ZfVUoUvy/ETI- RUBR'E^ De geheimzinnige bende Nieuwe haarlemsche courant Verwende kmderen. ONZE KLEEDING. Hei Bruidstollet. UercTe blad. Vrijdag 18 September 1925 Eentonige maaltijden. E enige ideeën voor een moderne japon. Practische wenken Recepten. Patronen naar Maat. FEUILLETON. „Miesje zit stil", klonk %n 'voor de zoo- veelste maal naast mij, het was in de kerk en Miesje, 'n 5-jarig meisje denk ik, zat te rijden en te schuifelen op haar knielbankje. Alle vermaningen naast haar hielpen niets, ze keerde zich heelemaal om ging op het knielbankje zitten juist telkens als haar moeder haar verbood. De moeder, een dame, begon haar af en toe te schudden, steeds vermanend „zit je nu stil, kijk eens naar die kinderen voor je, hoe stil die zijn." Miesje lachte maar en zei tamelijk hardop „o die kinderen, dat zijn arme kinderen." Toen de moeder haar een boekje gaf, wilde te het niet open doen en toen de consecratie aegon, wilde ze niet knielen maar ging staan,. Het ging zoo de heele Mis door en de moe ier zag op het laatst rood van benauwdheid en zei verontschuldigend tegen mij„ze luis tert nooit -naar verbieden." Hoe is het mogelijk dacht ik, dat zob'n 5- jarig meisje totaal de moeder de baas is. Na tuurlijk een verwend kindje. Door dat eene kindje had de moeder haast geen mis kunnen hooren, ik had moeite ge had bij mijn gebeden te blijven, de menschen er achter waren allen verstrooid, één zat ge weldig te brommen, de kinderen er voor had den moeite niet aldoor om te kijken wat er nu weer gebeurde, alles door dat ééne onge hoorzame kindje of liever door een onver standige moeder. Want dat hier de moeder de schuld is, spreekt vanzelf. Het ééne kind is lastiger, gehoorzaamt moeilijker, is plaagzieker, on geduriger, allemaal waar, maar laat dat las tige kind b.v. eens ziek worden en naar een ziekenhuis moeten ter verpleging, dan wed ik dat na een paar weken de kuurtjes al min deren. Men benadeelt het kind en zichzelf door het te verwennen. Daarom juist zijn de kin deren uit groote gezinnen veelal veel gehoor zamer, daar heeft men geen tijd om ze te verwennen. Iedei; jong meisje, Jat trouwen gaat, moest als ze zelf geen jon gei e broertjes en zusjes heeft eens een poosje in een gezin met kleine kinderen de behulpzame hand bieden. Want er moet van klein-af begonnen worden en dat zien zoovele jonge moedertjes toch nog maar steeds niet in. En ook al zijn de meisjes uit een groot gezin, dan was het nog zeker leer zaam, eens goed ergens anders rond te kijken en te vergelijken, het kinderen groot bren gen is heusch niet altijd aangeboren en er. hangt voor die jonge levens toch zooveel vanaf, hoe hun kopje gebogen zal worden, hoe ze uit zullen groeien, wel geleid en goed beschermd, niet verknoeid en verbogen al in de eerste jaren. Hoeveel ouders zouden, als ze weer van /oren af aan moesten beginnen, niet anders optreden en strenger en doelbewuster groot brengen, dan ze nu hebben gedaan. Is dat dan niet het beste bewijs, dat ze eigenlijk hun kinderen verwend hebben Ik weet wel, het is dikwijls veel grooter kunst om neen dan om ja te zeggen, en 'veel kinderen worden dan ook uit gemakzucht verwend. Het klinkt vreemd en toch is het zoo, als het bedtijd is en ze zitten rustig aan een spelletje of aan het lezen en mén beeft dus geen last van ze, dan wórdt er zoo nauw niet naar de klok gekeken. De kleine slim merds merken het wel en zullen het den vol geilden dag weer probeeren en altijd meer zullen ze dat bedklokje zien op te 'schuiven tot er heelemaal geen vaste bedtijd meer is Als ze ondeugend geweest zijn en door vader vroeg naar bed zijn gestuurd, moet moeder niet met een lekkernijtje naar boven sluipen, want „zoo'n kind meent het niet zoo erg". Zijn ze dan later groot, dan doen ze de verkeerde dingen achter vaders rug, wetende dat moeder het niet verklappen zal, tot er een dag komt, dat moeder bitter berouw heeft vah haar zwakheid. Als de vader streng is, geen harde koude strengheid maar een streng heid. in het welbegrepen eigenbelang der op groeiende kinderen, wees dan maar dank baar moeders en steunt uw mannen. Het is werkelijk geen tijd om mee te spotten en kinderen, die niet flink zijn opgevoed vol gens vaste wetten en strenge regels worden een speelbal van het leven, zoodra ze alleen komen te staan. Verwende kinderen zijn altijd nukkig en humeurig, want altijd kunnen ze natuurlijk hun zin niet krijgen, zelfs niet van hun toe gevende ouders en dan is het mokken en pruilen. In gezelschap van andere kinderen pik je ze er altijd uit, want er gaat al heel gauw iets niet naar hun zin en ze bederven zoo het plezier der anderen. En groot geworden is het nog erger. O wee de man, die een verwend meisje trouwt, hij zal heel wat zwarte dagen krijgen, hij kan het haar nooit naar den zin maken en zal mis schien zijn eigen deur soms uitloopen. Omgekeerd is het al even erg als de man een verwend moeders' zoontje is, die meent dat iedere vrouw en tenminste zijn eigen vrouw hem alle moeilijkheden uit den weg moet ruimen, voor hem moet vliegen en dra ven óf anders laat hij zijn boos humeur gel den. Neen moeders, niet zwak zijn en niet ver wennen. De kinderen stipt leeren gehoor zamen, geen te moeilijke eischen stellen maar vaste régels in uw huishouding, eenvoud in het leven en ook eenvoud in het uitgaan en niet toegeven aan alle wenschen en verlan gens. Het leven weigert later zooveel, hardt ze er jong tegen. Als we van een bruid hooren, verbinden I tegenwoordige manier, is niet uit te maken we daarmee onwillekeurig in onze gedachten een liefelijke gestalte in het wit getooid, met k%ns en sluier. En wel een wonder is het, dat in onzen nuchteren tijd die gebruiken nog gangbaar zijn gebleven bij het grootste deel der menschheick De Joden bekransten slechts den bruide gom terwijl de Grieken en de Romeinen ge woon waren, beide gelukkigen te bekransen en wel bij voorkeur met de myrte, die aan de Godin der Liefde gewijd was en dan ook bij alle feesten gebruikt werd. Bij bruiloften in de Grieksche kerk is het tot op heden ge bruik, dat de geestelijke bruid en bruidegom met een krans tooit, dien hij vooruit gewijd heeft. En van de Grieken en de Romeinen is dat gebruik verder over gegaan. In het eerst was het een kransje versch afgesneden bloe men, maar uit dezen bescheiden tooi werd een heele kroon van goud en zilverloovers met lint en kunstbloemen versierd, ja zelfs met kostbare edelgesteenten, zoodat er menige weeldewet tegen uitgevaardigd werd. Evenals de bruidskrans is ook de bruids sluier van Romeinschen oorsprong hij is langzamerhand in alle landen van Europa overgenomen. In Scandinavië werd de bruid zoodanig in fijn linnen gehuld, dat degeen, die haar zien wilde, zich geheel en al daaron der bukken moest. In oude tijden had de bruidssluier een ge heel andere beteekenis men verstond er onder een kleed, dat door vier mannen, ge durende de huwelijksplechtigheid over het knielende paar heengehouden werd, zoodat dit daardoor ten nauwste verbonden scheen. En geheel den tijd der middeleeuwen door was de sluier de dracht, die uitsluitend voor de gehuwde vrouwen bestemd was, de onge- huwden droegen het hoofd onbedekt. Hoe lang de bruidssluier gedragen wordt op de zeker niet veel langer dan een eeuw. Ook dateert de witte kleur nog niet van zoo lang terug. Wel wordt er reeds in een oud ge dicht uit de 12de eeuw gesproken van een wit bruidskleed, dat een adelijke bruid droeg op haar hoogtij, doch dat schijnt veeleer uit zondering dan regel te zijn. We kunnen alleen vaststellen, dat de bruidskleeding altijd heel rijk is geweest en aanvankelijk heel bont,- ter wijl rood veel meer de bruidskleur mocht heeten in de middeleeuwen dan wit. In het volksleven zijn nog vele gebruiken bewaard, waarbij de bruid roode draden door het haar gewonden droeg, een bloedkoralen ketting om den hals had en bijv. een rooden doek om de schouders droeg. Eerst in den loop der 18e eeuw is de mode uit Frankrijk gekomen, om lichte brtiids- kleeren te dragen. De prinsessen kozen bij voorkeur zilverstof voor haar bruidskleeren de burgers volgden dat na door wit damast te gebruiken voor de plechtigheid. Tegen het einde der 18e eeuw was de kleur eindelijk al gemeen aangenomen voor het bruidskleed. En wel schijnt het gebruik veld te winnen, dat de bruid langzamerhand in wandelcos- tuum trouwt, maar de meeste bruidjes vinden het toch eigenaardiger voor deze buitenge wone gelegenheid een expresselijk-vervaar- digd toilet te dragen. En ook de bruidskrans en dé bruidssluier zijn nog de wereld niet uit. Gelukkig blijft er nog wat poëzie schuilen onder al die hoogst moderne, practische be grippen. V-'£l V No. 262. In dezen tijd van het jaar als de zomer voorbij, maar de winter nog niet begonnen is draagt de vrouw een dunne wollen kleeding van geruite stof. We zien er op de plaat een voorbeeld van: beige wollen stof met bruine ruit. De japon is zeer gemakkelijk te maken; het bovenge deelte recht en goed aansluitend om de heu pen wordt ze van daaraf iets wijder naar beneden. De mouwen vrij ruim tot op de polsen, eindigen in smalle manchetten. De hals wordt gegarneerd met een klein rond kraagje van beige crêpe de chine en men laat er van voren een luchtig gestrikt lint van bijpassend bruine tint uit te voorschijn komen. De hoed van beige vilt, kouseh ook beige en schoenen donker bruin. Patroon f 1.35. No. 263. Van hoog eleganten eenvoud, de ze japon van paarse wolled crêpe maro- cain. Zij bestaat uit twee deelen die aan elkaar bevestigd zijn, n.l. een rok en een casaqueblouse. De eerste is recht en heeft van voren twee stolpplooien waarvan het j bovenste gedeelte bedekt is door smalle t strooken van kort geschoren Smyrnabont. De rok wordt onder den ceintuur aan het lijfje bevestigd: het onzichtbare gedeelte kan men in katoenen voeringstof maken. Het bovengedeelte der japon is recht van vorm en sluit nauw aan om de heupen. Afdalend j van de zijden der vierkante halsopening zien we twee strooken Smyrnabont die juist in het verlengde moeten vallen van dezelfde strooken op den rok en gekruist worden door een derde die als ceintuur fungeert of althans dien plaats inneemt. Ook de voor kant der halsopening is er mee gegarneerd doch zien we hier verder nog een kraagje van beige crêpe de chine. Het Smyrnabont heeft dezelfde kleur als de stof. De hoed in grijs of paars vilt; beige kousen en zwarte schoenen. Patroon 1.35. No. 264. Een zeer chique complet van een costuum met een langen mantel. Als stof .neemt men een grauw bruine kasha met i breeden ingeweven rand. De japon heeft een j verwijding door een ruime stolpplooi mid dendoor. Tusschen lijfje en rok wordt een heupband gevoegd welken men knipt uit den geweven rand van de stof. De ingezette borst is van witte geplisseerde toile de soie met uitzondering van de beide naast elkaar liggende strooken over het midden en die welke de halsopening begrenst. De mouwen der japon reiken tot op de polsen en moe ten zeer nauw zijn. De mantel heeft wij dere mouwen; het onderste gedeelte is een aparte, aangezette strook, die men even als de heupband der japon en het kraagje uit den geweven rand .der stof knipt. Van onder garneert men den mantel met een strook beverbont en men voert hem met een gebloemde vóerzijde van bijpassende kleur, De hoed zij van bruin vilt, kousen beige en schoenen zwart. Patroon 1.5714. No. 265. Een zeer aparte japon van zwar te creêpe marocain. Van boven recht, heeft ze van onderen een flinke ruimte. Aan het voorpand worden 20 langwerpige vier kanten en juist over het midden een lange smalle strook (214 c.M. breed) uitgeknipt en de randen daarna netjes met de hand omge zoomd. Onder het voorpand bevestigt men dan later een strook roode crêpe de chine, die van boven eindigt in een omgeslagen kraagje, dat van achteren eenigszins tegen den nek opstaat. De smalle strook rood zi- chabra over het midden, is bezet met klei ne zwarte knoopjes. De mouwen hebben bo ven de manchetten een flinke ruimte en we zien hier een gelijksoortige garneering met rood als op het voorpand,. Kousen rose ea schoenen zwart. Patroon f 1.35. No. 266. Een japon van muisgrijs fluweel- met mouwen en onderbezette borst van ko ningsblauwe, blauw en wit geruite kashemir- stof. Voor de heupen zijn aan weerskanten zakken aangebracht wier zijkanten naar be neden doorloopen als in geperste plooien. Tusschen»de zakken is van voren een spleet geknipt waaronder weer de kashemirstof zichtbaar is. De zijden van den rok vallen lichtelijk in plooien. De hoed van blauw flu weel of vilt, kousen rose en schoenen zwart. Patroon 1.35. Niets is zoo vervelend en staat zoo spoedig tegen als dingen, die regelmatig en in denzelf den vorm terug keeren. Ze mogen op zich zonder fout en zelfs te waardeeren zijn, toch verliezen ze hun waarde door hun veelvul digheid. We waardeeren allemaal een ple ziertje, een uitstapje, wat muziek, maar zelfs van het goede krijgen we spoedig te veel, wanneer er niet voor voldoende afwisseling wordt gezorgd. Vooral de ongedurigheid van onze rusteloöze eeuw drijft ons naar variatie en we zoeken steeds naar veranderingen om daardoor de belangstelling levendig te hou den. In onzen geheelen levensregel is die drang naar emoties duidelijk waarneembaar, alles wat op sleur lijkt moet vermeden worden, telkens iets nieuws en iets anders, in die richting gaat het verlangen. Het is dan ook zeer verwonderlijk, dat, waar bijna ieder schijnt aangestoken te zijn door den onrusti- gen, naar nieuwigheden zoekenden geest, deze nog zoo weinig is doorgedrongen op het terrein, waar de huismoeder heerscht en daar is hef te betreuren, want juist daar zou iets goeds door kunnen worden bereikt. De vrouw, die op het gebied van mode zoo vin dingrijk is, van oud iets nieuws weet te maken en alle nieuwe snufjes' graag accepteert, is dikwijls heel achterlijk en hardleersch om ook in haar dagelijksch huishoudentje de eento nigheid te voorkomen door steeds iets nieuws te bedenken en de noodige afwisseling te brengen in de maaltijden. Aan het dagelijks terugkeerend probleem van het menu wordt lang niet altijd voldoende zorg besteed en in vele huishoudens wordt een wekelijksch pro gramma afgewerkt, hetwelk alle huisgenoo- ten reeds lang van buiten kennen, omdat het reeds sedert onheuglijke tijden voor iederen dag in de week is vastgesteld met een kleine variatie van de groente, omdat die nu eenmaal niet in alle jaargetijden hetzelfde is. En, hoe wel er op een goedgebraden roastbeef niets aan te merken valt, kan men zich toch voor stellen, dat iemand geen roastbeef meer zien kan, als men iederen Zondagmiddag, zonder uitzondering het groote warme stuk op tafel heeft zien verschijnen en iederen Maandag het koude restant en ieaeren Dinsdag door de prikkelende uiengeur werd verwelkomd, waarmee de hacKé werd aangekondigd, waar in de laatste dobbelsteentjes roastbeef waren verwerkt. Het Woensdagsche gehakt, de Donderdagsche varkensoesters en Zaterdag- sche runderlappen zouden een tractatie kun nen zijn, als ze op een anderen dag werden voorgediend en zoodoende een onverwachte verrassing vormden. Verandering van spijs doet eten, zegt men, en het is goed begrijpe lijk, dat de eentonigheid der huishoudmenu's den goeden eetlust in den weg staan. De huis moeder ziet wel graag goede eters aan tafel, daarom moet zij ook haar best doen iets op te disschen. dat den eetlust prikkelt, maar dat daartoe nog iets meer noodig is dan goed klaargemaakte en netjes opgediende spijzen is haar niet altijd recht duidelijk. Het ,#er zinnen wat we vandaag eten zullen" kost haqr iederen dag wat hoofdbreken, het eene is zoo duur en het andere zooveel werk en natuur lijk is ze het vlugste klaar met haar overden king, als ze slechts heeft te beslissen ^van daag Donderdag dus varkensoesters en rijst met pruimen toe. Zij denkt er niet bij, dat alle huisgenooten zich aan tafel plaatsend al voorbereid zijn op de varkensoesters en de rijst met pruimen en dat dus voor hen al het aangename van het verrassende nieuwe ontbreekt, waardoor juist de huiselijke maal tijden zoo gezellig en appetijtelijk worden. Men zal toch niet Willen beweren, dat rnen veeleischend of een lekkerbek is, als men zich niet onverschillig toont, voor wat er gegeten zal worden Om goed te kunnen werken, moet men het lichaam op krachten houden door goede voeding het voedsel zal meer uitwerking hebben en de spijsvertering ge regelder zijn, als er met smaak wordt gege ten, doch de eetlust is al half verzadigd, als men tevoren weetwat er opgediend zal worden Een huismoeder dus, die er prijs op stelt, dat haar maal eer wordt aangedaan, zal moe ten zorgen voor geregelde afwisseling en veel variaties in de schotels, die zij opdischt. Ook bij het opmaken van haar menu's zal zij haar fantasie te hulp moeten roepen, daarbij ge dachtig, dat tegen eentonigheid niemand is bestand. (Msb.) 't Is September. Dat wil zeggen dat de zomer gedaan is en de herfst zijn entree in de wereld maakt.... ook in de wereld der mode. Natuurlijk kan de weersgesteldheid nog da gen lang zacht zijn en kan ons de mantel bij onze wandelingen nog dikwijls „te veel' zijn, maar vóór alles houden wij toch rekening met den tijd van het jaar. Laten wij eens nazien wat wij op het ge bied van japonnen nog hebben. Vooreerst onze daagsche jurken. Hoe is t daarmee gesteld? Wij bekijken ze eens goed en komen tot de ontdekking dat ze allen nauw en recht zijn, het koker-model. Dus, niet bepaald het" nieuwste. Geen bezwaar, geachte lezeressen, die een voudige recht-lijnige japon wordt een zeer modern herfst-toiletje! Hebt ge nog dezelfde stof? Dan is het al héél gemakkelijk. Anders gaan wij combi neeren. De voorbaan wordt vanaf den zoom pl.m. 50 c.M. ingeknipt, eveneens de beide zijba- nen (die natuurlijk op den naad losgetornd worden). Nu worden midden-voor en aan de beide zijbanen godets ingezet. Dit zijn pun tig geknipte reepen waarin een platte plooi gestreken wordt, die van onderen vrij diep én bovenaan ondiep is, zoodat bij het loopen een elegante beweging ontstaat. Verder kan ter verwijding van den rok een geplisseerde breede volant worden aangezet óf kan men over de geheele lengte van den rok in het midden van de voorbaan twee platte plooien ter weerszijden aanbrengen. Om een» geheel ander aanzien aan uwe japon te geven, kunt ge een vest in contras- teerende of bijkomende kleur dragen van peau de pêche. Dit vest is van voren uitgesneden en sluit van achteren aan, met den hals van de japon en wordt over het hoofd aangetrokken Wie geen stof van de japon meer bezit neme voor de rokver- wijding en het vest een mooie goed bijko mende stof. Het effect zal u bevredigen. BRAAKMIDDEL Mosterd, opgelost in water, is een snel en zeker werkend braakmiddel. SCHUIFRAMEN. Koorden van schuiframen moeten min stens eens in 't jaar met een vetten doek worden ingewreven. EIERGELEI VOOR SOEPEN. Een ei wordt losgeklopt, waarbij schuim- vorniing zooveel mogelijk vermeden wordt en aangemengd met een lepel melk en iets zout. Het wordt in een met boter besmeerd soufflépotje gedaan of bij gebrek daarvan in een besmeerd theekopje met rechte wan den. Dit wordt nu in een pannetje met water gezet, het water wordt aan den kook gebracht en dan verder zóó geplaatst^dat het op de zelfde temperatuur blijft (net onder het kook punt). Het daarin laten tot het mengsel vol komen gestold is (zich daarvan met een brei naald overtuigen). Daarna wordt het gestort en na eenige bekoeling in dobbelsteentjes gesneden om op 't laatste oogenblik in de soep gedaan te worden. Eiergelei kan ook uitstekend dienen ter aanvulling in ragöut- saus. BLOEMKOOLSOEP. Breng 55 gram boter en 45 gram bloem roerende aan den kook, voeg er bij kleine hoe veelheden 1 L. bloemkoolwater bij en laat de soep roerende gaar koken (ongeveer 10 min.) Verwarm er eenige stukjes bloem kool in en giet de soep voorzichtig bij een ei, dat, desverkiezende met 1 d.L. room, in de soepterrine geklopt is. Presenteer er dobbel steentjes in boter gebakken brood bij. AARDAPPELKOEKJES. Benoodigd 12 groote aardappelen (onge veer 600 gram), 3 eierdooiers, 50 gram Zwit- sersche kaas, 1 d.L. melk, 40 gram boter, iets nootmuskaat. Bereiding De fijn gemalen aardappelen vermengen met de gesmolten boter, de melk, de eierdooiers, een weinig zout, nootmus kaat en de kaas tot een samenhangende mas sa kneden. Hiervan ronde koekjes vormen, deze in paneermeel wikkelen en in heet* boter aan beide kanten bruin bakken. GEBRADEN EIERROLLEN. Men kookt eieren hard, laat ze afkoelen en hakt ze fijn. Vervolgens smelt men boter in de koekepan, strooit hierin een weinig meel, voegt er wat zout, gehakte peterselie, een weinig melk, de gehakte eieren en wat brood- of beschuitkruim bij, zoodat een vaste massa ontstaat, waarvan men ongeveer 2 c.M» dikke en 8a 9 c.M. lange rolletjes maakt. De ze rollen bestuift men met meel en braadt ze in boter bruin. Papieren patronen op maat gemaakt, kun nen besteld worden onder toezending of bij voeging van het bepaalde bedrag plus 15 ct. porto, aan het Comptoir d^s Patrons, Molen straat 48 B, Den Haag. De maten op te ge ven volgens onderstaande teekening. 21. „Hm," mompelde de lord, „men kan toch ook niet zeggen, dat het een alledaagsch slot is." Hij haalde een loupe uit zijn zak en on derzocht nauwkeurig het slot aan de bui tenzijde van de deur. „Merkt ge er iets bijzonders aan," vroeg de Tournel. „Zekér, er zit was in het slot." „Wat besluit gij daaruit?" „Wel, daaruit val zeer veel te besluiten. Er is van het slot een wasafdruk genomen Er is dus een dag voor de ontvluchting of reeds eerder iemand geweest, die van het slot een wasafdruk genomen heeft. Natuur lijk met het doel een sleutel te laten ver vaardigen, die op dit slot past. i,Inderdaad, dat is zeer waarschijnlijk. „Welnu, daaruit besluiten we dus reeds, dat het meisje met haar wil, of tegen haar wil, moet ontvoerd zijn." „Wat helpt het ons of wij dat weten. „Zeer veel helpt het ons misschien. Er is niemand gezien hier op den morgen der ontvoering, niet waar. Dat is wel zeer on gelukkig. Maar wij weten nu, dat hier reeds eerder iemand geweest moet ziin om een wasafdruk van het siot te nemen. Het 'is zeer wel mogelijk dat die persoon toen wel gezien is." De overste van het klooster had aandach tig -toegeluisterd." „Voor een dag of vijf," zeide zij, zagen wij hier een dame per fiets. Zij scheen een schilderes, tenminste zij voerde schilders- gêj-eed schappen met zich en het leek of zij hier in den omtrek studie's maakte Andere vreemden zijn hier niet gezien. Men kan toch niet veronderstellen, dat die vreemde dame bij de ontvoering in het spel zou zijn." „O, waarom niet," riep de Toumel leven dig, „met betrekking tot de Broeders des Verderfs kan men alles veronderstellen. „Andere vreemde menschen niet gezien, zegt u," vroeg lord Nibblington. „Neen. Ik kan dit zoo stellig zeggen, om dat wij hier alle menschen uit den omtrek kennen. Het is hier buitengewoon stil en als er dus eens een vreemde komt, wordt deze wel opgemerkt, zoo al niet door ons, dan wel door de menschen, die op de beide pachthoeven hier dichtbij wonen." „We danken u ten zeerste, waarde overste voor uwe inlichtingen," zeide lord Nibblington, met een buiging en zich tot de Tournel keerend vervolgde hij: „Willen wij thans niet ons onderzoek itj den omtrek voortzetten. Als de overste het goed kan vinden, komen wij straks terug." Aldus werd afgesproken en de beide edellieden verlieten den tuin nu door de zelfde deur, door welke het stomme meis|e eveneens gegaan moest zijn. Zij kwamen op een muilen zandweg, die met kreupelhout omzoomd was en zagen niet ver weg de beide boerderijen liggen, van welke de overste gesproken had. Naai de eerste van deze boerenhuizen richtten zij hun schreden. Dichtbij het huis was een oude boer met een jongen, die blijkbaar zijn zoon was, aan veldarbeid bezig. De eenvoudige landlieden groetten de beide vreemdelingen beleefd- „Wel mannen," zeide graaf de Tournel, „laat den arbeid even rusten. Gij kunt thans op gemakkelijker wijze eenige franken ver dienen, indien gij op'onze vragen antwoor den wilt." De beide boeren keken vreemd op, maar dë oudste antwoordde: „Daar zeggen wij geen neen op, mijn heer. Vraag hetgeen gij van ons wil weten." „Vertel mij dan eens, komen hier dikwijls vreemdelingen'" „Bijna nooit mijnheer, het is hier erg af gelegen. En dan deze streek heeft weinig natuurschoon. Aan de andere zijde van Rennes is het drukker." „Als er dus vreemdelingen hier komen, valt u dit natuurlijk wel op." .,0, zeker, mijnheer, dat spreekt immers vanzelf." „Welnu ik zal u tien franken geven, in dien gij mij precies vertelt, hoeveel vreem delingen gij hier gezien hebt en als gij mij hun uiterlijk zóo goed mogelijk beschrijft." „Dat zou te veel zijn mijnheer, ik zou dat geld al heel gemakkelijk verdienen." „Dat doet er niet toe, vertel slechts wat gij weet Gij bewijst er niet slechts ons een grooten dienst mee, maar ook de moeder overste van het klooster hier." „In daf geval mijnheer zou ik u ook zon der eenige belooning grootere diensten wil len bewijzen, dan die welke gij van mij vraagt. Maar ter zake. De eenigste vreem delingen, welke ik hier in de laatste week gezien heb, zijt gij beiden en eenige dames," „Eenige dames? zeg mij wat gij van haar weet." „Het is weinig, mijnheer. Voor een dag of vier zwierf hier een juffrouw rond op de fiets, die hier zoowat Hoornen en ak kers scheen uif te teekenen en ook de ach terzijde van het klooster teekende." „Hebt gij haar gesproken of van dichtbij gezien." „Gesproken niet, mijnheer, maar het was een lange dame, donker van uiterlijk. Zij was eenvoudig gekleed, meer kan ik van haar niet vertellen." „Maar gij spreekt van eenige dames." „Dat komt nog mijnheer, dat komt nog. Gisterenmorgen reden hier op fietsen voor bij twee dames. Ik heb ze zelf niet gezien, maar mijn zoon hier zag hen, niet waar Pierre." „Ja zeker, vader. Ze hadden beiden nog wel petten op, dat ziet men hier van meis jes niet veel en zij reden zeer vlug. Maar dat heb ik wel gezien, dat de eene lang en donker was. Zij leek mij de schilderes foe, die voer eenige dagen hier ook was. De ander was ionger en kleiner." „Hebt gij anders niemand hier gezien." „Neen mijnheer, het spijt me dat ik u niet meer inlichtingen kan geven." „Maar hebt ge verder niets bijzonders op gemerkt." „Volstrekt niets, mijnheer. Het spijf mij, dat wij u niet van dienst kunnen zijn," „Uw inlichtingen zijn zeer belangrijk," zei de nu de lord, die zwijgend had toegeluis terd. En de Tournel trok zijn beurs en gaf den ouden boer het beloofde tien francs- sfuk, dat deze eerst niet wilde aannemen. Toen verwijderden zich de beide vrien den en liepen in gedachte voort naar de andere boerderij, waar zij evenwel niets bijzonders vernamen. Op hun terugweg naar het klooster be spraken zij het gehoorde. „Hebt gij uwe conclusies reeds getrok ken/' vroeg de Tournel, die reeds dik wijls bemerkt had hoe scherpzinnig lord Nibblington redeneerde. „Ja, zeker," antwoordde deze, maar zeg mij eerst, wat dunkf u van dat alles." „Ik weet niet, wat ik er van denken' moet. Ik zou wel mijn gevolgtrekkingen kunnen maken, maar zij lijken mij te on waarschijnlijk." „Welnu welke gevolgtrekkingen bedoelt gij?" „Deze: het stomme meisje is ontvoerd door een vrouw. Die vrouw is, hoe dat komen tot misschien nimmer te weten, hel gelukt haar verblijf op te sporen. Zij heeft een afdruk genomen van het slot van de tuindeur en is gisterenmorgen terug geko men om met het meisje te vertrekken. Beide zijn per rijwiel vertrokken." „Waarom lijken u deze gevolgtrekkingen zoo onwaarschijnlijk?" „Wel als we aannemen, dat het meisje op deze wijze ontvoerd is, dan moet zij vrijwillig zijn medegegaan." „Ja, dat is noodzakelijk," „Juist en wij moeten toch aannemen, dat de dame, die haar medevoerde, bij da Broeders des Verderfs behoort." „Dat is inderdaad wel te denken „Maar ik kan niet gelooven, dat het meisje zich vrijwillig weer in de macht van de schurken zou hebben begeven, uit wiejr handen ik haar redde." „Dat lijkt mij ook onwaarschijnlijk." „Welnu?' „Wat volgt daaruit?" „Dat onze veronderstellingen onjuist moeten lijn." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 7