GEMENGD NIEUWS. MZE. □JQD Eigen schuld Van hemel en aarde. Het meer der juweelen De stoute streken van Boefie en Foelie, de rattenbengels. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde blad. Zaterdag 10 October 1925 Een vreemd geval. Overdadig eten van appels. Ontploffing. DOOR EEN AUTOBUS GEDOOD. RECHTSZAKEN. Rechterlijke uitspraken voor den handel van beteekenis. FINANCIËN. Kassiers P. van Gastel Zn. te Dongen Asiigfc Uit de Moppentrommel Het oud-Tweede Kamerlid mr. J. Gerrit- Zen heeft in een interview met de Indische Post als hoofdeuvel in het Indische belasting wezen genoemd het volslagen gebrek aan een behoorlijke rechtspraak en als typeerend feit aangehaald het bekende geval van den heer Pijper, die, te Soerabaja wonende en op reis naar Europa, in Bandoeng werd gegijzeld voor een belastingschuld, waarvan hij eerst op het moment der gijzeling kennis kreeg. Die schuld werd door den heer Pijper ont kend, die om zich voor de gijzeling te vrij waren, zich failliet moest laten verklaren. Ik heb hem onlangs gesproken, zei mr. Ger- ritzen hij is thans geheel geruïneerd en weet tot op den huidigen dag nog niet op grond van welke feiten de regeering meent een vor dering wegens z.g. gemaakte oorlogswinst op hem te hebben. Ruim een jaar geleden heeft de heer Pijper zich bij de Tweede Ka mer beklaagd over het hem aangedane on recht de Commissie van Verzoekschriften heeft inlichtingen gevraagd bij den Minister van Koloniën, doch tot op heden zijn de in lichtingen nog steeds niet binnengekomen. Intusschen is de heer Pijper geruïneerd zijn goederen zijn geëxecuteerd.... op grond waarvan, weet hij niet en weet ten slotte nie mand. Uit Wamel (Geld.) is een 17-jarige jongen, die tengevolge van het overdadig eten van appels ernstig ongesteld was, overgebracht naar het ziekenhuis Bethesda te Tiel. Daar bleek operatief ingrijpen oogenblikkelijk noodig. Dat heeft niet mogen baten, de jon ge is overleden. Dinsdagnamiddag omstreeks half zes wer den de omwonenden van het Pensionaat St. Anna te Zundert opgeschrikt door een he- vigen knal. De oorzaak was te zoeken in het Pensionaat. Daar was een mecanicien bezig de gasleiding (acetyleen) na te zien. Hij streek een lucifer aan, waarop een hevige ontploffing volgde, die den werkman en zijn knecht een grooten schrik en enkele brand wonden. deed oploopen, en verder in de ka mer, waar het ongeval plaats vond, materieele schade aanrichtte. HET AUTO-ONGELUK BIJ ST. SAUVEUR. De regeling van de schadeloosstelling. In zake de schaderegeling, voortvloeiende uit het auto-ongeluk bij Saint Sauveur op 28 Augustus 1923, waarbij, gelijk men zich herinnert, 21 Nederlandsche toeristen in een afgrond vielen, wordt, naar uit Tarbes (Frankrijk) bericht wordt, een minnelijke schikking getroffen. Het bedrag van de schadeloosstelling, welke aan de nabestaan den van de slachtoffers zal worden uitge keerd, zal worden vastgesteld op 600.000 francs. LADING MOUT GESTOLEN. Tijden^ de reis van een Duitsch stoom schip van Stettin naar Amsterdam is uit de lading 165.000 K.G. mout ter waarde van 2000 ontvreemd. j Woensdagavond, ongeveer halfzes is een 24-jarig magazijnbediende op de Stadhou derskade te Amsterdam, ter hoogte van de Nicolaas Berchemstraat, door een autobus van lijn A, overreden en gedood. De autobus kwam van den kant van het Leidscheboschje, de magazijnbediende, die op een rijwiel zat. kwam uit de tegenover gestelde richting. Naar ooggetuigen, die later op het politiebureau zijn gehoord, verklaarden, zou de wielrijder nog vlak voor de autobus langs de Van Berchem straat willen inschieten. Misschien zou hem dit gelukt zijn, maar op het laatste oogen- blik aarzelde hij en maakte een onver wachte wending, juist in de richting van de bus. Hoewel de bestuurder dadelijk I remde, was het ongeluk niet meer te voor komen. De ongelukkige was op slag dood. DE ANTI-RATTENCAMPAGNE IN DEN HAAG NIET ZONDER GEVAAR. Wij lezen in de „Resb." In het Tijdschrift voor Sociale Hygiëne van 1 October, schrijft Dr. Putto, Den Haag, het volgende: „In den laatsten tijd hoort men meer en meer in den lande spreken over het ratten-verdelgingsmidde! ,/ratin", waarmede in Den Haag door den gemeentelijken reinigingsdienst een heele rattencampagne is opgezet. Zoo nu en dan höort men geruchten omtrent een waar genomen ziektegeval bij een kind, dat van de ratin snoepte. Bij informatie bleek ons, dat inderdaad een geval van vermoedelijke ratinvergiftiging in Den Haag is voorge komen. In verband met deze campagne is van belang een voordracht van arts G. A. Rademaker in de vergadering van de Neder- j bndsche' Vereeniging voor Microbiologie te j Utrecht, welke voordracht was getiteld: „Een geval van besmetting van een kind met een rattenverdelgingsmiddel" en opga- nomen in het „Tijdschrift voor vergelijkende i geneeskunde". Het betrof hier een éénjarig 'eind, dat at van een met 'n anti-rattenmiddel beladen stuk brood. Men bleek te doen te hebben met een infectie met Enteritidir- Gaertner-bacillen. Rademaker wijst er op, dat in Denemarken, waar de anti-ratten- campagne met kracht, met behulp van ratin wordt gevoerd, geen ziektegevallen zijn waargenomen." Dr. Putto merkt op, dat in de literatuur wel degelijk enkele geva'len bekend zijn en dat ook het ziektegeval van Den Haag tot cpletten aanspoort. „ik geloof het niet, ik ben geen deskun- behooren tot de lastigste, die er zijn. We heb- ieder, die de feitelijke macht over een zaak dige," aldus weer de fabrikant, „maar ik ben den inhoud der procedure daarom zoo- ^uitoefent. Past men deze omschrijving toe POLKAHAAR EN DE VEILIGHEIDSWET. Bij het Kantongerecht te 's-Hertogenbosch had het rechterlijk college zich te verdiepen over het gevaar dat 'n polkakop bracht in verband met de veiligheid, 't Was bepaald vermakelijk; de stroeve rechtspraak ging er voor die gelegenheid dan ook 'ns voor uit de plooi en ieder glunderde. Als beklaagden stonden terecht ter zake van overtreding der Veiligheidswet de heeren H. en M. H., passementfabrikanten te 's-Hertogenbosch. De contoleur van den Veiligheidsdienst had 2 fabrieksarbeidsters aan het werk ge troffen, die de haren niei^ hadden opgesto ken. En vermits loshangende haren worden geacht met 'n machine in aanraking te kun nen komen, gebiedt de wet, dat de fabrieks arbeidsters 'r couffure in die richting in orde is. „Ik kan t toch eerst 's morgens niet alle- maal gaan kappen voor ze de fabriek in gaan," mopperde een der beklaagden. Een der meisje heeft polkahaar, en dé andere draagt ze zóó kort, dat er geen speld in gedraaid kan worden.' „Kunnen er dan geen staartjes aan gevloch- j ten worden?" vroeg lachend de kanton- 1 rechter. weet wel, dat we er niets aan doen kunnen. Een arbeider met een lange snor zou dan even goed met die snor een gevaar opleve ren voor de veiligheid, als een meisje met polkahaar!" De controleur, gevraagd naar de moge lijkheid van het opsteken der haren, ant woordde: „Ik ben ook geen „specialiteit" in het oordeel over polkahaar. Ik consta teerde alleen, dat twee fabrieksmeisjes de haren hadden loshangen. „En ik ben ook geen „specialiteit," mom pelde de kantonrechter. Toen volgde er een oogenblik stilte. „Maar," hernam toen de kantonrechter, „als ze nou 'ns allemaal 'n muts opzetten? Dan waren alle bezwaren in de fabriek on dervangen." Intusschen er moest worden recht gedaan. „En zijn de haren nu nog op die lengte?" vroeg de kantonrechter weer. ,,'k Weet het niet" aldus de fabrikant wrevelig, ,,'t is twee maanden geleden, dat we er voor bekeurd zijn. Misschien zijn ze wel wat gegroeid. Ik ben óók geen „specia liteit." Het O. M. achtte het ten laste gelegde be wezen en eischte tegen ieder der twee fa brikanten twee maal 5 boete, subs, twee maal drie dagen hechtenis. veel mogelijk beperkt. Wanneer A aan B een schilderij verkoopt en weigert de schilderij aan B te leveren, kan B ontbinding van die koopovereenkomst vra gen met schadevergoeding. B. kan echter niet vragen afgifte van de schilderij. Wanneer B een schilderij, die hem in eigen dom toebehoort, voor bepaalden tijd aan A leent, en A na verloop van dien tijd de schil derij niet terug wil geven, kan B wel afgifte van de schilderij vorderen. Dat hij dit kan, vloeit voort uit het feit, dat hij eigenaar van het goed is. Hij heeft daarom een zakelijk vorderingsrecht (de revindicatie) in tegenstel- op „bezit geldt als volkomen titel", dar, valt natuurlijk ook de huurder of zooaL« hier, de onderhuurder er onder. Partij Oxenaar, die dit deed redeneerde aldus Volgens art. 2014 B.W. kan de eige naar zijn goederen alleen opvorderen ondet de derde houder wanneer hem die goederen zijn ontvreemd of door hem zijn verloren. Dit is hier niet het geval. Hij heeft ze ver huurd aan Van der Made en deze heeft ze weer onderverhuurd aan mij. Het Hof heeff hem dus ten onrechte zijn vordering toege wezen. De Hooge Raad dacht er anders over. De ling tot den kooper, aan wien het werd gele- j huurder en onderverhuurder waren geen verd, die slechts een persoonlijk vorderings- j bezitters als in art. 2014 B.W. bedoeld er, recht heeft. Het zakelijk vorderingsrecht isdus had tegen hen de eigenaar wel degelijk tegen de zaak gericht en volgt de zaak, ook alzijn zakelijk vorderingsrecht. HUURKOOP. REVINDICATIE. DE BETEEKENISfVAN ART. 2014 B.W. De N.V. Hobart Berkel Fabricage Maat schappij gaf eenige machines in huurkoop aan van der Made. De machines werden geplaatst in het door Van der Made ge ëxploiteerde qafé te Amsterdam. Op zeke ren dag verpachtte deze het café met de machines aan Oxenaar. Vervolgens bleef Van der Made in gebreke de verschuldigde termijnen te voldoen. De N.V. vorderde nu als eigenares haar* machines terug, (revindicatie). Oxe"aar stelde daar tegenover, dat art. 2014 B.W. hem tegen deze revindicatie beschermde, aangezien dit artikel den houder van roe rend goed tegen elke zakelijke vordering dus ook die van den eigenaar beveiligt, tenzij het goed den eigenaar is ontvreemd, of hij het heeft verloren. De Hooge Raad vond deze opvatting wel wat te royaal. De houder van roerend goed wordt door dit artikel slechts be schermd voor zoover het betreft den be zitter en niet den blooten houder. De questies waarover het in dit proces gaat, komt deze in andere handen. De positie van iemand, die zoo'n zakelijk vorderingsrecht heeft, is dus veel beter, dan van iemand, die maar een persoonlijk vorderingsrecht heeft. Wat is nu bij huurkoop het geval De zaak die in huurkoop wordt gegeven, blijft het eigendom van den huurkoopgever totdat, bij de betaling van den laatsten termijn, de zaak eigendom wordt van den huurkoopnemer. Alle verschuldigde termijnen, behalve de laatste zijn huurpenningen, de laatste termijn alleen is koopsom. Zoolang de huurkoopne mer zijn termijnen voldoet, kan hij zich tegen een opvordering van de zaak door den eige naar verweren, met een beroep op zijn recht als huurder. Voldoet hij evenwel zijn termij nen niet, dan vervalt dit verweer en kan de eigenaar zich weer in het bezib van de zaak stellen. Kan nu een eigenaar van een zaak altijd zijn zaak opvorderen Hoe graag men het misschien zou willen, het zou een onmoge lijke toestand scheppen. Men kan nu een maal aan iemands neus niet zien of hij eige naar is. Derden moeten, wanneer zij een zaak verwerven, niet elk oogenblik bloot staan aan een revindicatie van den eigenaar. Hoe is dit nu geregeld Voor onroerende goederen gaat dit recht van den eigenaar door verjaring te niet, maar' dit laten we verder rusten, omdat het in de ze procedure ging om roerende. Als hoofd regel stelt onze wet, dat „bezit geldt als vol komen titel." De groote moeilijkheid is hier wat onder bezit moet worden verstaan. De bezitter van een zaak is volgens den Hoogen Raad hij, die den wil heeft om eigenaar te zijn, dus b.v. de dief. Geen bezitter is echter de huurder, die men dan als bloote houder qualificeert. Men stelt dit ook wel zoo voor, dat de eerste bezit uit eigen hoofde en de laatste de huurder alleen is bezitsvertegen- woordiger. Nu zijn er meeningen, afwijkend van die van den Hoogen Raad en op deze deed Oxenaar een beroep. Bezitter is dan meer De dief, dien we zooeven als voorbeeld noemden, eischt nog even aandacht. In het systeem van den Hoogen Raad is hi' ongetwijfeld bezitter, immers aan zijn wil om eigenaar te zijn valt niet te twijfelen. Daarom ook heeft de eigenaar in geval van diefstal of ontvreemding weer wel zijn zake lijk vorderingsrecht krachtens uitzonderlijke bepaling en dit geldt tegen allen, die den dief J opvolgen binnen den tijd van drie jaar. 1 Treft hij echter het goed aan onder iemand, l i1 die het op een jaar- of andere markt of op een openbare veiling kocht, dan moet hij die J persoon den door haar besteden koopprijs te rug geven. (Handelsbelangen.) Surséance van betalin;/ aangevraagd Naar de Msb. verneemt, zijn door de ia. P. van Gastel en Zn., kassiers te Dongen, Vrijdag de betalingen gestaakt. Vele indus- trieeleri te Dongen zijn hierbij betrokken. Bij nadere informatie deelde men mede, dat bijna'de geheele Dongensche schoen industrie bij deze déconfiture betrokken is, Een verzoek om surséance van betaling is reeds ingediend. Het gerucht gaat evenwel, dat het tekort, zooals het zich thans laat aanzien, niet groot zal zijn. Een volledig overzicht over den stand van zaken is thans natuurlijk nog uitgesloten. De firma is reeds sinds October 1896 gevestigd. Marietje, waarom huil je zoo, Wat is er toch gebeurd? Heb je iets gebroken of misschien Je schort óf jurk gescheurd? Of heeft je iemand kwaad gedaan; Heb je ergens je bezeerd? Kom, kijk me's aan, m'n beste meid En zeg me, wat je deert. Ochmoesje.och, m'n mooie pop, Waar 'k o, zoo veel van hield, Ligt hier gebroken op den grond; Z' is heelemaal vernield. Dat heeft klein zusje vast gedaan, O foei, dat nare kind; Ze sleept altijd m'n speelgoed weg, Als zij het ergens vindt. Maar liefje, da's je eigen schuld; Ik zeg je eiken dag: „Marietje, berg het speelgoed weg,. Dat zus niet hebben mag." Je luistert echter niet naar mij; Het slingert altijd rond, 't Zal wis de reden zijn geweest. Dat ziis je popje vond. Ze denkt, dat z' alles hebben mag; 't Is nog zoo n kleine puk; Ze weet er niet mee om te gaan En maakt den boel maar stuk. Kom, huil niet meer en berg voorlaan Je speelgoed netjes op, Misschien brengt dan St. Nicolaas Je weer gen nieuwe pop. TANTE IDA. 21. DE ZON. Toen we in gedachten een reisje naar de maan deden, hébben we one verbaasd over den grooten afstand, die er tusschen haar en onze aarde bestaat. En toch is deze afstand maar een stapje, een stroobreedte, een haar breedte, vergeleken bij de oneindig grootefe afmetingen, die er in het heelal voorkomen. Zoo is b.v. de zon 149.480.000 K.M. van de aarde verwijderd. Om dezen afstand met onzen sneltrein van 50 K.M. per uur af te leggen, zouden we leven te kort komen, al werden we meer dan negentig jaar oud. Het reisje zou maar eventjes 340 jaren duren. Wanneer dus eens iemand bij het begin van den tachtigjarigen oorlog met bedoelde snel heid op reis was gegaan en zonder ook maar eventjes te rusten dag en nacht was voort gesneld, dan zou hij nu pas kort op de zon zijn aangekomen. Zoo'n afstand gaat ons begrip te boven, nietwaar Hoe machtig groot moet nu de hitte van den zonnebol wel zijn, die onze aarde, welke toch maar een stipje in de hemelruimte is, nog zóóveel warmte geeft, dat er een leven, zooals wij dat kennen, mogelijk is 1 En hoe ontzaglijk veel warmte zal er schijnbaar autteloos voortdurend in de 'oneindige uimte uitgestraald worden En hoe groot noet de zon zelf nu wel zijn 1 Heel groot. Haar middellijn is 1.390.890 K.M., d. i. driemaal de gemiddelde afstand tusschen aarde en maan. Wat een bol Denk eens even. Wanneer de zon eens hol was, en we plaatsten de aarde in haar middelpunt, dan zou de maan op haar natuur lijken afstand om de aarde kunnen draaien en dan zou de afstand van de baan der maan tot den wand der zon nog gelijk zijn aan de helft van den afstand tusschen maan en aarde. Wanneer er eens een tunnel midden door den zonnebol geboord was, dan zou onze sneltrein ruim twee jaren noodig hebben om dien tunnel te doorloopen. Als men de zon door 'n krachtige teles coop waarneemt, ziet men een onmetelijke vuurzee, die schijnbaar door een orkaan in beroering wordt gebracht. Hier en daar is de gloed afgebroken door zwarte vlekken, die reeds in 1611 ontdekt werden. Het zijn scherp begrensde zwarte massa's van grilligen vorm. In haar -nabijheid komen vaak heel lichte, schitterende vlekken voor, de zonne- fakkels. De grootte der zonnevlekken is zeer verschillend er zijn er, wier middellijn meer dan zeven maal die der aarde be draagt. Deze zonnevlekken zijn verschijn selen, welke komen en verdwijnen. Men heeft opgemerkt, dat het meer of minder voorkomen er van aan een periode van ruim elf jaar gebonden is. Ze schijnen met het magnetisme én nog andere verschijn selen op aarde in verband te staan. Uit de beweging der zonnevlekken heeft men opgemaakt, dat de zon in 25 a 27 dagen om haar as draait. Tijdens zonsverduisteringen, als voor ons de zonneschijf door de maan bedekt wordt (aarde, maan en zon staan dan precies in één lijn), kan men waarnemingen doen van hetgeen er om de zon wordt gevonden. De kern van het hemellichaam wordt om geven door een mengsel van vloeistoffen en gassen, de photosfeer, waarvan het licht en warmte uitgaan en die de voor ons zicht bare oppervlakte uitmaakt. Om de photosfeer bevindt zich een purper kleurige laag van eenige duizenden K.M. hoogte, die uit verschillende gloeiende gas sen bestaat, de chromósfeer. Bij totale zonsverduisteringen vertoont ze zich als een smalle purperen zoom om den rand der zon Uit deze chromosfeer komen de protube ransen voort. Dit zijn wonderbaarlijke lichtverschijnselen, roode, violette en blauwe vlammen of vuurzuilen, welker hoogte vaak meer dan vijftienmaal de middellijn der aarde bedraagt. Het verwonderlijkste is nog, dat deze uitbarstingen, ontploffingen, of wat het Ook zijn mogen, in weinige tfren ontstaan «n even snel verdwijnen. Het buitenste omhulsel der zon eindelijk is de corona, die ook alleen bij verduis teringen waarneembaar is. Zij vertoont zich dan als een witlichtenden ring van afwisselende breedte, die zich tot een hoogte van meer dan- 300.000 K.M. boven de zon verheft. Evenals de maan door de aantrekkings kracht der aarde wordt beheerscht, moet het stelsel van aarde en maan een elliptische baan om de zon beschrijven. We weten al wel, dat we in een jaar met onze aarde den reusachtigen weg om de dagvorstin afleggen. Onze aarde bevindt zich dus morgen op een andere plaats ten opzichte der zon dan vandaag. We kunnen dit waarnemen, door geregeld op vaste tijden den sterren hemel te beschouwen, die zich achter de Zon bevindt, waarop de zon zich projecteert. Zoolang het dag is, kunnen we natuurlijk bedoelde waarnemingen niet doen, want dan verhindert het zonlicht ons, de sterren te zien. Maar 's morgens vóór zonsopgang en 's avonds na zonsondergang kunnen we het gedeelte van den sterrenhemel beschou wen, waarin de zon „zich bevindt". Na zons ondergang moeten we natuurlijk naar het Westen en vóór zonsopkomst naa het Oosten kijken het hemelgewelf met zon. maan en andere lichamen schijnt immers, tenge volge van de aswenteling der aarde, in vier en twintig uren van het Oosten naar het Westen te draaien, en deze dagchjksche beweging blijft bij bovenbedoelde waar nemingen buiten beschouwing. Wanneer we nu b.v. elke week op een vasten tijd nagaan, waar zich de zon, ten opzichte der sterren bevindt, dan bemerken we, dat de sterrenbeelden als het ware achter langs de zon schuiven. Dit is echter ge zichtsbedrog niet de sterren verplaatsen 'zich, maar onze aarde doet het. Als we in onze kamer rondloopen en daarbij voort durend ons oog op de lamp gericht houden, dan zien we langs de lamp heen telkens een ander gedeelte van het vertrek deze wanden bewegen zich niet, wij doet het. Welnu, zoo zien we van onze aarde uit telkens een ander gedeelte van den „hemelwand" achter de zon, omdat we ons met onze aarde verplaatsen. In een jaar zijn we rond geweest, en dan „zit" de zon weer in hetzelfde sterrenbeeld, als voor twaalf maanden. We kunnen ons langs het hemelgewelf een breeden band of gordel denken, waarin zich de zon op den een of anderen tijd bevindt. Buiten dien gordel komt ze nooit soms zit ze in het midden, soms meer aan den rand. Deze gordel noemen we den dierenriem, omdat vele der sterrenbeelden, die er op voorkomen, dierennamen dragen. In een jaar is de zon door den ganschen dierrenriem gereisd, of beter, de dierenriem is achter de zong langs gedraaid, of nog beter, de aarde is om de zon gedraaid en daardoor scheen het alsof de zon den dierenriem doorliep. Het dierenriem is in 12 deelen verdeeld de zon doorloopt elke maand een gedeelte. Naar de sterrenbeelden, die er in voor komen, heeten deze twaalf gedeelten Ram, Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Maagd, weegschaal, Schorpioen, Schutter, Steenbok Waterman en Visschen. Op den 21 Maart, bij het begin der lente, komt de zon in den Ram en nu valt het verder gemakkelijk na te gaan, in welk tee ken van den dieren riem de zon op een bepaalden datum staat Nu willen we trachtende wisseling der jaar getijden duidelijk te maken. Ifldien de aardas loodrecht op het vlak van haar om- loopsbaan stond, dan zouden dag en nacht overal en altijd precies even lang zijn. In dat geval zou immers altijd «en „overlangsche helft" van onzen aardbol door de zon be schenen wordt. En omdat de aarde regel matig om haar as wentelt, zou elk deel der aarde op zijn beurt even lang in het zon licht komen als een willekeurig ander deeltje. Van jaargetijden zou er dan geen sprake zijn we zouden ons in Nederland in een eeuwige durende lente mogen verheugen. (Wordt vervolgd.) Pei-Hang ondernam nu met spoed den terugtocht, en deed daarbij nauwkcu ig hetgeen hij zijn moeder beloofd had. Hij sprong over het eerste' beekje, en toen hij goed en wel op den anderen oever stond, wierp hij een der witte zaadjes in het kleine, onschuldige plasje, zoodat dit op eens weer in een onstuimigen, inktzwarten waterplas van een mijl breedte veranderde, waarin ontelbare reuzenvisschen zwommen elk dezer visschen was meer dan zes el lang en geheel, met scherpe pennen bedekt. Pei-Hang sprong daarna ook weer over de beekjes, welke de roode, witte en blatiwe rivieren moesten voorstellen, en wierp ook daarin een der witte zaadjes, zoodat ook deze rivieren weer even breed en met monster dieren bevolkt werden als voorheen. (Slot.) Na weer zeven dagen doorgereisd te hebben, kwam Pei-Hang met zij i schat, behouden bij zijn ouders aan. Hij vertelde hun zijn avonturen en gaf hun de helft der juweelen. Daarna vertrok hij naar Chang- Ngan en daar hoorde hij, dat Yun-Ying's moeder al haar vrienden op een bruilofts feest genoodigd had, dat ter eere van Yun- Ying's huwelijk met den taankleurigen mandarijn zou worden gegeven. Yun-Ying was juist dien dag zeer treurig gestemd haar moeder had aan al haar gasten verteld, dat Pei-Hang gestorven was, en zij wist, dat dit niet. zoo was. Pei-Hang kon niet dood zijn hij zou terug komen. Het huwelijk was gelukkig nog niet vol trokken, toen Pei-Hang de hut bereikte wel stond Yun-Ying reeds in haar „Men kan van het goede nimmer te veel hebben," sprak de mandarijn, kleurig, met zilver geborduurd bruids kleed, onder den perzikboom, maar nauwe lijks had zij Pei-Hang gezien, of zij wierp zich in zijn armen, terwijl tranen van blijd schap over haar wangen rolden. Pei-Hang had den vijzel op het grasveld gezet, om zijn bruid te troosten, toen opeens de oude heks, Yun-Ying's moeder, naar bui ten trad en woedend uitriep „Gij zijt veel te laat gekomen, gij kunt thans Yun-Ying niet meer tot vrouw krijgen ik wil echter den vijzel en stamper van je koopen met een gedeelte van het geld, dat de mandarijn mij gegevea heeft." „Zeg liever, dat ge mij uw dochter niet wilt geven, maar houdt je leugenpraatjes voor je," sprak Pei-Hang op verontwaar digden toon. Ongemerkt wierp hij nu een der witte zaadjes in den vijzel, die daardoor zóó groot werd, dat hij 't geheele grasvelc' o ader den per zikboom innam. Ook de juweelen, waarmede hij bijna nog half gevuld was, waren op eens in omvang toegenomen. Nu klom Pei-Hang in den perzikboom en van daar uit, strooide hij handen vol juweelen onder te bruiloftsgasten, die allen om het hardst grabbelden, alsof het strooiavond was, en de taankleurige mandarijn, die zoo heel rijk was, grabbelde even hard mee als de overige gasten. Daarover waren de meesten zeer verontwaardigd. „Moet hij nu ook nog meegrabbelen hij, die reeds zoo rijk is en uit gouden kopjes drinktriepen zij boos uit. „Van het goe''e kan men nimmer te veel hebben," sprak de mandarijn lachende, ec toen Pei-Hang hem drie robijnen gaf, zoo groot als een duivenei, indien hij wilde be- loven-YunYing niet te trouwen, maar oogen blikkelijk naar Chang-Ngan terug te keeren, lachte hij nog veel harder en vertrok. Waarschijnlijk begreep hij ook wel, dat Yun-Ying's moeder, die, nu zij een rijker schoonzoon kon krijgen, hem, den mandarijn, die uit gouden kopjes dronk, best missen kon, of misschien waren hem de drie robijnen meer waard dan Yun-Ying?.... Toen hij vertrokken was, trouwde Pei- Hang met Yun-Ying, en nam haar mede naar de stad, waar zijn ouders woonden, en daar werden zij zoo gelukkig, als zij ver dienden. De vijzel en de stamper van jaspis stonden nog steeds op het grasveld onder den perzik- boom niemand kon ze in de hut dragen, nóch er tooverkruiden in fijnstampen. Dit was echter niet de schuld van Pei-Hang die, toen hij alle juweelen er uitgehaald had' het laatste roode zaadje er in wilde werper, om fcet gevaarte tot een vijzel en stamper van gewone grootte te doen in krimpen. Toen hij nu, boven in den perzikboom zittende, het doosje voor den dag haalde, vloog dit plotseling open, het zaadje viel en daardoor opeens in een krielhaanlje veranderde. er uit en werd opgepikt door een kalkoenschen haan, die onder den boom liep en daardoor opeens in een kriel-haantje veranderde. Vijzel en stamper behielden toen voor altijd hun reusachtige grootte. Yun-Ying's moeder, die in zulk een vijzel onmogelijk haar tooverkruiden kon fijn stampen, was over dit geval zóó boos, dat zij het arme haantje met huid en haar opat zij verslikte zich daarbij in een veertje en.... stikte en dat was haar verdiende loon. Van af dien tijd heeft geen sterveling het verblijf der geesten, nóch den berg Sumi nóch het Meer der Juweelen kunnen vinden. ie VOOR DE BLINDEN. Wat een prachtig stel blinden heb daar voor je winkelraam meneer Rozijn, Zullen je ock centjes gekost hebben! Neen toch niet die hebben mijn klanr ten mij cadeau gedaan Hoe zooo Wel, ik heb een busje in mijn winkel geplaatst met het opschrift: Voor de blin» den. Ziedaar de resultaten. 17. Onderweg krijgt Jansje weer berouw, maar voordat ze terug kan heeft Sjeffie Ekster haar al te pakken. „Kom gerust boven, juffrouw," ratelt hij, „u zult er geen spijt van hebben. Dokter Langsnavel trekt zonder pijn." 18. De arme Jansje wordt met alle vier haar pootjes ep óók nog met haar lange ooren aan een stoei vastgebonden Waarom doen ze dat toch denkt ze angstig. Als het kiezentrekken geen pijn doet is 't niet noodig mij vast tebin- den. 19. Daar komt dokter Lang snavel aan met een groote nijp tang. Jansje Knaagtand moet haar lieve mandje zoo ver moge lijk opendoen. Sjeffie Ekster helpt een handje. Dokter Lang snavel grijpt Jansjes tand vast .en. 20. Au, au, au, au, huilt de irme Jansje. Want dokter Langsnavel doet haar vreeselijk pijn. Maar Sjeffie Ekster staal alweer tegen het publiek te babbeletf en daardoor hoort het niet hoe het onnoozele Jansje ge marteld wordt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 9