IN EN OM HAARLEM
mm
Dit nummer bestaat uüi8 bladzijden. - Eerste Blad
Bij een lustrum.
i
m
Onder de Blauwe
Kruisbanier.
v
Maandag
-♦
14 September
1925
49ste Jaargang No. 16145
J. J. WEBER ZOON
Van de Dahlia-tentoonstelling.
Een mooie nieuwe aanwinst: de mr. Joh. Dix.
M
Telegraphisch Weerbericht
Van de Dahlia-tentoonstelling.
"Een kijkje op een der weelderige standen.
1
De aboanementsprijs bedraagt root
Haarlem en Agentschappen:
Per week 0.25
Per kwartaal 3.25
Franco per post per kwartaal bij
Toonitbetaling 3.58
Bureaux: NASSAULAAN 49.
Telefoon No. 13866 (3 lijnen).
Postrekening No. 5970.
NIEUWE
LERNSGH
Advertentiên 35 cent» per regeü
Bij contract belangrijke kortingi
Advertenties tusschen den tekst
als ingezonden mededeeling. 60 ct
p§r regel op de le Pagina 75 cfc
per regeL Vraag- en aanbod-adver.
tentiën 14 regels 60 ct per plaat»
sing: elke regel meer 15 ct., b:*
vooruitbetaling.
Alle abonne s op dit blad zijn, ingevolge de verzekeringsvoorwaarden t
tegen ongeval'en verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
levenslange geneele ongesctiiktneiü tot wertten door
verlies van beide armen beide beenen of beide oogen
r f 7Cft bij een ongeval met f ORA bi> verlies van een band, f IOC bij verhes van een f Cfl bij
du, doodelijken afloop *<«JU» een voet of een oog; 1 tuil. duim of wijsvinger 1 «JU. bei
een breuk van f40-, Dij verhes van eer
been of arm
Tidere vinger
Den 2den September j.l. was het tien jaar
geleden, dat te Utrecht de Algemeene R.-K,
Werkgeversvereniging werd opgericht. De
bond van Roomsche patroons heeft dus zijn
tweede lustrum herdacht. Is dit feest in
onzen tijd, dat men van alles en nog wat een
lustrumfeest viert, niet de moeite van een
openbare herdenking waard?
Dat zou voor de bloeiende en krachtige
R.-K. Werkigeversvereeniging toch al heel
vreemd zijn'.
Dit tweede lustrum zal dan ook niet on
opgemerkt voorbijgaan. Alleen is de datum
der viering eenige weken verschoven met
het oog op de vacanties.
Den 28sten dezer maand zullen de R -K.
Werkgevers uiting geven aan hun voldoening
over den tienden verjaardag van hun gezon
de vereeniging en dat doen zonder veel
knallende uiterlijkheden, met een één-
daagsch congres, waarop het zoo belangrijke
vraagstuk der W elvaartspolitiek
zal worden behandeld.
Mr. B, van Spaendonck en dr. L. Korten-
horst hebben voor dat congres belangwek
kende prae-adviezen geschreven, waarvan
wij de conclusies reeds Zaterdag hebben ge
publiceerd en waarop wij dezer dagen nog
nader hopen terug te komen, omdat het pro
bleem der welvaartspolitiek niemand onver
schillig laat, integendeel de algemeene be
langstelling trekt.
Vandaag echter willen wij ons bepalen tot
een enkel woord over de Algemeene R.-K.
Werkgeversvereeniging zelf.
Wanneer wij thans den invloed dezen
Roomsche groot-werkgeversvereenigmg na
gaan, wanneer wij er acht op slaan, dat er
bijna geen dag voorbijgaat of wij vinden haar
in een of ander verband in de dagbladen
.vermeld, hetzij als zelf actief optredend met
een adres aan de re|eering, met een en
quête, met een belangrijke vergadering; of
wel door een barer vertegenwoordigers het
woord voerend in een belangrijk college,
dan lijkt het bijna onbegrijpelijk, dat we nu
pas den tienden verjaardag van deze veree
niging herdenken. Laten wij eens even op
sommen in welke lichamen de R.-K. Werk
geversvereeniging officieel vertegenwoor
digd is en zich ook geducht gelden laat. Be
halve het getal weegt zooals men zien zal
niet minder de belangrijikheid dier colle
ges zelf. Het zijn: de Rijkscommissie voor
de Werkverruiming; de Ned. Werkloosheids-
raad; de Staatscommissie-Nolens; het be
stuur der Ned. Jaarbeurs; het hoofdb, der
Ver. v. tentoonstellingsbelangen; de Ned.
Gezondheidsraad; verschillende Raden van
Arbeid; de Staatscommissie voor economi
sche politiek; de Verzekeringsraad; de
Commissie voor bijstand voor de Arbeids
bemiddeling; dito voor de Wachtgeldrege-
Ing; de commissie bedoeld in art. 17 der Wa
renwet; Rijkscommissie van advies voor de
posterijen en telegrafie; de Spoorwegraad;
de commissie v, handelsverdragen; de Ver.
Nederland in den Vreemde; de Ned.'Ver.
tot wettelijke bescherming van arbeiders.
We klagen nog al eens en niet ten
onrechte over de achterstelling van Ka
tholieken in officieele lichamen. De R.-K.
Werkgeversvereeniging heeft echter in tien
jaren wel gezorgd, dat men haar niet over
het hoofd heeft gezien!
Deze welstand en deze invloed zijn zeker
bij de stichting niet voorzien! 't Blijft be
langwekkend we hebben er bij verschil
lende gelegenheden al eens op gewezen
de wordingsgeschiedenis dezer vereeniging
na te gaan. In de prachtige, door heel de
wereld bewonderde sociale organisatie op
Katholieken grondslag in Nederland moest
de Algemeene R.-K. Werkgeversvereenigiflg
de sluifsteen vormen, Hoe lang is daarop
niet gewacht; hoeveel moeite en offers heb
ben de pioniers, v, Aken en v. Dijk, om
enkele te noemen zich daarvoor niet ge-
getroost. En hoe hopeloos leek die taak in
den aanvang. Alles groeide en bloeide in
Nederland); de R.-K. werklicdenvereeni-
ging..,.. met een vaart en een élan trokken
de Roomsche benden overal vooruit, dat het
was om te duizelen; de boeren, de Room
sche middenstanders, allen hadden zich naar
Pauselijken en Bisschoppelijken wensch in
hun eigen en in de voor hen geëigende or
ganisatie vereenigd.
De Katholieke groot-werkgevers daar
entegen volhardden in de negatie van de
noodzaak der vereeniging of bleven in neu
traal verband. Onhoudbare toestand, vooral
tegenover de krachtige R.-K. Werklieden
organisatie, te meer onhoudbaar, daar de
Kathclieke patroons tien jaren geleden
meerendeels al wel van de noodzakelijkheid
der Kath, werknemersbonden als tegenwicht
tegen het groeiend socialisme overtuigd
waren, en door hun eigen afzijdig voorbeeld I
op zijn minst toch een ergernis voor hun
werklieden waren, niet zelden een aanlei
ding voor de zwakke broeders om zich bij
de roode bonden aan te sluiten.
Waarom de patroon niet Roomsch geor
ganiseerd en ik wel, was het voortdurend j
verwijt, dat men in de kringen der Room-
sche werklieden, vooral in het zuiden, kon
hooren. ki dezen misstand zal voorzeker
prof. Van Aken niet het minst zijn kracht
hebben geput om ondanks allen tegenspoed
aan de totstandkoming van een R.-K. Werk
geversvereeniging te blijven werken.
Kunnen de Roomsche werkgevers, die nu
ten getale van 1750 vereenigd zijn op Ka
tholieken grondslag, het zich indenken, dat
het in 1911 was, dat veertien Katholiek,
werkgevers na een retraite m Manresa een
circulaire rondzonden, waarin gepoogd werd J
„onder hooge goedkeuring van Z. D. H. den
Bisschop van 's-Hertogenbosch", te komen
tot een organisatie voor het Bossche dio
cees, terwijl in, den oproep uitdrukkelijk
stond vermeld; „Het toetreden tot dezen
Bond sluit geenszins uit het lidmaatschap
uwer firma bij eenige neutrale vereeniging,
die uwe economische belangen pleegt voor
te staan?" 't Lijkt inderdaad onbegrijpelijk,
nu; en ook, dat het 1913 moest worden, eer
de eerste stap tot oprichting der vereeniging
werd gezet; dat het 2 September 1915 werd
(de oorlog bracht vertraging) eer tot defini
tieve oprichting werd besloten
En ook daarna bleef het nog eenige jaren
pokken en mazelen. Wie herinnert zich niet
den strijd over het karakter der vereeniging:;
moest zij zijn een Standsorganisatie of een
Verbond van R.K. Werkgevers-vakvereeni-
gingen? Wie herinnert zich niet het tus-
schenschuiven der R.K. Vereen, van hoo-
gere standen? 't Lijkt nu alles onbegrijpelijk.
En toch is het goed, dat ons geslacht inziet,
en het aan een volgend overdraagt, dat heel
deze trage ontwikkeling haar natuurlijke
oorzaken had. Economisch zaten onze
Roomsche werkgevers meestal onbewust en
zonder persoonlijke schuld, van huis uit
vastgegroeid aan liberale beginselen, die
diep in ons volk hadden ingevreten, die
wel een politieke, maar geen voldoende
economische bestrijding hadden ondervon
den, Verder ontbrak hun de prikkel, welke
bij anderen, vooral bij de werklieden én de
boeren bestond om zich te vereenigen, de
prikkel van het persoonlijk belang. Louter
hoogere motieven moesten den doorslag ge
ven; de R.K. vakorganisatie' voor werkge
vers was in verschillende branches zelfs on
bestaanbaar, gelijk nu nog. Vandaar het
vooropzetten der Standsorganisatie tegen de
adviezen van Mr. Aalberse, tegen het ver
zet van vele standgenooten in. Laten wij er
bij bedenken, dat de wrijving en de strijd
tusschen vak- en standsorganisatie voor de
werknemers eerst zeer onlangs in, de stich
ting van het R.K. Werkliedenverbond is op
gelost, nadat toch onze R.-K. werklieden
tientallen jaren van organisatiepractijk had
den. Dat wijst op de geweldige moeilijkhe
den in het vereenfgingsleven te overwinnen.
De R.-K. werkgevers mogen naast het de
bet van laatkomers in de rij van het Room
sche vereenigingsleven den gaven groei en
de harmonische ontwikkeling hunner orga
nisatie op hun credit schrijven. Aan het
zuivere karakter van bun standsorganisatie
immers twijfelt nu niemand meer; en een
betere werking der verschillende vakorgani
saties van R.-K. Werkgevers in en naast de
R.-K. Werkgeversvereeniging met het ééne
bureau voor beider belangen is moeilijk
denkbaar.
Het zuiver Roomsch karakter der stands
organisatie? Gelukkig is dat boven twijfel
verheven. Laten wij slechts deze twee arti
kelen uit de statuten in herinnering bren
gen:
Art. 3. De vereeniging stelt zich ten doel,
met inachtneming van de beginselen der Ka
tholieke geloofs- en zedeleer de godsdien
stige, zedelijke en sociaal-economische be
langen van den werkgeversstand in het al
gemeen en de belangen der haar vormende
organisaties en harer leden in het bijzonder
te behartigen, in zooverre de zorg voor
deze belangen niet geacht wordt te hooren
tot de taak van die organisaties,
Art. 4. De vereeniging wil aan haar doel
beantwoorden door:
a. te bevorderen de deelname aan gods
dienstige vereenigingen en geestelijke oefe
ningen;
b. belangstelling wekken voor de sociale
quaestie, te bevorderen de goede verstand
houding tusschen werkgevers en werkne
mers. Enz.
Het is ons niet onbekend, dat er over de
toepassing van de beginselen, dat er in de
practijk menigmaal erostig meeningsverschii
tusschen de Katholieke werknemers- en
werkgeversvereenigingen heeft gcheerscht.
Laten wij slechts herinneren aan den brief,
waarin het R.-K. Vakbureau inde-tijd wei
gerde aan het reconstructiecongres van de
R.-K. Werkgeversvereeniging deel t nemen.
Maar zulke wrijvingen en botsingen zijn
immers onder menschen, wat we nu .venmaal
allen zijn, onvermijdelijk. Bestonden die ver
schillen er niet, wel we 'vidden ook geen
bonden en vereenigingen noodig!
Wij meenen inmiddels wel gerechtigd te
zijn om in den allerlaatsten tijd van
een mildere verstandhouding te kunnen
spreken. Zij was er reeds in 1918
1919, in dagen van nood had men
elkaar gevonden; in dagen van voorspoed
werd er niet getwist. Maar met de malaise
kwamen de strubbelingen. Waar gaat dat
niet zoo? Nu moet men elkaar weer vin
den in den moeilijken tijd van economischen
opbouw en wij twijfelen riiet. of de gemeen
schappelijke beginselen zullen den weg wij
zen. En als dan op den langen duur gelukt,
wat in een Paaschlente werd beproefd, maar
waarvan de bloesem spoedig verwaaide/ dan
zal de langzaam gerijpte oogst ook vrucht
baar blijken te zijn. Moge hiervan de tweede
lustrumviering der Algemeene R.-K. Werk
geversvereeniging de hoopvolle verwachting
inhouden!
Een excursie met de Neder-
landsche Heide-Maatschappij.
Het landgoed „Elswout".
Het steriliseeren van bouw
grond.
Was de eerste excursie met de Nederland-
sche Heide-Maatschappij op Vrijdag j.l. een
jammerlijke mislukking geworden door de
slechte|weersgesteldheid, die van den twee
den dag mag uitnemend geslaagd heeten.
Om half negen 's morgens kwamen de
congressisten aan den Zeeweg bij den Water
toren bijeen. Een absoluut stofvrije lucht na
de veelvuldige regens der voorafgaande da
gen. Een, strak-blauwe hemel, een vriende
lijke, zacht-warme zon en een fraai land
schap.
Een gezelschap, waarin allerlei typen zijn
vertegenwoordigd een landheer, een edel
man, een grootgrondbezitter, een ambtenaar
der Maatschappij met het larix-kleurige
costuum en de stevige wandelschoenen, een
advocaat met lak-bottines, een provinciaal
met een sterk gewestelijk accent, een gesoig
neerd stedeling met sokken van een aandacht
eischende kleur er waren lenige, slanke en
amechtige eerbiedwaardige papa's met zil-
verzijdig haar, die herinneringen ophaalden
van dertig jaar en langer terug en jonge man
nen, die door het mulle zand tegen een duin
opgingen, veerkrachtig als een artillerie-
paard. En verder dames van den meest uit
eenloopenden leeftijd.
De poort, die voor het publiek bestendig
gesloten blijft, gaat open en we betreden het
landgoed „Elswout". Je voelt je als een be
voorrecht mensch, een uitverkorene, die
waardig geacht wordt het beloofde, pardon
het versperde land binnen te gaan.
Vóór we de afzanding en bebosschingen
zullen bezichtigen, geeft de heer Vrijland,
de leider der excursie, een korte openlucht
uiteenzetting.
Bij die gelegenheid vernemen we, dat
reeds meer dan honderd bunders zijn be-
boscht. Het hoofddoel van bebossching is
het vastleggen van het duin. Goedkoop is
het bebosschen niet. Er is op „Elswout"
gewerkt met 65 man, die per persoon en per
week f 22 verdienden.
Het afzanden van het duin beoogt het ver
krijgen van geschikte bouwgronden. Bij het
afzanden aan de Zanderijvaart zijn lagen
aan het licht gekomen met veenbon-
ken, hetgeen wijst op de vroegere aanwezig
heid van bosschen.
Barometerstand 9 uur v.m.: 7.76. Vooruit.
OPGAVE:
OPTICIENS - FABRIKANTEN
Koningstraat 10 Haarlem.
Had Dr. Jac. P. Thijsse in zijn lezing op
Vrijdag j.l. sterk gepleit voor het behoud
onzer duinen, zoo merkte de heer Vrijland
hiertegenover op, dat de afgegraven gedeel
ten per bunder jaarlijks 7800 gulden op
brachten
De beplantingen langs de Noorder-hel
ling van de Zanderij-vaart met loof- en naald
hout worden bezichtigd. We gaan vervolgens
over het bruggetje, wandelen langs de villa
van de familie v. Vliet, om aan de andere zij
de van den straatweg de druiven- enperzik-
kassen in oogensehouw te nemen.
Van hier worden we in auto's gebracht
naar het Koningsbosch, en begeven ons
langs een smal, slingerend en stijgend bosch
pad naar het duin „De Blinkert," waarvan
we reeds op de schoolbanken vernamen, dat
't Ne êrlands hoogste duin was. Van hier heb
ben we een prachtig uitzicht op de duinen
en bebosschingen en het moet ongeveer op
deze hoogte zijn geweest, dat Ruysdael zijn
bekend gezicht op Haarlem heeft geschilderd.
Wij dalen het duin af en komen bij Kraan
tje Lek uit, waar de lange autobussen weder
om gereed staan om ons te brengen naar den
hoofdingang van „Elswout" aan de Els wout -
laan.
Oorspronkelijk had Elswout niet de op
pervlakte van thans (circa 72 H.A.), maar
was veel kleiner.
In 1634 kocht Karei Dumoulin het He-
melsche duintje en andere gronden van de
familie Van Sompel en het Elisabeths Gast
huis te Haarlem. Hij breidde de bezitting,
toen Molyn's Hofstede genoemd, voortdu
rend uit. In 1647 ging de plaats over in han
den van Pieter Marcelis, die de 2e poort (nu
de ingang) liet bouwen. Nadat Elswout nog
verscheiden eigenaren had gehad, werd het
in 't laatst van de 18e eeuw eigendom van
Mr. Jacob Boreel. Onder diens beheer is
Elswout vergroot onder leiding van zijn tuin
architect J. G. Michael en ongeveer in den
tegenwoordigen toestand gebracht. In 1305
kwam het aan de familie Borski en in 1884
door vererving aan Mevr. D. van der Vliet
geb. Borski. De familie Borski heeft veel tot
verfraaiing en instandhouding van Elswout
bijgedragen. In 1883 was met den bouw van
't tegenwoordige huis begonnen, doch door
't plotseling overlijden van den heer W. Bors
ki Jr. is 't afbouwen gestaakt.
Het gebouw is geheel gereed alleen het
binnenwerk (het pleisteren der muren, het
aanbrengen der plafonds en de afwerking der
vloeren) is onvoltooid gebleven. Reeds meer
dan veertig jaren staat dit bouwwerk zoo, dat
tot nu toe geene bestemming heeft gekregen.
Bij den ingang van het Rosarium wordt
het gezelschap verwelkomd door den heer
Mr. Dr. J. Luden, waarna op het terras van
het Rosarium wordt plaats genomen voor
het nuttigen der aangeboden ververschingen.
Na een pauze van twintig minuten en
nadat door baron v. Nagell hartelijk dank is
gebracht aan den gastheer, vangt de wande
ling aan door het groote bosch, met zijn
prachtige oude beuken en eiken, breed uit
gegroeid en andere gedeelten, waar jonge
aanplant noodzakelijk werd uithoofde van
stormverwoesting of anderszins.
Het noenmaal wordt gebruikt in het
„Grand-Hotel" te Zandvoort en in den na
middag wordt het bloembollenbedrijf be
zocht van den heer P. Nelis Zn. te Heem
stede. Hier worden verschillende werkzaam
heden getoond op het bloembollenbedrijf
betrekking hebbende het schoonmaken en
opbergen, het prepareeren der bollen voor
vroeg- of laatbloei en het vermenigvuldigen
van hyacinthen.
Wat echter dit bezoek bijzonder interes
sant maakte, waren de proeven, welke op
de kweekerij van den heer Nelis werden ge
nomen, om den grond door middel van stoom
te steriliseeren, te zuiveren van voor de cul
tuur schadelijke bacteriën. Dr. van Slog-
teren lichtte het gezelschap omtrent deze
proeven in.
De uitvoering heeft plaats volgens een
systeem van eigen vinding. De stoom wordt
door slangen geleid onder een met ijzeren
pannen afgedekt gedeelte. Deze heeft een
hitte, maximum van 102 gr. De bewerking
doodt de bacteriën-vreters (protozoën), de
andere, noodig voor het verteren van de
mest, blijven leven. De proeven hebben be
wezen, dat de productie 150250% meer
bedroeg dan op een niet-gesteriliseerd veld.
Volgens het oude systeem werd een terrein
verbeterd door het zoogenaamde delven
de bovenlagen gingen naar beneden en die
pere aardlagen kwamen boven. Dit bracht
echter het bezwaar mee, dat de humuslaag
verdween en nieuwe bemesting noodzakelijk
werd.
Dpor de sterilisatie-proeven wordt de
grond gezuiverd tot op een diepte van 2530
c.M. De heer Nelis laat op deze wijze 1200
Roe bewerken. Per bunder beloopen de
de kosten f 1700f 1800. De bewerking
geschiedt voornamelijk ter bestrijding van
het zgn. „vuur" en „kwade grond."
Na afloop van dit bezoek begeeft het ge
zelschap zich naar het landgoed Groenendaal,
waar door het gemeentebestuur van Heem
stede ververschingen worden aangeboden.
De exursie is hiermede beëindigd.
EUG. DE BY.
Naar waarnemingen in den morgen van
14 September 1925.
Hoogste Barometerstand: 773.5 m. M. te
Maastricht.
Laagste Barometerstand 745.3 m. M. te
Janmayen.
Verwachting van den avond van 14 tot
den avond van 15 September 1925.
Zwakke tot matige zuidelijke tot zuid
oostelijke wind, lichtbewolkt, droog weer
mogelijk nachtvorst, iets warmer overdag.
IV.
Hoe matig we zijn.
Maar zelden ontmoet je iemand, die van
zichzelf zal willen getuigen, dat hij een on
matig drukker is. Al ruikt om 't zoo eens
uit te drukken heel zijn leven naar alco
hol; al besteedt bij aan het drankgenot veel
meer geld dan zijn financiëele staat hemu
veroorloven mag; al lijdt zijn lichaamskracht
en zijn gezondheid onder de geregelde in
werking van den alcohol, die geen ernstig
dokter hem als geneesmiddel voorschrijft;
ul wordt zijn verstand minder helder, zijn
wil minder sterk door zijn overgave aan den
drank en zijn afhankelijkheid van diens prik
kel; al kan hij geen dag meer leven zonder
zijn „opfrisschertje" toch, zoolang hij
zijn fatsoen maar voor de buitenwereld kan
bewaren, gaat hij prat op zijn matigheid.
Zulke menschen en hun aantal is groot
zijn gewoonlijk verklaarde vijanden van
de drankbestrijding. Het bestaan van een
vereeniging, die hun al te rijkelijk gebruik
van alcoholica met allen schijn van recht
misbruik noemt, beschouwen zij als een
voortdurend verwijt, dat zij niet kunnen
verdragen.
Een erkende dronkaard aanziet, in de
meeste gevallen, de drankbestrijding met
geheel andere oogen. Als zijn geest helder
is en zijn hart tot het goede geneigd, zou
hij maar wat graag de reddende hand grij
pen, welke hem van die zijde wordt toe
gestoken. Hij weet dat in den drank zijn
vijand schuilt en er is voor hem geen reden
meer om het masker der matigheid voor
zijn gezicht te hangen.
Maar de zoogenaamd matige doet dat
wel. Hij maakt van het leven 'n komedie en
om dat te maskeeren, stelt hij juist den
nuchteren mensch als een komediant voor.
Al blijkt 't ook duidelijk uit de feiten, dat
hij onwaarheid spreekt, hij blijft maar bij
hoog en laag beweren, dat er in onze sa
menleving van onmatigheid geen sprake is.
Dat er hier en daar 'n dronkaard rondloopt,
bewijst niet, dat er in 't algemeen te veel
wordt gedronken dat zeggen trouwens
de geheelonthouders en afschaffers zélf!
Maar ons volk in ziin geheel is matig en
wie anders beweert, belastert het. En wie
het, door moreele pressie of door wette
lijke bepalingen wil dwingen om minder te
drinken, pleegt een aanslag op zijn hoogge
roemde vriiheid en beknot zijn recht op
levensvreugde.
Dit liedje wordt door hen uit den treure
gezongen; zij, die belang hebben bii een
overvloedig drankgebruik door de massa,
spelen gaarne een opwekkend accompagne
ment en vele inderdaad matige menschen
neuriën gedachteloos het gemakkelijk'
wijsje mee.
En daar staat nu onze drankiestrijding
met als eerste punt in haar program: bevor
dering der Christelijke matigheid!
Als ons volk inderdaad matig leefde, kon
men de bestrijding der uitwassen gerust aan
de zielzorgers, aan den strafrechter en de
politie overlaten. Dan was het niet noodig,
dat daarvoor een aantal bonden in het leven
werden geroepen en in stand gehouden.
Toch zijn en blijven er die groote organi
saties toch werken zij onverdroten voort
doen redevoeringen houden telkens weer.
verspreiden propagandaschriften in niet te
noemen getallen. Toch zijn er in ons land
duizenden en duizenden mannen en vrou
wen, die zich het offer van onthouding ge
troosten, die geld en tijd en moeite beste
den om de zaak der drankbestrijding te be
vorderen.
Zou 't niet al te dwaas zijn, dat zooveel
energie en offerzin verspild werden zonder
ernstige beweegreden, zonder redelijk doel?
Wie kan 't gelooven, dat al die menschen
van verschillenden stand en ontwikkeling
er zijn kardinalen en ministers, zoo goed
als ambachtslieden en dienstboden, die 't
onthoudingsinsigne dragen dat al die
menschen zich zouden inspannen voor een
nutteiooze zaak? Zóó prettig is 't toch niet,
vrijwillig afstand te doen van een algemeen
gebruikelijk .genotmiddel; zóó prettig is 'f
toch niet, maar steeds op te tornen tegen
de oude denkbeelden en gebruiken, die den
alcohol in eere houden! Wie zich aan de
drankbestrijding wijdt, doet, menschelijker-
wijze gesproken, een ondankbaar werk,
oogst veelal spot voor loon en ondervindt
dagelijks de onaangename gevolgen van zijn
beginselvastheid. Er moet in die werkers
dus wel de sterke overtuiging leven, dat
hun zaak goed en noodzakelijk is, daar zi
hun moeilijken arbeid vastberaden blijven
voortzetten.
Als 't nu gaat om de vraag: is ons volk
matig in het drinken of is het onmatig?
wiens antwoord overtuigt ons dan 't meest?
Dat van den man, die grinnekend achter zijn
vierde glaasje zit of dat van den wer
ker, die zich het drankgenot ontzegt en
zich uitslooft ter wille van zijn naaste? ue
keuze is niet moeilijk!
Ik werk niet graag met cijfers, ze hebben
slechts betrekkelijke waarde. Maar deze
berekening is toch wel even eenvoudig als
welsprekend: volgens behoorlijke schatting
werd in het jaar 1923 in ons land aan alco
holische dranken besteed de ronde som van
3600.000.000 gulden. Drie-honderd-en-zestig
millioen! Dat is per normaal gezin 240 gul
den, per jaar. Als men nu bedenkt, dat er
zoovelen zijn, die nooit of bijna nooit alco
hol gebruiken, dan moet 'ttoch voor ieder
een duidelijk zijn, dat de wèl-drinkers aan
alcohol een onbehoorlijk groote som gelds
besteden. Niet alleen de bekende dronk
aards, maar ook de zoogenaamde matigen.
Men moet wel ziende blind zijn, om een
zoo overvloedig drankgebruik redelijk en
behoorlijk te vinden.
Nu zeggen cijfers zonder meer feitelijk
nog niet veel men moet hun diepere be-
teekenis verstaan. Hetis klaar als water, dat
zoo'n groote hoeveelheid alcoholische dran
ken niet alleen wordt verbruikt bij feeste
lijke gelegenheden. Er wordt door de meer
derheid van ons volk "eregeld gedronken.
Niet alleen door de sterken van lichaam en
geest, maar ook, en meer nog, door de
zwakken. Er wordt gedronken door hen, die
het betalen kunnen, maar ook, en niet het
minst, door hen, die dat geld moesten be
steden aan nuttige, ja noodzakelijke levens
behoeften. Er wordt niet alleen gedronken,
om de levensvreugde te vermeerderen, maa
ook, en vooral, om de levenszorgen te ver
drinken, de zorgen, die toch boven drijven.
Er wordt vooral ook gedronken, om de stem
van het geweten te versmoren. En ten slotte
drinkt men niet alleen, omdat men het wil
en wenscht, maar omdat men er door aller
lei dwaze en zelfs verderflijke drinkge
woonten toe verleid en gedwongen wordt.
Daarin schuilt de wezenlijke onmatigheid
dat toegeven aan de ziekelijke zucht
naar drank staat in geen verhouding meer
tot een gezonde levensopvatting en beant
woordt zeker niet aan de hoogere Katho
lieke levensbeschouwing. Daarbij wordt er
ontzettend veel kwaad uit geboren, niet al
leen voor de drinkers zelf, maar voor allen,
die van hen min of meer afhankelijk zijn.
Daarom heeft de katholieke drankbestrij
ding ten doel: de bevordering der Christe
lijke matigheid, een deugd, wier algemeene
beoefening het drankmisbruik in onze krin
gen onmogelijk zou maken. Dat is dus nie!
althans niet alléén de bekeering var
dronkaards, maar de versobering van het
geheele leven ten opzichte vooral van het
drankgenot. Het is een ideaal, dat niet
slechts door geheelonthouders moet worden
nagestreefd, maar dat door iederen katho
liek van de daad moet worden bevorderd.
Daarom verdient de katholieke drankbe
strijding aller steun!
H. B. v. d, S.