GEMENGD NIEUWS.
MZE.
□JQD
Eigen schuld
Van hemel en aarde.
Het meer der juweelen
De stoute streken van Boefie en Foelie, de rattenbengels.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde blad. Zaterdag 10 October 1925
Een vreemd geval.
Overdadig eten van appels.
Ontploffing.
DOOR EEN AUTOBUS GEDOOD.
RECHTSZAKEN.
Rechterlijke uitspraken voor
den handel van beteekenis.
FINANCIËN.
Kassiers P. van Gastel Zn.
te Dongen
Asiigfc
Uit de Moppentrommel
Het oud-Tweede Kamerlid mr. J. Gerrit-
Zen heeft in een interview met de Indische
Post als hoofdeuvel in het Indische belasting
wezen genoemd het volslagen gebrek aan een
behoorlijke rechtspraak en als typeerend
feit aangehaald het bekende geval van den
heer Pijper, die, te Soerabaja wonende en op
reis naar Europa, in Bandoeng werd gegijzeld
voor een belastingschuld, waarvan hij eerst
op het moment der gijzeling kennis kreeg.
Die schuld werd door den heer Pijper ont
kend, die om zich voor de gijzeling te vrij
waren, zich failliet moest laten verklaren.
Ik heb hem onlangs gesproken, zei mr. Ger-
ritzen hij is thans geheel geruïneerd en weet
tot op den huidigen dag nog niet op grond
van welke feiten de regeering meent een vor
dering wegens z.g. gemaakte oorlogswinst
op hem te hebben. Ruim een jaar geleden
heeft de heer Pijper zich bij de Tweede Ka
mer beklaagd over het hem aangedane on
recht de Commissie van Verzoekschriften
heeft inlichtingen gevraagd bij den Minister
van Koloniën, doch tot op heden zijn de in
lichtingen nog steeds niet binnengekomen.
Intusschen is de heer Pijper geruïneerd zijn
goederen zijn geëxecuteerd.... op grond
waarvan, weet hij niet en weet ten slotte nie
mand.
Uit Wamel (Geld.) is een 17-jarige jongen,
die tengevolge van het overdadig eten van
appels ernstig ongesteld was, overgebracht
naar het ziekenhuis Bethesda te Tiel. Daar
bleek operatief ingrijpen oogenblikkelijk
noodig. Dat heeft niet mogen baten, de jon
ge is overleden.
Dinsdagnamiddag omstreeks half zes wer
den de omwonenden van het Pensionaat St.
Anna te Zundert opgeschrikt door een he-
vigen knal. De oorzaak was te zoeken in het
Pensionaat. Daar was een mecanicien bezig
de gasleiding (acetyleen) na te zien. Hij
streek een lucifer aan, waarop een hevige
ontploffing volgde, die den werkman en zijn
knecht een grooten schrik en enkele brand
wonden. deed oploopen, en verder in de ka
mer, waar het ongeval plaats vond, materieele
schade aanrichtte.
HET AUTO-ONGELUK BIJ ST. SAUVEUR.
De regeling van de schadeloosstelling.
In zake de schaderegeling, voortvloeiende
uit het auto-ongeluk bij Saint Sauveur op
28 Augustus 1923, waarbij, gelijk men zich
herinnert, 21 Nederlandsche toeristen in een
afgrond vielen, wordt, naar uit Tarbes
(Frankrijk) bericht wordt, een minnelijke
schikking getroffen. Het bedrag van de
schadeloosstelling, welke aan de nabestaan
den van de slachtoffers zal worden uitge
keerd, zal worden vastgesteld op 600.000
francs.
LADING MOUT GESTOLEN.
Tijden^ de reis van een Duitsch stoom
schip van Stettin naar Amsterdam is uit de
lading 165.000 K.G. mout ter waarde van
2000 ontvreemd. j
Woensdagavond, ongeveer halfzes is een
24-jarig magazijnbediende op de Stadhou
derskade te Amsterdam, ter hoogte van de
Nicolaas Berchemstraat, door een autobus
van lijn A, overreden en gedood.
De autobus kwam van den kant van het
Leidscheboschje, de magazijnbediende, die
op een rijwiel zat. kwam uit de tegenover
gestelde richting. Naar ooggetuigen, die
later op het politiebureau zijn gehoord,
verklaarden, zou de wielrijder nog vlak
voor de autobus langs de Van Berchem
straat willen inschieten. Misschien zou hem
dit gelukt zijn, maar op het laatste oogen-
blik aarzelde hij en maakte een onver
wachte wending, juist in de richting van
de bus. Hoewel de bestuurder dadelijk
I remde, was het ongeluk niet meer te voor
komen. De ongelukkige was op slag dood.
DE ANTI-RATTENCAMPAGNE IN DEN
HAAG NIET ZONDER GEVAAR.
Wij lezen in de „Resb."
In het Tijdschrift voor Sociale Hygiëne
van 1 October, schrijft Dr. Putto, Den
Haag, het volgende: „In den laatsten tijd
hoort men meer en meer in den lande
spreken over het ratten-verdelgingsmidde!
,/ratin", waarmede in Den Haag door den
gemeentelijken reinigingsdienst een heele
rattencampagne is opgezet. Zoo nu en dan
höort men geruchten omtrent een waar
genomen ziektegeval bij een kind, dat van
de ratin snoepte. Bij informatie bleek ons,
dat inderdaad een geval van vermoedelijke
ratinvergiftiging in Den Haag is voorge
komen. In verband met deze campagne is
van belang een voordracht van arts G. A.
Rademaker in de vergadering van de Neder- j
bndsche' Vereeniging voor Microbiologie te j
Utrecht, welke voordracht was getiteld:
„Een geval van besmetting van een kind
met een rattenverdelgingsmiddel" en opga-
nomen in het „Tijdschrift voor vergelijkende i
geneeskunde". Het betrof hier een éénjarig
'eind, dat at van een met 'n anti-rattenmiddel
beladen stuk brood. Men bleek te doen te
hebben met een infectie met Enteritidir-
Gaertner-bacillen. Rademaker wijst er op,
dat in Denemarken, waar de anti-ratten-
campagne met kracht, met behulp van ratin
wordt gevoerd, geen ziektegevallen zijn
waargenomen." Dr. Putto merkt op, dat in
de literatuur wel degelijk enkele geva'len
bekend zijn en dat ook het ziektegeval van
Den Haag tot cpletten aanspoort.
„ik geloof het niet, ik ben geen deskun- behooren tot de lastigste, die er zijn. We heb- ieder, die de feitelijke macht over een zaak
dige," aldus weer de fabrikant, „maar ik ben den inhoud der procedure daarom zoo- ^uitoefent. Past men deze omschrijving toe
POLKAHAAR EN DE VEILIGHEIDSWET.
Bij het Kantongerecht te 's-Hertogenbosch
had het rechterlijk college zich te verdiepen
over het gevaar dat 'n polkakop bracht in
verband met de veiligheid, 't Was bepaald
vermakelijk; de stroeve rechtspraak ging er
voor die gelegenheid dan ook 'ns voor uit de
plooi en ieder glunderde.
Als beklaagden stonden terecht ter zake
van overtreding der Veiligheidswet de
heeren H. en M. H., passementfabrikanten te
's-Hertogenbosch.
De contoleur van den Veiligheidsdienst
had 2 fabrieksarbeidsters aan het werk ge
troffen, die de haren niei^ hadden opgesto
ken. En vermits loshangende haren worden
geacht met 'n machine in aanraking te kun
nen komen, gebiedt de wet, dat de fabrieks
arbeidsters 'r couffure in die richting in
orde is.
„Ik kan t toch eerst 's morgens niet alle-
maal gaan kappen voor ze de fabriek in
gaan," mopperde een der beklaagden.
Een der meisje heeft polkahaar, en dé
andere draagt ze zóó kort, dat er geen speld
in gedraaid kan worden.'
„Kunnen er dan geen staartjes aan gevloch- j
ten worden?" vroeg lachend de kanton- 1
rechter.
weet wel, dat we er niets aan doen kunnen.
Een arbeider met een lange snor zou dan
even goed met die snor een gevaar opleve
ren voor de veiligheid, als een meisje met
polkahaar!"
De controleur, gevraagd naar de moge
lijkheid van het opsteken der haren, ant
woordde: „Ik ben ook geen „specialiteit"
in het oordeel over polkahaar. Ik consta
teerde alleen, dat twee fabrieksmeisjes de
haren hadden loshangen.
„En ik ben ook geen „specialiteit," mom
pelde de kantonrechter.
Toen volgde er een oogenblik stilte.
„Maar," hernam toen de kantonrechter,
„als ze nou 'ns allemaal 'n muts opzetten?
Dan waren alle bezwaren in de fabriek on
dervangen."
Intusschen er moest worden recht gedaan.
„En zijn de haren nu nog op die lengte?"
vroeg de kantonrechter weer.
,,'k Weet het niet" aldus de fabrikant
wrevelig, ,,'t is twee maanden geleden, dat
we er voor bekeurd zijn. Misschien zijn ze
wel wat gegroeid. Ik ben óók geen „specia
liteit."
Het O. M. achtte het ten laste gelegde be
wezen en eischte tegen ieder der twee fa
brikanten twee maal 5 boete, subs, twee
maal drie dagen hechtenis.
veel mogelijk beperkt.
Wanneer A aan B een schilderij verkoopt
en weigert de schilderij aan B te leveren, kan
B ontbinding van die koopovereenkomst vra
gen met schadevergoeding. B. kan echter niet
vragen afgifte van de schilderij.
Wanneer B een schilderij, die hem in eigen
dom toebehoort, voor bepaalden tijd aan A
leent, en A na verloop van dien tijd de schil
derij niet terug wil geven, kan B wel afgifte
van de schilderij vorderen. Dat hij dit kan,
vloeit voort uit het feit, dat hij eigenaar van
het goed is. Hij heeft daarom een zakelijk
vorderingsrecht (de revindicatie) in tegenstel-
op „bezit geldt als volkomen titel", dar,
valt natuurlijk ook de huurder of zooaL«
hier, de onderhuurder er onder.
Partij Oxenaar, die dit deed redeneerde
aldus Volgens art. 2014 B.W. kan de eige
naar zijn goederen alleen opvorderen ondet
de derde houder wanneer hem die goederen
zijn ontvreemd of door hem zijn verloren.
Dit is hier niet het geval. Hij heeft ze ver
huurd aan Van der Made en deze heeft ze
weer onderverhuurd aan mij. Het Hof heeff
hem dus ten onrechte zijn vordering toege
wezen.
De Hooge Raad dacht er anders over. De
ling tot den kooper, aan wien het werd gele- j huurder en onderverhuurder waren geen
verd, die slechts een persoonlijk vorderings- j bezitters als in art. 2014 B.W. bedoeld er,
recht heeft. Het zakelijk vorderingsrecht isdus had tegen hen de eigenaar wel degelijk
tegen de zaak gericht en volgt de zaak, ook alzijn zakelijk vorderingsrecht.
HUURKOOP.
REVINDICATIE.
DE BETEEKENISfVAN ART. 2014 B.W.
De N.V. Hobart Berkel Fabricage Maat
schappij gaf eenige machines in huurkoop
aan van der Made. De machines werden
geplaatst in het door Van der Made ge
ëxploiteerde qafé te Amsterdam. Op zeke
ren dag verpachtte deze het café met de
machines aan Oxenaar. Vervolgens bleef
Van der Made in gebreke de verschuldigde
termijnen te voldoen.
De N.V. vorderde nu als eigenares haar*
machines terug, (revindicatie). Oxe"aar
stelde daar tegenover, dat art. 2014 B.W.
hem tegen deze revindicatie beschermde,
aangezien dit artikel den houder van roe
rend goed tegen elke zakelijke vordering
dus ook die van den eigenaar beveiligt,
tenzij het goed den eigenaar is ontvreemd,
of hij het heeft verloren.
De Hooge Raad vond deze opvatting
wel wat te royaal. De houder van roerend
goed wordt door dit artikel slechts be
schermd voor zoover het betreft den be
zitter en niet den blooten houder.
De questies waarover het in dit proces gaat,
komt deze in andere handen. De positie van
iemand, die zoo'n zakelijk vorderingsrecht
heeft, is dus veel beter, dan van iemand, die
maar een persoonlijk vorderingsrecht heeft.
Wat is nu bij huurkoop het geval De zaak
die in huurkoop wordt gegeven, blijft het
eigendom van den huurkoopgever totdat, bij
de betaling van den laatsten termijn, de zaak
eigendom wordt van den huurkoopnemer.
Alle verschuldigde termijnen, behalve de
laatste zijn huurpenningen, de laatste termijn
alleen is koopsom. Zoolang de huurkoopne
mer zijn termijnen voldoet, kan hij zich tegen
een opvordering van de zaak door den eige
naar verweren, met een beroep op zijn recht
als huurder. Voldoet hij evenwel zijn termij
nen niet, dan vervalt dit verweer en kan de
eigenaar zich weer in het bezib van de zaak
stellen.
Kan nu een eigenaar van een zaak altijd
zijn zaak opvorderen Hoe graag men het
misschien zou willen, het zou een onmoge
lijke toestand scheppen. Men kan nu een
maal aan iemands neus niet zien of hij eige
naar is. Derden moeten, wanneer zij een
zaak verwerven, niet elk oogenblik bloot
staan aan een revindicatie van den eigenaar.
Hoe is dit nu geregeld
Voor onroerende goederen gaat dit recht
van den eigenaar door verjaring te niet, maar'
dit laten we verder rusten, omdat het in de
ze procedure ging om roerende. Als hoofd
regel stelt onze wet, dat „bezit geldt als vol
komen titel." De groote moeilijkheid is hier
wat onder bezit moet worden verstaan. De
bezitter van een zaak is volgens den Hoogen
Raad hij, die den wil heeft om eigenaar te
zijn, dus b.v. de dief. Geen bezitter is echter
de huurder, die men dan als bloote houder
qualificeert. Men stelt dit ook wel zoo voor,
dat de eerste bezit uit eigen hoofde en de
laatste de huurder alleen is bezitsvertegen-
woordiger.
Nu zijn er meeningen, afwijkend van die
van den Hoogen Raad en op deze deed
Oxenaar een beroep. Bezitter is dan meer
De dief, dien we zooeven als voorbeeld
noemden, eischt nog even aandacht.
In het systeem van den Hoogen Raad is hi'
ongetwijfeld bezitter, immers aan zijn wil
om eigenaar te zijn valt niet te twijfelen.
Daarom ook heeft de eigenaar in geval van
diefstal of ontvreemding weer wel zijn zake
lijk vorderingsrecht krachtens uitzonderlijke
bepaling en dit geldt tegen allen, die den dief J
opvolgen binnen den tijd van drie jaar. 1
Treft hij echter het goed aan onder iemand, l i1
die het op een jaar- of andere markt of op
een openbare veiling kocht, dan moet hij die J
persoon den door haar besteden koopprijs te
rug geven.
(Handelsbelangen.)
Surséance van betalin;/ aangevraagd
Naar de Msb. verneemt, zijn door de ia.
P. van Gastel en Zn., kassiers te Dongen,
Vrijdag de betalingen gestaakt. Vele indus-
trieeleri te Dongen zijn hierbij betrokken.
Bij nadere informatie deelde men mede,
dat bijna'de geheele Dongensche schoen
industrie bij deze déconfiture betrokken is,
Een verzoek om surséance van betaling is
reeds ingediend.
Het gerucht gaat evenwel, dat het tekort,
zooals het zich thans laat aanzien, niet
groot zal zijn. Een volledig overzicht over
den stand van zaken is thans natuurlijk nog
uitgesloten. De firma is reeds sinds October
1896 gevestigd.
Marietje, waarom huil je zoo,
Wat is er toch gebeurd?
Heb je iets gebroken of misschien
Je schort óf jurk gescheurd?
Of heeft je iemand kwaad gedaan;
Heb je ergens je bezeerd?
Kom, kijk me's aan, m'n beste meid
En zeg me, wat je deert.
Ochmoesje.och, m'n mooie pop,
Waar 'k o, zoo veel van hield,
Ligt hier gebroken op den grond;
Z' is heelemaal vernield.
Dat heeft klein zusje vast gedaan,
O foei, dat nare kind;
Ze sleept altijd m'n speelgoed weg,
Als zij het ergens vindt.
Maar liefje, da's je eigen schuld;
Ik zeg je eiken dag:
„Marietje, berg het speelgoed weg,.
Dat zus niet hebben mag."
Je luistert echter niet naar mij;
Het slingert altijd rond,
't Zal wis de reden zijn geweest.
Dat ziis je popje vond.
Ze denkt, dat z' alles hebben mag;
't Is nog zoo n kleine puk;
Ze weet er niet mee om te gaan
En maakt den boel maar stuk.
Kom, huil niet meer en berg voorlaan
Je speelgoed netjes op,
Misschien brengt dan St. Nicolaas
Je weer gen nieuwe pop.
TANTE IDA.
21. DE ZON.
Toen we in gedachten een reisje naar de
maan deden, hébben we one verbaasd over
den grooten afstand, die er tusschen haar en
onze aarde bestaat. En toch is deze afstand
maar een stapje, een stroobreedte, een haar
breedte, vergeleken bij de oneindig grootefe
afmetingen, die er in het heelal voorkomen.
Zoo is b.v. de zon 149.480.000 K.M.
van de aarde verwijderd. Om dezen afstand
met onzen sneltrein van 50 K.M. per uur af
te leggen, zouden we leven te kort komen,
al werden we meer dan negentig jaar oud. Het
reisje zou maar eventjes 340 jaren duren.
Wanneer dus eens iemand bij het begin van
den tachtigjarigen oorlog met bedoelde snel
heid op reis was gegaan en zonder ook maar
eventjes te rusten dag en nacht was voort
gesneld, dan zou hij nu pas kort op de zon
zijn aangekomen.
Zoo'n afstand gaat ons begrip te boven,
nietwaar
Hoe machtig groot moet nu de hitte van
den zonnebol wel zijn, die onze aarde, welke
toch maar een stipje in de hemelruimte is,
nog zóóveel warmte geeft, dat er een leven,
zooals wij dat kennen, mogelijk is 1 En hoe
ontzaglijk veel warmte zal er schijnbaar
autteloos voortdurend in de 'oneindige
uimte uitgestraald worden En hoe groot
noet de zon zelf nu wel zijn 1
Heel groot.
Haar middellijn is 1.390.890 K.M., d. i.
driemaal de gemiddelde afstand tusschen
aarde en maan.
Wat een bol
Denk eens even. Wanneer de zon eens
hol was, en we plaatsten de aarde in haar
middelpunt, dan zou de maan op haar natuur
lijken afstand om de aarde kunnen draaien
en dan zou de afstand van de baan der maan
tot den wand der zon nog gelijk zijn aan de
helft van den afstand tusschen maan en
aarde. Wanneer er eens een tunnel midden
door den zonnebol geboord was, dan zou
onze sneltrein ruim twee jaren noodig hebben
om dien tunnel te doorloopen.
Als men de zon door 'n krachtige teles
coop waarneemt, ziet men een onmetelijke
vuurzee, die schijnbaar door een orkaan
in beroering wordt gebracht. Hier en daar
is de gloed afgebroken door zwarte vlekken,
die reeds in 1611 ontdekt werden. Het zijn
scherp begrensde zwarte massa's van grilligen
vorm. In haar -nabijheid komen vaak heel
lichte, schitterende vlekken voor, de zonne-
fakkels. De grootte der zonnevlekken is
zeer verschillend er zijn er, wier middellijn
meer dan zeven maal die der aarde be
draagt. Deze zonnevlekken zijn verschijn
selen, welke komen en verdwijnen. Men
heeft opgemerkt, dat het meer of minder
voorkomen er van aan een periode van
ruim elf jaar gebonden is. Ze schijnen met
het magnetisme én nog andere verschijn
selen op aarde in verband te staan.
Uit de beweging der zonnevlekken heeft
men opgemaakt, dat de zon in 25 a 27 dagen
om haar as draait.
Tijdens zonsverduisteringen, als voor ons
de zonneschijf door de maan bedekt wordt
(aarde, maan en zon staan dan precies in
één lijn), kan men waarnemingen doen
van hetgeen er om de zon wordt gevonden.
De kern van het hemellichaam wordt om
geven door een mengsel van vloeistoffen
en gassen, de photosfeer, waarvan het licht
en warmte uitgaan en die de voor ons zicht
bare oppervlakte uitmaakt.
Om de photosfeer bevindt zich een purper
kleurige laag van eenige duizenden K.M.
hoogte, die uit verschillende gloeiende gas
sen bestaat, de chromósfeer. Bij totale
zonsverduisteringen vertoont ze zich als
een smalle purperen zoom om den rand
der zon
Uit deze chromosfeer komen de protube
ransen voort. Dit zijn wonderbaarlijke
lichtverschijnselen, roode, violette en blauwe
vlammen of vuurzuilen, welker hoogte vaak
meer dan vijftienmaal de middellijn der
aarde bedraagt. Het verwonderlijkste is
nog, dat deze uitbarstingen, ontploffingen,
of wat het Ook zijn mogen, in weinige tfren
ontstaan «n even snel verdwijnen.
Het buitenste omhulsel der zon eindelijk
is de corona, die ook alleen bij verduis
teringen waarneembaar is. Zij vertoont
zich dan als een witlichtenden ring van
afwisselende breedte, die zich tot een
hoogte van meer dan- 300.000 K.M. boven
de zon verheft.
Evenals de maan door de aantrekkings
kracht der aarde wordt beheerscht, moet het
stelsel van aarde en maan een elliptische
baan om de zon beschrijven. We weten
al wel, dat we in een jaar met onze aarde
den reusachtigen weg om de dagvorstin
afleggen. Onze aarde bevindt zich dus morgen
op een andere plaats ten opzichte der zon
dan vandaag. We kunnen dit waarnemen,
door geregeld op vaste tijden den sterren
hemel te beschouwen, die zich achter de
Zon bevindt, waarop de zon zich projecteert.
Zoolang het dag is, kunnen we natuurlijk
bedoelde waarnemingen niet doen, want dan
verhindert het zonlicht ons, de sterren te
zien. Maar 's morgens vóór zonsopgang en
's avonds na zonsondergang kunnen we
het gedeelte van den sterrenhemel beschou
wen, waarin de zon „zich bevindt". Na zons
ondergang moeten we natuurlijk naar het
Westen en vóór zonsopkomst naa het Oosten
kijken het hemelgewelf met zon. maan
en andere lichamen schijnt immers, tenge
volge van de aswenteling der aarde, in vier
en twintig uren van het Oosten naar het
Westen te draaien, en deze dagchjksche
beweging blijft bij bovenbedoelde waar
nemingen buiten beschouwing.
Wanneer we nu b.v. elke week op een
vasten tijd nagaan, waar zich de zon, ten
opzichte der sterren bevindt, dan bemerken
we, dat de sterrenbeelden als het ware achter
langs de zon schuiven. Dit is echter ge
zichtsbedrog niet de sterren verplaatsen
'zich, maar onze aarde doet het. Als we in
onze kamer rondloopen en daarbij voort
durend ons oog op de lamp gericht houden,
dan zien we langs de lamp heen telkens
een ander gedeelte van het vertrek deze
wanden bewegen zich niet, wij doet het.
Welnu, zoo zien we van onze aarde uit telkens
een ander gedeelte van den „hemelwand"
achter de zon, omdat we ons met onze aarde
verplaatsen.
In een jaar zijn we rond geweest, en dan
„zit" de zon weer in hetzelfde sterrenbeeld,
als voor twaalf maanden.
We kunnen ons langs het hemelgewelf een
breeden band of gordel denken, waarin zich
de zon op den een of anderen tijd bevindt.
Buiten dien gordel komt ze nooit soms zit
ze in het midden, soms meer aan den rand.
Deze gordel noemen we den dierenriem,
omdat vele der sterrenbeelden, die er op
voorkomen, dierennamen dragen. In een
jaar is de zon door den ganschen dierrenriem
gereisd, of beter, de dierenriem is achter de
zong langs gedraaid, of nog beter, de aarde
is om de zon gedraaid en daardoor scheen
het alsof de zon den dierenriem doorliep.
Het dierenriem is in 12 deelen verdeeld
de zon doorloopt elke maand een gedeelte.
Naar de sterrenbeelden, die er in voor
komen, heeten deze twaalf gedeelten Ram,
Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Maagd,
weegschaal, Schorpioen, Schutter, Steenbok
Waterman en Visschen. Op den 21 Maart,
bij het begin der lente, komt de zon in den
Ram en nu valt het verder gemakkelijk
na te gaan, in welk tee ken van den dieren
riem de zon op een bepaalden datum staat
Nu willen we trachtende wisseling der jaar
getijden duidelijk te maken. Ifldien de
aardas loodrecht op het vlak van haar om-
loopsbaan stond, dan zouden dag en nacht
overal en altijd precies even lang zijn. In
dat geval zou immers altijd «en „overlangsche
helft" van onzen aardbol door de zon be
schenen wordt. En omdat de aarde regel
matig om haar as wentelt, zou elk deel der
aarde op zijn beurt even lang in het zon
licht komen als een willekeurig ander deeltje.
Van jaargetijden zou er dan geen sprake zijn
we zouden ons in Nederland in een eeuwige
durende lente mogen verheugen.
(Wordt vervolgd.)
Pei-Hang ondernam nu met spoed den
terugtocht, en deed daarbij nauwkcu ig
hetgeen hij zijn moeder beloofd had. Hij
sprong over het eerste' beekje, en toen hij
goed en wel op den anderen oever stond,
wierp hij een der witte zaadjes in het kleine,
onschuldige plasje, zoodat dit op eens weer
in een onstuimigen, inktzwarten waterplas
van een mijl breedte veranderde, waarin
ontelbare reuzenvisschen zwommen elk
dezer visschen was meer dan zes el lang en
geheel, met scherpe pennen bedekt.
Pei-Hang sprong daarna ook weer over
de beekjes, welke de roode, witte en blatiwe
rivieren moesten voorstellen, en wierp ook
daarin een der witte zaadjes, zoodat ook deze
rivieren weer even breed en met monster
dieren bevolkt werden als voorheen.
(Slot.)
Na weer zeven dagen doorgereisd te
hebben, kwam Pei-Hang met zij i schat,
behouden bij zijn ouders aan. Hij vertelde
hun zijn avonturen en gaf hun de helft der
juweelen. Daarna vertrok hij naar Chang-
Ngan en daar hoorde hij, dat Yun-Ying's
moeder al haar vrienden op een bruilofts
feest genoodigd had, dat ter eere van Yun-
Ying's huwelijk met den taankleurigen
mandarijn zou worden gegeven.
Yun-Ying was juist dien dag zeer treurig
gestemd haar moeder had aan al haar gasten
verteld, dat Pei-Hang gestorven was, en zij
wist, dat dit niet. zoo was. Pei-Hang kon
niet dood zijn hij zou terug komen.
Het huwelijk was gelukkig nog niet vol
trokken, toen Pei-Hang de hut bereikte
wel stond Yun-Ying reeds in haar
„Men kan van het goede nimmer te veel
hebben," sprak de mandarijn,
kleurig, met zilver geborduurd bruids
kleed, onder den perzikboom, maar nauwe
lijks had zij Pei-Hang gezien, of zij wierp
zich in zijn armen, terwijl tranen van blijd
schap over haar wangen rolden.
Pei-Hang had den vijzel op het grasveld
gezet, om zijn bruid te troosten, toen opeens
de oude heks, Yun-Ying's moeder, naar bui
ten trad en woedend uitriep „Gij zijt veel
te laat gekomen, gij kunt thans Yun-Ying
niet meer tot vrouw krijgen ik wil echter
den vijzel en stamper van je koopen met
een gedeelte van het geld, dat de mandarijn
mij gegevea heeft."
„Zeg liever, dat ge mij uw dochter niet
wilt geven, maar houdt je leugenpraatjes
voor je," sprak Pei-Hang op verontwaar
digden toon.
Ongemerkt wierp hij nu een der witte
zaadjes in den vijzel, die daardoor zóó groot
werd, dat hij 't geheele grasvelc' o ader den per
zikboom innam. Ook de juweelen, waarmede
hij bijna nog half gevuld was, waren op
eens in omvang toegenomen. Nu klom
Pei-Hang in den perzikboom en van daar
uit, strooide hij handen vol juweelen onder
te bruiloftsgasten, die allen om het hardst
grabbelden, alsof het strooiavond was, en
de taankleurige mandarijn, die zoo heel
rijk was, grabbelde even hard mee als de
overige gasten. Daarover waren de meesten
zeer verontwaardigd.
„Moet hij nu ook nog meegrabbelen hij,
die reeds zoo rijk is en uit gouden kopjes
drinktriepen zij boos uit.
„Van het goe''e kan men nimmer te veel
hebben," sprak de mandarijn lachende, ec
toen Pei-Hang hem drie robijnen gaf, zoo
groot als een duivenei, indien hij wilde be-
loven-YunYing niet te trouwen, maar oogen
blikkelijk naar Chang-Ngan terug te keeren,
lachte hij nog veel harder en vertrok.
Waarschijnlijk begreep hij ook wel, dat
Yun-Ying's moeder, die, nu zij een rijker
schoonzoon kon krijgen, hem, den mandarijn,
die uit gouden kopjes dronk, best missen
kon, of misschien waren hem de drie robijnen
meer waard dan Yun-Ying?....
Toen hij vertrokken was, trouwde Pei-
Hang met Yun-Ying, en nam haar mede
naar de stad, waar zijn ouders woonden, en
daar werden zij zoo gelukkig, als zij ver
dienden.
De vijzel en de stamper van jaspis stonden
nog steeds op het grasveld onder den perzik-
boom niemand kon ze in de hut dragen,
nóch er tooverkruiden in fijnstampen. Dit
was echter niet de schuld van Pei-Hang
die, toen hij alle juweelen er uitgehaald had'
het laatste roode zaadje er in wilde werper,
om fcet gevaarte tot een vijzel en stamper
van gewone grootte te doen in krimpen.
Toen hij nu, boven in den perzikboom
zittende, het doosje voor den dag haalde,
vloog dit plotseling open, het zaadje viel
en daardoor opeens in een krielhaanlje
veranderde.
er uit en werd opgepikt door een
kalkoenschen haan, die onder den boom liep
en daardoor opeens in een kriel-haantje
veranderde. Vijzel en stamper behielden toen
voor altijd hun reusachtige grootte.
Yun-Ying's moeder, die in zulk een vijzel
onmogelijk haar tooverkruiden kon fijn
stampen, was over dit geval zóó boos, dat
zij het arme haantje met huid en haar opat
zij verslikte zich daarbij in een veertje
en.... stikte en dat was haar verdiende
loon.
Van af dien tijd heeft geen sterveling het
verblijf der geesten, nóch den berg Sumi
nóch het Meer der Juweelen kunnen
vinden.
ie
VOOR DE BLINDEN.
Wat een prachtig stel blinden heb
daar voor je winkelraam meneer Rozijn,
Zullen je ock centjes gekost hebben!
Neen toch niet die hebben mijn klanr
ten mij cadeau gedaan
Hoe zooo
Wel, ik heb een busje in mijn winkel
geplaatst met het opschrift: Voor de blin»
den. Ziedaar de resultaten.
17. Onderweg krijgt Jansje
weer berouw, maar voordat ze
terug kan heeft Sjeffie Ekster
haar al te pakken. „Kom gerust
boven, juffrouw," ratelt hij,
„u zult er geen spijt van hebben.
Dokter Langsnavel trekt zonder
pijn."
18. De arme Jansje wordt
met alle vier haar pootjes ep
óók nog met haar lange ooren
aan een stoei vastgebonden
Waarom doen ze dat toch
denkt ze angstig. Als het
kiezentrekken geen pijn doet
is 't niet noodig mij vast tebin-
den.
19. Daar komt dokter Lang
snavel aan met een groote nijp
tang. Jansje Knaagtand moet
haar lieve mandje zoo ver moge
lijk opendoen. Sjeffie Ekster
helpt een handje. Dokter Lang
snavel grijpt Jansjes tand vast
.en.
20. Au, au, au, au, huilt de
irme Jansje. Want dokter
Langsnavel doet haar vreeselijk
pijn. Maar Sjeffie Ekster staal
alweer tegen het publiek te
babbeletf en daardoor hoort het
niet hoe het onnoozele Jansje ge
marteld wordt.