ooI^Omze v EilGD UIT DE PERS Recht vooruit! Waar de Rijst vandaan komt. m Dc stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels. Het meer der Ju weel ess. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Derde Blad Zaterdag 12 September 1925 Socialisten in Regee- ringsposten. Onze Tuinbouw bedreigd. r>\ Wijs beleid. RINNENLANDSCH NIEUWS. Gebruik van radiostations aan boord van luchtvaartuigen. wouw, si De spijker door de hand. In verband met de niet-verkiezing van een sociaal-democraat in het college van Ge deputeerden van Zuid-Holland, en de critiek daarop door den Christ, hist. Nederlander uit geoefend, schrijft het anti-rev. „Friesch Dagblad". De reden zal men vragen. Waarom doet Rechts in Zuid-Holland «ldus Er is een reden, die wéégt. Dat geven we dadelijk toe. Er is van Rechts aan den heer Schaper ge vraagd den socialistischèn candidaat, dat hij nooit ofte nimmer zijn medewerking verlee- nen zou om door middel eener revolutie te komen tot een socialistischèn Staat. „Dat beloof ik niet", zei Schaper. Men wéét van hem, dat hij van revolutie weinig verwacht. Maar haar, om zoo te zeg gen, afzweren, dat kan hij ook weer moei lijk als socialist. „Ja", zegt Rechts, „dan kunnen wij u niet in een regeeringsposjtie helpen stemmen". Denk daar óók niet licht over. Stel u eens voor, we hadden een tamelijk groot aantal socialistische burgemeesters, Gedeputeerden, een paar Commissarissen der Koningin, verschillende hooge ambte naren enz. enz., al te gader socialist, en er kwam dan, 't kan plotseling komen opzetten! een ernstig gemeende poging ter herhaling van November 1918zou niet de min derheid alsdan een heel wat betere kans heb ben dan tóén Denk over zoo iets niet licht. Ook bij óns hinken de socialisten altijd op twee gedachten. Den eenen keer zeggen ze „Och watRevolutieer is immers geen kijk op En dan weer heet het ,,'t Gaat niet dat gewone parlementaire gedoe toch zoo langzaam Nooit komen we zoo, waar we wezen moeten, 't Moet anders gaan En dan spreekt de Revolutie-muziek. Als Rechts dus zegt Die kans willen we in Zuid-Holland niet loopen, dan is dit aller minst een opgeraapt argument, maar we voe len, dat ook daarvoor veel te zeggen is. Aan wét zijde zullen de socialistische machthebbers staan, als wéér een revolu tiebui opkomt aan de zijde van 't bestaande wettige Gezag, óf aan den kant der aanstor mende Revolutie? Dat is ook een zeer belangrijke vraag. Nu bestaat hier geen eenheid. Onze gedragslijn is verschillend. Er zijn gewesten, waar mede door onze toestemming een socialist als Gedeputeerde gekozen wordt, en daar zijn er, waar men net doet als in Zuid-Holland. Dit kan, dunkt ons, niet zoo blijven. Onze partij is niet als de socialistische een partij, waarin van bovenaf alles wordt voor geschreven, zoodat men zich alom in de par tij daaraan heeft te gedragen. Doch er moet steeds in vrijheid naar een heid worden gestreefd. Als de A.R. partij op de eene plaats pre cies andersom handelt als op de andere als zij in 't eene geval juist andersom beslist dan in 't andere, dat er precies aan gelijk is dan verhoogt ze daarmee niet de kracht der partij. Dan kijkt het volk er raar tegenaan. Het isd aarom wel zaak, dat de vraag, of ook socialisten in regeeringsposten behooren te zitten, ernstig onder ons wordt aan de orde gesteld. Opdat we mogen komen tot eenheid van zienswijze. En daardoor tot eenheid van handelwijze. Onze professoren en Kamerleden van den vrijhandel hebben op buitenlandsche con gressen geregeld successen. Geen wonder. Er komen ook wel buitenlandsche vrij handelaars, Fransche, Engelsche, Duitsche en andere, maar hun theorieën worden door de handelspolitiek van hun land voortdu rend gelogenstraft, terwijl alleen de Neder- landsche met gepasten trots kunnen ver klaren, dat in hun land de theorie door de praktijk wordt gedekt. Zeker, het tarief is bier van 5 op 8 pet. verhoogd, maar het percentage is nog be lachelijk laag. als men het met die in het buitenland:" 30 pcf. en meer, vergelijkt. In het „Huisgezin" lezen we: „Kan het buitenland de overproductie van zijn industrie bij manier van spreken vrij invoeren, en weert het onzen industriee- len export door telkens nieuwe en meer vexatoire bepalingen, ook onze land en tuinbouwarfikelen krijgen het steeds zwaarder te verantwoorden Het Duitsche tarief, dat met 1 October zal worden ingevoerd, is eenvoudig moor- dend. Onze groenten- en fruitproducten zullen met 30 fot 100 procent vdn de waarde wor den belast. Geen wonder, dat de tuinbouwveilingen een noodkreet slaken en de tusschenkomst der regeering inroepen. Wat moet er met onzen tuinbouw gebeu ren, die in 1924 voor ruim 63 millioen uit voerde, voor verreweg het grootste ge deelte naar Duitschland. indien het hooge, bijna prohibitieve recht aan onzen export- handel een doodeljjken slag toebrengt? Dan zullen de Nederlanders misschien een keer goedkoop fruit kunnen hebben, maar het Nederlandsche verbruik kan die ontzaglijke hoeveelheden niet aan. er zal overproductie ontstaan, waarvoor geen de biet te vinden is, de productie zal moeten worden ingekrompen, en met deze inkrim ping zal de werkloosheid in den tuinbouw haar intrede1 doen. Als onze tuinbouw zijn voornaamste af zetgebied in het buitenland verliest, dan kan hij in zijn fegenwoordigen omvang niet staande blijven en kan van de onmisbare expansie giog minder snrake zijn. Wat vermogen wij tegen deze gevoelige bedreitfmg van onzen tuinbouw door Duitschland? Op het oogenblik niets. Men kan wel zeggen, dat het Duitsch- Recbt vooruit "gaat 'de weg door het leven, Langs het vaak lastige pad van den plicht; Moed, houd het hoofd steeds omhoog geheven, 't Oog op het einddoel, den Hemel, gericht. „Recht Vooruit," 't zij ie leus bij ie werken, Nimmer voor schimp of bespotting bevreesd. „Recbt Vooruit," 't moet ie woorden ook merken, Stemp'len met waarheid, met echt Room- schen geest. JRechf Voornit," 't is zoo noodig in 't leven, Valt soms zoo zwaar, al is 't maklijk in schijn. 't Kost dikwijls moeite, steeds voorwaarts te streven; Ondanks verleiding, standvastig te zijn. „Recht Vooruit," zonder wank'len of vreezen, 't Valt je toch licht, als ie put in het Hart, Dat hier op aarde een toevlucht wil wezen, Waar je kunt schuilen in droefheid en smart. „Recht Vooruit," laat het Geloof je steeds leiden, Put er je kracht in het Goddelijk Brood, Dan ben je sterk, om je leven te wijden Aan Christus, die eenmaal het zijne ons bood. „Recht Vooruit," zonder schroom zonder vreeze, God ziet je strijden en wacht met dc kroon. Strijd dus voor Hem, dat je waardig moogt wezen Wat Hij je toedenkt: „een schitterend loon!" (Vervolg.) Natte rijstvelden legt men soms aan langs de helling van een berg, door terrassen te vormen, met behulp van overdwars opge worpen dijkjes. Een klein langs de boven zijde van den akker stroomend riviertje wordt met ingeheide stammen, steenen en dwarshouten stevig afgedamd. Vandaar wordt naar den akker een geul gegraven, waarin het water den gravenden man volgt, tot hij bij den akker is. Maar voordat het water op de sawahs wordt toegelaten, moeten op de vier hoeken van het land bloemen en bo- reh (een soort ssalf) geofferd worden. Als al de dijkjes zijn cloorgestoken en al de velden waterpas gemaakt, wordt een daarvan toj kweekbed gekozen. Dat kweekbed moet beelemaal doorweekt zijn, voordat 't met twee door het water plassende karbouwen in lengte en breedte kan worden omgeploegd. Ook als het voor de eerste maal geëgd is, blijft er zachtjes 't water over kabbelen, na 't tweede eggen wordt de waterloop toege stopt om de gezonken plantendeelen beter te doen rotten, en eerst na de derde egging mag het water wegvloeien en kan er gezaaid worden. Aan al de gewichtige momenten van den rijstbouw moet een slametan (offermaal tijd) voorafgaan, waarbij het zaad wordt neergezet tusschen twee brandende lampen symbolen van zon en maan, voordat men het in een mandje in het stroomend water te wee ken zet, om het daarna tussch»n versche pisangbladen te laten kiemen. Zoodra de worteltjes zijn uitgekomen, kan het op den kweekakker gezaaid worden door iemand, die eerst een bepaald gebedje heeft uitgespro ken, zich gewasschen, en zulke schoone kleeren heeft aangetrokken als Praboe- Makoekoewan aan had, toen hij Dewi-Sri ontmoette. De zaaier steekt ook hier en daar wat groene bladen in den grond, om te laten zien, hoe groen en frisch hij hoopt, dat de jonge ^plantjes worden, 't Duurt wel een week óf acht, voordat al de sawahs op dezelf de manier als de kweekakker bewerkt zijn. Dan gaan de mannen de plantjes uittrekken en gooien ze in bosjes gebonden op gelijke afstanden neer op de sawahs, waar de vrou wen al achteruitloopend telkens een bosje in den modder steken. Soms wordt er ook nog vogelgierst tusschen geplant, in de hoop, dat de rijst aan die flinke, hooge planten met hun stevige aren een voorbeeld zal noemen, 't Water wordt weer een paar dagen afge sloten, maar zoodra de plantjes stevig genoeg geworteld zijn, vloeit het altijd door, totdat de rijst rijp is. Om de rijstvogeltjes weg te houden, staan er vogelverschrikkers, die geluid maken als 't water er door vloeit. Ook moeten kinderen in de wachthuisjes door telkens aan de dra den te trekken, die een eind boven 't veld zijn gespannen, al de lapjes en andere daar- aanhangende dingen doen bewegen. Zoodra de doekoen-sawah de rijst rijp heeft verklaard, geeft de sawah-eigenaar weer een slametan, waarna hij den nacht met zijn gasten wakende doorbrengt, om den volgen den dag het oogstfeest te beginnen. Dan gaat het in vroolijken optocht, of liever een- denmarsch, in feestkleeren naar de sawah, maar voordat de vrouwen en meisjes hun ani-ani (eigenaardige mesjes) te voorschijn halen om halm voor halm af te snijden, gaat de doekoen-pari met veel plechtigheid twee naar elkander overhellende aren uitzoeken, die het „rijst-bruidspaar" zullen voorstel len. Met nog andere uitgezochte aren, de „speelgenootjes", worden ze op een apart schoofje gebonden en versierd. Iedereen behandelt ze met veel onderscheiding, en Britsch-Indië. huu»™ - wr.wr.wr- -i 7. Dan maakt de trambaan r.jtj J n -nf M Vrouwen bezig rijst te stampen. ze worden plechtig apart thuisgebracht, waar zij veertig dagen alleen in een afgescho ten gedeelte van de rijstschuur blijven staan, met een paar schoven als „bruiloftsgasten" om zich heen. De schoof, waarin het bruids paar zit, dient als zaad voor den volgenden oogst. De bruiloftsgasten worden gebruikt voor den feestmaaltijd, waarmede de rijst schuur geopend wordt. Een Javaansche rijstschuur is zeer een voudig. Op Sumatra, waar de bouwstijl veel mooier is, hebben de schuren hooge, spitse, sierlijk gebogen daken en zijn met kleu rige figuurtjes versierd. Soms is tusschen de palen, waarop het gebouwtje rust, een vloer gelegd, die als raadzaal of logeerkamer dienst doet. lederen dag, behalve Dinsdag, klimt men er met een ladder in om de noo- dige rijst te halen, die door de vrouwen en meisjes in het rijstblok gedorscht en gepeld wordt. Zij leggen eerst de aren iri het lang werpige gat van het blok, houden ze vast met één voet, en stampen met twee of vier tegelijk, precies in de maat, totdat de korrels er uit vallen. Dan worden die op wannen (zooals er op het plaatje uit Ëritsch-Indië twee op den grond liggen) opgegooid en weer opgevangen, terwijl het kaf wegstuift. Daarna moeten nog in het ronde gat van 't rijstblok eerst de schil en dan het zilver- vliesjeworden afgestampt,en door een draaien de beweging met de wan de gave korrels, die aan den buitenkant komen te liggen, geschei den van het gruis, dat nog voor gebak ge bruikt kan worden, 't Is toch al zoo jammer, dat zooveel rijst met het stampen verloren gaat. De rijstsoort, die niet uitgevoerd wordt, heet kleefrijst. Behalve voor voedsel wordt die op Java ook nog gebruikt om te boet- seeren. De beeldjes, daarvan gemaakt, worden heel hard en onbreekbaar. De rijst, die wij krijgen, is van een edeler soort en wordt in de Europeesche pelmolens nog eens nagepeld en soms zelfs met wat olie glanzend gemaakt. (Een sprookje uit China.) In een tijd, zoo lang geleden, dat zelfs onze overgrootouders nog niet geboren waren, woonde in de stad Kwen-Lu een klem Chineesje, dat Pei-Hang heette. Zijn ouders, die zeer veel van hem hielden, déden al het mogelijke, om hun kind te beschermen tegen den invloed der booze geesten, waarvan er een groot aantal m en om China rondzwerven. Natuurlijk waren er ook wel goede geesten maar het grootste gedeelte bestond uit booze en daarom nam Pei-Hang's moeder zich altijd voor hen in acht. Nu zegt men in China, dat een booze geest nimmer een Chineesche knaap kwaad zal doen, wanneer deze eenige draden j"00£e zijde door zijn haarstaartje gevlochten heeft, nóch wanneer hij een zilveren halsketting djraagt. En omdat zelfs de stoutmoedigste geest een groote vrees voor oude vischnetten heeft, maakte Pei-Hang's moeder haar jongen een hemdje uit een oud vischnet, dat hij onder zijn kleeren moest dragen, totdat het hem te klein werd. Bovendien droeg zij zorg, dat zijn haarstaartje met de schoonste roode zijde doorvlochten was, die zij maar koopen kon. Ook lette zij er nauw keurig op, dat zijn hoofd in de juiste richting geschoren was, en ook, dat er een kuifje i het gelukkigste plekje bleef staan. Onder al deze voorzorgsmaatregelen kwam Pei-hang gelukkig over de ongemakken zijner kindsheid, en groeide van een knaapje tot een knaap op, en danaar weer van knaap tot een flink, sterk jongeling. Hij trok dan ook spoedig het hemdje van netwerk uit. De zilveren halsketting legde hij echter nog niet af, en de roode zijde zat nog altijd in zijn haarstaartje. Op zekeren dag sprak zijn vader tot hem „Pei-Hang, het begint tijd te worden, dat ge de wereld intrekt. Ga naar de wijze heden van Chang-Ngan, studeer daar vlijtig, en onderzoek wat men daar alzoo denkt. Chang-Ngan, de oude hoofdstad van China, was werkelijk een zeer groote stad, en Pm- Too, die door zijn groot verstand boven iedereen uitmuntte, werd dan ook met recht de wijste man dezer stad genoemd. Naar deze man werd nu Pei-Hang door zijnen vader gezonden, en daar leerde hij spoedig wat de wereld daar al zoo denkt. Hij leerde echter ook nog een heele boel meer dan dit. Nauwelijks was hij achttien jaren oud, of hij nam de roode zijde uit zijn haarstaartje en droeg zij zorg, dat zijn haarstaartje met de- schoonste roode zijde doorvlochten was. den zilveren ketting van zijn hals. „Volwassen lieden hebben de bescherming der geesten niet meer noodig, sprak hij „die kunnen gewoonlijk wel op zich zelf passen. Op zekeren dag, toen Pei-Hang juist 20 geworden was, sprak de wijze Pin-Too tot hem „Beste jongen, gij zijt volleerd gij zijt thans even wijs als ik. Keer tot je ouders terug en wees hun tot steun in hun ouder dom." De oude meester keek zeer treurig, toen hij dit zeide Pei-Hang was een zijner beste leerlingen geweest. „Morgen zal ik ve:«"tkken, meester, antwoordde Pei-Hang eerbiedig „ik zal over land, tof welks herstel wij ook door onze financieele crediefen hebben bijgedragen, niet fraai staat, een van onze belangrijkste exporttakken te fnuiken. Maar met dergelijke, min of meer sen- timenteele overwegingen bereikt men niets. We hadden iets kunnen vermogen, in dien we gewapend waren geweesf, indien we retorsie»maatregelen fot onze beschik king hadden. Doch deze zijn indertijd, ten einde de tariefsverhooging niet in gevaar te bren gen, uit de ontwerp-tariefsherziening ge licht. Nu zijn we weerloos. Onze Ministers van Landbouw, van Bui tenlandsche Zaken en van Financiën mogen, en zullen probeeren, wat ze kunnen, om den grooten slag af te wenden, maar wij durven hun geen succes te waarborgen. Wel moge het exorbitante Duitsche recht een spoorslag voor onze regeering zijn om onverwijld maatregelen voor te stellen, die ons tegen hef buitenland wa penen. j Want zooals het thans gaat: overstroomd te worden met buitenlandsche artikelen, belemmerd, en erger, in den uitvoer van onze industrieele en tuinbouwproducten, wordt een toestand geschapen, die ons eco nomisch herstel tegenhoudt in plaats van bevordert." De „Msb." schrijft „Een jaar geleden stonden we aan het be gin van de militaire relletjes, tijdens de her halingsoefeningen. Dit jaar waren uitgebreide maatregelen getroffen, om ongeregeldheden te voorkomen alleen de voornaamste oor zaak van het gebeurde ten vorige jare had men niet weggenomen, n J. de legering In ten tenkampen. Het jaargetijde is niet van dien aard, dat men de manschappen en officieren kan le geren in tenten en zeker niet hen, die slechts voor een paar weken onder de wapenen komen. Het getuigt daarom van wijs beleid, dat thans een order is uitgevaardigd, dat met het oog op de zeer ongunstige weersomstandig heden van het gebruik van tentenkampeï voor de legering van manschappen voor her halingsoefeningen moet worden afgezien. Jammer alleen, dat dit niet eerder gelast is. Heel wat arbeid en kosten zouden bespaard 'aIs dit jaar de herhalingsoefeningen goed verloopen, dan zal dat voor het grootste deel te danken zijn aan dezen wel wat laat maar toch niet juis,t op tijd genomen maatregel. De geest onder hen, die opkomen, is goed maar wanneer men een paar weken lang geen behoorlijk onderdak heeft, dan verandert alles, zelfs de opgewektheid van de grootste optimisten." Bij beschikking van den Minister van Waterstaat van 10 September is bepaald, dat het gebruik van radiostations aan boord van luchtvaartuigen, zoo Nederlandsche als vreemde, boven Nederlandsch gebied onder worpen is aan de desbetreffende bepalingen van de regeling van den berichtendienst ten behoeve van het burgerluchtverkeer, zooals die is? of zal worden gewijzigd. De bovenbedoelde bepalingen zullen won) den bekend gemaakt in de berichten aan luchtvarenden. Yun-Ying zeide niets, maar keek hem lachend aan. Zij droeg een kleed van prach- 11_ V\e>e>]A xrort ipitori de gouden brüg deze stad verlaten ver volgde hij. UV Cl Uv ujauuv w b" r «ik„ Pei-Hang me, 'n verschrikt g.iaa. „Des te beter," sprak de oude man lachend; „want hebt ge haar één keer gezien, dan ben ik er zeker van, dat je aan niets anders meer kunt denken dan aan haar.' Den nacht voor zijn vertrek uit Chang- Ngan, zat Pei-Hang zoo lang over zijn boeken gebogen, dat hij, hoewel hij vroeg in den morgen wilde vertrekken, pas tegen zonsopgang in slaap viel hij versliep daar door het koelste gedeelte van den dag, want toen hij ontwaakte, scheen de zon reeds met zulk een kracht op de straten van Chang- Ngan, dat de stad op een gloeienden oven sclcck* Niettegenstaande deze hitte nam Pei-Hang zijn stok op en verliet, na hartelijk afscheid van Pin-Too genomen te hebben, de stad. „Op de blauwe brug kan ik wat rusten, totdat de grootste hitte van den dag voorbij is," zoo sprak hij bij zich zeiven. Spoedig had hij de brug bereikt, zette zich op een schaduwrijk plaatsje neder en viel weldra in een diepen slaap. Toen droomde hij een vreemden droom. Een zeer schoon meisje stond voor hem en toonde hem haar rechtervoet, waarom heen een rood koord gebonden was. „Waarom draagt ge dat roode koord om uw voet?" vroeg Pei-Hang, die zijn oogen bijna niet van haar mooi gezichtje kon af wenden. „Waarom draagt gij een rood koord om uw voet vroeg het meisje op hare beurt. Pei-Hang die er niets van begreep, keek naar zijn rechtervoet en bemerkte tot zijn groote verbazing, dat ook hij een rood koord daaromheen droeg en met dit koord aan den voet van het schoone meisje was verbonden. „Zoo, Zpo," dacht hij; „dit meisje moet zeker mijn vrouw worden." En zich tot het meisje wendende, sprak hij „Mijn moeder vertelde mij eens, dat wanneer er een jongen geboren wordt, de fee der maan hem een rood koord om zijn rechtervoet bind het andere einde van dit koord verbindt zij met den rechtervoet van een klein meisje, dat bestemd is, om later zijn vrouw te worden. Dit koord kunnen wij alleen in onze droomen zien. Is dit zoo?" vroeg hij. „Ja," antwoordde het meisje, „voor men- schen in wakenden toestand is dit koord onzichtbaar. En wilt ge nu mijn naam weten? vervolgde zij. „Ik heet Yun-Ying „Ik wil u ook den mijnen zeggen, sprak Pei-Hang. Toen lachte het meisje en zeide *v,Opdien weet ik reeds lang. Gij heet Pei-Hang." Pei-Hang was niet weinig verbaasd toen hij dit hoorde. Hij zelf wist niet, dat hij be kend stond als de handigste, knapste en vlijtigste onder Pin-Too's leerlingen, maar Yun-Ying, die in de nabijheid woonde van Chang-Ngan. wist dit zeer goed. Meer zeide het meisje niet, zij was even geheimzinnig verdwenen, als zij gekomen was, en toen Pei-Hang ontwaakte en naar zijn rechtervoet keek, was ook het roode koord weg. „Zou het een werkelijk meisje, of maar een droom-meisje zijn," dacht hij, opstaande om zijn weg te vervolgen. Maar hoe het ook zij, hij kon haar niet vergeten en prevelde^ op zangerigen toon „Yun-Ying, Yun-Ying Het was echter geen droom-meisje Yun- Ying bestond werkelijk, en haar moeder, die tooveren kon, had haar de macht ge geven om zich in en uit de droomen der menschen te begeven, juist zooals zij verkoos, en Yun-Ying, die dit een aangenaam tijd verdrijf vond, maakte van deze gave zeer 'ÏefbS'dien dag zeer warm, en toen anders gevormd. De spijker gaat ^genaamd Pei-Hang ongeveer een half uur geloopen door den vinger, de dolk door de hand, de sa- had, werd hij door zulk een vreeselijken bel door het lichaam. Ook kan men in een dorst gekweld, dat hij zijn schreden naar een pijl een zoodanige bocht maken en deze kleine hut, die aan den weg stond, richtte bocht zoo te maskeeren, dat het lijkt en aan een oude vrouw, die voor de deur 0£ pjjj bet eene oor in en het andere oor zat, een weinig drinken verzocht. u., nm Hp Toen droomde hij een vreemden droom. „Wie zijt gij en hoe kent gij mijn dochter vroeg de oude vrouw. Pei-Hang, die in 't geheel niet verlegen was, vertelde haar zijn droom. „Wij zijn met het zelfde roode koord verbonden, oudje," sprak hij, „en nu kunt gij niets anders doen, dan mij je dochter tot vrouw geven." Toen hij met dit voorstel voor den dag kwam, zag de vrouw hem niet zeer vrien delijk aan en antwoordde „Gij zijt een brutale knaap, en als ik twee dochters^ had, zoudt gij een daar van kunnen krijgen, maar Yun-Ying moet met een mandarijn trouwen." „Ik ben in het geheel niet arm," beweerde Pei-Hang. (Wordt vervolgd;. Dit trucje leent zich het beste voor ver tooning in kleinen kring, op gezellige avond jes bijvoorbeeld. De teekening maakt reeds alles duidelijk. Men heeft naast den geprepa- reerden spijker ook een gewonen spijker, dien men vooraf ten onderzoek geeft. Raad zaam is het om het gebogen gedeelte van den spijker vleeschkleurig te verven. Bij grootere voorwerpen, als dolken en sabels, is de bocht «tUriffE Fi£>:Ï r, een weimg u"""-" uit gaat. Het vereischt eenige oefening om de „Vul je mooisten beker met bronwater en bocht zoodanig met de handen of op andere breng hem hier," riep het vrouwtje hare w» tg maskeeren, dat het lijkt als stak men dochter toe, die in de hut aan het werk was. h spijker door den vinger, een Snoedic verscheen het meisje met den beker, en Pei-Hang, die haar dankbaar aan- sabel door het lichaam, enz. nam, zag.... Yun-Ying. „O," riep Pei-Hang verheugd uit, „o, ik dacht waarlijk, dat je maar een droom-meisje was en nu zie ik, dat je werkelijk bestaat. En hier is Jansje Knaag tand. 't Arme beest is er ver schrikkelijk aan toe. Zes nachten heeft ze niet geslapen van de kiespijn. Maar nu moet hij er uitheeft ze vanmorgen ge zegd. Op de markt in Bosch koop staat een kiezentrekker. En die doet het zonder pijn 6. Als alle konijnen inge stapt zijn, rijdt de tram weg, 't Is een mooi reisje, van Konijnen heuvel naar Boschkoop. Eerst rijdt de tram langs den zoom van een groot bosch. Daar staan hooge boomen, die in den warmen zomer koele schaduw geven. 7, Dan maakt de trambaan een wijde bocht tusschen twee kale heuvels door. Hier moet Joris Langoor, de bestuurder, goed opletten anders zou zijn wagen wel eens uit de rails kunnen loopen. En wie weet welke ongelukken er dan ge beurden. 8. Maar de weg wordt nog gevaarlijker. Hij loopt vlak langs een diepen afgrond. Als de konijntjes in de tram naar buiten kijken en zien beneden zich die ijselijke diepte, dan gaan hun snorharen van angst overeind staan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 9