MZÉ. EÜGD ai Sn Wat vraagt uw lieve doode? Van hemel en aarde. De nieuwsgierige Wezels. De stoute streken van Boefie en Foefae, de rattenbengels. AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Derde blad. Zaterdag, 31 October 1925 dat een dergelijke functie geen gewone RECHTSZAKEN. Volstorting van aandeelen. Oneerlijke bankbediende. Sterk in het rennen en in hetstelen. HANDEL EN NIJVERHEID Internationale Textiel Beurs Amsterdam. VlK.' - Sr J* Rebus i-vrn IN BREEDER KRING. Derer dagen vond ik in de bladen het bericht, dat de Bond der „kroostrijke ge zinnen" in België zijn vijfde congres hield te Brugge. Dat is op zichzelf nu niet zoo vreemd. Maar vreemder is. dat de socialis tische Minister Huysmans op dat congres een felle rede hield tegen het N. Malthu sianisme en blijkbaar van bescherming van groote gezinnen n:et afkeerig is: „De huidige mentaliteit, dat een talrijk kroost al te dikwijls een kwaad is, kan echter alleen verdwijnen", zoo zeide hij, wanneer de huisvaders in staat worden ge steld hunne kinderen degelijk op te bren gen. De ontwikkeling van de moederschaps- zorg, het kosteloos schoolonderricht en wel licht het inrichten van een speciaal com- pensatiefcnds, waarin iedereen zijn bijdra ge zou storten en met behulp waarvan fa milievergoedingen zouden uitgekeerd wor den in verhouding tot het aantal kinderen, dit zijn doeltreffende hervormingen. Ziet naar de Vlaamsche arbeiders, die u een schoone les van zedeleer en politieke economie schenken. De Vlaamsche boeren hebben de land- bouwvoortbrengst in aanmerkelijke mate aan het langste, terwijl de grootere gezin nen aan het kortste eind trekken. Daarom zal steeds meer aandacht aan onze groote gezinnen geschonken moeten worden, waarbij het niet zonder beteeke- nis zou zijn, wanneer ook ten onzent de voor mannen in de S. D. A. P. zich meer of wil men: meer openlijk voor de zaak zouden verklaren. Maar hoe dan ook: het is al een verheu gend feit, dat in steeds breeder kring de gedachte, dat er inzonderheid voor onze groote gezinnen iets moet gebeuren, zich baan breekt, waarvan de rede van Minister Huysmans wel een sprekend bewijs is. A. J. L. REIZIGERS IN MELK? We hebben thans weer een uitspraak van den Centralen Raad van Beroep, waarbij melkventers in dienst van een Coöperatieve Vereeniging niet als arbeiders in den zin der wet worden beschouwd en, de Coöper. Ver eeniging dus geacht wordt geen verzeke- ringsplichtig bedrijf uit te oefenen. Voor zoover is na te gaan heeft de Cen^ trale Raad van Beroep overwogen, dat die menschen bij de betrekkelijke inrichting verhoogd. Zij tellen ook het grootste aan- £?en vast loon ontvingen, doch alleen pro tal kinderen. De Vlaamsche boer heeft aan I visie; hetgeen ieder gewoon mensch als een Malthus het antwoord geschonken, dat paste door het aantal der groote gezinnen en te zelfdertijd de vcortbrengst te verhoogen. Trouwens de wetenschap heeft uitge maakt, dat de voortbrengst van voedings middelen de behoeften van de bevolking overtreft. De heerschehde ellende spruit enkel voort uit den bouw zelf van de sa menleving." Aldus deze Belgische Minister. Hel is mij niet bekend hojs aldaar die Bond van „kroostrijke gezinnen" in elkaar zit. In ons land zouden we in elk geval met de socia listen niet veel beginnen en zeker zijn we er nog ver van af, dat socialisten van naam zich als voorstander van een kindertoeslag fonds zouden ontpoppen. Tot heden heeft alles wat op dat ter rein in het .belang van de groote gezinnen gedaan werd, weinig meer dan minachting geoogst en heeft men zich vrijwel regelma tig tegen de z.g. fokpremie gekant. We zouden zoo zeggen: ook in ons land kan het den socialisten toch niet ontgaan, dat bij elke regeling het steeds de onge- huwden en zeeer kleine gezinnen zijn, die bepaalde vorm van loon beschouwt, maar voor dit hooge College reden bleek om aan te nemen, dat we hier met geen dienstbe trekking te doen hebben. Zelfs de verplich ting tot het dragen van dienstkleeding heeft niets kunnen bijdragen om den Centralen Raad van Beroep tot het inzicht te brengen, dat hier toch het bestaan van een arbeids overeenkomst moet worden aangenomen. Wat hun titel betreft zijn dergelijke melk venters er niet op achteruit gegaan. Zij zijn zoo maar opeens van arbeider tot reiziger of zoo iets van dien aard, bevorderd. Of zij echter met een dergelijke promotie wel erg ingenomen zijn is een andere vraag en vast staat in elk geval, dat een dergelijke toe stand niet bestendigd kan en mag blijven. Het wordt steed: bedenkelijker met de uitspraken, die wij van bedoeld College krijgen en al zullen die uitspraken juridisch wel in de puntjes zijn, van groote sociale welwillendheid getuigen zij stellig niet. Voor zoover wij leeken dat kunnen na gaan, zal bij de vraag of iemand arbeider is in den zin der wet de artikelen 1637 a en 1637 c van het B. W. het antwoord daarop moeten geven en dan is het niet in te zien, dienstbetrekking is ook al wijkt hel toon stelsel van het gebruikelijke af. Bij de behandeling van de wet op het ar beidscontract stond in de M. v. T.1 „Het ontwerp beperkt het begrip ar beidsovereenkomst in zoover, dat het deze alleen aanwezig acht, indien van de zijde van den werkgever een tegenpraestatie, vergoeding, loon is bedongen." Geen sterveling zal het in strijd met zijn rechtsgevoel achten, wanneer de provisie van zulke ihenschen als een vorm van loonbe- rekening wordt aangenomen. Terwijl de on. derhavige beslissing rechtdraads tegen de gangbare opvatting ingaat. Zoo staat het ook met arbeiders bij de werkverschaffingen. De Centrale R. v. B. zal er niemand twijfelt daaraan wel mee uit kunnen door te aanvaarden, dat daarbij van een arbeidsovereenkomst geen sprake is; maar ondertusschen, zijn de be trokken arbeiders gedurende den tijd, dat zij daaraan werken van de sociale verzeke ring uitgesloten, ofschoon alweer niemand zich rederlijke wijze zou kunnen stooten, in dien in tegenovergestelden zin was beslist, waarmede was voorkomen, dat sommige UienSchen levenslang naar de liefdadigheid moeten verwezen worden, indien hun b.v. in dien tijd een ongeval zou overkomen Door de uitspraken van den Centralen Raad van Beroep komt het nu practisch zoo te staan, ook bij het toekennen van aange nomen werk, dat werkgevers die 't niet zoo nnuw nemen en het „handig" weten in te pikken, de sociale verzekering voor een goed deel aan hun laars lappen, Waarbij bo vendien de rechtspositie van den betrokken arbeider danig in 't gedrang komt. In elk geval wordt het nu toch zeker wel duidelijk, dat onze wetten tegen een der gelijke juridische scherpzinnigheid niet be stand en zeer dringend herziening behoeven, teneinde dat weinig heil-aanbrengend ver nuft eenigszins te temperen. A.J. L. alleen de moderne vakbeweging kin spre ken. Immers, een keurkorps van hoogst be kwame en betrouwbare bestuurders staan haar ten dienste, de kapitaal-reserve is, zooal niet onuitputtelijk, dan toch zóó groot, dat er van geldnood geen sprake kan zijn en dan bovendien: wat een héérlijk stuk klas senstrijd! Ziehier de logische grousiag van de sta king. Niet alleen de werkgevers, maar ook de „andere" organisaties zouden het onder vinden wat 't zeggen wil, hem, den onweer- staanbaren te trotseeren. Reeds aanstonds heb ik begrepen, dat een dergelijke wijze van optreden niet anders dan een uiting van machtsoverschat ting kon zijn, maar moeilijk kon ik denken, dat een zoo grootsch opgezette campagne, reeds in enkele dagen finaal in qlkaar zou vallen. Want zóó en niet anders is toch het ver loop van de staking bij Wilton. En nu meene men niet, dat ik er ook maar een oogenblik leed over gevoel, dat de staking zoo spoedig is opgeheven Integendeel het is geheel overeenkomstig de gangbare opvattingen van de R. K. Vakbeweging, dat een strijd niet langer mag duren dan voor het doel noodzakelijk is. en het kan uit dien hoofde plicht zijn om er een einde aan te maken. dam. HET BONDGENOOTSCHAP TEGEN DE 48-UREN WEEK. Het orgaan van het N. V. V. „De Strijd" wist ons verleden week op hartroerende wijze te vertellen, dat er een monster verbond was gesloten, ten einde de 48-uren- week om hals te brengen en althans voor de metaal-industrie de 53-urenweek daar voor in de plaats te stellen. „Een bondgenootschap, waarvan naast de werkgevers en den minister met een zijner hoogste ambtenaren, ook de Roomsche, Christelijke en Neutrale organisaties deel uitmaken." Het is geen wonder, dat de moderne metaalbewerkersbond tegen dat stelletje front maakte en de staking afkondigde. Vol fierheid sprak dan ook „De Strijd „De moderne vakbeweging belijdt hier door de daad, wat ze op het congres van 20 en 21 September predikte" en even verder: „De 48-urenweek is voor ons een groot sociaal goed, dat wij met hartstocht verdedigen." Dat is mannentaal. En tevens een taal die 1 Maar déze strijd was ingezet zie boven tot 't behoud van de 48-urenweek en dan nog wel met een bombarie, die alles overtreft wat tot heden is vertoond. En ter wijl niet de geringste concessie ten aanzien van den arbeidsdag was gedaan, zelfs geen toezegging voor de toekomst, is drie dagen toch wel het kleinst denkbare tijdvak om die geweldige hartstocht, waarmede de moderne vakbeweging, de 48-urenweek zegt te verdedigen, te boeken. Ik kan er best inkomen, dat men na een langdurige worsteling den strijd opgeeft, ook al is er geen succes te boeken, maar in drie dagen en dan nog een gezicht te zetten alsof er een reuzenoverwinning bevochten is, zie, dat is m. i. toch wel het droevigste einde, dat men zich denken kon en geeft geen hoogen dunk van wat in de moderne vakbeweging genoemd wordt: iets met hartstocht verdedigen. Intusschen k het bondgenootschap voor de 53-urenweek om in den stijl van „De Strijd" te blijven er niet op achteruit gegaan, wijl nu ook de moderne metaal bewerkersbond tot dat achtbaar college be hoort. Sterker nog: door deze hals-over- kopsche capitulatie heeft hij de 53-urenweek vaster genageld, dan zij ooit gezeten heeft. Wanneer het straks mogelijk zal blijken om ook in de metaal-industrie weer iets te ondernemen om tot terugkeer van de 48- urenweek te komen, dan mogen de leiders van den modernen metaalbewerkersbond wel eens in de les gaan bij die, zoo vaak als onbenullig voorgestelde, leiders van de roomsche, christelijke en neutrale organisa ties. Want dat is nu toch wel gebleken, dat als ze op eigen kompas moeten zeilen, dat ze dan niet veel klaar maken. En onze R. K. metaalbewerkers kunnen er trotsch op zijn, dat hun leiders ruggen graat genoeg hadden om zich door dfczen onbekookten aanval tliet van dc wijs te laten brengen en de eigen zelfstandigheid van hun organisatie wisten te bewaren. Wat hen echter slechts mogelijk was, nu de mannen, ondanks alle grieven, die zij zelf hadden, trouw zich aan het parool van hup organisatie hielden en daarvoor groote offers wisten te brengen. Onze R. K. Metaalbewerkersbond heeft in samenwerking met de overige niet-solia- listische organisaties een stuk werk gepres teerd wat gezien mag worden en nog wel een poosje in de al af niet „dankbare" her innering van den modernen bond zal voort leven. A. J. L. MAANDBERICHT OVER SEPT. 1925. Voor rekenipg van Herwonnen Levens kracht werden-uitgezonden naar het Sana torium Berg en Bosch te Apeldoorn: 1 Sept. een kind van een lid uit Schie dam; 2 Sept. een lid uit Amsterdam; 29 Sept.' een vrouw van een lid uit Nij megen naar het herstellingsoord Maria Auxilia trix te Venlo: 21 Sept. een kind van een lid uit Rotter Deze ontleenden hunne rechten als volgt: Twee als aangesloten bij den Ned. R.-K. Grafischen Bond. Twee als aangesloten bij den Ned. R, K. Metaalbewerkersbond. Op 30 September 1925 waren 77 patiënten in behandeling. Door liquidateuren van een bank werden eenige houders aangesproken tot volstorting van hun aandeelen. Voor de rechtbank te 's-Gravenhage voerden deze het verweer, dat een andere bank de baten en lasten der eischende vennootschap had overgeno men om de zaken voor eigen rekening voort te zetten, zoodat daarmede die vennoot schap zou zijn vereffend en niet meer de vordering tot volstorting kon instellen. De rechtbank overwoog, dat door eischers geenszins was erkend, dat het be drijf op de wijze als gedaagden dat voor stelden, was overgedaan, maar dat, zelfs al was dat wel het geval, daaruit nog vol strekt niet zou volgen, dat de eischende vennootschap geheel was vereffend. Immers uit het spraakgebruik volgt niet en dit wordt trouwens door gedaagden niet be weerd dat onder de woorden overname der baten ook zoude zijn begrepen het recht van de eischende vennootschap op de volstorting harer aandeelen door de aan deelhouders, zoodat dat recht uit den aard der zaak aan de eischers is verbleven. Der halve kan de vereffening eener N. V. niet als beëindigd worden beschouwd, zoolang dat recht op volstorting harer aandeelen, art. 43 van het Wetboek van KoophandC V gehouden, nog voor haar bestaat.. Het te- "gendeel kan ook niet worden afgeleid uit de door de bank, die het bedrijf overgeno men heeft, gedane toezegging, om de win sten uit dat speciale bijkantoor de voort zetting dus van de eischeres in liquidatie te betalen, jaarlijks te doen strekken tot terugbetaling der gelden door aandeelhou ders gestort op hun aandeelen in de eischende vennootschap, daar zulks wel vereenigbaar is met de blijvende verplich ting der aandeelhouders om hun aandeelen in handen van de eischeresse vol te stor ten. De aandeelhouders werden mitsdien ver oordeeld tot betaling. Een jaar f/eëischt. Tegen J. T. G. S., gewezen bediende bij de Ned. Ind. Handelsbank in Den Haag, die aan het hoofd stond van de couponafdee- Iing van die bank, is door de rechtbank één jaar gevangenisstraf geëischt wegens het door hem bij den kassier inleveren van couponrekeningen, welke hij valschelijk on derteekend had met den 'naam van me vrouw K. van W. Op deze manier had be klaagde een bedrag van 5000 weten machtig te worden. Tot vier maanden veroordeeld. Een Duitsche wielrenner, die volgens een politierapport uit Rijnland reeds een vijf tigtal inbraken had gepleegd en onlangs in Amsterdam zich een portefeuille met een groot bedrag aan bankbiljetten had toege ëigend, werd heden door de Vierde Kamer der Amsterdamsche Rechtbank veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf. De officieele opening der Internationale Textielbeurs is vastgesteld op Zaterdag 7 November a.s. ten 11 ure, terwijl vanaf 1 uur des n.m. de beurs toegankelijk zal zijn voor handelaren. De uitnodigingskaarten worden via de ex posanten aan belanghebbenden rondgezon den en zijn bovendien verkrijgbaar aan het Secretariaat, Heerengracht 263, Amsterdam. De Beurs zal van 7 tot en met 15 Novem ber van 's morgens 10 uur tot des n.m. 5 uur en 's avonds van 811 uur geopend zijn. Onder de exposanten worden verschillen de Duitsche, Engelsche, Fransche en Belgi sche firma's aangetroffen. Bovendien zullen eenige machinefabrieken tijdens de Beurs hunne machines in werking stellen. De opbouw der stands is reeds eenige da- waartoe de aandeelhouder zelfs, ingevolge gen in vollen gang. Dit fs de maand der dooden Een klacht van pijn en straf Klinkt op tot ons, die leven, Klinkt op uit ieder graf.' - Is er bij al die dooden Niet één, die klaagt tot u .Een die u vroeger liefhad, Dien gij bemint, ook nu Wat vraagt uw lieve doode? Dat gij hem niet vergeet Dat gij wat medelijden Wilt toonen met zijn leed „Als ik nog leefde zoudt ge Dan zoo hardvochtig zijn, Mij niet te willen troosten In angst en. bittere pijn Dat vraagt uw lieve doode Dat gij hem troost en redt, Door kracht van goede werken, Door offer en gebed. Endenk ook aan de zielen Aan wie géén ander denkt, En bid voor hen, wien niemand Ooil; vromen bijstand schenkt erg niet. Alleen bewijst het hoe ze den bun zing op de hielden bleven. Een poos later bracht hij hen naar een boerderij en dachten ze opeens aan hun plan om het kippenhok een bezoek te brengen. Ze hadden ergen honger en keken elkaar aan of ze zeggen wil den „Wat dunkt je, zouden we den bun zing maar in den steek laten en hier eens lekker blijven smullen?" Maar niemand wilde het hardop uitspreken. „Nu zullen we toch eindelijk zien wat hij gaat uitvoeren," zei een van de wezels. „Hij dient te weten dat hij geen kwaad kan doen zonder dat liet ontdekt wordt. En als wij hem er op betrap pen, mogen wij het ook gerust overal rond1./ vertellen." Collie, de waakhond, was uit zijn lichten slaap gewekt en kwam den hoek van het huis omvliegen, om te zien Wie de rustver stoorders waren, maar toen hij de ongenoode gasten herkende, liet hij zijn staart hangen en droop stilletjes af Hij was oud genoeg ontwaakten en begonnen hun morgentoilet, door hun vleugels met den bek glad te strij ken. „Wat zou dat nu beteekenen fluister den de wezels, ,,'t Lijkt wel of hij naar huis huis wandelt. Zou hij van gedachten ver anderd zijn Toen hij zijn hol bereikt had, stond Zwart- staart even stil en keek rond. De wezels scho ten gauw onder de dorre bladen. „Goeien morgen," zei de bunzing, terwijl hij spottend naar de plek keek, waar ze gebleven waren. ,„'k Hoop hartelijk dat ik jullie niet te veel vermoeid heb, 't Is een prettig wandelinge tje voor mij geweest, maar misschien wel wat lang voor wezels. Daarenboven heb ik mijn buik vol gegeten en makkelijke wegen voor mij uitgezocht. Goeien morgen en vriende lijk bedankt voor jullie gezelschap 1" Toen het laatste puntje van zijn zwarten staart in het hol verdwenen was, kropen de wezels uit de bladen en keken elkaar teleur gesteld aan. „Zou hij al dien tijd geweten hebben dat wij achter hem aanliepen vroeg er een. „Ik denk dat hij alleen zoo raar deed om ons voor den gek te houden", zei de tweede. „Wat leelijke streek riepen de anderen verontwaardigd. Toch had Zwartstaart, zooals jullie weet, niets anders gedaan dan wat hij alle nachten deed en waren de wezels alleen door hun gis sen en fluisteren, dpor hun groote nieuws gierigheid en bemoeizucht op het dwaalspoor gebracht. G. E. (Vervqlg.) Nu en dan gluurden ze tusschen de zachte, franjeachtige bladeren door om te zien wat hij uitvoerde. Ze fluisterden zenuwachtig met. elkaar. „Kijk, hij snuffelt langs den grond," zei de een. „Hij heeft stellig iets ge vonden," zei een ander. Een derde stak toen zijn kopje zoover mo gelijk tusschen de takken door om naar den öttnzing te kunnen kijken. „*k Denk toch niet dat hij iets gevonden heeft," meende hij. ,,'k Hoor hem niet eten." „Wat vreemd mompelden de anderen. Nu had de bunzing met den zwarten staart toevallig juist de wezels geroken hij wist dus dat ze vlak bij hem waren. Ook had hij iets tusschen de bladeren hooren rit selen en wetende hoe nieuwsgierig en bab belachtig wezels zijn, dacht hij „Ze kijken natuurlijk wat ik doe nu, ik zal zè eens laten raden." Zwartstaart wist heel goed dat de wezels dikwijls grootere dieren aanvallen, maar hij was voor niemand bang. Toch had hij niet reel lust zonder noodzaak aan 't vechten te raken, 'want als hij goed onder hun bereik kwam, zouden ze hem waarschijnlijk flink hijten en, als een wezel eenmaal zijn scherpe tanden in iemands lichaam gezet heeft, laat hij niet gemakkelijk weer los. „Ik denk," zei Zwartstaart bij zichzelf, „dat er morgen vier heele vermoeide wezeltjes in hun hol zullen liggen." „Kijk, hij gaat weg 1" fluisterde een van de wezels. „Waar zou hij nu heengaan „Daar moeten we achter komen," zeiden de anderen en ze kropen heel voorzichtig uit hun schuilplaats. De bunzing liep overal rond, zooalk hem dat in 't hoofd kwam. Vond hij voedsel, dan bleef hij staan en a( het op. En als de wezels dan op de plek kwamen was alles weg. Ze kregen ergen honger, maar als een van hen voorstelde om nu éérst eens te gaan eten, deed de bunzing juist weer zoo iets heel vreemds, dat ze wel moesten kijken. Soms lachte hij geheimzinnig,danweer ging hij over den grond rollen. De wezels staken dan gauw de kop pen bij elkaar en gluurden en fluisterden al hun best. „Waarom zou hij zoo lachen vroegen ze dan elkaar. „Hij denkt zeker aan iets heel prettigs wat hij in den zin heeft. We moeten zorgen dat we hem niet uit het oog verliezen." Eens ontmoette hij zijn broer Witvlek, dien hij iets in fluisterde. Toen lachte Witvlek en liep door, terwijl Zwartstaart hem nog achter na riep „Aan .niemand vertellen hoor Ik wil niet dat iedereen weet waar ik heen ga." Toen knikten de vier wezels elkaar veel- beteekenend toe en zeiden „Daar Wij wis ten wel slat er iets bizonders aan de hand was 1 Na dit kleine voorval praatte niemand meer van honger en eten zoeken. Ze begeer den niets anders dan den bunzing te volgen. Eén oogenblik, toen ze op 't open veld kwa men, waren ze zóó bang om ontdekt te worden, dat ze zich in de sloot lieten glijden en een heel eind zwommen. Nu, wezels zijn uitstekende zwemmers en dat was dus zoo V- - om veel dingen te weten en zoo wist hij heel goed dat hij niet met een bunzing of een we zel moest vechten. Iedereen laat bunzings met rust, en 't is het verstandigste om de wezels ook uit den weg te gaan, want al zijn ze nog zoo klein, ze bijten.door/dringend. Toen liep Zwartstaart met zijn gevolg weer naar 't bosch terug en zocht er dadelijk zijn hol op. De nachtuil, ook op weg naar huis, vloog over hen heen en ze kwamen verschei den vleermuizen tegen. Toen ze langs de vleermuizenwoning gingen, konden ze uit het rumoer opmaken, dat er ongeveer tien of twaalf thuis warengekomen, om zich daar op te hangen zoolang het dag was. In het Oosten brak de schemering aan de vogels IV. DE AVONDSTERREN- De'avondsterren zijh tevens morgenster ren. Neen, dat is geen onzin. Hoe is het dan mogelijk Wel, dat is een heel eenvoudige zaak. Wij, aardbewoners, hebber.'twee avond- en morgensterren Mercurius en Venus. Omdat de eerste echter met het bloote oog maar heel zelden kan waargenomen worden en Venus zich daarentegen zeer dikwijls als de schitte rendste van alle sterren aan ons oog vertoont, zullen wij de laatste het eerst behandelen. De planeet Venus dan beschrijft, evenals onze aarde en alle andere planeten, een b; o om de zon, zij bevindt zich echter dichter bij de dagvorstin dan de aarde, zoodat haar omloopsbaan dus ook binnen die van onze wereld valt. Wanneer die banen precies cir kelrond waren, zouden we van twee reusach tige concentrische cirkels kunnen spreken in welker middelpunten zich de zon bevond en waarvan de minst groote aan Venus be hoorde nu die banen in werkelijkheid ellip sen zijn, verandert de zaak daardoor voor ons maar heel weinig. En nu eerst even een bevattelijke, aan schouwelijke vergelijking Als we, op eehigen afstand van ons verwij derd, een kraai rond om een toren zien vlie gen, dan weten we, dat de vogel kringen be schrijft. Maar zien doen we dat niet. Voor ons gezicht is het, alsof de kraai zich heen en weer beweegt (wanneer we tenminste niet te dicht bij den toren zijn) beurtelings langs de voor- en achterzijde van het bouwwerk heen. Zeer duidelijk merken we die schijnbare beweging van den vogel, als we zijn vlucht met den wijsvinger in de lucht volgen, na schrijven onze hand moet zich dan heen en weer bewegen. Probeer dit maar eens. Ziet ge in werkelijkheid geen vogel en geen toren, stel u dan maar voor, dat alles, wat beschre ven is, in de verte gebeurt en tracht dan de denkbeeldige vlucht van de denkbeeldige kraai om den denkbeeldigen toren met hand of vinger te volgen. Welnu, evenals die kraai om den toren, zien we, van de aarde uit, Venus om de zon bewegen. Het schijnt ons dan' ook toe, dat de planeet geen kringvormige baan beschrijft, maar zich volgens een meer rechte lijn heen en weer beweegt. Nu komt er wel bij, dat on ze aarde zelf ook haar omloop om de zon volbrengt, maar daardoor verandert het ver schijnsel in hoofdzaak niet, evenmin als de schijnbare beweging van onze kraai veel zou veranderen, als we bij de waarneming ervan in een grooten kring om den toren wandelden. We zien Venus dus heen en weer gaan, nu vóór, dan achter de zon langs, zoodat de pla neet zich telkens om beurten aan den oost en den westkant er van bevindt. Wanneer Venus nu ten oosten van de zon staat, dan zal ze (evenals alle hemellichamen voortdurend aan de dagelij ksche beweging tengevolge van de aswenteling der aarde, mee doende) later dan de zon ondergaan. Zoodra de zon dan achter de kim is wegge zonken, als het donkër wordt, zit de planeet nog aan den zuidelijken of westelijken hemel, wordt in de duisternis zichtbaar, vertoont zich als helder lichtende avondster. Bevindt de planeet zich daarentegen aan de westzijde van de zón, dan zal ze natuurlijk vroeger dan deze ondergaan en er is geen Sprake van, dat ze dan 's avonds zichtbaar zou zijn, om de eenvoudige reden, dat ze dan niet meer voor ons aan den hemel is. Maar in dat geval zal ze, zooals vanzelf spreekt des morgens eer opkomen dan haar schitte rende gebiedster. Al lang voor den morgen gloort ze al aan den zuidelijken of oostelijken hemel, vertoont zich in het nog nachtelijk donker als een schitterende morgenster en verbleekt pas, als de dageraad aanbreekt en verdooft voor onze oogen als de zon verre zen is, in het heldere daglicht. Nu is het ook nog mogelijk, dat Venus voor of achter de zon staat (tengevolge van de helling van het vlak, waarin haar baan ligt, in den regel er boven of beneden.) Dan staat ze tegelijk met de zon aan den he mel en blijft natuurlijk, evenals alle sterren des daags voor ons onzichtbaar. We zullen in het kort even een en ander herhalen. Stellen we, dat Venus zoo ver mogelijk oostelijk staat ze vertoont zich als avond ster. Dag aan dag nadert ze nu meer en meer de zon en gaat dus al vroeger en vroeger on der. Eindelijk is ze nog slechts even in de avondschemering zichtbaar en daarna zoekt ons oog haar in den stralenkrans der zon te vergeefs. Maar intusschen blijft de planeet zich in de zelfde richting voortbewegen, pas seert de zon, gaat nogal verder en wordt ein delijk eventjes in de morgenschemering zichtbaar, dwaalt voort naar het westen, komt telkens vroeger als morgenster op, tot ze zoo ver mogelijk ten westen van de zon staat en aanvaardt dan de terugreis, blijft éérst nóg morgenster, wordt onzichtbaar, wordt weer avondster onzichtbaar morgenster onzichtbaar avondster zoo gaat het door, jaar in jaar uit, eeuwen en duizenden van eeuwen lang. Venus heeft geen eigen licht, maar kaatst het zonlicht met een schoonen glans, een weinig geelachtig getint, terug in de oneindi ge ruimten, ook naar onze aarde. Wanneer we haar kunnen waarnemen, hetzij dan als avond- of als morgenster, staat ze, zooals we boven gezien hebben, „terzijde" van de zon en is haar verlichte helft naar dat hemelli chaam toegekeerd. We kunnen die verlichte helft met geheel en al zien en daardoor ver toont de planeet zich aan ons oog in schijn gestalten, evenals de maan. Personen met een heel scherp gezicht zien haar dan ook soms als een snoeperig klein maantje. Maar voor iedereen vertoont zij zich heel vaak als een schitterend hemellicht, waardoor de schoon heid van den avondhemel ongemeen ver hoogd wordt. Haar lichtsterkte is dikwijls zoo groot, dat ze merkbare schaduwen doet ontstaan, zij het dan ook in veel geringere mate dan de maan. Ook gebeurt het wel, onder gunstige omstandigheden, dat de pla neet des daags in het volle zonlicht waarneem baar is. Nu en dan gaat Venus precies voor de zo* langs. Met het bloote oog kan men dat ver schijnsel nooit waarnemen, maar door een kijker ziet men dan de planeet zich als een zwart schijfje op de zonnevlakte afteekenen. Zoo'n „Venus-overgang" heeft viermaal in een tijdruimte van 243 jaren plaats. De twee laatste overgangen hadden plaats op 9 Decem ber 1874 en 6 December 1882, de twee eerste volgende zullen plaats vinden op 8 Juni 2004 en 6 Juni 2012. (Wordt vervolgd.) 29. Maar dokter Langsnavel en Sjeffie Ekster worden door de woedende konijnen nagezet. Gelukkig hebben ze. lange bee- nen, zoodat ze op 't laatst we ten te ontsnappen. Maar in Boschkoop behoeven ze nooit meer terug te komen! 30. Als de markt afgeloopen is, gaan de konijntjes van Zon neheuvel weer naar de tram om de terugreis te aanvaarden Zij hebben haar manden vol boodschappen, die ze in 'ttstad je hebben gedaan Stuk voor stuk stappen de vrouwtjes in om een zitplaats te veroveren. DO 31. De arme Jansje Knaag tand is er nog erger aan toe dan vanmorgen. Haar wang is nog even dik en de zieke tand doet nog evenveel pijn. Daarvoor heeft ze nu een lange reis ge maakt en.... wad nog erger is. een gezonde tand ver loren. 32. Eindelijk kan Joris Langoor niet langer wachten. Janus Kwakkelaar heeft al drie maal aan de bel getrokken. De tram vertrekt dus, ofschoon ginds een juffouw hard komt' aanhollen, roepende dat ze óók "nog ihee moet. Maar dat gaat niet meer. XOWMSHlUVf goJcH Koo o

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 9