ooI^Omze
v EilGD
UIT DE PERS
Recht vooruit!
Waar de Rijst vandaan komt.
m
Dc stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels.
Het meer der Ju weel ess.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Derde Blad Zaterdag 12 September 1925
Socialisten in Regee-
ringsposten.
Onze Tuinbouw bedreigd.
r>\
Wijs beleid.
RINNENLANDSCH NIEUWS.
Gebruik van radiostations aan
boord van luchtvaartuigen.
wouw, si
De spijker door de hand.
In verband met de niet-verkiezing van
een sociaal-democraat in het college van Ge
deputeerden van Zuid-Holland, en de critiek
daarop door den Christ, hist. Nederlander uit
geoefend, schrijft het anti-rev. „Friesch
Dagblad".
De reden zal men vragen.
Waarom doet Rechts in Zuid-Holland
«ldus
Er is een reden, die wéégt.
Dat geven we dadelijk toe.
Er is van Rechts aan den heer Schaper ge
vraagd den socialistischèn candidaat, dat hij
nooit ofte nimmer zijn medewerking verlee-
nen zou om door middel eener revolutie te
komen tot een socialistischèn Staat.
„Dat beloof ik niet", zei Schaper.
Men wéét van hem, dat hij van revolutie
weinig verwacht. Maar haar, om zoo te zeg
gen, afzweren, dat kan hij ook weer moei
lijk als socialist.
„Ja", zegt Rechts, „dan kunnen wij u niet
in een regeeringsposjtie helpen stemmen".
Denk daar óók niet licht over.
Stel u eens voor, we hadden een tamelijk
groot aantal socialistische burgemeesters,
Gedeputeerden, een paar Commissarissen
der Koningin, verschillende hooge ambte
naren enz. enz., al te gader socialist, en er
kwam dan, 't kan plotseling komen opzetten!
een ernstig gemeende poging ter herhaling
van November 1918zou niet de min
derheid alsdan een heel wat betere kans heb
ben dan tóén
Denk over zoo iets niet licht.
Ook bij óns hinken de socialisten altijd op
twee gedachten.
Den eenen keer zeggen ze
„Och watRevolutieer is immers
geen kijk op
En dan weer heet het
,,'t Gaat niet dat gewone parlementaire
gedoe toch zoo langzaam Nooit komen we
zoo, waar we wezen moeten, 't Moet anders
gaan
En dan spreekt de Revolutie-muziek.
Als Rechts dus zegt Die kans willen we in
Zuid-Holland niet loopen, dan is dit aller
minst een opgeraapt argument, maar we voe
len, dat ook daarvoor veel te zeggen is.
Aan wét zijde zullen de socialistische
machthebbers staan, als wéér een revolu
tiebui opkomt aan de zijde van 't bestaande
wettige Gezag, óf aan den kant der aanstor
mende Revolutie?
Dat is ook een zeer belangrijke vraag.
Nu bestaat hier geen eenheid.
Onze gedragslijn is verschillend.
Er zijn gewesten, waar mede door onze
toestemming een socialist als Gedeputeerde
gekozen wordt, en daar zijn er, waar men
net doet als in Zuid-Holland.
Dit kan, dunkt ons, niet zoo blijven.
Onze partij is niet als de socialistische een
partij, waarin van bovenaf alles wordt voor
geschreven, zoodat men zich alom in de par
tij daaraan heeft te gedragen.
Doch er moet steeds in vrijheid naar een
heid worden gestreefd.
Als de A.R. partij op de eene plaats pre
cies andersom handelt als op de andere als
zij in 't eene geval juist andersom beslist dan
in 't andere, dat er precies aan gelijk is dan
verhoogt ze daarmee niet de kracht der partij.
Dan kijkt het volk er raar tegenaan.
Het isd aarom wel zaak, dat de vraag, of ook
socialisten in regeeringsposten behooren te
zitten, ernstig onder ons wordt aan de orde
gesteld. Opdat we mogen komen tot eenheid
van zienswijze. En daardoor tot eenheid van
handelwijze.
Onze professoren en Kamerleden van den
vrijhandel hebben op buitenlandsche con
gressen geregeld successen.
Geen wonder.
Er komen ook wel buitenlandsche vrij
handelaars, Fransche, Engelsche, Duitsche
en andere, maar hun theorieën worden door
de handelspolitiek van hun land voortdu
rend gelogenstraft, terwijl alleen de Neder-
landsche met gepasten trots kunnen ver
klaren, dat in hun land de theorie door de
praktijk wordt gedekt.
Zeker, het tarief is bier van 5 op 8 pet.
verhoogd, maar het percentage is nog be
lachelijk laag. als men het met die in het
buitenland:" 30 pcf. en meer, vergelijkt.
In het „Huisgezin" lezen we:
„Kan het buitenland de overproductie
van zijn industrie bij manier van spreken
vrij invoeren, en weert het onzen industriee-
len export door telkens nieuwe en meer
vexatoire bepalingen, ook onze land
en tuinbouwarfikelen krijgen het steeds
zwaarder te verantwoorden
Het Duitsche tarief, dat met 1 October
zal worden ingevoerd, is eenvoudig moor-
dend.
Onze groenten- en fruitproducten zullen
met 30 fot 100 procent vdn de waarde wor
den belast.
Geen wonder, dat de tuinbouwveilingen
een noodkreet slaken en de tusschenkomst
der regeering inroepen.
Wat moet er met onzen tuinbouw gebeu
ren, die in 1924 voor ruim 63 millioen uit
voerde, voor verreweg het grootste ge
deelte naar Duitschland. indien het hooge,
bijna prohibitieve recht aan onzen export-
handel een doodeljjken slag toebrengt?
Dan zullen de Nederlanders misschien
een keer goedkoop fruit kunnen hebben,
maar het Nederlandsche verbruik kan die
ontzaglijke hoeveelheden niet aan. er zal
overproductie ontstaan, waarvoor geen de
biet te vinden is, de productie zal moeten
worden ingekrompen, en met deze inkrim
ping zal de werkloosheid in den tuinbouw
haar intrede1 doen.
Als onze tuinbouw zijn voornaamste af
zetgebied in het buitenland verliest, dan
kan hij in zijn fegenwoordigen omvang niet
staande blijven en kan van de onmisbare
expansie giog minder snrake zijn.
Wat vermogen wij tegen deze gevoelige
bedreitfmg van onzen tuinbouw door
Duitschland?
Op het oogenblik niets.
Men kan wel zeggen, dat het Duitsch-
Recbt vooruit "gaat 'de weg door het leven,
Langs het vaak lastige pad van den plicht;
Moed, houd het hoofd steeds omhoog
geheven,
't Oog op het einddoel, den Hemel, gericht.
„Recht Vooruit," 't zij ie leus bij ie werken,
Nimmer voor schimp of bespotting bevreesd.
„Recbt Vooruit," 't moet ie woorden ook
merken,
Stemp'len met waarheid, met echt Room-
schen geest.
JRechf Voornit," 't is zoo noodig in 't
leven,
Valt soms zoo zwaar, al is 't maklijk in
schijn.
't Kost dikwijls moeite, steeds voorwaarts
te streven;
Ondanks verleiding, standvastig te zijn.
„Recht Vooruit," zonder wank'len of vreezen,
't Valt je toch licht, als ie put in het Hart,
Dat hier op aarde een toevlucht wil wezen,
Waar je kunt schuilen in droefheid en smart.
„Recht Vooruit," laat het Geloof je steeds
leiden,
Put er je kracht in het Goddelijk Brood,
Dan ben je sterk, om je leven te wijden
Aan Christus, die eenmaal het zijne ons bood.
„Recht Vooruit," zonder schroom zonder
vreeze,
God ziet je strijden en wacht met dc kroon.
Strijd dus voor Hem, dat je waardig moogt
wezen
Wat Hij je toedenkt: „een schitterend loon!"
(Vervolg.)
Natte rijstvelden legt men soms aan langs
de helling van een berg, door terrassen te
vormen, met behulp van overdwars opge
worpen dijkjes. Een klein langs de boven
zijde van den akker stroomend riviertje
wordt met ingeheide stammen, steenen en
dwarshouten stevig afgedamd. Vandaar wordt
naar den akker een geul gegraven, waarin
het water den gravenden man volgt, tot hij
bij den akker is. Maar voordat het water
op de sawahs wordt toegelaten, moeten op
de vier hoeken van het land bloemen en bo-
reh (een soort ssalf) geofferd worden. Als al
de dijkjes zijn cloorgestoken en al de velden
waterpas gemaakt, wordt een daarvan toj
kweekbed gekozen. Dat kweekbed moet
beelemaal doorweekt zijn, voordat 't met
twee door het water plassende karbouwen in
lengte en breedte kan worden omgeploegd.
Ook als het voor de eerste maal geëgd is,
blijft er zachtjes 't water over kabbelen, na
't tweede eggen wordt de waterloop toege
stopt om de gezonken plantendeelen beter
te doen rotten, en eerst na de derde egging
mag het water wegvloeien en kan er gezaaid
worden. Aan al de gewichtige momenten van
den rijstbouw moet een slametan (offermaal
tijd) voorafgaan, waarbij het zaad wordt
neergezet tusschen twee brandende lampen
symbolen van zon en maan, voordat men het
in een mandje in het stroomend water te wee
ken zet, om het daarna tussch»n versche
pisangbladen te laten kiemen. Zoodra de
worteltjes zijn uitgekomen, kan het op den
kweekakker gezaaid worden door iemand,
die eerst een bepaald gebedje heeft uitgespro
ken, zich gewasschen, en zulke schoone
kleeren heeft aangetrokken als Praboe-
Makoekoewan aan had, toen hij Dewi-Sri
ontmoette. De zaaier steekt ook hier en daar
wat groene bladen in den grond, om te laten
zien, hoe groen en frisch hij hoopt, dat de
jonge ^plantjes worden, 't Duurt wel een
week óf acht, voordat al de sawahs op dezelf
de manier als de kweekakker bewerkt zijn.
Dan gaan de mannen de plantjes uittrekken
en gooien ze in bosjes gebonden op gelijke
afstanden neer op de sawahs, waar de vrou
wen al achteruitloopend telkens een bosje
in den modder steken. Soms wordt er ook
nog vogelgierst tusschen geplant, in de hoop,
dat de rijst aan die flinke, hooge planten met
hun stevige aren een voorbeeld zal noemen,
't Water wordt weer een paar dagen afge
sloten, maar zoodra de plantjes stevig genoeg
geworteld zijn, vloeit het altijd door, totdat
de rijst rijp is.
Om de rijstvogeltjes weg te houden, staan
er vogelverschrikkers, die geluid maken als
't water er door vloeit. Ook moeten kinderen
in de wachthuisjes door telkens aan de dra
den te trekken, die een eind boven 't veld
zijn gespannen, al de lapjes en andere daar-
aanhangende dingen doen bewegen.
Zoodra de doekoen-sawah de rijst rijp
heeft verklaard, geeft de sawah-eigenaar weer
een slametan, waarna hij den nacht met zijn
gasten wakende doorbrengt, om den volgen
den dag het oogstfeest te beginnen. Dan
gaat het in vroolijken optocht, of liever een-
denmarsch, in feestkleeren naar de sawah,
maar voordat de vrouwen en meisjes hun
ani-ani (eigenaardige mesjes) te voorschijn
halen om halm voor halm af te snijden, gaat
de doekoen-pari met veel plechtigheid twee
naar elkander overhellende aren uitzoeken,
die het „rijst-bruidspaar" zullen voorstel
len. Met nog andere uitgezochte aren, de
„speelgenootjes", worden ze op een apart
schoofje gebonden en versierd. Iedereen
behandelt ze met veel onderscheiding, en
Britsch-Indië. huu»™ -
wr.wr.wr- -i 7. Dan maakt de trambaan r.jtj J n -nf M
Vrouwen bezig rijst te stampen.
ze worden plechtig apart thuisgebracht,
waar zij veertig dagen alleen in een afgescho
ten gedeelte van de rijstschuur blijven staan,
met een paar schoven als „bruiloftsgasten"
om zich heen. De schoof, waarin het bruids
paar zit, dient als zaad voor den volgenden
oogst. De bruiloftsgasten worden gebruikt
voor den feestmaaltijd, waarmede de rijst
schuur geopend wordt.
Een Javaansche rijstschuur is zeer een
voudig. Op Sumatra, waar de bouwstijl veel
mooier is, hebben de schuren hooge, spitse,
sierlijk gebogen daken en zijn met kleu
rige figuurtjes versierd. Soms is tusschen
de palen, waarop het gebouwtje rust, een
vloer gelegd, die als raadzaal of logeerkamer
dienst doet. lederen dag, behalve Dinsdag,
klimt men er met een ladder in om de noo-
dige rijst te halen, die door de vrouwen en
meisjes in het rijstblok gedorscht en gepeld
wordt. Zij leggen eerst de aren iri het lang
werpige gat van het blok, houden ze vast
met één voet, en stampen met twee of vier
tegelijk, precies in de maat, totdat de korrels
er uit vallen. Dan worden die op wannen
(zooals er op het plaatje uit Ëritsch-Indië
twee op den grond liggen) opgegooid en
weer opgevangen, terwijl het kaf wegstuift.
Daarna moeten nog in het ronde gat van 't
rijstblok eerst de schil en dan het zilver-
vliesjeworden afgestampt,en door een draaien
de beweging met de wan de gave korrels, die
aan den buitenkant komen te liggen, geschei
den van het gruis, dat nog voor gebak ge
bruikt kan worden, 't Is toch al zoo jammer,
dat zooveel rijst met het stampen verloren
gaat.
De rijstsoort, die niet uitgevoerd wordt,
heet kleefrijst. Behalve voor voedsel wordt
die op Java ook nog gebruikt om te boet-
seeren. De beeldjes, daarvan gemaakt, worden
heel hard en onbreekbaar.
De rijst, die wij krijgen, is van een edeler
soort en wordt in de Europeesche pelmolens
nog eens nagepeld en soms zelfs met wat
olie glanzend gemaakt.
(Een sprookje uit China.)
In een tijd, zoo lang geleden, dat zelfs
onze overgrootouders nog niet geboren waren,
woonde in de stad Kwen-Lu een klem
Chineesje, dat Pei-Hang heette.
Zijn ouders, die zeer veel van hem hielden,
déden al het mogelijke, om hun kind te
beschermen tegen den invloed der booze
geesten, waarvan er een groot aantal m en
om China rondzwerven.
Natuurlijk waren er ook wel goede geesten
maar het grootste gedeelte bestond uit booze
en daarom nam Pei-Hang's moeder zich
altijd voor hen in acht.
Nu zegt men in China, dat een booze geest
nimmer een Chineesche knaap kwaad zal
doen, wanneer deze eenige draden j"00£e
zijde door zijn haarstaartje gevlochten heeft,
nóch wanneer hij een zilveren halsketting
djraagt. En omdat zelfs de stoutmoedigste
geest een groote vrees voor oude vischnetten
heeft, maakte Pei-Hang's moeder haar jongen
een hemdje uit een oud vischnet, dat hij
onder zijn kleeren moest dragen, totdat het
hem te klein werd. Bovendien droeg zij
zorg, dat zijn haarstaartje met de schoonste
roode zijde doorvlochten was, die zij
maar koopen kon. Ook lette zij er nauw
keurig op, dat zijn hoofd in de juiste richting
geschoren was, en ook, dat er een kuifje
i het gelukkigste plekje bleef staan.
Onder al deze voorzorgsmaatregelen kwam
Pei-hang gelukkig over de ongemakken
zijner kindsheid, en groeide van een knaapje
tot een knaap op, en danaar weer van
knaap tot een flink, sterk jongeling.
Hij trok dan ook spoedig het hemdje van
netwerk uit. De zilveren halsketting legde
hij echter nog niet af, en de roode zijde zat
nog altijd in zijn haarstaartje.
Op zekeren dag sprak zijn vader tot hem
„Pei-Hang, het begint tijd te worden, dat ge
de wereld intrekt. Ga naar de wijze heden
van Chang-Ngan, studeer daar vlijtig, en
onderzoek wat men daar alzoo denkt.
Chang-Ngan, de oude hoofdstad van China,
was werkelijk een zeer groote stad, en Pm-
Too, die door zijn groot verstand boven
iedereen uitmuntte, werd dan ook met recht
de wijste man dezer stad genoemd.
Naar deze man werd nu Pei-Hang door
zijnen vader gezonden, en daar leerde hij
spoedig wat de wereld daar al zoo denkt.
Hij leerde echter ook nog een heele boel meer
dan dit.
Nauwelijks was hij achttien jaren oud, of
hij nam de roode zijde uit zijn haarstaartje en
droeg zij zorg, dat zijn haarstaartje met de-
schoonste roode zijde doorvlochten was.
den zilveren ketting van zijn hals.
„Volwassen lieden hebben de bescherming
der geesten niet meer noodig, sprak hij „die
kunnen gewoonlijk wel op zich zelf passen.
Op zekeren dag, toen Pei-Hang juist 20
geworden was, sprak de wijze Pin-Too tot
hem „Beste jongen, gij zijt volleerd gij
zijt thans even wijs als ik. Keer tot je ouders
terug en wees hun tot steun in hun ouder
dom."
De oude meester keek zeer treurig, toen
hij dit zeide Pei-Hang was een zijner beste
leerlingen geweest.
„Morgen zal ik ve:«"tkken, meester,
antwoordde Pei-Hang eerbiedig „ik zal over
land, tof welks herstel wij ook door onze
financieele crediefen hebben bijgedragen,
niet fraai staat, een van onze belangrijkste
exporttakken te fnuiken.
Maar met dergelijke, min of meer sen-
timenteele overwegingen bereikt men niets.
We hadden iets kunnen vermogen, in
dien we gewapend waren geweesf, indien
we retorsie»maatregelen fot onze beschik
king hadden.
Doch deze zijn indertijd, ten einde de
tariefsverhooging niet in gevaar te bren
gen, uit de ontwerp-tariefsherziening ge
licht.
Nu zijn we weerloos.
Onze Ministers van Landbouw, van Bui
tenlandsche Zaken en van Financiën mogen,
en zullen probeeren, wat ze kunnen, om
den grooten slag af te wenden, maar wij
durven hun geen succes te waarborgen.
Wel moge het exorbitante Duitsche
recht een spoorslag voor onze regeering
zijn om onverwijld maatregelen voor te
stellen, die ons tegen hef buitenland wa
penen. j
Want zooals het thans gaat: overstroomd
te worden met buitenlandsche artikelen,
belemmerd, en erger, in den uitvoer van
onze industrieele en tuinbouwproducten,
wordt een toestand geschapen, die ons eco
nomisch herstel tegenhoudt in plaats van
bevordert."
De „Msb." schrijft
„Een jaar geleden stonden we aan het be
gin van de militaire relletjes, tijdens de her
halingsoefeningen. Dit jaar waren uitgebreide
maatregelen getroffen, om ongeregeldheden
te voorkomen alleen de voornaamste oor
zaak van het gebeurde ten vorige jare had
men niet weggenomen, n J. de legering In ten
tenkampen.
Het jaargetijde is niet van dien aard, dat
men de manschappen en officieren kan le
geren in tenten en zeker niet hen, die slechts
voor een paar weken onder de wapenen
komen.
Het getuigt daarom van wijs beleid, dat
thans een order is uitgevaardigd, dat met het
oog op de zeer ongunstige weersomstandig
heden van het gebruik van tentenkampeï
voor de legering van manschappen voor her
halingsoefeningen moet worden afgezien.
Jammer alleen, dat dit niet eerder gelast is.
Heel wat arbeid en kosten zouden bespaard
'aIs dit jaar de herhalingsoefeningen goed
verloopen, dan zal dat voor het grootste deel
te danken zijn aan dezen wel wat laat maar
toch niet juis,t op tijd genomen maatregel.
De geest onder hen, die opkomen, is goed
maar wanneer men een paar weken lang geen
behoorlijk onderdak heeft, dan verandert
alles, zelfs de opgewektheid van de grootste
optimisten."
Bij beschikking van den Minister van
Waterstaat van 10 September is bepaald,
dat het gebruik van radiostations aan boord
van luchtvaartuigen, zoo Nederlandsche als
vreemde, boven Nederlandsch gebied onder
worpen is aan de desbetreffende bepalingen
van de regeling van den berichtendienst ten
behoeve van het burgerluchtverkeer, zooals
die is? of zal worden gewijzigd.
De bovenbedoelde bepalingen zullen won)
den bekend gemaakt in de berichten aan
luchtvarenden.
Yun-Ying zeide niets, maar keek hem
lachend aan. Zij droeg een kleed van prach-
11_ V\e>e>]A xrort ipitori
de gouden brüg deze stad verlaten ver
volgde hij.
UV Cl Uv ujauuv w b" r
«ik„ Pei-Hang me, 'n verschrikt g.iaa.
„Des te beter," sprak de oude man lachend;
„want hebt ge haar één keer gezien, dan ben
ik er zeker van, dat je aan niets anders meer
kunt denken dan aan haar.'
Den nacht voor zijn vertrek uit Chang-
Ngan, zat Pei-Hang zoo lang over zijn
boeken gebogen, dat hij, hoewel hij vroeg
in den morgen wilde vertrekken, pas tegen
zonsopgang in slaap viel hij versliep daar
door het koelste gedeelte van den dag, want
toen hij ontwaakte, scheen de zon reeds
met zulk een kracht op de straten van Chang-
Ngan, dat de stad op een gloeienden oven
sclcck*
Niettegenstaande deze hitte nam Pei-Hang
zijn stok op en verliet, na hartelijk afscheid
van Pin-Too genomen te hebben, de stad.
„Op de blauwe brug kan ik wat rusten,
totdat de grootste hitte van den dag voorbij
is," zoo sprak hij bij zich zeiven.
Spoedig had hij de brug bereikt, zette
zich op een schaduwrijk plaatsje neder en viel
weldra in een diepen slaap.
Toen droomde hij een vreemden droom.
Een zeer schoon meisje stond voor hem
en toonde hem haar rechtervoet, waarom
heen een rood koord gebonden was.
„Waarom draagt ge dat roode koord om
uw voet?" vroeg Pei-Hang, die zijn oogen
bijna niet van haar mooi gezichtje kon af
wenden.
„Waarom draagt gij een rood koord om
uw voet vroeg het meisje op hare beurt.
Pei-Hang die er niets van begreep, keek
naar zijn rechtervoet en bemerkte tot zijn
groote verbazing, dat ook hij een rood koord
daaromheen droeg en met dit koord aan den
voet van het schoone meisje was verbonden.
„Zoo, Zpo," dacht hij; „dit meisje moet
zeker mijn vrouw worden."
En zich tot het meisje wendende, sprak
hij „Mijn moeder vertelde mij eens, dat
wanneer er een jongen geboren wordt, de
fee der maan hem een rood koord om zijn
rechtervoet bind het andere einde van
dit koord verbindt zij met den rechtervoet
van een klein meisje, dat bestemd is, om
later zijn vrouw te worden. Dit koord kunnen
wij alleen in onze droomen zien. Is dit
zoo?" vroeg hij.
„Ja," antwoordde het meisje, „voor men-
schen in wakenden toestand is dit koord
onzichtbaar. En wilt ge nu mijn naam weten?
vervolgde zij. „Ik heet Yun-Ying
„Ik wil u ook den mijnen zeggen, sprak
Pei-Hang.
Toen lachte het meisje en zeide *v,Opdien
weet ik reeds lang. Gij heet Pei-Hang."
Pei-Hang was niet weinig verbaasd toen
hij dit hoorde. Hij zelf wist niet, dat hij be
kend stond als de handigste, knapste en
vlijtigste onder Pin-Too's leerlingen, maar
Yun-Ying, die in de nabijheid woonde van
Chang-Ngan. wist dit zeer goed.
Meer zeide het meisje niet, zij was even
geheimzinnig verdwenen, als zij gekomen was,
en toen Pei-Hang ontwaakte en naar zijn
rechtervoet keek, was ook het roode koord
weg.
„Zou het een werkelijk meisje, of maar een
droom-meisje zijn," dacht hij, opstaande om
zijn weg te vervolgen. Maar hoe het ook zij,
hij kon haar niet vergeten en prevelde^ op
zangerigen toon „Yun-Ying, Yun-Ying
Het was echter geen droom-meisje Yun-
Ying bestond werkelijk, en haar moeder,
die tooveren kon, had haar de macht ge
geven om zich in en uit de droomen der
menschen te begeven, juist zooals zij verkoos,
en Yun-Ying, die dit een aangenaam tijd
verdrijf vond, maakte van deze gave zeer
'ÏefbS'dien dag zeer warm, en toen anders gevormd. De spijker gaat ^genaamd
Pei-Hang ongeveer een half uur geloopen door den vinger, de dolk door de hand, de sa-
had, werd hij door zulk een vreeselijken bel door het lichaam. Ook kan men in een
dorst gekweld, dat hij zijn schreden naar een pijl een zoodanige bocht maken en deze
kleine hut, die aan den weg stond, richtte bocht zoo te maskeeren, dat het lijkt
en aan een oude vrouw, die voor de deur 0£ pjjj bet eene oor in en het andere oor
zat, een weinig drinken verzocht. u., nm Hp
Toen droomde hij een vreemden droom.
„Wie zijt gij en hoe kent gij mijn dochter
vroeg de oude vrouw.
Pei-Hang, die in 't geheel niet verlegen was,
vertelde haar zijn droom. „Wij zijn met het
zelfde roode koord verbonden, oudje," sprak
hij, „en nu kunt gij niets anders doen, dan
mij je dochter tot vrouw geven."
Toen hij met dit voorstel voor den dag
kwam, zag de vrouw hem niet zeer vrien
delijk aan en antwoordde „Gij zijt een
brutale knaap, en als ik twee dochters^ had,
zoudt gij een daar van kunnen krijgen,
maar Yun-Ying moet met een mandarijn
trouwen."
„Ik ben in het geheel niet arm," beweerde
Pei-Hang.
(Wordt vervolgd;.
Dit trucje leent zich het beste voor ver
tooning in kleinen kring, op gezellige avond
jes bijvoorbeeld. De teekening maakt reeds
alles duidelijk. Men heeft naast den geprepa-
reerden spijker ook een gewonen spijker,
dien men vooraf ten onderzoek geeft. Raad
zaam is het om het gebogen gedeelte van den
spijker vleeschkleurig te verven. Bij grootere
voorwerpen, als dolken en sabels, is de bocht
«tUriffE
Fi£>:Ï
r, een weimg u"""-" uit gaat. Het vereischt eenige oefening om de
„Vul je mooisten beker met bronwater en bocht zoodanig met de handen of op andere
breng hem hier," riep het vrouwtje hare w» tg maskeeren, dat het lijkt als stak men
dochter toe, die in de hut aan het werk was. h spijker door den vinger, een
Snoedic verscheen het meisje met den
beker, en Pei-Hang, die haar dankbaar aan- sabel door het lichaam, enz.
nam, zag.... Yun-Ying.
„O," riep Pei-Hang verheugd uit, „o, ik
dacht waarlijk, dat je maar een droom-meisje
was en nu zie ik, dat je werkelijk bestaat.
En hier is Jansje Knaag
tand. 't Arme beest is er ver
schrikkelijk aan toe. Zes nachten
heeft ze niet geslapen van de
kiespijn. Maar nu moet hij er
uitheeft ze vanmorgen ge
zegd. Op de markt in Bosch
koop staat een kiezentrekker.
En die doet het zonder pijn
6. Als alle konijnen inge
stapt zijn, rijdt de tram weg, 't
Is een mooi reisje, van Konijnen
heuvel naar Boschkoop. Eerst
rijdt de tram langs den zoom
van een groot bosch. Daar
staan hooge boomen, die in den
warmen zomer koele schaduw
geven.
7, Dan maakt de trambaan
een wijde bocht tusschen twee
kale heuvels door. Hier moet
Joris Langoor, de bestuurder,
goed opletten anders zou zijn
wagen wel eens uit de rails
kunnen loopen. En wie weet
welke ongelukken er dan ge
beurden.
8. Maar de weg wordt nog
gevaarlijker. Hij loopt vlak langs
een diepen afgrond. Als de
konijntjes in de tram naar
buiten kijken en zien beneden
zich die ijselijke diepte, dan
gaan hun snorharen van angst
overeind staan.