ELGK WAT WILS 4 c c T.kïo? was de smid onder de volgende „Hij zegt, aai nij vooralsnog geen nieuw wiel bekostigen kan." „De oude geschiedenis i hij gal wachten, denk ik, totdat ik hem een nieuw wiel maak en Luigi er hem een nieuwen band om legt voor niemendal. Alles halen en alles beknibbelen dat is hun gin- spreuk.' La Giulietta, die met Tito op haai schoor op den grond gat, keek snel op. „Ge hebt wel gelijk, oom Stefano,' zeide zij met eenigszins verhoogde kleur. Ge herinnert u nog wel van verleden win ter hoe hi] van huis tot huis ging om meel van den een, olie van den ander, rijst van een derde te bedelen hoe hij geheele schapen en geiten van de boeren in de buurt van Montorio ontving, en hoe hij brood en soep en aalmoezen aan de armen en hongerigen uitdeelde Ge weet nog wel, hoe de oude Catharina ons ver telde. dat hij-zelt nooit vleesch proefde, weken achtereen niet, maar al zijn kippen en de laatste flesch uit zijn kelder aan de parochie schonk? En kijk dan eens naai gijn las draadkaal en versteld Ik zou mij er ovei schamen, oom Stefano, u in een ]as te zien die half zoo armoedig was. Ja, ge hebt wel gelijk „Alles halen en alhs b >kn bb len" dat is zijn zinspreuk maa ge vergat er bij te voegen, dat hij all:s haalt voor anderen, en alles beknib belt voor zich-zelf Stefano Bem een bleeke Lombar- diër tnet narde gelaatstrekken keek op met een guitigen blik tn gijn oog en op zijn houten hamer leunend, zeide hij „Toen ik laren geleden in Venetië was, gag ik een stuk opvoeren. Het was over een koopman die van een -lood geld ge leend, en een pond van zijn eigen vleesch als borg voor de zekerheid der overeen komst gesteld had. Nu, de schepen van dien koopman v rgingen alle en hij kon het geld met betalen dus vroeg de Jood zijn pond vleesch levend vleesch, weet ge, te snijden van de plaats, het diciitst om het hait van zijn vijand gelegen „Maar dat was een moord 1' „Ja, het was een moord. En toch kon den de advokaten den man niet redden, omdat dege boete in de overeenkomst was bepaald. Nu had de koopman echter een liefje en wat denkt ge, dat zijn liefje deed „Den Joou dooden „Beter dan dat. Zij zette een pruik van advocaat op, trok een toga aan, en pleitte voor de ri c te,s en redde het leven van haar geliefde.' „Dat' was mooi 1" zeide het meisie ademloos „Ja en de man die voorden Jood speel de hoe die raasde en zwoer Als dat stuk ooit tn Verona gespeeld wordt zaj ik het u laten zien Maat ik geloof dat ik het een beetje verward heb, per slot van reke ning. Ik kan mij met duidelijk herinne ren of het meisje het liefie was van den koopman of het liefje van zijn vriend." „Het kan mij niets schelen, wiens lief je het was," zeide La Guilietta treurig „maar zij had den Jood moeten dooden 1" „Hm 1 gij vrouwen zijt allemaal bloeddorstig," zeide de wagenmaker met een grimmigen* glimlach. „Toch, nichtje, als ik ooit in moeilijkheden kom, krijgt gij den pruik op en den toga aan want ik laat mij hangen als gij niet de beste advokaat zijt in geheel Verona." Het meisje zette Tito op den erond met één sprong was zij op en legde haar gevouwen handen Itefkoozend den ouden man op den schouder „Een goed pleiter wint zijn zaak,' geide zij en dus zal mijn lief oompje een nieuwen band om Padre Anselmo's wiel leggen 1" „IK ik een nieuwen band er om leggen Onzin, kind 1 Ben ik een smid „"Ge zijt een goede, lieve, knappe wa genmaker, best oompje, en het is het werk van den- wagenmaker, den band te laten omleggen, al doet hij het tuist niet met zijn eigen handen Ge weet wel, dat ik Luigi met om een nieuwen band vragen kan hij is zoo arm en heeft zoo vee) monden te voeden 1 Hij zal hem er we) voor niets omheen willen leggen die goede oude Luigi 1 maar mijn oompje zal het ijzer betalen." „Nu, de duivel tnag mij halen, als. „Als ge weigert een goede daad aan een goed tnensch te verrichten oompje Zal ik Lpigi vragen net wiei te taten na- spreekt ïianaanscn. vraag naar, het nog leif?' eens te zeggen, wilt ge en vertel mij wat „Waar is tiet karretje zij Zegt Wat Datums en maten Bah I „In de Gouden Zon. Padre Anselmo dat staat alles in Murray. Zeg haar, dat stalt altijc in de Gouden Zon." wij haar berichten met verlangen. Wij „Hm Matteo zal dadelijk terug zijn wilden alleen het gebouw rondgaan.' hij kan het halen." „Ik zoh bijzonder graag de hokken „Dat ts mijn eigen goed, hef.,.." zien, waar de wilde dieren in bewaard „Neem mij met kwalijk, buurman Be- werden," zeide een der tonge meisjes, ni uw dienaar, Signorina Giulietta," „En ik wil naar boven gaan om een zeide een schorre stem in de deur. schets te nemen" zeide de andere. Zij was afkomstig van een zeer klein, De lange heer, in het midden van av verweerd oud mannetje, zwak van uit- arena staande, richtte zijn binocle en zag zicht met een bril, een wollen slaapmuts en de rijen oude marmeren banken langs, een kale, snuifkleurige jas, die tot op zijn zooals hij had kunnen staan in de stalles hielen neerhing- Hij heette Citti en was tusschen de acten, om het gebouw een bewaarder van het "Amphitheater Hij rond te zien bij de opera, verkocht ook merkwaardigheden en „Ha ja," zeide hij „Zeer interessant, schreef „Antiquario" boven de deur der Zeer.interessant, dat moet. ik zeggen. Op- poort, die hem tot portierswoning, win- merkelijk goed bewaard gebleven. Uit kei, woning, „keuken en alles" diende den tijd van Diocletianus, zeidet gij dat Zijn wmkelvoorraad bestond in Etrun- met, Jenkinson sche en Romeinsche oudheden, die hij- La, Giulietta was een even goede gids zelf in den onderbouw van het Amphi- als Citti zelf. Met de sleutels van den ou- theater had opgegraven of die van tijd tot den man gewapend, bracht zij hare rei- tijd door de boeren in den omtrek gevon- zigers eerst naar beneden, naar de som den waren. ,;Daar is tuist een troepje reizigers ko- bere hokken en vochtige duistere gangen onder den grond, waar in oude tijden de men oprijden," zeide hij „en ik heb beesten opgesloten en de gevangenen een klant die mijn voorraad bekijkt voor de slachtingsfeesten bewaard wer- een echte kenner, die koopen wil Als ik den. Vervolgens wees zij den weg langs hem laat heengaan, komt hij zeker niet marmeren trappen en door kronkelende weerom, en toen ik de Signorina Giuliet- gangen tot aan de bovenste rij banken, ta zagVandaal af zagen zij het groote 'theater Kwaami ge me vragen in uw plaats prachtig ouder den open hemel gele de Arena voor u te laten zien Met plei- gen, van bank tot bank dieper naar de zier, Signor.Citti het zal de eerste keer ovaalronde arena wegzinkend, even- niet zijn, wel Geel mij de sleutels en ik als een met sneeuw bedekte krater uit zal dadelijk gaan. Pas op mijn mandje, een bevrozen meer oprijzend, marme- oom Stefano merwit onder hun voeten uitgestrekt. En En weg liep La Giulietta met de groote over den machtigen boog van de borst- sleutels wering zagen zij over de stad heen met „Ze is een tiet, gezegend kind 1" klonk haar paleizen en kerken, haar open piel de 'trillende stem van den ouden bewaar- nen en haar dicht op elkaar gepakte da der, terwijl hij haar met bewondering na- ken van bruine 'en oranjekleurige pan- zag „Zij verdient een goed man.' nen. En daar stroomde ook de snelle ri- De wagenmaker schudde het üootd. vier, die het als een geciseleerd krom- „Dat heeft nog tijd tn overvloedzwaard van bliksemend staal in tweeën zeide hij ruw „Ik wil met, da#lmr van splitste en daar, tegen de heuvelhellin- dien nonsens iets m het hoofd wordt ge- gen aan en ze aan alle zijden bescher- praat, buurman Citti denk er om.' mend, lagen de oude wallen met hun ge- Intusschen waren de reizigers afge- kantelde batterijen en schilderachtige to- stapt aan den ingang van het Amphitheater rens. En over dit alles heen verder nog, een vader, twee dochters en een koe- lag het omringende landschap, groen en rier allen En|;elschen de vader lang met bosschen begroeid, met zijn door en schraal, de dochters lang en smach- kloosters gekroonde heuveltoppen, zijn tend de koerier beladen met doeken, landhuizen, zijn wijngaarden, zijn"steen- reisgidsen en teekenbehoeften. La Giu- eifcen, zijn cypressen, met de purperen lietta ontsloot de zware houten deur, lijn der Euganeesche heuvelen en de maakte een kleine buiging, terwijl zij naar besneeuwde plekken van het Italiaan- binnen gingen, en wilde juist den sleutel sóhe Tyrol. aan de binnenzijde omdraaien, toen een De Engelsche meisjes zagen voor een man snel vanuit het tegenover liggende oogenblik in stilte rond. Toen nam de koffiehuis de straat overstak. jongste een klein schetsboekje het on- „Kan men het Amphitheater zien misbare kleine Winsor-en-Newton boek vroeg hij. met potlood en elastieken band en koos Her was de zeeman van de Piazza de haar gezichtspunt Signori „Ge gaat toch met probeeren dit te „Het kost een lira,' antwoordde La schetsen, Theodolinda zeide de oud- Giulietta, terwijl zij naar een geschre- ste met een licht satirieken nadruk op het ven kennisgeving wees in het venster aanwijzend voornaamwoord, van den bewaarder. „Weet ge eenige billijke reden, waarom De Engelsche familie het zij zonder ik het niet zou schetsen spreken binnen maar de nieuw aange- „Omdat nu. omdat het onmogelijk komene behoorde tot haar eigen stand is." en kon er wel eens met aan denken entrée „A coeur vailldnt nen d'impossible," te betalen Gelijk de meeste zeelieden „Den moedige valt niets te moeilijk," aan land was de man echter vrijgevig en haalde de teekenaarster aan met een koud ruim met zijn geld. en hij wierp zijn lira glimlachje, terwijl zij de punt van haar neer als ware het een stukje koper potlood aanscherpte. „Behalve dat, als „Men vermoedt dat het Amphitheater het mij amuseert als het dient om mij gebouwd is omtrent het einde van de eer- het gezicht te herinneren ste eeuw en het begin van de tweede,''1 „Het gezicht te herinneren Alsof een zeide La Giulietta terwijl zij het korte flauw omtrekje in potlood die grillige lesje opzeide, dat de oude Citti haar ge- pieken en violetten schaduwen, die leerd had. „Het is uit denzelfden tijd als blauwe heuvelen en bronskleurige cy- het Colyseum in Rome. De omtrek be- pressen, die snelle rivier, die middel- draagt veertien honderd en zes en zeven- eeuwschetorens, dat marmeren wonder tig voet. De buitenste middellijn van het van gelijkheid, evenwicht en kracht kon gebouw van het eene einde naar het an- wedergeven 1" der bedraagt vijf honderd vier en zestig „Als het de groote oordeelsdag was voet, vier honderd zes en dertig voet en de aarde in vlammen verging, Theodo- doorsnede. De hoogte, van het oude pla- iinda," zeide de eerste spreekster onge- veisel af gerekend, is honderd zes voet. duldig, „geloof ik dat ge op een bergtop Het geheele gebouw is gebouwd van fijn zoudt gaan zitten om het vergaan der Veroneesch marmer op grondslagen van wereld te schetsen." Romeinsch baksteen-werk. Van den bui- „Dank voor het vermoeden. Als dte tensten omtrek, die oorspronkelijk in gebeurtenis in mijn tijd mocht plaats heb- twee en zeventig bogen bestond, zijn er ben, hoop ik er gebruik, van te maken." nog maar vier overgebleven. Dat zou, Dicht bij de plek waar zij stonden, tus- indien hij volledig was, slechts acht bógen schen de bovenste rij banken en de borst- minder zijn dan de omtrek van het Co- wering, was een ruw houten balkon ge- lyseum bouwd ten dienste van den gouvernetnents „Goede hemel t" nep de lange heer opzichter heer knorrig uit „waar rammelt'dat kind Licht schouderophalend wendde de over I Hier. Tenkinson dat meisje oudste zuster zich af en klom op dit bal kon, hierdoor overzag zij niet alleen een uitgestrekter horizont, maar kreeg zij ook een blik recht naar beneden langs de buitenmuur van het Amphitheater, die als een reusachtige rotsklip naar de diepte dook, verweerd en ruig met onkruid be groeid naar het plein beneden Op dat plein kwam en ging de bedrijvige kleine menschenwereld van Verona. Daar waren nietsdoeners, die buiten voor de koffie huizen hun ontbijt gebruikten ledige marktkanen, die in de richting der Porta Nuova voortrolden menschen die haas tig her- en derwaarts gingen rondzwer vende fruit-, kastanjes- en limonade- verkoopers, wier schrille stemmen door de ijle lucht naar boven stegen huur koetsen en wagentjes in rijen achter el kaar -op hun standplaatsen, en omnibus sen, die van de zuidelijke grenzen kwa men, beladen met pakgoed en volgepropt met passagiers. Op dit oogenblik kwam een lijkstoet uit een der zijstraten voor op ging een koorjongen met een lantaren op een stok een priester met een geopend boek volgde, en achter hen een stoet ge sluierde boetelingen,die een bedekte draag baar droegen En nog eer hun dooden- lied was weggestorven, klonk helder en schel een schallende krijgsmuziek en vroolijk marcheerde een regiment wit- rokken van de Oostenrijksche infanterie over het plein met getrokken baionetien, glinsterend in het zonlicht Intusschen was de teekenaarster met haar potlood bezig de zeeman leunde tegen de borstwering La Giulietta, een weinig in de achterhoede op een der oude marmeren banken leunend, wierp een blik op De noodlottige liefde van Romeo en Giulietta „Theodolinda, zeide ae oudste zus ter van haar uitkijk op het balkon, „her innert ge u nog die mooie kleine bloem met rozeroode meeldraden, overgaande in violet, die wij verleden jaar winter op den top van het Colyseum vónden Zij zeiden ons toen, weet ge, dat zij tot de eigenaardige flora van het gebouw be hoorde en elders onbekend was „Ja - wat zou dat - „Wel, ik zie er een hier in een spleet van den buitensten muur van het Amphi theater groeien „Weet ge zeker, dat het dezelfde is? vroeg Theodolinda afgetrokken. „Ik geloof het zoo zeker zoo zeker als iemand op zoo'n afstand zijn kan. Onge lukkig is zij geheel buiten bereik.... o Hemel Doe dat niet als 't u blieft, -doe dat niet Het is te gevaarlijk 1" „Wat is te gevaarlijk „Wel, kijk dien man eens.... Als, zijn voet uitglipt, wordt hij' verpletterd." Zonder op te staan keek de teekenaar ster van haar werk op, en zag twee men schen, waar een oogenblik te voren nog drie gestaan hadden. De zeeman was verdwenen. De richting van de oogen der dame volgend misschien de beteekems van enkele woorden begrijpend, had hij zich vlug over de borstwering heen ge slingerd en, met behulp van de steun punten, die hij voor handen en voeten in de gaten en oneffenheden van het met selwerk kon vinden, zich bijna tot op de hoogte der bloem laten afglijden. „Hij heeft moeten verstaan wat gij ge zegd hebt," merkte Theodolinda koel tjes op. Maar de andere zuster die begreep wat er moest gebeuren als spier- of ze nuwkracht den zeeman begaven**hield haar adem in. sloot haar oogen en zeide niets Intusschen boog La Giulietta zich adem loos over de borstwering. Zij begreep cok het gevaar, waarin de man verkeerde maar zij sloot noch haar oogen, noch ge voelde de bezwijming der vrees. Zij zag, dat hij vlug was en koel, en zij bewonder de zijn zorgeloozen moed meer dan zij voor zijn gevaar vreesde Toch Verbleekte haar wang eenigermate, terwijl hij lager en steeds lager ging. Zijn rechterhand, waarmede hij zich stevig tusschen de ge broken voegen van het metselwerk vast klemde was slechts even beneden de borstwering. Zijn rechterknie rustte op een lager uitstekend punt. Zijn linker voet si. geplant op de punt van «en lager liggend rotsblok. Zijn linker hand strekte hij uit om de bloem te pluk ken. Maar de bloem was juist even buiten Zijn bereik. Hij boos zich lager, en ter- t wijl hij boog puilden de aderen var zijn rechterhand uit en schenen de knokkels wit door de huid heen. Het leven van den man hing aan die hand De Engelsche deed een cogentlikje haar oogen open en gaf een klein gilletje La Giulietta rukte haar het kleine zak doekje uit de handen, draaide het tot een koord meen, en met groote tegenwoor digheid van geest hield zij het als een strik op armslengte over den rand der borstwering Hij zag het niet. Hij zag niets dan dat fijne - rozeroode bloempje, dat zich een halve duim lager dan zijn vinger in de koelte wiegde Hij zou het zeker niet wagen nog lager af te dalen Hij stond stil verzekerde zijn reu- vast door een stevigen druk van zijn knie verschoof de vingers van zijn rechter hand langzaam, voorzichtig, zcoals een organist zijn vingers over de toetsen ver- scnuilt, en kroop een duim of twee lager. .nu raken zijn vingers hef kruid Nu maakt hij zorgvuldig zoo zorgvuldig alsof hij het van een rots aan den weg plukte den grond er om heen los trekt het uit met wortel en al neemt het in zijn mond en terwijl hij met een dub belen greep het metselwerk beetpakt, hijscht hij zich hand over hand naar bo ven, totdat hij beiden om den rand der borstwering slaat Sa nu, nog nad hij zijn hooid niet daar boven uitgestoken, ziet hij voor de eerste maal, op en ontmoet de naar beneden gerichte oogen van het meisje. Geduren- oe één seconde zijn hun beider aange zichten nauwelijks een paar voet van el kaar verwijderd het hare verraadt een zenuwachtige ontroering de uitdruk king op het zijne jaagt haar het snelle bloed niet alleen naar de wangen, maai ijaar hals en voorhoofd. Zij gaat haastig terug. Het volgende oogenblik heeft hij zien over de borstwering heengeslingerd is op zijn voeten gesprongen heeft Zijn hoed opgenomen en de gewenschte bloem aan de ïonge dame op het balkon aangeboden „G,- dank u i Grazie mille Maar hoe kondt gij zulk een vreeselijk waagstuk ondernemen en dat voor een enkele bloem stamelde' de Engelsche, -in het wilde en op goed geluk een paar Italiaan- sche woorden uitpakkend. „Het was te gevaarlijk troppo pericoloso, weet ge 1" Hij glimlachte en gaf een tee ken van verschil van gevoelen. „Ge moet verstaan hebben wat ik zei despreekt ge Engelsch „Een weinig, Signora." „Nu ge zijt een moedig man maar een moedig man moest zijn leven niet om niéts wagen." „Het was geen waagstuk, Signora." De Engelsche hield haar beurs in de han^. „ik ben u zeer verplicht," zeide zij aarzelend. Maar onze zeeman behoorde niet tot dezulken, die geld aannemen voor kleine beleefdheden. i'ot uw dienst, Signora," zeide hij aan zijn hoed rakend en keerde zich al. „Het is precies dezelfde bloem ik was er zéker van," zeide de jonge dame, terwijl ze zich bij haar zuster voegde. „En Zie eens, hij heeft den goeden inval ge had haar met de wortels uit te trekken 1 Maar het was vreeselijk gevaarlijk. Ik Zal er nooit zonder rilling aan denken „Ik denk zeker, dat het niet half zoo ge vaarlijk was, als het er uitzag," antwoord de de teekenaarster, ingespannen op de kromming van de banken, turend. „Her inner u dien Arabier eens, die in vollen galop van den top der tweede pyramide te Ghizeh afrende „vVelnu, die doet het lederen dag, en wint er zijn brood mede. Deze man liet met toe, dat ik er hem een penny voor aanbood. Maar wat voor een vreemdsoor tig persoon komt daar aan „Een der eerste Christenen, zou ïlq zeg gen, uitgegraven uit een dier plaatsen on der den grond,waar wij zooeven in waren." Het was de oude Citti, die met een hoop shawls en licht buigend boven kwam. De Signore beneden had hem uitgezon den met deze doeken voor de dames. De Signore verzocht de geëerde dames tegen de kou op te passen, en niet te vergeten dat de wind uit het Noord-Oosten woei. Hit verzocht haar tevens zich te herinne ren, dat zij een larget) cn weg te maler hacder, nti hall tvtt. „Vtat zegt hij, Iheccclmcaviceg de cudste zuster, wier Icr.r.is van het Itali aanse h kli,lbaar beperkt was. „Ik het er met het n ir.ste idéé van F ij spieekt een cnteher.de taal waar schijnlijk cuo-Etiuskisch VI ie zijt ge. goede vuerd?" Cnder tuigen en hcesten legde de cude Citti uit, cat hij tevaarder was van het Pn phitheaier, en c'at hij een klcir.e ver zanding cudteccn te leep had, ir.c'ien de geëerde can es zich willen vei vaardi gen ze te tezien, als zij heergirgen. ,.En gij, gezegend hird," vcegce hij er aan tce, zich lot Ia Giulietta wer der d, „gij kunt nu naar huis gaan, want n ijn klant is weggegaan En hij heeft al n i,n Ecneinsche n unten gelccht er. vcor n ijn eigen prijs cck 2eg ik riet altijd, dat gij nij geluk aar.trergt? Ceel nij de sleutels, liel kind, en ga zelfs cccr de kleine deur uit. Fier is n ijn lecper - ge kunt hem bij ccm Stefano later, en ik zal hem komen halen, als deze reizigers weg zijn." F et meisje Was er nret bedroefd om, af gelost te werden. De morgen ging vcorbij en zij noest vóór den nacht een borduur werk afmaken. Eus nam zij denjccper, maakte een neiging vcor de dames, en trippelde de greote marmeren trappen af en de sen bere gangen door, die zoo dikwijls in oude tijden van de voetstap pen en het brullend gelach van duizenden hadden weerklonken. Wordt vervolgd. <e De Roman van Keizerin Charlotte van Mexico Alles scheen haar een leven van geluk te voorspellen. Zij werd geboren den 7den juli 1840, de dochter van Leopold, eerste Koning van België en van zijn tweede, 22 jaren jongere gemalin, Louise van Orleans, wier herinnering nog steeds bij de Bel gen voortleeft als die van een engel van goedheid en weldadigheid. Marie Charlotte Amélie, Victoire, Cle mentine Leopoldine naar de eerste vrouw haars vaders, de kroonprinses van Engeland, Charlotte genaamd, was de jongste van Leopold's drie kinderen. De hertog van Brabant, later koning Leopold II, Philip van Vlaanderen, de vader van den tegenwoordigen koning Albert waren haar oudste broers. Zij was een mooi, lief, aanvallig en zeer ontwikkeld kind, de oogappel van haar jonge moeder, die in haar brieven aan koningin Marie Amélie van Frankrijk, niet moe wordt over de heldendaden van haar dochter te roemen. Het Belgische volk was ook dol op zijn mooi, vriendelijk prinsesje. De verstandige moeder zorgde voor een goedë, door en door godsdienstige opvoeding. Toen zij pas zes jaar oud was, schreef zij reeds aan haargrootvader koning Louis Philippe een mooi briefje op zijn naamfeest. Ook Leopold, hoewel hij liever een 3den zoon had gehad, was innig aan zijn dochtertje gehecht. Het leven in het koninklijk lustslot Laeken cloor de vorste lijke familie geleid, scheen zeer gelukkig en huiselijk te' zijn de kinderen ontwik kelden zich op de beste wijze naar li chaam en geest. In 1850 trof Charlotte een groot onge luk. Haar teedere en verstandige moeder stierf te Ostende na een ^tamelijk lang lijden. Op haar sterfbed beval zij haar 10-jang dochtertje aan de zorgen van haar trouwe vriend, in de gravin d'Hulst. De dood van haar vrome jonge moeder maakte grooten indruk op de jonge prin ses. Zij scheen er geheel door te verande ren. Tot nu toe was zij vroolijk, druk, le vendig en onbezorgd geweest, nu ver anderde zij in een ernstig, nadenkend meisje, dat zeer gesloten was en zich wei nig meer uitte, soms zelfs droefgeestig scheen, „Ik ben dikwijls slecht gehumeurd," zeide zij van zichzelf. De indruk van den al te vroegen dood harer geliefde moeder heeft zich bij haar rcoït vervaagd. Uit haar brieven aan htai gicctntióti blijkt hoe citp het lire haar \eilies veelde, en betretitde. N. isEctien was deze verandering cok toe te schrijven aan den invloed, dien haar vader steecs m eer en m eet op haar vei kreeg en die niet neer getenpeid werd ccor het zachte gevoel en de fijne beschaving tarei noeder Fee het zij, Charlotte's karakter begon toe langer tce meer cp dat van haar va der te gelijker., wiens scheip veistand en n isschiet wat te hoekigen aard zij geërfd scheen te hetfcen. Faar cpvctcig, c'cor madame d'Fulst geleic' weid zeer, nissckicn te ernstig op gevat. F aai stucien gingen zeer hcog en zij had er plcizier in. Toen zij 13 jaar oud was, v<or d zij in Plutarchus haar lieve lingsschrijver en verdiepte zij zich in de lezing van hccggclecide godsdienstige weiken, b.v. Nicclas Etudes philoscphi- cucs sur le Chiistiam'sme, Frayssé Nous, /.Ij terse de Ligvori e.a. 2i; had een hcog denkbeeld van de plichten ccor haar rang opgelegd en was oveituigd van de gicote verantwcoide lijl heid, die God van haar eischte. Zij had een sterke, tij'na rrannelijken wil en legde zich met alle krachten van haar ziel toe op zelfvolmaking en zelfveiheffing vooral or.der godsdienstig opzicht. Faar eestclijke leider was de ZEerw. Pater Des: schcnps, Redemptorist, later Kardinaal Aartsbisschop van Mechelen. Hij beïn vloedde met zeer goed gevolg de gods dienstige vorming der prinses. Hij was haar biechtvader en bereidde haar voor tot haar eerste H. Communie en tot hef Vormsel. Intusschen moest zij naast haar vader reeds deelnemen aan officieele feesten en recepties door de plaats van haar moe der in te nemen. Hoewel geen bepaalde schoor h id was zij toch een zeer knap meisje, vooral wanneer haar groote zachte, zelfs melacholieke oogen begonnen te schitteren en te vonkelen als zij over 't een of ander in vuur geraakte. Zij was streng voor zichzelf, maar ook voor an deren. Haar oordeel was dan ook soms hard en veeleischend. Zelf bekende zij haar neiging om haar naasten zonder wel willendheid te beoordeelen. „U moet mij maar goed beknorren." schrijft zij aan mevrouw d'Hulst, „ik spreek veel te gemakkelijk kwaad van de mensch'n," maar het is vooral hun banaliteit, hun luihrid van geest en hun loomheid, die zij niet verdragen kan. Van haar broers kon zij 't best overweg met den graaf van Vlaanderen. Hij is ook zoo vroom, zoo vriendelijk, en lief, zoo vroolijk en hulpzaam, schrijft zij. Minder had zij op met Leopold die was zoo spotziek en onaangenaam van humeur. Hij sprak soms dagen lang niet, had hevige driftbuien en liet dikwijls ook aan zijn zuster voelen dat hij de troonopvolger was. Toen Charlotte in haar 16de jaar was ingetreden, had zij reeds menig huwelijks aanzoek ontvangen, o. a. van Prins later koning George van Saksen en ko ning Pedro van Portugal Koningin Victoria van Engeland was zeer voor den Portugeeschen candidaat maar het hart van Charlotte had reeds gesproken. In Mei 1856 bracht de 24-jarige aartshertog Ferdinand Maximiliaan, broeder "Man keizer Frans Jozef van Oostenrijk een bezoek aan het Brusselsche hof. Hij maak te diepen indruk op de jonge prinses door zijn aangname manieren, zijn knap uiter lijk, zijn interessante gesprekken O, hij had veel gereisd en misschien ook door zijn droefgeestigheid over het verlies zijner jonge verloofde, een Braziliaansche prinses. Voor 't eerst sedert den dood zijner geliefde voelde de prins zich aangetrok ken door een andere vrouwdoor Charlorte. Leopold voelde veel voor deze verbinte nis en liet den aartshertog weten, dat zijn aanzoek alle kans had aangenomen te worden. Charlotte schrijft nu brieven vol lof zangen over den prins aan haar moeder lijke vriendin. Zij is verrukt over haar aanstaanden bruidegom, 't Meest trokken haar aan zijn gevoelens van degelijke gods vrucht. Zijn stichtende houding onder de H. Mis zijn overtuiging dat goedheid en liefdadigheid de eerste plichten zijn der vorsten. Zij wordt niet moede, zijn deug den en groote gaven van verstand en hart te verheerlijken. Het was zeker een hu welijk uit liefde zcoals maar zelden in koninklijke paleizen wordt gesloten. Geen wonder wanneer zulke hoog gespannen illusiën gevaar liepen eens verstoord te w oi den. Icor Charlotte was haar Max een ide aal. Foe levendig haar gevoelens waren blijkt uit het feit, dat zij, die eens zoo gesloten en gereserveerd scheen, thans haar geluk en liefde zoo blijde en luid-uit jubelt. Zeker was Maximiliaan een zeer aan trekkelijk man, maar lang niet zulk een volmaaktheid als Charlotte in hem zag, F ij bleek een zwak karakter te hebben, die het goede wel zag, maar niet den moed of den lust had het uit te voeren. Hij stond cnder den invloed van den indruk van het oogenblik. Hij had weinig eigen oor deel en hield daarentegen met groote koppigheid, dien hij voor een sterken wil aanzag vast aan sommige onverstandige opvattingen Hij was een droomer. bo vendien en een fantast, die het leven en de menschen volstrekt niet kende. In December 1856 had de verloving en in Juli 1857 het huwelijk plaats dezer beide prachtmenschen. Natuurlijk waren de feesten in Brussel schitterend. Het volk had zijn prinsesje lief en verlieupde zich in haar geluk. De eerste maanden verliepen voor Char lotte als in een droom van zaligheid. Frans Jozef had zijn broer benoemd tot onder koning van Noord-Italië. Het jonge paar zou Zich dus in Milaan vestigen. Zij reis den daar heen over Weenen, waar de nieuwe Aartshertogin door de Keizerlijke familie zeer hartelijk werd ontvangen. Haar brieven uit dezen tijd vloeien over van geluk. Max is en blijft haar afgod. Hun ontvangst in Milaan was zeer plech tig. Het Italiaansche volk verdroeg on gaarne de heerschappij der Habsbur- gers. Maar de benoeming van 's Keizers broeder scheen een poging van verzoening en pacificatie te zijn. Maximiliaan had den naam zeer vrijzinnig te zijn bovendien won zijn aantrekkelijke persoonlijkheid en die van zijn vrouw vele harten, zoodat men hen met sympathie en blijde hoop voor de toekomst tegemoet kwam. De eerste maanden van het onder-ko ningschap van Maximiliaan waren dan ook tamelijk bevredigend. Charlotte stond hem trouw ter zijde om de harten zijner onderdanen te winnen. Haar groote wel dadigheid, rijke giften aan inrichtingen van liefdadigheid, wonnen de liefde van het volk, hoewel de adel zich meestal af zijdig hield. Drie jaren duurde dit geluk. De taak van Maximiliaan was steeds zwaarder geworden en toen in 1860 de oorlog met Frankrijk uitbrak, waarop de inlijving van Lombardije bij Italië volgde, was het ten einde met het onderkoningschap. Max en Charlotte gingen nu wonen in Miro- mar, het prachtigej tooverslot door heer lijke tuinen omgeven op een rots nabij Triest gebouwd. Zij leidden hier een rustig, te rustig leven, zij waren nog te jong om geen be paald levensdoel te hebben. Bovendien bleef hun huwelijk kinderloos. Toch be klaagt Charlotte zich in haar brieven niet. Altijd verheerlijkt zij haar Max en ver heft hem in de wolken, maar *t is of haar toon nu ietwat gedwongen klinkt, of zij haar huwelijksgeluk beredeneert, niet meer uitjubelt. Had zij reeds ontgooche lingen doorleefd? Niets blijkt hiervan uit haar brieven en toch voldaan schijnt zij niet. Zij en Max zoeken een levensdoel, waarvoor zij werken, waarom zij zich warm maken kunnen. Toen kwam het aanbod van Mexico's keizerskroon. Napoleon III, een droomer, evenals de aartshertog, stelde zich een groot Amerikaansch keizerrijk voor be stuurd door een Europeesch vorst, een centrum van beschaving, een bondgenoot van Frankrijk. Het verloop van het tragische Mexi- caansche avontuur behoort tot de geschie denis. Vol illusies en met de mooiste voor nemens bezield, nam Maximiliaan de aan geboden kroon aan. Ook Charlotte voelde zich gelukkig eindelijk een levensbe stemming haar en hem waardig te hebben gevonden. Zij droomden ervan hun nieuw volk ge lukkig en gezegend te maken. Bittere te leurstelling ontgoochelde hen de toe standen in het door revolutie geschokte land waren allertreurigst en Maximiliaan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 8