oo
l
1
m
A
A
7
Iti
BRIEVEN UIT FRANKRIJK
4
Wat Ru voor zijn Sint Nicolaas vroeg.
Het zilveren Horloge
De stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Tweede Blad Zaterdag 28 November
LANDB. EN VÏSSCHERIJ
Is onderzoek van kalkmergel
noodig en gewenscht?
ORDE EN ARBEID.
Uit de Moppentrommel.
ONRUST EN ONZEKERHEID HEER-
SCHEN OVER FRANKRIJK.
Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt
Zich. zacht.
kans op aanvaarding in het Luxembourg nog
pogst twijfelachtig is.
Het einde van den toestand van onzeker
heid en onrust die thans over Frankrijk heer-
schen is dan ook verre van nabij, al zal deze
Het is onbegrijpelijk dat Frankrijk de week vermoedelijk een beslissing vallen,
biorvon m'of «,;i in*;** Mn,1 waardoor de positie van het tegenwoordige
kabinet nader wordt bepaald. Frankrijk blijft
in een impasse, waaruit het moeilijk is onge
havend te voorschijn te treden.
Het meest bedroevende is zeker dat de
mannen met de leiding belast, niet denken
aan de gevaren die dit land loopt en de drei
gende ineenstorting van het Staatsgebouw,
maar hoofdzakelijk zich verdiepen in vraag
stukken van minderwaardige partijpolitiek.
Zij twisten over het leven of den dood van
het kartel, berekenen de voordeelen aan een
behoud verbonden, en ondertusschen daalt
de franc, waarvan zelfs een interventie de
zieltogende waardevermindering niet kan
beletten.
De crisis die Frankrijk thans doormaakt
is voor alles 'n crisis van vertrouwen en al
leen door herstel van de Union sacrée kan
daaraan een einde worden gemaakt. Men zal
tot inzicht moeten komen, dat door eigen
schuld, die het meeste plaagt, de Staatskaros
steeds dieper in het financieele moeras is
gezakt. In onvergeeflijke onbezorgdheid
heeft men jaren lang voortgeleefd. De op
lossing der financieele moeilijkheden is over
gelaten aan hen, die later zouden komen,
om het landsbestuur te leiden. Met de leuze
„Duitschland zal betalen", heeft de eene
Regeering na de andere de gemoederen vol
doening trachten te geven. Geldverspilling
heeft op groote schaal plaats gevonden, niet
het minst in de verwoeste gebieden.
De strijd in de koloniale landen Syrië en
Marokko heeft nieuwe offers, geldelijke en
lichamelijke, gecischt.
Het anti-clericalisme heeft het laatste grein
tje vertrouwen den doodsteek toegebracht
en als van ouds hebben godsdiensttwisten,
ontketend door aan Rome vijandige machten,
de zonen van één volk tegen elkander in het
harnas gejaagd.
Radicalen en socialisten, schijnbaar nu en
dan verdeeld over de financieele hervormings
maatregelen, hervinden elkaar steeds, waar
het geldt het ongeloof in school en openbaar
leven te doen zegevieren. Een zedelijke ver
wildering doet zich revoelen met al de nood-
wijze les hiervan niet wil inzien. Een blik
op het Duitschland van drie jaren geleden
moest voldoende zijn, de Regeering te doen
begrijpen, welk een noodtoestand wordt ge
schapen door redding te zoeken bij inflatie
en kapitaalheffing. Want al worden beide
niet met name genoemd in de financieele
ontwerpen, gelijk zij thans na een week van
onbestemde en verwarde beraadslagingen
aan de Kamer worden voorgelegd practisch
Zal het er toch op neer komen.
Wij zullen niet in beschouwingen treden
over de financieele maatregelen van Pain-
levé, of liever van zijn socialistische raad
gevers, voor dat het parlement uitspraak
heeft gedaan. Al schijnen de kansen momen
teel gunstig dat er in de Kamer een meer
derheid voor zal worden gevonden, de on
weerswolken zijn niet van de lucht en nie
mand kan zeggen of bij de openbare behan
deling, niet nieuwe voetangels en klemmen
worden gelegd. Het verlangen bij sommige
parlementsleden is te levendig in troebel
Water te visschen en zich 'n zetel in een even-
tueele concentratiekabinet te veroveren, om
niet door middel van amendementen roet
in 't eten te gooien dat 't kartel de belasting
betalende burgerij wil doen slikken.
Dat de rechterzijde niet genegen is aan
den leiband te loopen der Iinksche partijen,
staat buiten kijf. Afgezien van politieke over
wegingen die er haar toe moeten drijven, zoo
spoedig mogelijk den val van het kabinet
Painlevé te bevorderen, vindt de oppositie
aanleiding genoeg in de ontwerpen zelf om
een hardnekkig verzet te voeren. Niemand
twijfelt er aan, ook niet bij de rechtsche par
tijen, dat zware geldelijke offers dienen ge
vraagd om de berooide schatkist aan te vul
len. Maar de middelen die daartoe worden
voorgesteld dragen 'n ergerlijk demagogisch
karakter bieden zoo weinig zekerheid de
financieele crisis er door op te lossen, dat
voor stemmen zou beduiden, een geraken
van de Scylla in de Charybdis.
En de stemming in den Senaat is dermate
ongunstig dat, zelfs indien de Kamer haar
goeHkeuring aan de ontwerpen hecht, de
r tige gevolgen daaraan verbonden.
Nog eens, het vertrouwen in de politieke
leidsmannen is verloren. En het beeld van
grenzelooze verwarring en onmacht door hen
in de laatste weken gegeven, is zeker niet
in staat het te doen terugkeeren. De tegen
woordige bewindsmannen, zijn, of zij het wil
len of niet, de wegbereiders van de volgelin
gen van Moskou, die door een Herriot met
al te groote welwillendheid zijn behandeld.
Men heeft niet geschroomd de zelfverdedi
ging der katholieken op één lijn te stellen
met de revolutionaire beginselen der commu
nistische drijvers. Een omkeer in de geesten
zal zich moeten voltrekken om het land te
"edden van den afgrond, waarin het dreigt
neer te storten. Evenals in de uren van ge
vaar toen de grenzen van Frankrijk werden
bedreigd, zal eendrachtige samenwerking
aan allen zonder onderscheid, een hernieuwde
Union sacrée noodig zijn om orde te scheppen
in de financieele en moreele chaos van het
oogenblik.
Hoe wenschelijk zou het zijn, dat het land
eens consult ging zoeken bij andere genees-
heeren dan die, welke jarenlang in een on-
verflauwden godsdiensthaat, in plaats van
genezing te brengen, den zieke steeds verder
naar de stervenssponde hebben gevoerd. De
groote massa op wier schouders de financieele
'asten zullen drukken, staat schouderopha
lend, met steeds stijgende minachting tegen
over de gedragingen van haar vertegenwoor
digers.
De ontevredenheid neemt toe, naarmate
het leven duurder wordt, eischen van loons-
verhooging weerklinken alom en menige
vuist wordt gebald tegen een regime dat met
fe minste Regeeringskracht meer vertoont.
En verbitterd vraagt het volk zich af, waar
heen dat alles moet leiden. Het antwoord
zeeft niemand. Ook het parlement zal het
deze week niet geven, al barsten de stroomen
van welsprekendheid los, al wordt de schijn
gered van een onsamenhangende karteleen-
heid, die hoe dan ook de kiem in Zich blijft
dragen van ontbinding,
het vinkentouw om bij de eerste de beste
gelegenheid de politieke touwtjes aaneen te
knoopen. Zal hij binnen enkele dagen reeds
geroepen worden, spoedig zullen wij het we
ten. Zeker is, dat zijn uur binnen enkele
maandan zal slaan. Want Painleve blijft
met den dood in de schoenen loopen, als
hij den politielen doodstrijd nog met heeft
volstreden op het oogenblik dat u deze
correspondentie bereikt.
Is het wonder, dat een Fransch fascisme
meer en meer van zich doet spreken temid
den van de chaotische verwarring die hier
heerscht
Het verlangen naar een krachtige regeer
dershand is al te begrijpelijk. Maar zelfs als
men niet terugschrikt voor dit geweldsmid
del, erger misschien nog dan de kwaal, blijft
de vraag, wie de Fransche Mussolini zal
moeten zijn.
Met duizend Diogenes-lantaarntjes is er
geen te vinden.
Frankrijk mist waarachtig groote mannen
om in den moeilijke ure een reddende be
slissing te nemen.
Wat in oorlogsjaren mogelijk was, schijnt
onbereikbaar in tijd van vrede.
Men is vergeten dat „l'Union fait la for
ce" en wil niet inzien, dat een volk, in zich
verdeeld, ten ondergang is gedoemd.
Mr. P. v. S.
Parijs, 18 November 1925.
HET BEWAREN VAN FRUIT.
Fruit is in onzen tijd volksvoedsel gewor
den. Het is een goede gewoonte om regel
matig fruit en vooral appels te gebruiken. In
den zomer en herfst is dit niet zoo moeilijk.
Anders echter staat het met het winterfruit.
In den regel is dit het goedkoopste tijdens of
kort na den oogst. De groote moeilijkheden
voor velen is echter het bewaren en juist de
ze moeilijkheid weerhoudt menigeen van
het opslaan der winterprovisie.
Met een weinig goeden wil, schrijft „Onze
Tuinen", is wel een plaats te vinden, waar
gedurende eenige maanden het winterfruit
bewaard kan worden. Het beste is altijd een
droge kelder, welke natuurlijk vorstvrij
moet zijn, of anders een koel vertrek, waar
zoo min mogelijk temperatuurverschillen
zijn. Een kast in een ongestookt vertrek en
waarin het bij vriezend weer vorstvrij blijft,
is zeer geschikt vooral ook, omdat het fruit
in het donker ligt,
Alvorens het fruit opgeborgen wordt,
wordt het nauwkeurig nagezien. Alle be
schadigde vruchten, vruchten die sterk zijn
aangetast door schurftvlekken, die worm
stekig zijn of die een begin van rotting ver-
toonen, worden verwijderd. Alleen gave
en gezonde vruchten kunnen langen tijd be
waard blijven.
Het gewicht van de vruchten neemt bi)
een langdurige bewaring voortdurend af.
Zoodra in een partij vruchten enkele gaan
rotten, zullen deze de nabijliggende vruchten
aansteken en ook doen rotten. Men kan dit
zooveel mogelijk voorkomen door de vruch
ten regelmatig na te zien en de rottende te
verwijderen doch het nadeel hieraan ver
bonden is, dat de vruchten steeds in han
den genomen worden, steeds worden vet'
legd, wat de houdbaarheid verminder.t
Er is een ander middel om het rotten tot
enkele vruchten te beperken en wel het inwik
kelen der vruchten. De appels of peren wor
den stuk voor stuk gewikkeld in wit zijdepa
pier. Courantenpapier kan ook goeden dienst
doen. Gaat nu een een enkele vrucht tot rot
ting over, dan blijft de rotting tot deze vrucht
beperkt. Het inwikkelen in papier biedt ech
ter nog andere voordeelen, n.l. zij zullen niet
of minder sterk uitdrogen, temperatuur
schommelingen zullen minder invloed heb
ben en zij liggen steeds in het donker of
sterk getemperd licht.
In verschillende Amerikaansche staten
wordt tegenwoordig het fruit bewaard in ge
olied papier. Een bepaald soort zijdepapier
wordt geprepareerd en speciaal als inwikkel-
papier in den handel gebracht. Dit geoliede
papier is beter dan gewoon zijdepapier. Met
een weinig zorg kan iedereen goed winter
fruit tot zeer laat in het voorjaar bewaren.
Nu kalkmergel, behalve voor het gewone
doel, gebru kt wordt ter neutralisatie van
te zure grcnden, is de vraag naar dit artikel
belangrijk toegenomen.
De nieuwe codex meststoffen onder
scheidt 2 soorten, nl: kalkmergel, waar
onder een aardsoort verstaan wordt met
een gehalte aan koolzure kalk van 80 pet.
en gemalen kalkmergel met een gehalte aan
koolzure kalk van 80 pet., welke zoo fijn
vermalen moet zijn, dat het gehalte
fijn meel, bepaald volgens de aan het Rijks-
landbouwproefstation gevolgde methode
voor Thomasphosphaatmeel. 75 pet. be
draagt met een speling van 5 pet.
Voor beide soorten is dus noodzakelijk
dat een gegarandeerd gehalte aan koolzure
kalk aanwezig is; aan kalkmergel, zonder
meer, wordt bovendien als eisch gesteld
dat ze met de mach.ne goed uitstrooibaar
is, terwijl de werking van gemalen kalk
mergel sterk wordt beïnvloed door den
graad van fijnheid, waartoe zij gebracht is.
Aan gemalen kalkmergel dienen dus, met
betrekking lot de fijnheid, hooge eischen
gesteld te worden. Weliswaar komt dit
tot uiting in den prijs, welke men zal heb
ben te betalen, doch goede waar dient
ook behoorlijk betaald te worden.
De vraag is maar. Jcrijgt men voor een
behoorlijken prijs steeds goede waar. Een
afdoend antwoord hierop te geven is moei
lijk, omdat niet alleen het grootste deel
van de eigenlijke mergelverbruikers deze
niet laat onderzoeken, maar cok menige
landbouwvereenfging de door haar aange
kochte mergel ongecontroleerd ontvangt en
distribueert gelijk ons een extra daarnaar
Ingesteld onderzoek geleerd heeft.
Het proefstation kan daarom alleen maar
afgaan op hetgeen het werkelijk onder de
oogen kreeg.
Van 1 November 1924 tot 1 November
1925 ontving het slechts 110 monsters
kalkmergel, waarvan er 40 bleken niet tc
voldoen aan de opgegeven garantie of aan
een garantie, welke in billijkheid daaraan
gesteld moet wordenen wel in 16 gevallen
was de fijnheid te laag,
in 7 gevallen was dit het geval met het
gehalte aan koolzure kalk,
in 5 gevallen zoowel met de fijnheid als
met het gehalte, terwijl
in 12 gevallen geen garantie was ver
leend, doch het monster niet beantwoordde
aan de voor de betreffende mergel in den
codex gestelde eischen.
Uit het bovenstaande moge het voor
een ieder duidelijk zijn, dat de aan het
hcofd dezes gestelde vraag bevestigend be
antwoord moet worden. Onderzoek van
kalkmergel is dus noodig, omdat men
anders gevaar loopt een minderwaardig
artikel te krijgen en gewenscht om :n da',
geval naar billijkheid schadeloos gesteld te
werden.
COLLECTIEF CONTRACT GROOT!
BROUWERIJEN.
Het collectief contract, dat met den Bond
van Nederlandsche Brouwerijen en de be
trokken vak vereen? gingen is afgesloten, loopt
31 Januari 1926 af.
De vakvereenigingen, zijnde de Ned. Ver.
van Fabrieksarbeiders, de R.-K. Fabrieks-
rrbeidersbond „St. Willibrordus". de Ned.
Centrale Bond van Christ, arbeiders in de
bedrijven van Voedings- en Genotmiddelen
en de Ned. Fed. Bond van arbeiders in de
Fabriekmatige bedrijven, hebben hunne leden
opgeroepen en daar bleek, dat vele wenschen
en grieven onder hen leven. De vakvereeni
gingen hebben dan ook de collectieve over
eenkomst opgezegd en den werkgevers een
reeks voorstellen doen toekomen.
Uit deze voorstellen blijkt, dat geen al-
gemeene loonsverhooging is gevraagd, doch
sterk naar voren komt, dat de arbeiders de
opvatting zijn toegedaan, dat velen hunner
in een beter betaalde klasse moeten worden
geplaatst
Bij de week vacantie b.v. wordt inplaats
van de 10 toeslag, die nu aan gehuwden
gegeven wordt, een week extra loon ge-
vr.aagd. Verder een betere extra betaling
voor de arbeiders in den vol-cantinudienst.
De werkgevers hebben inmiddels kenbaar
gemaakt, dat ook zij wenschen hebben.
Door de vakvereenigingen is den werk
gevers een bespreking gevraagd.
i^Omz
Wel.... heb jelui je lijstjes klaar?"
Vraagt lachend moe aan Henk en Saar,
(Het tweelingpaar).
„Ja?.... Laat dan gauw eens lezen.
Wat Sint Niklaas toch dezen keer
Voor jullie brengen moet alweer,
Wat of het nü zal wezen."
„Hier moes," riep Henk, „dat is van mij
En dit van Saar, maar ziet u, zij,"
Voegt hij er bij,
„Heeft onderaan nog even
Een domino- of lottospel,
Zoo een met glaasjes, weet U wel,
Voor tarnen opgeschreven."
En moeder leest nu hardop voor
„Een boekentasch, een boek, een spoor,
En rails daarvoor.
Die ik heb zijn zoo verbogen,
Een mes, want 't mijne ben ik kwijt,
En 'n persje om van tijd tot tijd
Wat bloemetjes te drogen."
„Nou.... keus genoeg; hè Henk zegt
moes
„En wat vraagt Saar?".... Ze leest
„Een poes,
(Zoo'n kleine snoes)
En ook wel graag een hondje,
Een ledikant je voor mijn pop,
Een broche met een S er op
En dan een mooi, wit bontje....
Doch, klaar voor d'afreis weer,komt nu
Hun pa,in officiers-tenue,
Met kleinen Ru
Op d'arm, zich bij hen voegen.
En als hij dan naast moeder staat,
En die hem even lezen laat,
Wat of de kind'ren vroegen,
Dan zegt hij „Ja, wat moeder doet,
Dat weet je wel, vindt vader goed.
Dus moeder moet
Voor jullie maar wat koopen.
Hè, 'k was met Sinterklaasjesfeest
Zoo graag bij jullie thuis geweest,
Doch.... 't kan niet.... Afgeloopen 1
Maar Ruutje, zeg, moet Sint Niklaas
Voor jou niets brengen, kleine baas
Geen speculaas,
Geen lekk're chocolaadjes
Geen prentenboek, geen tol, geen bal?
O, wacht eens, vader weet het al
'n Doosje met soldaatjes 11"
Doch Ruutje, rood tot in zijn haar,
Schudt heftig neen, roept „Hou die
maar
Die vind ik naar.
Ik vraag als U niet kwaad is,
Of Sint Niklaas voor mij een "Pa,
Een and'ren Pa wil sturen, ja,
Een Pa, die géén soldaat is.
Een Pa, zooals bij Tante Leen,
Want die gaat nooit weer „daadlijk heen."
Hè, ja, zóó een,
Zóó'n Pa, gaat Ruutje vragen....
Maar als U thuis bent, zooals nu,
Dan hoeft het niet, dan neem ik U,
En d'ander de and're dagen."
De vlaggen bewogen zich langzaam aan de
toppen der hooge palen, die de baan afzetten,
de muziek schetterde uit een klein feesttentje,
dat aan het midden van de baan stond, en de
jongens joelden en lachten, dat het een lust
was om te hooren. De heeren van de feestcom
missie hadden het verbazend druk, en reden
van het eene einde der baan naar het andere.
Zij hadden kleine vlaggetjes in de hand om
elkander te kunnen seinen, wie de winner
was. En wel honderden menschen, meest allen
op schaatsen, waren rondom de baan samen
gekomen, om van den wedstrijd getuigen te
zijn.
Eindelijk kwam ook Karei Lardorf, naar
wien ik reeds zoo lang te vergeefs had uit
gezien, tot ik eindelijk begon te hopen, dat
hij niet komen zou. Voor hem alleen was
ik bang, want van de andere jongens had ik
der de aangeblevenen. Wij hadden nog geen
enkelen rit verloren.
In de feesttent lagen de .prijzen, meestal
mooie boeken. En met begeerige blikken keek
ik telkens, als ik de tent passeerde, naar het
horloge, dat aan een spijkertje aan den wand
was opgehangen. Nog altoos hoopte ik, dat
het geluk mij op de een of andere wijze be
gunstigen zou.
Eindelijk waren er nog maar twee kampi
oenen overgebleven, en die twee waren Ka-
rel Lardorf en ik. Onze nummers werden
afgeroepen, en wij plaatsten ons aan het begin
der baan. Thans gold het den eersten prijs
„Voorwaarts 1" klonk het ons toe.
Daar gingen we We zwaaiden met armen
en beenen, alsof het molenwieken waren en
we vlogen over de baan als een pijl uit den
boog. We bleven naast elkander en konden
geen van beiden eenig voordeel behalen.
Maar bij het einde van de baan boog Karei
zich nog iets meer voorover en spande al
zijn krachten in. Toen reed hij mij een weinig
vooruit en bereikte het eerst den eindpaal.
Ik had den strijd eenmaal verloren. Karei
werd luidruchtig toegejuicht en ik kreeg tra
nen in mijn oogen van spijt en teleurstelling.
Al mijn kans op het prachtige horloge was
bekend werd, dat hij de ruit gebroken had,
de overhand op zijn begeerte om het fraaie
horloge te winnen.
„Voorwaarts klonk het ons toe.
En wij reden af, ik zoó snel als ik kon en
al spoedig bemerkte ik, dat ik Karei achter
mij gelaten had. Ik hoorde zijn forsche stre
ken dicht achter mij, en bereikte het eerst
den eindpaal.
Weer klonk een luid gejuich, nu ter mij
ner eer, maai het stemde mij volstrekt niet
vroolijk. Ik durfde Karei niet aankijken en
haastte mij, zonder op hem te wachten, naar
het andere einde terug.
Me een verdrietigen trek om den mond
en de oogen verwijtend op mij gericht kwam
ook hij daar spoedig aan.
Wij stonden nu gereed voor den laatsten
rit, want daar wij er elk één gewonnen had-
niets te vreezen. Die konden het toch niet
van mij winnen.
„Zoo,'Karei 1 Willen wij eens om het snelst,
voor de grap
„Met alle plezier 1" was het antwoord.
Wij plaatsten ons aan het eene einde der
baan. Eigenlijk mochten wij er nog niet
op rijden, doch wij waagden het maar. „Eén,
twee drie 1" riep ik en voort vlogen we.
We bleven wel drievierde gedeelte van de verkeken, dat begreep ik wel en ik kraste
zijn dan voor mij. En plotseling ontwaakte
mijn betere natuur in mij, en werd ik met
afschuw vervuld voor de slechte daad, die ik
op het punt stond te plegen.
Nóg lag de halve baan voor ons en stond
het in mijne macht een eerlijke jongen te
blijven. Snel hield ik mijn gang een weinig
in, zoodat Karei, die daar niet op verdacht
was, mij in minder dan geen tijd had inge
haald.
„Karei l" riep ik hem toe. „Ik wil zóó
het horloge niet winnen, hoor je 't Karei,
ik wil niet. Voorwaarts 1 Jou komt de
prijs toe en niemand anders 1"
Karei keek mij verbaasd aan, maar weldra
helderde zijn gelaat op.
„Meen je dat, Frits?" vroeg hij verheugd.
„Ja ja vooruit maar Zoo hard als je
kunt 1"
baan vlak naast elkander, maar het gelukte
mij niet hem ook maar een haarbreedte
vooruit te komen, hoewel ik al mijne krach
ten inspande. Integendeel, ik begon te verlie
zen en Karei be
haalde, hoewel met
moeite, de overwin
ning. Dat was een
bittere teleurstel
ling voor me, want
wat baatte het mij
nu, dat ik mij den
geheelen morgen
met zooveel inspan
ning getraind had
Ik was boos op Ka-
rel en keerde wre
velig terug. Zeer
goed begreep ik,
dat al mijn kans op
het fraaie horlo ge
verkeken was.
nijdig met mijn schaats, diep in het ijs.
Opeens schoot mij een middel te binnen
om tóch den prijs meester te worden. Wel
voelde ik, dat het een zeer leelijk middel was
den, zou deze beslissen wie den prijs zou
wegdragen.
„Houd je goed Frits riepen sommigen
mij toe.
„Maak dat je het wint, Kareiriepen
anderen. „Een zilveren horloge is geen klei
nigheid
„Voorwaarts 1" klonk het weer.
En ik zette af, zoo snel ik kon. Weer
hoorde ik Kareis slagen vlak achter mij en
ik wist, dat hij het winnen kon, als hij wilde.
Maar ik had hem in mijn macht, en hij durf
de niet.
(Vervolg.)
„Dat doe jij 1" zei ik verschrikt.
„Ja 1" zei Karei, die met open mond op de
gebroken ruit staarde. En met een bezorgden
trek op het gelaat liet hij er op volgen „dat
ziet er leelijk voor me uit, Frits 1"
Ik was dit volkomen met hem eens, want
de meester was zeer streng en strafte derge
lijke daden altoos zwaar. Karei zou ongetwij
feld veel strafwerk moeten maken, en boven
dien nog de ruit moeten betalen. Het was er
een van f 1.20, dat wisten wij wel,want kort ge
leden was er ook een gebroken, en toen had
de nieuwe ruit die som gekost.
„Dat kost je geld, Karei Zei ik.
„Ja, maar wat nog erger is, een geducht
pak slaag van vader. Hadden we maar niet ge
sneeuwbald
Ik keek Karei met medelijden aan, want
ik wist, dat zijn vader een ruwe dronkaard
was, die zijn kinderen soms onbarmhartig
kon slaan.
„Zeg, Frits, niemand dan wij tweeën weet,
dat ik het gedaan heb. Zul je me niet verra
den, Frits? Toe, zeg!"
„Neen," zei ik, „dat zal ik niet doen."
Met een angstigen blik naar het school
huis, waar de hoofdonderwijzer woonde,
verliet Karei de noodlottige plaats, en ging
langs een omweg naar huis. En ik vervolgde
mijn wandeling naar Jan Dorlanth, die
dadelijk met mij mee ging om te gaan rijden.
Ik oefende mij dien morgen geducht, en
meende stellig wel zooveel gevorderd te zijn,
dat ik Karei zou kunnen verslaan.
's Middags om half twee wa- en wij allen
op de baan. Wat zag die er feestelijk uit.
Uit de feesttent klonk ons thans het luiden maar daar dacht ik op -dat oogenblik ntet
van een bel in de ooren. Dat wat het teeken over. Het prachtige zilveren horloge moest en de voorbij( waarin hct hor
dat wij daar komen moesten om te loten, zou het mijne worden, hoe het ook ging
wat voor ons een zaak van gewicht was. I Karei Lardorf was een eindje buiten het
Trokken b.v. Karei en ik opvolgende num- gedrang gegaan om wat op adem te komen,
mers, dan vielen wij tegen elkander en zou Met enkele streken was ik hem genaderd,
een van ons beiden er afgereden worden. Hij keek mij vriendelijk aan en zeide
Gelukkig gebeurde dat niet. Ik trof het ee^|Js^ren' FntS'
zelfs al bijzonder goed, want ik moest rijden
tegen een jongen, die het niet half zoo vlug
kon als ik.
De wedstrijd begon. Er waren wel een vijf
tig deelnemers, maar er waren ook wel een
twintig prijzen en prijsjes, want de commissie
wilde vele blijde gezichten zien.
't Was een prettige middag. Telkens reden
er twee af om elkander den eerepalm te
betwisten en soms waren het zeer spannende
ritten, zoodat het tot op het laatste oogenblik
twijfelachtig bleef, wie het winnen zou. Dan
rekten de toeschouwers de halzen om beter te
kunnen zien, en moedigden zij om strijd de
beide kampioenen aan.
Langzamerhand werd het aantal deelne
mers kleiner, want wie twee ritten verloren
had, mocht niet meer meedoen. Die was
„dood," zeiden wij
„Ja," zei ik kortaf, „maar als ik den prijs
niet win, zal het niet lang geheim blijven, wie
de ruit in de school stuk gegooid heeft. Nu
moet jij zelf maar verder weten, wat je te doen
staat."
Ik zag, dat Karei mij met groote verbaas
de oogen aankeek. Toen betrok zijn gelaat en
hoorde ik hem zeggen
„Dat is laaghartig 1" En met verontwaar
diging liet hij er op volgen „Maar het je
laten winnen doe ik nooit, nooit, versta je
Ik stoorde mij echter niet aan zijn toorn en
reed naar het begin van de baan terug.
Een poosje later verscheen daar Karei
ook, die mij onophoudelijk aanstaarde. Ein
delijk boog hij zich naar mij over en fluister
de mij in het oor
„Jij zult het winnen, Frits. Wees gerust."
Blijkbaar had hij zich bedacht en behield de
Nog altoos waren Karei Lardorf en ik on- vrees voor de straf, die hem wachtte als het
loge hing. Ik zag het zelfs hangen en wist,
dat het weldra in mijn bezit zou zijn. Maar
op eens schoot het mij te binnen, dat ik het
dan gestolen zou hebben, ja, dat ik het zelfs
ontstolen zou hebben aan een armen jongen,
voor wien de schat nog veel grooter moest
Karei stoof voorwaarts, en lustig zijn
pet boven het hoofd zwaaiende, bereikte hij
het eerst den eindpaal. Hij had het horloge
gewonnen
Ik was de eerste die hem de hand drukte,
om hem te feliciteeren, en ik voelde mij
recht gelukkig, dat ik mijn booze plan niet
ten uitvoer had gebracht.
„Van ganscher harte geluk er mede, Ka-
rel zei ik. „Een oogenblik ben ik voor de
verleiding bezweken, maar ik ben blij, dat
ik het verloren heb. 't Zou een gestolen hor
loge zijn geweest."
Karei drukte mij vroolijk de hand. Nooit
heeft hij aan iemand verteld, wat er dien
middag tusschen ons is voorgevallen. Maar
nog altoos bewaar ik het boek, dat mij als
premie was uitgereikt, als een gedachtenis
aan dien gedenkwaardigen middag in cU
Kerstvacantie.
OP DE ZONDAGSSCHOOL.
Jongetje, zei de Zondagsschool-onder
wijzeres streng, ik gelooi niet, dat ik jeu
ooit in den hemel zal ontmoeten.
Niet, juffrouw? vroeg de jongen ver
wonderd. Wat hebt u dan uitgevoerd?
EEN DEFTIG BAANTJE.
Zeg, jochie, jij bent tegenwoordig
schoenmakersleerling, niet?
Neen, meneer. Ik ben volontair in de
voetbekleedingsindustrie.
ZWARTE EN WITTE KIP.
Waarom is een zwarte kip knapper dan
een witte?
Omdat 'n zwarte kip wel een wit ei
kan leggen, maar een witte kip geen zwart
ei.
DE VERSCHILLENDE SOORTEN VAN
GASSEN.
Een niet al te snugger student ontving
privaatlessen ten huize van zijn leeraar in
dc natuurkunde. Deze behandelde de ver
schillende soorten van gassen. O.a. noemde
hij op; waterstofgas, lichtgas en rioolgas.
Noemt u nog eens een soort gas. vroeg
hij den student Deze moest het antwoord
schuldig blijven.
Wel, mijngas, zei de leeraar.
O, ja, zei de student, met een blij ge
zicht van begrijpen, terwijl hij naar 's leer-
aaTS brandende gaskroon opkeek: uw gas.
45. Een oogenblik later ston
den de twee bengels op het
voorbalcon van de tram. „Ik
zal beginnen," zei Boefie,
„Straks mag jij ook eens
draaien aan den koffiemolen.
„Boefie gaf het voorbeeld en
werkelijkde tram zette zich
in beweging.
46. Wat stond baas Langoor
te kijken, toen hij plotseling zijn
leegen wagen zag wegrijden. Hoe
dat mogelijk was ging zijn groot
ezelsverstand nu heelemaal
te boven Maar hij begon luid
te balken en liep de tram ach
terna. Gerrit en de passagiers
volgden.
47. De tram rijdt vreeselijk
hard. Daar komt de gevaarlijke
bocht. Nu moet Boefie remmen.
Hij draait aan zijn koffiemolen
en.... de wagen schiet nog
sneller vooruit. In suizende vaart
gaat het op de bocht aan. Zal er
een ongeluk gebeuren?
48. Foefie's haren gaan
rechtop staan van ontzetting.
Remmen! roept hij uit alle
macht, maar Boefie weet niet,
hoe hij dat doen moet O, wat
rijdt de tram angstig hard. En al
dichter komt ze bij de bocht.
f