ooi^Omze.
'eugd
W
n»
M
Het Eucharistisch Triduum voor Zieken
Hansje, mijn knecht.
Van hemel en aarde
De stoute streken van BoeSie en Foefie, de rattenbengels.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad Zaterdag 17 October 1925
Het Apostelaat der Zieken.
t
Uit de Moppentrommel.
Hoe teeken ik een vogel?
„Pastoor, U moet eens over het Triduum
schrijven", zoo werd mij meer dan eens ge
zegd, en alhoewel ik dacht: het Triduum
spreekt voor zich zelf voldoende, wil ik
ten slotte aan den vriendelijken drang ge
hoor geven en iets schrijven meer naar
aanleiding van het Triduum dan, erover.
HET EUCH, TRIDUUM
„Een Hemel op aarde!
het Evangelie!"
't Is inderdaad niet te
VOOR ZIEKEN.
Een beleven van
veel gezegd. De
tranen van schreiend geluk in de oogen en
'Die'drie" dagen "wTren één' groot 'iiefde®? de wangen van de honderden zieken te
Dtoemenaaal, Amsterdam, Nijmegen en Den
Haag, drie dagen lang gezien en opgevangen
door de honderden gezonden, die met de
zieken meevoelden, meeleefden, meeoffer-
den, mee communiceerden, meebaden en
meezongen, zijn de kostbare, onbedriegelijke
bewijzen.
Ja, in ons en om ons hebben wij de te
genwoordigheid van Jezus opgemerkt, die al
weldoende rondging en hemelsche ver
kwikkelijke troost gaf aan allen, zooals
weleer in Judea en Galilea. Het ontbreken
van al het menschelijke en persoonlijke, het
eenvoudig geven van wat de H. Kerk aan dc
zieken te geven heeft in naam van Christus
en door de Kracht van Christus, deed dit
zoo duidelijk worden. En daarom ook heeft
hef Triduum voor Zieken onmiddellijk het
hart van Priesters en leeken, die bij te
genwoordig waren, verover.
Even eenvoudig is dan ook de gedachte
voor dit triduum gerezen. Op den ochtend
van dien gedenkwaardigen dag, Quatertem
perwoensdag in de Pinksterweek, waarop
te Amsterdam het Euch. Bureau door den
Bisschop geopend werd en een vergadering
gehouden werd voor de EE.HH. Directeuren
van den Euch, Bond, waarin de middelen
besproken moesten worden om het Euch.
Leven in de parochies tot bloei te brengen,
stond in het tweede Epistel te lezen;
„Men droeg zelfs zieken naar buiten en
„legde ze op rustbanken en bedden, opdat
„bij de komst van Petrus althans zijn scha-
„duw iemand hunner zou beschaduwen
„Doch ook de volksmenigte uit de steden
feest voor zieken en gezonden, voor ka
tholieken en zelfs ook voor.niet-Ka-
tholieken.
In herinnering aan zooveel liefde en ge
zegend leed mag ik het woord van Sint
Paulus aan de Thessalonicensen II Brief,
le hfdst. tot het mijne maken:
„Wij moeten God altijd over U danken,
broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof
grootelijks aanwast en de liefde van een
ieder uwer tot elkander overvloedig wordt,
zoodat ook wij zeiven in de gemeenten
Gods op te roemen over uw geduld en ge
loof en onder al uw vervolgingen en ver
drukkingen, die gij verdraagt, ten bewijze
[an Gods rechtvaardig oordeel, dat gij het
Rijk van God, waarvoor gij ook lijdt, waar
dig geacht wordt;....
Daarom bidden wij ook ten allen tijde
voor U, dat onze God U zijne roeping
waardig keure en allen welbehagen wil van
Zijne Goedheid en het werk des geloofs
krachtiglijk volbrenge opdat de naam onzes
Heeren Jezus Christus verheerlijkt worde
in U en gij in Hem, naar de genade van on
zen God en van den Heer Jezus Christus."
Het eerste gedeelte van dit Apostolisch
Woord is een gereede inleiding voor wat
:k. te zeggen heb over het Triduum, het
tweede gedeelte een inleiding voor dat ik
«•ggen ga over de Vrucht van het Triduum:
Het Apostolaat der Zieken,
„rondom Jeruzalem kwam bijeen en bracht
„zieken en door onreine geesten gekwelden,
„die allen genezen werden. Handelingen
der Apostelen hoofdstuk V."
Als iets wat van zelf sprak, iets heel ge
woons, heel natuurlijks, rees toen de ge
dachte: „Dat is het, dat moeten wij doen.
Wat zij konden, kunnen wij ook! Wat zullen
die zieken blij zijn. Zooveel jaren niet meer
buiten de ziekenkamer geweest; zooveel ja
ren geen Mis bijgewoond, geen preek ge
hoord, de parochiekerk niet bezocht en
nu opeens op banken en bedden gebracht
bij Jezus in het H. Sacrament. Wat een
vreugde! En onze Christenen van nu zijn
voor de zielen even lief en zorgzaam als de
Christenen van toen. We hebben Lourdes
tot bewijs. En wat een inspanning en zorg
en onkosten, een reis naar Lourdes.
De reis naar de parochiekerk kost min
der inspanning, minder zorg, minder geld!
Ja, het moet gaan! En wat zal dat een ont
roering brengen in heel de omgeving, drie
dagen achtereen 's morgens en 's avonds
zieken transporteeren, zieken in de kerk
zien, op hun bedden biddende, communi-
ceerende, offerende, zingende.
Het geloofsleven, het liefdeleven van hon
derden, van duizenden, zal niet een oogen-
blik, maar drie dagen lang ontroerd worden,
ontbrand'en tot een vlammend vuur: Ja, ja,
dat is het: Zoo moet het Euch. Leven in een
parochie tot bloei gebracht worden!
In die overtuiging werd gesproken, in die
overtuiging werd geschreven naar den Bis
schop, en zie, aldra kwam de hooge beves
tiging en goedkeuring van het Kerkelijk ge
zag, waarop ons priesterwerk alleen vrucht
baar werken kon.
De vreugde in de kringen, waarin zieken
de tijding van het komende Triduum verna
men, was spontaan en algemeen. Een on
gekende bedrijvigheid, in hel leven geroe
pen door de hartelijke medelijdende mede
werking van de gezonden, was in de weken
van voorbereiding reeds een weelde voor
het Christenhart De hoofdverpleegster, in
wie en om wie die bedrijvigheid zich con
centreerde, omdat alleen bij haar de zieken
konden worden aangemeld en zij zelve on
derzoek bij de zieken aan huis deed, om
alles te regelen voor het vervoer, was de
rechterhand van den pastoor, die nu alleen
maar de zorg had voor de gereedmaking
van zijn kerk om de zieken te ontvangen.
Maar al de blijde dankbare handdrukken, die
deze rechterhand 'van den pastoor ontving,
bij haar bezoek aan de zieken, werden ge
voeld in het hart van den pastoor, die er
zijn bezieling en geestdrift voor het a.s.
Triduum in voelde groeien.
Onnoodig te herhalen, hoe de liefde van
alle kanten werkte, zorgde, offerde en bij
stond, om dat Triduum te maken tot een
feest voor de zieken. Men heeft dit vol
doende gelezen in de couranten of gehoord
in de dagen van het Triduum.
Om met Sint Paulus te spreken; Wij
moeten God altrd over u danken, broeders
en zusters, gelijk het billijk is, omdat uw
geloof grootelijks aanwast en de liefde van
een ieder uwer tot elkander overvloedig
wordt.
Maar wat wel noodig is te zeggen, is
dit: Hoezeer het welslagen van het Tri
duum voor zieken is toe te schriiven aan
enzé Moeder de H. Kerk, die niet enkel
hare kinderen weet' aan te sporen tot een
liefde, die geen grenzen kent, maar zelve
ook aan de zieken aanbiedt al haar schat
ten en zegeningen, waarbij de Priester al
leen maar heeft uit te deelen, wat zij hem
in handen geeft. De H. Liturgie in het mis-
sale en hef rituale, voor zoover zij voor
de zieken bestemd is, uit te oefenen, zie
daar het eenige, wat de priestertot taak
had in de dagen van het Triduum, en waar
door het Triduum slagen moest, zooals hef
geslaagd is
Het was een Eucharistisch Triduum.
Vandaar dat alles zich concentreerde rond
om de H. Eucharistie, de H. Mis met alge-
meene H. Communie, het bezoek gij het
Allerheiligste, en het plechfig Lof met Pro
cessie en zegening der zieken met het Al
lerheiligste: en dat alles omringd en door
vlochten met gebeden en zegeningen en
gezangen, welke onze Moeder de H. Kerk
ons in hare H. Liturgie aanbiedt.
Ziehier de orde, welke bij het eerste
Triduum voor zieken fe Bloemendaal en
elders gevolgd is.
De orde, welke bij het eerste Euch. Tri
duum voor zieken te Bloemendaal met suc
ces gevolgd is. was deze:
1. Eerste dag: 1 om 9 uur komen de Ce
lebrant, Diaken en Cubdiaken in alben en
misdienaars op het altaar voor de zege
ning van de zieken, blz. en de zegening
van de draagstoelen, blz.
2. Daarna plechtige H. Mis en welkomst
groet en korte toespraak naar aanleiding
van Ps. 6 en volgend Evangelie en Oratie,
blz.
3. Onder deze H. Mis wordt door pries
ters de H, Communie uitgereikt: door den
Pastoor aan de liggende patiënten. Onder
de H, Communie wordt gezongen: Lied No.
t, blz
en4. Na de Tantum ergo wordt gezongen de
in de toespraak behandelde Psalm met ora
tie.
5. Hierna het lied No. blz.
Om half elf worden de liggende patiënten
gedragen in de pastorie Te Nijmegen ble-
van de patiënten in de Kerk en werd het
H. Sacrament overgebracht naar de Sacris
tie; aan de overige patiënten worden de
kaartjes met adressen uitgereikt van de om
de kerk wonende parochianen, die aan
minstens 6 patiënten gastvrijheid willen
verleenen.
II. Om 12 uur worden alle patiënten door
de klok weer ter kerke geroepen om het
bezoek bij het Allerheiligste te brengen en
de handoplegging der aanwezige priesters
te ontvangen.
1. Na de uitstelling van het Allerheiligste
wordt een hymne ter eere van hel H. Sa
crament gezongen.
2. Daarna een der beide gebeden, verrijkt
met vollen aflaat en 5 Onze Vaders en
Wees gegroeten en Glorie zii den Vader.
3. Een luide en korte aanbidding ter in
leiding van de plechtige Handoplegging.
4. Onder de handopleggng, die nu volgt,
worden gezongen: Rex Clementissime en
Lied: Sub tuum praesidium, O Sanctissima.
5. Na de handoplegging korte dankzeg
ging, waarna Tantum ergo. Om kwart voor
één uur gaan alle patiënten weer iets ge
bruiken of rusten tot twee uur.
III. Om twee uur: Plechtig Lof.
1. Hymne ter eere van hef H, Sacrament.
2. Hollandsch Lied.
3. Vóór en na de Magnificat een der An
tifonen, blz.
5. Salve Regina met vers en oratie.
6. Processie. Onder de Processie wordt
gezongen: Adoro te en Pange lingua.
7. De afzonderlijke Zegen met het Aller
heiligste eerst over iederen liggenden pa
tient; daarna aan de Communiebank over
de overige patiënten, ieder afzonderlijk. On
der deze Zegening de aanroepingen en ge
zangen op blz.
8. Tantum ergo,
9. Psalm met oratie.
10. Lied.
Van uit de kerk keeren de patiënten naaf
huis terug.
Tweede dag: hetzelfde programma:
Na de zegening van de zieken wordt d«
benedictio linteaminum gegeven en bij de
toespraken wordt gevolgd Ps. 19 en volgend
Evangelie en oratie in de H. Mis en Ps. 85
met Evangelie en oratie onder het Lof.
Derde dag: hetzelfde programma.
Na de zegening van de zieken (benedictio
adulti aegrotantis, blz. Nu de zegening
der medicijnen, die de zieken hebben mee
gebracht.
Onder de H. Mis wordt gesproken naar
aanleiding van Ps. 90 en Evangelie van St.
Jan.
In het Lof als afscheidswoord wordt ge
sproken naar aanleiding van de Benedictio
Adulti aegrotantis. blz. Hierna de Pro
cessie en hef Te Deum.
Na het Lof de Zegening van de olijfolie
en wijn voor zieken, op blz.
Wat het Rituale Romanum Tekel V Cap.
IV, over het bezoek van en de zorg voor
zieken ons aanbiedt, is hier, zuoals u uit de
orde die gevolgd is, kunt opmaken, toege
past. Alle gebeden en zegeningen, gaven in
hun rijke afwisseling en volheid van gedach
ten en gevoelens, een eenheid in verschei
denheid en een kleur, een gloed een glans,
die de H Mis ei) de plechtigheden als in
nieuwe schoonheid deden stralen.
In de toespraken behoefde de priester
maar het boekje, wat alle zieken en tal
van gezonden in handen hadden, te openen,
en stuk voor stuk, haast regel voor regel,
mef den vinger de heerlijke gedachten en
gevoelens aan te wijzen, die in de psalmen
Evangelieën en gebeden vervat zijn.
Welk een openbaring, welk een troost,
welk een licht, welk een vreugde de zie
ken allereerst hier rijk werden, hoe overge
lukkig zij waren, hoe onvergetelijk diep de
indrukken geweest zijn, vertelden ons hun
oogen vol tranen, stamelden hun woorden
vol dank, hun sprakelooze handdrukken bij
het einde van het Triduum en nog lang
daarna hun brieven.
Maar wat wel het meest aan zieken en
gezonden is duidelijk geworden in die da
gen en dit is wel een van de meest be
langrijke vruchten van het Triduum, waarop
ik nu vooral de aandacht wil vestigen
het is de geestelijke waarde van het lijden
voor de H. Kerk: het Apostolaat der Zie
ken.
(Wordt vervolgd.)
Dom Herman had aan Klaas verteld,
Dat heel, heel lang geleden,
In bosch en veld en dorp en stad
Kabouters leefden, die soms wat
Voor arme tobbers deden.
Zij kwamen s nachts, als dlles sliep,
Voorzichtig uit hun holen,
Verschenen dan heel schoon en kwiek
In keuken, werkplaats en fabriek,
Door schoorsteen en rioolen.
„En leven die kabouters nog
Vroeg Klaas, die al ging hopen.
En toen oom zei, dat hij 't wel dacht,
Zei Klaas „Dan zet ik gauw vannacht
Mijn raam een beetje open."
En werk'lijk, toen Klaas stevig sliep,
Kwam hem zoo'n ventje wekken.
Hij zei,,'k heet Hans en ben uw knecht,
Ik reken goed en schrijf niet slecht,
Wilt gij mij werk verstrekken
„Hansje mijn knecht,
Wat blieft u nog meer
Haal dezen keer
't Potje met smeer,
Poets dan mijn schoenen van geiteboksleer".
En Hansje poetste glimmend glad,
De laarzen van lui Klaasje
Hij was in tien minuten klaar,
En vroeg toen met beleefd gebaar
„Wat hebt ge nu nog, baasje?"
„Hansje mijn knecht,
Wat blieft u hierna
'k Kreeg van mama
'n Reep chocola,
Neem dien als loon voor je diensten en ga
Kabouterman greep toen den reep
Heel stevig in zijn handje,
Verdween en uit was nu 't bedrijf
Ons Klaasje dacht„Hoera, ik blijf
Tot acht uur in mijn mandje
Toen Zeven uurzijn moeder riep
„Klaas, kom nou uit de veeren,
Want weet, je werk is nog niet af,
En meester geeft je zeker straf,"
Ging Klaas zich nog eens keeren.
En toen de klok al aeht uur sloeg,
Werd moeder kwaad en sjorde
'Haar Klaasje haastig 't bedje uit,
En toch, het ventje lachte luid,
En riep ,,'t is lang in orde
Maar toen hij op de tafel nog
Zijn Kwatta-reep aanschouwde,
Begreep hij, dat zijn goede oom
De schuld was van den mooien droom,
Die hem weer strafwerk brouwde.
de noordpool gaat de zon niet onder, aan* Andere wereldbollen bestaan er, warr
de Zuidpool komt ze niet op. j dag en nacht, lente, zomer, herfst en wit ter
f. V
Zij maakten voor den armen man,
Die heel den dag moest werken,
Soms al het werk op eenmaal af,
Dan had zoo'n man eens mooi vrij-af,
En kon heel vroom gaan kerken.
En Klaas, die juist 'een tobber was,
En altijd school moest blijvên,
Omdat hij nooit zijn sommen had
En 't andere werk alleen in klad,
Stond aan zijn kin te wrijven.
„Hansje mijn knecht,
Wat blieft u mijn vrind
Maak eens gezwind,
Vlug als de wind,
't Huiswerk, dat zich in mijn schooltasch
bevindt."
En Hansje maakte som na som,
Schreef thema's en tabellen
Hij cijferde heel accuraat,
Zijn schrijven was ook lang niet kwaad,
Ook kon hij keurig stellen.
DE ZON.
(Vervolg.)
Maar, wat is het geval De aardas staat
niet recht, maar schuin. Wanneer het voor
voor ons zomer is, is de Noordpool naar de
zon toegekeerd. Met de Noordpool buigt zich
dan de aarde als het ware naar de zon toe.
Wat is daarvan het gevolg? Dat dan die
Noordpool voortdurend door dezon be
schenen wordt en de Zuidpool geen licht en
warmte ontvangt.
Ter verduidelijking het volgende Wan
neer ge bij de lamp gaat staan en het hoofd
voorover buigt, dan wordt uw kruin (de
Noordpool) door de lamp verlicht, terwijl
uw kin (de Zuidpool) in 't donker blijft. Was
het nu eens mogelijk, dat uw hoofd in dien
stand kon ronddraaien om zijn lengteas,
dan zou uw kruin verlicht blijven en even
eens om uw kin voortdurend schaduw
vallen, al draaide het hoofd ook duizend
maal rond, wanneer de stand maar niet ver
anderde .Zoo is des zomers de Noordpool dag
en nacht verlicht en is het tegelijkertijd
op de zuidpool voortdurend donker, aan
Maar bij den evenaar, het midden der
aarde, zijn dag en nacht altijd door even
lang. Om dit, in verband met het vorige,
goed te begrijpen, denken we weer even
aan ons naar de lamp gebogen Ronddraaiende
hoofd en vergelijken een streek aan den
evenaar met onzen neus. Die neus zal ver
licht zijn ('t is dag) als het aangezicht naar
de lamp gekeerd is maar zoodra het hoofd
een halve wenteling volbracht heeft en het
achterhoofd naar Üe lamp is gekeerd, ver
keert de neus in het donker ('t is nacht).
Van den neus naar de kruin toe, van den
evenaar naar de Noordpool, zullen de
dagen in lengte toenemen, tot er eindelijk
het punt komt, waar het geen nacht meer is,
waar de middernachtzon schijnt. Van den
neus naar de kin toe, van den evenaar naar
de Zuidpool, zullen de dagen in lengte af
nemen, tot er eindelijk het punt komt, waar
het geen dag meer is, waar de zon niet op
komt.
Nu zouden de bewoners van het Noorde
lijk halfrond er heel wat beter aan toe zijn,
dan die van het Zuidelijk halfrond, wanneer
de aarde in bovenbedoelden stand bleef
staan draaien. Maar dit is niet het geval,
zooals we reeds weten. Ze wentelt om de zon.
E"i half jaar later, in onZen winter," staat
de aarde aan de tegengestelde zijde der
zon. De as der aarde verandert niet van
richting. Terwijl deze as in onzen zomer
met de Noordpool naar de zon wees, zal
hij dus in den winter met die pool van de
zon afwijzen. Maar dan wijst de Zuidpool
naar de zon toe en is het daar dag en nacht
licht. En aan de Noordpool laat zich dan de
zon niet zien. De toestand is dan dus precies
omgekeerd van dien in onzen zomer. We
zouden hetzelfde resultaat verkregen hebben,
als we in onzen zomer de aarde het onderste
boven gezet hadden.
In de lente en in den herfst komen de
gevallen voor, dat de aardas en de zonneas
in evenwijdige vlakken liggen, dan zijn op
aarde overal dag en nacht juist even lang en
komt de zon overal om zes uur op en gaat
om 6 uur onder,
III.
HET ZONNESTELSEL.
Er bestaan nog meer wereldbollen dan
onze aarde.
Hoe wonderlijk klinkt ons dit toe, als we
het voor 't eerst hooren.
Zijn er nog andere werelden
Waar zijn die werelden dan en hoe zien
ze er uit O, konden We er eens een kijk
je némen
elkaar regelmatig afwisselen, die wel op on
metelijke afstanden van onze aarde verwij
derd zijn, maar die wij menschen toch kun
nen waarnemen en bestudeeren. En wij al
len hebben die vreemde werelden al wel eens
gezien.
Aan liet uitspansel staan de sterren gegroe
peerd in firuren, beelden, wier namen we
later zullen leeren. De gansche sterrenhemel
nu we weten het al schijnt, ten gevolge
van de aswenteling der aarde, om ons rond
te draaien, maar de sterrenbeelden verande
ren daarbij noch van vorm, noch van stand
ten opzichte van elkaar, 't Is, alsof de ster
ren op den binnenwand van een reusachti-
gen, hollen kogel, in welks midden we ons
bevinden en die voortdurend ronddraait,
geteekend zijn, of, wil men een mooiere voor
stelling in een hollen kogel van donker
blauw staal zijn de sterren, als duizenden
grootere en kleinere edelsteenen, tot grilli
ge figuren vereenigd, vastgesmolten.
Maar nu ziet men soms tusschen de vaste
sterren een ster, die men, als men haar
eenigen tijd geregeld 's avonds gaat waarne
men, van plaats ziet veranderen. Ze dwaalt
als 't ware tusschen de andere sterren docr,
ze doorloopt een of meer sterrenbeelden,
terwijl ze natuurlijk, als alle hemellichamen,
ook de (schijnbare) dagelijksche draaiing
meemaakt. Deze ster nu is een dwaalster
of planeet, een vreemde wereldbol. Een der
meest in 't oog vallende planeten is wel de
avondster, Venus, die vaak zoo prachtig aan
den hemel schittert.
Bij nauwkeurige waarneming bemerkt
men, dat de planeten zich van de vaste ster
ren onderscheiden door haar bestendig licht,-
dat wel zeer helder is, maar weinig flikkert
en ook een bijzonderen tint heeft.
Onze aarde is ook een planeet. Evenals
Zij wentelen ook de andere wereldbollen
om hun aller vorstin, de zon. En, zooals on
ze aarde steeds door de om haar draaiende
maan wordt vergezeld, hebben ook de mees
te andere planeten manen of wachters bij
zich, sommige zelfs verscheidene in plaats
van één.
Wanneer we bij de zon beginnen, krijgen
we het volgende rijtje planeten Mercurius,
Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Ura
nus, Neptunus. Bovendien zijn er tusschen
Mars en Jupiter nog een groot aantal (meer
dan driehonderd) kleine planeten de plane
toïden of asteroïden.
Mercurius, Venus,Mars en de asteroïden
zijn kleiner dan onze aarde, de overige plane
ten zijn grooter. Sommige wentelen sneller,
andere langzamer om haar as dan de aarde,
waardoor aldaar de dagen óf korter, óf
langer zijn *ian hier. Evenee ns zijn de om
loopstijden om de zon zeer uiteen
loopend, waarvan verschillende lengte van
jaren het gevolg is. Er zijn er, welker as meer,
er zijn er, welker as minder helt dan die der
aarde, waardoor scherper en minder scherp
tegengestelde jaargetijden ontstaan. Een
groote verscheidenheid nietwaar
Alle planeten zijn donkere lichamen, die,
evenals de maan, het licht der zon terugkaat
sen. Maar door de natuurlijke gesteldheid
van de oppervlakten der wereldbollen wordt
de kleur van dat licht eenigszins gewijzigd.
Zoo zal onze aarde met haar groene planten-
wereld en haar blauwen dampkring voor de
I bewoners van andere werelden een groen-
achtig-blauw getint licht uitstralen.
Evenmin als de omloopsbanen van aarde
en maan in één vlak liggen, vallen die der
planeten samen. Daardoor zien we de he
mellichamen nu eens hooger, dan weer la
ger aan het uitspansel schitteren, maar ze
blijven, evenals de zon en ook de maan, al
tijd in den dierenriem. Uit de verschillende
standen der planeten ten opzichte van elkaar
en der teekens van den dierenriem, deden
vroeger (en ook thans nog 1) de sterrenwi
chelaars hun meeste voorspellingen.
De dagvorstin heeft nog andere dienaren
dan de planeten, die haar op eerbiedigen af
stand omringen. Ze gebiedt ook over een
talrijken stoet trawanten, geheimzinnige,
bleeke wezens, die haar nu eens tot op betrek
kelijk korten afstand naderen, dan weer van
haar vluchten tot ver in de oneindige ruimte,
wezens, wier verschijning aan het hemel
gewelf de aardbewoners vroeger (en ook nu
nogo, verlichte twintigste eeuw met
angst en vrees vervulde.
Het zijn de kometen
Terwijl de planeten elliptische banen be
schrijven, in welker brandpunt de zon staat
en die betrekkelijk weinig van den cirkel
afwijken, hebben de omloopswegen der
kometen een veel meer gerekte, een „eivor
mige gedaante het zijn parabolische of
hyperbolische banen, waarin de zon zich
dicht bij de grootste kromming bevindt. Er
zijn een ontzettende menigte kometen, wier
wegen die der planeten op alle mogelijke
wijzen kruisen en snijden. Naar den vorm,
dien de wonderlijke lichamen aannemen,
als ze dicht bij de zon komen, worden ze ook
wel staartsterren genoemd. Ze stralen een
zacht „eigen" licht uit.
(Wordt vervoigd)
WAAR IS DE VADER?
Schilder „Ik heb zoo juist twee schilde
rijen klaar gekregen, waarover ik gaarne uw
meening zou willen vernemen. Het eene stelt
mijn vader voor naar een oude photographie,
het andere Charlotte Corday in den kerker.
Criticus (na een lange beschouwing)
„Zegt u mij, als 't u belieft, wat de vader
is 1"
Je weet allemaal, dat
een klein vogeltje uit eet.
ei komt. Wij beginnen
dan met een ei te teeke-
nen.(fig. 1) Als de tijd
daar is, pikt het vogeltje
de schaal stuk en steekt
zijn kopje eruit, (fig.^2)
Dan komen ook de poot
jes te voorschijn, en staart
je en vleugels groeien'
aan. (fig. 3) Als je het
musch wilt noemen tee
ken het dan kort en
gedrongen (fig. 4), moet
7 het een duifje worden,
teeken dan een lang ei.
(fig. 5). Een meeuw lijkt veel-opeen duif, maar heefteen
langeren snavel, die aan de punt gebogen is, en ook
zwarte vleugelpunten. (fig. 6)
De raaf
herkent men
aan zijn
grooten sna
vel (fig. 7).
Wil je een
ooievaar tee
kenen, maak
dan pooten,
hals en sna
vel flink lang
en geef 'm
zwarte vleu
gelpunten
(fig. 8).
En als je deze vogeltjes nu allemaal mooi teekenen kunt,
probeer dan 'ns de duiven van fig. 9 te teekenen,die ia
één streek met potlood of pen gemaakt moeten worden.
21.. Een hevige ruk
de tand is er uit. 't
goed. zegt de dokter,
want da wolf zat er in. Geluk
kig dat ik u er zoo gauw afge
holpen heb. Anders waren uw
andere tanden ook
aangestoken.
en
t Is maar
stellig
22. Sjeffie Ekster laat da
delijk Jansje's tand aan het
publiek bewonderen. Ziet u,
babbelt hij, 't is in een
oogenblikje gebeurd. En u
voelt het, om zoo te zeggen,
niet eens, als hij getrokken
wordt.
23. Maar inlusschen huilt
Jansje Knaagtand dikke tra
nen. De knappe dokter heeft
een gezonde tand uitgerukt
en de zieke land heeft hij la
ten zitten. De pijn is nu nog
erger dan straks. O, wat heeft
die arme Jansje een verdriet!
24.n Wacht maar, zegt de
dokter, dan zal ik de andere
óók nog trekken. Maar Jansje
gilt „neen!".... en doet dan
haar mondje stijf dicht. Ze is
vast besloten om het niet
meer open te doen.
#1*