ZfVUoUvy/ETI-
RUBR'E^
De geheimzinnige bende
Nieuwe haarlemsche courant
Verwende kmderen.
ONZE KLEEDING.
Hei Bruidstollet.
UercTe blad. Vrijdag 18 September 1925
Eentonige maaltijden.
E enige ideeën voor een
moderne japon.
Practische wenken
Recepten.
Patronen naar Maat.
FEUILLETON.
„Miesje zit stil", klonk %n 'voor de zoo-
veelste maal naast mij, het was in de kerk en
Miesje, 'n 5-jarig meisje denk ik, zat te rijden
en te schuifelen op haar knielbankje. Alle
vermaningen naast haar hielpen niets, ze
keerde zich heelemaal om ging op het
knielbankje zitten juist telkens als haar
moeder haar verbood. De moeder, een
dame, begon haar af en toe te schudden,
steeds vermanend „zit je nu stil, kijk eens
naar die kinderen voor je, hoe stil die zijn."
Miesje lachte maar en zei tamelijk hardop
„o die kinderen, dat zijn arme kinderen."
Toen de moeder haar een boekje gaf, wilde
te het niet open doen en toen de consecratie
aegon, wilde ze niet knielen maar ging staan,.
Het ging zoo de heele Mis door en de moe
ier zag op het laatst rood van benauwdheid
en zei verontschuldigend tegen mij„ze luis
tert nooit -naar verbieden."
Hoe is het mogelijk dacht ik, dat zob'n 5-
jarig meisje totaal de moeder de baas is. Na
tuurlijk een verwend kindje.
Door dat eene kindje had de moeder haast
geen mis kunnen hooren, ik had moeite ge
had bij mijn gebeden te blijven, de menschen
er achter waren allen verstrooid, één zat ge
weldig te brommen, de kinderen er voor had
den moeite niet aldoor om te kijken wat er
nu weer gebeurde, alles door dat ééne onge
hoorzame kindje of liever door een onver
standige moeder.
Want dat hier de moeder de schuld is,
spreekt vanzelf. Het ééne kind is lastiger,
gehoorzaamt moeilijker, is plaagzieker, on
geduriger, allemaal waar, maar laat dat las
tige kind b.v. eens ziek worden en naar een
ziekenhuis moeten ter verpleging, dan wed
ik dat na een paar weken de kuurtjes al min
deren.
Men benadeelt het kind en zichzelf door
het te verwennen. Daarom juist zijn de kin
deren uit groote gezinnen veelal veel gehoor
zamer, daar heeft men geen tijd om ze te
verwennen.
Iedei; jong meisje, Jat trouwen gaat, moest
als ze zelf geen jon gei e broertjes en zusjes
heeft eens een poosje in een gezin met kleine
kinderen de behulpzame hand bieden. Want
er moet van klein-af begonnen worden en dat
zien zoovele jonge moedertjes toch nog maar
steeds niet in. En ook al zijn de meisjes uit
een groot gezin, dan was het nog zeker leer
zaam, eens goed ergens anders rond te kijken
en te vergelijken, het kinderen groot bren
gen is heusch niet altijd aangeboren en er.
hangt voor die jonge levens toch zooveel
vanaf, hoe hun kopje gebogen zal worden,
hoe ze uit zullen groeien, wel geleid en goed
beschermd, niet verknoeid en verbogen al in
de eerste jaren.
Hoeveel ouders zouden, als ze weer van
/oren af aan moesten beginnen, niet anders
optreden en strenger en doelbewuster groot
brengen, dan ze nu hebben gedaan. Is dat
dan niet het beste bewijs, dat ze eigenlijk hun
kinderen verwend hebben
Ik weet wel, het is dikwijls veel grooter
kunst om neen dan om ja te zeggen, en 'veel
kinderen worden dan ook uit gemakzucht
verwend. Het klinkt vreemd en toch is het
zoo, als het bedtijd is en ze zitten rustig aan
een spelletje of aan het lezen en mén beeft
dus geen last van ze, dan wórdt er zoo nauw
niet naar de klok gekeken. De kleine slim
merds merken het wel en zullen het den vol
geilden dag weer probeeren en altijd meer
zullen ze dat bedklokje zien op te 'schuiven
tot er heelemaal geen vaste bedtijd meer is
Als ze ondeugend geweest zijn en door
vader vroeg naar bed zijn gestuurd, moet
moeder niet met een lekkernijtje naar boven
sluipen, want „zoo'n kind meent het niet zoo
erg". Zijn ze dan later groot, dan doen ze de
verkeerde dingen achter vaders rug, wetende
dat moeder het niet verklappen zal, tot er een
dag komt, dat moeder bitter berouw heeft
vah haar zwakheid. Als de vader streng is,
geen harde koude strengheid maar een streng
heid. in het welbegrepen eigenbelang der op
groeiende kinderen, wees dan maar dank
baar moeders en steunt uw mannen. Het is
werkelijk geen tijd om mee te spotten en
kinderen, die niet flink zijn opgevoed vol
gens vaste wetten en strenge regels worden
een speelbal van het leven, zoodra ze alleen
komen te staan.
Verwende kinderen zijn altijd nukkig en
humeurig, want altijd kunnen ze natuurlijk
hun zin niet krijgen, zelfs niet van hun toe
gevende ouders en dan is het mokken en
pruilen. In gezelschap van andere kinderen
pik je ze er altijd uit, want er gaat al heel gauw
iets niet naar hun zin en ze bederven zoo het
plezier der anderen.
En groot geworden is het nog erger. O wee
de man, die een verwend meisje trouwt, hij
zal heel wat zwarte dagen krijgen, hij kan het
haar nooit naar den zin maken en zal mis
schien zijn eigen deur soms uitloopen.
Omgekeerd is het al even erg als de man
een verwend moeders' zoontje is, die meent
dat iedere vrouw en tenminste zijn eigen
vrouw hem alle moeilijkheden uit den weg
moet ruimen, voor hem moet vliegen en dra
ven óf anders laat hij zijn boos humeur gel
den.
Neen moeders, niet zwak zijn en niet ver
wennen. De kinderen stipt leeren gehoor
zamen, geen te moeilijke eischen stellen maar
vaste régels in uw huishouding, eenvoud in
het leven en ook eenvoud in het uitgaan en
niet toegeven aan alle wenschen en verlan
gens. Het leven weigert later zooveel, hardt ze
er jong tegen.
Als we van een bruid hooren, verbinden I tegenwoordige manier, is niet uit te maken
we daarmee onwillekeurig in onze gedachten
een liefelijke gestalte in het wit getooid, met
k%ns en sluier. En wel een wonder is het, dat
in onzen nuchteren tijd die gebruiken nog
gangbaar zijn gebleven bij het grootste deel
der menschheick
De Joden bekransten slechts den bruide
gom terwijl de Grieken en de Romeinen ge
woon waren, beide gelukkigen te bekransen
en wel bij voorkeur met de myrte, die aan de
Godin der Liefde gewijd was en dan ook bij
alle feesten gebruikt werd. Bij bruiloften in
de Grieksche kerk is het tot op heden ge
bruik, dat de geestelijke bruid en bruidegom
met een krans tooit, dien hij vooruit gewijd
heeft. En van de Grieken en de Romeinen is
dat gebruik verder over gegaan. In het eerst
was het een kransje versch afgesneden bloe
men, maar uit dezen bescheiden tooi werd een
heele kroon van goud en zilverloovers met
lint en kunstbloemen versierd, ja zelfs met
kostbare edelgesteenten, zoodat er menige
weeldewet tegen uitgevaardigd werd.
Evenals de bruidskrans is ook de bruids
sluier van Romeinschen oorsprong hij is
langzamerhand in alle landen van Europa
overgenomen. In Scandinavië werd de bruid
zoodanig in fijn linnen gehuld, dat degeen,
die haar zien wilde, zich geheel en al daaron
der bukken moest.
In oude tijden had de bruidssluier een ge
heel andere beteekenis men verstond er
onder een kleed, dat door vier mannen, ge
durende de huwelijksplechtigheid over het
knielende paar heengehouden werd, zoodat
dit daardoor ten nauwste verbonden scheen.
En geheel den tijd der middeleeuwen door
was de sluier de dracht, die uitsluitend voor
de gehuwde vrouwen bestemd was, de onge-
huwden droegen het hoofd onbedekt. Hoe
lang de bruidssluier gedragen wordt op de
zeker niet veel langer dan een eeuw.
Ook dateert de witte kleur nog niet van zoo
lang terug. Wel wordt er reeds in een oud ge
dicht uit de 12de eeuw gesproken van een
wit bruidskleed, dat een adelijke bruid droeg
op haar hoogtij, doch dat schijnt veeleer uit
zondering dan regel te zijn. We kunnen alleen
vaststellen, dat de bruidskleeding altijd heel
rijk is geweest en aanvankelijk heel bont,- ter
wijl rood veel meer de bruidskleur mocht
heeten in de middeleeuwen dan wit.
In het volksleven zijn nog vele gebruiken
bewaard, waarbij de bruid roode draden door
het haar gewonden droeg, een bloedkoralen
ketting om den hals had en bijv. een rooden
doek om de schouders droeg.
Eerst in den loop der 18e eeuw is de mode
uit Frankrijk gekomen, om lichte brtiids-
kleeren te dragen. De prinsessen kozen bij
voorkeur zilverstof voor haar bruidskleeren
de burgers volgden dat na door wit damast te
gebruiken voor de plechtigheid. Tegen het
einde der 18e eeuw was de kleur eindelijk al
gemeen aangenomen voor het bruidskleed.
En wel schijnt het gebruik veld te winnen,
dat de bruid langzamerhand in wandelcos-
tuum trouwt, maar de meeste bruidjes vinden
het toch eigenaardiger voor deze buitenge
wone gelegenheid een expresselijk-vervaar-
digd toilet te dragen. En ook de bruidskrans
en dé bruidssluier zijn nog de wereld niet uit.
Gelukkig blijft er nog wat poëzie schuilen
onder al die hoogst moderne, practische be
grippen.
V-'£l V
No. 262. In dezen tijd van het jaar als
de zomer voorbij, maar de winter nog niet
begonnen is draagt de vrouw een dunne
wollen kleeding van geruite stof. We zien
er op de plaat een voorbeeld van: beige
wollen stof met bruine ruit. De japon is
zeer gemakkelijk te maken; het bovenge
deelte recht en goed aansluitend om de heu
pen wordt ze van daaraf iets wijder naar
beneden. De mouwen vrij ruim tot op de
polsen, eindigen in smalle manchetten. De
hals wordt gegarneerd met een klein rond
kraagje van beige crêpe de chine en men
laat er van voren een luchtig gestrikt lint
van bijpassend bruine tint uit te voorschijn
komen. De hoed van beige vilt, kouseh ook
beige en schoenen donker bruin. Patroon
f 1.35.
No. 263. Van hoog eleganten eenvoud, de
ze japon van paarse wolled crêpe maro-
cain. Zij bestaat uit twee deelen die aan
elkaar bevestigd zijn, n.l. een rok en een
casaqueblouse. De eerste is recht en heeft
van voren twee stolpplooien waarvan het
j bovenste gedeelte bedekt is door smalle
t strooken van kort geschoren Smyrnabont.
De rok wordt onder den ceintuur aan het
lijfje bevestigd: het onzichtbare gedeelte kan
men in katoenen voeringstof maken. Het
bovengedeelte der japon is recht van vorm
en sluit nauw aan om de heupen. Afdalend j
van de zijden der vierkante halsopening
zien we twee strooken Smyrnabont die juist
in het verlengde moeten vallen van dezelfde
strooken op den rok en gekruist worden
door een derde die als ceintuur fungeert of
althans dien plaats inneemt. Ook de voor
kant der halsopening is er mee gegarneerd
doch zien we hier verder nog een kraagje
van beige crêpe de chine. Het Smyrnabont
heeft dezelfde kleur als de stof. De hoed in
grijs of paars vilt; beige kousen en zwarte
schoenen. Patroon 1.35.
No. 264. Een zeer chique complet van een
costuum met een langen mantel. Als stof
.neemt men een grauw bruine kasha met
i breeden ingeweven rand. De japon heeft een
j verwijding door een ruime stolpplooi mid
dendoor. Tusschen lijfje en rok wordt een
heupband gevoegd welken men knipt uit den
geweven rand van de stof. De ingezette
borst is van witte geplisseerde toile de soie
met uitzondering van de beide naast elkaar
liggende strooken over het midden en die
welke de halsopening begrenst. De mouwen
der japon reiken tot op de polsen en moe
ten zeer nauw zijn. De mantel heeft wij
dere mouwen; het onderste gedeelte is een
aparte, aangezette strook, die men even
als de heupband der japon en het kraagje
uit den geweven rand .der stof knipt.
Van onder garneert men den mantel met een
strook beverbont en men voert hem met een
gebloemde vóerzijde van bijpassende kleur,
De hoed zij van bruin vilt, kousen beige en
schoenen zwart. Patroon 1.5714.
No. 265. Een zeer aparte japon van zwar
te creêpe marocain. Van boven recht,
heeft ze van onderen een flinke ruimte. Aan
het voorpand worden 20 langwerpige vier
kanten en juist over het midden een lange
smalle strook (214 c.M. breed) uitgeknipt en
de randen daarna netjes met de hand omge
zoomd. Onder het voorpand bevestigt men
dan later een strook roode crêpe de chine,
die van boven eindigt in een omgeslagen
kraagje, dat van achteren eenigszins tegen
den nek opstaat. De smalle strook rood zi-
chabra over het midden, is bezet met klei
ne zwarte knoopjes. De mouwen hebben bo
ven de manchetten een flinke ruimte en we
zien hier een gelijksoortige garneering met
rood als op het voorpand,. Kousen rose ea
schoenen zwart. Patroon f 1.35.
No. 266. Een japon van muisgrijs fluweel-
met mouwen en onderbezette borst van ko
ningsblauwe, blauw en wit geruite kashemir-
stof. Voor de heupen zijn aan weerskanten
zakken aangebracht wier zijkanten naar be
neden doorloopen als in geperste plooien.
Tusschen»de zakken is van voren een spleet
geknipt waaronder weer de kashemirstof
zichtbaar is. De zijden van den rok vallen
lichtelijk in plooien. De hoed van blauw flu
weel of vilt, kousen rose en schoenen zwart.
Patroon 1.35.
Niets is zoo vervelend en staat zoo spoedig
tegen als dingen, die regelmatig en in denzelf
den vorm terug keeren. Ze mogen op zich
zonder fout en zelfs te waardeeren zijn, toch
verliezen ze hun waarde door hun veelvul
digheid. We waardeeren allemaal een ple
ziertje, een uitstapje, wat muziek, maar zelfs
van het goede krijgen we spoedig te veel,
wanneer er niet voor voldoende afwisseling
wordt gezorgd. Vooral de ongedurigheid van
onze rusteloöze eeuw drijft ons naar variatie
en we zoeken steeds naar veranderingen om
daardoor de belangstelling levendig te hou
den. In onzen geheelen levensregel is die drang
naar emoties duidelijk waarneembaar, alles
wat op sleur lijkt moet vermeden worden,
telkens iets nieuws en iets anders, in die
richting gaat het verlangen. Het is dan ook
zeer verwonderlijk, dat, waar bijna ieder
schijnt aangestoken te zijn door den onrusti-
gen, naar nieuwigheden zoekenden geest,
deze nog zoo weinig is doorgedrongen op het
terrein, waar de huismoeder heerscht en daar
is hef te betreuren, want juist daar zou iets
goeds door kunnen worden bereikt. De
vrouw, die op het gebied van mode zoo vin
dingrijk is, van oud iets nieuws weet te maken
en alle nieuwe snufjes' graag accepteert, is
dikwijls heel achterlijk en hardleersch om ook
in haar dagelijksch huishoudentje de eento
nigheid te voorkomen door steeds iets nieuws
te bedenken en de noodige afwisseling te
brengen in de maaltijden. Aan het dagelijks
terugkeerend probleem van het menu wordt
lang niet altijd voldoende zorg besteed en in
vele huishoudens wordt een wekelijksch pro
gramma afgewerkt, hetwelk alle huisgenoo-
ten reeds lang van buiten kennen, omdat het
reeds sedert onheuglijke tijden voor iederen
dag in de week is vastgesteld met een kleine
variatie van de groente, omdat die nu eenmaal
niet in alle jaargetijden hetzelfde is. En, hoe
wel er op een goedgebraden roastbeef niets
aan te merken valt, kan men zich toch voor
stellen, dat iemand geen roastbeef meer zien
kan, als men iederen Zondagmiddag, zonder
uitzondering het groote warme stuk op tafel
heeft zien verschijnen en iederen Maandag
het koude restant en ieaeren Dinsdag door
de prikkelende uiengeur werd verwelkomd,
waarmee de hacKé werd aangekondigd, waar
in de laatste dobbelsteentjes roastbeef waren
verwerkt. Het Woensdagsche gehakt, de
Donderdagsche varkensoesters en Zaterdag-
sche runderlappen zouden een tractatie kun
nen zijn, als ze op een anderen dag werden
voorgediend en zoodoende een onverwachte
verrassing vormden. Verandering van spijs
doet eten, zegt men, en het is goed begrijpe
lijk, dat de eentonigheid der huishoudmenu's
den goeden eetlust in den weg staan. De huis
moeder ziet wel graag goede eters aan tafel,
daarom moet zij ook haar best doen iets op
te disschen. dat den eetlust prikkelt, maar
dat daartoe nog iets meer noodig is dan goed
klaargemaakte en netjes opgediende spijzen
is haar niet altijd recht duidelijk. Het ,#er
zinnen wat we vandaag eten zullen" kost haqr
iederen dag wat hoofdbreken, het eene is zoo
duur en het andere zooveel werk en natuur
lijk is ze het vlugste klaar met haar overden
king, als ze slechts heeft te beslissen ^van
daag Donderdag dus varkensoesters en
rijst met pruimen toe. Zij denkt er niet bij,
dat alle huisgenooten zich aan tafel plaatsend
al voorbereid zijn op de varkensoesters en
de rijst met pruimen en dat dus voor hen al
het aangename van het verrassende nieuwe
ontbreekt, waardoor juist de huiselijke maal
tijden zoo gezellig en appetijtelijk worden.
Men zal toch niet Willen beweren, dat rnen
veeleischend of een lekkerbek is, als men zich
niet onverschillig toont, voor wat er gegeten
zal worden Om goed te kunnen werken,
moet men het lichaam op krachten houden
door goede voeding het voedsel zal meer
uitwerking hebben en de spijsvertering ge
regelder zijn, als er met smaak wordt gege
ten, doch de eetlust is al half verzadigd, als
men tevoren weetwat er opgediend zal worden
Een huismoeder dus, die er prijs op stelt,
dat haar maal eer wordt aangedaan, zal moe
ten zorgen voor geregelde afwisseling en veel
variaties in de schotels, die zij opdischt. Ook
bij het opmaken van haar menu's zal zij haar
fantasie te hulp moeten roepen, daarbij ge
dachtig, dat tegen eentonigheid niemand is
bestand.
(Msb.)
't Is September. Dat wil zeggen dat de
zomer gedaan is en de herfst zijn entree in
de wereld maakt.... ook in de wereld der
mode.
Natuurlijk kan de weersgesteldheid nog da
gen lang zacht zijn en kan ons de mantel bij
onze wandelingen nog dikwijls „te veel' zijn,
maar vóór alles houden wij toch rekening
met den tijd van het jaar.
Laten wij eens nazien wat wij op het ge
bied van japonnen nog hebben.
Vooreerst onze daagsche jurken. Hoe is t
daarmee gesteld?
Wij bekijken ze eens goed en komen tot
de ontdekking dat ze allen nauw en recht
zijn, het koker-model. Dus, niet bepaald
het" nieuwste.
Geen bezwaar, geachte lezeressen, die een
voudige recht-lijnige japon wordt een zeer
modern herfst-toiletje!
Hebt ge nog dezelfde stof? Dan is het al
héél gemakkelijk. Anders gaan wij combi
neeren.
De voorbaan wordt vanaf den zoom pl.m.
50 c.M. ingeknipt, eveneens de beide zijba-
nen (die natuurlijk op den naad losgetornd
worden). Nu worden midden-voor en aan de
beide zijbanen godets ingezet. Dit zijn pun
tig geknipte reepen waarin een platte plooi
gestreken wordt, die van onderen vrij diep
én bovenaan ondiep is, zoodat bij het loopen
een elegante beweging ontstaat.
Verder kan ter verwijding van den rok een
geplisseerde breede volant worden aangezet
óf kan men over de geheele lengte van den
rok in het midden van de voorbaan twee
platte plooien ter weerszijden aanbrengen.
Om een» geheel ander aanzien aan uwe
japon te geven, kunt ge een vest in contras-
teerende of bijkomende kleur dragen van
peau de pêche. Dit vest is van voren
uitgesneden en sluit van achteren aan, met
den hals van de japon en wordt over het
hoofd aangetrokken Wie geen stof van
de japon meer bezit neme voor de rokver-
wijding en het vest een mooie goed bijko
mende stof. Het effect zal u bevredigen.
BRAAKMIDDEL
Mosterd, opgelost in water, is een snel
en zeker werkend braakmiddel.
SCHUIFRAMEN.
Koorden van schuiframen moeten min
stens eens in 't jaar met een vetten doek
worden ingewreven.
EIERGELEI VOOR SOEPEN.
Een ei wordt losgeklopt, waarbij schuim-
vorniing zooveel mogelijk vermeden wordt
en aangemengd met een lepel melk en iets
zout.
Het wordt in een met boter besmeerd
soufflépotje gedaan of bij gebrek daarvan
in een besmeerd theekopje met rechte wan
den. Dit wordt nu in een pannetje met water
gezet, het water wordt aan den kook gebracht
en dan verder zóó geplaatst^dat het op de
zelfde temperatuur blijft (net onder het kook
punt). Het daarin laten tot het mengsel vol
komen gestold is (zich daarvan met een brei
naald overtuigen). Daarna wordt het gestort
en na eenige bekoeling in dobbelsteentjes
gesneden om op 't laatste oogenblik in de
soep gedaan te worden. Eiergelei kan ook
uitstekend dienen ter aanvulling in ragöut-
saus.
BLOEMKOOLSOEP.
Breng 55 gram boter en 45 gram bloem
roerende aan den kook, voeg er bij kleine hoe
veelheden 1 L. bloemkoolwater bij en
laat de soep roerende gaar koken (ongeveer
10 min.) Verwarm er eenige stukjes bloem
kool in en giet de soep voorzichtig bij een ei,
dat, desverkiezende met 1 d.L. room, in de
soepterrine geklopt is. Presenteer er dobbel
steentjes in boter gebakken brood bij.
AARDAPPELKOEKJES.
Benoodigd 12 groote aardappelen (onge
veer 600 gram), 3 eierdooiers, 50 gram Zwit-
sersche kaas, 1 d.L. melk, 40 gram boter,
iets nootmuskaat.
Bereiding De fijn gemalen aardappelen
vermengen met de gesmolten boter, de melk,
de eierdooiers, een weinig zout, nootmus
kaat en de kaas tot een samenhangende mas
sa kneden. Hiervan ronde koekjes vormen,
deze in paneermeel wikkelen en in heet*
boter aan beide kanten bruin bakken.
GEBRADEN EIERROLLEN.
Men kookt eieren hard, laat ze afkoelen
en hakt ze fijn. Vervolgens smelt men boter
in de koekepan, strooit hierin een weinig
meel, voegt er wat zout, gehakte peterselie,
een weinig melk, de gehakte eieren en wat
brood- of beschuitkruim bij, zoodat een vaste
massa ontstaat, waarvan men ongeveer 2 c.M»
dikke en 8a 9 c.M. lange rolletjes maakt. De
ze rollen bestuift men met meel en braadt
ze in boter bruin.
Papieren patronen op maat gemaakt, kun
nen besteld worden onder toezending of bij
voeging van het bepaalde bedrag plus 15 ct.
porto, aan het Comptoir d^s Patrons, Molen
straat 48 B, Den Haag. De maten op te ge
ven volgens onderstaande teekening.
21.
„Hm," mompelde de lord, „men kan toch
ook niet zeggen, dat het een alledaagsch
slot is."
Hij haalde een loupe uit zijn zak en on
derzocht nauwkeurig het slot aan de bui
tenzijde van de deur.
„Merkt ge er iets bijzonders aan," vroeg
de Tournel.
„Zekér, er zit was in het slot."
„Wat besluit gij daaruit?"
„Wel, daaruit val zeer veel te besluiten.
Er is van het slot een wasafdruk genomen
Er is dus een dag voor de ontvluchting of
reeds eerder iemand geweest, die van het
slot een wasafdruk genomen heeft. Natuur
lijk met het doel een sleutel te laten ver
vaardigen, die op dit slot past.
i,Inderdaad, dat is zeer waarschijnlijk.
„Welnu, daaruit besluiten we dus reeds,
dat het meisje met haar wil, of tegen haar
wil, moet ontvoerd zijn."
„Wat helpt het ons of wij dat weten.
„Zeer veel helpt het ons misschien. Er
is niemand gezien hier op den morgen der
ontvoering, niet waar. Dat is wel zeer on
gelukkig. Maar wij weten nu, dat hier
reeds eerder iemand geweest moet ziin om
een wasafdruk van het siot te nemen. Het
'is zeer wel mogelijk dat die persoon toen
wel gezien is."
De overste van het klooster had aandach
tig -toegeluisterd."
„Voor een dag of vijf," zeide zij, zagen
wij hier een dame per fiets. Zij scheen een
schilderes, tenminste zij voerde schilders-
gêj-eed schappen met zich en het leek of zij
hier in den omtrek studie's maakte
Andere vreemden zijn hier niet gezien.
Men kan toch niet veronderstellen, dat die
vreemde dame bij de ontvoering in het spel
zou zijn."
„O, waarom niet," riep de Toumel leven
dig, „met betrekking tot de Broeders des
Verderfs kan men alles veronderstellen.
„Andere vreemde menschen niet gezien,
zegt u," vroeg lord Nibblington.
„Neen. Ik kan dit zoo stellig zeggen, om
dat wij hier alle menschen uit den omtrek
kennen. Het is hier buitengewoon stil en als
er dus eens een vreemde komt, wordt deze
wel opgemerkt, zoo al niet door ons, dan
wel door de menschen, die op de beide
pachthoeven hier dichtbij wonen."
„We danken u ten zeerste, waarde
overste voor uwe inlichtingen," zeide lord
Nibblington, met een buiging en zich tot de
Tournel keerend vervolgde hij:
„Willen wij thans niet ons onderzoek itj
den omtrek voortzetten. Als de overste het
goed kan vinden, komen wij straks terug."
Aldus werd afgesproken en de beide
edellieden verlieten den tuin nu door de
zelfde deur, door welke het stomme meis|e
eveneens gegaan moest zijn.
Zij kwamen op een muilen zandweg, die
met kreupelhout omzoomd was en zagen
niet ver weg de beide boerderijen liggen,
van welke de overste gesproken had. Naai
de eerste van deze boerenhuizen richtten
zij hun schreden. Dichtbij het huis was een
oude boer met een jongen, die blijkbaar zijn
zoon was, aan veldarbeid bezig.
De eenvoudige landlieden groetten de
beide vreemdelingen beleefd-
„Wel mannen," zeide graaf de Tournel,
„laat den arbeid even rusten. Gij kunt thans
op gemakkelijker wijze eenige franken ver
dienen, indien gij op'onze vragen antwoor
den wilt."
De beide boeren keken vreemd op, maar
dë oudste antwoordde:
„Daar zeggen wij geen neen op, mijn
heer. Vraag hetgeen gij van ons wil
weten."
„Vertel mij dan eens, komen hier dikwijls
vreemdelingen'"
„Bijna nooit mijnheer, het is hier erg af
gelegen. En dan deze streek heeft weinig
natuurschoon. Aan de andere zijde van
Rennes is het drukker."
„Als er dus vreemdelingen hier komen,
valt u dit natuurlijk wel op."
.,0, zeker, mijnheer, dat spreekt immers
vanzelf."
„Welnu ik zal u tien franken geven, in
dien gij mij precies vertelt, hoeveel vreem
delingen gij hier gezien hebt en als gij mij
hun uiterlijk zóo goed mogelijk beschrijft."
„Dat zou te veel zijn mijnheer, ik zou dat
geld al heel gemakkelijk verdienen."
„Dat doet er niet toe, vertel slechts wat
gij weet Gij bewijst er niet slechts ons een
grooten dienst mee, maar ook de moeder
overste van het klooster hier."
„In daf geval mijnheer zou ik u ook zon
der eenige belooning grootere diensten wil
len bewijzen, dan die welke gij van mij
vraagt. Maar ter zake. De eenigste vreem
delingen, welke ik hier in de laatste week
gezien heb, zijt gij beiden en eenige dames,"
„Eenige dames? zeg mij wat gij van haar
weet."
„Het is weinig, mijnheer. Voor een dag
of vier zwierf hier een juffrouw rond op
de fiets, die hier zoowat Hoornen en ak
kers scheen uif te teekenen en ook de ach
terzijde van het klooster teekende."
„Hebt gij haar gesproken of van dichtbij
gezien."
„Gesproken niet, mijnheer, maar het was
een lange dame, donker van uiterlijk. Zij
was eenvoudig gekleed, meer kan ik van
haar niet vertellen."
„Maar gij spreekt van eenige dames."
„Dat komt nog mijnheer, dat komt nog.
Gisterenmorgen reden hier op fietsen voor
bij twee dames. Ik heb ze zelf niet gezien,
maar mijn zoon hier zag hen, niet waar
Pierre."
„Ja zeker, vader. Ze hadden beiden nog
wel petten op, dat ziet men hier van meis
jes niet veel en zij reden zeer vlug. Maar
dat heb ik wel gezien, dat de eene lang en
donker was. Zij leek mij de schilderes foe,
die voer eenige dagen hier ook was. De
ander was ionger en kleiner."
„Hebt gij anders niemand hier gezien."
„Neen mijnheer, het spijt me dat ik u
niet meer inlichtingen kan geven."
„Maar hebt ge verder niets bijzonders op
gemerkt."
„Volstrekt niets, mijnheer. Het spijf mij,
dat wij u niet van dienst kunnen zijn,"
„Uw inlichtingen zijn zeer belangrijk," zei
de nu de lord, die zwijgend had toegeluis
terd.
En de Tournel trok zijn beurs en gaf
den ouden boer het beloofde tien francs-
sfuk, dat deze eerst niet wilde aannemen.
Toen verwijderden zich de beide vrien
den en liepen in gedachte voort naar de
andere boerderij, waar zij evenwel niets
bijzonders vernamen.
Op hun terugweg naar het klooster be
spraken zij het gehoorde.
„Hebt gij uwe conclusies reeds getrok
ken/' vroeg de Tournel, die reeds dik
wijls bemerkt had hoe scherpzinnig lord
Nibblington redeneerde.
„Ja, zeker," antwoordde deze, maar zeg
mij eerst, wat dunkf u van dat alles."
„Ik weet niet, wat ik er van denken'
moet. Ik zou wel mijn gevolgtrekkingen
kunnen maken, maar zij lijken mij te on
waarschijnlijk."
„Welnu welke gevolgtrekkingen bedoelt
gij?"
„Deze: het stomme meisje is ontvoerd
door een vrouw. Die vrouw is, hoe dat
komen tot misschien nimmer te weten, hel
gelukt haar verblijf op te sporen. Zij heeft
een afdruk genomen van het slot van de
tuindeur en is gisterenmorgen terug geko
men om met het meisje te vertrekken.
Beide zijn per rijwiel vertrokken."
„Waarom lijken u deze gevolgtrekkingen
zoo onwaarschijnlijk?"
„Wel als we aannemen, dat het meisje
op deze wijze ontvoerd is, dan moet zij
vrijwillig zijn medegegaan."
„Ja, dat is noodzakelijk,"
„Juist en wij moeten toch aannemen,
dat de dame, die haar medevoerde, bij da
Broeders des Verderfs behoort."
„Dat is inderdaad wel te denken
„Maar ik kan niet gelooven, dat het
meisje zich vrijwillig weer in de macht van
de schurken zou hebben begeven, uit wiejr
handen ik haar redde."
„Dat lijkt mij ook onwaarschijnlijk."
„Welnu?'
„Wat volgt daaruit?"
„Dat onze veronderstellingen onjuist
moeten lijn."
(Wordt vervolgd.)