EVENTJES LACHEN ÜTFËïff De geheimzinnige bende BRIEVEN U T FRANKRIJK. VAN ALLES EN VAN OVERAL NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Woensdag 23 September 1925 M ssieweek. Het congres van „La Croix D'or" en de katholieke drankbestrijding. y/- Ontstemmingn in de Britsche pers over het uitstellen der beslissing in de Mosoul-kwestie. Het Amerikaansche standpunt inzake hulp aan Marokko. De stakende zeelieden in Australië zullen onderhandelen na vrijlating der gevangen genomen stakers. Onder de radio-berichten: Als protest tegen de salarisgrenzen werd gisteren bij den Franschen telefoon- en telegraafdienst twee uur gestaakt. Een poging, om den sneltrein van Weynouth naar Londen te doen ontspo ren, werd verijdeld. Gem. buitenl. berichten. FEUILLETON. 73. Maar het is de drankgewoonte, die zien neettl Het spreekwoord: „Qui trop embrasse, Alweer over de Missie! Dat is nu in korten tijd al de derde maal dat ik het over de Missie heb. Een goed teeken Want, nietwaar, ik zou niet zoo vaak aanleiding vinden om er over te schrijven, wanneer niet de Missie ons, Nederland- sche Katholieken, zoo na aan het hart lag. Het is werkelijk een verheugend ver schijnsel, dat het Roomsche gedeelte van het kleine Nederland zooveel voor de ver breiding van het Geloof onder de heidenen doet, zoo vooraan staat, waar het betreft liet Geloof te brengen aan hen, die tol nog toe in duisternis ronddoolen. Het aantal roepingen voor het heerlijke Missiewerk wordt hier te lande voortdu rend grooter, steeds meerderen doen van alies afstand, om ver, zeer ver weg, in de onherbergzame streken vaak, te gaan leven onder de onbeschaafde volken, alleen maar om hen de boodschap des Heils te kunnen brengen. En niet alleen, dat ze ver weg gaan in eenzaamheid, dat ze alles achterlaten en allen die hen lief zijn verlaten, vaak ook stellen zij zich bloot aan de grootste geva ren, vaak loopen zij de kans, te worden aangetast door een der afzichtelijke ziek ten, die vooral in de tropische landen heer- schen. Getuigt het niet van grooten moed en groote opofferingsgezindheid, om als mis sionaris te gaan naar de binnenlanden van Afrika, met zijn kwaadaardige koortsen en zijn afzichtelijke ziekten, wanneer men weet uit de statistieken der Sociëteit der Afrikaansche Missiën te Cadier en Keer, dat tot het jaar 1900 in dat moordende kli maat de gemiddelde tijd die de missiona rissen en de broeders er in leven bleven, niet meer was dan... twee jaren? En dat de zusters, die zich daar aan het liefdewerk gingen wijden vermoedelijk doordat zij in den regel jonger zijn als zij er heengaan, het er gemiddeld ruim drie jaren uithou den, voor de dood haar wegrukt? Waarlijk, zulke mannen en vrouwen, die dat alles trotseeren en blijmoedig tegemoet gaan, alleen ter eere Gods en ter voldoe ning aan Zijn gebod om aan alle schepselen hel Evangelie te prediken, dwingen eer bied en bewondering af. Maar niet allen kunnen missionaris wor den, velei# moeten thuis blijven. Maar is het dan niet heerlijk, tóch te mogen mee werken aan het grootsche doel, door het dien anderen, die wèl gaan naar de hei- densche landen, mogelijk te maken hun roe ping te volgen? Dat voelen gelukkig de Nederlandsche Katholieken zeer sterk en daarin vindt het zijn oorzaak, dat de Missie-actie in ons land tot zoo grooten bloei kon komen, dat meer malen Nederland in dit opzicht ten voor beeld is gesteld aan andere landen. Maar laten we oppassen, want daarin schuilt ook een groot gevaar; het gevaar, dat we ons zullen gaan verheffen op het geen we doen, het gevaar, dat het niet meer alleen het hart is, dat ons tot het goede werk aanspoort, maar ook de eigen liefde. Dan zou de ware offergeest verloren gaan; dan zouden misschien wel de giften, aan de Missie geschonken, blijven vloeien, maar die giften, die materieelen steun, zon der welke nu eenmaal ook een missionaris, hoe bescheiden hij zijn leven ook moge in richten, niet kan arbeiden aan de grootsche taak, welke hij zich zelf heeft op de schou ders gelegd, zouden niet langer gesteund worden door het gebed, dat toch altijd nog hèt krachtigste middel blijft in den strijd iegen het ongeloof. In Rotterdam is gisteren de week van de R.O.M.A. (Rotterdamsche Onderlinge Mis sie Actie) ingeluid, met de opening van een grootsch opgezette Missie-tentoonstelling in het voormalige Raadhuis. En heel de week, tot aan den volgenden Zondag zullen de Rotterdamsche Katholieken, waar zij ook gaan, lezen, hooren en zien van de Missie in alle werelddeelen. Iedereen heeft wel eens een Missie-ten- tconstelling gezien, iedereen weet dus wel zoowat wat daar te zien is. En bovendien, de taak om over deze tentoonstelling in dit blad iets te zeggen, is een ander opgedra gen ;ik kan daar dus over zwijgen Toch wil ik, in verband met de boven aangehaalde gruwelijke sterfte onder de door de Sociëteit der Afrikaansche Missiën te Cadier en Keer uitgezonden Missionaris sen, van wie er in 60 jaar meer dan 500 stierven als slachtoffer van hun offerzin, op één afdeeling wijzen; de medische afdee ling ln navolging van de jongste Vaticaansche Missie-tentoonstelling is, voor het eerst in Nederland, ook aan deze Rotterdamsche een medische afdeeling toegevoegd, waar dr Hermans, van het tropisch instituut te Lei den mij heeft rondgeleid. Het is een verschrikelijke afdeeling, die allerlei afzichtelijks te zien geeft, een af deeling die men niet dan huiverend, niet dan met een gevoel van walging kan door wandelen. Maar toch, wat is ze leerzaam, wat geeft ze ook den leek, die wel eens gehoord heeft van cholera en dysenterie, van gele koorts en malaria, van pest en van slaap ziekte, van berri-berri en melaatschheid, een ruimeren krk op de verschrikkingen, die deze ziekten met zich brengen Die nooit in de tropen is geweest kan zich, ook al hoort hij die ziekten als af schuwelijk beschrijven, niet bij benadering een denkbeeld vormen van wat ze eigenlijk zijnhier ziet hij met eigen oogen wat ze voor verwoestingen aanrichten, in de vele foto's, was-modellen en preparaten, hier bijeengebracht. Uit deze speciale tentoonstelling is een groote les te trekken, die helaas te lang ongeleerd gebleven is. Ten minste, in de ka tholieke missieën heeft men het tot nog toe nooit begrepen en daarmee zijn de prote- stantsche zendelingen ons ver vooruit dat het noodzakelijk is, dat het een der eischen aan den missionaris gesteld behoort te zijn, dat hij onderlegd is in de kennis en in de wijze van bestrijding der ziekten van het land, waarheen zijn roeping hem trekt. Er is op de tentoonstelling ook een hel denzaal, waarin portretten en voorwerpen zijn bijeengebracht, betrekking hebbend op een aantal missionarissen, die hun leven lieten voor hun ideaal. Daar zijn er bij, die, bij het verplegen van de zieken aan de al- lervreeselijkste ziekten lijdende, zelf die ziekte kregen 'en er aan bezweken. O, zeker, men moet eerbied hebben voor den opofferingszin, die deze mannen en vrouwen blijmoedig hun taak deed aan vaarden, zonder .achl te slaan op de geva ren, die hen wachtten en waarvan zij zich zeer wel bewust waren. Maar aan den anderen kant, als zij de ziekten hadden kunnen genezen, lenigen al thans, en zich zelf er voor hadden kunnen vrijwaren, zouden zij dan niet meer bereikt hebben? Zouden zij niet in nog veel ster ker mate het vertrouwen der onbeschaafde heidenen hebben gewonnen en hen daar door ook toegankelijker hebben gemaakt voor het Christendom? Daarom is het noodzakelijk, dat men ook de medische vorming, als behoorende bij de opleiding der missionarissen gaat be schouwen. Op de Vaticaansche Missie-tentoonstel ling is daarop voor de eerste maal het vol le licht geworpen; deze Rotterdamsche Missie-Tentoonstelling legt op het toen ge leerde nog eens in engeren kring den na druk. Het inzicht, dat hier niet langer mag worden uitgesteld, groeit Goddank en ik ben er van overtuigd niet het onbereikba re te verlangen, wanneer ik de hoop uit spreek, dat binnen niet te langen tijd, geen missionaris meer als leek zal staan tegen over de afschuwelijke trppische ziekten. Want, niet alleen zal hij eigen leven daardoor buiten gevaar kunnen houden en zichzelf kunnen sparen voor het grootsche werk, waarvan hij of zij een der steunpila ren is, maar hij zal ook hulp en troost kun nen brengen aan die duizenden ongelukki- gen, door kwaadaardige ziekten aangetast, hulp en troost, die, daarvan kan men wel overtuigd zijn, velen, via de dankbaarheid, zal brengen tot vertrouwen en algeheele toewijain-* aan hun re.--.er, wiens inzichten ook o- geestelijk rfebied zij daarna gaarne zullen willen aannemen en tot de hunne maken. En voor het geld, dat anders de uitzending gekost zou hebben van den missionaris, die den als slachtoffers van gele koorts of le pra gevallene moet vervangen, kan dan de reis van een tweeden missionaris worden betaald en dus het arbeidsveld worden uit gebreid. ARTHUR TERVOOREN, ingeburgerd en het gebruik per hoofd tot 17 Liter heeft doen stijgen terwijl in Nederland en Duitschland 3 Liter per hoofd, een nog zeer belangrijke hoeveelheid, wordt gedron ken. De reden is verklaarbaar. Geen land waar de druifoogst zoo weelderig is en de wijn bouw zulk een integreerend deel van 's lands rijkdommen uitmaakt. De wijncultuur is Frankrijk's trots en tevens zijn ongeluk. Het laatste overtreft helaas verreweg het eerste. Wat beteekenen de millioenen, die jaar lijks in de schatkist vloeien, vergeleken bij de schade toegebracht aan de volksgezondheid en de ondermijning van het toekomstig ge slacht. Afgezien van de 20 milliard die per jaar door het Fransche volk worden verdron ken en tegenover de Staatsinkomsten de par ticuliere uitgaven stellen, waardoor de geest van spaarzaamheid dreigt te verdwijnen. Men moet wel ziende blind zijn, om niet over tuigd te zijn dat ingegrepen moet worden. En men is blind, vol bewondering voor het „gouden kalf" en den parelenden wijn, op zich zelf allerminst afkeurenswaardig, maar door misbruik geworden tot een volkskanker. De drankbestrijding staat hier nog in de kinderschoenen. Een breede organisatie als Sobrietas met hare wijde vertakkingen in Kruisverbonden, Maria-vereenigingen, jeugd organisaties en St. Annavereenigingen ont breekt. „La Croix blanche" en „la croix d'or" tellen slechts enkele duizenden leden en hun stem klinkt als van een roepende in de woes tijn. Welk een openbaring was niet het rapport van Mgr. Ariëns over de drankbestrijding in Nederland. Het was niet alleen zijn heilig enthousiasme, geboren uit een innige over tuiging, die diepen indruk maakte op de con gressisten, het waren vooral de feiten en de cijfers die aantoonden, hoe Frankrijk verre ten achter staat op dit gebied bij ons kleine Vaderland. En wij mogen het met trotsch er kennen, dat het voorbeeld van Nederland zijn stempel op dit congres heeft gedrukt, de activiteit heeft aangewakkerd en geleid heeft tot conclusies die voor Frankrijk in de toe komst van beteekenis kunnen zijn. Er mag niet langer bij de pakken worden neergeze ten, de handen dienen ineengeslagen om dit Apostolaat der drankbestrijding ingang te doen vinden. Waar de eeuwen door, Rome en de Pausen den weg hebben gewezen en de matigheid aanbevolen als een noodzakelijke deugd, mogen hun raadgevingen niet in den wind worden geslagen. Welke zal de weg voor Frankrijk zijn De meeningen liepen uiteen. De geheelonthouding werd door som migen als het eenige doeltreffende middel aangewezen. De meesten echter, en onder hen Mgr. Duparc en Mgr. Ariëns, waren van meening dat voor Frankrijk eerst het pad der gedeeltelijke onthouding dient betreden om tot het ideaal te komen. Met fanatisme valt in dit land, waar het wijngebruik algemeen is, niets te bereiken. Stap voor stap dient vooruitgegaan. Men breekt niet ineens de bolwerken af die lange jaren zich fier heb ben verheven en waarvan de wijntorens op de Parijsche tentoonstelling, als het ware het symbool zijn. Wij betreuren het niet in de afgeloopen week een verre reis te hebben ondernomen om het congres van „La croix d'or", de ver- eeniging van katholieke geheelonthouders in Frankrijk, bij te wonen. Niet omdat dit ons heeft doen kennis ma ken met een der schitterendste gedeelten van Bretagne en de pittoreske hoofdstad van Fi- nistère, Quimper, maar omdat het ons een blik heeft doen slaan in de lichamelijke en geestelijke ellende die door de alcohol over geheel de wereld en in Frankrijk in het bij zonder wordt aangericht. Wij moesten het bij onze komst, in gezel schap van Mgr. Ariens, Nederlands drank bestrijder bij uitnemendheid en den Weleerw. Heer Scheltinga, directeur van Sobrietas,Mgr. Ruch, Bisschop van Straatsburg, nazeggen „Ik heb alle respect voor mijn leermeesters maar zij hebben mij niets geleerd, noch van het alcoholisme, noch van de drankbestrij ding." Op dit congres zijn onze oogen open ge gaan. Gedocumenteerde rapporten, uitge bracht door bevoegde sprekers het overtui gend woord van Mgr. Duparc, Bisschop van Quimper, al te klare statistieken en een per soonlijke enquête in meerdere plaatsen van dit natuurschoone gedeelte van Bretagne, hebben ons de droeve overtuiging gegeven, dat de drank Frankrijk ten ondergang voert Het kwijnende geloofsleven, de dalende geboortecijfers, de groote kindersterfte zijn in hoofdzaak aan het misbruik van alcohol houdende dranken toe te schrijven. Het is niet de openbare dronkenschap die in dit land, sterker dan elders, aan den dag treedt. Zij komt er zelfs minder veelvuldig voor mal étreint" geldt in dezen zeker voor Frank rijk. Men heeft rekening te houden met de zeden en gewoonten van een volk. En ver geten wij niet, dat de wijn ook volgens onze katholieke beginselen op zich zelf niet is te veroordeelen. Het evangelie gewaagt van zijn voortreffelijkheid op meerdere plaatsen. Het gebruik zelf zou normaal zijn te noemen, de geheelonthouding abnormaal, indien het misbruik geen ontzaglijke afmetingen had aangenomen, en een Apostolaat had geeischt, dat inderdaad niet voor allen is weggelegd. Een samenwerking van afschaffers en ge heelonthouders, nu nog alle zeer gescheiden door principieels verschillen, zal voor Frank rijk noodig zijn. Een kern van invloedrijke mannen dient gezocht om het kwaad te be strijden. Want hoe prijzenswaardig ook het streven is, van onder af aan te beginnen, on der de jeugd adepten te vinden, en onder de seminaristen valt een omkeer ten goede te bespeuren, aan het hoofd der beweging moe ten mannen staan, invloedrijk door hun maat schappelijke positie. De tijd dringt en het zou te laat zijn voor Frankrijks tijdelijk en eeuwig, welzijn, indien gewacht werd tot de jeugd van heden tot den mannelijken leef tijd is gekomen. Ook de vrouwen hebben een belangrijke taak te vervullen. Het is gemakkelijker haar te winnen dan de mannelijke bevolking, hoe zeer ook de Fransche vrouw verslaafd is aan de tintelende wijnen van Anjou, Bordeaux en Champagne, in vele gevallen niet huiverig is het kind van jongs af. fn die bedwelming te doen deelen. Voor alles is echter noodig, voorlichting die tot nu toe al te zeer heeft ontbroken. Voor lichting op de scholen, voorlichting in de pers, grootendeels in dienst van het kapitaal bij de alcoholproductie betrokken. Deelne mers aan den strijd tegen de alcohol in het parlement en op de zetels der Regeering. Ook in die kringen is een onwetendheid die alle grenzen te buiten gaat. Verreweg het gfoot- ste deel van Frankrijk's intellectueelen ver- keeren nog in den toestand van kardinaal Manning en kardinaal Mercier vóór hun 50 jarigen leeftijd, waarop zij eerst op de hoog te zijn gekomen van dit sociale vraagstuk. Het congres van „La Croix d'or" heeft, hoe wel op al te kleine schaal, nuttigen pionniers- arbeid verricht Velen zal het gegaan zijn als ons, die thans eerst tot het volle besef zijn gekomen, dat goed katholiek zijn noodwendig in zich sluit deelname aan den strijd tegen de alcohol, in zijn meest vernietigende gedaante. Meri behoeft geen geheele abstinentie te prediken om vruchtbaar te werken op dit gebied van socialen arbeid. Een krachtig kader dient gevormd en de scharen zullen volgen. Nederland niet aan zijn hoofd een Jh.\ Ruys de Beerenbr ucl die sedert lange jaren zulk een belangrijK deel aan de drankbestrijding heeft genomen, heeft dit bewezen. Frankrijk heeft zich slechts mutatis mutan dis, aan dit voorbeeld, aan de Nederlandsche organisatie te spiegelen, om het toêkomstig geslacht, om geheel het land voor lichame- lijken en moreelen ondergang te bewaren. Quimper 8 Sept. 1925 Mr. P. v. S. De immigratie in Hon garije. Thans is de verordening verschenen van den minister van binnenl. zaken, waarin wnrit bepaald, dat buitenlanders, die zich lijvend in Hongarije willen vestigen, daartoe de toestemming der autoriteiten noodig heb- oen. De strijd tegen de com munisten in Italië. Bij de op 14 dezer gehouden betoogingen naar aanleiding van den jaardag der Rus sische revolutie zijn 158 communisten ge arresteerd en gevangen gezet. De „Popoio d'Italia" meldt De politie i.eeft niet minder dan 234 huiszoekingen ver- icht bij communisten. Het onlangs ontdekte propaganda- en c rrespondentiebureau blijkt een orgaan te zijn van het communistisch executief comité te Moskou. De molestatie van Mul- cahy. Wij hebben dezer dagen gemeld, dat het larlementslid van den Ierschen Vrijstaat Mulc3hy bij zijn aankomst te New York ter bijwoning van het congres der Interparle- nentzire Unie gemolesteerd werd door aan hangers der Iersche republikeinsche bewe ging. Deze „ontvangst" met stukken hout, rotte eieren en tomatën had Mulcahy te tanken aan het feit, dat hij opperbevelheb ber is geweest van het leger van den Ierschen Vrijstaat, dat het nog aleens aan den stok eeft gehad met de republikeinen. De me nigte, die hem aanviel, droeg banieren met iet minzame opschrift „Mulcahy, moorde naar, meineedige, verrader" De oorlog in Marokko. De staatsseceretaris van buitenlandsche zaken Kellogg heeft er den diplomatieken Amerikaanschen vertegenwoordiger teTanger op gewezen, dat voor de deelneming van vrijwillige Amerikaansche vliegers aan den strijd in Marokko twee internationale overeenkomsten worden geschonden. Het is strafbaar wanneer Amerikanen deelnemer aan militaire operaties tegen een land, waarmee Amerika in vrede leeft. De wegvoering der chris tenen. Uit Angora wordt gemeld, dat de ministei van buitenlandsche zaken den Turkschen gedelegeerden te Genève heeft opgedragen de tendencieuze berichten in de Engelsche pers- over het wegvoeren der christenen ir den Levant tegen te spreken. Hevige storm op de Ber muda-eilanden. De Bermuda-eilanden zijn door een he- zn storm vteisterd, waardoor twee tnen- scheilevers verloren gingen. Op den storm \,lgde een regenval zoo hevig, als men in vele maanden niet had bijgewoond. EEN GEMEENERD. De quaestie van Mosoel. De Britsche pers uit in krachtige bewoor dingen haar leedwezen over het uitstellen der beslissing inzake de grens tusschen Tur kije en Irak. Hoewel erkend wordt, dat het van belang is een definitieve oplossing te ver krijgen nopens de quaestie van procedure, die naar het Haagsche Hof zijn verwezen, worden er in het bijzonder twee vragen naar voren gebracht in de eerste plaats wordt ge vraagd waarom het stellen dezer twee vraag punten tot zulk een laat stadium van het ge schil is bewaard en ten tweede vraagt men, of de Volkenbondsraad of iemand anders eenige zekerheid heeft, dat als het Haagsche Hof zijn oordeel heeft geveld, Turkije zich aan de beslissing zal houden. Met klem wordt betoogd, dat tenzij men eerst dienaangaande tot een scherp omlijnde en besliste overeen stemming is gekomen, de beslissing van het Haagsche Hof de zaak niet veel verder zal brengen. De „Times" betoogt o.a., dat indien het hóf beslist, dat de raad arbitrale bevoegd heden heeft en de Turken blijven weigeren zulks te erkennen, de zaak een breeder en ernstiger karakter zal aannemen, omdat dan het gezag van den Volkenbond als interna tionaal arbiter op het spel staat. De „Manch. Guardian" zegt, dat de een zijdige Britsche eerbied voor den Volken bond een te gemakkelijke verleiding vormt voor arbiters, die bedeesdheid toonen en meent, dat het weieens zou kunnen gebeuren dat de Volkenbond na de beslissing van het Hof grooter moed en eendracht zal moeten toonen, dan waarvan hij tot dusver in deze zaak heeft blijk gegeven, als hij zijn prestige en zijn gezag wil bewaren als instrument om oorlog te voorkomen. De nieuwe Japansche am bassadeur te Londen. Uit Tokio w.ordt blijkens een draadloos bericht de officieele benoeming gemeld van baron Matsoei tot Japansch ambassadeur te Londen. De wrijving in de Duit- schc centrumpartij. Tijdens het verblijf van den oud-rijkskan selier dr. Wirth in Amerika voor de verga deringen van de interparlementaire unie, wordt de herinnering aan zijn bekenden stap, uittreding uit de rijksdagfractie van het centrum en wat daaraan vastzit, levendig gehouden door zijn medestanders in de kath olieke staatspartij, door dan hier, dan daar moties te doen aannemen van instemming met zijn streven. Thans weer heeft de afdeeling Neurenberg van het Beiersche centrum een resolutie aan genomen, waarin erop wordt gewezen, dat „de stap van den oud-rijkskanselier de weer klank is geweest op een ook in Beieren be staande diepgevoelde bezorgdheid. Betreurd wordt, dat het optreden noodzakelijk was'. Men stelt zich achter Wirth en hoopt, dat de zaak niet in een onderonsje zal worden uit gevochten, maar in het openbaar op een partijdag. De reis van den prins van Wales. De prins van Wales is naar Argentinië ver trokken. Verwacht wordt dat het weder hem niet langer zal beletten door de Andes te rei zen. Volgens een nader bericht is de prins gis teren te Mendoza in Argentinië aangekomen op weg naar Buenos Aires. De zeeliedenstaking in Australië. Het uitvoerend comité van de stakende Britsche zeelieden heeft het voorstel van Charlton, den leider der arbeiderspartij, tot het houden eener conferentie verworpen. De reeders hadden het voorstel reeds aan vaard. De zeelieden weigeren te onderhan delen tot de gevangen genomen stakers zijn vrijgelaten. De brand te Tokio. Volgens den correspondent van de „Ti mes" te Tokio is vastgesteld, drt de brand, waardoor Vrijdag het parlementsgebouw ver nield werd, te wijten was aan de onachtzaam heid van een schilder, die zijn stee klamp zonder toezicht had laten branden. Het ka binet is voornemens een tijdelijk gebouw te zetten, dat 1.800.000 yen (ruim 2 millioen gulden) zal kosten, ten behoeve der a.s. winterzitting. Intusschen heeft te Tokio wederom een ernstige brand gewoed. Gistermorgen is n.l. de woning van prins Tokoegawa geheel door brand vernield. De schade wordt op een mil lioen yen (1.200.000 gulden) geschat. De oor zaak is onbekend. DE BEWAKER VAN VORSTEN. Het „Journal Officiel" bracht dezer dagen het bericht, dat de heer Oudaille, commissa ris van politie voor bijzondere diensten aan het Gare Saint Lazare uit het openbare leven was getreden. Wel bijzonder waren de dien sten, door den heer Oudaille gedurende de laatste 15 jaren bewezen, want het was zijn taak, buitenlandsche vorsten, die Parijs be zochten, te bewaken. Ook vergezelde hij Fransche presidenten en staatslieden op hun reizen. Toen Koning Alfons den laatsten keer Frankrijk bezocht was zijn eerste vraag bij zijn aankomst „Is de heer Oudaille hier Toen hij een bevestigend antwoord kreeg, zeide de Spaansche monarch „Dan is alles in orde." HET WAS ZIJN BROER. Gisteren hebben we meegedeeld, dat de Maharadja van Patiala van daar te Berlijn was aangekomen. De „Voss. Zt." geeft een treffende beschrijving van de plechtige, aan komst en vorstelijke ontvangst in het 'hotel Adlon. Maar voegt er dan aan toe, dat na die ont vangst aan de directie van het hotel werd meegedeeld, dat de nieuwe gast, die de tien „vorstenkamers" op de eerste étage had be trokken niet de Maharadja was, maar slechts dien s broeder, de Rajah 1 DOOR HET LOT AANGEWEZEN. Naar de Parijsche correspondent van de Times" meldt, is bij besluit van den minis- t r van oorlog bepaald, dat de miliciens, die naar Marokko moeten vertrekken, door hei lot zullen worden aangewezen. „Zeg zie je die vent daar?' „Ja." „Daar moet je reuze voor oppassen, want dal' is 'n gemeene zakkenroller." PROMOTIE. De chef van de zaak had den loopjongen op leugens betrapt en las hem nu de les. Weet je wel wat er gebeurt met zulke leugenachtige jongens? Ja, meneer, als ze oud genoeg zon den ze reizigers voor de firma HET BESTE BAANTJE. Vrouwtje, zei de man, toen hij van zijn huwelijksreis thuiskwam, laten we eens open met elkander praten, alvorens wij het gewone huwelijksleven beginnen Wil jij de president of de vice-president van onze echtvereeniging zijn? vroeg dc man lachend. Noch het een, noch hel ander, ant- wooordde hef liefste vrouwtje, ik ben te vreden met een ondergeschikte positie. Laat mij maar penningmeester zijn. DE „TROMBLAZER." Ik zie dat je een leelijke keelontsteking hebt, zei de dokter tot den stafmuzikant. Ja dokter, zei de man bescheiden. De dokter bekeek hef geval eens goec en gaf den muzikant vrij van dienst er bij voegende, dat hij deze week vooral zijt instrument niet bespelen mocht Na een week kwam de man terug. Prachtig, zei de dokter. Je kunf weer aan den gang. A propos, welk instrument be- spel je? De Turksche trom, dokter, zei dc staf muzikant, zonder zelfs met dc oogen te fe knippen. Vrijwilligers gaan natuurlijk voor maa overigens zal één letter uit het alfabet wordei gekozen, en wiens naam met die letter begint gaat. De rest volgt naar gelang van zijn lettei in het alfabet. Gehuwden, weezen, en wiens vader of twee broeders gedood zijn in der oorlog zijn vrijgesteld. DE STRIJD TEGEN HET COMMUNIS ME IN FRANKRIJK. De autoriteiten zetten den strijd tegen de communistische propaganda met kracht voort. Er is een vervolging ingesteld tegen den directeur van de „Humanité", Bellan ger, en het communistische Kamerlid voor Parijs, Michel Marty, een broeder van den muiter der Zwarte Zeevloot, wegens aanspo ring van soldaten en matrozen tot ongehoor zaamheid. De leiders der communisten voe ren naar men weet een krachtige propaganda ten gunste van Abd el Krim en ten behoeve daarvan, zou de vorige week zelfs te Saint Denis, een communistisch bolwerk van de Parijsche banlieue, een tooneelstuk „Het Rif" worden opgevoerd, doch de minister van binnenlandsche zaken heeft zulks ver boden. Voorts hebben dezer dagen drie matrozen van het oorlogschip „Voltaire" terecht ge staan onder beschuldiging te hebben gepoogd een communistische afdeeling onder de be manning van het schip te vormen. Een hunner werd tot drie jaar, de tweede tot twee jaar, met militaire degradatie, ver oordeeld de derde werd vrijgesproken. CAILLAUX IN HET DROOGGELEGDE AMERIKA. Zooals men weet zal Caillaux dezer dagen in Amerika voet aan wal zetten om tot een rgeling te komen met de Amerikaansche schuldeischers, die geld willen zien. Het „Journal" heeft zijn komst onder 't opschrift „La soif de Por" (de gouddorst) al in beeld gebracht. Op den achtergrond een geweldige wolkenkrabber en een havensil houet. Op den voorgrond de keurige Fransche minister van financiën, tip top, met een groote portefeuille onder den arm en een zak in de hand, met het woord „Or" (goud) erop tegenover hem een stoere Amerikaanscht agent. Op een vraag van den vreemdeling ant woordt hij. „Neen, mijnheer, alleen invoer van alko- hol is verboden." „Maar u weet toch," verzekert dan Cail laux, „dat goud ook bedwelmt DE „SNEEUWBAL" ZWENDELARIJ IN HONGARIJE. Met het oog op het feit, dat de zwende- larij door middel van z.g. „sneeuwballen" zich op bedenkelijke wijze uitbreidt, ver langt de kamer van koophandel in Budapest, dat bedriegerijen van dien aard als misdrijf zullen worden beschouwd. EEN AANSLAG OP DEN PRESIDENT. Te Durazzo is een bomaanslag gepleegd op den president der Albaansche republiek Achmed bey Zogoe. De bom ontplofte in de buurt van diens villa, maar richtte slechts geringe schade aan. De dader wist. zonder te zijn herkend, te ontkomen. 24 Daar zag ik een portret met het onder schrift „Signore Chiarina". En wie, denkt 2ij. dat ik in dit portret herkende? Niemand anders, dan de dame, die tot de misdadigers bende behooren moet en die niettemin tel kens weer bewijst, dat zij ons geer. kwaad toewenscht. Die dame is dus niemand an ders dan een ltaliaansche zangeres Chiari na geheeten. Haar portret kwam in dezelfde aflevering nog een maal of zes voor, telkens 'n andere operarollen en zij geleek zoo spre kend op de dame, die ik een paar maal ont boet heb, dat ik niet meer twijfelen kon Be vrouw, die u van den dood redde, lord bubblington en de zangeres, wier portret k zoo toevallig vond, waren een en dezelfde Persoon." „Dat is wel een zeer belangrijke ontdek- Ji'ng," zeide nu de Tournel, die evenals de -ngelsche lord vol aandacht luisterde. „Dit meende ik ook. Ik zag terstond dat de portretten een artikel illustreerden, dat aan <Je zangeres gewijd was, doch daar ik ct Italiaansch niet machtig ben, kon ik het •ftikel niet lezen. Dit bezwaar was echter niet groot. Ik begaf mij naar een taalschool en verzocht dat men mij het artikel verta len zou. waarin ik zooveel belang stelde. Een leeraar in hel Italiaansch, een beëedigd translateur voldeed aan mijn verzoek en nu hoorde ik, dat dit artikel ter eere van Sig- nora Chiarina geschreven werd. omdat deze zangeres het tooneel verliet, na er vele, schoone triomfen gevierd te hebben. Haar stem en spel werden zeer geprezen en be treurd werd, dat zij wegens vertrek naar 't buitenland haa- beroep liet varen. Waar schijnlijk zoo heette het zou de zangeres na korten tijd in het huwelijk treden met een edelman uit een oud Italiaansch geslacht, die haar, men vermoedde dit, doch wist het niet met zekcheid, niet van het tooneel wilde huwen, waarom Signora Chiarina eerst eeni- gen tijd in het buitenland zou reizen Tot zoover het artikel, maar gij begrijpt, dat dit mijn nieuwsgierigheid volstrekt niet bevredigde Ik moest en wilde nu meer ver nemen aangaande deze Signora Chiarina. Ik gevoelde dat wij op den goeden weg waren om daarmede achter de geheimen van de Broeders des Verderfs te komen. Ik begaf mij naar het hoofd van de geheime Parijsche politie, maakte mij bekend, doch repte niet van de Broeders des Verderfs. Ik vroeg hem alleen mij te willen inlichten op welke wijze ik het best nasporingen zou kunnen doen naar een ltaliaansche dame. Ik noemde hem signora Chiarina en zeide dat ik in deze ope ra-zangeres om bepaalde redenen zeer veel belang stelde en dat ik zeer gaarne haar te genwoordige verblijfplaats zoude opsporen. Hij zeide mij, dat ik het best deed mij te wenden naar een groot particulier informa tie- en detectieve-bureau tc Rome die mij mis schien de noodige inlichtingen zou kunnen verschaffen. Ik volgde den raad op Per telephoon stelde ik mij den volgenden dag met dat bureau in verbinding en ik droeg den directeur ervan op voor mij alles op te sporen, wat betrekking kon hebben op sig nora Chiarina. Haar afkomst, haar stu dies. haar familie, haar vrienden, de plaat sen, waar zij gewoond had en vooral de vraag waar zij thans verbleef, niets liet mi) onverschillig en omtrent al deze punten wenschte ik zoo uitvoerig mogelijk te wor den ingelicht. Bij het onderzoek, behoefden geen kosten te worden ontzien, terwijl ik op zoo grooten mogeliiken spoed aandrong en aanbeval mij althans zoo spoedig het kon de levensgeschiedenis van signora Chiarina te zenden. „En hebt gij die reeds ontvangen?" vroeg lord Nibblington. „Inderdaad, en die levensgeschiedenis is zeer merkwaardig, zooals gii hooren zult." „Vertel, Wij zijn er zeer nieuwsgierig naar." „Welnu, luister. Signora Chiarina is ge boortig van het eiland Sardinië. Haar ouders waren eenvoudige lieden en zij gaven hun kinderen een zeer eenvoudige opvoe ding." „Hoeveel kinderen," vroeg de lord. „Drie, te weten één zoon en twee dochters waarvan Chiarina de oudste is. Haar schoon geluid werd ontdekt toen zij vijftien jaar oud was, door een Italiaansch edelman, die het meisje geheel op zijn kosten liet studee- ren, waardoor zij een uitnemende operazan geres werd, die een drietal jaren met steeds grooter succes optrad totdat zij nu een goed half jaar geleden het tooneel verliet, gelijk ik reeds uit het muziektiidschrit vernomen had. Aangaande de reden, welke signora Chiarina noopten haar schitterende loopbaan te ver laten, kon men mij geen verstaande inlich tingen geven, doch een bekwaam detective zou trachten dit op te sporen en levens na gaan waarheen de zangeres vertrokken is en of het gerucht van een huwelijk waarheid bevat. Daarvan toch was met zekerheid niets bekend. „Is dit alles, war men u aangaande haar heeft kunnen mededeelen," vroeg de Tour nel. „Ja, maar ik erlangde nog inlichtingen en zeer belangrijke over haar familie." „Haar broer en zuster?" „Ook over haar broer, doch van belang schijnt vooral, hetgeen men omtrent haar zuster weet. Deze is wel twaalf jaren jonger dan zij en bleef bij hare ouders, toen Chiarina cn ook haar broer deze verlaten hadden. Welnu voor ongeveer anderhalf jaar stierf de vader en nu vier maanden geleden ook de moeder, het meisje dus als wees achterlatertd. Daar over is in de woonplaats van het land nog al wat te doen geweest, daar de dood der oude vrouw onder verdachte omstandighe den plaats vond en op den dag der begrafe nis zelve het meisje plotseling verdween. Was zij vrijwillig weg gegaan? Had men haar ontvoerd? Het laatste werd algemeen geloofd door de buren van het meisje. Hoe dit zij, het kind verdween en het gelukte de politie niet het ipeisje weder op te sporen." „Weet gi) nog meer van haar?" „Neen, maar ik vermoed, dat deze Zuster van Chiarina het stomme meisje is. dat gil, de Tournel, gered hebt uit de handen van de Broeders des Verderfs. „Hebt gij redenen vooi uw veronderstel ling" riep hij opgewonden uit. „Zeker heeft hij redenen daarvoor, riep lord Niblington, „hoe kunt gij het vragen. Ik kwam reeds tot dezelfde conclusie. Als dat meisje toch de zuster is van de dame die ons zoo vaak waarschuwde, dan kunnen wij verklaren, waarom zij dit deed. Het is toch mogelijk, dat zij, hoewel zelf tot de Broe ders behoorend, blij is dat haar zuster aan de macht der schulken is ontrukt. Zij zal dankbaar zijn, dat gij, de Tournel, het meis je uit hun klauwen gered hebt en terwille van haar zuster heeft zij ons tot heden tegen de Broeders des Verderfs geholpen „Het is inderaad mogelijk mompelde dc graaf, maar een dame heeft het stomme meisje meegevoerd uit hgt klooster, waarin zij veilig verborgn was. Die damemoet sig nora Chiarina zelf geweest zijn. Waarom Hei zij haar zuster dan niet, waar deze was." Daarvoor zal zij alle reden gehad heb ben. Zoo goed als zij de schuliplaats ont dekte, zou dit ook aan de Broeders geluk ken en ik geloof nu vast, dat zij om het arme meisje tegen een aanslag van de Broedes te beveiligen, haar hier vandaan gehaald heelt. Het is nu ook al zoo helder als de dag, waarom he'. stomme meisje, dat hier tevre den en gelukkig scheen, toch vrijwillig i? medegegaan. Zij, die haar ontvoerde was haar zuster en die ontvoering geschiedde zooaslals ik zeide, met het oog op de schur. ken, die nog steeds, om ons onbekende re denen op het meisje loeren.' „Neen," zeide de Linar, „dat laatste raadt gij mis. De Broeders hebben de verblijfplaats van het meisje niet uitgevonden. Zij is ont voerd om ons." „Om ons, maar we wraen toch hare vrien den". 'Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5