oo l 1 m A A 7 Iti BRIEVEN UIT FRANKRIJK 4 Wat Ru voor zijn Sint Nicolaas vroeg. Het zilveren Horloge De stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Tweede Blad Zaterdag 28 November LANDB. EN VÏSSCHERIJ Is onderzoek van kalkmergel noodig en gewenscht? ORDE EN ARBEID. Uit de Moppentrommel. ONRUST EN ONZEKERHEID HEER- SCHEN OVER FRANKRIJK. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt Zich. zacht. kans op aanvaarding in het Luxembourg nog pogst twijfelachtig is. Het einde van den toestand van onzeker heid en onrust die thans over Frankrijk heer- schen is dan ook verre van nabij, al zal deze Het is onbegrijpelijk dat Frankrijk de week vermoedelijk een beslissing vallen, biorvon m'of «,;i in*;** Mn,1 waardoor de positie van het tegenwoordige kabinet nader wordt bepaald. Frankrijk blijft in een impasse, waaruit het moeilijk is onge havend te voorschijn te treden. Het meest bedroevende is zeker dat de mannen met de leiding belast, niet denken aan de gevaren die dit land loopt en de drei gende ineenstorting van het Staatsgebouw, maar hoofdzakelijk zich verdiepen in vraag stukken van minderwaardige partijpolitiek. Zij twisten over het leven of den dood van het kartel, berekenen de voordeelen aan een behoud verbonden, en ondertusschen daalt de franc, waarvan zelfs een interventie de zieltogende waardevermindering niet kan beletten. De crisis die Frankrijk thans doormaakt is voor alles 'n crisis van vertrouwen en al leen door herstel van de Union sacrée kan daaraan een einde worden gemaakt. Men zal tot inzicht moeten komen, dat door eigen schuld, die het meeste plaagt, de Staatskaros steeds dieper in het financieele moeras is gezakt. In onvergeeflijke onbezorgdheid heeft men jaren lang voortgeleefd. De op lossing der financieele moeilijkheden is over gelaten aan hen, die later zouden komen, om het landsbestuur te leiden. Met de leuze „Duitschland zal betalen", heeft de eene Regeering na de andere de gemoederen vol doening trachten te geven. Geldverspilling heeft op groote schaal plaats gevonden, niet het minst in de verwoeste gebieden. De strijd in de koloniale landen Syrië en Marokko heeft nieuwe offers, geldelijke en lichamelijke, gecischt. Het anti-clericalisme heeft het laatste grein tje vertrouwen den doodsteek toegebracht en als van ouds hebben godsdiensttwisten, ontketend door aan Rome vijandige machten, de zonen van één volk tegen elkander in het harnas gejaagd. Radicalen en socialisten, schijnbaar nu en dan verdeeld over de financieele hervormings maatregelen, hervinden elkaar steeds, waar het geldt het ongeloof in school en openbaar leven te doen zegevieren. Een zedelijke ver wildering doet zich revoelen met al de nood- wijze les hiervan niet wil inzien. Een blik op het Duitschland van drie jaren geleden moest voldoende zijn, de Regeering te doen begrijpen, welk een noodtoestand wordt ge schapen door redding te zoeken bij inflatie en kapitaalheffing. Want al worden beide niet met name genoemd in de financieele ontwerpen, gelijk zij thans na een week van onbestemde en verwarde beraadslagingen aan de Kamer worden voorgelegd practisch Zal het er toch op neer komen. Wij zullen niet in beschouwingen treden over de financieele maatregelen van Pain- levé, of liever van zijn socialistische raad gevers, voor dat het parlement uitspraak heeft gedaan. Al schijnen de kansen momen teel gunstig dat er in de Kamer een meer derheid voor zal worden gevonden, de on weerswolken zijn niet van de lucht en nie mand kan zeggen of bij de openbare behan deling, niet nieuwe voetangels en klemmen worden gelegd. Het verlangen bij sommige parlementsleden is te levendig in troebel Water te visschen en zich 'n zetel in een even- tueele concentratiekabinet te veroveren, om niet door middel van amendementen roet in 't eten te gooien dat 't kartel de belasting betalende burgerij wil doen slikken. Dat de rechterzijde niet genegen is aan den leiband te loopen der Iinksche partijen, staat buiten kijf. Afgezien van politieke over wegingen die er haar toe moeten drijven, zoo spoedig mogelijk den val van het kabinet Painlevé te bevorderen, vindt de oppositie aanleiding genoeg in de ontwerpen zelf om een hardnekkig verzet te voeren. Niemand twijfelt er aan, ook niet bij de rechtsche par tijen, dat zware geldelijke offers dienen ge vraagd om de berooide schatkist aan te vul len. Maar de middelen die daartoe worden voorgesteld dragen 'n ergerlijk demagogisch karakter bieden zoo weinig zekerheid de financieele crisis er door op te lossen, dat voor stemmen zou beduiden, een geraken van de Scylla in de Charybdis. En de stemming in den Senaat is dermate ongunstig dat, zelfs indien de Kamer haar goeHkeuring aan de ontwerpen hecht, de r tige gevolgen daaraan verbonden. Nog eens, het vertrouwen in de politieke leidsmannen is verloren. En het beeld van grenzelooze verwarring en onmacht door hen in de laatste weken gegeven, is zeker niet in staat het te doen terugkeeren. De tegen woordige bewindsmannen, zijn, of zij het wil len of niet, de wegbereiders van de volgelin gen van Moskou, die door een Herriot met al te groote welwillendheid zijn behandeld. Men heeft niet geschroomd de zelfverdedi ging der katholieken op één lijn te stellen met de revolutionaire beginselen der commu nistische drijvers. Een omkeer in de geesten zal zich moeten voltrekken om het land te "edden van den afgrond, waarin het dreigt neer te storten. Evenals in de uren van ge vaar toen de grenzen van Frankrijk werden bedreigd, zal eendrachtige samenwerking aan allen zonder onderscheid, een hernieuwde Union sacrée noodig zijn om orde te scheppen in de financieele en moreele chaos van het oogenblik. Hoe wenschelijk zou het zijn, dat het land eens consult ging zoeken bij andere genees- heeren dan die, welke jarenlang in een on- verflauwden godsdiensthaat, in plaats van genezing te brengen, den zieke steeds verder naar de stervenssponde hebben gevoerd. De groote massa op wier schouders de financieele 'asten zullen drukken, staat schouderopha lend, met steeds stijgende minachting tegen over de gedragingen van haar vertegenwoor digers. De ontevredenheid neemt toe, naarmate het leven duurder wordt, eischen van loons- verhooging weerklinken alom en menige vuist wordt gebald tegen een regime dat met fe minste Regeeringskracht meer vertoont. En verbitterd vraagt het volk zich af, waar heen dat alles moet leiden. Het antwoord zeeft niemand. Ook het parlement zal het deze week niet geven, al barsten de stroomen van welsprekendheid los, al wordt de schijn gered van een onsamenhangende karteleen- heid, die hoe dan ook de kiem in Zich blijft dragen van ontbinding, het vinkentouw om bij de eerste de beste gelegenheid de politieke touwtjes aaneen te knoopen. Zal hij binnen enkele dagen reeds geroepen worden, spoedig zullen wij het we ten. Zeker is, dat zijn uur binnen enkele maandan zal slaan. Want Painleve blijft met den dood in de schoenen loopen, als hij den politielen doodstrijd nog met heeft volstreden op het oogenblik dat u deze correspondentie bereikt. Is het wonder, dat een Fransch fascisme meer en meer van zich doet spreken temid den van de chaotische verwarring die hier heerscht Het verlangen naar een krachtige regeer dershand is al te begrijpelijk. Maar zelfs als men niet terugschrikt voor dit geweldsmid del, erger misschien nog dan de kwaal, blijft de vraag, wie de Fransche Mussolini zal moeten zijn. Met duizend Diogenes-lantaarntjes is er geen te vinden. Frankrijk mist waarachtig groote mannen om in den moeilijke ure een reddende be slissing te nemen. Wat in oorlogsjaren mogelijk was, schijnt onbereikbaar in tijd van vrede. Men is vergeten dat „l'Union fait la for ce" en wil niet inzien, dat een volk, in zich verdeeld, ten ondergang is gedoemd. Mr. P. v. S. Parijs, 18 November 1925. HET BEWAREN VAN FRUIT. Fruit is in onzen tijd volksvoedsel gewor den. Het is een goede gewoonte om regel matig fruit en vooral appels te gebruiken. In den zomer en herfst is dit niet zoo moeilijk. Anders echter staat het met het winterfruit. In den regel is dit het goedkoopste tijdens of kort na den oogst. De groote moeilijkheden voor velen is echter het bewaren en juist de ze moeilijkheid weerhoudt menigeen van het opslaan der winterprovisie. Met een weinig goeden wil, schrijft „Onze Tuinen", is wel een plaats te vinden, waar gedurende eenige maanden het winterfruit bewaard kan worden. Het beste is altijd een droge kelder, welke natuurlijk vorstvrij moet zijn, of anders een koel vertrek, waar zoo min mogelijk temperatuurverschillen zijn. Een kast in een ongestookt vertrek en waarin het bij vriezend weer vorstvrij blijft, is zeer geschikt vooral ook, omdat het fruit in het donker ligt, Alvorens het fruit opgeborgen wordt, wordt het nauwkeurig nagezien. Alle be schadigde vruchten, vruchten die sterk zijn aangetast door schurftvlekken, die worm stekig zijn of die een begin van rotting ver- toonen, worden verwijderd. Alleen gave en gezonde vruchten kunnen langen tijd be waard blijven. Het gewicht van de vruchten neemt bi) een langdurige bewaring voortdurend af. Zoodra in een partij vruchten enkele gaan rotten, zullen deze de nabijliggende vruchten aansteken en ook doen rotten. Men kan dit zooveel mogelijk voorkomen door de vruch ten regelmatig na te zien en de rottende te verwijderen doch het nadeel hieraan ver bonden is, dat de vruchten steeds in han den genomen worden, steeds worden vet' legd, wat de houdbaarheid verminder.t Er is een ander middel om het rotten tot enkele vruchten te beperken en wel het inwik kelen der vruchten. De appels of peren wor den stuk voor stuk gewikkeld in wit zijdepa pier. Courantenpapier kan ook goeden dienst doen. Gaat nu een een enkele vrucht tot rot ting over, dan blijft de rotting tot deze vrucht beperkt. Het inwikkelen in papier biedt ech ter nog andere voordeelen, n.l. zij zullen niet of minder sterk uitdrogen, temperatuur schommelingen zullen minder invloed heb ben en zij liggen steeds in het donker of sterk getemperd licht. In verschillende Amerikaansche staten wordt tegenwoordig het fruit bewaard in ge olied papier. Een bepaald soort zijdepapier wordt geprepareerd en speciaal als inwikkel- papier in den handel gebracht. Dit geoliede papier is beter dan gewoon zijdepapier. Met een weinig zorg kan iedereen goed winter fruit tot zeer laat in het voorjaar bewaren. Nu kalkmergel, behalve voor het gewone doel, gebru kt wordt ter neutralisatie van te zure grcnden, is de vraag naar dit artikel belangrijk toegenomen. De nieuwe codex meststoffen onder scheidt 2 soorten, nl: kalkmergel, waar onder een aardsoort verstaan wordt met een gehalte aan koolzure kalk van 80 pet. en gemalen kalkmergel met een gehalte aan koolzure kalk van 80 pet., welke zoo fijn vermalen moet zijn, dat het gehalte fijn meel, bepaald volgens de aan het Rijks- landbouwproefstation gevolgde methode voor Thomasphosphaatmeel. 75 pet. be draagt met een speling van 5 pet. Voor beide soorten is dus noodzakelijk dat een gegarandeerd gehalte aan koolzure kalk aanwezig is; aan kalkmergel, zonder meer, wordt bovendien als eisch gesteld dat ze met de mach.ne goed uitstrooibaar is, terwijl de werking van gemalen kalk mergel sterk wordt beïnvloed door den graad van fijnheid, waartoe zij gebracht is. Aan gemalen kalkmergel dienen dus, met betrekking lot de fijnheid, hooge eischen gesteld te worden. Weliswaar komt dit tot uiting in den prijs, welke men zal heb ben te betalen, doch goede waar dient ook behoorlijk betaald te worden. De vraag is maar. Jcrijgt men voor een behoorlijken prijs steeds goede waar. Een afdoend antwoord hierop te geven is moei lijk, omdat niet alleen het grootste deel van de eigenlijke mergelverbruikers deze niet laat onderzoeken, maar cok menige landbouwvereenfging de door haar aange kochte mergel ongecontroleerd ontvangt en distribueert gelijk ons een extra daarnaar Ingesteld onderzoek geleerd heeft. Het proefstation kan daarom alleen maar afgaan op hetgeen het werkelijk onder de oogen kreeg. Van 1 November 1924 tot 1 November 1925 ontving het slechts 110 monsters kalkmergel, waarvan er 40 bleken niet tc voldoen aan de opgegeven garantie of aan een garantie, welke in billijkheid daaraan gesteld moet wordenen wel in 16 gevallen was de fijnheid te laag, in 7 gevallen was dit het geval met het gehalte aan koolzure kalk, in 5 gevallen zoowel met de fijnheid als met het gehalte, terwijl in 12 gevallen geen garantie was ver leend, doch het monster niet beantwoordde aan de voor de betreffende mergel in den codex gestelde eischen. Uit het bovenstaande moge het voor een ieder duidelijk zijn, dat de aan het hcofd dezes gestelde vraag bevestigend be antwoord moet worden. Onderzoek van kalkmergel is dus noodig, omdat men anders gevaar loopt een minderwaardig artikel te krijgen en gewenscht om :n da', geval naar billijkheid schadeloos gesteld te werden. COLLECTIEF CONTRACT GROOT! BROUWERIJEN. Het collectief contract, dat met den Bond van Nederlandsche Brouwerijen en de be trokken vak vereen? gingen is afgesloten, loopt 31 Januari 1926 af. De vakvereenigingen, zijnde de Ned. Ver. van Fabrieksarbeiders, de R.-K. Fabrieks- rrbeidersbond „St. Willibrordus". de Ned. Centrale Bond van Christ, arbeiders in de bedrijven van Voedings- en Genotmiddelen en de Ned. Fed. Bond van arbeiders in de Fabriekmatige bedrijven, hebben hunne leden opgeroepen en daar bleek, dat vele wenschen en grieven onder hen leven. De vakvereeni gingen hebben dan ook de collectieve over eenkomst opgezegd en den werkgevers een reeks voorstellen doen toekomen. Uit deze voorstellen blijkt, dat geen al- gemeene loonsverhooging is gevraagd, doch sterk naar voren komt, dat de arbeiders de opvatting zijn toegedaan, dat velen hunner in een beter betaalde klasse moeten worden geplaatst Bij de week vacantie b.v. wordt inplaats van de 10 toeslag, die nu aan gehuwden gegeven wordt, een week extra loon ge- vr.aagd. Verder een betere extra betaling voor de arbeiders in den vol-cantinudienst. De werkgevers hebben inmiddels kenbaar gemaakt, dat ook zij wenschen hebben. Door de vakvereenigingen is den werk gevers een bespreking gevraagd. i^Omz Wel.... heb jelui je lijstjes klaar?" Vraagt lachend moe aan Henk en Saar, (Het tweelingpaar). „Ja?.... Laat dan gauw eens lezen. Wat Sint Niklaas toch dezen keer Voor jullie brengen moet alweer, Wat of het nü zal wezen." „Hier moes," riep Henk, „dat is van mij En dit van Saar, maar ziet u, zij," Voegt hij er bij, „Heeft onderaan nog even Een domino- of lottospel, Zoo een met glaasjes, weet U wel, Voor tarnen opgeschreven." En moeder leest nu hardop voor „Een boekentasch, een boek, een spoor, En rails daarvoor. Die ik heb zijn zoo verbogen, Een mes, want 't mijne ben ik kwijt, En 'n persje om van tijd tot tijd Wat bloemetjes te drogen." „Nou.... keus genoeg; hè Henk zegt moes „En wat vraagt Saar?".... Ze leest „Een poes, (Zoo'n kleine snoes) En ook wel graag een hondje, Een ledikant je voor mijn pop, Een broche met een S er op En dan een mooi, wit bontje.... Doch, klaar voor d'afreis weer,komt nu Hun pa,in officiers-tenue, Met kleinen Ru Op d'arm, zich bij hen voegen. En als hij dan naast moeder staat, En die hem even lezen laat, Wat of de kind'ren vroegen, Dan zegt hij „Ja, wat moeder doet, Dat weet je wel, vindt vader goed. Dus moeder moet Voor jullie maar wat koopen. Hè, 'k was met Sinterklaasjesfeest Zoo graag bij jullie thuis geweest, Doch.... 't kan niet.... Afgeloopen 1 Maar Ruutje, zeg, moet Sint Niklaas Voor jou niets brengen, kleine baas Geen speculaas, Geen lekk're chocolaadjes Geen prentenboek, geen tol, geen bal? O, wacht eens, vader weet het al 'n Doosje met soldaatjes 11" Doch Ruutje, rood tot in zijn haar, Schudt heftig neen, roept „Hou die maar Die vind ik naar. Ik vraag als U niet kwaad is, Of Sint Niklaas voor mij een "Pa, Een and'ren Pa wil sturen, ja, Een Pa, die géén soldaat is. Een Pa, zooals bij Tante Leen, Want die gaat nooit weer „daadlijk heen." Hè, ja, zóó een, Zóó'n Pa, gaat Ruutje vragen.... Maar als U thuis bent, zooals nu, Dan hoeft het niet, dan neem ik U, En d'ander de and're dagen." De vlaggen bewogen zich langzaam aan de toppen der hooge palen, die de baan afzetten, de muziek schetterde uit een klein feesttentje, dat aan het midden van de baan stond, en de jongens joelden en lachten, dat het een lust was om te hooren. De heeren van de feestcom missie hadden het verbazend druk, en reden van het eene einde der baan naar het andere. Zij hadden kleine vlaggetjes in de hand om elkander te kunnen seinen, wie de winner was. En wel honderden menschen, meest allen op schaatsen, waren rondom de baan samen gekomen, om van den wedstrijd getuigen te zijn. Eindelijk kwam ook Karei Lardorf, naar wien ik reeds zoo lang te vergeefs had uit gezien, tot ik eindelijk begon te hopen, dat hij niet komen zou. Voor hem alleen was ik bang, want van de andere jongens had ik der de aangeblevenen. Wij hadden nog geen enkelen rit verloren. In de feesttent lagen de .prijzen, meestal mooie boeken. En met begeerige blikken keek ik telkens, als ik de tent passeerde, naar het horloge, dat aan een spijkertje aan den wand was opgehangen. Nog altoos hoopte ik, dat het geluk mij op de een of andere wijze be gunstigen zou. Eindelijk waren er nog maar twee kampi oenen overgebleven, en die twee waren Ka- rel Lardorf en ik. Onze nummers werden afgeroepen, en wij plaatsten ons aan het begin der baan. Thans gold het den eersten prijs „Voorwaarts 1" klonk het ons toe. Daar gingen we We zwaaiden met armen en beenen, alsof het molenwieken waren en we vlogen over de baan als een pijl uit den boog. We bleven naast elkander en konden geen van beiden eenig voordeel behalen. Maar bij het einde van de baan boog Karei zich nog iets meer voorover en spande al zijn krachten in. Toen reed hij mij een weinig vooruit en bereikte het eerst den eindpaal. Ik had den strijd eenmaal verloren. Karei werd luidruchtig toegejuicht en ik kreeg tra nen in mijn oogen van spijt en teleurstelling. Al mijn kans op het prachtige horloge was bekend werd, dat hij de ruit gebroken had, de overhand op zijn begeerte om het fraaie horloge te winnen. „Voorwaarts klonk het ons toe. En wij reden af, ik zoó snel als ik kon en al spoedig bemerkte ik, dat ik Karei achter mij gelaten had. Ik hoorde zijn forsche stre ken dicht achter mij, en bereikte het eerst den eindpaal. Weer klonk een luid gejuich, nu ter mij ner eer, maai het stemde mij volstrekt niet vroolijk. Ik durfde Karei niet aankijken en haastte mij, zonder op hem te wachten, naar het andere einde terug. Me een verdrietigen trek om den mond en de oogen verwijtend op mij gericht kwam ook hij daar spoedig aan. Wij stonden nu gereed voor den laatsten rit, want daar wij er elk één gewonnen had- niets te vreezen. Die konden het toch niet van mij winnen. „Zoo,'Karei 1 Willen wij eens om het snelst, voor de grap „Met alle plezier 1" was het antwoord. Wij plaatsten ons aan het eene einde der baan. Eigenlijk mochten wij er nog niet op rijden, doch wij waagden het maar. „Eén, twee drie 1" riep ik en voort vlogen we. We bleven wel drievierde gedeelte van de verkeken, dat begreep ik wel en ik kraste zijn dan voor mij. En plotseling ontwaakte mijn betere natuur in mij, en werd ik met afschuw vervuld voor de slechte daad, die ik op het punt stond te plegen. Nóg lag de halve baan voor ons en stond het in mijne macht een eerlijke jongen te blijven. Snel hield ik mijn gang een weinig in, zoodat Karei, die daar niet op verdacht was, mij in minder dan geen tijd had inge haald. „Karei l" riep ik hem toe. „Ik wil zóó het horloge niet winnen, hoor je 't Karei, ik wil niet. Voorwaarts 1 Jou komt de prijs toe en niemand anders 1" Karei keek mij verbaasd aan, maar weldra helderde zijn gelaat op. „Meen je dat, Frits?" vroeg hij verheugd. „Ja ja vooruit maar Zoo hard als je kunt 1" baan vlak naast elkander, maar het gelukte mij niet hem ook maar een haarbreedte vooruit te komen, hoewel ik al mijne krach ten inspande. Integendeel, ik begon te verlie zen en Karei be haalde, hoewel met moeite, de overwin ning. Dat was een bittere teleurstel ling voor me, want wat baatte het mij nu, dat ik mij den geheelen morgen met zooveel inspan ning getraind had Ik was boos op Ka- rel en keerde wre velig terug. Zeer goed begreep ik, dat al mijn kans op het fraaie horlo ge verkeken was. nijdig met mijn schaats, diep in het ijs. Opeens schoot mij een middel te binnen om tóch den prijs meester te worden. Wel voelde ik, dat het een zeer leelijk middel was den, zou deze beslissen wie den prijs zou wegdragen. „Houd je goed Frits riepen sommigen mij toe. „Maak dat je het wint, Kareiriepen anderen. „Een zilveren horloge is geen klei nigheid „Voorwaarts 1" klonk het weer. En ik zette af, zoo snel ik kon. Weer hoorde ik Kareis slagen vlak achter mij en ik wist, dat hij het winnen kon, als hij wilde. Maar ik had hem in mijn macht, en hij durf de niet. (Vervolg.) „Dat doe jij 1" zei ik verschrikt. „Ja 1" zei Karei, die met open mond op de gebroken ruit staarde. En met een bezorgden trek op het gelaat liet hij er op volgen „dat ziet er leelijk voor me uit, Frits 1" Ik was dit volkomen met hem eens, want de meester was zeer streng en strafte derge lijke daden altoos zwaar. Karei zou ongetwij feld veel strafwerk moeten maken, en boven dien nog de ruit moeten betalen. Het was er een van f 1.20, dat wisten wij wel,want kort ge leden was er ook een gebroken, en toen had de nieuwe ruit die som gekost. „Dat kost je geld, Karei Zei ik. „Ja, maar wat nog erger is, een geducht pak slaag van vader. Hadden we maar niet ge sneeuwbald Ik keek Karei met medelijden aan, want ik wist, dat zijn vader een ruwe dronkaard was, die zijn kinderen soms onbarmhartig kon slaan. „Zeg, Frits, niemand dan wij tweeën weet, dat ik het gedaan heb. Zul je me niet verra den, Frits? Toe, zeg!" „Neen," zei ik, „dat zal ik niet doen." Met een angstigen blik naar het school huis, waar de hoofdonderwijzer woonde, verliet Karei de noodlottige plaats, en ging langs een omweg naar huis. En ik vervolgde mijn wandeling naar Jan Dorlanth, die dadelijk met mij mee ging om te gaan rijden. Ik oefende mij dien morgen geducht, en meende stellig wel zooveel gevorderd te zijn, dat ik Karei zou kunnen verslaan. 's Middags om half twee wa- en wij allen op de baan. Wat zag die er feestelijk uit. Uit de feesttent klonk ons thans het luiden maar daar dacht ik op -dat oogenblik ntet van een bel in de ooren. Dat wat het teeken over. Het prachtige zilveren horloge moest en de voorbij( waarin hct hor dat wij daar komen moesten om te loten, zou het mijne worden, hoe het ook ging wat voor ons een zaak van gewicht was. I Karei Lardorf was een eindje buiten het Trokken b.v. Karei en ik opvolgende num- gedrang gegaan om wat op adem te komen, mers, dan vielen wij tegen elkander en zou Met enkele streken was ik hem genaderd, een van ons beiden er afgereden worden. Hij keek mij vriendelijk aan en zeide Gelukkig gebeurde dat niet. Ik trof het ee^|Js^ren' FntS' zelfs al bijzonder goed, want ik moest rijden tegen een jongen, die het niet half zoo vlug kon als ik. De wedstrijd begon. Er waren wel een vijf tig deelnemers, maar er waren ook wel een twintig prijzen en prijsjes, want de commissie wilde vele blijde gezichten zien. 't Was een prettige middag. Telkens reden er twee af om elkander den eerepalm te betwisten en soms waren het zeer spannende ritten, zoodat het tot op het laatste oogenblik twijfelachtig bleef, wie het winnen zou. Dan rekten de toeschouwers de halzen om beter te kunnen zien, en moedigden zij om strijd de beide kampioenen aan. Langzamerhand werd het aantal deelne mers kleiner, want wie twee ritten verloren had, mocht niet meer meedoen. Die was „dood," zeiden wij „Ja," zei ik kortaf, „maar als ik den prijs niet win, zal het niet lang geheim blijven, wie de ruit in de school stuk gegooid heeft. Nu moet jij zelf maar verder weten, wat je te doen staat." Ik zag, dat Karei mij met groote verbaas de oogen aankeek. Toen betrok zijn gelaat en hoorde ik hem zeggen „Dat is laaghartig 1" En met verontwaar diging liet hij er op volgen „Maar het je laten winnen doe ik nooit, nooit, versta je Ik stoorde mij echter niet aan zijn toorn en reed naar het begin van de baan terug. Een poosje later verscheen daar Karei ook, die mij onophoudelijk aanstaarde. Ein delijk boog hij zich naar mij over en fluister de mij in het oor „Jij zult het winnen, Frits. Wees gerust." Blijkbaar had hij zich bedacht en behield de Nog altoos waren Karei Lardorf en ik on- vrees voor de straf, die hem wachtte als het loge hing. Ik zag het zelfs hangen en wist, dat het weldra in mijn bezit zou zijn. Maar op eens schoot het mij te binnen, dat ik het dan gestolen zou hebben, ja, dat ik het zelfs ontstolen zou hebben aan een armen jongen, voor wien de schat nog veel grooter moest Karei stoof voorwaarts, en lustig zijn pet boven het hoofd zwaaiende, bereikte hij het eerst den eindpaal. Hij had het horloge gewonnen Ik was de eerste die hem de hand drukte, om hem te feliciteeren, en ik voelde mij recht gelukkig, dat ik mijn booze plan niet ten uitvoer had gebracht. „Van ganscher harte geluk er mede, Ka- rel zei ik. „Een oogenblik ben ik voor de verleiding bezweken, maar ik ben blij, dat ik het verloren heb. 't Zou een gestolen hor loge zijn geweest." Karei drukte mij vroolijk de hand. Nooit heeft hij aan iemand verteld, wat er dien middag tusschen ons is voorgevallen. Maar nog altoos bewaar ik het boek, dat mij als premie was uitgereikt, als een gedachtenis aan dien gedenkwaardigen middag in cU Kerstvacantie. OP DE ZONDAGSSCHOOL. Jongetje, zei de Zondagsschool-onder wijzeres streng, ik gelooi niet, dat ik jeu ooit in den hemel zal ontmoeten. Niet, juffrouw? vroeg de jongen ver wonderd. Wat hebt u dan uitgevoerd? EEN DEFTIG BAANTJE. Zeg, jochie, jij bent tegenwoordig schoenmakersleerling, niet? Neen, meneer. Ik ben volontair in de voetbekleedingsindustrie. ZWARTE EN WITTE KIP. Waarom is een zwarte kip knapper dan een witte? Omdat 'n zwarte kip wel een wit ei kan leggen, maar een witte kip geen zwart ei. DE VERSCHILLENDE SOORTEN VAN GASSEN. Een niet al te snugger student ontving privaatlessen ten huize van zijn leeraar in dc natuurkunde. Deze behandelde de ver schillende soorten van gassen. O.a. noemde hij op; waterstofgas, lichtgas en rioolgas. Noemt u nog eens een soort gas. vroeg hij den student Deze moest het antwoord schuldig blijven. Wel, mijngas, zei de leeraar. O, ja, zei de student, met een blij ge zicht van begrijpen, terwijl hij naar 's leer- aaTS brandende gaskroon opkeek: uw gas. 45. Een oogenblik later ston den de twee bengels op het voorbalcon van de tram. „Ik zal beginnen," zei Boefie, „Straks mag jij ook eens draaien aan den koffiemolen. „Boefie gaf het voorbeeld en werkelijkde tram zette zich in beweging. 46. Wat stond baas Langoor te kijken, toen hij plotseling zijn leegen wagen zag wegrijden. Hoe dat mogelijk was ging zijn groot ezelsverstand nu heelemaal te boven Maar hij begon luid te balken en liep de tram ach terna. Gerrit en de passagiers volgden. 47. De tram rijdt vreeselijk hard. Daar komt de gevaarlijke bocht. Nu moet Boefie remmen. Hij draait aan zijn koffiemolen en.... de wagen schiet nog sneller vooruit. In suizende vaart gaat het op de bocht aan. Zal er een ongeluk gebeuren? 48. Foefie's haren gaan rechtop staan van ontzetting. Remmen! roept hij uit alle macht, maar Boefie weet niet, hoe hij dat doen moet O, wat rijdt de tram angstig hard. En al dichter komt ze bij de bocht. f

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5