ooi^Omze. 'eugd W n» M Het Eucharistisch Triduum voor Zieken Hansje, mijn knecht. Van hemel en aarde De stoute streken van BoeSie en Foefie, de rattenbengels. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde Blad Zaterdag 17 October 1925 Het Apostelaat der Zieken. t Uit de Moppentrommel. Hoe teeken ik een vogel? „Pastoor, U moet eens over het Triduum schrijven", zoo werd mij meer dan eens ge zegd, en alhoewel ik dacht: het Triduum spreekt voor zich zelf voldoende, wil ik ten slotte aan den vriendelijken drang ge hoor geven en iets schrijven meer naar aanleiding van het Triduum dan, erover. HET EUCH, TRIDUUM „Een Hemel op aarde! het Evangelie!" 't Is inderdaad niet te VOOR ZIEKEN. Een beleven van veel gezegd. De tranen van schreiend geluk in de oogen en 'Die'drie" dagen "wTren één' groot 'iiefde®? de wangen van de honderden zieken te Dtoemenaaal, Amsterdam, Nijmegen en Den Haag, drie dagen lang gezien en opgevangen door de honderden gezonden, die met de zieken meevoelden, meeleefden, meeoffer- den, mee communiceerden, meebaden en meezongen, zijn de kostbare, onbedriegelijke bewijzen. Ja, in ons en om ons hebben wij de te genwoordigheid van Jezus opgemerkt, die al weldoende rondging en hemelsche ver kwikkelijke troost gaf aan allen, zooals weleer in Judea en Galilea. Het ontbreken van al het menschelijke en persoonlijke, het eenvoudig geven van wat de H. Kerk aan dc zieken te geven heeft in naam van Christus en door de Kracht van Christus, deed dit zoo duidelijk worden. En daarom ook heeft hef Triduum voor Zieken onmiddellijk het hart van Priesters en leeken, die bij te genwoordig waren, verover. Even eenvoudig is dan ook de gedachte voor dit triduum gerezen. Op den ochtend van dien gedenkwaardigen dag, Quatertem perwoensdag in de Pinksterweek, waarop te Amsterdam het Euch. Bureau door den Bisschop geopend werd en een vergadering gehouden werd voor de EE.HH. Directeuren van den Euch, Bond, waarin de middelen besproken moesten worden om het Euch. Leven in de parochies tot bloei te brengen, stond in het tweede Epistel te lezen; „Men droeg zelfs zieken naar buiten en „legde ze op rustbanken en bedden, opdat „bij de komst van Petrus althans zijn scha- „duw iemand hunner zou beschaduwen „Doch ook de volksmenigte uit de steden feest voor zieken en gezonden, voor ka tholieken en zelfs ook voor.niet-Ka- tholieken. In herinnering aan zooveel liefde en ge zegend leed mag ik het woord van Sint Paulus aan de Thessalonicensen II Brief, le hfdst. tot het mijne maken: „Wij moeten God altijd over U danken, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof grootelijks aanwast en de liefde van een ieder uwer tot elkander overvloedig wordt, zoodat ook wij zeiven in de gemeenten Gods op te roemen over uw geduld en ge loof en onder al uw vervolgingen en ver drukkingen, die gij verdraagt, ten bewijze [an Gods rechtvaardig oordeel, dat gij het Rijk van God, waarvoor gij ook lijdt, waar dig geacht wordt;.... Daarom bidden wij ook ten allen tijde voor U, dat onze God U zijne roeping waardig keure en allen welbehagen wil van Zijne Goedheid en het werk des geloofs krachtiglijk volbrenge opdat de naam onzes Heeren Jezus Christus verheerlijkt worde in U en gij in Hem, naar de genade van on zen God en van den Heer Jezus Christus." Het eerste gedeelte van dit Apostolisch Woord is een gereede inleiding voor wat :k. te zeggen heb over het Triduum, het tweede gedeelte een inleiding voor dat ik «•ggen ga over de Vrucht van het Triduum: Het Apostolaat der Zieken, „rondom Jeruzalem kwam bijeen en bracht „zieken en door onreine geesten gekwelden, „die allen genezen werden. Handelingen der Apostelen hoofdstuk V." Als iets wat van zelf sprak, iets heel ge woons, heel natuurlijks, rees toen de ge dachte: „Dat is het, dat moeten wij doen. Wat zij konden, kunnen wij ook! Wat zullen die zieken blij zijn. Zooveel jaren niet meer buiten de ziekenkamer geweest; zooveel ja ren geen Mis bijgewoond, geen preek ge hoord, de parochiekerk niet bezocht en nu opeens op banken en bedden gebracht bij Jezus in het H. Sacrament. Wat een vreugde! En onze Christenen van nu zijn voor de zielen even lief en zorgzaam als de Christenen van toen. We hebben Lourdes tot bewijs. En wat een inspanning en zorg en onkosten, een reis naar Lourdes. De reis naar de parochiekerk kost min der inspanning, minder zorg, minder geld! Ja, het moet gaan! En wat zal dat een ont roering brengen in heel de omgeving, drie dagen achtereen 's morgens en 's avonds zieken transporteeren, zieken in de kerk zien, op hun bedden biddende, communi- ceerende, offerende, zingende. Het geloofsleven, het liefdeleven van hon derden, van duizenden, zal niet een oogen- blik, maar drie dagen lang ontroerd worden, ontbrand'en tot een vlammend vuur: Ja, ja, dat is het: Zoo moet het Euch. Leven in een parochie tot bloei gebracht worden! In die overtuiging werd gesproken, in die overtuiging werd geschreven naar den Bis schop, en zie, aldra kwam de hooge beves tiging en goedkeuring van het Kerkelijk ge zag, waarop ons priesterwerk alleen vrucht baar werken kon. De vreugde in de kringen, waarin zieken de tijding van het komende Triduum verna men, was spontaan en algemeen. Een on gekende bedrijvigheid, in hel leven geroe pen door de hartelijke medelijdende mede werking van de gezonden, was in de weken van voorbereiding reeds een weelde voor het Christenhart De hoofdverpleegster, in wie en om wie die bedrijvigheid zich con centreerde, omdat alleen bij haar de zieken konden worden aangemeld en zij zelve on derzoek bij de zieken aan huis deed, om alles te regelen voor het vervoer, was de rechterhand van den pastoor, die nu alleen maar de zorg had voor de gereedmaking van zijn kerk om de zieken te ontvangen. Maar al de blijde dankbare handdrukken, die deze rechterhand 'van den pastoor ontving, bij haar bezoek aan de zieken, werden ge voeld in het hart van den pastoor, die er zijn bezieling en geestdrift voor het a.s. Triduum in voelde groeien. Onnoodig te herhalen, hoe de liefde van alle kanten werkte, zorgde, offerde en bij stond, om dat Triduum te maken tot een feest voor de zieken. Men heeft dit vol doende gelezen in de couranten of gehoord in de dagen van het Triduum. Om met Sint Paulus te spreken; Wij moeten God altrd over u danken, broeders en zusters, gelijk het billijk is, omdat uw geloof grootelijks aanwast en de liefde van een ieder uwer tot elkander overvloedig wordt. Maar wat wel noodig is te zeggen, is dit: Hoezeer het welslagen van het Tri duum voor zieken is toe te schriiven aan enzé Moeder de H. Kerk, die niet enkel hare kinderen weet' aan te sporen tot een liefde, die geen grenzen kent, maar zelve ook aan de zieken aanbiedt al haar schat ten en zegeningen, waarbij de Priester al leen maar heeft uit te deelen, wat zij hem in handen geeft. De H. Liturgie in het mis- sale en hef rituale, voor zoover zij voor de zieken bestemd is, uit te oefenen, zie daar het eenige, wat de priestertot taak had in de dagen van het Triduum, en waar door het Triduum slagen moest, zooals hef geslaagd is Het was een Eucharistisch Triduum. Vandaar dat alles zich concentreerde rond om de H. Eucharistie, de H. Mis met alge- meene H. Communie, het bezoek gij het Allerheiligste, en het plechfig Lof met Pro cessie en zegening der zieken met het Al lerheiligste: en dat alles omringd en door vlochten met gebeden en zegeningen en gezangen, welke onze Moeder de H. Kerk ons in hare H. Liturgie aanbiedt. Ziehier de orde, welke bij het eerste Triduum voor zieken fe Bloemendaal en elders gevolgd is. De orde, welke bij het eerste Euch. Tri duum voor zieken te Bloemendaal met suc ces gevolgd is. was deze: 1. Eerste dag: 1 om 9 uur komen de Ce lebrant, Diaken en Cubdiaken in alben en misdienaars op het altaar voor de zege ning van de zieken, blz. en de zegening van de draagstoelen, blz. 2. Daarna plechtige H. Mis en welkomst groet en korte toespraak naar aanleiding van Ps. 6 en volgend Evangelie en Oratie, blz. 3. Onder deze H. Mis wordt door pries ters de H, Communie uitgereikt: door den Pastoor aan de liggende patiënten. Onder de H, Communie wordt gezongen: Lied No. t, blz en4. Na de Tantum ergo wordt gezongen de in de toespraak behandelde Psalm met ora tie. 5. Hierna het lied No. blz. Om half elf worden de liggende patiënten gedragen in de pastorie Te Nijmegen ble- van de patiënten in de Kerk en werd het H. Sacrament overgebracht naar de Sacris tie; aan de overige patiënten worden de kaartjes met adressen uitgereikt van de om de kerk wonende parochianen, die aan minstens 6 patiënten gastvrijheid willen verleenen. II. Om 12 uur worden alle patiënten door de klok weer ter kerke geroepen om het bezoek bij het Allerheiligste te brengen en de handoplegging der aanwezige priesters te ontvangen. 1. Na de uitstelling van het Allerheiligste wordt een hymne ter eere van hel H. Sa crament gezongen. 2. Daarna een der beide gebeden, verrijkt met vollen aflaat en 5 Onze Vaders en Wees gegroeten en Glorie zii den Vader. 3. Een luide en korte aanbidding ter in leiding van de plechtige Handoplegging. 4. Onder de handopleggng, die nu volgt, worden gezongen: Rex Clementissime en Lied: Sub tuum praesidium, O Sanctissima. 5. Na de handoplegging korte dankzeg ging, waarna Tantum ergo. Om kwart voor één uur gaan alle patiënten weer iets ge bruiken of rusten tot twee uur. III. Om twee uur: Plechtig Lof. 1. Hymne ter eere van hef H, Sacrament. 2. Hollandsch Lied. 3. Vóór en na de Magnificat een der An tifonen, blz. 5. Salve Regina met vers en oratie. 6. Processie. Onder de Processie wordt gezongen: Adoro te en Pange lingua. 7. De afzonderlijke Zegen met het Aller heiligste eerst over iederen liggenden pa tient; daarna aan de Communiebank over de overige patiënten, ieder afzonderlijk. On der deze Zegening de aanroepingen en ge zangen op blz. 8. Tantum ergo, 9. Psalm met oratie. 10. Lied. Van uit de kerk keeren de patiënten naaf huis terug. Tweede dag: hetzelfde programma: Na de zegening van de zieken wordt d« benedictio linteaminum gegeven en bij de toespraken wordt gevolgd Ps. 19 en volgend Evangelie en oratie in de H. Mis en Ps. 85 met Evangelie en oratie onder het Lof. Derde dag: hetzelfde programma. Na de zegening van de zieken (benedictio adulti aegrotantis, blz. Nu de zegening der medicijnen, die de zieken hebben mee gebracht. Onder de H. Mis wordt gesproken naar aanleiding van Ps. 90 en Evangelie van St. Jan. In het Lof als afscheidswoord wordt ge sproken naar aanleiding van de Benedictio Adulti aegrotantis. blz. Hierna de Pro cessie en hef Te Deum. Na het Lof de Zegening van de olijfolie en wijn voor zieken, op blz. Wat het Rituale Romanum Tekel V Cap. IV, over het bezoek van en de zorg voor zieken ons aanbiedt, is hier, zuoals u uit de orde die gevolgd is, kunt opmaken, toege past. Alle gebeden en zegeningen, gaven in hun rijke afwisseling en volheid van gedach ten en gevoelens, een eenheid in verschei denheid en een kleur, een gloed een glans, die de H Mis ei) de plechtigheden als in nieuwe schoonheid deden stralen. In de toespraken behoefde de priester maar het boekje, wat alle zieken en tal van gezonden in handen hadden, te openen, en stuk voor stuk, haast regel voor regel, mef den vinger de heerlijke gedachten en gevoelens aan te wijzen, die in de psalmen Evangelieën en gebeden vervat zijn. Welk een openbaring, welk een troost, welk een licht, welk een vreugde de zie ken allereerst hier rijk werden, hoe overge lukkig zij waren, hoe onvergetelijk diep de indrukken geweest zijn, vertelden ons hun oogen vol tranen, stamelden hun woorden vol dank, hun sprakelooze handdrukken bij het einde van het Triduum en nog lang daarna hun brieven. Maar wat wel het meest aan zieken en gezonden is duidelijk geworden in die da gen en dit is wel een van de meest be langrijke vruchten van het Triduum, waarop ik nu vooral de aandacht wil vestigen het is de geestelijke waarde van het lijden voor de H. Kerk: het Apostolaat der Zie ken. (Wordt vervolgd.) Dom Herman had aan Klaas verteld, Dat heel, heel lang geleden, In bosch en veld en dorp en stad Kabouters leefden, die soms wat Voor arme tobbers deden. Zij kwamen s nachts, als dlles sliep, Voorzichtig uit hun holen, Verschenen dan heel schoon en kwiek In keuken, werkplaats en fabriek, Door schoorsteen en rioolen. „En leven die kabouters nog Vroeg Klaas, die al ging hopen. En toen oom zei, dat hij 't wel dacht, Zei Klaas „Dan zet ik gauw vannacht Mijn raam een beetje open." En werk'lijk, toen Klaas stevig sliep, Kwam hem zoo'n ventje wekken. Hij zei,,'k heet Hans en ben uw knecht, Ik reken goed en schrijf niet slecht, Wilt gij mij werk verstrekken „Hansje mijn knecht, Wat blieft u nog meer Haal dezen keer 't Potje met smeer, Poets dan mijn schoenen van geiteboksleer". En Hansje poetste glimmend glad, De laarzen van lui Klaasje Hij was in tien minuten klaar, En vroeg toen met beleefd gebaar „Wat hebt ge nu nog, baasje?" „Hansje mijn knecht, Wat blieft u hierna 'k Kreeg van mama 'n Reep chocola, Neem dien als loon voor je diensten en ga Kabouterman greep toen den reep Heel stevig in zijn handje, Verdween en uit was nu 't bedrijf Ons Klaasje dacht„Hoera, ik blijf Tot acht uur in mijn mandje Toen Zeven uurzijn moeder riep „Klaas, kom nou uit de veeren, Want weet, je werk is nog niet af, En meester geeft je zeker straf," Ging Klaas zich nog eens keeren. En toen de klok al aeht uur sloeg, Werd moeder kwaad en sjorde 'Haar Klaasje haastig 't bedje uit, En toch, het ventje lachte luid, En riep ,,'t is lang in orde Maar toen hij op de tafel nog Zijn Kwatta-reep aanschouwde, Begreep hij, dat zijn goede oom De schuld was van den mooien droom, Die hem weer strafwerk brouwde. de noordpool gaat de zon niet onder, aan* Andere wereldbollen bestaan er, warr de Zuidpool komt ze niet op. j dag en nacht, lente, zomer, herfst en wit ter f. V Zij maakten voor den armen man, Die heel den dag moest werken, Soms al het werk op eenmaal af, Dan had zoo'n man eens mooi vrij-af, En kon heel vroom gaan kerken. En Klaas, die juist 'een tobber was, En altijd school moest blijvên, Omdat hij nooit zijn sommen had En 't andere werk alleen in klad, Stond aan zijn kin te wrijven. „Hansje mijn knecht, Wat blieft u mijn vrind Maak eens gezwind, Vlug als de wind, 't Huiswerk, dat zich in mijn schooltasch bevindt." En Hansje maakte som na som, Schreef thema's en tabellen Hij cijferde heel accuraat, Zijn schrijven was ook lang niet kwaad, Ook kon hij keurig stellen. DE ZON. (Vervolg.) Maar, wat is het geval De aardas staat niet recht, maar schuin. Wanneer het voor voor ons zomer is, is de Noordpool naar de zon toegekeerd. Met de Noordpool buigt zich dan de aarde als het ware naar de zon toe. Wat is daarvan het gevolg? Dat dan die Noordpool voortdurend door dezon be schenen wordt en de Zuidpool geen licht en warmte ontvangt. Ter verduidelijking het volgende Wan neer ge bij de lamp gaat staan en het hoofd voorover buigt, dan wordt uw kruin (de Noordpool) door de lamp verlicht, terwijl uw kin (de Zuidpool) in 't donker blijft. Was het nu eens mogelijk, dat uw hoofd in dien stand kon ronddraaien om zijn lengteas, dan zou uw kruin verlicht blijven en even eens om uw kin voortdurend schaduw vallen, al draaide het hoofd ook duizend maal rond, wanneer de stand maar niet ver anderde .Zoo is des zomers de Noordpool dag en nacht verlicht en is het tegelijkertijd op de zuidpool voortdurend donker, aan Maar bij den evenaar, het midden der aarde, zijn dag en nacht altijd door even lang. Om dit, in verband met het vorige, goed te begrijpen, denken we weer even aan ons naar de lamp gebogen Ronddraaiende hoofd en vergelijken een streek aan den evenaar met onzen neus. Die neus zal ver licht zijn ('t is dag) als het aangezicht naar de lamp gekeerd is maar zoodra het hoofd een halve wenteling volbracht heeft en het achterhoofd naar Üe lamp is gekeerd, ver keert de neus in het donker ('t is nacht). Van den neus naar de kruin toe, van den evenaar naar de Noordpool, zullen de dagen in lengte toenemen, tot er eindelijk het punt komt, waar het geen nacht meer is, waar de middernachtzon schijnt. Van den neus naar de kin toe, van den evenaar naar de Zuidpool, zullen de dagen in lengte af nemen, tot er eindelijk het punt komt, waar het geen dag meer is, waar de zon niet op komt. Nu zouden de bewoners van het Noorde lijk halfrond er heel wat beter aan toe zijn, dan die van het Zuidelijk halfrond, wanneer de aarde in bovenbedoelden stand bleef staan draaien. Maar dit is niet het geval, zooals we reeds weten. Ze wentelt om de zon. E"i half jaar later, in onZen winter," staat de aarde aan de tegengestelde zijde der zon. De as der aarde verandert niet van richting. Terwijl deze as in onzen zomer met de Noordpool naar de zon wees, zal hij dus in den winter met die pool van de zon afwijzen. Maar dan wijst de Zuidpool naar de zon toe en is het daar dag en nacht licht. En aan de Noordpool laat zich dan de zon niet zien. De toestand is dan dus precies omgekeerd van dien in onzen zomer. We zouden hetzelfde resultaat verkregen hebben, als we in onzen zomer de aarde het onderste boven gezet hadden. In de lente en in den herfst komen de gevallen voor, dat de aardas en de zonneas in evenwijdige vlakken liggen, dan zijn op aarde overal dag en nacht juist even lang en komt de zon overal om zes uur op en gaat om 6 uur onder, III. HET ZONNESTELSEL. Er bestaan nog meer wereldbollen dan onze aarde. Hoe wonderlijk klinkt ons dit toe, als we het voor 't eerst hooren. Zijn er nog andere werelden Waar zijn die werelden dan en hoe zien ze er uit O, konden We er eens een kijk je némen elkaar regelmatig afwisselen, die wel op on metelijke afstanden van onze aarde verwij derd zijn, maar die wij menschen toch kun nen waarnemen en bestudeeren. En wij al len hebben die vreemde werelden al wel eens gezien. Aan liet uitspansel staan de sterren gegroe peerd in firuren, beelden, wier namen we later zullen leeren. De gansche sterrenhemel nu we weten het al schijnt, ten gevolge van de aswenteling der aarde, om ons rond te draaien, maar de sterrenbeelden verande ren daarbij noch van vorm, noch van stand ten opzichte van elkaar, 't Is, alsof de ster ren op den binnenwand van een reusachti- gen, hollen kogel, in welks midden we ons bevinden en die voortdurend ronddraait, geteekend zijn, of, wil men een mooiere voor stelling in een hollen kogel van donker blauw staal zijn de sterren, als duizenden grootere en kleinere edelsteenen, tot grilli ge figuren vereenigd, vastgesmolten. Maar nu ziet men soms tusschen de vaste sterren een ster, die men, als men haar eenigen tijd geregeld 's avonds gaat waarne men, van plaats ziet veranderen. Ze dwaalt als 't ware tusschen de andere sterren docr, ze doorloopt een of meer sterrenbeelden, terwijl ze natuurlijk, als alle hemellichamen, ook de (schijnbare) dagelijksche draaiing meemaakt. Deze ster nu is een dwaalster of planeet, een vreemde wereldbol. Een der meest in 't oog vallende planeten is wel de avondster, Venus, die vaak zoo prachtig aan den hemel schittert. Bij nauwkeurige waarneming bemerkt men, dat de planeten zich van de vaste ster ren onderscheiden door haar bestendig licht,- dat wel zeer helder is, maar weinig flikkert en ook een bijzonderen tint heeft. Onze aarde is ook een planeet. Evenals Zij wentelen ook de andere wereldbollen om hun aller vorstin, de zon. En, zooals on ze aarde steeds door de om haar draaiende maan wordt vergezeld, hebben ook de mees te andere planeten manen of wachters bij zich, sommige zelfs verscheidene in plaats van één. Wanneer we bij de zon beginnen, krijgen we het volgende rijtje planeten Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Ura nus, Neptunus. Bovendien zijn er tusschen Mars en Jupiter nog een groot aantal (meer dan driehonderd) kleine planeten de plane toïden of asteroïden. Mercurius, Venus,Mars en de asteroïden zijn kleiner dan onze aarde, de overige plane ten zijn grooter. Sommige wentelen sneller, andere langzamer om haar as dan de aarde, waardoor aldaar de dagen óf korter, óf langer zijn *ian hier. Evenee ns zijn de om loopstijden om de zon zeer uiteen loopend, waarvan verschillende lengte van jaren het gevolg is. Er zijn er, welker as meer, er zijn er, welker as minder helt dan die der aarde, waardoor scherper en minder scherp tegengestelde jaargetijden ontstaan. Een groote verscheidenheid nietwaar Alle planeten zijn donkere lichamen, die, evenals de maan, het licht der zon terugkaat sen. Maar door de natuurlijke gesteldheid van de oppervlakten der wereldbollen wordt de kleur van dat licht eenigszins gewijzigd. Zoo zal onze aarde met haar groene planten- wereld en haar blauwen dampkring voor de I bewoners van andere werelden een groen- achtig-blauw getint licht uitstralen. Evenmin als de omloopsbanen van aarde en maan in één vlak liggen, vallen die der planeten samen. Daardoor zien we de he mellichamen nu eens hooger, dan weer la ger aan het uitspansel schitteren, maar ze blijven, evenals de zon en ook de maan, al tijd in den dierenriem. Uit de verschillende standen der planeten ten opzichte van elkaar en der teekens van den dierenriem, deden vroeger (en ook thans nog 1) de sterrenwi chelaars hun meeste voorspellingen. De dagvorstin heeft nog andere dienaren dan de planeten, die haar op eerbiedigen af stand omringen. Ze gebiedt ook over een talrijken stoet trawanten, geheimzinnige, bleeke wezens, die haar nu eens tot op betrek kelijk korten afstand naderen, dan weer van haar vluchten tot ver in de oneindige ruimte, wezens, wier verschijning aan het hemel gewelf de aardbewoners vroeger (en ook nu nogo, verlichte twintigste eeuw met angst en vrees vervulde. Het zijn de kometen Terwijl de planeten elliptische banen be schrijven, in welker brandpunt de zon staat en die betrekkelijk weinig van den cirkel afwijken, hebben de omloopswegen der kometen een veel meer gerekte, een „eivor mige gedaante het zijn parabolische of hyperbolische banen, waarin de zon zich dicht bij de grootste kromming bevindt. Er zijn een ontzettende menigte kometen, wier wegen die der planeten op alle mogelijke wijzen kruisen en snijden. Naar den vorm, dien de wonderlijke lichamen aannemen, als ze dicht bij de zon komen, worden ze ook wel staartsterren genoemd. Ze stralen een zacht „eigen" licht uit. (Wordt vervoigd) WAAR IS DE VADER? Schilder „Ik heb zoo juist twee schilde rijen klaar gekregen, waarover ik gaarne uw meening zou willen vernemen. Het eene stelt mijn vader voor naar een oude photographie, het andere Charlotte Corday in den kerker. Criticus (na een lange beschouwing) „Zegt u mij, als 't u belieft, wat de vader is 1" Je weet allemaal, dat een klein vogeltje uit eet. ei komt. Wij beginnen dan met een ei te teeke- nen.(fig. 1) Als de tijd daar is, pikt het vogeltje de schaal stuk en steekt zijn kopje eruit, (fig.^2) Dan komen ook de poot jes te voorschijn, en staart je en vleugels groeien' aan. (fig. 3) Als je het musch wilt noemen tee ken het dan kort en gedrongen (fig. 4), moet 7 het een duifje worden, teeken dan een lang ei. (fig. 5). Een meeuw lijkt veel-opeen duif, maar heefteen langeren snavel, die aan de punt gebogen is, en ook zwarte vleugelpunten. (fig. 6) De raaf herkent men aan zijn grooten sna vel (fig. 7). Wil je een ooievaar tee kenen, maak dan pooten, hals en sna vel flink lang en geef 'm zwarte vleu gelpunten (fig. 8). En als je deze vogeltjes nu allemaal mooi teekenen kunt, probeer dan 'ns de duiven van fig. 9 te teekenen,die ia één streek met potlood of pen gemaakt moeten worden. 21.. Een hevige ruk de tand is er uit. 't goed. zegt de dokter, want da wolf zat er in. Geluk kig dat ik u er zoo gauw afge holpen heb. Anders waren uw andere tanden ook aangestoken. en t Is maar stellig 22. Sjeffie Ekster laat da delijk Jansje's tand aan het publiek bewonderen. Ziet u, babbelt hij, 't is in een oogenblikje gebeurd. En u voelt het, om zoo te zeggen, niet eens, als hij getrokken wordt. 23. Maar inlusschen huilt Jansje Knaagtand dikke tra nen. De knappe dokter heeft een gezonde tand uitgerukt en de zieke land heeft hij la ten zitten. De pijn is nu nog erger dan straks. O, wat heeft die arme Jansje een verdriet! 24.n Wacht maar, zegt de dokter, dan zal ik de andere óók nog trekken. Maar Jansje gilt „neen!".... en doet dan haar mondje stijf dicht. Ze is vast besloten om het niet meer open te doen. #1*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 9