EVENTJES LACHEN
ÜTFËïff
De geheimzinnige bende
BRIEVEN U T FRANKRIJK.
VAN ALLES EN VAN OVERAL
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Woensdag 23 September 1925
M ssieweek.
Het congres van „La Croix D'or" en de katholieke
drankbestrijding.
y/-
Ontstemmingn in de Britsche pers over het uitstellen der beslissing in
de Mosoul-kwestie. Het Amerikaansche standpunt inzake hulp aan
Marokko. De stakende zeelieden in Australië zullen onderhandelen na
vrijlating der gevangen genomen stakers.
Onder de radio-berichten: Als protest tegen de salarisgrenzen werd
gisteren bij den Franschen telefoon- en telegraafdienst twee uur gestaakt.
Een poging, om den sneltrein van Weynouth naar Londen te doen ontspo
ren, werd verijdeld.
Gem. buitenl. berichten.
FEUILLETON.
73.
Maar het is de drankgewoonte, die zien neettl Het spreekwoord: „Qui trop embrasse,
Alweer over de Missie!
Dat is nu in korten tijd al de derde maal
dat ik het over de Missie heb.
Een goed teeken
Want, nietwaar, ik zou niet zoo vaak
aanleiding vinden om er over te schrijven,
wanneer niet de Missie ons, Nederland-
sche Katholieken, zoo na aan het hart lag.
Het is werkelijk een verheugend ver
schijnsel, dat het Roomsche gedeelte van
het kleine Nederland zooveel voor de ver
breiding van het Geloof onder de heidenen
doet, zoo vooraan staat, waar het betreft
liet Geloof te brengen aan hen, die tol nog
toe in duisternis ronddoolen.
Het aantal roepingen voor het heerlijke
Missiewerk wordt hier te lande voortdu
rend grooter, steeds meerderen doen van
alies afstand, om ver, zeer ver weg, in de
onherbergzame streken vaak, te gaan
leven onder de onbeschaafde volken, alleen
maar om hen de boodschap des Heils te
kunnen brengen.
En niet alleen, dat ze ver weg gaan in
eenzaamheid, dat ze alles achterlaten en
allen die hen lief zijn verlaten, vaak ook
stellen zij zich bloot aan de grootste geva
ren, vaak loopen zij de kans, te worden
aangetast door een der afzichtelijke ziek
ten, die vooral in de tropische landen heer-
schen.
Getuigt het niet van grooten moed en
groote opofferingsgezindheid, om als mis
sionaris te gaan naar de binnenlanden van
Afrika, met zijn kwaadaardige koortsen en
zijn afzichtelijke ziekten, wanneer men
weet uit de statistieken der Sociëteit der
Afrikaansche Missiën te Cadier en Keer,
dat tot het jaar 1900 in dat moordende kli
maat de gemiddelde tijd die de missiona
rissen en de broeders er in leven bleven,
niet meer was dan... twee jaren? En dat de
zusters, die zich daar aan het liefdewerk
gingen wijden vermoedelijk doordat zij in
den regel jonger zijn als zij er heengaan,
het er gemiddeld ruim drie jaren uithou
den, voor de dood haar wegrukt?
Waarlijk, zulke mannen en vrouwen, die
dat alles trotseeren en blijmoedig tegemoet
gaan, alleen ter eere Gods en ter voldoe
ning aan Zijn gebod om aan alle schepselen
hel Evangelie te prediken, dwingen eer
bied en bewondering af.
Maar niet allen kunnen missionaris wor
den, velei# moeten thuis blijven. Maar is
het dan niet heerlijk, tóch te mogen mee
werken aan het grootsche doel, door het
dien anderen, die wèl gaan naar de hei-
densche landen, mogelijk te maken hun roe
ping te volgen?
Dat voelen gelukkig de Nederlandsche
Katholieken zeer sterk en daarin vindt het
zijn oorzaak, dat de Missie-actie in ons land
tot zoo grooten bloei kon komen, dat meer
malen Nederland in dit opzicht ten voor
beeld is gesteld aan andere landen.
Maar laten we oppassen, want daarin
schuilt ook een groot gevaar; het gevaar,
dat we ons zullen gaan verheffen op het
geen we doen, het gevaar, dat het niet
meer alleen het hart is, dat ons tot het
goede werk aanspoort, maar ook de eigen
liefde.
Dan zou de ware offergeest verloren
gaan; dan zouden misschien wel de giften,
aan de Missie geschonken, blijven vloeien,
maar die giften, die materieelen steun, zon
der welke nu eenmaal ook een missionaris,
hoe bescheiden hij zijn leven ook moge in
richten, niet kan arbeiden aan de grootsche
taak, welke hij zich zelf heeft op de schou
ders gelegd, zouden niet langer gesteund
worden door het gebed, dat toch altijd nog
hèt krachtigste middel blijft in den strijd
iegen het ongeloof.
In Rotterdam is gisteren de week van de
R.O.M.A. (Rotterdamsche Onderlinge Mis
sie Actie) ingeluid, met de opening van een
grootsch opgezette Missie-tentoonstelling
in het voormalige Raadhuis. En heel de
week, tot aan den volgenden Zondag zullen
de Rotterdamsche Katholieken, waar zij ook
gaan, lezen, hooren en zien van de Missie
in alle werelddeelen.
Iedereen heeft wel eens een Missie-ten-
tconstelling gezien, iedereen weet dus wel
zoowat wat daar te zien is. En bovendien,
de taak om over deze tentoonstelling in dit
blad iets te zeggen, is een ander opgedra
gen ;ik kan daar dus over zwijgen
Toch wil ik, in verband met de boven
aangehaalde gruwelijke sterfte onder de
door de Sociëteit der Afrikaansche Missiën
te Cadier en Keer uitgezonden Missionaris
sen, van wie er in 60 jaar meer dan 500
stierven als slachtoffer van hun offerzin, op
één afdeeling wijzen; de medische afdee
ling
ln navolging van de jongste Vaticaansche
Missie-tentoonstelling is, voor het eerst in
Nederland, ook aan deze Rotterdamsche
een medische afdeeling toegevoegd, waar dr
Hermans, van het tropisch instituut te Lei
den mij heeft rondgeleid.
Het is een verschrikelijke afdeeling, die
allerlei afzichtelijks te zien geeft, een af
deeling die men niet dan huiverend, niet
dan met een gevoel van walging kan door
wandelen.
Maar toch, wat is ze leerzaam, wat geeft
ze ook den leek, die wel eens gehoord
heeft van cholera en dysenterie, van gele
koorts en malaria, van pest en van slaap
ziekte, van berri-berri en melaatschheid,
een ruimeren krk op de verschrikkingen,
die deze ziekten met zich brengen
Die nooit in de tropen is geweest kan
zich, ook al hoort hij die ziekten als af
schuwelijk beschrijven, niet bij benadering
een denkbeeld vormen van wat ze eigenlijk
zijnhier ziet hij met eigen oogen wat
ze voor verwoestingen aanrichten, in de
vele foto's, was-modellen en preparaten,
hier bijeengebracht.
Uit deze speciale tentoonstelling is een
groote les te trekken, die helaas te lang
ongeleerd gebleven is. Ten minste, in de ka
tholieke missieën heeft men het tot nog toe
nooit begrepen en daarmee zijn de prote-
stantsche zendelingen ons ver vooruit
dat het noodzakelijk is, dat het een der
eischen aan den missionaris gesteld behoort
te zijn, dat hij onderlegd is in de kennis en
in de wijze van bestrijding der ziekten van
het land, waarheen zijn roeping hem trekt.
Er is op de tentoonstelling ook een hel
denzaal, waarin portretten en voorwerpen
zijn bijeengebracht, betrekking hebbend op
een aantal missionarissen, die hun leven
lieten voor hun ideaal. Daar zijn er bij, die,
bij het verplegen van de zieken aan de al-
lervreeselijkste ziekten lijdende, zelf die
ziekte kregen 'en er aan bezweken.
O, zeker, men moet eerbied hebben voor
den opofferingszin, die deze mannen en
vrouwen blijmoedig hun taak deed aan
vaarden, zonder .achl te slaan op de geva
ren, die hen wachtten en waarvan zij zich
zeer wel bewust waren.
Maar aan den anderen kant, als zij de
ziekten hadden kunnen genezen, lenigen al
thans, en zich zelf er voor hadden kunnen
vrijwaren, zouden zij dan niet meer bereikt
hebben? Zouden zij niet in nog veel ster
ker mate het vertrouwen der onbeschaafde
heidenen hebben gewonnen en hen daar
door ook toegankelijker hebben gemaakt
voor het Christendom?
Daarom is het noodzakelijk, dat men ook
de medische vorming, als behoorende bij
de opleiding der missionarissen gaat be
schouwen.
Op de Vaticaansche Missie-tentoonstel
ling is daarop voor de eerste maal het vol
le licht geworpen; deze Rotterdamsche
Missie-Tentoonstelling legt op het toen ge
leerde nog eens in engeren kring den na
druk.
Het inzicht, dat hier niet langer mag
worden uitgesteld, groeit Goddank en ik
ben er van overtuigd niet het onbereikba
re te verlangen, wanneer ik de hoop uit
spreek, dat binnen niet te langen tijd, geen
missionaris meer als leek zal staan tegen
over de afschuwelijke trppische ziekten.
Want, niet alleen zal hij eigen leven
daardoor buiten gevaar kunnen houden en
zichzelf kunnen sparen voor het grootsche
werk, waarvan hij of zij een der steunpila
ren is, maar hij zal ook hulp en troost kun
nen brengen aan die duizenden ongelukki-
gen, door kwaadaardige ziekten aangetast,
hulp en troost, die, daarvan kan men wel
overtuigd zijn, velen, via de dankbaarheid,
zal brengen tot vertrouwen en algeheele
toewijain-* aan hun re.--.er, wiens inzichten
ook o- geestelijk rfebied zij daarna gaarne
zullen willen aannemen en tot de hunne
maken.
En voor het geld, dat anders de uitzending
gekost zou hebben van den missionaris, die
den als slachtoffers van gele koorts of le
pra gevallene moet vervangen, kan dan de
reis van een tweeden missionaris worden
betaald en dus het arbeidsveld worden uit
gebreid. ARTHUR TERVOOREN,
ingeburgerd en het gebruik per hoofd tot 17
Liter heeft doen stijgen terwijl in Nederland
en Duitschland 3 Liter per hoofd, een nog
zeer belangrijke hoeveelheid, wordt gedron
ken.
De reden is verklaarbaar. Geen land waar
de druifoogst zoo weelderig is en de wijn
bouw zulk een integreerend deel van 's lands
rijkdommen uitmaakt. De wijncultuur is
Frankrijk's trots en tevens zijn ongeluk.
Het laatste overtreft helaas verreweg het
eerste.
Wat beteekenen de millioenen, die jaar
lijks in de schatkist vloeien, vergeleken bij de
schade toegebracht aan de volksgezondheid
en de ondermijning van het toekomstig ge
slacht. Afgezien van de 20 milliard die per
jaar door het Fransche volk worden verdron
ken en tegenover de Staatsinkomsten de par
ticuliere uitgaven stellen, waardoor de geest
van spaarzaamheid dreigt te verdwijnen.
Men moet wel ziende blind zijn, om niet over
tuigd te zijn dat ingegrepen moet worden.
En men is blind, vol bewondering voor het
„gouden kalf" en den parelenden wijn, op
zich zelf allerminst afkeurenswaardig, maar
door misbruik geworden tot een volkskanker.
De drankbestrijding staat hier nog in de
kinderschoenen. Een breede organisatie als
Sobrietas met hare wijde vertakkingen in
Kruisverbonden, Maria-vereenigingen, jeugd
organisaties en St. Annavereenigingen ont
breekt.
„La Croix blanche" en „la croix d'or"
tellen slechts enkele duizenden leden en hun
stem klinkt als van een roepende in de woes
tijn.
Welk een openbaring was niet het rapport
van Mgr. Ariëns over de drankbestrijding in
Nederland. Het was niet alleen zijn heilig
enthousiasme, geboren uit een innige over
tuiging, die diepen indruk maakte op de con
gressisten, het waren vooral de feiten en de
cijfers die aantoonden, hoe Frankrijk verre
ten achter staat op dit gebied bij ons kleine
Vaderland. En wij mogen het met trotsch er
kennen, dat het voorbeeld van Nederland
zijn stempel op dit congres heeft gedrukt, de
activiteit heeft aangewakkerd en geleid heeft
tot conclusies die voor Frankrijk in de toe
komst van beteekenis kunnen zijn. Er mag
niet langer bij de pakken worden neergeze
ten, de handen dienen ineengeslagen om dit
Apostolaat der drankbestrijding ingang te
doen vinden. Waar de eeuwen door, Rome en
de Pausen den weg hebben gewezen en de
matigheid aanbevolen als een noodzakelijke
deugd, mogen hun raadgevingen niet in den
wind worden geslagen. Welke zal de weg
voor Frankrijk zijn De meeningen liepen
uiteen. De geheelonthouding werd door som
migen als het eenige doeltreffende middel
aangewezen. De meesten echter, en onder hen
Mgr. Duparc en Mgr. Ariëns, waren van
meening dat voor Frankrijk eerst het pad der
gedeeltelijke onthouding dient betreden om
tot het ideaal te komen. Met fanatisme valt
in dit land, waar het wijngebruik algemeen
is, niets te bereiken. Stap voor stap dient
vooruitgegaan. Men breekt niet ineens de
bolwerken af die lange jaren zich fier heb
ben verheven en waarvan de wijntorens op
de Parijsche tentoonstelling, als het ware het
symbool zijn.
Wij betreuren het niet in de afgeloopen
week een verre reis te hebben ondernomen
om het congres van „La croix d'or", de ver-
eeniging van katholieke geheelonthouders
in Frankrijk, bij te wonen.
Niet omdat dit ons heeft doen kennis ma
ken met een der schitterendste gedeelten van
Bretagne en de pittoreske hoofdstad van Fi-
nistère, Quimper, maar omdat het ons een
blik heeft doen slaan in de lichamelijke en
geestelijke ellende die door de alcohol over
geheel de wereld en in Frankrijk in het bij
zonder wordt aangericht.
Wij moesten het bij onze komst, in gezel
schap van Mgr. Ariens, Nederlands drank
bestrijder bij uitnemendheid en den Weleerw.
Heer Scheltinga, directeur van Sobrietas,Mgr.
Ruch, Bisschop van Straatsburg, nazeggen
„Ik heb alle respect voor mijn leermeesters
maar zij hebben mij niets geleerd, noch van
het alcoholisme, noch van de drankbestrij
ding."
Op dit congres zijn onze oogen open ge
gaan. Gedocumenteerde rapporten, uitge
bracht door bevoegde sprekers het overtui
gend woord van Mgr. Duparc, Bisschop van
Quimper, al te klare statistieken en een per
soonlijke enquête in meerdere plaatsen van
dit natuurschoone gedeelte van Bretagne,
hebben ons de droeve overtuiging gegeven,
dat de drank Frankrijk ten ondergang voert
Het kwijnende geloofsleven, de dalende
geboortecijfers, de groote kindersterfte zijn
in hoofdzaak aan het misbruik van alcohol
houdende dranken toe te schrijven. Het is
niet de openbare dronkenschap die in dit
land, sterker dan elders, aan den dag treedt.
Zij komt er zelfs minder veelvuldig voor
mal étreint" geldt in dezen zeker voor Frank
rijk. Men heeft rekening te houden met de
zeden en gewoonten van een volk. En ver
geten wij niet, dat de wijn ook volgens onze
katholieke beginselen op zich zelf niet is te
veroordeelen. Het evangelie gewaagt van
zijn voortreffelijkheid op meerdere plaatsen.
Het gebruik zelf zou normaal zijn te noemen,
de geheelonthouding abnormaal, indien het
misbruik geen ontzaglijke afmetingen had
aangenomen, en een Apostolaat had geeischt,
dat inderdaad niet voor allen is weggelegd.
Een samenwerking van afschaffers en ge
heelonthouders, nu nog alle zeer gescheiden
door principieels verschillen, zal voor Frank
rijk noodig zijn. Een kern van invloedrijke
mannen dient gezocht om het kwaad te be
strijden. Want hoe prijzenswaardig ook het
streven is, van onder af aan te beginnen, on
der de jeugd adepten te vinden, en onder de
seminaristen valt een omkeer ten goede te
bespeuren, aan het hoofd der beweging moe
ten mannen staan, invloedrijk door hun maat
schappelijke positie. De tijd dringt en het
zou te laat zijn voor Frankrijks tijdelijk en
eeuwig, welzijn, indien gewacht werd tot de
jeugd van heden tot den mannelijken leef
tijd is gekomen.
Ook de vrouwen hebben een belangrijke
taak te vervullen. Het is gemakkelijker haar
te winnen dan de mannelijke bevolking, hoe
zeer ook de Fransche vrouw verslaafd is aan
de tintelende wijnen van Anjou, Bordeaux en
Champagne, in vele gevallen niet huiverig is
het kind van jongs af. fn die bedwelming te
doen deelen.
Voor alles is echter noodig, voorlichting die
tot nu toe al te zeer heeft ontbroken. Voor
lichting op de scholen, voorlichting in de
pers, grootendeels in dienst van het kapitaal
bij de alcoholproductie betrokken. Deelne
mers aan den strijd tegen de alcohol in het
parlement en op de zetels der Regeering. Ook
in die kringen is een onwetendheid die alle
grenzen te buiten gaat. Verreweg het gfoot-
ste deel van Frankrijk's intellectueelen ver-
keeren nog in den toestand van kardinaal
Manning en kardinaal Mercier vóór hun 50
jarigen leeftijd, waarop zij eerst op de hoog
te zijn gekomen van dit sociale vraagstuk.
Het congres van „La Croix d'or" heeft, hoe
wel op al te kleine schaal, nuttigen pionniers-
arbeid verricht
Velen zal het gegaan zijn als ons, die thans
eerst tot het volle besef zijn gekomen, dat
goed katholiek zijn noodwendig in zich sluit
deelname aan den strijd tegen de alcohol,
in zijn meest vernietigende gedaante. Meri
behoeft geen geheele abstinentie te prediken
om vruchtbaar te werken op dit gebied van
socialen arbeid.
Een krachtig kader dient gevormd en de
scharen zullen volgen. Nederland niet aan
zijn hoofd een Jh.\ Ruys de Beerenbr ucl
die sedert lange jaren zulk een belangrijK
deel aan de drankbestrijding heeft genomen,
heeft dit bewezen.
Frankrijk heeft zich slechts mutatis mutan
dis, aan dit voorbeeld, aan de Nederlandsche
organisatie te spiegelen, om het toêkomstig
geslacht, om geheel het land voor lichame-
lijken en moreelen ondergang te bewaren.
Quimper 8 Sept. 1925
Mr. P. v. S.
De immigratie in Hon
garije.
Thans is de verordening verschenen van
den minister van binnenl. zaken, waarin
wnrit bepaald, dat buitenlanders, die zich
lijvend in Hongarije willen vestigen, daartoe
de toestemming der autoriteiten noodig heb-
oen.
De strijd tegen de com
munisten in Italië.
Bij de op 14 dezer gehouden betoogingen
naar aanleiding van den jaardag der Rus
sische revolutie zijn 158 communisten ge
arresteerd en gevangen gezet.
De „Popoio d'Italia" meldt De politie
i.eeft niet minder dan 234 huiszoekingen ver-
icht bij communisten.
Het onlangs ontdekte propaganda- en
c rrespondentiebureau blijkt een orgaan te
zijn van het communistisch executief comité
te Moskou.
De molestatie van Mul-
cahy.
Wij hebben dezer dagen gemeld, dat het
larlementslid van den Ierschen Vrijstaat
Mulc3hy bij zijn aankomst te New York
ter bijwoning van het congres der Interparle-
nentzire Unie gemolesteerd werd door aan
hangers der Iersche republikeinsche bewe
ging. Deze „ontvangst" met stukken hout,
rotte eieren en tomatën had Mulcahy te
tanken aan het feit, dat hij opperbevelheb
ber is geweest van het leger van den Ierschen
Vrijstaat, dat het nog aleens aan den stok
eeft gehad met de republikeinen. De me
nigte, die hem aanviel, droeg banieren met
iet minzame opschrift „Mulcahy, moorde
naar, meineedige, verrader"
De oorlog in Marokko.
De staatsseceretaris van buitenlandsche
zaken Kellogg heeft er den diplomatieken
Amerikaanschen vertegenwoordiger teTanger
op gewezen, dat voor de deelneming van
vrijwillige Amerikaansche vliegers aan den
strijd in Marokko twee internationale
overeenkomsten worden geschonden. Het
is strafbaar wanneer Amerikanen deelnemer
aan militaire operaties tegen een land,
waarmee Amerika in vrede leeft.
De wegvoering der chris
tenen.
Uit Angora wordt gemeld, dat de ministei
van buitenlandsche zaken den Turkschen
gedelegeerden te Genève heeft opgedragen
de tendencieuze berichten in de Engelsche
pers- over het wegvoeren der christenen ir
den Levant tegen te spreken.
Hevige storm op de Ber
muda-eilanden.
De Bermuda-eilanden zijn door een he-
zn storm vteisterd, waardoor twee tnen-
scheilevers verloren gingen. Op den storm
\,lgde een regenval zoo hevig, als men in vele
maanden niet had bijgewoond.
EEN GEMEENERD.
De quaestie van Mosoel.
De Britsche pers uit in krachtige bewoor
dingen haar leedwezen over het uitstellen
der beslissing inzake de grens tusschen Tur
kije en Irak. Hoewel erkend wordt, dat het
van belang is een definitieve oplossing te ver
krijgen nopens de quaestie van procedure,
die naar het Haagsche Hof zijn verwezen,
worden er in het bijzonder twee vragen naar
voren gebracht in de eerste plaats wordt ge
vraagd waarom het stellen dezer twee vraag
punten tot zulk een laat stadium van het ge
schil is bewaard en ten tweede vraagt men,
of de Volkenbondsraad of iemand anders
eenige zekerheid heeft, dat als het Haagsche
Hof zijn oordeel heeft geveld, Turkije zich
aan de beslissing zal houden. Met klem wordt
betoogd, dat tenzij men eerst dienaangaande
tot een scherp omlijnde en besliste overeen
stemming is gekomen, de beslissing van het
Haagsche Hof de zaak niet veel verder zal
brengen.
De „Times" betoogt o.a., dat indien het
hóf beslist, dat de raad arbitrale bevoegd
heden heeft en de Turken blijven weigeren
zulks te erkennen, de zaak een breeder en
ernstiger karakter zal aannemen, omdat dan
het gezag van den Volkenbond als interna
tionaal arbiter op het spel staat.
De „Manch. Guardian" zegt, dat de een
zijdige Britsche eerbied voor den Volken
bond een te gemakkelijke verleiding vormt
voor arbiters, die bedeesdheid toonen en
meent, dat het weieens zou kunnen gebeuren
dat de Volkenbond na de beslissing van het
Hof grooter moed en eendracht zal moeten
toonen, dan waarvan hij tot dusver in deze
zaak heeft blijk gegeven, als hij zijn prestige
en zijn gezag wil bewaren als instrument om
oorlog te voorkomen.
De nieuwe Japansche am
bassadeur te Londen.
Uit Tokio w.ordt blijkens een draadloos
bericht de officieele benoeming gemeld van
baron Matsoei tot Japansch ambassadeur te
Londen.
De wrijving in de Duit-
schc centrumpartij.
Tijdens het verblijf van den oud-rijkskan
selier dr. Wirth in Amerika voor de verga
deringen van de interparlementaire unie,
wordt de herinnering aan zijn bekenden
stap, uittreding uit de rijksdagfractie van het
centrum en wat daaraan vastzit, levendig
gehouden door zijn medestanders in de kath
olieke staatspartij, door dan hier, dan daar
moties te doen aannemen van instemming
met zijn streven.
Thans weer heeft de afdeeling Neurenberg
van het Beiersche centrum een resolutie aan
genomen, waarin erop wordt gewezen, dat
„de stap van den oud-rijkskanselier de weer
klank is geweest op een ook in Beieren be
staande diepgevoelde bezorgdheid. Betreurd
wordt, dat het optreden noodzakelijk was'.
Men stelt zich achter Wirth en hoopt, dat de
zaak niet in een onderonsje zal worden uit
gevochten, maar in het openbaar op een
partijdag.
De reis van den prins van
Wales.
De prins van Wales is naar Argentinië ver
trokken. Verwacht wordt dat het weder hem
niet langer zal beletten door de Andes te rei
zen.
Volgens een nader bericht is de prins gis
teren te Mendoza in Argentinië aangekomen
op weg naar Buenos Aires.
De zeeliedenstaking in
Australië.
Het uitvoerend comité van de stakende
Britsche zeelieden heeft het voorstel van
Charlton, den leider der arbeiderspartij, tot
het houden eener conferentie verworpen.
De reeders hadden het voorstel reeds aan
vaard. De zeelieden weigeren te onderhan
delen tot de gevangen genomen stakers zijn
vrijgelaten.
De brand te Tokio.
Volgens den correspondent van de „Ti
mes" te Tokio is vastgesteld, drt de brand,
waardoor Vrijdag het parlementsgebouw ver
nield werd, te wijten was aan de onachtzaam
heid van een schilder, die zijn stee klamp
zonder toezicht had laten branden. Het ka
binet is voornemens een tijdelijk gebouw te
zetten, dat 1.800.000 yen (ruim 2 millioen
gulden) zal kosten, ten behoeve der a.s.
winterzitting.
Intusschen heeft te Tokio wederom een
ernstige brand gewoed. Gistermorgen is n.l.
de woning van prins Tokoegawa geheel door
brand vernield. De schade wordt op een mil
lioen yen (1.200.000 gulden) geschat. De oor
zaak is onbekend.
DE BEWAKER VAN VORSTEN.
Het „Journal Officiel" bracht dezer dagen
het bericht, dat de heer Oudaille, commissa
ris van politie voor bijzondere diensten aan
het Gare Saint Lazare uit het openbare leven
was getreden. Wel bijzonder waren de dien
sten, door den heer Oudaille gedurende de
laatste 15 jaren bewezen, want het was zijn
taak, buitenlandsche vorsten, die Parijs be
zochten, te bewaken. Ook vergezelde hij
Fransche presidenten en staatslieden op hun
reizen. Toen Koning Alfons den laatsten
keer Frankrijk bezocht was zijn eerste vraag
bij zijn aankomst „Is de heer Oudaille
hier Toen hij een bevestigend antwoord
kreeg, zeide de Spaansche monarch „Dan is
alles in orde."
HET WAS ZIJN BROER.
Gisteren hebben we meegedeeld, dat de
Maharadja van Patiala van daar te Berlijn
was aangekomen. De „Voss. Zt." geeft een
treffende beschrijving van de plechtige, aan
komst en vorstelijke ontvangst in het 'hotel
Adlon.
Maar voegt er dan aan toe, dat na die ont
vangst aan de directie van het hotel werd
meegedeeld, dat de nieuwe gast, die de tien
„vorstenkamers" op de eerste étage had be
trokken niet de Maharadja was, maar
slechts dien s broeder, de Rajah 1
DOOR HET LOT AANGEWEZEN.
Naar de Parijsche correspondent van de
Times" meldt, is bij besluit van den minis-
t r van oorlog bepaald, dat de miliciens, die
naar Marokko moeten vertrekken, door hei
lot zullen worden aangewezen.
„Zeg zie je die vent daar?'
„Ja."
„Daar moet je reuze voor oppassen, want
dal' is 'n gemeene zakkenroller."
PROMOTIE.
De chef van de zaak had den loopjongen
op leugens betrapt en las hem nu de les.
Weet je wel wat er gebeurt met zulke
leugenachtige jongens?
Ja, meneer, als ze oud genoeg zon
den ze reizigers voor de firma
HET BESTE BAANTJE.
Vrouwtje, zei de man, toen hij van zijn
huwelijksreis thuiskwam, laten we eens
open met elkander praten, alvorens wij het
gewone huwelijksleven beginnen Wil jij de
president of de vice-president van onze
echtvereeniging zijn? vroeg dc man lachend.
Noch het een, noch hel ander, ant-
wooordde hef liefste vrouwtje, ik ben te
vreden met een ondergeschikte positie.
Laat mij maar penningmeester zijn.
DE „TROMBLAZER."
Ik zie dat je een leelijke keelontsteking
hebt, zei de dokter tot den stafmuzikant.
Ja dokter, zei de man bescheiden.
De dokter bekeek hef geval eens goec
en gaf den muzikant vrij van dienst er bij
voegende, dat hij deze week vooral zijt
instrument niet bespelen mocht
Na een week kwam de man terug.
Prachtig, zei de dokter. Je kunf weer aan
den gang. A propos, welk instrument be-
spel je?
De Turksche trom, dokter, zei dc staf
muzikant, zonder zelfs met dc oogen te
fe knippen.
Vrijwilligers gaan natuurlijk voor maa
overigens zal één letter uit het alfabet wordei
gekozen, en wiens naam met die letter begint
gaat. De rest volgt naar gelang van zijn lettei
in het alfabet. Gehuwden, weezen, en wiens
vader of twee broeders gedood zijn in der
oorlog zijn vrijgesteld.
DE STRIJD TEGEN HET COMMUNIS
ME IN FRANKRIJK.
De autoriteiten zetten den strijd tegen de
communistische propaganda met kracht
voort. Er is een vervolging ingesteld tegen
den directeur van de „Humanité", Bellan
ger, en het communistische Kamerlid voor
Parijs, Michel Marty, een broeder van den
muiter der Zwarte Zeevloot, wegens aanspo
ring van soldaten en matrozen tot ongehoor
zaamheid. De leiders der communisten voe
ren naar men weet een krachtige propaganda
ten gunste van Abd el Krim en ten behoeve
daarvan, zou de vorige week zelfs te Saint
Denis, een communistisch bolwerk van de
Parijsche banlieue, een tooneelstuk „Het
Rif" worden opgevoerd, doch de minister
van binnenlandsche zaken heeft zulks ver
boden.
Voorts hebben dezer dagen drie matrozen
van het oorlogschip „Voltaire" terecht ge
staan onder beschuldiging te hebben gepoogd
een communistische afdeeling onder de be
manning van het schip te vormen.
Een hunner werd tot drie jaar, de tweede
tot twee jaar, met militaire degradatie, ver
oordeeld de derde werd vrijgesproken.
CAILLAUX IN HET DROOGGELEGDE
AMERIKA.
Zooals men weet zal Caillaux dezer dagen
in Amerika voet aan wal zetten om tot een
rgeling te komen met de Amerikaansche
schuldeischers, die geld willen zien.
Het „Journal" heeft zijn komst onder 't
opschrift „La soif de Por" (de gouddorst) al
in beeld gebracht. Op den achtergrond een
geweldige wolkenkrabber en een havensil
houet. Op den voorgrond de keurige Fransche
minister van financiën, tip top, met een groote
portefeuille onder den arm en een zak in de
hand, met het woord „Or" (goud) erop
tegenover hem een stoere Amerikaanscht
agent.
Op een vraag van den vreemdeling ant
woordt hij.
„Neen, mijnheer, alleen invoer van alko-
hol is verboden."
„Maar u weet toch," verzekert dan Cail
laux, „dat goud ook bedwelmt
DE „SNEEUWBAL" ZWENDELARIJ
IN HONGARIJE.
Met het oog op het feit, dat de zwende-
larij door middel van z.g. „sneeuwballen"
zich op bedenkelijke wijze uitbreidt, ver
langt de kamer van koophandel in Budapest,
dat bedriegerijen van dien aard als misdrijf
zullen worden beschouwd.
EEN AANSLAG OP DEN PRESIDENT.
Te Durazzo is een bomaanslag gepleegd op
den president der Albaansche republiek
Achmed bey Zogoe. De bom ontplofte in de
buurt van diens villa, maar richtte slechts
geringe schade aan. De dader wist. zonder te
zijn herkend, te ontkomen.
24
Daar zag ik een portret met het onder
schrift „Signore Chiarina". En wie, denkt
2ij. dat ik in dit portret herkende? Niemand
anders, dan de dame, die tot de misdadigers
bende behooren moet en die niettemin tel
kens weer bewijst, dat zij ons geer. kwaad
toewenscht. Die dame is dus niemand an
ders dan een ltaliaansche zangeres Chiari
na geheeten. Haar portret kwam in dezelfde
aflevering nog een maal of zes voor, telkens
'n andere operarollen en zij geleek zoo spre
kend op de dame, die ik een paar maal ont
boet heb, dat ik niet meer twijfelen kon
Be vrouw, die u van den dood redde, lord
bubblington en de zangeres, wier portret
k zoo toevallig vond, waren een en dezelfde
Persoon."
„Dat is wel een zeer belangrijke ontdek-
Ji'ng," zeide nu de Tournel, die evenals de
-ngelsche lord vol aandacht luisterde.
„Dit meende ik ook. Ik zag terstond dat
de portretten een artikel illustreerden, dat
aan <Je zangeres gewijd was, doch daar ik
ct Italiaansch niet machtig ben, kon ik het
•ftikel niet lezen. Dit bezwaar was echter
niet groot. Ik begaf mij naar een taalschool
en verzocht dat men mij het artikel verta
len zou. waarin ik zooveel belang stelde.
Een leeraar in hel Italiaansch, een beëedigd
translateur voldeed aan mijn verzoek en nu
hoorde ik, dat dit artikel ter eere van Sig-
nora Chiarina geschreven werd. omdat deze
zangeres het tooneel verliet, na er vele,
schoone triomfen gevierd te hebben. Haar
stem en spel werden zeer geprezen en be
treurd werd, dat zij wegens vertrek naar
't buitenland haa- beroep liet varen. Waar
schijnlijk zoo heette het zou de zangeres na
korten tijd in het huwelijk treden met een
edelman uit een oud Italiaansch geslacht, die
haar, men vermoedde dit, doch wist het niet
met zekcheid, niet van het tooneel wilde
huwen, waarom Signora Chiarina eerst eeni-
gen tijd in het buitenland zou reizen
Tot zoover het artikel, maar gij begrijpt,
dat dit mijn nieuwsgierigheid volstrekt niet
bevredigde Ik moest en wilde nu meer ver
nemen aangaande deze Signora Chiarina. Ik
gevoelde dat wij op den goeden weg waren
om daarmede achter de geheimen van de
Broeders des Verderfs te komen. Ik begaf
mij naar het hoofd van de geheime Parijsche
politie, maakte mij bekend, doch repte niet
van de Broeders des Verderfs. Ik vroeg hem
alleen mij te willen inlichten op welke wijze
ik het best nasporingen zou kunnen doen
naar een ltaliaansche dame. Ik noemde hem
signora Chiarina en zeide dat ik in deze ope
ra-zangeres om bepaalde redenen zeer veel
belang stelde en dat ik zeer gaarne haar te
genwoordige verblijfplaats zoude opsporen.
Hij zeide mij, dat ik het best deed mij te
wenden naar een groot particulier informa
tie- en detectieve-bureau tc Rome die mij mis
schien de noodige inlichtingen zou kunnen
verschaffen. Ik volgde den raad op Per
telephoon stelde ik mij den volgenden dag
met dat bureau in verbinding en ik droeg
den directeur ervan op voor mij alles op te
sporen, wat betrekking kon hebben op sig
nora Chiarina. Haar afkomst, haar stu
dies. haar familie, haar vrienden, de plaat
sen, waar zij gewoond had en vooral de
vraag waar zij thans verbleef, niets liet mi)
onverschillig en omtrent al deze punten
wenschte ik zoo uitvoerig mogelijk te wor
den ingelicht. Bij het onderzoek, behoefden
geen kosten te worden ontzien, terwijl ik op
zoo grooten mogeliiken spoed aandrong en
aanbeval mij althans zoo spoedig het kon de
levensgeschiedenis van signora Chiarina te
zenden.
„En hebt gij die reeds ontvangen?" vroeg
lord Nibblington.
„Inderdaad, en die levensgeschiedenis is
zeer merkwaardig, zooals gii hooren zult."
„Vertel, Wij zijn er zeer nieuwsgierig
naar."
„Welnu, luister. Signora Chiarina is ge
boortig van het eiland Sardinië. Haar
ouders waren eenvoudige lieden en zij gaven
hun kinderen een zeer eenvoudige opvoe
ding."
„Hoeveel kinderen," vroeg de lord.
„Drie, te weten één zoon en twee dochters
waarvan Chiarina de oudste is. Haar schoon
geluid werd ontdekt toen zij vijftien jaar
oud was, door een Italiaansch edelman, die
het meisje geheel op zijn kosten liet studee-
ren, waardoor zij een uitnemende operazan
geres werd, die een drietal jaren met steeds
grooter succes optrad totdat zij nu een goed
half jaar geleden het tooneel verliet, gelijk ik
reeds uit het muziektiidschrit vernomen had.
Aangaande de reden, welke signora Chiarina
noopten haar schitterende loopbaan te ver
laten, kon men mij geen verstaande inlich
tingen geven, doch een bekwaam detective
zou trachten dit op te sporen en levens na
gaan waarheen de zangeres vertrokken is en
of het gerucht van een huwelijk waarheid
bevat. Daarvan toch was met zekerheid niets
bekend.
„Is dit alles, war men u aangaande haar
heeft kunnen mededeelen," vroeg de Tour
nel.
„Ja, maar ik erlangde nog inlichtingen en
zeer belangrijke over haar familie."
„Haar broer en zuster?"
„Ook over haar broer, doch van belang
schijnt vooral, hetgeen men omtrent haar
zuster weet.
Deze is wel twaalf jaren jonger dan zij en
bleef bij hare ouders, toen Chiarina cn ook
haar broer deze verlaten hadden. Welnu
voor ongeveer anderhalf jaar stierf de vader
en nu vier maanden geleden ook de moeder,
het meisje dus als wees achterlatertd. Daar
over is in de woonplaats van het land nog
al wat te doen geweest, daar de dood der
oude vrouw onder verdachte omstandighe
den plaats vond en op den dag der begrafe
nis zelve het meisje plotseling verdween.
Was zij vrijwillig weg gegaan? Had men
haar ontvoerd? Het laatste werd algemeen
geloofd door de buren van het meisje. Hoe
dit zij, het kind verdween en het gelukte
de politie niet het ipeisje weder op te
sporen."
„Weet gi) nog meer van haar?"
„Neen, maar ik vermoed, dat deze Zuster
van Chiarina het stomme meisje is. dat gil,
de Tournel, gered hebt uit de handen van
de Broeders des Verderfs.
„Hebt gij redenen vooi uw veronderstel
ling" riep hij opgewonden uit.
„Zeker heeft hij redenen daarvoor, riep
lord Niblington, „hoe kunt gij het vragen.
Ik kwam reeds tot dezelfde conclusie. Als
dat meisje toch de zuster is van de dame die
ons zoo vaak waarschuwde, dan kunnen wij
verklaren, waarom zij dit deed. Het is toch
mogelijk, dat zij, hoewel zelf tot de Broe
ders behoorend, blij is dat haar zuster aan
de macht der schulken is ontrukt. Zij zal
dankbaar zijn, dat gij, de Tournel, het meis
je uit hun klauwen gered hebt en terwille
van haar zuster heeft zij ons tot heden tegen
de Broeders des Verderfs geholpen
„Het is inderaad mogelijk mompelde dc
graaf, maar een dame heeft het stomme
meisje meegevoerd uit hgt klooster, waarin
zij veilig verborgn was. Die damemoet sig
nora Chiarina zelf geweest zijn. Waarom Hei
zij haar zuster dan niet, waar deze was."
Daarvoor zal zij alle reden gehad heb
ben. Zoo goed als zij de schuliplaats ont
dekte, zou dit ook aan de Broeders geluk
ken en ik geloof nu vast, dat zij om het arme
meisje tegen een aanslag van de Broedes te
beveiligen, haar hier vandaan gehaald heelt.
Het is nu ook al zoo helder als de dag,
waarom he'. stomme meisje, dat hier tevre
den en gelukkig scheen, toch vrijwillig i?
medegegaan. Zij, die haar ontvoerde was
haar zuster en die ontvoering geschiedde
zooaslals ik zeide, met het oog op de schur.
ken, die nog steeds, om ons onbekende re
denen op het meisje loeren.'
„Neen," zeide de Linar, „dat laatste raadt
gij mis. De Broeders hebben de verblijfplaats
van het meisje niet uitgevonden. Zij is ont
voerd om ons."
„Om ons, maar we wraen toch hare vrien
den".
'Wordt vervolgd).