ELCK WAT WILS
fj
lo
'N THEEUURTJE.
bewonderaarster ik ben van letterkundig
talent.'
„Komi gij dames nooit zeide een
schrille mannelijke stem, die ergens uit
het plafond van den gang scheen te komen
„Hemel en aarde wij vergeten onze
Ongelukkige echtgenooten," riep de gra
vin uit. Daarop ging zij met een hartelijk
handdrukie aan Mrs Penneteather, de
kamer uit, greep den arm van een bijzon
der lang. rnaget man met lichte -nor
die buiten tan de deur stond te wachten,
en zweefde den gang door, waar haar
kanten en haar zoden kleed ritselend langs
de steenen schuurden De predikant erf
Zijn vrouw bleven intusschen bescheiden
achter rot Church had aangekondigd
„Mr Fink en de Gravin Castelrosse
De gasten volgden nu snel elkander op,
en eindelijk gat Lancelot de schoone Gra
vin zijn arm en geleidde haar aan tafel
Zij gingen zitten In 't geheel waren
zij met hun twaalven, doch daar de heeren
een meerderheid vatt vier hadden, zag
het benedengedeelte der tafel er ietwat
somber uit Cochrane echrer, die Mrs
Pennefeathet 'o> buurvrouw had en met
de Gravin kon praten vond zich heel
pleizierig geplaatst
„Ge moei zoo vriendelijk zijn Mrs
Pennefeathet', mij te zeggen, wie die goede
menschen allen rijn zeide hij, toen de
soep afgenomen was en de visch rond
ging „Ieder gelaat is nieuw voor mij van
avond behalve het uwe
„Moei* ik zeide Mrs Penneieather
„Dan zal ik mei de leeltjksle beginnen
dat is Sir Grimsbv Turnbull."
„Dte groote man met zijn harde stem
die er uitziet tlsol hij gekookt is
„Die groote man is in zijn eigen oogen
werkelijk een zeet groot man Hij is pre
sident van de Brackenbury-I Jzer-Maat-
schappn en liberaal lid voor Singleton,
een indringende zwetser, die spteekt alsof
hij een stekelvarken had opgeslokt."
„De oude dame naast hem is blijkbaar
van uw oordeel
„Dat :s Ladv Symes een allerhelst
oude dame geestig, >n deugend en de
voot. Zij was een groote schoonheid in
haar dagen Sit Thomas Lawrence schil
derde haar als Helena van Troje en et
wordt geflmsrerd dat de Prins-Regent
voor Paris speelde maar dat is laster na
tuurlijk Zij is streng orthodox, ga* ver
leden zomer duizend pond voor den bouw
van de nieuwe kerk te Bos me re teekent
in op alle beste liefdadigheidsinstellingen,
is betooverend ara meê te praten en heeft
een wonderlijk geheugen, Ik zou alles
geven, oro haat Leven ?n Herinneringen
te mogen schrijven
„Evenals de Geschiedenis van Enge
land, té verdeelen in het tijdperk van de
Verovering en he' 'ijdperk van de Her
vorming
Mrs. Penneteather glimlachte.
„Indien ge epigrammen maakt, Mr
Cochrane," zeide zij „moet ge maar ver
wachten, dat ik ze voor mijn boek zal
stellen. Zal ik voortaan Welnu dan, die
man met het verstandige gezicht en een
baard is Dr. Saunders, irts. reiziger, vol
kenkenner en natuuronderzoeker, met
een alphabet eeretirels achter zijn naam
Hij is tweemaal de wereld rond geweest,
en heeft zich sed »rt kort hier re Singleton
gevestigd, om zijn praktijk uit te oefenen
Natuurlijk is hij re goed voor de plaats
en weet ons' volk niet wat het aan hem
heeft. De twee andere lieden aan het be
neden eind der rafel zijn Majoor Blewitt
en Kapitein Bryce, levenmakers uit de
barakken. Majoor Blewitr onderscheidde'
zich in Indië dat verlegen jonge meisje
in grijs satijn naast Dr, Saunders is Mrs
Blewitt. Kapitein Bryce speelt op de trom
pet en heeft geen gedachte in zijn hoofd."
„Misschien heeft hij zijn hersenen uit
geblazen," onderstelde Cochrane.
„Mr. Cochrane, er zal een verschrikke
lijk ongeluk gebeuren, als ge zoo voort
gaal. Ge zijt bepaald te verstandig om te
leven.'
„Ge hebt er plezter in satiriek te wezen,
Mrs. Pennefeather. Maar ge hebt mij niets
gezegd van de persoon, die het meest mijn
nieuwsgierigheid prikkelt."
En hij keek in de richting van Gravin
Caste lrosso.
„Onmogelijk zoo dicht in de buurt.
Ge moet wachten tof na afloop van het
diner."
Intusschen werden rondom de tafel
allerlei min of meer vluchtige gesprekken
gevoerd. De schoone gravin sprak met
den gastheer. Mr. Fink maakte zich spoe
dig aangenaam bij Mrs Blewitt. Mr. Pen
nefeather en Majoor Blewiti spraken
over het klimaat en de bronnen van in
komsten van den Pendjab, Kapitein Bry
ce at met mannelijke eetlust en ijver. Wat
Lady Symes aangaat, zij zag er ontegen
zeggelijk vervelend om niet te zeggen
knorrig uit want de derde schotel was
reeds verschenen en nog steeds was Grims
by Turbull bezig zijn flauwe grappen in
haar onwillig oor re grinniken
„Noem mij een ander middel," zeide hij
,fk zeg nog eens, noem mij een ander
middel De arbeidsmarkt is overvoerd
Met andere woorden, het aanbod overtref'
de vraag. Nu is dit een zaak, waarvan niet
slechts de tegenwoordige, maar ook de
toekomstige handelswelvaart van het land
ongetwijfeld afhangt Wat moet men aan
vangen met de te laag betaalde en de niet
betaalde massa's
„Geel hun overvloed van werk, zou
ik zeggen, en betaal hun goede loonen."
antwoordde Lady Symes scherp.
„Maar, maar, mijn lieve Mevrouw, wij
moeten voot een overbevolking wetten
seven 1'
.Waarde Sir Grimsby, ik ben een dom
me oude vrouw, -en weet niets van staats
huishoudkunde maar het is mijn over
tuiging, dat kannibalisme'een grondwet
is der natuur, en dat, indien er overbe
volking is, hef tammer is, dat zij nie' wordt
opgegeten
Met deze. woorden draaide Lady Symes
het vrijzinnige lid den rug toe, en door
een gemakkelijken overgang van het kan
nibalisme tot den oorspronkelijken
mensch overslaande, begon zij met Dr
Saunders over de Monboddo-fheorie te
spreken.
„Ik had hei genoegen zijn lordschap
te kennen," zeide zij, „ecuwen geleden
Sir, eer gij geboren waart. Hij was aardig
om mee te praten, maar hij galoppeerde
door op zijn stokpaardje, tot het dood viel
In een gezelschap, waarvan ik eens dei-
avonds deel uitmaakte bij L2dv Carnegie,
gebruikte hij een vernuftig argument
hij vergeleek nl. het menschenras met dat
var. de Manx katten, die ongetwijfeld aan
een toeval het gemis van een staart te
danken hebben er oorspronkelijk af
stamden van voorouders met staarten
Hij beweerde dat ook dit met ons het
geval was, en dat menschen van oorspron
kelijken vorm nog gevonden konden
worden in een of ander niet ontdekt eiland
det Stille Zuidzee. Ik lachte et om. en
fluisterde Mr Brummel in, dat Milord
waarschijnlijk overerfelijke redenen had
voor zijn inzichten. Dit kwam - hem ter
oore. en na dien 'ijd sprak hij nooit meer
'egen mij. Toch, al lachte ik er om, helde
ik tot zijn oordeel over. Enkele oude re-
zigers getuigen zeker menschen met
staarten gezien te hebben Zeg mij, wat
denkt gij er van, Dr. Saunders
„Mevtouw," zeide Dr. Saunders, „ik
denk dat het reizigers-verhalen waren."
„Zich van het vraagstuk met een grap
-itmaken, Sir, is niet het oplossen," ant
woordde de nude ladv eenigszins ge-
aakt.
„Maar het op te lossen is bij den tegen-
ivoordigen stand van de physiologische
wetenschap onmogelijk.'
„Ha zoo, nu, ik ben geen physioloog,
zeide Lady Symes, „maar het is mijn in
nige overtuiging dat Adam en Eva staar
ten hadden
Nu wilde hei ongeluk, dal er op dit
oogenblik een gaping in het algemeene
gesprek was, zoodat het oordeel van Lady
Symes over dit teedere vóórhistorische
vraagstuk duidelijk doqr alle gasten ge
hoord werd. Een vreeselijke stijte volgde
De dames zagen er geërgerd uit, Mr
Pennefeather keek beleedigd, kapitein
Bryce lachte hardop er, Mrs. Perïnefeather
beet zich jp de lippen om zijn voorbeeld
niet te volgen. Toen begonnen allen
alsof zij het afgesproken hadden, gelijk
tijdig te praten, en Adam en Eva werden
in een zee van algemeenheden verdron
ken. Lady Symes ging ondertusschen
met babbelen voort, niet alleen met Dr.
Saunders, maar met allen, die zij be
spreken kon.
„Ik zag u verleden avond bij de Grass
lands, Mr. Fink," zeide zij, „u en uw
vrouw wat zijt ge laat gekomen 1 En wat
werd er gedanst Ik heb een afkeer van
opgewarmden huiskost, gij niet Toch
was ik een van de weinige uitverkorenen
die dineerden, dus heb ik mij niet te be
klagen. Ik droeg zorg in een hoekje ie ko
nten eer het beleg begon, en keek veilig
toe. Wat wordt Lady Violet mooi maar
hoe oud Daarin aardt zij naar haar moe
der. De jungfrau en de Mère-de-Glace,
noent ik hen Hebt ge Lord Everron
van Toffee gezien O ia. hit was er, en
zondei zijn bittere helft Dr arme man
scheen van zijn vrijheid re aemete-n Ik
had een lang praatje met hem en met den
nieuwen Deken Ik houd niet van den
nieuwen Deken Zijn meeningen zijn als
zijn kleederen, zij passen zoo Hecht dat
zij bepaald uit de 'weede hand moeten
zijn Ik maak- geen aanspraak op veel lo
gica, maar ik heb ten hekel aan slordige
denkers Mr. Pennefeathet zeg' niets,
maar ik ben zeker, dat hij met meer met
den nieuwen Deken op heef' dan ik.'
„Ik vraag u verschooning, Lady Sy
mes ik heb niel den minsten omgang
met den Deken bracht Mr, Pennefeat
her er tegen in
„Maar ik veronderstel, dat ge zijn boek
gelezen hebt, en dat is voldoende. Wat
vindt ge van het boek van den Deken.
Dr. Saunders
„Inderdaad, Mevrouw, dat kan ik niet
zeggen Ik beproefde het in te zien, maar
het Was zoo droog. dat het lezen onmoge
lijk was.'
„Droog t Is droger dan de woestijn
van Afrika. Zij zeggen, dat Mozes er een
afschrift van in den zak droeg, en dat dit
de oorzaak was dat de Roode Zee droog
liep Wat de critici aangaat, zij Zijn allen
aan den drank gekomen, sedert zij er een
overzicht van gaven,
„Ik zal er op passen, Lady Symes nooit
te beleedigen ik mocht eens den eenen
of den anderen dag een boek schrijven,"
zeide Cochrane fluisterend.
Mrs. Pennefeather haalde de schouders
op.
.„Vriend ol vijand,' zeide hij, „dat
maakt geen onderscheid."
„Ontleedt zij uw boeken dan ook
,,Ze ontleden Zii maakt er micros
copisch gehaki van. Maar zij kan het
niet helpen, ziet ge, zij is zoo geweldig
scherpzinnig
„Het is gemakkelijk scherpzinnig te
zijn, als het u onverschillig is spijtig te
wezen," zeide Cochrane „en ik ben er
niet zeker van, dat war haar Ladyschap
goeds ter markt brengt, oorspronkelijk
HOOFDSTUK XXVIII.
Lady Symes was een van die verschrik
kelijke lieden, die tegelijkertijd kunnen
eten, drinken en luisteren zoo hoorde
zij waarschijnlijk he' oordeel van Ho-
ratius Cochrane over haar eigen persoon.
Hoe dit zij, de dames hadden zich ter
nauwernood-tn de zitkamer teruggetrok
ken dat wil zeggen in het atelier
of zij begon Mrs. Pennefeather te onder
vragen over den vreemdeling, die haar
naar de rafel had geleid.
„Hij is in dienst van het gouvernement,
niet waar? Ha, ja, ge weet, dat beteekent
niet veel Die gouvernements-betrekkin-
gen zijn tegenwoordig werkelijk weinig
beter dan vriendelijke krankzinnigen
gestichten Uw Mr. Cochrane, lieve, trol
mij als buitengewoon geesteloos. Maar
vertel mij eens iets over u-zelve Is dat
nieuwe boek bijna al. en hoe zal het hee-
ten 'i Ha iedereen vraagt dat, niet waar
Ge hebt groot gelijk er niet op te antwoor
den. Maar ge schrijft te snel lieve. Geen
schrijver kan twee romans per iaar voort
brengen
„Maar ik sctirijr met om roem, lieve
lady Symes." zeide de arme Mrs. Penne
teather. „Ik schrijf om geld en zulke
luchtige verhalen als de mijne worden
heel gemakkelijk geschreven,"
„Luchtig of niet, ge wilt u met dood-
schrijven, niet waar En ge schrijft u dood
zoo snel als uw pen wil loopen. Ik ben
een domme oude vrouw, en ik weet niet
veel van letterkunde af, maar ge moogt
mij op mijn woord gelooven, Mrs. Penne
feather, de schrijver, die het eene boek
na het andere afkrabbelt, met het oog op
een kleine tijdelijke vermaardheid, is een
domme, zich-z^lf vermoordende gans,
die zich-zelf doodt ter wille van zijn eigen
gouden eieren." Zich daarop tot de Gra
vin Castelrosso wendend*
„Gij Amerikanen hebt veel op met
schrijvers, met waar, mevrouw Mper dan
wij in dit lanu. hè
De gravin glimlachte mei haai schit
terenden glimlach, en wierp een ondeu
gender] blik op Mrs Penneieather
„Als ik „ia" zeg, Lady Symes,
schijn tk mijn landgenooten ren koste
van de uwen te verheften ant
woordde zij. „Maat wij eeren talent
en tn het bijzonder letterkundig 'alent,
heel hoog zelfs Onze schrijvers zijn onze
tdel In aristocratische landei coals
dit, gelijk ge weet spreekt t.,<u. van ue
Republiek der Letteren. Maar wij die
Republikeinen zijn, erkennen een Aris-
'ocratie der Letteren. Misschien klinkt
u dat dwaas Lady Symes Ge zijt met
gewoon, talem uit dat oogpurn re beschou
wen Maar dan is uw wijze van doen niet
de onze, en de uwe ts voor een Amerikaan-
sche werkelijk heel dwaas. Het schijnt
ons toe, dat gij uw verstandige menschen
op een armslengte van u afhoudt, alsof
zij niet behoorlijk waren voorgesteld, of
alsoi ge eerst van hun vaders en groot
vaders alles wildet weten. Ik wil wel ge
looven, dat tk het mis heb maar zoo is
onze indruk in Amerika
„Wij zenden tn ieder geval iemand
met uit als ambassadeur naar Parijs of
Berlijn, omdat hij toevallig een komischen
roman geschreven of een courant uitge
geven heeft mde Lady Syntes
„O neen, natuurlijk met maar, ziet ge,
gij zijt een groot historisch volk. Ge hebt
uw overgeleverde school van diplomatie
en het departement van Binnenlandsche
Zaken, niet waar, Lady Symes een
van de vriendelijke krankzinnigengestich
ten, waar ge 't daar juist over hadt Wij
hebben niets van dien aard. geen over
leveringen, weet ge, niet eens zooveel
krankzinnigengestichten als gij hebt.
Maar wij hebben ook geen jongere zoons
van adellijken huize door de wereld te
brengen. Dat maakt natuurlijk verschil."
En terwijl de schoone Amerikaansche
dit zeide, glimlachte zii met haar zacht-
sten en onschuldigsten glimlach Lady
Svmes tn het aangezicht,
„Ik zou teder land haten, waarin teder
man evengoed was als ieder ander, zoo
niet beter.' zeurde Lady Symes. haar
eenigszins van ter zijde aanziende
„Ik denk met, dat gij van Amerika
zoudt genieten, Lady Symes. De grond
regel van algemeene gelijkheid zou uw,
uw bij uitstek verfijnd gevoel kwetsen,
ziet ge Gij zoudr bij ons gebrek vinden
aan die erfelijke beschaafdheid, die van
nature aan de Engelschen eigen is. Maar
dat komt, omdat wij geen overleveringen
hebben Langzamerhand, als wij ouder
worden en overleveringen hebben, zul
len wij waarschijnlijk beter worden. Deze
dingen komen denk ik door cultuur, even
als vruchten Er was een rijd toen de
wilde pruim en de wilde appel uw eenige
Engelsche vruchten waren toch hebt
ge- ze door kweeking tot perziken en
Ribstone-pipperhngen ontwikkeld. Nu
zijn wij tn het tijdperk van de wilde appels
maar zachtjesaan hopen wij Ribstone-
pipperlingen re worden Intusschen, ziet
ge zoolang cultuur, overleveringen en
krankzinnigengestichten ontbreken
zien wij op wat iemand ts niet op wat
zijn vader o! grootvader kunnen geweest
zijn. Misschien hechten wij nier zooveel
als wij moesten aan introducties. Dat is
een gebrek aan onze opvoeding. Maai wij
waardeeren hersenen. Met hersenen Kan
een man alles tn Amerika. Hij moge be
ginnen met een magazijn van gedroogde
vruchten of zelfs met het schrijven van
een komischen roman, Lady Symes
hij kan toch eindigen met President van de
Vereeniorde Staten te ziin
Op dit oogenblik waren ae heeren bin
nengekomen, en daar de meerderheid,
aan een natuurwet gehoorzaamend, zich
tn de richting van den stoel der gravin
voelde aangetrokken, stak zij haar laatste
kleine speech af met ongekunstelde be
valligheid en een blik vol engelachtige
argeloosheid in de tegenwoordigheid
van een klein gehoor. De glimlachjes
van dit gehoor prikkelden Lady Symes
verschrikkelijk, die niet gewend was com
plimentjes te ontvangers wegens haar
verfijnde manieren en beleefde vormen,
en zij was onverstandig eenopc »r boos
om te wórden.
„Ik heb die praatje^ ii.ct „„noord,"
zeide zij ruw. „Hersenen en gelijkheid,
en al wat er bij behoort maar ik be-
een domme oude vrouw, en tk beken
dat ik het met begrijp Indien gij Ame
rikanen zoovee) ophef maakt van her
senen. hoe komt het dan dat gij zooveel
om dollars geeft Indien gij Republi
keinen zijt. ivaarom maakt gij dan het hol
aan de grooten dei wereld, en waarom
trouwt gij dan buitenlandsche titels Uw
theorie is niet tn overeenstemming met
uw oraktijk, zou ik denken
0
„Hersenen maken aoUats. en dollars
geven macht, Lady Symes. Zoo zijn her
senen en dollars tot op zekere hoogte één.'
antwoordde de Gravin. „En wat „trouwen'
betreft' bij deze woorden glimlachte
zit vriendelijk tegen Lady Symes en
speelde coquet met haat waaier„nu,
ziet ge, wij stellen de gelijkheid zoo hoog,
dat wij misschien vinden, dat de bes'en
uit Europa juist goed genoeg voor ons
zijn. Ik wil daarmee niet zeggen,dat ge
niet hier en daar een Amerikaan zult
vinden, die meer prijs stelt op rang alleen,
dan met republikeinsche grondstellingen
strookt. Ik twijfel er niet aan, of ge zult
er zoo vinden Lady Symes maar wij
Zijn in het overgangstijdperk, ziet ge,
wilde appels, die hopen Ribstone-pipper-
lingen te worden. Met nog wat meer-cul-
tuur en wat meer van uw krankzinnigen
gestichten zullen wij over deze kleine
zwakheden en struikelingen heenkomen.
Toch zijn de struikelaars uitzonderingen
en, gij weet het, uitzonderingen bevesti
gen den regel. Er mogen onder de Ameri
kanen titeljagers en titelvereerders ge
vonden worden ik neem aan ,dat het
mogelijk is evenals ik b.v. aanneem, dat
er Engelschen kunnen zijn, die noch be
leefd, noch fijn beschaafd zijn. Maar ik heb
nooit zulke verschrikkelijke Engelschen
ontmoet, Lady Symes en ik hoop, dat
gij nooit zulke slechte Amerikanen moogt
ontmoeten
En nadat de Gravin Castelrosso dien
kleinen pijl tot afscheid afgeschoten had,
stond zij op, pakte haar kanten bijeen,
en met een bevallige beweging die half
buiging, half nijging genoemd kon worden
zweefde zij naar het andere gedeelte van
de kt me.
Intusschen nad Cochrane Mrs. Penne
feather opgezocht, en cischte de vervulling
van haar belofte.
„Wij zijn nu op behoorlijken afstand,"
zeide hij, „en ik sterf van verlangen, alles
omtrent Mrs. Fink en de schoone Ameri
kaansche te weten Wie is zij En waarom
is zij niet eenvoudig Mrs. Fink?"
„Ómdat zij als 'n goed Republikeinsche
begon een man van adel te trouwen."
„Dus is Mr. Fink haar tweede man
„Mc. Fink is haar tweede man. Graaf
Castelrosso was een zeer deftig man,
Kanselier, Opperkamerheer, of zoo iets
bovendien was hij de schrijver van een
geleerd boek over Dante, waarvan gij,
naar ik durf wedden, meer weet dan ik.
Na zijn dood, ging zij haar verwanten in
Amerika opzoeken. Dat was zoo wat in
den tijd van den oorlog met Mexico. Ik
meen, dat zij familie had in Texas. In allen
geval s'oot zij zich aan bij de ambulance
op het oorlogsterrein, en daar ontmoette
zij Mr. Fink, die als vrijwilliger was uit
getrokken om -vm- m»r{k3nerl te
strijden
„Dappere Mi. .uy ..cc, ge wel
Zeker, dat ge niet den knoop van een
roman bedenkt, Mrs. Pennefeather
„Als ik dat deed, zou ik u vertellen,
dat hij hopeloos gewond werd en zijn
leven aan haar zorg te danken had. Maar
hij werd alleen wanhopig verliefd. Zij wees
hem af. Hij volgde haar door geheel
Europa, deed haar huwelijksvoorstellen
in Kanstantinopel, Weenen, St. Peters
burg; Berlijn en Parijs, en werd aange
nomen te Londen. Zij zijn heel rijk. Hij
heeft hier een groote bezitting in het
Noorden, en zij bezit twee millioen
dollars, en zij zijn zoo gelukkig, als een
prins en prinses uit de sprookjes."
„Wat uw vriendin betreft, die is betoo
verend, hoewel ik vrees, dat Lady Symes
mijn opinie niet deelt."
Lady Symes is een spijtige oude vrouw
en -rdiende alles wat zij gekregen heeft.
De menschen zijn zoo bang voor haar als
slaven en zij vertrapt ze. Het is heel goed,
als haar nu en dart (-<>♦ -wiieen wordt op
gelegd.'
Op dit oogenblik was ue stoel van de
gravin opnieuw het middelpunt geworden
van een kleinen kring, terwijl de majoor
en Mrs. Blewitt iets zongen van een gon
del in maanlicht, waarnaar niemand
luisterde. Nu begonnen de gasten, die
het verst af woonden, afscheid te ne
men. Onder hen bevonden zich de
Pennefeathers want het was Zaterdag
avond, en de hulpprediker had, behalve
zijn eigen Zondagsch werk, ook nog dat
van zijn plaatsvervanger te doen.
„Morgen zult ge den mantel hebben.
beste," fluisterde de goedhartige schoon
heid, toen Mr. Pennefeather haar goeden
avond wenschte. „En geloot geen enkel
woord van wat die oude kat tot u zeide
over het gevaar van -uzelf dood te schrij
ven Uw laatste boek was betooverend
schoon en het volgende zal zeker beter
zijn. Daar speelt nu die slechte man van
mij een robber uit en Iet is brna elf
uur l"
Toen het -pti geéindrgri was verliet
Mr. Fink het speeltafeltje Cochrane nam
zijn plaats in en spoedig daarop waren
de whistspelers de eenige gasten Nu
werd het een heerenpartij en daar zij
allen goede spelers waren, gingen zij van
den eenen robber op den anderen tot
lang na middernacht. Zelfs toen bleven
zij nog bij hun punch en sigaren en het was
al een heel eind in den morgen eer James
de stalknecht, zijn laatsten halve kroon in
den zak stak, het tuinhek sloot en het
laatste flauwe geluid der wegrollende
wielen tn de verte hoorde wegsterven.
HOOFDSTUK XXIX
Horatius Cochrane had zekere slechte
gewoonte, een gewoonte, zoo diep ge
worteld en zoo lang gevoed, dat zij hem
zoo al geen levensbehoefte, toch een on
misbaar toevoegsel was geworden bij een
van 's levens eerste eischen namelijk
het slapen. Hij war gewoon in bed te
lezen. Ziek of gejond, vroeg of laat greep
hij zijn boek, zoo geregeld als hij zijn
kandelaar opnam, en onverschillig hoe
vermoeid hij ook zijn mocht hij kon niet
slapen, of, verbeeldde zich niet te kunnen
slapen zonder lezen. Dus, hoewel het
twee uur geweest was, toen hij Lancelot
goeden nacht wenschte, voorzag hij zich
als gewoonlijk van wat hij zijn „letter-
kundigfe slaapmuts" geliefde te noemen
Maar bij deze gelegenheid pleegde zijn
slaapmuts verraad, en hield hem klaat
wakker. Het was hetzelfde boek, waarvan
hij achteloos een vijftig bladzijden had
omgeslagen op den avond van Mr. Marra-
bles' bezoek toen zeker, reeds mede
gedeeld gesprek na den eten. in het atelier
plaats vond. Toen was het een nieuw boek,
juist in de wereld gezonden, cnopen-
gesneden, ongelezen, dat zelfs nog niet
aangekondigd was nu was het een oud
boe! volgens de tijdrekening der lees
gezelschappen, Maar in een nader opzicht
was het nieuw voor alle lijden, daar her
een klassiek werk geworden is en zoolang
belooft te bestaan als de taal, waarin het
geschreven is. Hoewel Cochrane het weer
opnam met alle mogelijke neigingen hef
na eenige cogenblikken onder zijn kussen
te leggen en te gaan slapen, las hij door
en altijd door met klimmende belang
stelling tot hij het deel uit had. Daarop
draaide hij de lamp uit en besloot te gaan
slapen. Maar zijn gedachten waren ver-
vervuld van hetgeen hij gelezen had, en
vruchteloos beproefde hij over andere
dingen te denken over vallend water,
voorbijtrekkende legers golven die tegen
den oever breken, en wat dies meer zij.
Toen beproefde hij van een tot vijfduizend
te tellen, maar lang vóór hij aan hef eind
van de eerste duizend gekomen was, be
trapte hij zich er op, dat zijn gedachten
over een dozijn dingen tegelijk liepen, dat
hij menschen en plaatsen uit het boek
verwarde met de menschen en plaatsen,
tusschen wie en waar hij nu leefde, totdat
het verleden en het tegenwoordige, proza
en poëzie, de meest onmogelijke ge
laatstrekken en plaatsen elkander in een
soort van wilden duiveLgalop in zijn
hoofd vervolgden
Hij hield het uit, totdat hij met langer
kon. En uit wanhoop stak hij een licht op,
kleedde zich gedeeltelijk aan en sloop
naar beneden, om het tweede deel te
zoeken
Alles was beneten in duister gehuld,
en zoo stil, dat hij de klok in de keuken
kon hooren tikken en een krekeltje aan
den haard tjirpen. Met zijn hand voor het
licht ging hij den gang door, en zette ver
volgens zachtjes den kandelaar buiten
het atelier op den grond.Toen draaide hij
zachtjes de kruk* om. Zonder gedruisch
ging het slot over, en tot zijn verwonde
ring vond hij de kamer verlicht en Lance
lot nog op.
Hij had zijn onafgewerkt stuk voor den
dag gehaald en op een stoel dicht onder
de lamp gezet. Met zijn rug naar de deur
gekeerd, stond hij in overpeinzing ver
zonken met over elkaar geslagen armen
gebogen hoofd, oogen en gedachten vast
op het doek gevestigd.
Een oogenblik aarzelde Cochrane hem
'e storen.
„Wat niet naar bed zeide hij, met
den deurknop rammelend, alsof hij geheel
onverwachts binnentrad. „Kijk niet zoo
verschrikt, beste jongen. Ik kan niet slapen
vannacht, en ben beneden gekomen, om
dat tweede deel van Lewes' „Life of Goe
the". Maar wat scheelt u, dat ge in dit
vroege morgenuur met de schoone kunsten
paat spelen
„Niets, volstrekt niets ik dacht alleen,
dat ik met een frtsschen blik mijn werk
beschouwen zou, daar ik het nu verschei
den dagen niet gezien heb."
En zoo Cochrane de hand niet op zijn
arm had gelegd, zou hij haastig het doek
weer naar den muur gekeerd hebben.
„Hei, zoo gauw niet, als 't je blieft.'
kwam die nauwlettende opmerker tus
schen beide. „Ik zou het graag nog eens
zien."
Het was een stout onderwerp twee
figuren, half tevensgroot, in middel-
eeuwsche dracht een zittend student
staande vrouw, een tafel er tusschen. De
vrouw draagt een groen en wit kleed, met
donker bont omzoomd jong, mooi, me'
een ernstigen blik staart zij uit het doek
met een opgewonden uitdrukking tn de
oogen. Haar linkerhand rust op een globe
van geslepen glas. De jongeling, gekleed
in een kort buis van paars fluweel, zwarte
broek en puntschoenen, zit met den rug
riaar den toeschouwer gekeerd, opgericht
gelaat de hand om den arm van zijn stoe'
geslagen, op het punt op te staat*. Bleek
met vurige oogen, ademloos, luister!
hij en zijn ziel schijnt aan haar lippen te
hangen. De tafel ligt vol wiskundige in
strumenten en schrijfgereedschap Een
verguld misboek ligt open op den grond
De achtergrond stelt een Gothisch vertrek
voor in den warmen gloed van een geJ
kleurd glazen venster, waarvan één ruil
geopend is, en dat een straal licht laat
vallen op het gelaat en de gestalte van het
meisje. Het schilderij half werkelijkheid
voorstellend, half symbolisch, vertelt dui
delijk zijn geschiedenis. De schilder
noemt hef „Wijsbegeerte"
„Hm, juist zeide Cochrane, nadat
hij het eenige oogenblikken in stilte be
schouwd had. „Ge weet niet, welk een lof
ik u gegeven heb, beste vriend en kunste
naar."
„Ik heb dikwijls gewenscht, dat de ziel
van Titiaan in mijn arm gevaren ware."
„Ik had dat hoofd herkend op t oogen
blik, dat ik Miss Savage zonder hoed had
gezien. Ik meende zeker, dat het op een
schilderij stond uit de Venetiaansche
schoolen er ts iets van Bordone in 1
Brackenbury, het is een machtig moot
stukje schilderwerk."
„Ik wou, dat ik er zoo over denken kon,"
zeide de kunstenaar min of.meer verlegen.
„Waarom hebt ge mij niet verteld, dat
het een portret was van Miss Savage
„Het is geen portret," zeide Lancelot
een kleur krijgend.
Cochrane zag eerst hem, daarop het
schilderij aan en trok engeloovig de wenk
brauwen op.
„Dat wil zeggen, het is niet geheel een
antasiehoofd. Ik ik heb misschien
wel een enkelen trek"....
„Heeft Miss Savage er dan niet voor
gezeten
„Zeker niet."
Cochrane maakte een telescoop van
zijn handen, ging een paar passen terug
en beschouwde zachtjes fluitend het schil
derij van verschillende afstanden.
„Voor een portret uit het geheugen
geschilderd," zeide hij langzaam, en
met een pauze ttilschen ieder woord, „lijkt
het werkelijk buitengewoon goed.
En wat ge nu ook zeggen moogt. beste
vriend, een portret is een portret, of de
voorgestelde persoon er voor zit of niet.
De kleur is prachtig, de houding van het
hoofd heel flink gekozen het oog, ook
ernstig lichtend,, openge hebt de
uitdrukking gevat en haar juist den toets
van verheven heid gegeven, dien 't onder
werp verlangt."
Daarop met een piotselingen overgang
Wat duivel Iwaar is dat tweede deel ge
bleven Dank je, ik heb het gevonden,
onder dezen hoop couranten."
En met een blik naar de pendule op
den schoorsteen, die half vier aanwees,
zeide Cochrane nog eens „goeden nacht."
Maar terwijl hij de deur opende, hield hij
stil en luisterde.
„Wat is dat zeide hij.
„Wat is wat
Cochrane stak de hand op.
„Stil zeide hij. „Ik hoor den galop
van een paard het komt nader 1 Zeker,
hoort ge het r^t ook
„Ik geloof het wel. Er komt iemand de
laan af, en in een drommelsche haast
ook. Laten wii eens gaan zien, wat het
is."
De deuren waren allen gegrendeld en
gesloten, en er moesten er twee geopend
worden. Intusschen was de ruiter aan den
buitenkant stil blijven staan en schreeuwde
zoo luid hij kon.
„Ge zoudt Jang genoeg kunnen schreeu
wen, eerjames ti zou hooren, beste vriend,"
mompelde Lancelot, terwijl hij den laat
sten grendel afschoof.
„Thor met zijn hamer zou dien kerel
niet wakker maken, als hij tot midder
nacht op geweest is. Nu dan, wie zijt
ge En wat moet ge hebben
„Ik moet Dr. Saunders hebben," ant
woordde een stem uit de duisternis.
„Dr. Saunders is reeds ander half
uur geleden vertrokken. Ge moet hem
op .weg ontmoet hebben."
„Neen, ze zeiden dat hij hier vannacht
zou- slapen. Ga hem roepen, wilt ge, en
zeg hem, dat men hem noodig heeft."
„Wat scheelt er aan, man, en waar
komt ge vandaan vroeg Lancelot. „Mij
dunkt ik ken uw stem."
„U is toch niet Muster Brack'nb'ry
In dien tusschen tijd had Lancelot het
tuinhek open gemaakt en dezen laten
bezoeker ingelaten, die met zijn paard
aan den toom binnentrad. Maar het was
zóó donker, dat geen van beiden de ge
laatstrekken van den ander kon onder-
- cheiden.
„Ja, die ben ik, en als ik maar een lan
taren kon vinclen
„O hemel, Sir Muster Brack'nb'ry,
ik ben het Sir Ruben
„Ruben van Miss Langtrey? Goeie
God 1 man, wat is er
„Wel, Muster Brack'nb'ry, de oude
dame heeft een beroerte gehad, en Miss
Winifrieda denkt, dat ze sterven zal
dus zond ze me uit om den nieuwen dok
ter te halen en de vrouw uit zijn huis
zeide, dat hij op Owd Coort zou slapen
dus keerde ik het paard andersom en kwam
hierheen, doorstekende langs Dead-
man's Clough en Cooks' Spinny. Er, hij
is nu toch naar huis gegaan
„Is Miss Langtrey stervend? En gij
zijt naar Singleton en van Singleton hier
heen komen rijden
„Ja, Sir en hef paard is half dood van
honger 1"
„Ge zult het paard bij mij op stal laten,
en ik zal je een versch paard geven. Hei,
James James 1 gek, die je bent 1 Wordt
wakker, hei daar 1 Maak den kerel voor
mij wakker, Cochrane, al moest ge de
deur inbreken 1 Goede hemel en wan
neer gebeurde het Wat in den namid
dag Maar dat is twaalf uur geleden!
Waarom is er niet dadelijk om mij ge
zonden Dr. Phipps Ach ge
hadt dadelijk om Dr. Saunders moeten
zenden' 1 Ja, jongen, hij zou hier geslapen
hebben maar hij veranderde van plan en
keerde terug met een heer, die naar het
kamp ging. Zoo, daar is dan James einde
lijk Kijk eens hier, James, wasch het
paard eens goed af, geef het versch stroo
en een warm voer maak George wakker
en verzoek hem bruine Harry te zadelen
en dk merrie oogenblikkelijk voor de til
bury te spannen. Gij krijgt bruine Harry,
Ruben. Neen, ik zal bruine Harry
nemen, en gij zult in de tilbury gaan, en
daarmee Dr. Saunders naar de Grange
balen. Cochrane beste jongen, dat is een
akelige historie. Ik vraag je niet, op dit
morgenuur met mij mee te gaan maar
misschien wilt ge na het ontbijt even ko
men, als ik dan niet terug ben, en zien
hoe het met de zaken staat
„Ik zou er op durven wedden, dat het
niet zoo erg is, als deze man voorstelt,"
zeide Cochrane. „Die boeren overdrijven
altijd."
„God geve, dat ge gelijk hebt Hier,
Ruben, mijn jongen, kom in huis en neem
iets om de kou buiten te houden, eer ge
weer vertrekt(Wordt vervolgd.)
n Kort ferm likje op de deur.
„Binnen
Met een forschen duw slaai de deur
open. 't Is een pittig meisjesfiguurtje dat
binnentreedt Jong nog 1 Zestien pas 1
doch met een grooten ernst en groote zorg
verspreid over het jeugdige gezichtje
'n zorg en 'n ernst, die zuiver overeenstemt
met de eenvoudige rouwkleeren, die zij
draagt. De moeder ontviel het gezin
en zij is de oudste van het troepje nu
moet zii moeders plaats innemen in het
drukke huishouden nu moet zij, zoo
goed zij kan, zorgen voor de drie kleinere
broertjes en de twee jongere zusjes En
dat geeft haar dien ernst.
De taak is zwaar voor de jonge schou
ders. Maar met moed en ijver heeft zij ze
op zich genomen en vervult ze zoo
goed zij kan. Nu en dan als ze 'n minuutje
van haar kostbaren tijd weet uit te sparen,
brengt ze 'n bezoek aan haar overbuur
vrouw 'n vriendelijke, oude dame, die
haar met raad en heel dikwijls met daad
bijstaat. Zoo ook nu
„Tante Gina. de kletne Bennie ligt
's avonds wel een uur wakker in zijn