L
ÊÜGD
FUROL
„Afzonderlijke rijwielpaden ontlasten den
groofen rijweg en verzekeren de veiligheid
en de rast van den wielrijder."
Bij Ruwe
Schrale Huid
Uit het leven van een Parapluie
De Landverhuizer.
De stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels.
*f. A
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Tweede Blad Zaterdag 12 December
AND
Onder de Radio-berichten: Loucheur dient een wetsontwerp in betref
fende facultatieve conversie der staatsschuld. De opheffing der marine
werven van Pembroke en Rozyth wordt door het Engslsche Lagerhuis be
krachtigd.
De Fransche financieele
voorstellen.
Opheffing Marinewerf.
De Daitsche schepen van
Scapa Flow.
Een nieuw veemoordproces.
De quaestie van Mosoel.
Scheepsramp.
De vredesvoorstellen
van Abd el Krim.
GEMFNro NIEUWS
De brand bij de Nederlandsche
Scheepsbouwmaatschappij.
i De omgekomenen
der „Clara".
Een ziekenfonds voor 11000
benadeeld.
Schokker gezonken.
De Maas wast weer.
BINNENLANDSCH NIEUWS
van Handen
en Gelaat
Doos30-60-90ct
Onderscheidingen.
UIT ONZE OOST.
De geestelijke verzorging
van het Indische leger.
J. v. d. Z.
sA
De minister van financiën heeft bij de
famer een wetsontwerp ingediend inzake
facultatieve conversie der openbare schuld.
Een telegram meldt, dat het ontwerp er
den nadruk op legt, dat de amortisatiekas
de schuld op korten termijn (de vlottende
schuld) moet amortiseeren door facultatieve
conversie van de verschillende huidige
typen van staatsschuld, waarbij aan de
houders volledige vrijheid moet worden ge
laten en met voorzieninen tegen kapitaals-
verlies door de houders. Eveneens worden
beoogd een vermindering der rentelasten,
welke op de schatkist drukken en een ge
leidelijke amortisatie van de schuld op lan
gen termijn. De houders van stukken der
staatsschuld zullen een kapitaal ontvangen,
overeenkomende met de waarde der oude
staatsstukken bij de uitgifte. De stukken op
naam van de nieuwe staatsschuld, aflosbaar
in 20 jaar van 1 Januari 1936 af, zullen wor
den vrijgesteld van het recht van overdracht
en voor hun nominale waarde in betaling
worden aangenomen voor de helft der suc
cessierechten. De amo-tisatiekas mag de
bschikbare middelen gebruiken voor aan
koop ter beurze van de nieuwe stukken der
staatsschuld. De netto-rente der nieuwe
stukken bedraat 5
De inwisseling is als volgt geregeld: voor
de 5 stukken van 1920 100 francs oude
5 1915/1916, 4 1917/1918 100 francs
oude stukken voor 85 francs nieuwe. De in
wisseling geldt niet voor de stukken van
3 en 3
Het Lagerhuis heeft met 237 tegen 65
stemmen de motie verworpen, waarbij ge
protesteerd werd tegen de opheffihg der
marinewerven van Rosyth en Pembroke.
De tweede der Duitsche destroyers van
1300 ton, welke bij Scapa Flow werden tot
zuiken gebracht, is gisteren gelicht. In het
geheel zijn er thans 20 Duitsche schepen tfe-
licht.
Gisteren is te Berliin het proces begonnen
tegen den völkischen veem-moordenaar
Grütte-Lehder, die bekend heeft, dat hij
in 1923 zijn völkischen partijgenoot Dam
mers in het bosch bij 1 egel nabij Berlijn
heeft vermoord.
Bij het verhoor verklaarde de beklaagde,
dat hij door de völkische afgevaardigden
Wulle en Kube opdracht had gekregen" om
Dammers te vermoorden. Voorts deelde hij
mede, dat Dammers hem kort voor zijn ver-
moording had verteld, dat hij van de
had gekregen om den Pruisicshen minister
van binnenlandsche zaken Severing te ver
moorden.
Alvorens de Raad van den Volkenbond
een besluit zou nemen ten aanzien van Mo
soel, dat bindende kracht had, riep het
comité van drie (Unden, Quinones de Leon
en Guani) de Engelsche en Turksche gede
legeerden bijeen om te pogen te bemidde
len, doch de Turksche gedelegeerde wei
gerde deze samenkomst bij te wonen. Dien
tengevolge zal de Raad onverwijld een ar
bitrale beslissing vellen.
Volgens een later bericht wordt de arbi
trale beslissing van den Raad van den Vol
kenbond uiterlijk Dinsdag verwacht.
Bij Bouzas is een treiler op een klip ge-
loopen. De ketel ontplofte. Hei vaartuig is
met 16 opvarenden gezonken.
Gordon Cunning kwam uit Fez door Ra
bat, waar hij, voor zijn vertrek naar Frank
rijk, een beleefdheidsbezoek bracht aan den
vertegenwoordiger van den resident. In offi-
ciëele kringen betoont men zich zeer om
zichtig nopens de vredesvoorstellen, waar
mee Cunning door Abd el Krim beweert
belast te zijn. Men gelooft, dat de hierom
trent verspreide geruchten weinig gegrond
zijn, daar de leider der Riffijnen tot dusver
niemand officiëel heeft gemachtigd om uit
zijn naam te spreken.
o - 'vlvului wat uxj vall UK
stukken voor 100 francs nieuwe; 6 1920, oeutscn-völkische Freiheit?partei opdracht
Vermoedelijk geen ontslag van personeel,
In aansluiting op hetgeen reeds gemeld is
over den 4rooten brand bij de Ned. Scheeps- no<J steeds voort.
bouw Maatschappii. kan nog het volgende
worden medegedeeld:
Vrijdagmorgen is nog een uiterst nauw
keurig onderzoek naar het vuur ingesteld.
Daarbij bleek, dat de situatie zeer moeilijk
is. De brand woedt nog krachtig in de bree-
de goten van de werf, doch uitsluitend aan
de binnenzijde. Deze is van buiten met de
waterstralen vrijwel niet te bereiken. Hier
en daar boort'men gaten en tracht de vlam
men, die niet te zien zijn, te blusschen. Om
een zoo goed mogelijk effect te bereiken,
wordt met sproeiers gewerkt. Doch het laat
zich aanzien, dat op deze wijze nog vele
dagen zullen verloopen, alvorens de brand
gebluscht is.
Vrijdagmorgen is men op het schip ge
klommen en heeft geconstateerd, dat de
platen van den bodem nog roodgloeiend
zijn door het vuur in de goten. Zelfs zijn op
verschillende plekken in het eenige centi
meters dikke plaatijzer gaten gebrand. De
temperatuur, welke daar tijdens den brand
heeft geheerscht, wordt op 1700 a 1800 gra
den geschat.
Het ligt voor de hand, dat het vuur in de
goten, onzichtbaar voor den buitenstaander,
reeds van vier uur in den middag heeft ge
woed. Toen het houtwerk daarbuiten werd
aangetast was het reeds te laat.
Op het oogenblik staan de beiden goten
over de volle lepgte, dat is ongeveer 200
meter in brand en een dichte rook hangt
over het schip en over het emplacement.
De „Jan van der Heijdé" en eer, der mo
torspuiten werkten Vrijdagmiddag nog met
zeven stralen.
De brandweer wordt bij ploegen van
twaalf man telkemale afgelost.
Tevens' wordt vernomen, dat de brand
moedelijk geen ontslag van personeel
n de werf ten gevolge zal hebben.
Den geheelen dag, avond en nacht heeft
de brandweer het blusschingswerk op de
helling van de Nederlandsche Scheepsbouw
Maatschappij voortgezet. De „Jan van der
leijde" gaf met twee, een motorspuil met
vier en de Vechtleiding met twee stralen
water. Een ploeg van tien man, onder be
vel van een brandmeester, lost elkaar om
de vier uur af. Het vuur woedt in de goten J
Naar aanleiding van het bericht uit Vlaar-
dingen, waarin gezegd wordt, dat de gezin
nen der omgekomen opvarenden van de
„Clara" M. A. 29 in diepe armoede achter
blijven, welke mededeeiing ook, in verband
wordt gebracht met de slechte uitkomsten
der treilvisscherij, schrijft de directie der
Vereenigde Zee-risico het volgende
„Wij meenen goed te doen op te merken,
dat de gezinnen van deze getroffenen nier
onverzorgd achterblijven. De opvarenden
van de M.A. 29 toch waren als allé schepelin
gen van onze koopvaardij en visschersvlcten,
tegen de gevolgen van bedrijfsongevallen ver
zekerd, in gevolge de bepalingen der Zet-
Ongevalienwet 1919.
De weduwen van de omgekomen opvaren
den ontvangen een rente ten bedrage van 30°ó
van het dagloon en de kinderen tot aan de
voleindiging van hun zestiende levensjaar
een rente, die voor elk kind 15% van het dag
loon van den overleden vader beloopt, met
dien verstande, dat weduwen- en weezen-
rente samen niet meer bedragen dan 90%
van bedoeld dagloon.
Wij weten zeer wei, dat het leed en de zorg
in de gezinnen der getroffenen niet worden
weggenomen door de zekerheid, dat althans
in de geldelijke gevolgen van het ongeval is
voorzien.
De mededeeiing, als zouden de gezinnen
in diepe armoede achterblijven, is "evenwel
niet juist.
Op de fabriek „De Céramique'' te Maas
tricht is de 60-jarige Chr. B. administrateur
van het ziekenfonds, voorloopig in verze
kerde bewaring gesteld als verdacht van
valschheid in geschrifte, waardoor het fonds
voor 11.000 is benadeeld.
ONAANGENAME SMAAK
van Tafel-Zilver nd 't Poetsen is uitgesloten
bij gebruik van
VAN DIJK'S POETSMIDDEL
per busje 30 cent
In de Maas nabij Linne (Limb.) is ten ge
volge van een lekkage gezonken de schok
ker van den heer L. J. uit Beegden. Het
schip ligt buiten het vaarwater. Persoonlijke
ongelukken kwamen niet voor.
De werken te Belfeld stilgelegd.
Het water in de Maas is naar uit Roer-
mono wordt gemeld, de laatste vier en twin
tig uur snel wassende, Maastricht seinde
Vrijdagmorgen 1.68 was. De werken der
Maaskanalisatie te Belfeld zun ten gevolge
van het onderwaterloopen van den stuwpuf
wederom stilgezet.
Ter gelegenheid van het. 250-jarig bestaan
van het corps mariniers heeft de Koningin
bevorderd in de Orde van Oranje Nassau
tot officier de luit.-kol. der mariniers J.
Oelef benoemd tot ridder de kapitein der
mariniers H. Baron van Hemert van Dings-
hof en verleend een eere-medaille dier orde
in goud aan den adjudant-majoor der mari
niers J. P. Vis, in zilver aan den sergeant
majoor der mariniers E. J. van Voorst, aan
den tamboer-majoor der mariniers C. Witte-
veen en aan den sergeant der mariniers C.
L. Holland en in brons aan de mariniers J.
C. Röhner, de mariniers le klasse H. Kes-
ner en L. L. van Fraeyenhove.
Aan alle benoemden zijn de versierselcr
uitgereikt met de zwaarden.
Uit Batavia wordt gemeld:
De Volksraad heeft met 22 tegen 12
stemmen den begrootingspost vocrr dï
geestelijke verzorging in het leger verwor
pen.
(In het kort door haarzelf verteld.)
Toen ik heelemaal gereed was, werd ik met
'n partij andere parapluies in een kist gepakt
en van de fabriek naar een parapluiewinkel
in Amsterdam gezonden. We waren door
den winkelier zelf besteld hij wist dus dat
wij zouden komen. De spoorress was nogal
voorspoedig, alleen werden we door het schok
ken van den trein wat tegen elkander gestoo-
ten, maar ieder van ons was in een papieren
omhulsel gestoken en onze knoppen en ha
ken waren flink met vloeipapier omwoeld.
Eindelijk hoorden we „Amsterdam" roepen
en werden we uitgeladen, 'n Poosje later gin
gen we met heel veel andere pakken en kis
ten op een bestelkar, die ons bij onzen eer
sten baas bezorgde. Zoodra we in den winkel
waren hoorde ik dat hij geen Hollander was,
maar een Franschman. Ik zou het niet gewe
ten hebben, als niet op de fabriek ook 'n
paar Franschen werkten. Dat vond ik leuk,
want die spreken meestal grappig Hollandsch.
Het begon al aanstonds toen ik hem tot den
besteller hoorde zeggen
„Ah, ïer isse de kiest 1 peie koet, eele koet."
(Ha, hier is de kist Heel goed, heel goed.)
'n Uurtje later werden we uitgepakt en
stuk voor stuk bekeken. Het scheen, dat we
in den smaak vielen, want de winkelier zei
tot zijn bediende
„Deze partije zul we me lange ïen de wien-
kele ouwe." (Deze partij zullen we niet lang
in den winkel houden.)
Nu, hij scheen het precies te weten, want
twee dagen daarna was ik al verkocht. En
de anderen zullen ook wel gauw gevolgd
zijn, want er werd zóóveel goeds van mij ge
zegd aan den meneer, die mij meenam, dat
mijn knop glom van pleizier.
Gelukkig dat mijn nieuwe baas een vrien
delijk heer was, want ik hield al veel van dien
Franschman en zijn leuke manier van spre
ken.
In mijn nieuwe woning aangekomen, werd
ik aan mevrouw getoond.
„Goed gekocht, man," zei ze, toen ik van
binnen en van buiten terdege door haar was
opgenomen, en ik werd in een kast gezet.
Daarbinnen was het natuurlijk donker als de
nacht en ik wist dus niet aanstonds, wat voor
gezelschap ik had. Maar het duurde niet lang
of ik werd aangestooten door een andere
parapluie zooiets voel je natuurlijk, als je
zelf parapluie bent. Dat trof, en we begonnen
een praatje.
„Hoe oud ben je werd me gevraagd.
„Zoowat 'n week," zei ik.
Een lachje was het antwoord.
„Waarom lacht u vroeg ik verbaasd.
„Om je leeftijd, kleintje. Weet je hoe oud
ik ben
Ik begon al wat aan de duisternis te ge
wennen en nam mijn nieuwe kennis eens op.
Zij was veel grooter en dikker dan ik en ge-
een roodenrand. Haar knop was van wit been.
maar dat nu geel zag, en de punten van ba
leineu waren ook al van beenen knopjes
voorzien. Zulk een parapluie had ik nog niet
gezien
„Nu moet je eens even van binnen kijken,
zei ze.
Ik keek, en zag breede, nogal dikke ba
leinen. Ze waren niet van staal, zooals de
mijne
„Ja, kind, dat is wat anders dan waarvan
tegenwoordig de parapluies gemaakt 'worden.
Mijn baleinen zijn afkomstig van 'n visch
Toen was het mijn beurt om te lachen
'n Parapluie gemaakt van 'n visch 1 Stel je
voor Maar al heel gauw werd ik beschaamd
gemaakt
„Kindlief," zei mijn oude gezellin ernstig,
„je moet nooit lachen om iets dat je niet weet
dat is dom. Omdat je nog zoo heel jong bent,
zal ik er verder niets van zeggen, maar luis
ter nu eens even.
„Er zijn heel groote vtsschen, die de men-
schen walvisch noemen. Die beesten zijn
soms wel zestien of meer meters lang en heb
ben zóó'n grooten bek, dat er wel 'n paar
man in zouden kunnen zitten. Daarin, aan
de bovenkaak, hangt het balein. Zooals het
er dan uitziet, heeft het ongeveer den vorm
van een zeis. Die baleinen zitten vlak naast
elkaar, dus je begrijpt dat er heel wat in zoo'n
breeden bek hangen. En daaruit werden
vroeger de baleinen voor de parapluies ge
sneden
„Wat aardig nep ik uit. „Maar wat doen
de walvisschen met hun baleinen eten ze
daarmee vroeg ik nieuwsgierig.
„Dat wiide ik je juist nog even vertellen.
Wanneer de walvisch zijn bek opent, hapt
hij dien vol water op zijn minst wel een
paar hectoliter. Dan sluit hij zijn bek en perst
het er weer uit. Het water moet dan door de
baleinen een uitweg vinden en de vischjes,
die tegelijk er mee in den bek waren gekomen,
blijven er in achter en worden door den wal
visch ingeslikt. De baleinen doen bij hem dus
dienst als zeef."
Dat was natuurlijk heel iets nieuws voor
zoo'n jonge parapluie als ik was en ik vond
het prettig dit nu allemaal te weten.
„Het spijt me heel erg dat ik straks heb
gelachen," zei ik, en vroeg toen hoe oud zij
wel was.
„Met grasmaand word ik drie-en-zeven-
tig. Meneer's grootvader heeft me gekocht,
toen hij nog jong was, en nu word ik door zijn
kleinzoon als een familiestuk bewaard."
„O, wat oud is u dan al riep ik vol be
wondering voor een parapluie, die al zóó
lang leefde. „Maar zoudt u me eens willen I
zeggen welke maand Grasmaand is
„Dat is April. In mijn tijd werden de
maanden doorgaans anders genoemd, weet
wat de tijd meebracht. Hoor maar Januari
noemden we Lauwmaand Februari, prok-
kelmaand Maart, Lentemaand April,
Grasmaand Mei, Bloeimaand Juni, Zo
mermaand Juli, Hooimaand Augustus
OogstmaandSeptember, Herfstmaand
October, WijnmaandNovember, Slacht
maand December, Wintermaand."
Het was avond geworden en we waren nog
d uk aan het praten, toen de deur openging
en mevrouw mij meenam. Ik werd klaarge
zet, want den volgenden morgen vroeg gfng
meneer op reis en ik zou meegaan, want de
barometer was tegen den avond sterk achter-
uitgeloopen, hoorde ik zeggen. Dit was voor
mij een prettig vooruitzicht en met groote
stappen liep ik 's morgens mee naar het sta
tion. We zaten nog niet lang in den trein toen
het al begon te regenen en 'n uurtje later deed
ik voor den eersten keer dienst. Fijn Ik
glom van het water, dat bij straaltjes langs
mij afliep. Maar, o wee, bij den hoek van een
straat kwam 'n rukwind en.... floep,
was omgeslagen. Mijn baleinen waren pre
cies andersom gebogen. Dat was 'n geschie
denis 1 Meneer deed alles wat hij kon om
mij weer in orde te krijgen, maar dat ging
niet zoo gemakkelijk, en toen ik weer was
teruggebogen, stak een der baleinen door het
overtrek, 'n Paar dagen later bracht meneer
me naar den winkelier, die mij verkocht had
„Wat jammere 1" riep hij uit, „wat jam-
mere, mar, enfin, we zul eele netje opknaap"
(Wat jammer, maar enfin, we zullen heel net
jes opknappen.)
In den winkel zag ik nog eenige van mijn
reisgenooten, met wie ik uit de fabriek was
verzonden. En ik vond het lang niet prettig
zoo gehavend in haar gezelschap te moeten
terugkomen. En dat was nog maar het begin,
want 'n paar weken later nam de wind me
opnieuw te pakken en trok en rukte zóó hard,
dat ik er van kraakte en drie, vier groote
scheuren opliep.
De winkelier schrok toen hij mij zóó terug
zag.
„O, jejaj-jejaj, menèr, wat ben u ongelukke
met de nieuwe parapluie 1 Wat spijte me dat,
wat spijte me dat 1 Zooiesse gebeure nooit
zoolange ik ier de wienkele eb. Tja, de on
gelukke leit ien de kleine oekie, We zul mar
nieuw overtrekke maak vindt u dat ooke
niet de beste (Och, och, meneer, wat bent
u ongelukkig met de nieuwe parapluie Wat
spijt me dat, wat spijt me dat 1 Zóóiefs ge
beurde nooit, zoolang ik hier den winkel
heb. Ja, 'n ongeluk ligt in 'n klein hoekje.
ZOEKPLAATJE.
Ik heet in 't daaglijksch leven musch,
Maar op 't stadhuis sta ik geboekt Passer domesticus
En s.v.p. Hoogwelgeboren,
Want vaders nest lag op een toren.
Vanwege de doorluchtigheid van ons kasteel
Leed moeder veel
Aan rheumatiek
Gevolg daarvan een stijve wiek,
En nogal zwaar melancholiek.
Maar vader was een opgewekte baas,
Die zich zijn plak regeeringskaas
Niet van zijn brood liet rooven,
Dat kun je op mijn woord gelooven.
Mijn ouders zijn helaas te vroeg gestorven,
En sinds dien tijd heb 'k veel gezworven.
Ik vond een vrouw en ook een nest,
Door spreeuwen tijdelijk verlaten.
Hét holletje beviel ons best
We bleven er dus niet lang over praten.
Maar in 't begin van 't jaar
Daar kwam het spreeuwenpaar
Uit 't buitenland terug.
Geweest, maar nu was 't leed
Weer gauw vergeten.
We maakten samen toen het nestje klaar.
Waar wordt oprechter trouw,
Dan tusschen man on vrouv-
Ter wereld ooit gevonden
We zochten veertjes, stroo en anderen rommel bij elkaai
En dat werd tot een mooi geheel verbonden.
Een poosje later, want mijn vrouwtje deed haar best,
„Zeg, armoedzaaiers, wil je wel eens vlug
Mijn huis verlaten 1" riep de spreeuw,
Met opgezette veeren als de manen van een leeuw.
Ik zeg „Maak niet zoo'n groot geschreeuw,
Mijnheer de spreeuw 1
Je bent niet zeer beleefd,
Een nette vogel kijkt tenminste, wien hij voor zich heeft.
Ik ben de Hooggeboren Heer Passer domesticus
Een toontje lager past je dus 1"
Toen werd de spreeuw zoo rood als een kalkoensche haan,
En woedend vloog hij op me aan,
Maar ik bleef onverschrokken staan
En dacht dat zal je slecht vergaan,
Je krijgt me hier nog niet zoo gauw vandaan.
Daar lagen acht gevlekte eitjes in het nest.
We broedden om de beurt, zoowat een veertien dagen
En konden over d'uitkomst gansch niet klagen
Vier jongens en vier meisjes was ons deel;
Het was van 't goede haast te veel.
Want, o, wat kregen wij 't toen druk
Met voederen. Eén ding was ons geluk
De achturige arbeidsdag was bij ons niet in zwang
Ik maak me sterk,
We waren lang
Niet klaargekomen met ons werk.
We haalden maar, zoolang het dag was, vleesch en brood,
En onze kleintjes werden spoedig groot.
Maar toen was 't nog niet klaar,
Ik riep ze bij elkaar
Ze moesten vliegen leeren,
En eten zoeken en zoo meer,
Dus nieuwe zorgen kwamen weer
Onze oude zorg vermeeren.
Doch eindelijk -trokken ze de wereld in,
En ik kon weer beginnen bij 't begin.
Zoo rolt maar meestal ongestoord
Het leven van een huismusch voort.
Maar nu zal daar misschien verandering in komen.
Het werd een vechtpartij van wonder en geweld
De veeren vlogen over 't veld.
We pikten raak en sloegen met de vlerken,
Maar eindelijk begon ik toch te merken,
Dat hij de sterkste was.
0 Toen kwamen juist van pas
Mijn zwager en twee broers voorbij,
En toen was 't offensief aan mij.
We weerden ons geducht
En joegen met vereende kracht den vijand op de vlucht.
„Da's opgelucht 1"
Riep vrouwlief, met een droppel zweet
Aan elke veer, zóó had ze in angst gezeten.
De strijd was heet
'k Word landverhuizer wie had zoo iets kunnen droomen
Als volgers der beschaving staan we lang bekend
I)o:h .net beschaving loopt het in Europa op een end.
't ls voor een nette musch hier niet meer uit te houen
Wat kun je toch de Europeanen slecht vertrouwen.
Ze hadden wel, zooaLs een ieder weet,
Kanonnen en soldaten bij de vleet,
Maar 'k dacht, ze houden 't zeker voorgekleed,
Of zitten aan hun ouden rommel nog w.„ vast.
Het zij zoo 't zij, ik vind het ongepast
En onbeschaafd maar 't eindje zal den last
Wel dragen, dat is vast.
Je leest siuds jaren daaglijks in de krant
Van woordbreuk, moord en brand,
Van „macht is recht" en meer van die schandalen,
Het iniddeleeuwsche vuistrecht schijnt te zegepralen.
Voorloopig wil 'k Europa groeten dus
En die hier moeten blijven, wensch ik 't beste.
MUSCH
maakt van zware donkergroene zijde metje. Aan den naam hoorde je dan zoo'n beetje
Waar hoor ik dien vogel tj'ilpen?
We zullen maar een nieuw overtrek maken
vindt u dat ook niet het beste
Meneer vond dit ook maar het beste, en
ik werd opnieuw overtrokken en deed daarna
nog lang dienst, zonder verdere ongelukken.
Dat was een prettige tijd, want er is bijna niets
pleizieriger dan goed je werk doen. Maar
eindelijk gebeurde er iets heel verdrietigs
meneer had mij in de tram achter zich ge
legd en liet mij bij het heengaan liggen. De
conducteur nam mij toen mee naar het kan
toor van de tram, en ik kwam bij een heele
verzameling andere parapluies te staan. Af
en toe werd er een van ons door den eigenaar
of de eigenares afgehaald, maar mijn meneer
dacht er zeker niet aan, dat hij mij in de tram
had achtergelaten en kwam me niet halen.
Hoe lang ik daar heb gestaan, dat niemand
naar mij omkeek en ik dik onder het stof
kwam te zitten, weeti k niet. Het waren nare
maanden en vaak dacht ik met weemoed aan
de oude parapluie in ons gezellig huis, die
ik na onze kennismaking op den eersten
avond nooit meer heb teruggezien.
Eindelijk werd ik met een heelen bos te
gelijk verkocht. En op den eerstvolggendec
regendag hing ik met nog 'n paar dozijn lot-
genooten op den rug van een koopman, die
door de Kalverstraat liep te roepen „Kwartje
n parapluie, Kwartje een parapluie."
53. Met vereende krachten
sjouwen de passagiers dan de
tram weer tegen de hoogte op.
Gelukkig is ze in 't zand terecht
gekomen, zoodat er niets ge
broken is dan de ruiten. Maar
't is een heel werk om den wa
gen weer op de rails te brengen.
54. Als dat klaar is worden de
ongelukkige boosdoeners inge
laden. Ze hebben nu heelemaal
geen praats meer. Boefie huilt
of hij vermoord wordt en Foe
fie kijkt voortdurend naar zijn
eigen teen, of die al het
kwaad gesticht had.
55. In Boschkoop aangeko
men, laadt Gerrit de twee ge
havende schavuiten op een
handkar en rijdt ermee door de
straten of hij levende paling te
koop had. Nu, Boelie en F:>e-
fie spartelen geducht, want het
gebolder over de keien doet
hun gekwetsten leden geen goed.
56. Als "Vader Scharrelaar
hoort, wat zijn lieve zoontjes
uitgehaald hebben, wordt hij
vreeselijk boos. „Ik ben ook
geen heilig boontje geweest,"
zegt hij tegen Gerrit, „maar
zóó bruin heb ik ze toch nooit
gebakken, 't Is eenvoudig een
groot schandaal!"