L ÊÜGD FUROL „Afzonderlijke rijwielpaden ontlasten den groofen rijweg en verzekeren de veiligheid en de rast van den wielrijder." Bij Ruwe Schrale Huid Uit het leven van een Parapluie De Landverhuizer. De stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels. *f. A NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. Tweede Blad Zaterdag 12 December AND Onder de Radio-berichten: Loucheur dient een wetsontwerp in betref fende facultatieve conversie der staatsschuld. De opheffing der marine werven van Pembroke en Rozyth wordt door het Engslsche Lagerhuis be krachtigd. De Fransche financieele voorstellen. Opheffing Marinewerf. De Daitsche schepen van Scapa Flow. Een nieuw veemoordproces. De quaestie van Mosoel. Scheepsramp. De vredesvoorstellen van Abd el Krim. GEMFNro NIEUWS De brand bij de Nederlandsche Scheepsbouwmaatschappij. i De omgekomenen der „Clara". Een ziekenfonds voor 11000 benadeeld. Schokker gezonken. De Maas wast weer. BINNENLANDSCH NIEUWS van Handen en Gelaat Doos30-60-90ct Onderscheidingen. UIT ONZE OOST. De geestelijke verzorging van het Indische leger. J. v. d. Z. sA De minister van financiën heeft bij de famer een wetsontwerp ingediend inzake facultatieve conversie der openbare schuld. Een telegram meldt, dat het ontwerp er den nadruk op legt, dat de amortisatiekas de schuld op korten termijn (de vlottende schuld) moet amortiseeren door facultatieve conversie van de verschillende huidige typen van staatsschuld, waarbij aan de houders volledige vrijheid moet worden ge laten en met voorzieninen tegen kapitaals- verlies door de houders. Eveneens worden beoogd een vermindering der rentelasten, welke op de schatkist drukken en een ge leidelijke amortisatie van de schuld op lan gen termijn. De houders van stukken der staatsschuld zullen een kapitaal ontvangen, overeenkomende met de waarde der oude staatsstukken bij de uitgifte. De stukken op naam van de nieuwe staatsschuld, aflosbaar in 20 jaar van 1 Januari 1936 af, zullen wor den vrijgesteld van het recht van overdracht en voor hun nominale waarde in betaling worden aangenomen voor de helft der suc cessierechten. De amo-tisatiekas mag de bschikbare middelen gebruiken voor aan koop ter beurze van de nieuwe stukken der staatsschuld. De netto-rente der nieuwe stukken bedraat 5 De inwisseling is als volgt geregeld: voor de 5 stukken van 1920 100 francs oude 5 1915/1916, 4 1917/1918 100 francs oude stukken voor 85 francs nieuwe. De in wisseling geldt niet voor de stukken van 3 en 3 Het Lagerhuis heeft met 237 tegen 65 stemmen de motie verworpen, waarbij ge protesteerd werd tegen de opheffihg der marinewerven van Rosyth en Pembroke. De tweede der Duitsche destroyers van 1300 ton, welke bij Scapa Flow werden tot zuiken gebracht, is gisteren gelicht. In het geheel zijn er thans 20 Duitsche schepen tfe- licht. Gisteren is te Berliin het proces begonnen tegen den völkischen veem-moordenaar Grütte-Lehder, die bekend heeft, dat hij in 1923 zijn völkischen partijgenoot Dam mers in het bosch bij 1 egel nabij Berlijn heeft vermoord. Bij het verhoor verklaarde de beklaagde, dat hij door de völkische afgevaardigden Wulle en Kube opdracht had gekregen" om Dammers te vermoorden. Voorts deelde hij mede, dat Dammers hem kort voor zijn ver- moording had verteld, dat hij van de had gekregen om den Pruisicshen minister van binnenlandsche zaken Severing te ver moorden. Alvorens de Raad van den Volkenbond een besluit zou nemen ten aanzien van Mo soel, dat bindende kracht had, riep het comité van drie (Unden, Quinones de Leon en Guani) de Engelsche en Turksche gede legeerden bijeen om te pogen te bemidde len, doch de Turksche gedelegeerde wei gerde deze samenkomst bij te wonen. Dien tengevolge zal de Raad onverwijld een ar bitrale beslissing vellen. Volgens een later bericht wordt de arbi trale beslissing van den Raad van den Vol kenbond uiterlijk Dinsdag verwacht. Bij Bouzas is een treiler op een klip ge- loopen. De ketel ontplofte. Hei vaartuig is met 16 opvarenden gezonken. Gordon Cunning kwam uit Fez door Ra bat, waar hij, voor zijn vertrek naar Frank rijk, een beleefdheidsbezoek bracht aan den vertegenwoordiger van den resident. In offi- ciëele kringen betoont men zich zeer om zichtig nopens de vredesvoorstellen, waar mee Cunning door Abd el Krim beweert belast te zijn. Men gelooft, dat de hierom trent verspreide geruchten weinig gegrond zijn, daar de leider der Riffijnen tot dusver niemand officiëel heeft gemachtigd om uit zijn naam te spreken. o - 'vlvului wat uxj vall UK stukken voor 100 francs nieuwe; 6 1920, oeutscn-völkische Freiheit?partei opdracht Vermoedelijk geen ontslag van personeel, In aansluiting op hetgeen reeds gemeld is over den 4rooten brand bij de Ned. Scheeps- no<J steeds voort. bouw Maatschappii. kan nog het volgende worden medegedeeld: Vrijdagmorgen is nog een uiterst nauw keurig onderzoek naar het vuur ingesteld. Daarbij bleek, dat de situatie zeer moeilijk is. De brand woedt nog krachtig in de bree- de goten van de werf, doch uitsluitend aan de binnenzijde. Deze is van buiten met de waterstralen vrijwel niet te bereiken. Hier en daar boort'men gaten en tracht de vlam men, die niet te zien zijn, te blusschen. Om een zoo goed mogelijk effect te bereiken, wordt met sproeiers gewerkt. Doch het laat zich aanzien, dat op deze wijze nog vele dagen zullen verloopen, alvorens de brand gebluscht is. Vrijdagmorgen is men op het schip ge klommen en heeft geconstateerd, dat de platen van den bodem nog roodgloeiend zijn door het vuur in de goten. Zelfs zijn op verschillende plekken in het eenige centi meters dikke plaatijzer gaten gebrand. De temperatuur, welke daar tijdens den brand heeft geheerscht, wordt op 1700 a 1800 gra den geschat. Het ligt voor de hand, dat het vuur in de goten, onzichtbaar voor den buitenstaander, reeds van vier uur in den middag heeft ge woed. Toen het houtwerk daarbuiten werd aangetast was het reeds te laat. Op het oogenblik staan de beiden goten over de volle lepgte, dat is ongeveer 200 meter in brand en een dichte rook hangt over het schip en over het emplacement. De „Jan van der Heijdé" en eer, der mo torspuiten werkten Vrijdagmiddag nog met zeven stralen. De brandweer wordt bij ploegen van twaalf man telkemale afgelost. Tevens' wordt vernomen, dat de brand moedelijk geen ontslag van personeel n de werf ten gevolge zal hebben. Den geheelen dag, avond en nacht heeft de brandweer het blusschingswerk op de helling van de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij voortgezet. De „Jan van der leijde" gaf met twee, een motorspuil met vier en de Vechtleiding met twee stralen water. Een ploeg van tien man, onder be vel van een brandmeester, lost elkaar om de vier uur af. Het vuur woedt in de goten J Naar aanleiding van het bericht uit Vlaar- dingen, waarin gezegd wordt, dat de gezin nen der omgekomen opvarenden van de „Clara" M. A. 29 in diepe armoede achter blijven, welke mededeeiing ook, in verband wordt gebracht met de slechte uitkomsten der treilvisscherij, schrijft de directie der Vereenigde Zee-risico het volgende „Wij meenen goed te doen op te merken, dat de gezinnen van deze getroffenen nier onverzorgd achterblijven. De opvarenden van de M.A. 29 toch waren als allé schepelin gen van onze koopvaardij en visschersvlcten, tegen de gevolgen van bedrijfsongevallen ver zekerd, in gevolge de bepalingen der Zet- Ongevalienwet 1919. De weduwen van de omgekomen opvaren den ontvangen een rente ten bedrage van 30°ó van het dagloon en de kinderen tot aan de voleindiging van hun zestiende levensjaar een rente, die voor elk kind 15% van het dag loon van den overleden vader beloopt, met dien verstande, dat weduwen- en weezen- rente samen niet meer bedragen dan 90% van bedoeld dagloon. Wij weten zeer wei, dat het leed en de zorg in de gezinnen der getroffenen niet worden weggenomen door de zekerheid, dat althans in de geldelijke gevolgen van het ongeval is voorzien. De mededeeiing, als zouden de gezinnen in diepe armoede achterblijven, is "evenwel niet juist. Op de fabriek „De Céramique'' te Maas tricht is de 60-jarige Chr. B. administrateur van het ziekenfonds, voorloopig in verze kerde bewaring gesteld als verdacht van valschheid in geschrifte, waardoor het fonds voor 11.000 is benadeeld. ONAANGENAME SMAAK van Tafel-Zilver nd 't Poetsen is uitgesloten bij gebruik van VAN DIJK'S POETSMIDDEL per busje 30 cent In de Maas nabij Linne (Limb.) is ten ge volge van een lekkage gezonken de schok ker van den heer L. J. uit Beegden. Het schip ligt buiten het vaarwater. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. De werken te Belfeld stilgelegd. Het water in de Maas is naar uit Roer- mono wordt gemeld, de laatste vier en twin tig uur snel wassende, Maastricht seinde Vrijdagmorgen 1.68 was. De werken der Maaskanalisatie te Belfeld zun ten gevolge van het onderwaterloopen van den stuwpuf wederom stilgezet. Ter gelegenheid van het. 250-jarig bestaan van het corps mariniers heeft de Koningin bevorderd in de Orde van Oranje Nassau tot officier de luit.-kol. der mariniers J. Oelef benoemd tot ridder de kapitein der mariniers H. Baron van Hemert van Dings- hof en verleend een eere-medaille dier orde in goud aan den adjudant-majoor der mari niers J. P. Vis, in zilver aan den sergeant majoor der mariniers E. J. van Voorst, aan den tamboer-majoor der mariniers C. Witte- veen en aan den sergeant der mariniers C. L. Holland en in brons aan de mariniers J. C. Röhner, de mariniers le klasse H. Kes- ner en L. L. van Fraeyenhove. Aan alle benoemden zijn de versierselcr uitgereikt met de zwaarden. Uit Batavia wordt gemeld: De Volksraad heeft met 22 tegen 12 stemmen den begrootingspost vocrr dï geestelijke verzorging in het leger verwor pen. (In het kort door haarzelf verteld.) Toen ik heelemaal gereed was, werd ik met 'n partij andere parapluies in een kist gepakt en van de fabriek naar een parapluiewinkel in Amsterdam gezonden. We waren door den winkelier zelf besteld hij wist dus dat wij zouden komen. De spoorress was nogal voorspoedig, alleen werden we door het schok ken van den trein wat tegen elkander gestoo- ten, maar ieder van ons was in een papieren omhulsel gestoken en onze knoppen en ha ken waren flink met vloeipapier omwoeld. Eindelijk hoorden we „Amsterdam" roepen en werden we uitgeladen, 'n Poosje later gin gen we met heel veel andere pakken en kis ten op een bestelkar, die ons bij onzen eer sten baas bezorgde. Zoodra we in den winkel waren hoorde ik dat hij geen Hollander was, maar een Franschman. Ik zou het niet gewe ten hebben, als niet op de fabriek ook 'n paar Franschen werkten. Dat vond ik leuk, want die spreken meestal grappig Hollandsch. Het begon al aanstonds toen ik hem tot den besteller hoorde zeggen „Ah, ïer isse de kiest 1 peie koet, eele koet." (Ha, hier is de kist Heel goed, heel goed.) 'n Uurtje later werden we uitgepakt en stuk voor stuk bekeken. Het scheen, dat we in den smaak vielen, want de winkelier zei tot zijn bediende „Deze partije zul we me lange ïen de wien- kele ouwe." (Deze partij zullen we niet lang in den winkel houden.) Nu, hij scheen het precies te weten, want twee dagen daarna was ik al verkocht. En de anderen zullen ook wel gauw gevolgd zijn, want er werd zóóveel goeds van mij ge zegd aan den meneer, die mij meenam, dat mijn knop glom van pleizier. Gelukkig dat mijn nieuwe baas een vrien delijk heer was, want ik hield al veel van dien Franschman en zijn leuke manier van spre ken. In mijn nieuwe woning aangekomen, werd ik aan mevrouw getoond. „Goed gekocht, man," zei ze, toen ik van binnen en van buiten terdege door haar was opgenomen, en ik werd in een kast gezet. Daarbinnen was het natuurlijk donker als de nacht en ik wist dus niet aanstonds, wat voor gezelschap ik had. Maar het duurde niet lang of ik werd aangestooten door een andere parapluie zooiets voel je natuurlijk, als je zelf parapluie bent. Dat trof, en we begonnen een praatje. „Hoe oud ben je werd me gevraagd. „Zoowat 'n week," zei ik. Een lachje was het antwoord. „Waarom lacht u vroeg ik verbaasd. „Om je leeftijd, kleintje. Weet je hoe oud ik ben Ik begon al wat aan de duisternis te ge wennen en nam mijn nieuwe kennis eens op. Zij was veel grooter en dikker dan ik en ge- een roodenrand. Haar knop was van wit been. maar dat nu geel zag, en de punten van ba leineu waren ook al van beenen knopjes voorzien. Zulk een parapluie had ik nog niet gezien „Nu moet je eens even van binnen kijken, zei ze. Ik keek, en zag breede, nogal dikke ba leinen. Ze waren niet van staal, zooals de mijne „Ja, kind, dat is wat anders dan waarvan tegenwoordig de parapluies gemaakt 'worden. Mijn baleinen zijn afkomstig van 'n visch Toen was het mijn beurt om te lachen 'n Parapluie gemaakt van 'n visch 1 Stel je voor Maar al heel gauw werd ik beschaamd gemaakt „Kindlief," zei mijn oude gezellin ernstig, „je moet nooit lachen om iets dat je niet weet dat is dom. Omdat je nog zoo heel jong bent, zal ik er verder niets van zeggen, maar luis ter nu eens even. „Er zijn heel groote vtsschen, die de men- schen walvisch noemen. Die beesten zijn soms wel zestien of meer meters lang en heb ben zóó'n grooten bek, dat er wel 'n paar man in zouden kunnen zitten. Daarin, aan de bovenkaak, hangt het balein. Zooals het er dan uitziet, heeft het ongeveer den vorm van een zeis. Die baleinen zitten vlak naast elkaar, dus je begrijpt dat er heel wat in zoo'n breeden bek hangen. En daaruit werden vroeger de baleinen voor de parapluies ge sneden „Wat aardig nep ik uit. „Maar wat doen de walvisschen met hun baleinen eten ze daarmee vroeg ik nieuwsgierig. „Dat wiide ik je juist nog even vertellen. Wanneer de walvisch zijn bek opent, hapt hij dien vol water op zijn minst wel een paar hectoliter. Dan sluit hij zijn bek en perst het er weer uit. Het water moet dan door de baleinen een uitweg vinden en de vischjes, die tegelijk er mee in den bek waren gekomen, blijven er in achter en worden door den wal visch ingeslikt. De baleinen doen bij hem dus dienst als zeef." Dat was natuurlijk heel iets nieuws voor zoo'n jonge parapluie als ik was en ik vond het prettig dit nu allemaal te weten. „Het spijt me heel erg dat ik straks heb gelachen," zei ik, en vroeg toen hoe oud zij wel was. „Met grasmaand word ik drie-en-zeven- tig. Meneer's grootvader heeft me gekocht, toen hij nog jong was, en nu word ik door zijn kleinzoon als een familiestuk bewaard." „O, wat oud is u dan al riep ik vol be wondering voor een parapluie, die al zóó lang leefde. „Maar zoudt u me eens willen I zeggen welke maand Grasmaand is „Dat is April. In mijn tijd werden de maanden doorgaans anders genoemd, weet wat de tijd meebracht. Hoor maar Januari noemden we Lauwmaand Februari, prok- kelmaand Maart, Lentemaand April, Grasmaand Mei, Bloeimaand Juni, Zo mermaand Juli, Hooimaand Augustus OogstmaandSeptember, Herfstmaand October, WijnmaandNovember, Slacht maand December, Wintermaand." Het was avond geworden en we waren nog d uk aan het praten, toen de deur openging en mevrouw mij meenam. Ik werd klaarge zet, want den volgenden morgen vroeg gfng meneer op reis en ik zou meegaan, want de barometer was tegen den avond sterk achter- uitgeloopen, hoorde ik zeggen. Dit was voor mij een prettig vooruitzicht en met groote stappen liep ik 's morgens mee naar het sta tion. We zaten nog niet lang in den trein toen het al begon te regenen en 'n uurtje later deed ik voor den eersten keer dienst. Fijn Ik glom van het water, dat bij straaltjes langs mij afliep. Maar, o wee, bij den hoek van een straat kwam 'n rukwind en.... floep, was omgeslagen. Mijn baleinen waren pre cies andersom gebogen. Dat was 'n geschie denis 1 Meneer deed alles wat hij kon om mij weer in orde te krijgen, maar dat ging niet zoo gemakkelijk, en toen ik weer was teruggebogen, stak een der baleinen door het overtrek, 'n Paar dagen later bracht meneer me naar den winkelier, die mij verkocht had „Wat jammere 1" riep hij uit, „wat jam- mere, mar, enfin, we zul eele netje opknaap" (Wat jammer, maar enfin, we zullen heel net jes opknappen.) In den winkel zag ik nog eenige van mijn reisgenooten, met wie ik uit de fabriek was verzonden. En ik vond het lang niet prettig zoo gehavend in haar gezelschap te moeten terugkomen. En dat was nog maar het begin, want 'n paar weken later nam de wind me opnieuw te pakken en trok en rukte zóó hard, dat ik er van kraakte en drie, vier groote scheuren opliep. De winkelier schrok toen hij mij zóó terug zag. „O, jejaj-jejaj, menèr, wat ben u ongelukke met de nieuwe parapluie 1 Wat spijte me dat, wat spijte me dat 1 Zooiesse gebeure nooit zoolange ik ier de wienkele eb. Tja, de on gelukke leit ien de kleine oekie, We zul mar nieuw overtrekke maak vindt u dat ooke niet de beste (Och, och, meneer, wat bent u ongelukkig met de nieuwe parapluie Wat spijt me dat, wat spijt me dat 1 Zóóiefs ge beurde nooit, zoolang ik hier den winkel heb. Ja, 'n ongeluk ligt in 'n klein hoekje. ZOEKPLAATJE. Ik heet in 't daaglijksch leven musch, Maar op 't stadhuis sta ik geboekt Passer domesticus En s.v.p. Hoogwelgeboren, Want vaders nest lag op een toren. Vanwege de doorluchtigheid van ons kasteel Leed moeder veel Aan rheumatiek Gevolg daarvan een stijve wiek, En nogal zwaar melancholiek. Maar vader was een opgewekte baas, Die zich zijn plak regeeringskaas Niet van zijn brood liet rooven, Dat kun je op mijn woord gelooven. Mijn ouders zijn helaas te vroeg gestorven, En sinds dien tijd heb 'k veel gezworven. Ik vond een vrouw en ook een nest, Door spreeuwen tijdelijk verlaten. Hét holletje beviel ons best We bleven er dus niet lang over praten. Maar in 't begin van 't jaar Daar kwam het spreeuwenpaar Uit 't buitenland terug. Geweest, maar nu was 't leed Weer gauw vergeten. We maakten samen toen het nestje klaar. Waar wordt oprechter trouw, Dan tusschen man on vrouv- Ter wereld ooit gevonden We zochten veertjes, stroo en anderen rommel bij elkaai En dat werd tot een mooi geheel verbonden. Een poosje later, want mijn vrouwtje deed haar best, „Zeg, armoedzaaiers, wil je wel eens vlug Mijn huis verlaten 1" riep de spreeuw, Met opgezette veeren als de manen van een leeuw. Ik zeg „Maak niet zoo'n groot geschreeuw, Mijnheer de spreeuw 1 Je bent niet zeer beleefd, Een nette vogel kijkt tenminste, wien hij voor zich heeft. Ik ben de Hooggeboren Heer Passer domesticus Een toontje lager past je dus 1" Toen werd de spreeuw zoo rood als een kalkoensche haan, En woedend vloog hij op me aan, Maar ik bleef onverschrokken staan En dacht dat zal je slecht vergaan, Je krijgt me hier nog niet zoo gauw vandaan. Daar lagen acht gevlekte eitjes in het nest. We broedden om de beurt, zoowat een veertien dagen En konden over d'uitkomst gansch niet klagen Vier jongens en vier meisjes was ons deel; Het was van 't goede haast te veel. Want, o, wat kregen wij 't toen druk Met voederen. Eén ding was ons geluk De achturige arbeidsdag was bij ons niet in zwang Ik maak me sterk, We waren lang Niet klaargekomen met ons werk. We haalden maar, zoolang het dag was, vleesch en brood, En onze kleintjes werden spoedig groot. Maar toen was 't nog niet klaar, Ik riep ze bij elkaar Ze moesten vliegen leeren, En eten zoeken en zoo meer, Dus nieuwe zorgen kwamen weer Onze oude zorg vermeeren. Doch eindelijk -trokken ze de wereld in, En ik kon weer beginnen bij 't begin. Zoo rolt maar meestal ongestoord Het leven van een huismusch voort. Maar nu zal daar misschien verandering in komen. Het werd een vechtpartij van wonder en geweld De veeren vlogen over 't veld. We pikten raak en sloegen met de vlerken, Maar eindelijk begon ik toch te merken, Dat hij de sterkste was. 0 Toen kwamen juist van pas Mijn zwager en twee broers voorbij, En toen was 't offensief aan mij. We weerden ons geducht En joegen met vereende kracht den vijand op de vlucht. „Da's opgelucht 1" Riep vrouwlief, met een droppel zweet Aan elke veer, zóó had ze in angst gezeten. De strijd was heet 'k Word landverhuizer wie had zoo iets kunnen droomen Als volgers der beschaving staan we lang bekend I)o:h .net beschaving loopt het in Europa op een end. 't ls voor een nette musch hier niet meer uit te houen Wat kun je toch de Europeanen slecht vertrouwen. Ze hadden wel, zooaLs een ieder weet, Kanonnen en soldaten bij de vleet, Maar 'k dacht, ze houden 't zeker voorgekleed, Of zitten aan hun ouden rommel nog w.„ vast. Het zij zoo 't zij, ik vind het ongepast En onbeschaafd maar 't eindje zal den last Wel dragen, dat is vast. Je leest siuds jaren daaglijks in de krant Van woordbreuk, moord en brand, Van „macht is recht" en meer van die schandalen, Het iniddeleeuwsche vuistrecht schijnt te zegepralen. Voorloopig wil 'k Europa groeten dus En die hier moeten blijven, wensch ik 't beste. MUSCH maakt van zware donkergroene zijde metje. Aan den naam hoorde je dan zoo'n beetje Waar hoor ik dien vogel tj'ilpen? We zullen maar een nieuw overtrek maken vindt u dat ook niet het beste Meneer vond dit ook maar het beste, en ik werd opnieuw overtrokken en deed daarna nog lang dienst, zonder verdere ongelukken. Dat was een prettige tijd, want er is bijna niets pleizieriger dan goed je werk doen. Maar eindelijk gebeurde er iets heel verdrietigs meneer had mij in de tram achter zich ge legd en liet mij bij het heengaan liggen. De conducteur nam mij toen mee naar het kan toor van de tram, en ik kwam bij een heele verzameling andere parapluies te staan. Af en toe werd er een van ons door den eigenaar of de eigenares afgehaald, maar mijn meneer dacht er zeker niet aan, dat hij mij in de tram had achtergelaten en kwam me niet halen. Hoe lang ik daar heb gestaan, dat niemand naar mij omkeek en ik dik onder het stof kwam te zitten, weeti k niet. Het waren nare maanden en vaak dacht ik met weemoed aan de oude parapluie in ons gezellig huis, die ik na onze kennismaking op den eersten avond nooit meer heb teruggezien. Eindelijk werd ik met een heelen bos te gelijk verkocht. En op den eerstvolggendec regendag hing ik met nog 'n paar dozijn lot- genooten op den rug van een koopman, die door de Kalverstraat liep te roepen „Kwartje n parapluie, Kwartje een parapluie." 53. Met vereende krachten sjouwen de passagiers dan de tram weer tegen de hoogte op. Gelukkig is ze in 't zand terecht gekomen, zoodat er niets ge broken is dan de ruiten. Maar 't is een heel werk om den wa gen weer op de rails te brengen. 54. Als dat klaar is worden de ongelukkige boosdoeners inge laden. Ze hebben nu heelemaal geen praats meer. Boefie huilt of hij vermoord wordt en Foe fie kijkt voortdurend naar zijn eigen teen, of die al het kwaad gesticht had. 55. In Boschkoop aangeko men, laadt Gerrit de twee ge havende schavuiten op een handkar en rijdt ermee door de straten of hij levende paling te koop had. Nu, Boelie en F:>e- fie spartelen geducht, want het gebolder over de keien doet hun gekwetsten leden geen goed. 56. Als "Vader Scharrelaar hoort, wat zijn lieve zoontjes uitgehaald hebben, wordt hij vreeselijk boos. „Ik ben ook geen heilig boontje geweest," zegt hij tegen Gerrit, „maar zóó bruin heb ik ze toch nooit gebakken, 't Is eenvoudig een groot schandaal!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 5