ELCK WAT WILS fj lo 'N THEEUURTJE. bewonderaarster ik ben van letterkundig talent.' „Komi gij dames nooit zeide een schrille mannelijke stem, die ergens uit het plafond van den gang scheen te komen „Hemel en aarde wij vergeten onze Ongelukkige echtgenooten," riep de gra vin uit. Daarop ging zij met een hartelijk handdrukie aan Mrs Penneteather, de kamer uit, greep den arm van een bijzon der lang. rnaget man met lichte -nor die buiten tan de deur stond te wachten, en zweefde den gang door, waar haar kanten en haar zoden kleed ritselend langs de steenen schuurden De predikant erf Zijn vrouw bleven intusschen bescheiden achter rot Church had aangekondigd „Mr Fink en de Gravin Castelrosse De gasten volgden nu snel elkander op, en eindelijk gat Lancelot de schoone Gra vin zijn arm en geleidde haar aan tafel Zij gingen zitten In 't geheel waren zij met hun twaalven, doch daar de heeren een meerderheid vatt vier hadden, zag het benedengedeelte der tafel er ietwat somber uit Cochrane echrer, die Mrs Pennefeathet 'o> buurvrouw had en met de Gravin kon praten vond zich heel pleizierig geplaatst „Ge moei zoo vriendelijk zijn Mrs Pennefeathet', mij te zeggen, wie die goede menschen allen rijn zeide hij, toen de soep afgenomen was en de visch rond ging „Ieder gelaat is nieuw voor mij van avond behalve het uwe „Moei* ik zeide Mrs Penneieather „Dan zal ik mei de leeltjksle beginnen dat is Sir Grimsbv Turnbull." „Dte groote man met zijn harde stem die er uitziet tlsol hij gekookt is „Die groote man is in zijn eigen oogen werkelijk een zeet groot man Hij is pre sident van de Brackenbury-I Jzer-Maat- schappn en liberaal lid voor Singleton, een indringende zwetser, die spteekt alsof hij een stekelvarken had opgeslokt." „De oude dame naast hem is blijkbaar van uw oordeel „Dat :s Ladv Symes een allerhelst oude dame geestig, >n deugend en de voot. Zij was een groote schoonheid in haar dagen Sit Thomas Lawrence schil derde haar als Helena van Troje en et wordt geflmsrerd dat de Prins-Regent voor Paris speelde maar dat is laster na tuurlijk Zij is streng orthodox, ga* ver leden zomer duizend pond voor den bouw van de nieuwe kerk te Bos me re teekent in op alle beste liefdadigheidsinstellingen, is betooverend ara meê te praten en heeft een wonderlijk geheugen, Ik zou alles geven, oro haat Leven ?n Herinneringen te mogen schrijven „Evenals de Geschiedenis van Enge land, té verdeelen in het tijdperk van de Verovering en he' 'ijdperk van de Her vorming Mrs. Penneteather glimlachte. „Indien ge epigrammen maakt, Mr Cochrane," zeide zij „moet ge maar ver wachten, dat ik ze voor mijn boek zal stellen. Zal ik voortaan Welnu dan, die man met het verstandige gezicht en een baard is Dr. Saunders, irts. reiziger, vol kenkenner en natuuronderzoeker, met een alphabet eeretirels achter zijn naam Hij is tweemaal de wereld rond geweest, en heeft zich sed »rt kort hier re Singleton gevestigd, om zijn praktijk uit te oefenen Natuurlijk is hij re goed voor de plaats en weet ons' volk niet wat het aan hem heeft. De twee andere lieden aan het be neden eind der rafel zijn Majoor Blewitt en Kapitein Bryce, levenmakers uit de barakken. Majoor Blewitr onderscheidde' zich in Indië dat verlegen jonge meisje in grijs satijn naast Dr, Saunders is Mrs Blewitt. Kapitein Bryce speelt op de trom pet en heeft geen gedachte in zijn hoofd." „Misschien heeft hij zijn hersenen uit geblazen," onderstelde Cochrane. „Mr. Cochrane, er zal een verschrikke lijk ongeluk gebeuren, als ge zoo voort gaal. Ge zijt bepaald te verstandig om te leven.' „Ge hebt er plezter in satiriek te wezen, Mrs. Pennefeather. Maar ge hebt mij niets gezegd van de persoon, die het meest mijn nieuwsgierigheid prikkelt." En hij keek in de richting van Gravin Caste lrosso. „Onmogelijk zoo dicht in de buurt. Ge moet wachten tof na afloop van het diner." Intusschen werden rondom de tafel allerlei min of meer vluchtige gesprekken gevoerd. De schoone gravin sprak met den gastheer. Mr. Fink maakte zich spoe dig aangenaam bij Mrs Blewitt. Mr. Pen nefeather en Majoor Blewiti spraken over het klimaat en de bronnen van in komsten van den Pendjab, Kapitein Bry ce at met mannelijke eetlust en ijver. Wat Lady Symes aangaat, zij zag er ontegen zeggelijk vervelend om niet te zeggen knorrig uit want de derde schotel was reeds verschenen en nog steeds was Grims by Turbull bezig zijn flauwe grappen in haar onwillig oor re grinniken „Noem mij een ander middel," zeide hij ,fk zeg nog eens, noem mij een ander middel De arbeidsmarkt is overvoerd Met andere woorden, het aanbod overtref' de vraag. Nu is dit een zaak, waarvan niet slechts de tegenwoordige, maar ook de toekomstige handelswelvaart van het land ongetwijfeld afhangt Wat moet men aan vangen met de te laag betaalde en de niet betaalde massa's „Geel hun overvloed van werk, zou ik zeggen, en betaal hun goede loonen." antwoordde Lady Symes scherp. „Maar, maar, mijn lieve Mevrouw, wij moeten voot een overbevolking wetten seven 1' .Waarde Sir Grimsby, ik ben een dom me oude vrouw, -en weet niets van staats huishoudkunde maar het is mijn over tuiging, dat kannibalisme'een grondwet is der natuur, en dat, indien er overbe volking is, hef tammer is, dat zij nie' wordt opgegeten Met deze. woorden draaide Lady Symes het vrijzinnige lid den rug toe, en door een gemakkelijken overgang van het kan nibalisme tot den oorspronkelijken mensch overslaande, begon zij met Dr Saunders over de Monboddo-fheorie te spreken. „Ik had hei genoegen zijn lordschap te kennen," zeide zij, „ecuwen geleden Sir, eer gij geboren waart. Hij was aardig om mee te praten, maar hij galoppeerde door op zijn stokpaardje, tot het dood viel In een gezelschap, waarvan ik eens dei- avonds deel uitmaakte bij L2dv Carnegie, gebruikte hij een vernuftig argument hij vergeleek nl. het menschenras met dat var. de Manx katten, die ongetwijfeld aan een toeval het gemis van een staart te danken hebben er oorspronkelijk af stamden van voorouders met staarten Hij beweerde dat ook dit met ons het geval was, en dat menschen van oorspron kelijken vorm nog gevonden konden worden in een of ander niet ontdekt eiland det Stille Zuidzee. Ik lachte et om. en fluisterde Mr Brummel in, dat Milord waarschijnlijk overerfelijke redenen had voor zijn inzichten. Dit kwam - hem ter oore. en na dien 'ijd sprak hij nooit meer 'egen mij. Toch, al lachte ik er om, helde ik tot zijn oordeel over. Enkele oude re- zigers getuigen zeker menschen met staarten gezien te hebben Zeg mij, wat denkt gij er van, Dr. Saunders „Mevtouw," zeide Dr. Saunders, „ik denk dat het reizigers-verhalen waren." „Zich van het vraagstuk met een grap -itmaken, Sir, is niet het oplossen," ant woordde de nude ladv eenigszins ge- aakt. „Maar het op te lossen is bij den tegen- ivoordigen stand van de physiologische wetenschap onmogelijk.' „Ha zoo, nu, ik ben geen physioloog, zeide Lady Symes, „maar het is mijn in nige overtuiging dat Adam en Eva staar ten hadden Nu wilde hei ongeluk, dal er op dit oogenblik een gaping in het algemeene gesprek was, zoodat het oordeel van Lady Symes over dit teedere vóórhistorische vraagstuk duidelijk doqr alle gasten ge hoord werd. Een vreeselijke stijte volgde De dames zagen er geërgerd uit, Mr Pennefeather keek beleedigd, kapitein Bryce lachte hardop er, Mrs. Perïnefeather beet zich jp de lippen om zijn voorbeeld niet te volgen. Toen begonnen allen alsof zij het afgesproken hadden, gelijk tijdig te praten, en Adam en Eva werden in een zee van algemeenheden verdron ken. Lady Symes ging ondertusschen met babbelen voort, niet alleen met Dr. Saunders, maar met allen, die zij be spreken kon. „Ik zag u verleden avond bij de Grass lands, Mr. Fink," zeide zij, „u en uw vrouw wat zijt ge laat gekomen 1 En wat werd er gedanst Ik heb een afkeer van opgewarmden huiskost, gij niet Toch was ik een van de weinige uitverkorenen die dineerden, dus heb ik mij niet te be klagen. Ik droeg zorg in een hoekje ie ko nten eer het beleg begon, en keek veilig toe. Wat wordt Lady Violet mooi maar hoe oud Daarin aardt zij naar haar moe der. De jungfrau en de Mère-de-Glace, noent ik hen Hebt ge Lord Everron van Toffee gezien O ia. hit was er, en zondei zijn bittere helft Dr arme man scheen van zijn vrijheid re aemete-n Ik had een lang praatje met hem en met den nieuwen Deken Ik houd niet van den nieuwen Deken Zijn meeningen zijn als zijn kleederen, zij passen zoo Hecht dat zij bepaald uit de 'weede hand moeten zijn Ik maak- geen aanspraak op veel lo gica, maar ik heb ten hekel aan slordige denkers Mr. Pennefeathet zeg' niets, maar ik ben zeker, dat hij met meer met den nieuwen Deken op heef' dan ik.' „Ik vraag u verschooning, Lady Sy mes ik heb niel den minsten omgang met den Deken bracht Mr, Pennefeat her er tegen in „Maar ik veronderstel, dat ge zijn boek gelezen hebt, en dat is voldoende. Wat vindt ge van het boek van den Deken. Dr. Saunders „Inderdaad, Mevrouw, dat kan ik niet zeggen Ik beproefde het in te zien, maar het Was zoo droog. dat het lezen onmoge lijk was.' „Droog t Is droger dan de woestijn van Afrika. Zij zeggen, dat Mozes er een afschrift van in den zak droeg, en dat dit de oorzaak was dat de Roode Zee droog liep Wat de critici aangaat, zij Zijn allen aan den drank gekomen, sedert zij er een overzicht van gaven, „Ik zal er op passen, Lady Symes nooit te beleedigen ik mocht eens den eenen of den anderen dag een boek schrijven," zeide Cochrane fluisterend. Mrs. Pennefeather haalde de schouders op. .„Vriend ol vijand,' zeide hij, „dat maakt geen onderscheid." „Ontleedt zij uw boeken dan ook ,,Ze ontleden Zii maakt er micros copisch gehaki van. Maar zij kan het niet helpen, ziet ge, zij is zoo geweldig scherpzinnig „Het is gemakkelijk scherpzinnig te zijn, als het u onverschillig is spijtig te wezen," zeide Cochrane „en ik ben er niet zeker van, dat war haar Ladyschap goeds ter markt brengt, oorspronkelijk HOOFDSTUK XXVIII. Lady Symes was een van die verschrik kelijke lieden, die tegelijkertijd kunnen eten, drinken en luisteren zoo hoorde zij waarschijnlijk he' oordeel van Ho- ratius Cochrane over haar eigen persoon. Hoe dit zij, de dames hadden zich ter nauwernood-tn de zitkamer teruggetrok ken dat wil zeggen in het atelier of zij begon Mrs. Pennefeather te onder vragen over den vreemdeling, die haar naar de rafel had geleid. „Hij is in dienst van het gouvernement, niet waar? Ha, ja, ge weet, dat beteekent niet veel Die gouvernements-betrekkin- gen zijn tegenwoordig werkelijk weinig beter dan vriendelijke krankzinnigen gestichten Uw Mr. Cochrane, lieve, trol mij als buitengewoon geesteloos. Maar vertel mij eens iets over u-zelve Is dat nieuwe boek bijna al. en hoe zal het hee- ten 'i Ha iedereen vraagt dat, niet waar Ge hebt groot gelijk er niet op te antwoor den. Maar ge schrijft te snel lieve. Geen schrijver kan twee romans per iaar voort brengen „Maar ik sctirijr met om roem, lieve lady Symes." zeide de arme Mrs. Penne teather. „Ik schrijf om geld en zulke luchtige verhalen als de mijne worden heel gemakkelijk geschreven," „Luchtig of niet, ge wilt u met dood- schrijven, niet waar En ge schrijft u dood zoo snel als uw pen wil loopen. Ik ben een domme oude vrouw, en ik weet niet veel van letterkunde af, maar ge moogt mij op mijn woord gelooven, Mrs. Penne feather, de schrijver, die het eene boek na het andere afkrabbelt, met het oog op een kleine tijdelijke vermaardheid, is een domme, zich-z^lf vermoordende gans, die zich-zelf doodt ter wille van zijn eigen gouden eieren." Zich daarop tot de Gra vin Castelrosso wendend* „Gij Amerikanen hebt veel op met schrijvers, met waar, mevrouw Mper dan wij in dit lanu. hè De gravin glimlachte mei haai schit terenden glimlach, en wierp een ondeu gender] blik op Mrs Penneieather „Als ik „ia" zeg, Lady Symes, schijn tk mijn landgenooten ren koste van de uwen te verheften ant woordde zij. „Maat wij eeren talent en tn het bijzonder letterkundig 'alent, heel hoog zelfs Onze schrijvers zijn onze tdel In aristocratische landei coals dit, gelijk ge weet spreekt t.,<u. van ue Republiek der Letteren. Maar wij die Republikeinen zijn, erkennen een Aris- 'ocratie der Letteren. Misschien klinkt u dat dwaas Lady Symes Ge zijt met gewoon, talem uit dat oogpurn re beschou wen Maar dan is uw wijze van doen niet de onze, en de uwe ts voor een Amerikaan- sche werkelijk heel dwaas. Het schijnt ons toe, dat gij uw verstandige menschen op een armslengte van u afhoudt, alsof zij niet behoorlijk waren voorgesteld, of alsoi ge eerst van hun vaders en groot vaders alles wildet weten. Ik wil wel ge looven, dat tk het mis heb maar zoo is onze indruk in Amerika „Wij zenden tn ieder geval iemand met uit als ambassadeur naar Parijs of Berlijn, omdat hij toevallig een komischen roman geschreven of een courant uitge geven heeft mde Lady Syntes „O neen, natuurlijk met maar, ziet ge, gij zijt een groot historisch volk. Ge hebt uw overgeleverde school van diplomatie en het departement van Binnenlandsche Zaken, niet waar, Lady Symes een van de vriendelijke krankzinnigengestich ten, waar ge 't daar juist over hadt Wij hebben niets van dien aard. geen over leveringen, weet ge, niet eens zooveel krankzinnigengestichten als gij hebt. Maar wij hebben ook geen jongere zoons van adellijken huize door de wereld te brengen. Dat maakt natuurlijk verschil." En terwijl de schoone Amerikaansche dit zeide, glimlachte zii met haar zacht- sten en onschuldigsten glimlach Lady Svmes tn het aangezicht, „Ik zou teder land haten, waarin teder man evengoed was als ieder ander, zoo niet beter.' zeurde Lady Symes. haar eenigszins van ter zijde aanziende „Ik denk met, dat gij van Amerika zoudt genieten, Lady Symes. De grond regel van algemeene gelijkheid zou uw, uw bij uitstek verfijnd gevoel kwetsen, ziet ge Gij zoudr bij ons gebrek vinden aan die erfelijke beschaafdheid, die van nature aan de Engelschen eigen is. Maar dat komt, omdat wij geen overleveringen hebben Langzamerhand, als wij ouder worden en overleveringen hebben, zul len wij waarschijnlijk beter worden. Deze dingen komen denk ik door cultuur, even als vruchten Er was een rijd toen de wilde pruim en de wilde appel uw eenige Engelsche vruchten waren toch hebt ge- ze door kweeking tot perziken en Ribstone-pipperhngen ontwikkeld. Nu zijn wij tn het tijdperk van de wilde appels maar zachtjesaan hopen wij Ribstone- pipperlingen re worden Intusschen, ziet ge zoolang cultuur, overleveringen en krankzinnigengestichten ontbreken zien wij op wat iemand ts niet op wat zijn vader o! grootvader kunnen geweest zijn. Misschien hechten wij nier zooveel als wij moesten aan introducties. Dat is een gebrek aan onze opvoeding. Maai wij waardeeren hersenen. Met hersenen Kan een man alles tn Amerika. Hij moge be ginnen met een magazijn van gedroogde vruchten of zelfs met het schrijven van een komischen roman, Lady Symes hij kan toch eindigen met President van de Vereeniorde Staten te ziin Op dit oogenblik waren ae heeren bin nengekomen, en daar de meerderheid, aan een natuurwet gehoorzaamend, zich tn de richting van den stoel der gravin voelde aangetrokken, stak zij haar laatste kleine speech af met ongekunstelde be valligheid en een blik vol engelachtige argeloosheid in de tegenwoordigheid van een klein gehoor. De glimlachjes van dit gehoor prikkelden Lady Symes verschrikkelijk, die niet gewend was com plimentjes te ontvangers wegens haar verfijnde manieren en beleefde vormen, en zij was onverstandig eenopc »r boos om te wórden. „Ik heb die praatje^ ii.ct „„noord," zeide zij ruw. „Hersenen en gelijkheid, en al wat er bij behoort maar ik be- een domme oude vrouw, en tk beken dat ik het met begrijp Indien gij Ame rikanen zoovee) ophef maakt van her senen. hoe komt het dan dat gij zooveel om dollars geeft Indien gij Republi keinen zijt. ivaarom maakt gij dan het hol aan de grooten dei wereld, en waarom trouwt gij dan buitenlandsche titels Uw theorie is niet tn overeenstemming met uw oraktijk, zou ik denken 0 „Hersenen maken aoUats. en dollars geven macht, Lady Symes. Zoo zijn her senen en dollars tot op zekere hoogte één.' antwoordde de Gravin. „En wat „trouwen' betreft' bij deze woorden glimlachte zit vriendelijk tegen Lady Symes en speelde coquet met haat waaier„nu, ziet ge, wij stellen de gelijkheid zoo hoog, dat wij misschien vinden, dat de bes'en uit Europa juist goed genoeg voor ons zijn. Ik wil daarmee niet zeggen,dat ge niet hier en daar een Amerikaan zult vinden, die meer prijs stelt op rang alleen, dan met republikeinsche grondstellingen strookt. Ik twijfel er niet aan, of ge zult er zoo vinden Lady Symes maar wij Zijn in het overgangstijdperk, ziet ge, wilde appels, die hopen Ribstone-pipper- lingen te worden. Met nog wat meer-cul- tuur en wat meer van uw krankzinnigen gestichten zullen wij over deze kleine zwakheden en struikelingen heenkomen. Toch zijn de struikelaars uitzonderingen en, gij weet het, uitzonderingen bevesti gen den regel. Er mogen onder de Ameri kanen titeljagers en titelvereerders ge vonden worden ik neem aan ,dat het mogelijk is evenals ik b.v. aanneem, dat er Engelschen kunnen zijn, die noch be leefd, noch fijn beschaafd zijn. Maar ik heb nooit zulke verschrikkelijke Engelschen ontmoet, Lady Symes en ik hoop, dat gij nooit zulke slechte Amerikanen moogt ontmoeten En nadat de Gravin Castelrosso dien kleinen pijl tot afscheid afgeschoten had, stond zij op, pakte haar kanten bijeen, en met een bevallige beweging die half buiging, half nijging genoemd kon worden zweefde zij naar het andere gedeelte van de kt me. Intusschen nad Cochrane Mrs. Penne feather opgezocht, en cischte de vervulling van haar belofte. „Wij zijn nu op behoorlijken afstand," zeide hij, „en ik sterf van verlangen, alles omtrent Mrs. Fink en de schoone Ameri kaansche te weten Wie is zij En waarom is zij niet eenvoudig Mrs. Fink?" „Ómdat zij als 'n goed Republikeinsche begon een man van adel te trouwen." „Dus is Mr. Fink haar tweede man „Mc. Fink is haar tweede man. Graaf Castelrosso was een zeer deftig man, Kanselier, Opperkamerheer, of zoo iets bovendien was hij de schrijver van een geleerd boek over Dante, waarvan gij, naar ik durf wedden, meer weet dan ik. Na zijn dood, ging zij haar verwanten in Amerika opzoeken. Dat was zoo wat in den tijd van den oorlog met Mexico. Ik meen, dat zij familie had in Texas. In allen geval s'oot zij zich aan bij de ambulance op het oorlogsterrein, en daar ontmoette zij Mr. Fink, die als vrijwilliger was uit getrokken om -vm- m»r{k3nerl te strijden „Dappere Mi. .uy ..cc, ge wel Zeker, dat ge niet den knoop van een roman bedenkt, Mrs. Pennefeather „Als ik dat deed, zou ik u vertellen, dat hij hopeloos gewond werd en zijn leven aan haar zorg te danken had. Maar hij werd alleen wanhopig verliefd. Zij wees hem af. Hij volgde haar door geheel Europa, deed haar huwelijksvoorstellen in Kanstantinopel, Weenen, St. Peters burg; Berlijn en Parijs, en werd aange nomen te Londen. Zij zijn heel rijk. Hij heeft hier een groote bezitting in het Noorden, en zij bezit twee millioen dollars, en zij zijn zoo gelukkig, als een prins en prinses uit de sprookjes." „Wat uw vriendin betreft, die is betoo verend, hoewel ik vrees, dat Lady Symes mijn opinie niet deelt." Lady Symes is een spijtige oude vrouw en -rdiende alles wat zij gekregen heeft. De menschen zijn zoo bang voor haar als slaven en zij vertrapt ze. Het is heel goed, als haar nu en dart (-<>♦ -wiieen wordt op gelegd.' Op dit oogenblik was ue stoel van de gravin opnieuw het middelpunt geworden van een kleinen kring, terwijl de majoor en Mrs. Blewitt iets zongen van een gon del in maanlicht, waarnaar niemand luisterde. Nu begonnen de gasten, die het verst af woonden, afscheid te ne men. Onder hen bevonden zich de Pennefeathers want het was Zaterdag avond, en de hulpprediker had, behalve zijn eigen Zondagsch werk, ook nog dat van zijn plaatsvervanger te doen. „Morgen zult ge den mantel hebben. beste," fluisterde de goedhartige schoon heid, toen Mr. Pennefeather haar goeden avond wenschte. „En geloot geen enkel woord van wat die oude kat tot u zeide over het gevaar van -uzelf dood te schrij ven Uw laatste boek was betooverend schoon en het volgende zal zeker beter zijn. Daar speelt nu die slechte man van mij een robber uit en Iet is brna elf uur l" Toen het -pti geéindrgri was verliet Mr. Fink het speeltafeltje Cochrane nam zijn plaats in en spoedig daarop waren de whistspelers de eenige gasten Nu werd het een heerenpartij en daar zij allen goede spelers waren, gingen zij van den eenen robber op den anderen tot lang na middernacht. Zelfs toen bleven zij nog bij hun punch en sigaren en het was al een heel eind in den morgen eer James de stalknecht, zijn laatsten halve kroon in den zak stak, het tuinhek sloot en het laatste flauwe geluid der wegrollende wielen tn de verte hoorde wegsterven. HOOFDSTUK XXIX Horatius Cochrane had zekere slechte gewoonte, een gewoonte, zoo diep ge worteld en zoo lang gevoed, dat zij hem zoo al geen levensbehoefte, toch een on misbaar toevoegsel was geworden bij een van 's levens eerste eischen namelijk het slapen. Hij war gewoon in bed te lezen. Ziek of gejond, vroeg of laat greep hij zijn boek, zoo geregeld als hij zijn kandelaar opnam, en onverschillig hoe vermoeid hij ook zijn mocht hij kon niet slapen, of, verbeeldde zich niet te kunnen slapen zonder lezen. Dus, hoewel het twee uur geweest was, toen hij Lancelot goeden nacht wenschte, voorzag hij zich als gewoonlijk van wat hij zijn „letter- kundigfe slaapmuts" geliefde te noemen Maar bij deze gelegenheid pleegde zijn slaapmuts verraad, en hield hem klaat wakker. Het was hetzelfde boek, waarvan hij achteloos een vijftig bladzijden had omgeslagen op den avond van Mr. Marra- bles' bezoek toen zeker, reeds mede gedeeld gesprek na den eten. in het atelier plaats vond. Toen was het een nieuw boek, juist in de wereld gezonden, cnopen- gesneden, ongelezen, dat zelfs nog niet aangekondigd was nu was het een oud boe! volgens de tijdrekening der lees gezelschappen, Maar in een nader opzicht was het nieuw voor alle lijden, daar her een klassiek werk geworden is en zoolang belooft te bestaan als de taal, waarin het geschreven is. Hoewel Cochrane het weer opnam met alle mogelijke neigingen hef na eenige cogenblikken onder zijn kussen te leggen en te gaan slapen, las hij door en altijd door met klimmende belang stelling tot hij het deel uit had. Daarop draaide hij de lamp uit en besloot te gaan slapen. Maar zijn gedachten waren ver- vervuld van hetgeen hij gelezen had, en vruchteloos beproefde hij over andere dingen te denken over vallend water, voorbijtrekkende legers golven die tegen den oever breken, en wat dies meer zij. Toen beproefde hij van een tot vijfduizend te tellen, maar lang vóór hij aan hef eind van de eerste duizend gekomen was, be trapte hij zich er op, dat zijn gedachten over een dozijn dingen tegelijk liepen, dat hij menschen en plaatsen uit het boek verwarde met de menschen en plaatsen, tusschen wie en waar hij nu leefde, totdat het verleden en het tegenwoordige, proza en poëzie, de meest onmogelijke ge laatstrekken en plaatsen elkander in een soort van wilden duiveLgalop in zijn hoofd vervolgden Hij hield het uit, totdat hij met langer kon. En uit wanhoop stak hij een licht op, kleedde zich gedeeltelijk aan en sloop naar beneden, om het tweede deel te zoeken Alles was beneten in duister gehuld, en zoo stil, dat hij de klok in de keuken kon hooren tikken en een krekeltje aan den haard tjirpen. Met zijn hand voor het licht ging hij den gang door, en zette ver volgens zachtjes den kandelaar buiten het atelier op den grond.Toen draaide hij zachtjes de kruk* om. Zonder gedruisch ging het slot over, en tot zijn verwonde ring vond hij de kamer verlicht en Lance lot nog op. Hij had zijn onafgewerkt stuk voor den dag gehaald en op een stoel dicht onder de lamp gezet. Met zijn rug naar de deur gekeerd, stond hij in overpeinzing ver zonken met over elkaar geslagen armen gebogen hoofd, oogen en gedachten vast op het doek gevestigd. Een oogenblik aarzelde Cochrane hem 'e storen. „Wat niet naar bed zeide hij, met den deurknop rammelend, alsof hij geheel onverwachts binnentrad. „Kijk niet zoo verschrikt, beste jongen. Ik kan niet slapen vannacht, en ben beneden gekomen, om dat tweede deel van Lewes' „Life of Goe the". Maar wat scheelt u, dat ge in dit vroege morgenuur met de schoone kunsten paat spelen „Niets, volstrekt niets ik dacht alleen, dat ik met een frtsschen blik mijn werk beschouwen zou, daar ik het nu verschei den dagen niet gezien heb." En zoo Cochrane de hand niet op zijn arm had gelegd, zou hij haastig het doek weer naar den muur gekeerd hebben. „Hei, zoo gauw niet, als 't je blieft.' kwam die nauwlettende opmerker tus schen beide. „Ik zou het graag nog eens zien." Het was een stout onderwerp twee figuren, half tevensgroot, in middel- eeuwsche dracht een zittend student staande vrouw, een tafel er tusschen. De vrouw draagt een groen en wit kleed, met donker bont omzoomd jong, mooi, me' een ernstigen blik staart zij uit het doek met een opgewonden uitdrukking tn de oogen. Haar linkerhand rust op een globe van geslepen glas. De jongeling, gekleed in een kort buis van paars fluweel, zwarte broek en puntschoenen, zit met den rug riaar den toeschouwer gekeerd, opgericht gelaat de hand om den arm van zijn stoe' geslagen, op het punt op te staat*. Bleek met vurige oogen, ademloos, luister! hij en zijn ziel schijnt aan haar lippen te hangen. De tafel ligt vol wiskundige in strumenten en schrijfgereedschap Een verguld misboek ligt open op den grond De achtergrond stelt een Gothisch vertrek voor in den warmen gloed van een geJ kleurd glazen venster, waarvan één ruil geopend is, en dat een straal licht laat vallen op het gelaat en de gestalte van het meisje. Het schilderij half werkelijkheid voorstellend, half symbolisch, vertelt dui delijk zijn geschiedenis. De schilder noemt hef „Wijsbegeerte" „Hm, juist zeide Cochrane, nadat hij het eenige oogenblikken in stilte be schouwd had. „Ge weet niet, welk een lof ik u gegeven heb, beste vriend en kunste naar." „Ik heb dikwijls gewenscht, dat de ziel van Titiaan in mijn arm gevaren ware." „Ik had dat hoofd herkend op t oogen blik, dat ik Miss Savage zonder hoed had gezien. Ik meende zeker, dat het op een schilderij stond uit de Venetiaansche schoolen er ts iets van Bordone in 1 Brackenbury, het is een machtig moot stukje schilderwerk." „Ik wou, dat ik er zoo over denken kon," zeide de kunstenaar min of.meer verlegen. „Waarom hebt ge mij niet verteld, dat het een portret was van Miss Savage „Het is geen portret," zeide Lancelot een kleur krijgend. Cochrane zag eerst hem, daarop het schilderij aan en trok engeloovig de wenk brauwen op. „Dat wil zeggen, het is niet geheel een antasiehoofd. Ik ik heb misschien wel een enkelen trek".... „Heeft Miss Savage er dan niet voor gezeten „Zeker niet." Cochrane maakte een telescoop van zijn handen, ging een paar passen terug en beschouwde zachtjes fluitend het schil derij van verschillende afstanden. „Voor een portret uit het geheugen geschilderd," zeide hij langzaam, en met een pauze ttilschen ieder woord, „lijkt het werkelijk buitengewoon goed. En wat ge nu ook zeggen moogt. beste vriend, een portret is een portret, of de voorgestelde persoon er voor zit of niet. De kleur is prachtig, de houding van het hoofd heel flink gekozen het oog, ook ernstig lichtend,, openge hebt de uitdrukking gevat en haar juist den toets van verheven heid gegeven, dien 't onder werp verlangt." Daarop met een piotselingen overgang Wat duivel Iwaar is dat tweede deel ge bleven Dank je, ik heb het gevonden, onder dezen hoop couranten." En met een blik naar de pendule op den schoorsteen, die half vier aanwees, zeide Cochrane nog eens „goeden nacht." Maar terwijl hij de deur opende, hield hij stil en luisterde. „Wat is dat zeide hij. „Wat is wat Cochrane stak de hand op. „Stil zeide hij. „Ik hoor den galop van een paard het komt nader 1 Zeker, hoort ge het r^t ook „Ik geloof het wel. Er komt iemand de laan af, en in een drommelsche haast ook. Laten wii eens gaan zien, wat het is." De deuren waren allen gegrendeld en gesloten, en er moesten er twee geopend worden. Intusschen was de ruiter aan den buitenkant stil blijven staan en schreeuwde zoo luid hij kon. „Ge zoudt Jang genoeg kunnen schreeu wen, eerjames ti zou hooren, beste vriend," mompelde Lancelot, terwijl hij den laat sten grendel afschoof. „Thor met zijn hamer zou dien kerel niet wakker maken, als hij tot midder nacht op geweest is. Nu dan, wie zijt ge En wat moet ge hebben „Ik moet Dr. Saunders hebben," ant woordde een stem uit de duisternis. „Dr. Saunders is reeds ander half uur geleden vertrokken. Ge moet hem op .weg ontmoet hebben." „Neen, ze zeiden dat hij hier vannacht zou- slapen. Ga hem roepen, wilt ge, en zeg hem, dat men hem noodig heeft." „Wat scheelt er aan, man, en waar komt ge vandaan vroeg Lancelot. „Mij dunkt ik ken uw stem." „U is toch niet Muster Brack'nb'ry In dien tusschen tijd had Lancelot het tuinhek open gemaakt en dezen laten bezoeker ingelaten, die met zijn paard aan den toom binnentrad. Maar het was zóó donker, dat geen van beiden de ge laatstrekken van den ander kon onder- - cheiden. „Ja, die ben ik, en als ik maar een lan taren kon vinclen „O hemel, Sir Muster Brack'nb'ry, ik ben het Sir Ruben „Ruben van Miss Langtrey? Goeie God 1 man, wat is er „Wel, Muster Brack'nb'ry, de oude dame heeft een beroerte gehad, en Miss Winifrieda denkt, dat ze sterven zal dus zond ze me uit om den nieuwen dok ter te halen en de vrouw uit zijn huis zeide, dat hij op Owd Coort zou slapen dus keerde ik het paard andersom en kwam hierheen, doorstekende langs Dead- man's Clough en Cooks' Spinny. Er, hij is nu toch naar huis gegaan „Is Miss Langtrey stervend? En gij zijt naar Singleton en van Singleton hier heen komen rijden „Ja, Sir en hef paard is half dood van honger 1" „Ge zult het paard bij mij op stal laten, en ik zal je een versch paard geven. Hei, James James 1 gek, die je bent 1 Wordt wakker, hei daar 1 Maak den kerel voor mij wakker, Cochrane, al moest ge de deur inbreken 1 Goede hemel en wan neer gebeurde het Wat in den namid dag Maar dat is twaalf uur geleden! Waarom is er niet dadelijk om mij ge zonden Dr. Phipps Ach ge hadt dadelijk om Dr. Saunders moeten zenden' 1 Ja, jongen, hij zou hier geslapen hebben maar hij veranderde van plan en keerde terug met een heer, die naar het kamp ging. Zoo, daar is dan James einde lijk Kijk eens hier, James, wasch het paard eens goed af, geef het versch stroo en een warm voer maak George wakker en verzoek hem bruine Harry te zadelen en dk merrie oogenblikkelijk voor de til bury te spannen. Gij krijgt bruine Harry, Ruben. Neen, ik zal bruine Harry nemen, en gij zult in de tilbury gaan, en daarmee Dr. Saunders naar de Grange balen. Cochrane beste jongen, dat is een akelige historie. Ik vraag je niet, op dit morgenuur met mij mee te gaan maar misschien wilt ge na het ontbijt even ko men, als ik dan niet terug ben, en zien hoe het met de zaken staat „Ik zou er op durven wedden, dat het niet zoo erg is, als deze man voorstelt," zeide Cochrane. „Die boeren overdrijven altijd." „God geve, dat ge gelijk hebt Hier, Ruben, mijn jongen, kom in huis en neem iets om de kou buiten te houden, eer ge weer vertrekt(Wordt vervolgd.) n Kort ferm likje op de deur. „Binnen Met een forschen duw slaai de deur open. 't Is een pittig meisjesfiguurtje dat binnentreedt Jong nog 1 Zestien pas 1 doch met een grooten ernst en groote zorg verspreid over het jeugdige gezichtje 'n zorg en 'n ernst, die zuiver overeenstemt met de eenvoudige rouwkleeren, die zij draagt. De moeder ontviel het gezin en zij is de oudste van het troepje nu moet zii moeders plaats innemen in het drukke huishouden nu moet zij, zoo goed zij kan, zorgen voor de drie kleinere broertjes en de twee jongere zusjes En dat geeft haar dien ernst. De taak is zwaar voor de jonge schou ders. Maar met moed en ijver heeft zij ze op zich genomen en vervult ze zoo goed zij kan. Nu en dan als ze 'n minuutje van haar kostbaren tijd weet uit te sparen, brengt ze 'n bezoek aan haar overbuur vrouw 'n vriendelijke, oude dame, die haar met raad en heel dikwijls met daad bijstaat. Zoo ook nu „Tante Gina. de kletne Bennie ligt 's avonds wel een uur wakker in zijn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 8