MZÉ.
EÜGD
ai
Sn
Wat vraagt uw lieve doode?
Van hemel en aarde.
De nieuwsgierige Wezels.
De stoute streken van Boefie en Foefae, de rattenbengels. AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde blad. Zaterdag, 31 October 1925
dat een dergelijke functie geen gewone
RECHTSZAKEN.
Volstorting van aandeelen.
Oneerlijke bankbediende.
Sterk in het rennen en in
hetstelen.
HANDEL EN NIJVERHEID
Internationale Textiel Beurs
Amsterdam.
VlK.' -
Sr J*
Rebus
i-vrn
IN BREEDER KRING.
Derer dagen vond ik in de bladen het
bericht, dat de Bond der „kroostrijke ge
zinnen" in België zijn vijfde congres hield
te Brugge. Dat is op zichzelf nu niet zoo
vreemd. Maar vreemder is. dat de socialis
tische Minister Huysmans op dat congres
een felle rede hield tegen het N. Malthu
sianisme en blijkbaar van bescherming van
groote gezinnen n:et afkeerig is:
„De huidige mentaliteit, dat een talrijk
kroost al te dikwijls een kwaad is, kan
echter alleen verdwijnen", zoo zeide hij,
wanneer de huisvaders in staat worden ge
steld hunne kinderen degelijk op te bren
gen. De ontwikkeling van de moederschaps-
zorg, het kosteloos schoolonderricht en wel
licht het inrichten van een speciaal com-
pensatiefcnds, waarin iedereen zijn bijdra
ge zou storten en met behulp waarvan fa
milievergoedingen zouden uitgekeerd wor
den in verhouding tot het aantal kinderen,
dit zijn doeltreffende hervormingen.
Ziet naar de Vlaamsche arbeiders, die u
een schoone les van zedeleer en politieke
economie schenken.
De Vlaamsche boeren hebben de land-
bouwvoortbrengst in aanmerkelijke mate
aan het langste, terwijl de grootere gezin
nen aan het kortste eind trekken.
Daarom zal steeds meer aandacht aan
onze groote gezinnen geschonken moeten
worden, waarbij het niet zonder beteeke-
nis zou zijn, wanneer ook ten onzent de voor
mannen in de S. D. A. P. zich meer of
wil men: meer openlijk voor de zaak
zouden verklaren.
Maar hoe dan ook: het is al een verheu
gend feit, dat in steeds breeder kring de
gedachte, dat er inzonderheid voor onze
groote gezinnen iets moet gebeuren, zich
baan breekt, waarvan de rede van Minister
Huysmans wel een sprekend bewijs is.
A. J. L.
REIZIGERS IN MELK?
We hebben thans weer een uitspraak van
den Centralen Raad van Beroep, waarbij
melkventers in dienst van een Coöperatieve
Vereeniging niet als arbeiders in den zin der
wet worden beschouwd en, de Coöper. Ver
eeniging dus geacht wordt geen verzeke-
ringsplichtig bedrijf uit te oefenen.
Voor zoover is na te gaan heeft de Cen^
trale Raad van Beroep overwogen, dat die
menschen bij de betrekkelijke inrichting
verhoogd. Zij tellen ook het grootste aan- £?en vast loon ontvingen, doch alleen pro
tal kinderen. De Vlaamsche boer heeft aan I visie; hetgeen ieder gewoon mensch als een
Malthus het antwoord geschonken, dat paste
door het aantal der groote gezinnen en te
zelfdertijd de vcortbrengst te verhoogen.
Trouwens de wetenschap heeft uitge
maakt, dat de voortbrengst van voedings
middelen de behoeften van de bevolking
overtreft. De heerschehde ellende spruit
enkel voort uit den bouw zelf van de sa
menleving."
Aldus deze Belgische Minister. Hel is
mij niet bekend hojs aldaar die Bond van
„kroostrijke gezinnen" in elkaar zit. In ons
land zouden we in elk geval met de socia
listen niet veel beginnen en zeker zijn we
er nog ver van af, dat socialisten van naam
zich als voorstander van een kindertoeslag
fonds zouden ontpoppen.
Tot heden heeft alles wat op dat ter
rein in het .belang van de groote gezinnen
gedaan werd, weinig meer dan minachting
geoogst en heeft men zich vrijwel regelma
tig tegen de z.g. fokpremie gekant.
We zouden zoo zeggen: ook in ons land
kan het den socialisten toch niet ontgaan,
dat bij elke regeling het steeds de onge-
huwden en zeeer kleine gezinnen zijn, die
bepaalde vorm van loon beschouwt, maar
voor dit hooge College reden bleek om aan
te nemen, dat we hier met geen dienstbe
trekking te doen hebben. Zelfs de verplich
ting tot het dragen van dienstkleeding heeft
niets kunnen bijdragen om den Centralen
Raad van Beroep tot het inzicht te brengen,
dat hier toch het bestaan van een arbeids
overeenkomst moet worden aangenomen.
Wat hun titel betreft zijn dergelijke melk
venters er niet op achteruit gegaan. Zij zijn
zoo maar opeens van arbeider tot reiziger
of zoo iets van dien aard, bevorderd. Of zij
echter met een dergelijke promotie wel erg
ingenomen zijn is een andere vraag en vast
staat in elk geval, dat een dergelijke toe
stand niet bestendigd kan en mag blijven.
Het wordt steed: bedenkelijker met de
uitspraken, die wij van bedoeld College
krijgen en al zullen die uitspraken juridisch
wel in de puntjes zijn, van groote sociale
welwillendheid getuigen zij stellig niet.
Voor zoover wij leeken dat kunnen na
gaan, zal bij de vraag of iemand arbeider is
in den zin der wet de artikelen 1637 a en
1637 c van het B. W. het antwoord daarop
moeten geven en dan is het niet in te zien,
dienstbetrekking is ook al wijkt hel toon
stelsel van het gebruikelijke af.
Bij de behandeling van de wet op het ar
beidscontract stond in de M. v. T.1
„Het ontwerp beperkt het begrip ar
beidsovereenkomst in zoover, dat het deze
alleen aanwezig acht, indien van de zijde
van den werkgever een tegenpraestatie,
vergoeding, loon is bedongen."
Geen sterveling zal het in strijd met zijn
rechtsgevoel achten, wanneer de provisie van
zulke ihenschen als een vorm van loonbe-
rekening wordt aangenomen. Terwijl de on.
derhavige beslissing rechtdraads tegen de
gangbare opvatting ingaat.
Zoo staat het ook met arbeiders bij de
werkverschaffingen. De Centrale R. v. B.
zal er niemand twijfelt daaraan wel
mee uit kunnen door te aanvaarden, dat
daarbij van een arbeidsovereenkomst geen
sprake is; maar ondertusschen, zijn de be
trokken arbeiders gedurende den tijd, dat
zij daaraan werken van de sociale verzeke
ring uitgesloten, ofschoon alweer niemand
zich rederlijke wijze zou kunnen stooten, in
dien in tegenovergestelden zin was beslist,
waarmede was voorkomen, dat sommige
UienSchen levenslang naar de liefdadigheid
moeten verwezen worden, indien hun b.v. in
dien tijd een ongeval zou overkomen
Door de uitspraken van den Centralen
Raad van Beroep komt het nu practisch zoo
te staan, ook bij het toekennen van aange
nomen werk, dat werkgevers die 't niet zoo
nnuw nemen en het „handig" weten in te
pikken, de sociale verzekering voor een
goed deel aan hun laars lappen, Waarbij bo
vendien de rechtspositie van den betrokken
arbeider danig in 't gedrang komt.
In elk geval wordt het nu toch zeker wel
duidelijk, dat onze wetten tegen een der
gelijke juridische scherpzinnigheid niet be
stand en zeer dringend herziening behoeven,
teneinde dat weinig heil-aanbrengend ver
nuft eenigszins te temperen.
A.J. L.
alleen de moderne vakbeweging kin spre
ken. Immers, een keurkorps van hoogst be
kwame en betrouwbare bestuurders staan
haar ten dienste, de kapitaal-reserve is,
zooal niet onuitputtelijk, dan toch zóó groot,
dat er van geldnood geen sprake kan zijn en
dan bovendien: wat een héérlijk stuk klas
senstrijd!
Ziehier de logische grousiag van de sta
king. Niet alleen de werkgevers, maar ook
de „andere" organisaties zouden het onder
vinden wat 't zeggen wil, hem, den onweer-
staanbaren te trotseeren.
Reeds aanstonds heb ik begrepen, dat
een dergelijke wijze van optreden niet
anders dan een uiting van machtsoverschat
ting kon zijn, maar moeilijk kon ik denken,
dat een zoo grootsch opgezette campagne,
reeds in enkele dagen finaal in qlkaar zou
vallen.
Want zóó en niet anders is toch het ver
loop van de staking bij Wilton. En nu meene
men niet, dat ik er ook maar een oogenblik
leed over gevoel, dat de staking zoo spoedig
is opgeheven Integendeel het is geheel
overeenkomstig de gangbare opvattingen
van de R. K. Vakbeweging, dat een strijd
niet langer mag duren dan voor het doel
noodzakelijk is. en het kan uit dien hoofde
plicht zijn om er een einde aan te maken. dam.
HET BONDGENOOTSCHAP TEGEN DE
48-UREN WEEK.
Het orgaan van het N. V. V. „De Strijd"
wist ons verleden week op hartroerende
wijze te vertellen, dat er een monster
verbond was gesloten, ten einde de 48-uren-
week om hals te brengen en althans voor
de metaal-industrie de 53-urenweek daar
voor in de plaats te stellen.
„Een bondgenootschap, waarvan naast de
werkgevers en den minister met een zijner
hoogste ambtenaren, ook de Roomsche,
Christelijke en Neutrale organisaties deel
uitmaken."
Het is geen wonder, dat de moderne
metaalbewerkersbond tegen dat stelletje
front maakte en de staking afkondigde. Vol
fierheid sprak dan ook „De Strijd „De
moderne vakbeweging belijdt hier door de
daad, wat ze op het congres van 20 en 21
September predikte" en even verder: „De
48-urenweek is voor ons een groot sociaal
goed, dat wij met hartstocht verdedigen."
Dat is mannentaal. En tevens een taal die 1
Maar déze strijd was ingezet zie
boven tot 't behoud van de 48-urenweek
en dan nog wel met een bombarie, die alles
overtreft wat tot heden is vertoond. En ter
wijl niet de geringste concessie ten aanzien
van den arbeidsdag was gedaan, zelfs geen
toezegging voor de toekomst, is drie dagen
toch wel het kleinst denkbare tijdvak om
die geweldige hartstocht, waarmede de
moderne vakbeweging, de 48-urenweek zegt
te verdedigen, te boeken.
Ik kan er best inkomen, dat men na een
langdurige worsteling den strijd opgeeft,
ook al is er geen succes te boeken, maar in
drie dagen en dan nog een gezicht te zetten
alsof er een reuzenoverwinning bevochten
is, zie, dat is m. i. toch wel het droevigste
einde, dat men zich denken kon en geeft
geen hoogen dunk van wat in de moderne
vakbeweging genoemd wordt: iets met
hartstocht verdedigen.
Intusschen k het bondgenootschap voor
de 53-urenweek om in den stijl van „De
Strijd" te blijven er niet op achteruit
gegaan, wijl nu ook de moderne metaal
bewerkersbond tot dat achtbaar college be
hoort. Sterker nog: door deze hals-over-
kopsche capitulatie heeft hij de 53-urenweek
vaster genageld, dan zij ooit gezeten heeft.
Wanneer het straks mogelijk zal blijken
om ook in de metaal-industrie weer iets te
ondernemen om tot terugkeer van de 48-
urenweek te komen, dan mogen de leiders
van den modernen metaalbewerkersbond
wel eens in de les gaan bij die, zoo vaak als
onbenullig voorgestelde, leiders van de
roomsche, christelijke en neutrale organisa
ties. Want dat is nu toch wel gebleken, dat
als ze op eigen kompas moeten zeilen, dat
ze dan niet veel klaar maken.
En onze R. K. metaalbewerkers kunnen
er trotsch op zijn, dat hun leiders ruggen
graat genoeg hadden om zich door dfczen
onbekookten aanval tliet van dc wijs te
laten brengen en de eigen zelfstandigheid
van hun organisatie wisten te bewaren.
Wat hen echter slechts mogelijk was, nu de
mannen, ondanks alle grieven, die zij zelf
hadden, trouw zich aan het parool van hup
organisatie hielden en daarvoor groote
offers wisten te brengen.
Onze R. K. Metaalbewerkersbond heeft
in samenwerking met de overige niet-solia-
listische organisaties een stuk werk gepres
teerd wat gezien mag worden en nog wel
een poosje in de al af niet „dankbare" her
innering van den modernen bond zal voort
leven.
A. J. L.
MAANDBERICHT OVER SEPT. 1925.
Voor rekenipg van Herwonnen Levens
kracht werden-uitgezonden naar het Sana
torium Berg en Bosch te Apeldoorn:
1 Sept. een kind van een lid uit Schie
dam;
2 Sept. een lid uit Amsterdam;
29 Sept.' een vrouw van een lid uit Nij
megen
naar het herstellingsoord Maria Auxilia
trix te Venlo:
21 Sept. een kind van een lid uit Rotter
Deze ontleenden hunne rechten als volgt:
Twee als aangesloten bij den Ned. R.-K.
Grafischen Bond.
Twee als aangesloten bij den Ned. R, K.
Metaalbewerkersbond.
Op 30 September 1925 waren 77 patiënten
in behandeling.
Door liquidateuren van een bank werden
eenige houders aangesproken tot volstorting
van hun aandeelen. Voor de rechtbank te
's-Gravenhage voerden deze het verweer,
dat een andere bank de baten en lasten
der eischende vennootschap had overgeno
men om de zaken voor eigen rekening voort
te zetten, zoodat daarmede die vennoot
schap zou zijn vereffend en niet meer de
vordering tot volstorting kon instellen.
De rechtbank overwoog, dat door
eischers geenszins was erkend, dat het be
drijf op de wijze als gedaagden dat voor
stelden, was overgedaan, maar dat, zelfs al
was dat wel het geval, daaruit nog vol
strekt niet zou volgen, dat de eischende
vennootschap geheel was vereffend. Immers
uit het spraakgebruik volgt niet en dit
wordt trouwens door gedaagden niet be
weerd dat onder de woorden overname
der baten ook zoude zijn begrepen het
recht van de eischende vennootschap op de
volstorting harer aandeelen door de aan
deelhouders, zoodat dat recht uit den aard
der zaak aan de eischers is verbleven. Der
halve kan de vereffening eener N. V. niet
als beëindigd worden beschouwd, zoolang
dat recht op volstorting harer aandeelen,
art. 43 van het Wetboek van KoophandC V
gehouden, nog voor haar bestaat.. Het te-
"gendeel kan ook niet worden afgeleid uit
de door de bank, die het bedrijf overgeno
men heeft, gedane toezegging, om de win
sten uit dat speciale bijkantoor de voort
zetting dus van de eischeres in liquidatie
te betalen, jaarlijks te doen strekken tot
terugbetaling der gelden door aandeelhou
ders gestort op hun aandeelen in de
eischende vennootschap, daar zulks wel
vereenigbaar is met de blijvende verplich
ting der aandeelhouders om hun aandeelen
in handen van de eischeresse vol te stor
ten.
De aandeelhouders werden mitsdien ver
oordeeld tot betaling.
Een jaar f/eëischt.
Tegen J. T. G. S., gewezen bediende bij
de Ned. Ind. Handelsbank in Den Haag, die
aan het hoofd stond van de couponafdee-
Iing van die bank, is door de rechtbank
één jaar gevangenisstraf geëischt wegens
het door hem bij den kassier inleveren van
couponrekeningen, welke hij valschelijk on
derteekend had met den 'naam van me
vrouw K. van W. Op deze manier had be
klaagde een bedrag van 5000 weten
machtig te worden.
Tot vier maanden veroordeeld.
Een Duitsche wielrenner, die volgens een
politierapport uit Rijnland reeds een vijf
tigtal inbraken had gepleegd en onlangs in
Amsterdam zich een portefeuille met een
groot bedrag aan bankbiljetten had toege
ëigend, werd heden door de Vierde Kamer
der Amsterdamsche Rechtbank veroordeeld
tot vier maanden gevangenisstraf.
De officieele opening der Internationale
Textielbeurs is vastgesteld op Zaterdag 7
November a.s. ten 11 ure, terwijl vanaf 1 uur
des n.m. de beurs toegankelijk zal zijn voor
handelaren.
De uitnodigingskaarten worden via de ex
posanten aan belanghebbenden rondgezon
den en zijn bovendien verkrijgbaar aan het
Secretariaat, Heerengracht 263, Amsterdam.
De Beurs zal van 7 tot en met 15 Novem
ber van 's morgens 10 uur tot des n.m. 5 uur
en 's avonds van 811 uur geopend zijn.
Onder de exposanten worden verschillen
de Duitsche, Engelsche, Fransche en Belgi
sche firma's aangetroffen.
Bovendien zullen eenige machinefabrieken
tijdens de Beurs hunne machines in werking
stellen.
De opbouw der stands is reeds eenige da-
waartoe de aandeelhouder zelfs, ingevolge gen in vollen gang.
Dit fs de maand der dooden
Een klacht van pijn en straf
Klinkt op tot ons, die leven,
Klinkt op uit ieder graf.' -
Is er bij al die dooden
Niet één, die klaagt tot u
.Een die u vroeger liefhad,
Dien gij bemint, ook nu
Wat vraagt uw lieve doode?
Dat gij hem niet vergeet
Dat gij wat medelijden
Wilt toonen met zijn leed
„Als ik nog leefde zoudt ge
Dan zoo hardvochtig zijn,
Mij niet te willen troosten
In angst en. bittere pijn
Dat vraagt uw lieve doode
Dat gij hem troost en redt,
Door kracht van goede werken,
Door offer en gebed.
Endenk ook aan de zielen
Aan wie géén ander denkt,
En bid voor hen, wien niemand
Ooil; vromen bijstand schenkt
erg niet. Alleen bewijst het hoe ze den bun
zing op de hielden bleven. Een poos later
bracht hij hen naar een boerderij en dachten
ze opeens aan hun plan om het kippenhok
een bezoek te brengen. Ze hadden ergen
honger en keken elkaar aan of ze zeggen wil
den „Wat dunkt je, zouden we den bun
zing maar in den steek laten en hier eens
lekker blijven smullen?" Maar niemand
wilde het hardop uitspreken. „Nu zullen we
toch eindelijk zien wat hij gaat uitvoeren,"
zei een van de wezels. „Hij dient te weten
dat hij geen kwaad kan doen zonder dat liet
ontdekt wordt. En als wij hem er op betrap
pen, mogen wij het ook gerust overal rond1./
vertellen."
Collie, de waakhond, was uit zijn lichten
slaap gewekt en kwam den hoek van het
huis omvliegen, om te zien Wie de rustver
stoorders waren, maar toen hij de ongenoode
gasten herkende, liet hij zijn staart hangen
en droop stilletjes af Hij was oud genoeg
ontwaakten en begonnen hun morgentoilet,
door hun vleugels met den bek glad te strij
ken.
„Wat zou dat nu beteekenen fluister
den de wezels, ,,'t Lijkt wel of hij naar huis
huis wandelt. Zou hij van gedachten ver
anderd zijn
Toen hij zijn hol bereikt had, stond Zwart-
staart even stil en keek rond. De wezels scho
ten gauw onder de dorre bladen. „Goeien
morgen," zei de bunzing, terwijl hij spottend
naar de plek keek, waar ze gebleven waren.
,„'k Hoop hartelijk dat ik jullie niet te veel
vermoeid heb, 't Is een prettig wandelinge
tje voor mij geweest, maar misschien wel wat
lang voor wezels. Daarenboven heb ik mijn
buik vol gegeten en makkelijke wegen voor
mij uitgezocht. Goeien morgen en vriende
lijk bedankt voor jullie gezelschap 1"
Toen het laatste puntje van zijn zwarten
staart in het hol verdwenen was, kropen de
wezels uit de bladen en keken elkaar teleur
gesteld aan.
„Zou hij al dien tijd geweten hebben dat
wij achter hem aanliepen vroeg er een.
„Ik denk dat hij alleen zoo raar deed om
ons voor den gek te houden", zei de tweede.
„Wat leelijke streek riepen de anderen
verontwaardigd.
Toch had Zwartstaart, zooals jullie weet,
niets anders gedaan dan wat hij alle nachten
deed en waren de wezels alleen door hun gis
sen en fluisteren, dpor hun groote nieuws
gierigheid en bemoeizucht op het dwaalspoor
gebracht.
G. E.
(Vervqlg.)
Nu en dan gluurden ze tusschen de zachte,
franjeachtige bladeren door om te zien wat
hij uitvoerde. Ze fluisterden zenuwachtig
met. elkaar. „Kijk, hij snuffelt langs den
grond," zei de een. „Hij heeft stellig iets ge
vonden," zei een ander.
Een derde stak toen zijn kopje zoover mo
gelijk tusschen de takken door om naar den
öttnzing te kunnen kijken. „*k Denk toch
niet dat hij iets gevonden heeft," meende
hij. ,,'k Hoor hem niet eten."
„Wat vreemd mompelden de anderen.
Nu had de bunzing met den zwarten
staart toevallig juist de wezels geroken hij
wist dus dat ze vlak bij hem waren. Ook
had hij iets tusschen de bladeren hooren rit
selen en wetende hoe nieuwsgierig en bab
belachtig wezels zijn, dacht hij „Ze kijken
natuurlijk wat ik doe nu, ik zal zè eens
laten raden."
Zwartstaart wist heel goed dat de wezels
dikwijls grootere dieren aanvallen, maar hij
was voor niemand bang. Toch had hij niet
reel lust zonder noodzaak aan 't vechten te
raken, 'want als hij goed onder hun bereik
kwam, zouden ze hem waarschijnlijk flink
hijten en, als een wezel eenmaal zijn scherpe
tanden in iemands lichaam gezet heeft, laat
hij niet gemakkelijk weer los.
„Ik denk," zei Zwartstaart bij zichzelf,
„dat er morgen vier heele vermoeide wezeltjes
in hun hol zullen liggen."
„Kijk, hij gaat weg 1" fluisterde een van
de wezels. „Waar zou hij nu heengaan
„Daar moeten we achter komen," zeiden de
anderen en ze kropen heel voorzichtig uit
hun schuilplaats.
De bunzing liep overal rond, zooalk hem
dat in 't hoofd kwam. Vond hij voedsel, dan
bleef hij staan en a( het op. En als de wezels
dan op de plek kwamen was alles weg. Ze
kregen ergen honger, maar als een van hen
voorstelde om nu éérst eens te gaan eten, deed
de bunzing juist weer zoo iets heel vreemds,
dat ze wel moesten kijken. Soms lachte hij
geheimzinnig,danweer ging hij over den grond
rollen. De wezels staken dan gauw de kop
pen bij elkaar en gluurden en fluisterden
al hun best.
„Waarom zou hij zoo lachen vroegen
ze dan elkaar. „Hij denkt zeker aan iets heel
prettigs wat hij in den zin heeft. We moeten
zorgen dat we hem niet uit het oog verliezen."
Eens ontmoette hij zijn broer Witvlek, dien
hij iets in fluisterde. Toen lachte Witvlek en
liep door, terwijl Zwartstaart hem nog achter
na riep „Aan .niemand vertellen hoor Ik
wil niet dat iedereen weet waar ik heen ga."
Toen knikten de vier wezels elkaar veel-
beteekenend toe en zeiden „Daar Wij wis
ten wel slat er iets bizonders aan de hand
was 1
Na dit kleine voorval praatte niemand
meer van honger en eten zoeken. Ze begeer
den niets anders dan den bunzing te volgen.
Eén oogenblik, toen ze op 't open veld kwa
men, waren ze zóó bang om ontdekt te
worden, dat ze zich in de sloot lieten glijden
en een heel eind zwommen. Nu, wezels zijn
uitstekende zwemmers en dat was dus zoo
V- -
om veel dingen te weten en zoo wist hij heel
goed dat hij niet met een bunzing of een we
zel moest vechten. Iedereen laat bunzings
met rust, en 't is het verstandigste om de
wezels ook uit den weg te gaan, want al zijn
ze nog zoo klein, ze bijten.door/dringend.
Toen liep Zwartstaart met zijn gevolg weer
naar 't bosch terug en zocht er dadelijk zijn
hol op. De nachtuil, ook op weg naar huis,
vloog over hen heen en ze kwamen verschei
den vleermuizen tegen. Toen ze langs de
vleermuizenwoning gingen, konden ze uit
het rumoer opmaken, dat er ongeveer tien
of twaalf thuis warengekomen, om zich
daar op te hangen zoolang het dag was. In het
Oosten brak de schemering aan de vogels
IV.
DE AVONDSTERREN-
De'avondsterren zijh tevens morgenster
ren.
Neen, dat is geen onzin.
Hoe is het dan mogelijk
Wel, dat is een heel eenvoudige zaak.
Wij, aardbewoners, hebber.'twee avond- en
morgensterren Mercurius en Venus. Omdat
de eerste echter met het bloote oog maar heel
zelden kan waargenomen worden en Venus
zich daarentegen zeer dikwijls als de schitte
rendste van alle sterren aan ons oog vertoont,
zullen wij de laatste het eerst behandelen.
De planeet Venus dan beschrijft, evenals
onze aarde en alle andere planeten, een b; o
om de zon, zij bevindt zich echter dichter
bij de dagvorstin dan de aarde, zoodat haar
omloopsbaan dus ook binnen die van onze
wereld valt. Wanneer die banen precies cir
kelrond waren, zouden we van twee reusach
tige concentrische cirkels kunnen spreken
in welker middelpunten zich de zon bevond
en waarvan de minst groote aan Venus be
hoorde nu die banen in werkelijkheid ellip
sen zijn, verandert de zaak daardoor voor
ons maar heel weinig.
En nu eerst even een bevattelijke, aan
schouwelijke vergelijking
Als we, op eehigen afstand van ons verwij
derd, een kraai rond om een toren zien vlie
gen, dan weten we, dat de vogel kringen be
schrijft. Maar zien doen we dat niet. Voor
ons gezicht is het, alsof de kraai zich heen en
weer beweegt (wanneer we tenminste niet
te dicht bij den toren zijn) beurtelings langs
de voor- en achterzijde van het bouwwerk
heen. Zeer duidelijk merken we die schijnbare
beweging van den vogel, als we zijn vlucht
met den wijsvinger in de lucht volgen, na
schrijven onze hand moet zich dan heen en
weer bewegen. Probeer dit maar eens. Ziet
ge in werkelijkheid geen vogel en geen toren,
stel u dan maar voor, dat alles, wat beschre
ven is, in de verte gebeurt en tracht dan de
denkbeeldige vlucht van de denkbeeldige
kraai om den denkbeeldigen toren met hand
of vinger te volgen.
Welnu, evenals die kraai om den toren,
zien we, van de aarde uit, Venus om de zon
bewegen. Het schijnt ons dan' ook toe, dat
de planeet geen kringvormige baan beschrijft,
maar zich volgens een meer rechte lijn heen
en weer beweegt. Nu komt er wel bij, dat on
ze aarde zelf ook haar omloop om de zon
volbrengt, maar daardoor verandert het ver
schijnsel in hoofdzaak niet, evenmin als de
schijnbare beweging van onze kraai veel
zou veranderen, als we bij de waarneming
ervan in een grooten kring om den toren
wandelden.
We zien Venus dus heen en weer gaan, nu
vóór, dan achter de zon langs, zoodat de pla
neet zich telkens om beurten aan den oost
en den westkant er van bevindt.
Wanneer Venus nu ten oosten van de zon
staat, dan zal ze (evenals alle hemellichamen
voortdurend aan de dagelij ksche beweging
tengevolge van de aswenteling der aarde, mee
doende) later dan de zon ondergaan.
Zoodra de zon dan achter de kim is wegge
zonken, als het donkër wordt, zit de planeet
nog aan den zuidelijken of westelijken hemel,
wordt in de duisternis zichtbaar, vertoont
zich als helder lichtende avondster.
Bevindt de planeet zich daarentegen aan
de westzijde van de zón, dan zal ze natuurlijk
vroeger dan deze ondergaan en er is geen
Sprake van, dat ze dan 's avonds zichtbaar
zou zijn, om de eenvoudige reden, dat ze
dan niet meer voor ons aan den hemel is.
Maar in dat geval zal ze, zooals vanzelf spreekt
des morgens eer opkomen dan haar schitte
rende gebiedster. Al lang voor den morgen
gloort ze al aan den zuidelijken of oostelijken
hemel, vertoont zich in het nog nachtelijk
donker als een schitterende morgenster en
verbleekt pas, als de dageraad aanbreekt en
verdooft voor onze oogen als de zon verre
zen is, in het heldere daglicht.
Nu is het ook nog mogelijk, dat Venus
voor of achter de zon staat (tengevolge van
de helling van het vlak, waarin haar baan ligt,
in den regel er boven of beneden.)
Dan staat ze tegelijk met de zon aan den he
mel en blijft natuurlijk, evenals alle sterren
des daags voor ons onzichtbaar.
We zullen in het kort even een en ander
herhalen.
Stellen we, dat Venus zoo ver mogelijk
oostelijk staat ze vertoont zich als avond
ster. Dag aan dag nadert ze nu meer en meer
de zon en gaat dus al vroeger en vroeger on
der. Eindelijk is ze nog slechts even in de
avondschemering zichtbaar en daarna zoekt
ons oog haar in den stralenkrans der zon te
vergeefs. Maar intusschen blijft de planeet
zich in de zelfde richting voortbewegen, pas
seert de zon, gaat nogal verder en wordt ein
delijk eventjes in de morgenschemering
zichtbaar, dwaalt voort naar het westen, komt
telkens vroeger als morgenster op, tot ze zoo
ver mogelijk ten westen van de zon staat en
aanvaardt dan de terugreis, blijft éérst nóg
morgenster, wordt onzichtbaar, wordt weer
avondster onzichtbaar morgenster
onzichtbaar avondster zoo gaat het
door, jaar in jaar uit, eeuwen en duizenden
van eeuwen lang.
Venus heeft geen eigen licht, maar kaatst
het zonlicht met een schoonen glans, een
weinig geelachtig getint, terug in de oneindi
ge ruimten, ook naar onze aarde. Wanneer
we haar kunnen waarnemen, hetzij dan als
avond- of als morgenster, staat ze, zooals we
boven gezien hebben, „terzijde" van de zon
en is haar verlichte helft naar dat hemelli
chaam toegekeerd. We kunnen die verlichte
helft met geheel en al zien en daardoor ver
toont de planeet zich aan ons oog in schijn
gestalten, evenals de maan. Personen met een
heel scherp gezicht zien haar dan ook soms
als een snoeperig klein maantje. Maar voor
iedereen vertoont zij zich heel vaak als een
schitterend hemellicht, waardoor de schoon
heid van den avondhemel ongemeen ver
hoogd wordt. Haar lichtsterkte is dikwijls
zoo groot, dat ze merkbare schaduwen doet
ontstaan, zij het dan ook in veel geringere
mate dan de maan. Ook gebeurt het wel,
onder gunstige omstandigheden, dat de pla
neet des daags in het volle zonlicht waarneem
baar is.
Nu en dan gaat Venus precies voor de zo*
langs. Met het bloote oog kan men dat ver
schijnsel nooit waarnemen, maar door een
kijker ziet men dan de planeet zich als een
zwart schijfje op de zonnevlakte afteekenen.
Zoo'n „Venus-overgang" heeft viermaal in
een tijdruimte van 243 jaren plaats. De twee
laatste overgangen hadden plaats op 9 Decem
ber 1874 en 6 December 1882, de twee eerste
volgende zullen plaats vinden op 8 Juni 2004
en 6 Juni 2012.
(Wordt vervolgd.)
29. Maar dokter Langsnavel
en Sjeffie Ekster worden door
de woedende konijnen nagezet.
Gelukkig hebben ze. lange bee-
nen, zoodat ze op 't laatst we
ten te ontsnappen. Maar in
Boschkoop behoeven ze nooit
meer terug te komen!
30. Als de markt afgeloopen
is, gaan de konijntjes van Zon
neheuvel weer naar de tram
om de terugreis te aanvaarden
Zij hebben haar manden vol
boodschappen, die ze in 'ttstad
je hebben gedaan Stuk voor
stuk stappen de vrouwtjes in
om een zitplaats te veroveren.
DO
31. De arme Jansje Knaag
tand is er nog erger aan toe dan
vanmorgen. Haar wang is nog
even dik en de zieke tand doet
nog evenveel pijn. Daarvoor
heeft ze nu een lange reis ge
maakt en.... wad nog erger
is. een gezonde tand ver
loren.
32. Eindelijk kan Joris
Langoor niet langer wachten.
Janus Kwakkelaar heeft al drie
maal aan de bel getrokken. De
tram vertrekt dus, ofschoon
ginds een juffouw hard komt'
aanhollen, roepende dat ze óók
"nog ihee moet. Maar dat gaat
niet meer.
XOWMSHlUVf
goJcH Koo o