VOOR DE HUISKAMER
De Blinde Zusier van
Warschau.
Wenken
■voor Verkoopers.
schijnlijkheid inziet om met den verkoop
)-*
8.
NUMMER 15 VIJFDE JAARGANG 1925
DE BRUIDSDIAMANTEN E*
W -?'O 1 i C 5' «uw—uuk.wu^uuOiUUWJklUL.l.utULiLT.tói-l IUU 1
dan de Kerk riet verf licht, vetten voor
te schrijven, waar dooi ze de zaligheid van
haar kinderen meer en meer verzekert
Trouwens, afgezien van "t godsdiet sti-
ge, Uwedeles redenatie is ook r.og on
juist van louter natuurlijk standpunt. God
schisp den mersch vrij. Schitterend 1
Maar de mensch slentert niet op z'n dooie
eentje over de aardbol, zonder zich met
anderen te bemoeien. God schiep hem als
een sociaal wezen, d. w. z. hij heeft in zich
een natuurlijke drang naar gemeenschap.
Waaruit volgt, dat hij cok rekening noet
houden met de andere leden van die ge
meenschap, en zich als bescheiden deeltje,
krieltje, stipje van een grcot geheel, meet
onderwerpen aan voorschriften die gelden
voor het algemeen belang. Wat u zélf
dan ook trouw doet 1 Ga maar na.'n Teel
alledaagsch voorbeeldje. U gaat natuuilijk
graag door voor 'n fatsoerlijk mensch.
Maar dan heeft u u cok te houden aan veer
schriften tn wetten. U zult b.v. op een
diner nooit met uw vingers eten 'n
schaaltje aftikken zou je misschien wel
eens willen maar ncoit dóen u zult op
staan, als u aan anderen wordt voorge
steld en misschien tegen heug en meug
„aangenaam" zeggen, al meent u 't ook
niet u zult niemand in de rede vallen enz.
enz. Volgt u deze regelen niet op, dan
krijgt u te hoeren dat u onbeleefd is, en
nog heel wat meer. Maar manlief, wat is
dat anders dan gebonden zijn aan de wet
ten van de politesse Bent u dus niet vrij?
Waarachtig wel, u kunt u ook nergens
aan storen, maar.... ten koste van uw
goeden naam. En is het dan verkeerd, dan
de Roorrrschen die zich óók aan niets
konden storen, zich, om wille van hun
onsterfelijke ziel onderwerpen aan de wet
ten van de Kerk die zij de éénig ware
weten
En zoo is 't met alles Als u vanavond in
't pikdonker naar huis gaat en u komt in
botsing met 'n Metser-zonder-licht, die
je broekie beslijkt en je kaasbolletje over
de keien laat hobbelen, dan zult u 't er
bijster mee eens zijn, als die rakker op 't
politieboekje komt.... Maar.... is die
man dan niet vrij Mag ie z'n lantaarn
niet aansteken of uitlaten zooals ie zelf
wil Hebben anderen het recht hem dit
voor te schrijven
Herr liberal, u ziet 't. Als 'n mensch
mocht doen wat ie wou, dan zou 't gauw
een pan worden
Zelfs dié partijen, die het hardst om
vrijheid schreeuwen, hebben voor hun
leden wetten gesteld. Laatst nog zijn 'n
paar van die lieve jongens de partij uit ge
trapt.... omdat ze omgang hadden met
luidjes, met wie ze zich vanwege het be
stuur niet mochten bemoeien."
„En nu, waarde heer, is 't woord aan u."
Onrustig schoof ie op z'n stoel heen
en weer. Z'n vrijheidsminnende hersens
schenen met moeite die korreltjes te kun
nen vermalen. Maar eindelijk begreep
ie 't toch en onverschillig schokschouder
de ie „Tja,.as je 't zóó neemt." En
met mislukte charme smeet ie 'n klak
bier door z'n liberale keelgat zóó'n
plas, dat je z'n Adamsappel zwellen zag.
„En zoo móet je 't nemen," waagde ik
nog. „Hij alleen is een hoogstaand man,
die zich aan wetten weet te binden....
En nu'.bonjour 1"
Stijf kneep ie z'n lippen op mekare en
keurde me geen groet waardig. Maar toen
ik 'n eindje van 'm af was, hoorde ik 'm
een •éénlettergrepig woordje mompelen
dat begon met „st" en eindigde op een „k."
En in het midden stond een „i.".
Zoo'n liberaaltje 5$
(ST. ANTONIUS.)
Een correspondent van de Universe te
Warschau schrijft Een kleine zwart-ge-
kleede figuur stond stil op het trottoir
van de drukke straat en onmiddellijk hield
alle verkeer op om haar den weg te doen
oversteken. Een jonge Amerikaansche
attaché, die naast haar stond, keek een
oogenblik naar haar eti zei tot mij „De
merkwaardigste vrouw in Warschau''.
Onder het oude Keizerrijk zou aan ton
lid van de Russische Koninklijke familie
vrije passage zijn gegeven door de straten
van het oude Warschau. Maar het was
slechts een bescheiden nonnetje, dat zoo
werd geëerd di-.n dag en iederen dag.
Want wanneer Zustsc Elisabeth, de sticht
ster en eerste overste van de Orde voor
betchein.ing van blinden in Polen, ver
schijnt in de straten van haar geboorte
stad, neemt het volk haar in zijn hoede
cm zoo te zeggen.
„Heilige Elisabeth wordt ze genoemd",
zei de jonge attaché, „haar geschiedenis
is een der mirakels der reconstructie van
Polen het trirakel van de blinde, die
de blinden leidt. Toen de Poolsche sol
daten begonnen terug te keeren uit den
coilog, was een jammerlijk aantal hunner
tlind. Het probleem, hoe voor deze hul-
pelcoze soldaten te zorgen was er een,
dat de autoriteiten niet konden oplossen.
Er waren geen gestichten voor blinden
en geen scholen.
„Kiet vele jaren voor het uitbreken van
den werelccoilog was Gravin Czocka
het sieraad van een der adellijke cude fa
ir ilies van Polen. Haar schoonheid, leven
digheid en helder verstand maakten de
jci ge gravin tot de ren, waarom de gezel-
sckapswereld van Warschau wentelde.
Ze was verloofd met een jongeman van
geli; ken-stand en de dag van haar huwelijk
was reces vastgesteld.
„De trcoie jonge edel vrouw hield harts
tochtelijk van paardrijden. Maar deze
srort ging haar iets berokkenen, wat haar
wereld beschouwde als het grootste onge
luk, dat haar kon overkomen. Op zekeren
dag struikelde het paard en de gravin
werd rr et geweld tegen den grond geslin
gerd. Toen zij weer bij bewustzijn kwam
voelde "Zij haar oogen strak verbonden.
Een groot aantal geleerde doctoren spra
ken haar vonnis uit totale blindheid.
„Tegenwoordig ziet men haar de blin
den verzamelen, geld collecteeren om ze
te voeden en te kleeden, de manden en
andere dingen welke zij maken, verkoo-
pen, een inrichting besturen, welke tege
lijk een asyl, een werkhuis en een 'school
is. Zij leert nieuwe beroepen om ze weer
aan de blinden te leeren, leidt blinden-
onderwijzers op, leidt novicen in het re-
ligieuse leven en bestuurt een religieuse
communiteit in een woord, ze is een
van de meest begaafde vrouwen in ge
heel Europa."
Toen ik de kleine zuster vroeg, waar
'zij de roeping had gevonden voor haar
werk onder de blinden, vertelde zij met
haar zachte teere stem, hoe zij op haar
ziekbed had gevraagd, dat men haar een
blir.den-onderwijzer zou sturen. Tot haar
verwondering, maar niet tot haar wan
hoop, vernam zij, dat er in haar land nie
mand was,die de blinden kon onderwijzen.
„Toen wist ik", zei ze eenvoudig, §wat
mijn levenswerk moest zijn. De helft
van mijn leven heb ik het gebruik van
mijn oogen gehad, en de andere helft ben
ik totaal blind geweest. De laatste helft
is veruit de gelukkigste geweest. Het is
een groot voorrecht blind te zijn, want
mijn leven is veel rijker geworden dan
toen ik mijn gezicht nog had."
Zoodra de jonge gravin ze was twee
en twintig ten tijde van haar ongeluk
in staat was het bed te verlaten, had ze
een brief gestuurd naar Parijs en lessen
gekregen in Braille-schrift. Toen zij zich
zelf lezen had geleerd, verzamelde zij
rondom zich, in haars vaders huis, andere
blinde meisjes en leerde ze lezen.
Spoedig werd de kleine kolonie van
blinden te groot voor het huis van haar
vader. Er werden elders kamers gehuurd
en daar kwamen de vrouwen eiken dag
bij elkaar om tc studeeren en te werken.
De gravin, die zich reeds lang tot het
religieuse leven voelde getrokken, trad
in het novitiaat van een religieuse orde
en werd tot Zuster geprofest. En toen
stichtte zij, onder goedkeuring en zegen
van de Kerk, haar nieuwe orde. Onder
de zusters is een derde deel, evenals de
ordestichtster, totaal blind. Deze weik 'n
in de werkplaatsen aan haar blindenarbeid.
Vee! verkoopers falen, omdat niet al
leen de goede, laat 't zijn allervoortreffe
lijkste eigenschappen van liet artikel naar
voren dienen te worden gebracht, maar
omdat deze feitelijk niet meer dan jen in
leiding zijn en het verkoopen daarna
pas begint
Een goed zakenman koopt, niét om
'n voortreffelijk artikel in voorraad te
hebben bij koopt wanneer hij de waar
ervan redelijke winst te behalen.
Hij beziet het artikel niet zooals de rei
ziger het laat hem vrijwel koud of 't
werkelijk zoo voortreffelijk is, zoo de
verkooper hem niet tegelijkertijd kan
overtuigen, dat 't gekocht en druk van
hem gekocht zal worden.
Op redelijke gronden moet hij hem
kunnen aantoonen. dat het artikel hem
duizend, tweeduizend gulden zuivere
winst zal opbrengen.'
Om aan te toonen, dat dat verwacht
kan worden, zal de verkooper van het ar
tikel in zekeren zin dikwijls even weder-
verkooper in dienst van den ander zijn,
d.w.z. hem een lesje geven, hoe het kan
worden aangelegd cm her product te ver
koopen. Iedere gevatte reiziger zal direct
voelen, dat dat op 'n heel bescheiden tak-
tische manier moet gebeuren.
Maar men heeft ook wel artikelen te
verkoopen, die niet voor wederverkoop
bestemd zijn, b.v. machines, die bespa
ring aan arbeidskrachten of aan tijd geven
of die schadelijke abuizen onmogelijk
maken.
Daar is 't als aangewezen om niet de
voortreffelijkheid van het matertaai, etc.
te bezingen wat een uiting van con-
currentie-vrees is 1 immers als er geen
ander dergelijk machien bestaat dan zou
het dwaasheid wezen aan zulke „vergelij
kende" argumentatie tijd te besteden
doch de argumenten naar voren te bren
gen, die veel meer indruk op iederen
mensch maken welk voordeel, welke be
zuiniging geeft het me.
Zeker, ook voor de door concurrenten
aangeboden merken gelden -deze argu
menten, doch geldt ook niet voor iedere
behoorlijke zeepsoort, dat ze een frisch
schuim geeft en de handen zacht en schoon
maakt Toch koopt men de zeep, waarop
met die argumenten in de couranten de
aandacht is gevestigd. Wie 't meest over
tuigend en 'f aantrekkelijkst weet te zeg
gen, verkoopt en behoeft heusch niet
bang te wezen, dat hij reclame maakt voor
zijn concurrent
Ook voor het reizigersvak geldt wat
voor ieder vak zoo is verdiep u in de
mogelijkheden, daal zoo mogelijk tot den
grond ervan af, probeer boven uw vak-
genooten uit te komen door originaliteit
die ge zult verwerven door er wezenlijk
de gedachten over te laten gaan en dan
tegelijk zult ge 't interressant gaan vinden.
Er is geen vak, geen taak, waarin ge
niet belang gaat stellen, zoo ge maar niet
denktzooveel uur per week ben ik ge
noodzaakt m'n „kostelijken" t'ijd er aan
té besteden en den overigen tijd benut
ik voor m'n „plïziertjes", doch ook in uw
rusttijd en ontspanningsuren die cogen
en ooren open houdt voor dingen, ideeën,
die u zakelijk te pas kunnen komen.
En wie in den trein zit, moet z'n tijd
niet verleutercn door te praten over zaken,
•waar men geen inzicht in kan hebben,
tenzij men een universeel genie als een
Leonardo da Vinci of zoo iemand was,
doch doet men beter een idee uit te wer
ken of een goed zaken- of reclametijd
schrift te lezen of iets anders nuttigs
dat uwe ideeënmachine in werking zet of
u op andere wijze nuttig kan zijn.
Het is fameus, zooveel als er in trei
nen „droog gebittertafeld" en geslapen
wordt. Zonde van den tijd en van de on
gebruikte of misbruikte energie.
Men moet dus de argumenten trach
ten te vinden, die den zakenman zullen
suggereeren op die en die manier zal
ik er voordeel mee bereiken. Een goede
reiziger dient dus de capaciteiten te heb
ben om zijn cliënten een goede ..service"
te geven, adviseur tc zijn voor hen. En is
dat ook niet 'n gezonde opvatting?
Is met ieder eerlijk man, die een ander
op redelijke gronden adviseert tot aan
koop van het artikel, dat hij verkoopt,
reeds adviseur Men heeft in dat ad
viseurschap dus enkel consequent te zijn
en het wat verder uit te strekken. De be
looning ervan zal niet geringer zijn dan
die van het gewone „adviseurschap".
WACHTEN.
Onlangs bij mooien maneschijn,
Stond hij te wachten, „ganz allein"
Voorbij is al lang de bepaalde tijd,
M«*r nteu is te zien wraiheen hij ook
•rij kt.
Waar zou hij blijven t 't Duurt van
avond zoo lang,
Zoo zucht de jongeling en zijn hart is
bang.
Zou zij dan het uur geheel vergeten zijn?
Of staat zij te droomen op 't Konings
plein
Terwijl hij hier tn de Bakkerstraat
Geduldig op haar te wachten staat?
Och kom toch eindlijk ik verlang zoo
naar jou
Mijn handen en voeten zijn stijf van
de kou.
Waarom word ik toch zoo teleurgesteld
En door angst-gedachten satanisch
gekweld..
Daar komt zij 1 Gelukkig 1 Met vroo-
lijken zin
Vliegt zij den hoek om en draait de
Bakkerstraat in,"
Ja zij is het 1 Ik herken de metalen stem
Van de reeds lang verwachte electri-
sche tram.
OP DE HUWELIJKSREIS.
Zij (sentimenteel) „Ach, als nu on*
schip eens verginghet moet zoo heer
lijk zijn samen te sterven."
Hij „Ik kan zwemmen".
Zij „Och, hoe tammer 1"
OOK EEN KUNST 1
Een leeuwéntemster bracht een leeuw
in een kooi en liet het beest toen gra
cieus een klontje suiker uit haar mond
nemen. j
„Dat kan ik ook 1" riep een jongmensch
uit het publiek.
„U zei de leeuwentemster met een
ongeloovigen glimlach.
„Zeker 1" antwoordde de jongeman,
„even goed als de leeuw 1"
O.W.
Ie O.W.er „Zeg, George, waar ga Je
heen
2e O.W.er „Ik ga mijn zoon aangeven
bij den Burgerlijken Stand."
Ie O.W.er „Kom, kerel, is dat nu een
stand voor jou."
HOE DAT KWAM.
„Ik doe alle moeite, Henk aan zijn ver
stand te brengen, dat adverteeren loonend
is, maar hij wil het niet inzien."
„Kan ik best begrijpen Ken je zijn
vrouw Ja Nou, die heeft hij op een
advertentie."
't KON NIET WAAR ZIJN.
Als vader 's avonds thuis komt vertelt
moeder „Vanmorgen heeft de ooievaar
bij dfn schoenmaker een zusje geb ackt."
„Kan niet waar zijn," zegt kleine Piet.
„Hou je mond, bengel," zegt vader j
„waarom kan dat niet
„Omdat er op het bordje voor het raam
duidelijk staateen jongen gevraagd,"
zegt Piet.
DE REDEN.
„Dus jij zou op Vrijdag nooit nooit op
reis gaan Wat 'n bijgeloof
„Niks geen bijgeloofIk krijg des Za
terdags m'n weekloon
DE TRANENBRON.
Moeder „Onze Marietje huilt den
heelen dag ik weet niet, waar het kind
de tranen vandaan haalt."
Jantje „Mama, ze zal toch geen wa
terhoofd hebben
BIJ DEN KAPPER.
Klant„Allemachtig, u hebt me een
hoekje van mijn oor gesneden 1"
Barbier „Zal ik het even voor mijn
heer afronden
GEEN EINDE.
Onderwijzer „Wat heeft op deze we
reld geen einde
De kleine Izaiik „De totale uitverkoop
bij mijn vader.
WAAR IS DE VADER
Schilder Ik heb zoojuist twee schil
derijen klaar gekregen, waarover ik gaar
ne uw meening zou willen .vernemen.
Het eene stelt mijn vader voor naar een
oude photographie, het andere Charlotte
Corday in den kerker.
Criticus .(na lange beschouwing) :Zegt
u mij, als 't u belieft, wat de vader is 1
«aa
-O-Ct •©•<-• -t -C -1 -fc-i;*. -C-t -l <-<.<■ -C. -fc. V.
MAN
o -o -o-c-p t -o-f-o-c ppppp pffoc poooa. -n fintHHvtvooo
i4
Het was geheei m overeenstemming met
haar eigen wensch, dat zij dien weg
gingen en snel reisden. Zij zou recht door
hebben willen gaan van Londen naar
München, indien Lancelot er in had
toegestemd.
„En ge zijt bepaald met moe?" vroeg
hij haar altijd en altijd weer.
Maar zij antwoordde steeds, dat zij
minder vermoeid was, dan bij hun ver
trék.
Het was 8 uur 's avonds, toen zij
München bereikten, en zij vonden de
familie Kreuzmann aan het souper.
De goede menschen hadden hun
Engelsche gasten nog niet in de eerste
twee dagen verwacht, maar zij haastten
zich naar buiten, de vreemdelingen te
gemoet, om hen te begroeten, en waren
er niet minder hartelijk om, omdat zij
onverwacht kwamen. Frau Kreuzmann,
een vroolijke huismoeder, met een lederen
taschje, dit van haar gordel afhing, greep
Winifrieda bij beide handen, kuste haar
op beide wangen, en heette haar welkom
thuis. De grijze predikant, in zijn af
gesleten, zwarte jas en korte broek,
hielp haar koffers binnenbrengen. De
twee nichtjes blonde, lachende meisjes
met gevlochten haar en geborduurde
mutsjes, en rokken juist even kort genoeg,
om een aardig voetje en schoenen mét
gespen te laten zien namen haar hoed
en mantel af, brachten haar naar een
grooten stoel bij den kachel, wreven haar
koude handen en zeiden hartelijke woor
den van welkom, die geen vertaling be
hoefden, al werden zij in het Duitsch
gesproken.
Intusschen hernam Christina, die even
was binnengekomen om haar deel in de
begroetingen en kussen te ontvangen,
rustig haar oude plaats in het gezin
haal ie schoone borden en glazen zette
stoelen boven aan de tafel voor Wini
frieda en Lancelot met een bankje voor
zich-zelf aan het benedeneinde en een
oogenblik later zaten zij allen aan het
avondmaal, dat volgens de goede, aarts
vaderlijke, Beiersche gewoonte, uit heete
pudding, bruin brood, gestoofde vruchten
en eigen gemaakte kaas bestond.
Het was een groote kamer met witge
kalkte muren en een reusachtige balk,
die van het eene einde der zoldering naar
het andere liep. Geen kleed lag er op de
vloer, maar vlekkeloos rein waren de
planken en heldere witmoesselinen gor
dijnen hingen voor de vensters. In een
der hoeken stond, met glanzende fichel-
steenen belegd, een groote kachel, wier
openstaande deur een straal warm licht
over den grond uitgoot. Aan de wanden
hingen in eenvoudige zwarte lijsten eenige
goede gravures, een geweer, het gewei
van eenige herten en andere jachttro-
pheeën.
Toen nu het avondeten was algeloopen
sprak de predikant het gebed uit, de nicht
jes liepen naar boven om de kamer van
Winifrieda in orde te maken, en Chris
tina ruimde de tafel op. Toen nam de
ou le man zijn met zilver beslagen ge
weer, waarvan de tromp aardig was uit
gesneden, om gemakkelijk tegen den
schouder van den schutter te rusten, en
vertelde hun, hoe hij het dertig jaar ge
leden op zijn trouwdag van zijn gemeente
leden gekregen had. Een wonderlijk goed
geweer van het ouderwetsch model
geen beter was er Menigen steenbok
had hij er mee betrapt en geschoten.
Kijk maar, dat gewei ginds drie en
een half voet lang van den wortel tot den
top. Dat was van een koningsbok, dat
eene den mooisten, dien hij ooit had
meegebracht Keek Fraulein naar dien
krans van staarten Of 't vossen waren
Neen, neen geen vossen. Wolven.
Allemaal wolven. Er waren wolven bij
de vleet iti de wouden achter Starnberg
ja, en becren ook, wat flat nu aangaat,
Hij had menig grijs beertje geschoten in
zijn jonge dagen vóór hij getrouwd was.
Beeren waren echter in later jaren zeld
zamer en schuwer geworden. En zelfs
steenbokken en gemzen waren er niet
meer zoo veel als vroeger. Dat was de
schuld van de spoorwegen, die vreemde
jagers in hun schuilhoeken hadden ge
bracht.
Zoo babbelde hij en ging de tijd snel
voorbij Na een poosje sloeg de koekoeks
klok tien uur, waarop dominé Kreuzman
een zwaren, ouden Duitschen bijbel voor
den dag haalde, een hoofdstuk hardop
voorlas en Gods zegen inriep over zijn
verzameld gezin en over de vreemde
lingen onder zijn dak.
„Denkt ge, dat ge het hier prettig zult
vinden zeide Lancelot, toen hij Wini
frieda goeden nacht wenschte.
„Ik houd meer van de plaats en van de
menschen dan van eenige plaats of eenige
menschen, die ik ooit zag antwoord
de zij met een gelukkigen glimlach.
Toen geleidden de meisjes haar naar
haar kamer, en Frau Kreuzmann bracht
haar een kop van een of anderen heeten
drank, nadat zij te bed was gegaan en
lang vóór elf uur was het geheele gezin
in slaap.
HOOFDSTUK XXXV.
Met oprechtheid en openhartigheid
aan beide zijden zijn weinig zaken in het
leven aangenamer of gemakkelijker dan
het sluiten van nieuwe vriendschapsban
den. Slechts wanneer de dingen niet zijn
wat ze schijnen, wanneer er een of ander
vertoon gemaakt wordt vertoon van
weelde, of stand, of scherpzinnigheid, of
vroomheid reikt eerlijkheid niet uit.
Dan komen beleefde platheden, terughou
ding en wederzijdsche verveling in plaats
van een vrije, hartelijke gedachtenwisse-
ling. Maar bij de familie Kreuzmann was
er geen sprake van eenig vertoon. Het
waren goede, eenvoudige menschen
eenvoudig, vriendelijk, landelijk, eer
lijk als de dag.
Toen Winifrieda Savage vier en twin
tig uur onder hun dak had doorgebracht
voelde zij er zich zoo goed thuis, alsof zij
haar geheele leven daar geweest was. Zij
begonnen haar, om he£ zoo eens uit te
drukken, te bevrijden van alles wat het
hunne was. De predikant nam haar dien
eersten morgen na het ontbijt mee naar
zijn studeerkamer hij liet haar zijn boe
ken zien en noodigde haar uit ze, wan
neer zij lust gevoelde, te leenen een
voorrecht, waarvan zij waarschijnlijk niet
veel gebruik zou maken, daar zij zag, dat
het hoofdzakelijk werken waren over
Duitsche godgeleerdheid en wijsbegeer
te, met enkele Grieksche en Latijnsche
klassieken er tusschen.
Daarop geleidde Frau Kreuzmann
haar door het geheele huis, liet haar voor
raad ingelegde vruchten en groenten en
kaas zien, ontsloot haar tallooze kasten
en toonde met onschuldigen trots haar
voorraad sneeuwwit linnen, waartusschen
welriekende lavendeltakjes lagen. Toen
kwamen de beide meisjes Katchen en
Brenda haar halen om den tuin, den
boomgaard en de huisdieren te zien. Zij
brachten haar bij heur kippenhokken en
bijenkorven, en stelden haar aan Ponny,
de koe en de hoenders voor.
Haar eigen kamer was juist zooals Lan
celot die beschreven had een van drie
in elkander loopende vertrekken aan het
einde van een gang, uitziende op een vlak
landschap, dat zich tot aan den horizont
uitstrekte, en door een reeks bergen be
grensd werd. Christina bewoonde de naas
te kamer ter eener zijde, terwijl aan de
andere zich een groot ledig vertrek be
vond, dat, zooals Lancelot had voorge
steld, in een atelier kon veranderd wor
den.
Dit alles wis, zooals men ziet, eenvou
dig genoeg. Hiermee in overeenstemming
waren de gewoonten der familie. Het
gebed en het ontbijt waren om zeven uur.
het middagmaal om één uur, het avond
eten om acht. 's Morgens, terwijl haar
nichtjes het lichtere huiswerk deden, ging
Frau Kreuzmann naar de markt en be
reidde het middagmaal.
Intusschen wevkte de predikant 's zo
mers in zijn tuin, ging 's winters met zijn
geweer uit, bezocht armen en zieken en
kwam eens kijken in de school der ge
meente. Na het middageten als de vrou
wen aan haar naaiwerk bezig waren of
bezoeken in de stad aflegden, was het zijn
dagelijksche gewoonte naar de koninklij
ke bibliotheek te gaan, en'daar bleef hij
lezen in zijn eigen stoel en zijn eigen hoek
je, totdat de schemering inviel. Hij be
hoorde tot de weinige bevoorrechten,
voor wie deze poorten der geleerdheid
ook na de uren voor het publiek bestemd,
geopend zijn.
In dien stoel, in dien hoek had de goe
de man zijn middagen gedurende de laat
ste twintig jaren doorgebracht, om daar
de bouwstoffen op te zamelen voor een
geleerd theologisch boek, dat volgens en
kelen nooit afgewerkt zou zijn en vol
gens anderen zelfs nooit was begonnen.
Dan las hij 's avonds zijn familie voor,
gewoonlijk uit een boek over de geschie
denis of met reisbeschrijvingen en som
tijds, hoewel zelden, bracht hij een avond
in de club door. Dit was het nieuwe tehuis
van Winifrida dit was de gang der dage
lijksche bezigheden binnen vier muren.
Nadat hij haar gebracht had, zou Lan
celot onmiddellijk naar Engeland terug-
keeren. Hij zou een paar dagen blijven
om haar gevestigd te zien, en haar eenige
van de merkwaardigheden van München
te toonen.
Het was niet eer de derde week voorbij
ging dat de familie Kreuzmann geheim
zinnig begon te lachen, en op te merken,
dat het dem Herrn Baron veel tijd kostte
Fraulein Winifrieda de merkwaardighe
den van München te laten bezichtigen.
„Nu, nu, wij zullen zien", zeide Frau
Kreuzmann „maar geloof mij oprnijn
woord, eer hij weggaat, zullen wij een
verloving vieren".
„Als zij niet reeds verloofd zijn I" on
derstelde Brenda.
Maar Katchen was er van overtuigd,
dat vooralsnog geen vormelijke verlo
ving had plaats gevonden.
„Hebt ge opgemerkt, hoe hij haar met
zijn oogen volgt, als zij er niet op let
Aangenomen minnaars zijn niet bang
hun liefde in hun oogen te toonen."
„Zulke mooie oogen, als der Herr Baron
heeft, zoo mooi en zoo vol uitdruk
king," zuchtte Brenda.
Maar Frau Kreuzmann fronste de
wenkbrauwen en schudde afkeurend het
hoofd. Geen jong meisje had er iets mee
te maken of een heer mooie oogen of oo
gen vol uitdrukking had. „Der Herr Ba
ron" had intusschen zijn intrek genomen
in een hotel in de stad, en hoewel hij in de
betrekking van gids Winifrieda iederen
morgen voor een of ander uitstapje kwam-
halen, zorgde hij er voor, niet al te dik
wijls van de gastvrijheid der familie ge
bruik te maken. Alleen wanneer hij daar
toe opzettelijk uitgenoodigd was, bleef
hij een avond. Bij deze gelegenheid zet
ten de meisjes haar mooie mutsjes op en
bakte Frau Kreuzmann een „Apfel-Ku-
chen" voor het avondeten. Na het souper
maakten zij gewoonlijk wat muziek. Dat
wil ik zeggen Katchen en Brenda zongen
Beiersche volksliederen, waarbij zij zich-
zelven op de guitaar of citer begeleid' en
en soms, als een paar buren in kwaine 1
loopen, zetten zij stoelen op zij en wals
ten, zooals alleen Duitschers dit kunnen.
Zoo gingen de dagen voorbij en het
leven scheen Winifrieda Savage een too-
verdroom. Daar het jonge meisje slechts
een zeer onvoldoende opvoeding genoten,
heel weinit gelezen en haar kunstkennis
hoofdzakelijk uit de familier>o,'tretten der
Langtrey's geput had, liep zij niet weinig
gevaar te veel indrukken opeens te krijgen
en alles hopeloos te verwarren. Het pleit
te voor Lancelot 3rackenbury als mentor
in de kunst, dat hij dit gevaar voorzag,
en er tegen waakte door een juiste verdee
ling van zijn programma. Hij liet zijn nieu
weling nooit meer dan één school tegelijk
Zien, heden de vroege Duitsche meesters,
morgen de Snaansche, gisteren Rembrandt
en de Nederlanders. Den volgenden mor
gen brachten zij door tusschen Grieksche
en Etrurische vazen. De volgende week
zull?n zij de Italiaansche scholen en de
schetsen van oude meesters nemen. De
Hollandsche school neemt natuurlijk al
leen een dag in beslag, en de tentoonstel
ling van moderne schilderijen vraagt meer
dan één bezoek. Dan zijn er verzamelingen
edelgesteenten, medaljes en gravuren,
om niet te spreken van beeldhouwgale-
rijen in de Glyptotheek, de histoiische
fresco's in de Festsaalbau, etc. etc. Als
systeem van opvoedkundig zien is het
buiten twijfel, dat Lancelot's rondgang
nagenoeg volmaakt was. Maar daardoor
kostte hij veel tijd. Dat was het ergste
mogelijk het beste er van.
Dan waren er, behalve schilderijen en
beeldhouwwerken, particuliere ateliers
en hun namen waren legio. Hier gingen
Zij meestal 's namiddags heen, omdat de
artisten zeiven dan gewoonlijk rustten.
Intusschen bleef Winifrieda er bij, dat zij
gaarne zou leeren boetseeren. Met het
oog hierop gingen zij de meeste ateliers
van München rond en bezochten
o.a. dat van zekeren Herrn Krüger, die
assistent-professor Was aan de Akademie
van beeldende kunsten, en niet ver van'
de Kreuzmanns af woonde, in een verval
len hoeve op den linkeroever van den Isar.
Hij was een oud man, die, terwijl anderen
roem behaald hadden, zelf ongelukkig
was geweest, en zoodoende onbekend
was gebleven in de dagen, toen eer en
fortuin in München bijna voor het
zoeken te krijgen waren. Schwanthaler
en de volgelingen van Shwar.thaler hadden
de prijzen en den roem gehad en Krü
ger, een droomer' en een kluizenaar, was
in de koude buiten blijven staan.
Hij was oud en arm en vulde zijn karige
bezoldiging aan door het aannemen van
leerlingen. De leerlingen kwamen twee
maal in de week klassicaal bijeen en had
den verlof dagelijks in zijn atelier te wer
ken; Winifrieda vatte bij het eerste ge
zicht liefde op voor de plaats en den dioe-
vigen kleinen ouden man in zijn afgedra
gen jas en oude zwart fluweelen muts, en
zoo kwam men overeen, dat zij onmiddel
lijk na Kerstmis onder zijn leerlingen zou
worden opgenomen.
„Ge zult hier nog drie andere dames
vinden," zeide hij. „Ge zult niet alleen
zijn. Maar ge moet werken. Kunst moet
men dienen zij is geen tijdverdrijf. Werk
vlijtig, werk goed, en ik zal u alles geven
wat ik weet. Hebt ge veel naar de natuur
geteekepd
„Ik heb nooit geteekend, behalve een
klein beetje, een heel klein beetje met
potlood," zeide Winifrieda verlegen.
„Boetseeren in klei hebt ge ook nooit
gedaan
„Nooit."
Hij zag haar twijfelachtig aan.
„Dus hebt ge geen begrip van boet
seeren zeide hij.
„N neen geen heel juist. Ik heb
er iets aay gedaan in was."
„In was sprak hij haar haar na.
Toen van toon veranderend „Welnu,
goed," zeide hij, „ge kunt het probee-
ren. Alleen denk er om ge moet wer
ken."
Alsof zij te München gekomen ware
om lui te zijn! Alsof werken niet juist het
eenige was, wat haar geest verlangde.
Er was geen gevaar, dat zij niet wer
ken zou na Kerstmis.
HOOFDSTUK XX*VI.
Terwijl Lancelot en Winifrieda de
schoone kunsten bestudeerden, naderde
de winter met rassche schreden. De eerste
sneeuw viel, het eerste dunne ijsvlicsje
dichtte de oppervlakte der slooten, en
Ds. Kreuzmann haalde zijn slecbellen
voor den dag, om opgepoetst en glimmend
gemaakt te worden.
'Intusschen deelde Lancelot zijn plan
mee, om de Kerstdagen over te blijven.