VOOR DE HUISKAMER De Blinde Zusier van Warschau. Wenken ■voor Verkoopers. schijnlijkheid inziet om met den verkoop )-* 8. NUMMER 15 VIJFDE JAARGANG 1925 DE BRUIDSDIAMANTEN E* W -?'O 1 i C 5' «uw—uuk.wu^uuOiUUWJklUL.l.utULiLT.tói-l IUU 1 dan de Kerk riet verf licht, vetten voor te schrijven, waar dooi ze de zaligheid van haar kinderen meer en meer verzekert Trouwens, afgezien van "t godsdiet sti- ge, Uwedeles redenatie is ook r.og on juist van louter natuurlijk standpunt. God schisp den mersch vrij. Schitterend 1 Maar de mensch slentert niet op z'n dooie eentje over de aardbol, zonder zich met anderen te bemoeien. God schiep hem als een sociaal wezen, d. w. z. hij heeft in zich een natuurlijke drang naar gemeenschap. Waaruit volgt, dat hij cok rekening noet houden met de andere leden van die ge meenschap, en zich als bescheiden deeltje, krieltje, stipje van een grcot geheel, meet onderwerpen aan voorschriften die gelden voor het algemeen belang. Wat u zélf dan ook trouw doet 1 Ga maar na.'n Teel alledaagsch voorbeeldje. U gaat natuuilijk graag door voor 'n fatsoerlijk mensch. Maar dan heeft u u cok te houden aan veer schriften tn wetten. U zult b.v. op een diner nooit met uw vingers eten 'n schaaltje aftikken zou je misschien wel eens willen maar ncoit dóen u zult op staan, als u aan anderen wordt voorge steld en misschien tegen heug en meug „aangenaam" zeggen, al meent u 't ook niet u zult niemand in de rede vallen enz. enz. Volgt u deze regelen niet op, dan krijgt u te hoeren dat u onbeleefd is, en nog heel wat meer. Maar manlief, wat is dat anders dan gebonden zijn aan de wet ten van de politesse Bent u dus niet vrij? Waarachtig wel, u kunt u ook nergens aan storen, maar.... ten koste van uw goeden naam. En is het dan verkeerd, dan de Roorrrschen die zich óók aan niets konden storen, zich, om wille van hun onsterfelijke ziel onderwerpen aan de wet ten van de Kerk die zij de éénig ware weten En zoo is 't met alles Als u vanavond in 't pikdonker naar huis gaat en u komt in botsing met 'n Metser-zonder-licht, die je broekie beslijkt en je kaasbolletje over de keien laat hobbelen, dan zult u 't er bijster mee eens zijn, als die rakker op 't politieboekje komt.... Maar.... is die man dan niet vrij Mag ie z'n lantaarn niet aansteken of uitlaten zooals ie zelf wil Hebben anderen het recht hem dit voor te schrijven Herr liberal, u ziet 't. Als 'n mensch mocht doen wat ie wou, dan zou 't gauw een pan worden Zelfs dié partijen, die het hardst om vrijheid schreeuwen, hebben voor hun leden wetten gesteld. Laatst nog zijn 'n paar van die lieve jongens de partij uit ge trapt.... omdat ze omgang hadden met luidjes, met wie ze zich vanwege het be stuur niet mochten bemoeien." „En nu, waarde heer, is 't woord aan u." Onrustig schoof ie op z'n stoel heen en weer. Z'n vrijheidsminnende hersens schenen met moeite die korreltjes te kun nen vermalen. Maar eindelijk begreep ie 't toch en onverschillig schokschouder de ie „Tja,.as je 't zóó neemt." En met mislukte charme smeet ie 'n klak bier door z'n liberale keelgat zóó'n plas, dat je z'n Adamsappel zwellen zag. „En zoo móet je 't nemen," waagde ik nog. „Hij alleen is een hoogstaand man, die zich aan wetten weet te binden.... En nu'.bonjour 1" Stijf kneep ie z'n lippen op mekare en keurde me geen groet waardig. Maar toen ik 'n eindje van 'm af was, hoorde ik 'm een •éénlettergrepig woordje mompelen dat begon met „st" en eindigde op een „k." En in het midden stond een „i.". Zoo'n liberaaltje 5$ (ST. ANTONIUS.) Een correspondent van de Universe te Warschau schrijft Een kleine zwart-ge- kleede figuur stond stil op het trottoir van de drukke straat en onmiddellijk hield alle verkeer op om haar den weg te doen oversteken. Een jonge Amerikaansche attaché, die naast haar stond, keek een oogenblik naar haar eti zei tot mij „De merkwaardigste vrouw in Warschau''. Onder het oude Keizerrijk zou aan ton lid van de Russische Koninklijke familie vrije passage zijn gegeven door de straten van het oude Warschau. Maar het was slechts een bescheiden nonnetje, dat zoo werd geëerd di-.n dag en iederen dag. Want wanneer Zustsc Elisabeth, de sticht ster en eerste overste van de Orde voor betchein.ing van blinden in Polen, ver schijnt in de straten van haar geboorte stad, neemt het volk haar in zijn hoede cm zoo te zeggen. „Heilige Elisabeth wordt ze genoemd", zei de jonge attaché, „haar geschiedenis is een der mirakels der reconstructie van Polen het trirakel van de blinde, die de blinden leidt. Toen de Poolsche sol daten begonnen terug te keeren uit den coilog, was een jammerlijk aantal hunner tlind. Het probleem, hoe voor deze hul- pelcoze soldaten te zorgen was er een, dat de autoriteiten niet konden oplossen. Er waren geen gestichten voor blinden en geen scholen. „Kiet vele jaren voor het uitbreken van den werelccoilog was Gravin Czocka het sieraad van een der adellijke cude fa ir ilies van Polen. Haar schoonheid, leven digheid en helder verstand maakten de jci ge gravin tot de ren, waarom de gezel- sckapswereld van Warschau wentelde. Ze was verloofd met een jongeman van geli; ken-stand en de dag van haar huwelijk was reces vastgesteld. „De trcoie jonge edel vrouw hield harts tochtelijk van paardrijden. Maar deze srort ging haar iets berokkenen, wat haar wereld beschouwde als het grootste onge luk, dat haar kon overkomen. Op zekeren dag struikelde het paard en de gravin werd rr et geweld tegen den grond geslin gerd. Toen zij weer bij bewustzijn kwam voelde "Zij haar oogen strak verbonden. Een groot aantal geleerde doctoren spra ken haar vonnis uit totale blindheid. „Tegenwoordig ziet men haar de blin den verzamelen, geld collecteeren om ze te voeden en te kleeden, de manden en andere dingen welke zij maken, verkoo- pen, een inrichting besturen, welke tege lijk een asyl, een werkhuis en een 'school is. Zij leert nieuwe beroepen om ze weer aan de blinden te leeren, leidt blinden- onderwijzers op, leidt novicen in het re- ligieuse leven en bestuurt een religieuse communiteit in een woord, ze is een van de meest begaafde vrouwen in ge heel Europa." Toen ik de kleine zuster vroeg, waar 'zij de roeping had gevonden voor haar werk onder de blinden, vertelde zij met haar zachte teere stem, hoe zij op haar ziekbed had gevraagd, dat men haar een blir.den-onderwijzer zou sturen. Tot haar verwondering, maar niet tot haar wan hoop, vernam zij, dat er in haar land nie mand was,die de blinden kon onderwijzen. „Toen wist ik", zei ze eenvoudig, §wat mijn levenswerk moest zijn. De helft van mijn leven heb ik het gebruik van mijn oogen gehad, en de andere helft ben ik totaal blind geweest. De laatste helft is veruit de gelukkigste geweest. Het is een groot voorrecht blind te zijn, want mijn leven is veel rijker geworden dan toen ik mijn gezicht nog had." Zoodra de jonge gravin ze was twee en twintig ten tijde van haar ongeluk in staat was het bed te verlaten, had ze een brief gestuurd naar Parijs en lessen gekregen in Braille-schrift. Toen zij zich zelf lezen had geleerd, verzamelde zij rondom zich, in haars vaders huis, andere blinde meisjes en leerde ze lezen. Spoedig werd de kleine kolonie van blinden te groot voor het huis van haar vader. Er werden elders kamers gehuurd en daar kwamen de vrouwen eiken dag bij elkaar om tc studeeren en te werken. De gravin, die zich reeds lang tot het religieuse leven voelde getrokken, trad in het novitiaat van een religieuse orde en werd tot Zuster geprofest. En toen stichtte zij, onder goedkeuring en zegen van de Kerk, haar nieuwe orde. Onder de zusters is een derde deel, evenals de ordestichtster, totaal blind. Deze weik 'n in de werkplaatsen aan haar blindenarbeid. Vee! verkoopers falen, omdat niet al leen de goede, laat 't zijn allervoortreffe lijkste eigenschappen van liet artikel naar voren dienen te worden gebracht, maar omdat deze feitelijk niet meer dan jen in leiding zijn en het verkoopen daarna pas begint Een goed zakenman koopt, niét om 'n voortreffelijk artikel in voorraad te hebben bij koopt wanneer hij de waar ervan redelijke winst te behalen. Hij beziet het artikel niet zooals de rei ziger het laat hem vrijwel koud of 't werkelijk zoo voortreffelijk is, zoo de verkooper hem niet tegelijkertijd kan overtuigen, dat 't gekocht en druk van hem gekocht zal worden. Op redelijke gronden moet hij hem kunnen aantoonen. dat het artikel hem duizend, tweeduizend gulden zuivere winst zal opbrengen.' Om aan te toonen, dat dat verwacht kan worden, zal de verkooper van het ar tikel in zekeren zin dikwijls even weder- verkooper in dienst van den ander zijn, d.w.z. hem een lesje geven, hoe het kan worden aangelegd cm her product te ver koopen. Iedere gevatte reiziger zal direct voelen, dat dat op 'n heel bescheiden tak- tische manier moet gebeuren. Maar men heeft ook wel artikelen te verkoopen, die niet voor wederverkoop bestemd zijn, b.v. machines, die bespa ring aan arbeidskrachten of aan tijd geven of die schadelijke abuizen onmogelijk maken. Daar is 't als aangewezen om niet de voortreffelijkheid van het matertaai, etc. te bezingen wat een uiting van con- currentie-vrees is 1 immers als er geen ander dergelijk machien bestaat dan zou het dwaasheid wezen aan zulke „vergelij kende" argumentatie tijd te besteden doch de argumenten naar voren te bren gen, die veel meer indruk op iederen mensch maken welk voordeel, welke be zuiniging geeft het me. Zeker, ook voor de door concurrenten aangeboden merken gelden -deze argu menten, doch geldt ook niet voor iedere behoorlijke zeepsoort, dat ze een frisch schuim geeft en de handen zacht en schoon maakt Toch koopt men de zeep, waarop met die argumenten in de couranten de aandacht is gevestigd. Wie 't meest over tuigend en 'f aantrekkelijkst weet te zeg gen, verkoopt en behoeft heusch niet bang te wezen, dat hij reclame maakt voor zijn concurrent Ook voor het reizigersvak geldt wat voor ieder vak zoo is verdiep u in de mogelijkheden, daal zoo mogelijk tot den grond ervan af, probeer boven uw vak- genooten uit te komen door originaliteit die ge zult verwerven door er wezenlijk de gedachten over te laten gaan en dan tegelijk zult ge 't interressant gaan vinden. Er is geen vak, geen taak, waarin ge niet belang gaat stellen, zoo ge maar niet denktzooveel uur per week ben ik ge noodzaakt m'n „kostelijken" t'ijd er aan té besteden en den overigen tijd benut ik voor m'n „plïziertjes", doch ook in uw rusttijd en ontspanningsuren die cogen en ooren open houdt voor dingen, ideeën, die u zakelijk te pas kunnen komen. En wie in den trein zit, moet z'n tijd niet verleutercn door te praten over zaken, •waar men geen inzicht in kan hebben, tenzij men een universeel genie als een Leonardo da Vinci of zoo iemand was, doch doet men beter een idee uit te wer ken of een goed zaken- of reclametijd schrift te lezen of iets anders nuttigs dat uwe ideeënmachine in werking zet of u op andere wijze nuttig kan zijn. Het is fameus, zooveel als er in trei nen „droog gebittertafeld" en geslapen wordt. Zonde van den tijd en van de on gebruikte of misbruikte energie. Men moet dus de argumenten trach ten te vinden, die den zakenman zullen suggereeren op die en die manier zal ik er voordeel mee bereiken. Een goede reiziger dient dus de capaciteiten te heb ben om zijn cliënten een goede ..service" te geven, adviseur tc zijn voor hen. En is dat ook niet 'n gezonde opvatting? Is met ieder eerlijk man, die een ander op redelijke gronden adviseert tot aan koop van het artikel, dat hij verkoopt, reeds adviseur Men heeft in dat ad viseurschap dus enkel consequent te zijn en het wat verder uit te strekken. De be looning ervan zal niet geringer zijn dan die van het gewone „adviseurschap". WACHTEN. Onlangs bij mooien maneschijn, Stond hij te wachten, „ganz allein" Voorbij is al lang de bepaalde tijd, M«*r nteu is te zien wraiheen hij ook •rij kt. Waar zou hij blijven t 't Duurt van avond zoo lang, Zoo zucht de jongeling en zijn hart is bang. Zou zij dan het uur geheel vergeten zijn? Of staat zij te droomen op 't Konings plein Terwijl hij hier tn de Bakkerstraat Geduldig op haar te wachten staat? Och kom toch eindlijk ik verlang zoo naar jou Mijn handen en voeten zijn stijf van de kou. Waarom word ik toch zoo teleurgesteld En door angst-gedachten satanisch gekweld.. Daar komt zij 1 Gelukkig 1 Met vroo- lijken zin Vliegt zij den hoek om en draait de Bakkerstraat in," Ja zij is het 1 Ik herken de metalen stem Van de reeds lang verwachte electri- sche tram. OP DE HUWELIJKSREIS. Zij (sentimenteel) „Ach, als nu on* schip eens verginghet moet zoo heer lijk zijn samen te sterven." Hij „Ik kan zwemmen". Zij „Och, hoe tammer 1" OOK EEN KUNST 1 Een leeuwéntemster bracht een leeuw in een kooi en liet het beest toen gra cieus een klontje suiker uit haar mond nemen. j „Dat kan ik ook 1" riep een jongmensch uit het publiek. „U zei de leeuwentemster met een ongeloovigen glimlach. „Zeker 1" antwoordde de jongeman, „even goed als de leeuw 1" O.W. Ie O.W.er „Zeg, George, waar ga Je heen 2e O.W.er „Ik ga mijn zoon aangeven bij den Burgerlijken Stand." Ie O.W.er „Kom, kerel, is dat nu een stand voor jou." HOE DAT KWAM. „Ik doe alle moeite, Henk aan zijn ver stand te brengen, dat adverteeren loonend is, maar hij wil het niet inzien." „Kan ik best begrijpen Ken je zijn vrouw Ja Nou, die heeft hij op een advertentie." 't KON NIET WAAR ZIJN. Als vader 's avonds thuis komt vertelt moeder „Vanmorgen heeft de ooievaar bij dfn schoenmaker een zusje geb ackt." „Kan niet waar zijn," zegt kleine Piet. „Hou je mond, bengel," zegt vader j „waarom kan dat niet „Omdat er op het bordje voor het raam duidelijk staateen jongen gevraagd," zegt Piet. DE REDEN. „Dus jij zou op Vrijdag nooit nooit op reis gaan Wat 'n bijgeloof „Niks geen bijgeloofIk krijg des Za terdags m'n weekloon DE TRANENBRON. Moeder „Onze Marietje huilt den heelen dag ik weet niet, waar het kind de tranen vandaan haalt." Jantje „Mama, ze zal toch geen wa terhoofd hebben BIJ DEN KAPPER. Klant„Allemachtig, u hebt me een hoekje van mijn oor gesneden 1" Barbier „Zal ik het even voor mijn heer afronden GEEN EINDE. Onderwijzer „Wat heeft op deze we reld geen einde De kleine Izaiik „De totale uitverkoop bij mijn vader. WAAR IS DE VADER Schilder Ik heb zoojuist twee schil derijen klaar gekregen, waarover ik gaar ne uw meening zou willen .vernemen. Het eene stelt mijn vader voor naar een oude photographie, het andere Charlotte Corday in den kerker. Criticus .(na lange beschouwing) :Zegt u mij, als 't u belieft, wat de vader is 1 «aa -O-Ct •©•<-• -t -C -1 -fc-i;*. -C-t -l <-<.<■ -C. -fc. V. MAN o -o -o-c-p t -o-f-o-c ppppp pffoc poooa. -n fintHHvtvooo i4 Het was geheei m overeenstemming met haar eigen wensch, dat zij dien weg gingen en snel reisden. Zij zou recht door hebben willen gaan van Londen naar München, indien Lancelot er in had toegestemd. „En ge zijt bepaald met moe?" vroeg hij haar altijd en altijd weer. Maar zij antwoordde steeds, dat zij minder vermoeid was, dan bij hun ver trék. Het was 8 uur 's avonds, toen zij München bereikten, en zij vonden de familie Kreuzmann aan het souper. De goede menschen hadden hun Engelsche gasten nog niet in de eerste twee dagen verwacht, maar zij haastten zich naar buiten, de vreemdelingen te gemoet, om hen te begroeten, en waren er niet minder hartelijk om, omdat zij onverwacht kwamen. Frau Kreuzmann, een vroolijke huismoeder, met een lederen taschje, dit van haar gordel afhing, greep Winifrieda bij beide handen, kuste haar op beide wangen, en heette haar welkom thuis. De grijze predikant, in zijn af gesleten, zwarte jas en korte broek, hielp haar koffers binnenbrengen. De twee nichtjes blonde, lachende meisjes met gevlochten haar en geborduurde mutsjes, en rokken juist even kort genoeg, om een aardig voetje en schoenen mét gespen te laten zien namen haar hoed en mantel af, brachten haar naar een grooten stoel bij den kachel, wreven haar koude handen en zeiden hartelijke woor den van welkom, die geen vertaling be hoefden, al werden zij in het Duitsch gesproken. Intusschen hernam Christina, die even was binnengekomen om haar deel in de begroetingen en kussen te ontvangen, rustig haar oude plaats in het gezin haal ie schoone borden en glazen zette stoelen boven aan de tafel voor Wini frieda en Lancelot met een bankje voor zich-zelf aan het benedeneinde en een oogenblik later zaten zij allen aan het avondmaal, dat volgens de goede, aarts vaderlijke, Beiersche gewoonte, uit heete pudding, bruin brood, gestoofde vruchten en eigen gemaakte kaas bestond. Het was een groote kamer met witge kalkte muren en een reusachtige balk, die van het eene einde der zoldering naar het andere liep. Geen kleed lag er op de vloer, maar vlekkeloos rein waren de planken en heldere witmoesselinen gor dijnen hingen voor de vensters. In een der hoeken stond, met glanzende fichel- steenen belegd, een groote kachel, wier openstaande deur een straal warm licht over den grond uitgoot. Aan de wanden hingen in eenvoudige zwarte lijsten eenige goede gravures, een geweer, het gewei van eenige herten en andere jachttro- pheeën. Toen nu het avondeten was algeloopen sprak de predikant het gebed uit, de nicht jes liepen naar boven om de kamer van Winifrieda in orde te maken, en Chris tina ruimde de tafel op. Toen nam de ou le man zijn met zilver beslagen ge weer, waarvan de tromp aardig was uit gesneden, om gemakkelijk tegen den schouder van den schutter te rusten, en vertelde hun, hoe hij het dertig jaar ge leden op zijn trouwdag van zijn gemeente leden gekregen had. Een wonderlijk goed geweer van het ouderwetsch model geen beter was er Menigen steenbok had hij er mee betrapt en geschoten. Kijk maar, dat gewei ginds drie en een half voet lang van den wortel tot den top. Dat was van een koningsbok, dat eene den mooisten, dien hij ooit had meegebracht Keek Fraulein naar dien krans van staarten Of 't vossen waren Neen, neen geen vossen. Wolven. Allemaal wolven. Er waren wolven bij de vleet iti de wouden achter Starnberg ja, en becren ook, wat flat nu aangaat, Hij had menig grijs beertje geschoten in zijn jonge dagen vóór hij getrouwd was. Beeren waren echter in later jaren zeld zamer en schuwer geworden. En zelfs steenbokken en gemzen waren er niet meer zoo veel als vroeger. Dat was de schuld van de spoorwegen, die vreemde jagers in hun schuilhoeken hadden ge bracht. Zoo babbelde hij en ging de tijd snel voorbij Na een poosje sloeg de koekoeks klok tien uur, waarop dominé Kreuzman een zwaren, ouden Duitschen bijbel voor den dag haalde, een hoofdstuk hardop voorlas en Gods zegen inriep over zijn verzameld gezin en over de vreemde lingen onder zijn dak. „Denkt ge, dat ge het hier prettig zult vinden zeide Lancelot, toen hij Wini frieda goeden nacht wenschte. „Ik houd meer van de plaats en van de menschen dan van eenige plaats of eenige menschen, die ik ooit zag antwoord de zij met een gelukkigen glimlach. Toen geleidden de meisjes haar naar haar kamer, en Frau Kreuzmann bracht haar een kop van een of anderen heeten drank, nadat zij te bed was gegaan en lang vóór elf uur was het geheele gezin in slaap. HOOFDSTUK XXXV. Met oprechtheid en openhartigheid aan beide zijden zijn weinig zaken in het leven aangenamer of gemakkelijker dan het sluiten van nieuwe vriendschapsban den. Slechts wanneer de dingen niet zijn wat ze schijnen, wanneer er een of ander vertoon gemaakt wordt vertoon van weelde, of stand, of scherpzinnigheid, of vroomheid reikt eerlijkheid niet uit. Dan komen beleefde platheden, terughou ding en wederzijdsche verveling in plaats van een vrije, hartelijke gedachtenwisse- ling. Maar bij de familie Kreuzmann was er geen sprake van eenig vertoon. Het waren goede, eenvoudige menschen eenvoudig, vriendelijk, landelijk, eer lijk als de dag. Toen Winifrieda Savage vier en twin tig uur onder hun dak had doorgebracht voelde zij er zich zoo goed thuis, alsof zij haar geheele leven daar geweest was. Zij begonnen haar, om he£ zoo eens uit te drukken, te bevrijden van alles wat het hunne was. De predikant nam haar dien eersten morgen na het ontbijt mee naar zijn studeerkamer hij liet haar zijn boe ken zien en noodigde haar uit ze, wan neer zij lust gevoelde, te leenen een voorrecht, waarvan zij waarschijnlijk niet veel gebruik zou maken, daar zij zag, dat het hoofdzakelijk werken waren over Duitsche godgeleerdheid en wijsbegeer te, met enkele Grieksche en Latijnsche klassieken er tusschen. Daarop geleidde Frau Kreuzmann haar door het geheele huis, liet haar voor raad ingelegde vruchten en groenten en kaas zien, ontsloot haar tallooze kasten en toonde met onschuldigen trots haar voorraad sneeuwwit linnen, waartusschen welriekende lavendeltakjes lagen. Toen kwamen de beide meisjes Katchen en Brenda haar halen om den tuin, den boomgaard en de huisdieren te zien. Zij brachten haar bij heur kippenhokken en bijenkorven, en stelden haar aan Ponny, de koe en de hoenders voor. Haar eigen kamer was juist zooals Lan celot die beschreven had een van drie in elkander loopende vertrekken aan het einde van een gang, uitziende op een vlak landschap, dat zich tot aan den horizont uitstrekte, en door een reeks bergen be grensd werd. Christina bewoonde de naas te kamer ter eener zijde, terwijl aan de andere zich een groot ledig vertrek be vond, dat, zooals Lancelot had voorge steld, in een atelier kon veranderd wor den. Dit alles wis, zooals men ziet, eenvou dig genoeg. Hiermee in overeenstemming waren de gewoonten der familie. Het gebed en het ontbijt waren om zeven uur. het middagmaal om één uur, het avond eten om acht. 's Morgens, terwijl haar nichtjes het lichtere huiswerk deden, ging Frau Kreuzmann naar de markt en be reidde het middagmaal. Intusschen wevkte de predikant 's zo mers in zijn tuin, ging 's winters met zijn geweer uit, bezocht armen en zieken en kwam eens kijken in de school der ge meente. Na het middageten als de vrou wen aan haar naaiwerk bezig waren of bezoeken in de stad aflegden, was het zijn dagelijksche gewoonte naar de koninklij ke bibliotheek te gaan, en'daar bleef hij lezen in zijn eigen stoel en zijn eigen hoek je, totdat de schemering inviel. Hij be hoorde tot de weinige bevoorrechten, voor wie deze poorten der geleerdheid ook na de uren voor het publiek bestemd, geopend zijn. In dien stoel, in dien hoek had de goe de man zijn middagen gedurende de laat ste twintig jaren doorgebracht, om daar de bouwstoffen op te zamelen voor een geleerd theologisch boek, dat volgens en kelen nooit afgewerkt zou zijn en vol gens anderen zelfs nooit was begonnen. Dan las hij 's avonds zijn familie voor, gewoonlijk uit een boek over de geschie denis of met reisbeschrijvingen en som tijds, hoewel zelden, bracht hij een avond in de club door. Dit was het nieuwe tehuis van Winifrida dit was de gang der dage lijksche bezigheden binnen vier muren. Nadat hij haar gebracht had, zou Lan celot onmiddellijk naar Engeland terug- keeren. Hij zou een paar dagen blijven om haar gevestigd te zien, en haar eenige van de merkwaardigheden van München te toonen. Het was niet eer de derde week voorbij ging dat de familie Kreuzmann geheim zinnig begon te lachen, en op te merken, dat het dem Herrn Baron veel tijd kostte Fraulein Winifrieda de merkwaardighe den van München te laten bezichtigen. „Nu, nu, wij zullen zien", zeide Frau Kreuzmann „maar geloof mij oprnijn woord, eer hij weggaat, zullen wij een verloving vieren". „Als zij niet reeds verloofd zijn I" on derstelde Brenda. Maar Katchen was er van overtuigd, dat vooralsnog geen vormelijke verlo ving had plaats gevonden. „Hebt ge opgemerkt, hoe hij haar met zijn oogen volgt, als zij er niet op let Aangenomen minnaars zijn niet bang hun liefde in hun oogen te toonen." „Zulke mooie oogen, als der Herr Baron heeft, zoo mooi en zoo vol uitdruk king," zuchtte Brenda. Maar Frau Kreuzmann fronste de wenkbrauwen en schudde afkeurend het hoofd. Geen jong meisje had er iets mee te maken of een heer mooie oogen of oo gen vol uitdrukking had. „Der Herr Ba ron" had intusschen zijn intrek genomen in een hotel in de stad, en hoewel hij in de betrekking van gids Winifrieda iederen morgen voor een of ander uitstapje kwam- halen, zorgde hij er voor, niet al te dik wijls van de gastvrijheid der familie ge bruik te maken. Alleen wanneer hij daar toe opzettelijk uitgenoodigd was, bleef hij een avond. Bij deze gelegenheid zet ten de meisjes haar mooie mutsjes op en bakte Frau Kreuzmann een „Apfel-Ku- chen" voor het avondeten. Na het souper maakten zij gewoonlijk wat muziek. Dat wil ik zeggen Katchen en Brenda zongen Beiersche volksliederen, waarbij zij zich- zelven op de guitaar of citer begeleid' en en soms, als een paar buren in kwaine 1 loopen, zetten zij stoelen op zij en wals ten, zooals alleen Duitschers dit kunnen. Zoo gingen de dagen voorbij en het leven scheen Winifrieda Savage een too- verdroom. Daar het jonge meisje slechts een zeer onvoldoende opvoeding genoten, heel weinit gelezen en haar kunstkennis hoofdzakelijk uit de familier>o,'tretten der Langtrey's geput had, liep zij niet weinig gevaar te veel indrukken opeens te krijgen en alles hopeloos te verwarren. Het pleit te voor Lancelot 3rackenbury als mentor in de kunst, dat hij dit gevaar voorzag, en er tegen waakte door een juiste verdee ling van zijn programma. Hij liet zijn nieu weling nooit meer dan één school tegelijk Zien, heden de vroege Duitsche meesters, morgen de Snaansche, gisteren Rembrandt en de Nederlanders. Den volgenden mor gen brachten zij door tusschen Grieksche en Etrurische vazen. De volgende week zull?n zij de Italiaansche scholen en de schetsen van oude meesters nemen. De Hollandsche school neemt natuurlijk al leen een dag in beslag, en de tentoonstel ling van moderne schilderijen vraagt meer dan één bezoek. Dan zijn er verzamelingen edelgesteenten, medaljes en gravuren, om niet te spreken van beeldhouwgale- rijen in de Glyptotheek, de histoiische fresco's in de Festsaalbau, etc. etc. Als systeem van opvoedkundig zien is het buiten twijfel, dat Lancelot's rondgang nagenoeg volmaakt was. Maar daardoor kostte hij veel tijd. Dat was het ergste mogelijk het beste er van. Dan waren er, behalve schilderijen en beeldhouwwerken, particuliere ateliers en hun namen waren legio. Hier gingen Zij meestal 's namiddags heen, omdat de artisten zeiven dan gewoonlijk rustten. Intusschen bleef Winifrieda er bij, dat zij gaarne zou leeren boetseeren. Met het oog hierop gingen zij de meeste ateliers van München rond en bezochten o.a. dat van zekeren Herrn Krüger, die assistent-professor Was aan de Akademie van beeldende kunsten, en niet ver van' de Kreuzmanns af woonde, in een verval len hoeve op den linkeroever van den Isar. Hij was een oud man, die, terwijl anderen roem behaald hadden, zelf ongelukkig was geweest, en zoodoende onbekend was gebleven in de dagen, toen eer en fortuin in München bijna voor het zoeken te krijgen waren. Schwanthaler en de volgelingen van Shwar.thaler hadden de prijzen en den roem gehad en Krü ger, een droomer' en een kluizenaar, was in de koude buiten blijven staan. Hij was oud en arm en vulde zijn karige bezoldiging aan door het aannemen van leerlingen. De leerlingen kwamen twee maal in de week klassicaal bijeen en had den verlof dagelijks in zijn atelier te wer ken; Winifrieda vatte bij het eerste ge zicht liefde op voor de plaats en den dioe- vigen kleinen ouden man in zijn afgedra gen jas en oude zwart fluweelen muts, en zoo kwam men overeen, dat zij onmiddel lijk na Kerstmis onder zijn leerlingen zou worden opgenomen. „Ge zult hier nog drie andere dames vinden," zeide hij. „Ge zult niet alleen zijn. Maar ge moet werken. Kunst moet men dienen zij is geen tijdverdrijf. Werk vlijtig, werk goed, en ik zal u alles geven wat ik weet. Hebt ge veel naar de natuur geteekepd „Ik heb nooit geteekend, behalve een klein beetje, een heel klein beetje met potlood," zeide Winifrieda verlegen. „Boetseeren in klei hebt ge ook nooit gedaan „Nooit." Hij zag haar twijfelachtig aan. „Dus hebt ge geen begrip van boet seeren zeide hij. „N neen geen heel juist. Ik heb er iets aay gedaan in was." „In was sprak hij haar haar na. Toen van toon veranderend „Welnu, goed," zeide hij, „ge kunt het probee- ren. Alleen denk er om ge moet wer ken." Alsof zij te München gekomen ware om lui te zijn! Alsof werken niet juist het eenige was, wat haar geest verlangde. Er was geen gevaar, dat zij niet wer ken zou na Kerstmis. HOOFDSTUK XX*VI. Terwijl Lancelot en Winifrieda de schoone kunsten bestudeerden, naderde de winter met rassche schreden. De eerste sneeuw viel, het eerste dunne ijsvlicsje dichtte de oppervlakte der slooten, en Ds. Kreuzmann haalde zijn slecbellen voor den dag, om opgepoetst en glimmend gemaakt te worden. 'Intusschen deelde Lancelot zijn plan mee, om de Kerstdagen over te blijven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 15