Busser, H.
Vrancken en W. v. d. Waarden, de Zeer-
eerw. Pater V. Esser S.J., rector van het
Canisius-college, de Zeereerw. pater Dr.
Timmer 0. P., prefect van het St. Domini-
cusccllege, de Zeereerw. Pater dr. T. Boot
sing, secretaris van Z. D. H. Mgr. Heijlen,
bisschop van Namen, de Engelsch-Indische
missie-bisschop mgr. T. Roche S.J., de Zeer
eerw. Paters oversten van het convent der
E.E. P.P. Augustijnen en van het Mgr. Ha
mer Missiehuis, de Zeereerw. Paters F. van
Hoeck S.J. en mr. dr. Berens S.J., de heer
Q. Daniels, de gemeente-archivaris, de heer
Daniels, de heer M. Poelhekke en verder tal
van leden van eere-comité en centraal-co-
mité van de Canisius-viering.
Prof. Mr. E. J. J. v. d. Heyden, voorzitter
van het tentoonstellingscomité sprak ie
openingsrede uit.
Nijmegen, aldus spreker, staat aan den
vooravond van een feest dat onvergetelijk
moet worden voor zijn tegenwoordige bur
gerij.
Het is een feest van trots, van dank en
van vereering.
Van trots, bij de herdenking, dat deze
schoone bodem eenmaal heeft zien geboren
worden en gedragen heeft een geleerde van
wereldnaam, ja, meer dan een geleerde;
een leeraar naar wien de Kerk, zoolang zij
blijven zal, in eerbied zal luisteren.
Neen, meer zelfs dan een kerkleeraar; een
man in diens hoogst denkbare volmaking
van den heilige.
Van dank, voor de Kerk, ons aller Moe
der, die na ruim driehonderd jaar de deug
den en de verdiensten van onzen stadgenoot
zóó onmiskenbaar heeft verklaard, dat zij
Canisius heeft verheven tot de eer van haar
Altaren, gesteld tot den eersten Nederland-
schen Kerkleeraar.
En van vereering voor den heilige zelf, die,
in wat hij als stoffelijke herinnering heeft
nagelaten, zijn vroegere stadgenooten komt
aansporen tot het beoefenen van ware we
tenschap, van onverpoosde werkdadigheid,
van zelfverloochende deugd in tijden, waar
in de wereld en ook deze stad die hoe
danigheden meer dan ooit behoeft.
De mensch is aan de stof gekluisterd. De
stof kan den mensch belemmeren, maar
bem ook dienstbaar maken op zijn tocht
naar den hemel. Die les vooral is het, wel
ke het hier bijeengebrachte gedurende de
komende dagen den feestelingen leeren wii
en hun nadien wil doen bijblijven. Dat ook
de grootste geleerden, het genie in stoere,
onafgebroken werkzaamheid zijn triomfen
voorbereidt - dit leeren aan de bezoekers
de handschriften en boeken, welke hier van
Canisius zijn bijeengebracht.
Dat zelfs de heilige steun behoeft en be
scherming, dat is de troostvolle les, die de
stoffelijke hulpmiddelen van den heilige, die
hier tentoongeteld zijn, aan allen voorhou
den.
Wanneer de tentoonstellingscommissie in
de mate, welke alle bezoekers kunnen be-
oordeelen, slaagt, in hetgeen door haar be
oogd werd, dan is dat te danken aan de
onbegrensde hulpvaardigheid, die zij van al
le zijden mocht ondervinden, en waarvoor
spr. allen dank zegde en wel in het bij
zonder en curatorium en senaat der R. K.
Universiteit; aan Rijksmuseum; Kon. "bi
bliotheek en Universiteits-bibliotheken,
waaronder ook die der R. K. Universiteit;
dan de Sociëteit van Jezus, in het bijzonder
aan den Zeereerw. Pater van Hoeck, aan
den Nijmeegschen gemeente-archivaris, den
heer Daniëls en aan mej .Daniels.
Daarna werd door spr. de tentoonstelling
voor geopend verklaard.
De tentoonstelling zélf bevat tal van be
langrijke merkwaardigheden over Canisius
en de Nijmeegsche familie Canis. Buiten de
voorwerpen, door den H. Petrus Canisius
gebruikt, diens handschriften, boeken en af
beeldingen. w. o. een geschilderd Canisius-
portret uit het Rijksmuseum, trekken vooral
de aandacht uit het archief der gemeente
Nijmegen de authentieke stukken, welke
sterk doen uitkomen, hoezeer de fafhilie
Canis in de 16e eeuw in Nijmegen op den
voorgrond trad. Voorts vindt men hier ver
schillende oorkonden welke betrekking
hebben op den heilige en diens familie, als
mede een fundatie aan de St. Stevenskerk
ten behoeve der armen.
Dc ,,Canisiana" verspreid van Nijmegen
tot Weenen, van Keulen tot Freiburg, zijn
hier bijeengebracht. Tegelijk zijn hier ten
toongesteld de ingezonden ontwerpen voor
het op te richten Canisius-monument.
De feesten op Zondag.
Ondanks het dreigen naar regen, was het
Zondag zeer druk in de stad van Keizer Ka-
rel. En ook toen de regenvlagen neerplas-
ten, bleef het volk maar toestroomen. Om
streeks twee uur trok men in dichte drom
men op naar den Groesbeekschen weg,
waar de religeus-historische feeststoet werd
opgesteld, om in plechtigen tocht de reliek
van St. Canisius de stad binnen te voeren.
In alle stilte was de groote schat Zater
dagavond door Mgr. Bessou gebracht bij de
Zusters van het pensionaat ..Mariënbosch"
aan den ingang der H. Landstichting.
De Zusters hadden haar huis versierd er
een eerefroon opgericht voor het heilig ge
beente omsloten in een kostbaar verguld
en met edelsteenen bezet gothisch schrijn.
Thans werd de schat overgebracht naar de
kerk der Paters Jesuieten aan de Molen
straat. Om 3 uur moesf de feeststoet uit
trekken die een plechtig geleide zou vor
men voor den Freiburgschen Bisschop Mgr.
Besson bij het overbrengen der relieken
naar de Canisiuskerk. Terwijl de geestelijk
heid en hooge dignitarissen zich vereenig-
den in het pensionaat „Mariënbosch", stelde
de feeststoet zich op onder leiding der hee
ren Benda, Euwens, v. d. Borg, v. Velsen,
Est'ourgie en Lücker. Het opstellen nam ge-
ruimen tijd in beslag en stelde het geduid
der dichte menigte op de proef, die de re
genbuien trotseerend zich had opgesteld
langs den Groesbeekschen weg, In het pen
sionaat „Mariënbosch" had de secretaris
van Z. D. M. Mgr. Heijlen, Bisschop van
Namen, de Zeereerw. heer Tarcisius Boots-
ma de leiding genomen. Terwijl de zusters
op zeer verdienstelijke wijze de Canisius-
hymne, getoonzet door W. Heijdt, uitvoer
den, werd hier de hiërarchische stoet der
geestelijkheid geformeerd die de door acht
paarden bespannen staatsiekaros voor Mgr.
Besson met de relieken onmiddellijk zou
voorafgaan. Met de geestelijkheid uit' de
stad Nijmegen en den wijden omtrek, de
eerw. broeders en paters der onderscheiden
kloosters van den H. Joannes de Deo, Con
gregatie Onbevl. Ontvangenis. Missiehuis
„Mgr. Hamer", de paters van het H. Sacra
ment, der Montfortanen, Augustijnen, Fran
ciscanen, Dominicanen, kapelaans, rectoren
en pastoors o.w. de HoogEerw. heer Deken
van Nijmegen Mgr. C. A. van Son en de
HoogEerw. heer Deken van Amsterdam
Mgr. P. Stroomer, der paters Jesuieten,
werd deze onafzienbare stoet gevormd door
de HoogEerw. paters provinciaals van de
Franciscanen, Augustijnen, Dominicanen en
Jesuieten waarbij zich ook bevond de Hoog
Eerw. pater provinciaal der Duitsche Je
suieten B, Bleij uit Keulen.
Terwijl de relieken nog op den troon
stonden in de voorhal van het pensionaat,
trok de priesterschaar door den hoofdin
gang naar buiten eerbiedig het hoofd bui
gend bij het voorbijgaan langs den frajin.
Vier priesters der sociëteit van Jesus til
den daarop het op een baar geplaatste
zware reliekschrijn op hun schouders en
droegen het naar de met groen en bloemen
kwistig versierde staatsiekaros. Heerlijk
prijkte het daar ten aanschouwe van allen.
Mgr. Besson nam achter het schrijn in de
karos plaats die geëscorteerd werd door de
Maltheser ridders in hun schitterende uni
formen de heeren; Baron van Wijnbergen,
Baron v. d. Heijden van Doorenburg, Ba
ron v. Voorst tot Voorst en Ridder de van
der Schueten. Dan werd het teeken fot ver
trek gegeven en trok de feeststoet op.
De Historische feeststoet.
Een aantal historische groepen met be
trekking tot den H. Petrus Canisius als bur
ger van Nijmegen, doctor in de Wijsbegeer
te en van de Godgeleerdheid, eerste Neder-
landsche Jesuiet, opvoeder der jeugd en
hervormer der hooge scholen, schrijver van
den catechismus, verdediger der Kerk, als
de nederige priester, de raadsman der vor
stel de tweede apostel van Duitschland,
de Paulus van het Noorden en Kerk-
reeraar, vormden het eerste gedeelte van
den optocht.
Vaandrigs, tambours en herauten .gingen
vooraf. Dan kwamen de wapendragers der
familie Canis, waarop een groep scholieren
volgden met in hun midden een leeraar.
Voorafgegaan door roededragers kwamen
dc burgemeesters van Nijmegen Jacob Ca
nis, de vader van Petrus Canisius en zijn
mede-ambtgenoot Thomas van Triest, om
geven door Schepenen en deftige burgers
aangetreden.
Nijmegen verheerlijkt zijn grooten zoon
door den wapendrager der stad met vaandel
dragers en jongens met palmen. Keulen
viert den geleerde, wijl Canisius in deze
stad den dokterstitel behaalde. Een zinne
beeldige groep schreed voorbij; de roeping
van Canisius tot de Sociëteit van Jezus, In-
golstadt herdenkt den heilige als opvoeder
der jeugd en hervormer der hoogescholen.
Weenen eert hem als de schrijver van den
beroemden catechismus. De nederigheid van
den heilige wordt verzinnebeeld door het
aanbieden van den bisschopsmijter, dien hij
weigert. Als verdediger der Kerk wordt hij
geroemd. Dan treden de vorsten vooruit;
Karei V, Ferdinand I 1
Beieren met gevolg. Canisius was hun
raadsman. Zijn glorie blinkt en wordt ver
kondigd door de vlaggen der steden waar
hij arbeidde aan het heil der zielen en ein
delijk wordt in een slotgroep de hem ge
schonken luister verzinnebeeld als leeraar
der kerk.
Daarna kwam de Canisius-harmonie van
de Sl. Jozefgezellenvereeniging, een groep
bruidjes, die wegens den neerplassenden
regen tijdens den optocht den stoet ver-
verlaten.
De lange schare van geestelijken werd
voorafgegaan door de bijna voltallige R. K.
Raadsfractie met de wethouders v. d.
Waarden, Busschtr en Vrancken, het Eer
ste Kamerlid P. Dobbelmann en verdere we
reldlijke autoriteiten. Een deputatie-van de
R. K. Universiteit sloot zich hierachter
aan.
Achter de staatsiekaros mei de relieken
en Mgr. Besson, kwamen de deputaties der
Nijmeegsche vereenigingen met haar banie
ren en vaandels. Canisius-congregaties. H.
Familie, Kerkbesturen, Armbesturen, Boc-
renhond, R. K, Werkliedenvereeniging, R.K.
Werkgeversvereeniging, R. K. Officierenver-
eeniging, R. K. Onderofficierenvereeniging,
R. K. Politiebond, Personeel Posterijen en
Telegrafie.
De stoet wferd gesloten dor de muziek der
fanfare „Ons Genoegen" uit Hees-Neer
bosch en door maréchaussees die ook aan
dép kop de baan vrij hielden.
Langs den Groesbeekschenweg en de St.
Annastraat werd getrokken naar het Kei
zer Karelplein voor het hoofdgebouw der
R. K. Universiteit.
Het Keizer Karelplein
was bezet met duizenden menschen, helaas
onder het nerstorten van een feilen regen.
De luisterrijke groepen van den optocht
waren, jammer genoeg, deerlijk gehavend
door het nat. Ook het prachtige reliek
schrijn droop van het water.
Toch juichte de menigte toen op het bor
des van het Universiteitsgebouw, waarvoor
de beeltenis van Pettrus Canisius was opge-
steld, de bisschoppen verschenen. H.H. D.D.
H.H. Mgr. H. v. d. Wetering,, Aartsbisschop
van Utrecht, Mgr. P. Hopmans, Bisschop
van Breda, Mgr. L. Schioppa, Internuntius
te 's-Gravenhage, Mgr. Roche, Misiebis-
schop te Tenimbar bij de parelvisschers met
de Professoren der R.K. Universiteit, de
Rector-Magnificus Prof. Mag. Dr. G. de
Langen Wendels, Mr. Dr. J. v. d. Grinten,
Mgr. Dr, Hoogveld, Dr. Lambermont, Dr. G,
Brom, Dr. E. Drerup, Mgr. Dr. J. Kors, Mgr
Dr. Jos Schrijnen, Dr. T. Brandsma, Dr. Th.
Baader, Dr. Jac. van Ginniken, Dr. A. Slij
pers, Mr. Dr, C. Raaymakers, Mr. E. J. J. v.
d. Heijden, Mr. W. Pompe, Dr. F. van Welie
Dl'. Pompen, de secretaris van het curato
rium Mr. C. Prinzen en het bestuur der R.
K, Studenten-vereeniging Carolus Magnus,
met den moderator pater van Rijckevorsel.
Ook was hier nog op te merken de voorzit
ter van het eere-comité van ontvangst, de
heer Mr. J. Wierdels, terwijl zich ter zijde
een drietal oud-Zouaven met hun vaandel
hadden opgesteld.
Zoodra de statiekaros met zijn kostbaren
schat en den Doorluchtigen prelaat Mgr.
Besson, op de opengehouden plek van het
Universiteitsgebouw was aangekomen, hieid^
de Rector-Magnificus der R.K. Universiteit
Prof. de Langen Wendels een rede. waar
aan het volgende is ontleend:
„Hoe fier wij ook zijn Petrus Canisius,
Nijmegenaar, te bewonderen en Je huldigen
in al dien luister van zijn naam; als katho
lieke Nederlanders, vragen wij een getuige
nis dat spreekt tot ons hart, dat ons een in
niger verwantschap met hem doet bewust
worden.
Dat getuigenis wordt ons gebracht op dit
oogenblik door den Herder en den verte
genwoordiger van die stad en dat land, dat
getuige was, 17 jaren lang, de rijpste en
volste en roerendste in zijn leven, dat hem
kende, dag na dag, in zijn heerlijken en dee-
moedigen eenvoud; in zijn wonderbare
godsvrucht voor zijn moeder, toen hij eiken
dag, zijn rozenkrans biddend, door Frei
burg's straten ter bedevaart ging naar het
Heiligdom van Bourguillon; in zijn zorg
voor al wat leed en hulp behoefde; in zijn
menschelijke kracht; in zijn nooit falend ge
duld om dat volk een ziel en karakter te
geven; het bewust te maken van zijn roe
ping, onversaagd het heilig erfgoed des ge-
loofs rein te bewaren en te verdedigen naar
buiten en naar binnen; in zijn smetteloos
stralende priesterdeugd en warme priester
vroomheid, die vroomheid kweekte, vooral
in zijn alles vergetende zich geheel geven
de liefde aan dat volk, dat hij beminde en
eerde en prees en bemoedigde en groot wil
de maken.
Gelijk hij zich gaf aan dat volk, zoo gaf
dat volk zich aan hem met zijn heerlijk na-
ieve bewondering, met zijn profetisch in
stinct, dat de eeuwen vooruitloopend, reeds
tijdens zijn leven, bij monde van zijn regeer
ders en van de eenvoudigen hem kende en
liefhad als een heilige.
Dat volk, dat hem trouw bleef na zijn
dood, hem den Vader bleef noemen, waar
borg van zijn eenheid en zijn idealen, dat
zijn stem deed klinken, door zijn stille
Vroomheid Zoowel als door zijn grootsche
feesten, de eeuwendoor, welsprekender dan
die van Europa, en die ons den gloriedag te
beleven schonk, dat hun H. Vader Canisius
werd de heilige der wereld.
Met zijn heilig gebeente, zoo roerend trouw
bewaard in 't graf te Freiburg, brengt Frei
burg ons het voorbeeld, hoe wij Canisius
niet alleen eeren, maar ook liefhebben
kunnen en moeten.
Onmiddellijk hierop richtte spr. zich in 't
Fransch tot Z. D. H. Mgr. Besson, bisschop
van Freiburg, wien hij hartelijk dank zegde
voor de gunst aan Nijmegen bewezen door
het afstaan der relikwie van den H. Petrus
Canisius en voor de hooge eer deze per
soonlijk in zegepraal te willen brengen aan
de geboortestad van den Heilige.
Spr. bracht ook dank aan de inwoners van
Freiburg in den persoon van Mgr. Besson,
die er zoo zeer voor geijverd heeft, dat
Petrus Canisius in de rij der Heiligen werd
geplaatst.
Na de Fransche toespraak uitte de Rec
tor Magnificus der R. K. Universiteit zijn
leedwezen er over, dat Mgr. Diepen wegens
ongesteldheid hier niet kon tegenwoordig
zijn, maar die niettemin zijn m'.c vreugde
heeft laten blijken door het volgende tele
gram: „Met den geest aanwezig bij de plech
tige ontvangst relequiënschat, bij luisterrijke
3-daagsche feestviering H. Canisius, ver
eenig ik mij van ganscher harte met de
grootsche hulde onzen Kerkvader in zijn
geboorteplaats gebracht, smeek ik zijn
machtige bescherming af voor bisdom, va
derland, vaderstad en al zijn vereerders en
dank ik hoogwaardigste kerkvoogden, feest-
comité's en feestvierende bevolking voor
krachtige medewerking van Canisius recht
matige verheerlijking.
Naar de Canisiuskerk,
De regen viel bij stroomen toen de optocht
de Canisiuskerk in de Molenstraat binnen
trok.
De Hoogeerw. heer Mgr. Pompen, vicaris-
generaal, nam hier, als vertegenwoordiger
van Z. D. H. Mgr. Diepen, bisschop van 's-
Bosch, die door ongesteldheid verhinderd
was te komen, de relieken in ontvangst en
onder den juichkreet jubilate, jubilate, werd
de schrijn naar het hoogaltaar gevoerd.
Daar lagen geestelijkheid en leeken ge
knield in dankbaar gebed, daar sprak Mgr
Besson een woord, dat gloeide van liefde
voor den heilige, daar vernederden zich ten
slotte allen voor den oneindig liefelijken
Christus Eucharisticus, in diepe dankbaar
heid God prijzende voor de genade van de
zen dag.
En buiten wachtten de pelgrims om op
hun beurt den Nijmeegschen, den Neder-
landschen heilige en kerkleeraar te eeren,
door e envurig gebed tot den Gever van
allen Goeds.
De Apol. Vereeniging „Petrus
Canisius".
Deze vereeniging had ter eere van haar be
schermheilige een feestelijke vergadering be-
legd.
Om 3 uur opende de voorzitter, de Zeer
eerw. heer Dr. W. van Koeverden, professor
aan het Seminarie te Culemborg de feestver-
gadering.
In de bestuursvergadering wees het finan-
ciëel verslag een voordeelig saldo aan van
f 136. Ook aan den penningmeester werd
dank gebracht voor zijn beheer.
De uitslag der verkiezing was dat Prof.
Aëngenent met 36 stemmen werd herkozen,
terwijl Prof. Metz 43 van de 46 stemmen op
zich vereenigde. In de vacature-Rector Bek
kers was derhalve Prof. Metz gekozen, die
verklaarde deze benoeming te aanvaarden.
Daarop werd het woord verleend aan den
Zeereerw. Pater Prof. Dr. W. Mulder S.J.,
die een rede hield over den H. Petrus Cani
sius.
Tijdens de rede van Prof. Mulder was Z.
D. H. Mgr. H. v. d. Wetering binnengekomen,
die door de aanwezigen werd verwelkomd.
Na Prof. Mulder sprak Prof. J. Verhaar
over Canisius en de intellectueelen.
Vervolgens hield Mgr. H. van de Wetering
een korte toespraak. Z. D. H. zeide, dat hij
altijd het werk van de Vereeniging Petrus
Canisius bewondert en hij wil haar toeroepen
ga voort met uw schoonen arbeid. Mgr.
hoopt, dat de vereeniging meer en meer in
bloei moge toenemen. Laten wij door veel
vuldig gebed de genade des Hemels over 't
werk afsmeeken. Laten wij veel bidden voor
de andersdenkenden en hen nooit krenken
door hen ketters te noemen, want er is niets
dat hen zoozeer verbitterd. (Applaus).
Mgr. verleende hierop zijn bisschoppelijken
zagen en verliet de vergadering.
De heer P. Kasteel, secretaris van hel Gild*5
der Klare Waarheid, sprak over Canisius en
het volk, waarna een discussie volgde, die
gevoerd werd door Dr. van Gils, Pater van
Rijckevorsel, pastoor te Batavia, Dr. G.
Brom en Prof. Verhaar.
Pontificaal Lof door Z. D. H.
Mgr. Callier.
Inmiddels was de Canisius-kerk in de Mo
lenstraat weer volgestroomd voor het Ponti
ficaal Lof door Z. D. H. Mgr. A. J. Callier,
bisschop van Haarlem. Groote pelgrims-
scharen uit Tilburg, Roermond, Reek, Was
pik en andere plaatsen vulden het kerkge
bouw. In het priesterkoor waren dicht.?
rijen van reguliere en seculiere geestelijken
gezeten.
Begeleid door den deken van Nijmegen,
den HoogEerw. heer Mgr. C. van Son,
schreed Mgr. Callier zegenend de kerk bin
nen. Het zangkoor zette aan den intocht luis
ter bij door op sublieme wijze het „Jubilate
Deo" uit te voeren.
Door den ZeerEerw. Pater B. Molkenboer
O.P. werd een hooggestemde feestrede ge
houden, waarbij hij zich als tekst had ge
kozen de woorden uit den Introïtus van de
Mis der Kerkleeraren: „Gloria et honore
coronavit eum Dominus".
Wij moeten, zoo besloot de redenaar, van
Canisius leeren, beter te worden in ons Ka
tholiek geloof en ons katholieke leven.
Daarna gaf Z. D. H., Mgr. Callier den ze
gen met het Allerheiligste en terwijl de bis
schop daarop, begeleid door den pastoor der
Kerk, wederom in feestelijken stoet het hei-
ligdo verliet, zongen allen geestdriftig het
door W. van Kalmthout getoonzette Cani-
siuslied: „Juicht nu en jubelt een daverend
lied".
Na het Lof kwamen honderden de reli-
quaieën vereeren.
Prof. de Langen Wendels ontving nog van
Z. D. H. Mgr. L. Schrijnen het volgend tele
gram:
Mijn hartelijke gelukwenschen bij deze
voor Nederland zoo blijde en gewichtige
feestviering. Betreur ten zeerste, dat ik niet
aanwezig kan zijn.
Het wereldcongres voor
den vrede te Parijs.
Gedurende het wereldcongres voor den
vrede stelden eenige Parijsche bladen met
groote letters bij herhaling deze vraag,
welke zij meenden, dat geestig en sarcastisch
was „Wanneer zal de heer Löbe een krans
leggen onder de Are de Triomphe op het
graf van den onbekenden soldaat?" Löbe
antwoordde hierop niet, maar een deel der
Duitsche delegatie naar het congres heeft,
alvorens Parijs te verlaten, besloten dit
vrome gebaar te maken en waarschijnlijk
spontaan. Zes Duitsche gedelegeerden, vier
mannen en twee vrouwen, hebben Zondag
morgen een krans van dahlia's met een
groot zwart rood-gouden lint op het graf
gelegd. Het lint droeg twee opschriften.
Het eerste luidde „Au soldat inconnu les
soldats de la paix", het tweede „Deutsche
Lige für Menschenrechte".
In den loop van den dag deed de aan
wezigheid van een krans met de Duitsche
kleuren de bezoekers verbaasd staan. Men
hoorde eenige protesten over het feit, dat
een Duitsche krans lag op de zerk, welke
het overschot dekte van een Franschman,
door een Duitsch projectiel gedood. De poli
tie werd gewaarschuwd zij vroeg instructies
van hooger hand en besloten werd, het lint
weg te nemen. Later werd ook de krans
Zelf verwijderd.
Het vredescongres wijdde de zitting van
Zaterdag aan „de economische organisatie
van den vrede".
Het nam met algemeene stemmen een
motie aan, luidende Het congres spreekt
den wensch uit, dat de Volkenbond, om
tegemoet te komen aan het algemeen ver
langen der volken naar een volkomen vrede,
op zijn eerstvolgende agende de economische
organisatie van den vrede plaatst."
Voorts nam het congres een motie aan,
den wensch behelzende, dat het Marokkaan-
sche en alle andere conflicten zoo spoecfig
mogelijk aan den Volkenbond zullen worden
voorgelegd, ten einde een billijke oplossing
te verkrijgen.
Een motie van Ferdinand Buisson, waarin
werd uiteengezet, dat de ontwapenings-
quaestie zou worden opgelost door de inter
nationale organisatie van den vrede en de
ontwikkeling van den Volkenbond, werd
aangenomen met 193 tegen 144 stemmen.
Krassin naar Moskou.
De sovjet-ambassadeur Krassin is Zaterdag
avond naar Moskou vertrokken, om bij zijn
regeering verslag uit te brengen nopens
den stand der onderhandelingen omtrent
de regeling der Russische schulden.
In politieke kringen wordt verklaard, dat
Krassin van de Fransche regeering geen
enkele toezegging heeft gekregen inzake de
teruggaaf der schepen van de vlootvan
Wrangel, zooals het gerucht liep.
De resultaten der Lon-
densche juristenconferen
tie.
De „Times" meldt dat het rapport, waar
over de conferentie van Britsche, Fransche
Belgische, Italiaansche en Duitsche rechts-
EEN ZWAMNEUS.
„Ik heb vanmorgen kruis-of-munt ge-
gooid: werken of 'i er eens een dagje van
nemen en ik moest 't wel vier keer over
doen eer het lot me een vrij dagje gunde."
Mijn vriend L. was met een foeilcelijki
vrouw getrouwd.
Toen hij een oud vriend aan haar had
voorgesteld, en zij weer samen alleen waren,
zag hij wel dat de gade op dien vriend geen
al te aangenamen indruk gemaakt had. Ver-
goelijkender wijze sprak hij:
„Och, weet je wat een troost is, schoon
heid vergaat."
„Maar leelijkheid blijft! luidde het ant
woord.
Arme man. „Mijnheer, hier is uw porte
feuille terug die u verloren hebt."
Heer. „Ha! mooi!" Tellende: „een, twee,
drie, vier, vijf bankjes van honderd zeg
eens vriend je bent zeker niet rijk?"
Arme man. Ach, neen, mijnheer."
Heer, hem een kwartje gevende: „Je zult
het ook nooit worden, man.
Zakkenroller: Wat een nare tijd toch te
genwoordig; je rolt alleen horloges van zes
gulden.
kundigen het eens werden en dat Vrijdag j.l.
gereed kwamen, verzonden is naar de regee
ringen, die ter conferentie vertegenwoordigd
waren. De onderwerpen, door de jurister
besproken, waren het tijdens het bezoek van
Briand aan Londen voorbereid ontwerp-
veiligheidspact en de functioneering van de
voorgestelde verdragen van arbitrage tusschen
Frankrijk en Duitschland en België en
Duitschland. De bespreking van het vraag
stuk der verdragen van arbitrage, die betrek
king hebben op Duitscblands Oost-grenzen,
is voor een later tijdstip gereserveerd. Ten
aanzien van het veiligheidspact en de arbitra
geverdragen voor West-Europa bestaat onder
de deskundigen, wat de hoofdpunten aanbe
langt volkomen overeenstemming. Slechts
meeningsverschillen op ondergeschikte pun
ten moeten nog worden vereffend.
Van belang is rfog een mededeeling vak
de „Times" over het werk der juridische
deskundigen, n.l. daar deze alléén de quaestie
van het Rijnpact hebben besproken en vooi
zoover mogelijk in een technisch passend
kader hebben neergelegd, maar dat de be
spreking van het vraagstuk der arbitrage
verdragen voor de Duitsche Oostgrenzer
voor een later tijdstip gereserveerd zou zijn,
terwijl over het Rijnpact tusschen de des
kundigen nog maar op ondergeschikte pun
ten eenig meeningsverschil zou bestaan.
Wat de reden van die splitsing geweest
is, wordt er niet bijverteld. Bleken de be
zwaren en moeilijkheden wat het Oosten be
treft wellicht al te groot
Het Engelsche Vakver
bondcongres.
Vandaag begint te Scarborough het Engel
sche Vakverbondscongres. Uit zijn bespre
kingen zal blijken, of de nauwe verwant
schap, die totnogtoe tusschen de vakbewe
ging en politieke arbeidersbeweging bestond,
al dan niet zal worden verbroken. In de
vakbeweging heeft zich een strooming ont
wikkeld, die ervoor is, dat het Vakverbond
in de toekomst onafhankelijker van di
Labourpartij optreedt. De quaestie zal vooi
het Congres komen in den vorm van een
voorstel, behelzend, dat het Vakverbond
zijn eigen pers en zijn eigen departementen
van publiciteit, onderzoek en internationale
betrekkingen hebbe. Op het oogenblit
verricht het Vakverbond deze diensten ge
meenschappelijk met de Labourpartij. Een
oorzaak van verdeeldheid tusschen het Vak
verbond en de Labourpartij is, dat de leiders
van het Vakverbond veel vriendschappe-
lijker tegenover het communistische Rusland
staan, dan de voorgangers van de Labour
partij.
Het bondgenootschap tus
schen de vakbonden.
Cook, de secretaris der mijnwerkers
federatie, deelde aan het einde van een
conferentie van gedelegeerden uit alle mijn-
districten mede, dat de conferentie met
algemeene stemmen haar goedkeuring had
gehecht aan het ontwerp van de statuten
van het voorgestelde nieuwe vbondgenoot-
schap tusschen mijnwerkers, spoorweg
arbeiders, transportarbeiders en metaal-be
werkers. De andere betrokken vakbonden
hebben het voorgestelde bondgenootschap
nog steeds in overweging.
Verzachting der financi-
eele controle in Oosten
rijk.
De commissaris-generaal van den Volken
bond te Weenen, mr. Zimmerman, heeft
aan het comité voor Oostenrijk uit den Raac
en aan het financieele comité meegedeeld, dat
hij op 11 Augustus, een dag vóór de goed
keuring door het parlement van verschillende
belangrijke hervormingen, aan de Oosten-
rijksche regeering zijn reeds vroeger geno
men besluit heeft meenen te mogen mede-
deelen om de financieele controle onverwijld
te verzachten. Hij was van oordeel, dat de ge
maakte vorderingen voldoende waren om
deze verzachtingen te wettigen. De controle
zal voortaan beperkt blijven tot een toezicht
houden op de door de begrooting vastgestelde
grenzen en slechts de onderdeelen der uit
gaven betreffen.
13.
De commissaris belde en beval aan den
binnentredenden agent de beide ketellap
pers nog eens weer op het bureau fe bren
gen. Een tien minuten later bevonden deze
zich tegenover de drie heeren, zich ver
baasd en eenigszins ongerust afvragend,
wat dit nieuwe verhoor zou kunnen betee-
kenen.
„Gij zult drie weken moeten zitten, nier-
waar," zeide de commissaris.
„Ja, mijnheer."
„Welnu, gij zult in dien tijd nog iets kun
nen verdienen. Deze heeren hier, wilden
een aardigheid hebben. Ze willen ketellap
pers worden, zooals gij beiden en nu bie
den zij u voor uw plunje ieder twintig
francs. Gij kunt dan van kleederen verwis
selen en krijgt dus voor uw versleten boel-
fje behalve het geld een flink pak kleeren
terug."
De jongste ketellapper begon vroolijk te
lachen.
„Het is een schadelijke ruil," zeide hij,
„maar niet schadelijk voor ons, doch voor
de heeren. Ik kan er mij wel mee veree-
nigen. En mijn kameraad zeker ook."
Deze evenwel had een bedenkelijk ge
zicht gezet en scheen te aarzelen. In ieder
geval greep hij het voorstel niet met beide
handen aan, zooals men verwacht zou heb
ben.
„Wij geven veertig1 francs." zeide de Li-
nar om er een einde aan te maken. Hij
meende namelijk dat twintig francs der) ke
tellapper niet genoeg was.
Maar deze schudde het hoofd en ant
woordde: f
„Dc belooning is ruim genoeg, mijnheer,
daarom aarzel ik niet. Er is echter iets an
ders, dat mij belet het voorstel aan te
nemen".
„En dat is?" vroeg de commissaris.
„Ik kan het u niet zeggen, mijnheer".
„En als ik u honderd francs bied, zeide
nu lord Nibblington.
„Het is veel geld, maar ik moet weigeren.
Het spijt mij waarachtig, want ik merk wel
dat de heeren zeer gaarne zich in onze
kleeren willen steken. Maar misschien zou
er iets op te vinden zijn. Mijnheer de com
missaris moet niet kwaad worden, maar ik
zou dan graag een van de heeren alleen
willen spreken".
De commissaris> schudde het hoofd, hij be
greep niet wat de man wou, maar hij zeide
daartegen geen bezwaar te hebben.
Nu ging Lord Nibblington met den man
in een andere kamer, de jongste der twee
ketellappers begaf zich zoolang naar het
wachtvertrek en de Linar bleef met den
commissaris alleent J
„Wat zou de vent hebben," vroeg hij,
„Ik weet het niet," was het antwoord,
misschien is hel een zaakje, dat hij mij als
politieman niet vertrouwt. Die lui hebben
soms allerlei vreemde dingen om handen
Een kwartier later trad lord Nibblington
met den ketellapper weer binnen.
Zijn gelaat toonde groote voldoening en hij
zeide:
„Wij krijgen de kleeren van de beide ke
tellappers en ik koop bovendien hun wagen
en hun paard, met alles wat er in en er bij
behoort voor twee duizend franken".
„Dat is voor meer dan vier maal de waar
de," zeide de commissaris.
„Neen," sprak de lord, „hfet is te geef, ik
heb een goede handel gedaan".
Dit was er voorgevallen op het bureau te
Sens en daar hotste nu de armoedige woon
wagen over den weg, met er naast de twee
mannen, echte landlooperstypen. Het wa
ren niettemin de twee edellieden, echter
zoo uitstekend vermomd, dat zelfs de Tour
nel, indien hij hen ontmoet zou hebben, zijn
vrienden zeker niet herkend had. Zij spra-
druk met elkaar en hadden het over dingen,
die hun geest bezig hielden, over de opspo
ring van. den graaf de Tournel en den strijd
tegen de Broeders des Verderfs. Zij hadden
reeds te Parijs kunnen zijn. doch het ge
sprek dat de lord, onder vier oogen gevoerd
had met den oudsten der beide ketellappers
bad een verandering in hun plannen ge
bracht. Lord Nibblington, had daarover op
't politiebureau niet verder gesproken, want
hij had den landlooper moeten beloven, van
het geen deze hem verteld had' tegenover
den politiedienaar te zwijgen. En eerst toen
de beide edellieden als landloupers gekleed,
met den woonwagen Sens verlaten hadden
eerst toen mocht de lord en zijn vriend
over het gehoorde spreken.
En hij had hem toen natuurlijk terstond op
de hoogte gebracht.
Waarom had de man oorspronkelijk niet
willen toestaan, dat zij beiden zich als dc
ketellappers vermomden? En waarom had
de lord besloten wagen en al van hen te
koopen.
Nibblington vertelde het de Linar.
„Het is een vreemde geschiedenis," zei hij,
„en ik zegen het toeval, dat ons deze land
loupers deed ontmoeten. De man wilde zijn
kleeren niet verkoopen, omdat hij goed ver
borgen in de voering van zijn jas tien goud
stukken had, genaaid. Hij zou geen gelegen
heid hebben, die er stil uit te halen en hij
wilde van zijn bezit niet spreken, waar de
commissaris van politie bij was. Gij begrijpt
hij was bang, dat deze meenen zou, dat het
geld door diefstal verkregen zou zijn. Toch
was dit het geval oaet, maar de plicht van
den commissaris zou toch zijn dit te onder
zoeken.
Daarom wilde de man mij alleen spreken
en hij verklaarde mij zijn kleeren gaarne te
willen afstaan, indien ik hem toestond, dat
hij er eerst bet geld uithaalde, of indien ik
hem inplaats daarvoor tien andere goud
stukken geven wilde. Natuurlijk was ik daar
toe gaarne bereid, maar ik vroeg hem toch
hoe een arm man, zooals hij, zooveel geld
had verdiend. Hij scheen in deze vraag iets
beleedigends te zien, want hij antwoordde
dat ik zeker ook geloofde aan diefstal. Ik
ontkende dit en hij zei mij nu, dat hij het
geld had gekregen van een heer, in voor
uitbetaling voor een dienst, welke hij hem
dien nacht had moeten bewijzen. Van zelf
maakte dit mij nieuwsgierig en ik vroeg
hem mij meer te vertellen, hem belovend,
dat ik er met den commissaris van politie
niet over spreken zou. Luister nu, wat hij
had moeten doen. Hij moest zijn woonwagen
gereed houden om dien nacht heimelijk
eenige personen te helpen vervoeren.
Daarvoor ontving hij tien goudstukken voor
af en zou er later nog tien ontvangen.
„Maar," riep de Linar in groote opwinding,
„die man was gehuurd om ons te vervoe
ren."
„Dat zelfde dacht ik ook lerslond. Hij zou
diensten verrichten voor de Broeders des
Verderfs."
„Ja juist en verder. Hoe liep het af?"
„Nu dat kunt ge wel denken. De ketellap
pers wachtten tevergeefsch en tegen den
morgen werden ze door de politie opgepikt.
Tegenover den commissaris lieten zij van
dit alles geen woord los, maar gelukkig
vertrouwde mij de man deze geschiedenis
toe. Gij weet wat ik gedaan heb. Ik heb
wagen en paard gekocht en zoo zijn wij nu
geworden een paar zwervende ketellappers.
Wij kunnen zonder door de Broeders ont
dekt te worden binnen Parijs komen, doch
dat is het voornaamste niet. De heer heeft
namelijk den ketellapper gezegd, dat hij mis
schien zijn diensten nog vaker noodig zou
hebben. Als wij dus met onzen wagen in
den omtrek blijven, loopen wij kans, dat
men ons weder oproept om onze hulp te
erlangen. En beter zouden wij niet kunnen
wenschen, dan dat wij helpers werden van
de schurken, die wij zullen verdelgen".
„Inderdaed," antwoordde de Linar, „gil
hadt groot gelijk dezen woonwagen aan te
koopen."
En met hun wagen, getrokken door een
mager paard, dat echter beter trok dan men
zou vermoeden reisden onze vrienden den
weg op naar Parijs. Maar zij maakten geen
haast. De Tournel kon nog niet ver zijn
weggevoerd en eenige leden van de ban
dietenbende moesten nog wel in den om'
trek zijn, misschien, dat zij van hun dien
sten gebruik wilden maken.
„Maar," vroeg Linar, terwijl zij den twee
den dag op den stoffigen weg naast den wa
gen voortliepen, „veronderstel een oogen
blik, dat inderdaad de Broeders des Ver
derfs onze hulp verlangen, zullen zij dan niet
dadelijk bemerken niet met de twee ketel
lappers te doen te hebben?"
(Wordt vervolgd.)