m I- VOOR DE HUISKAMER k t t Bloedzuigers. Nuffige Wenken NUMMER 17 VIJFDE JAARGANG 192.9 p p nr rri nnqniAMANTFN roman 0 0 0 V V V. y^ volgende dagen van 't eene paard op 't andere terecht alles zonder baat. Eindelijk stak men mij op een muilezei en daar zat ik goed op.... In de naburige heidensche dorpen brach ten de boeven het Chineesche nieuwjaar door, dat samenviel met onzen 24n Januari. Twee dagen lang was het een aanhoudend brassen op de kosten van het arme volk. Zij schoven opium zonder de minste maat en zij waren baldadig, zcoals alleen laaggezonken heidenen dat kunnen zijn. Daar wij in de buurt vertoefden van een Christenheid kreeg ik een brief van den Chineeschen priester K'ang de bandieten hadden hem geschreven, dat zij 50.000 dollar eischten voor de ver lossing van priester Tei (zoo heet mijn persoontje in 't Chineesch) en dat die 50.000 dollar binnen de vijf dagen moesten uitbetaald zijn.... De geschiedenis -van de Dakgoot. In ons ianc, waar het'hemelwater in zoo ruime hoeveelheden naar beneden pleegt te komen is het vraagstuk van de afwate ring van daken van grcot belang. In het tijdschrift „Bouwen," heeft de architect W. Verschoor een tweetal artikelen aan dit onderwerp gewijd. Reed ct Grieken en Romeinen, zoo schrijft de heer Verschoor, maakten dak goten aan hun gebouwen. Meestal waren ze vervaardigd van natuursteen, vooral marmer, doch cok gebakken klei was daarvoor een veelvuldig toegepast materi aal. De Grieken maakten aanvankelijk de gootlijsten van hun tempels vooral van dit laatste en wel in afmetingen van 0.50 M. en hooger. Later werden ze meer- van kalkzandsteen gemaakt. Deze kalkzandsteengóten zijn wat pro fileering, ornamen en kleur betreft ge trouwe nabootsingen van de oudere ge- polichromeerde terra-cottagoten. Veel zorg, werd besteed aan de wijze waarop deze goten aansloten aan de dakbedekking alsmede aan de verbinding bij de stoot- voegen. Het water werd niet afgevoerd door afvoerbuizen, zooals wij ze thans kennen, doch werd afgeleid door gaten in het verticale gedeelte van de goot of wel door waterspuwers, die gevormd waren als een geopende leeuwenmuil of een trompet. Buisvormige mondstukken als waterspuwers werden reeds vroeg aan marmeren aootlijsten in Athene aange troffen. In noordelijker gelegen landen liet men het water in die tijden eenvoudig van de dakvlakken op den aardbodem afdruipen. Deze methode is hier en daar op het platteland ook nog gebruikelijk en in sommige gevallen b.v. op zandbodem is tegen de toepassing daarvan niets in te brengen. Om het afvloeien van het water langs de muren te verhinderen, liet men aan de gebouwen der middeleeuwen de dak- vlakken iets oversteken, terwijl men door het dakvlak aan den voet een flauwen nik te geven, bereikte dat het water van richting verandert en in een boog het dakvlak verlaat. Eerst in het midden der 12e eeuw zien we in Noordelijk Europa de dakgoten verschijnen. In verschillende deelen van Frankrijk werden dakgoten eerst in de 13e eeuw toegepast. Zelfs aan het groote dak van de Notre-Dame te Parijs was aanvankelijk geen dakgoot aanwezig. Eerst in 1220 veranderde men, na een brand, de kroon lijst, die het water afvoerde naar een aantal boven de 'contreforts aangebrachte spu wers. Uit denzelfden tijd dagteekenen de dak goten van de kathedraal van Chartres. Het water verlaat de goot door onder de balu strade uitgehouwen openingen. Met het oog op de verzwakking van den steen door het uithakken van de hellingen werd de diepte van deze goten zeer gering gehou den, de breedte daarentegen-zeer ruim, zocdit ne er zich voor 't verrichten van herstellingen gemakkelijk in kon bewegen. De dakgoten van de groote gebouwen vertoonden in de 13e en 14e eeuw slechts weinig onderlinge afwijkingen, daaren tegen waren die van de woonhuizen uiterst verschillend, zoowel in vorm als in con structie. Wel liet men, zooals reeds opgemerkt, het water veelal eenvoudig van dakvlakken afvloeien, doch de behoefte om het regen water te verzamelen benevens de toe standen, die het van de daken afdrui pende water in de straten schiep, gaven aanleiding tot het maken van dakgoten. De eenvoudige constructie der huizen liet echter niet toe, een den gevel be kronende steenen dakgoot aan te brengen en men moest zich tevreden stellen met een op kraagsteenklossen of insemetselde ijzers aangebrachte uitgeholde houten ribgoot of wel met een goot bestaande uit twee tegen elkaar gespijkerde schroo- ten. - Meestal werd liet water uit de dakgotèn verwijderd door de z.g. waterspuwers, in enkele gevallen door middel van af voerbuizen. Gewoonlijk worden deze spuwers aan de benedenzijden van de monding naar de gootaansluiting, waar zij in het vier kant overgaan, afgeschuind en dikwijls door eenvoudige, of gebeeldhouwde kraag- steenen ondersteund. Overigens treft men cok spuwers aan, die overal even breed zijn en waaraan het profiel van de goot is voortgezet. De naam waterspuwer komt hoofdzakelijk toe aan uitloopen, die werkelijk dier vormen of fabelachtige monsters, ja zelfs menschengestalten vertoonen en die het water gewoonlijk in een op den weg liggende open goot afvoerden en door den muil van het dier uitgoten. Het eerst verschijnen deze waterspu wers in Frankrijk omstreeks 1220, aan enkele deelen van de kathedraal van Lyon. Zij zijn wijd, in beperkt aantal aange bracht en bestaan uit 2 lagen steen, de benedenste vormt de gcot, de bovenste doet dienst als dekplaat. Deze eerste waterspuwers waren nog plomp bewerkt. Zeer spoedig echter zagen de architecten van de 13e eeuw het voordeel in van een groote verdeeling van het water. Zij ver meerderden het aantal spuwers, om den straal van het afvloeiende water te ver dunnen, gaven e dienovereenkomstig fijnere en slankere - ormen en gebruikten ze tot eer versiering van het gebouw, om de vooruitspringende deelen daarvan aan te duice. ex cie loodrechte lijnen te accentueeren. Aan de Notre-Dame te Parijs verschij nen de waterspuwers in het jaar 1225, nog kort en gedrongen, maar door be kwame handen bewerkt. Spoedig werden ze reeds langer en slanker gemaak en ondersteund door kraagsteenen, die het mogelijk maakten ze verder te kunnen laten uitsteken. Gewoonlijk is slechts de voorste helft van het lichaam weergegeven en met de gootlijst vergroeid. Eerst later wordt de geheeie figuur afgebeeld, die zich met haar klauwen op dikwijls bijna beangsti gende wijze aan 't gootprofiel of zelfs aan den muur vastklemt. Eerst in de tweede helft van de 16e eeuw weken de beeldhouwers van de oude vormen af en schiepen of wonder dieren, die aan zekere gestalten der an tieken herinneren of brachten slechts eenvoudige steenen buizen aan. Eerst tegen het midden van de 13e eeuw kwam men op den inval, zich van de schraagbogen als waterleiding te be dienen, om het water der hoofddaken langs den kortsten weg af te voeren door óf om de contreforten. In den nieuwcren tijd zijn de water spuwers niet meer dan een versierings motief der gothische architectuur, daar het in de steden niet meer geoorloofd is, het regenwater door zulke spuwersnaar de straat te leiden. Hoogstens dienen zij nog bij een verstopping der dakgo ten of afvoerbuizen voor afvoer van liet overtollige water, dat anders in het ge bouw zou kunnen dringen. Om het water in regenputten te ver- Zamelen, gebruikte men in de middel eeuwen reeds afvoerbuizen. Alleen in Engeland vindt men vanaf de 14e eeuw afvoerbuizen, die tot op den aardbodem reiken en geen ronde, doch een vier kante doorsnede hebben. Dit had waar schijnlijk de bedoeling, dat bij ijsverstop pingen ronde buizen zich niet kunnen uitzetten en scheuren moeten, terwijl dit bij vierkante buizen niet zoo licht ge schieden zal. In de 16e eeuw werden cylinoervor- mige looden afvoerbuizen in Frankrijk dikwijls bij groote gebouwen toegepast, helaas echter aan het einde der vorige eeuw afgebroken en gesmolten. Ook de uitmonding der afvoerbuizen, die om gebogen waren, om het water in de stee nen straatgoten te brengen, waren kun stig bewérkt. Slechts één dergelijke uit monding en wel van gegoten ijzer is uit dien tijd aan een huis in Chartres be waard gebleven. Het materiaal dat thans meestal voor dakgoten gebruikt wordt, is het zink. Met de uitzetting daarvan door tempe ratuurverschillen heeft men zooveel mo gelijk rekening te houden. Koper zou zeker 't beste zijn, doch is te duur en wordt slechts in weinig gevallen en dan bij monumentale bouwwerken toegepast. Looden goten worden nog wel gemaakt. Aan oude huizen treft men ze nog dik wijls aan, doch voor de nieuwe is het ook al weer te duur en beperkt het gebruik van dit materiaal zich tot goten voor groote monumentale gebouwen. Aan groote daken van ijzeren loodsen b.v. worden wel goten gemaakt van U- ijzer. Dakgoten van gebakken aardewerk, zooals de Grieken en Romeinen wel ge bruikten, worden thans weer als iets nieuws in Duitschland in den handel ge bracht. Voor provicioneele bouwwerken, zooals loodsen en tentoonstellingsge bouwen, worden de goten nog wel be kleed met asfaltpapier, welk materiaal voor werken van blijvenden aard natuur lijk niet in aanmerking komt. Dakgoten van gegoten ijzer worden hier te lande bijna in het geheel niet meer gemaakt. Een bijzondere moeilijkheid biedt nog de sneeuwval bij het maken, van goten. Om de van de dakvlakten glijdende sneeuwmassa's tegen te houden, maakt men vaak boven de goten sneeuwkee- ringen. Deze bestaan in hun eenvoudigsten vorm uit een horizontale, met de breedte loodrecht op het dakvlak staande plank aan den voet van het dak. Ze worden echter ook wel gemaakt van'eenvoudige ijzeren staven of van smeedwerk. In den regel kennen stadsmenscke: nauwelijks het zwarte of cok wel bruine, vingerdikke, in zijn kruipmethode rups achtig ding met zijn felle, scherpe mond- spleetje. .Maar de buitenlieden en lande lijke jeugd heeft hem vaak ontmoet in vochtig veld of kreek. Vooral in vroeger tijden werd het diertje door onze oude chirurgijns veel gebezigd, voor patiën ten van al te uitbundig of ook wel ziek bloed te ontlasten. Daartoe is inderdaad het slurfachtige slakje uitmuntend ge schikt. Zijn zuigbekje en gemakkelijk opzwelbaar weefsel is daarop ingericht. In het warme klimaat van Indië is de bloedzuiger nog feller van natuur dan in onze noordelijke landen. Bij regenweer verschijnt hij daar ook wel eens in bepaal de streken van de rimboe-wildernis in grooten getale. Ik zal daar eens een on dervinding van vertellen. -Tijdens mijn Indische dienstjaren trok ik eens met een karavaan door zulk een rimboe. Welgemoed trokken wij de ladang over waarvan de vette grond aan voeten en schoenen bleef hangen, toen nam het oer woud ons op. Een somber groen half duister hing om ons heen, de regen was niet te hooren, maar er vielen voortdurend groote wa terdruppels en bij het strijken langs een tak of struik kletterde het water neer, zoodat wij spoedig tot op de huid toe nat waren. Geen beest bewoog zich of zong, alleen groote spinnenwebben, zwaar hangend onder een last van fijne waterdruppeltjes, vielen onmiddellijk in het oog. Toen zag ik, hoe een van de dra gers een blad plukte en naar zijn beenen greep, direct daarop deden de anderen 't zelfde. Wat bloed begon er te vloeien, zich op de natte beenen tot vlekken uit breidend. Wij hadden een aanval van bloedzuigers. Groote dieren hadden ons in de rimboe nooit aangevallen, het wa ren altijd de kleine geweest. Eenmaal een woedende zwerm bijen een anderen keer was het een aanval van die groote muskieten, welke met kracht op iemand afvliegen en niet eerst weife len en rondzoemen, maar direct door hun vaart in het lichaam dringen en nu waren het de bloedzuigers. De beenen van mijn dragers zaten vol, zij hielden halt en van alle kanten zag ik de beesten naar ons toe komen. Op de onderzijde van de bla deren, over den grond kwamen ze aan, de rug hoog opgetrokken en zich dan weer strekkend, net als rupsen, maar er tus- schen door zag ik een heel ander soort licht groen, met gele streep over de leng te van haar lichaam. Zij waren veel vlug ger en slanker en haalden de gewone zwart-bruine soort in, maar zij waren ook veel bloeddorstiger. Men moet de bloedzuigers niet van het lichaam afrukken, want dan blijft het wondje langen tijd bloeden. Er 'bestaan tal van middeltjes om die diertjes te laten vallen, maar deze kunnen in de rimboe zoo moeilijk toegepast worden. In zout lossen bloedzuigers wat op, tegen een brandende sigaar of sigaret kunnen ze ook niet, maar loop nu eens in een drui pend oerwoud met een brandende sigaar of sigaret, om van zout maar niet te spre ken. Wat ze cenigszins op een afstand schijnt te houden, is het inwrijven van de meest blootgestelde lichaamsdeelen met zeep of tabakswater, maar toch af doende is het niet. Ik gaf echter mijn dra gers wat tabak om hun beenen mee in te wrijven en zag toen pas, dat een drietal bloedzuigers ongemerkt mijn pols had weten te bereiken en nu daaraan als korte zwartstompjes potlood, want volgezogen Zijn ze zo.r dik, genoeglijk bengelden. Men voelt de beesten niet, wanneer zij zich vastzuigen, pijn doet het heele- maal niet, alleen later, als ze kil en dik naar beneden hangen, wordt men zich van hun gezelschap bewust. Wanneer ze hongerig zijn, weten ze overal door te dringen, vooral bij de schoenen, want de enkel is een geliefkoosde plaats. Alleen puttee's schijnen groote bezwaren op te leveren. Wij moesten verder, de bloedzuigers lieten zich zelfs op ons vallen en vooral de geel-groene waren heftig in den aanval. Zeker een half uur hebben wij moeten loopen, voor wij door dat door die bees ten verpeste stuk bosch heen waren en hielden daarna nog eens halt, om er ons goed van te ontdoen. LTit mijn hals, van achter een oor haalde ik ze, om van polsen en onderarmen maar niet te spre ken. Wij zagen er vol bloedvlekken on toonbaar uit, het was of wij in gevecht geweest waren en toen ik direct na aan komst, wat wil zeggen, na een biertje, een splitje, een paitje en een praatje, in de badkamer verdween, vond ik vijf heerlijk volgezogen bloedzuigers op mijn enkels en om mijn middel hing een heele rand, geel-groene en zwarte, broe derlijk volgezogen naast elkaar. (Nieuw Ned.) MUIZENGATEN. Muizengaten in behangsel kan men voorkomen door bij het aanbrengen van nieuw behang zwarte peper door de stijf sel te roeren. ZIJDEN KOUSEN. Het beste materiaal om zijden kousen mee te stoppen, is de zij van oude zijden kousen. Ge trekt de oude kous voor zichtig uit en windt de draad op een kaart je. Deze zij is dun en sterk en komt ge woonlijk beter bij de kous, dan gekochte Zij. HET GASTOESTEL. Het aansteken moet geschieden, nadat men het gas uit den brander heeft hooren stroomen. Wanneer de lucifer dadelijk bij den brander wordt gehouden, k n de vlam naar binnen slaan en de gutta-percha buis zou beginnen te branden. Door tocht kan het toestel uitwaaien eveneens kan het uitgaan, wanneer men de vlam heel laag heeft gedraaid, of wan neer 't gas in een andere kamer wordt aangestoken. Dan dient men even naar het toestel te zien, want er zou gas kun nen uitstroomen. Ruikt men gaslucht dan zette men eerst een raam open en onderzoeke daarna, waardoor het gas is ontsnapt. Nimmer gebruike men lucifers, omdat het ttit- stroomende gas zeer licht ontploffen kan. RUBBER SCHORTEN. Na de rubber badmutsen en de heele rubber-capes, die we in allerlei kleuren combinaties hebben leeren kennen en die in de badplaatsen zooveel opgang maak ten, na de rubber-luierbroekjes die voor onze baby's zoo goed te pas komen, is nu een nieuwe uitvinding op het gebied van den rubber gedaan doch ditmaal voor huishoudelijk gebruik, n.l. het rubber- huishoudschortje. Dit practische klee- dingstuk wordt te Londen in allerlei liefelijke tinten verkocht en zal ook wel in ons land verkrijgbaar zijn. LINOLEUM. Linoleum moet men nooit met een borstel en zeep schoonmaken, maar met een lap met warm water reinigen en na- wrijven met een schoonen doek. WENKEN VOOR DE GEZONDHEID. Wacht u voor het inademen van stof fige of kwalijk riekende lucht. Adem met gesloten mgnd. Werk 's zomers zooveel mogelijk met open ramen. Bij goed weer 's winters moet de kamer meermalen worden gelucht door het open zetten van ramen en deuren. Stel u niet bloot aan tocht als ge ver hit zijt. Het ademen door den neus is altijd aan te raden, behalve bij het langdurig trap pen klimmen, of bij het beklimmen van een hoogte dan vragen de longen veel lucht. Geregeld gebruik van wijn of bier be derft de gelaatstint. Appelen zijn voor iedereen gezondj r? o eooet -Er -G {ft-eéet -o-o gg gg-c gggggg-ggggggggg V i> ■ooo-eo-or-fo-of-ooo-ooooooooc-fv-oo-p-oo-oooo-ooo <b 16 HOOFDSTUK XL. „Wilt ge mij meteen uitlaten, bella Giu- lietta „Gij kent dus mijn naam Dat hij haar volgde, verwonderde haar niet. Zij had er misschien instinctmatig een voorgevoel van, dat hij dit doen zou Maar dat hij haar bij haar naam aan sprak.... dit deed haar opschrikken. „Maar hoe zou het mogelijk zijn hem niet te kennen „Maar gij zijt een vreemdeling „Ben ik een vreemdeling?" „Ik heb u nooit van mijn leven gezien eer ik u in het Amphitheater binnen liet!" De zeeman zag haar ernstig glimlachend aan. „Ik stond van morgen gedurende eeni- gen tijd dicht naast u aan het hoektafeltje op de Piazza del Signori," zeide hij. „Ge kocht die ballade, die ik u nu juist zag lezen de ballade van Romeo en Gu- lietta. Wilt ge mij die laten zien „Ik heb geen tijd," zeide zij schuchter. Hij wandelde naast haar langzaam, als wilde hij het gesprek rekken ter wijl zij door den overwelfden gang gin gen. Nu eens door schaduw dan door het licht kwamen door de breede bogen kijk jes tot hen van het landschap daarbuiten en geluiden uit het stadsleven beneden. „Ik bid u, niet zoo snelzeide hij want zij versnelde haar pas. „Ik heb u veel te zeggen." „Wat kuift ge mij te zeggen hebben Ik ken u niet." „Ik heb u evenveel te zeggen als de Romeo uit uw ballade aan Giulietta te zeggen had, den nacht dat zij elkaar voor het eerst ontmoetten. Ik vraag u niet of ge het verhaal kent „Ik heb het van klein kind af gekend woord voor woord." „Zij beminden elkaar op het eerste ae" zicht, bella Giullietta 1" Steeds sneller voortgaande, wendde zij het gelaat van hem af. „Er zijn er die zeggen, dat liefde, zoo ontstaan, de eenige ware liefde is. Wat denkt gij er van, meisje-lief „Ik ik heb er nooit over gedacht.'.' „Mag ik u vertellen, wat ik denk Neert, luister een oogenblikje naar mij Ik denk, dat hier of daar in de wijde wereld iedwe menschcnziel zijn tweelingziel heeft en dat deze beiden geschapen voor el kander te dikwijls hun geheeie leven met zoeken en zwerven doorbrengen, zon der ooit elkander te vinden. Maar als twee zulke tweelingzielen elkander vin den, dan herkennen zij elkander oogen- blikkelijk dan weten zij dat zij bij el kander behooren, op eens en voor altijd. Dat is de eenige in den hemel geboren liefde dat is de liefde op het eerste ge zicht 1 En zoo was het dat Romeo en Giu lietta hier in Verona elkander lief kregen, vijf honderd jaar geleden. Hun oogen ont moetten elkander en hun zielen waren vereenigd.'" „Maar met dat al waren zij elkander vreemd." „Neen, want wat beduidt het per slot van rekening elkander- vreemd te zijn Wat wil het zeggen Het beteekent ge brek aan sympathie, gebrek aan vertrou wen, gebrek aan wederkeerige kennis. Zijn er geen ouders, die in dezen zin hun eigen kinderen vreemd zijn echtge- nooten die hun halven leeftijd samen leven, en tot den einde toe vreemdelingen voor elkandej blijven Maar wanneer vertrou wen en sympathie onmiddellijk gegeven worden, wanneer oprechte zielen elkander op het eerste gezicht herkennen, wat dan Nu ontken ik, dat Romeo en Giulietta vreemdelingen voor elkander waren, om dat zij op het oogenblik zelf, dat zij elkaar voor de eerste maal zagen, elkander lief hadden en hoe kunnen twee liefheb bende harten elkander vreemd zijn Zijn gij en ik elkaar vreemd „Mij dunkt, ja." „En mij dunkt neen. Zijt gij niet Giulietta, en bén ik niet Romeo?" Het bloed stroomde naar haar wangen. „Heet gij zoo zeide zij. S Toen zich wantrouwig terugtrekkend „Ach neen Ge schertst. Ge zijt Romeo niet „Waarlijk, ik scherts niet. Ik ben Ro meo voor u indien gij het zoo wilt 1" Zij waren juist aan een der open bogen gekomen. Hij wees naar de heuvels in de verte. „Kijk," zeide hij. „Dit alles hebt ge ge kend van uw kindschheid af, zoolang als ge u kunt herinneren. En hebt ge toch niet somtijds een gevoel gehad, alsof uw her innering ouder was dan gij zelve, alsof ge het ondergaan der zon op deze bergen gezien hadt, lang, lang geleden, in andere tijden dan de onze En hebt ge nooit iemand ontmoet, dien gij wist dat een vreemdeling was, maar dien ge u toch meendet te" herinneren uit een heel ver verleden Hoe kan ik u een vreemdeling schijnen Mij is het, als hadde ik u lang geleden verloren, en nu juist terugge vonden." Zij stonden nu m de die^e nis van den boog het meisje keek ter zijde, de man met de vurige oogen boog zich hartstoch telijk tot haar over. „Ik heb nooit iemand hooren spreken zooals u," zeide zij verwonderd. „Zijt ge in dat oude huis in de Via Cap- pello geboren „Ik heb daar gewoond_zoolang als ik mij iets kan herinneren," 'antwoordde zij „maar ik werd daar niet geboren. Ik ben geboren te Colognola, daar ginder in de bergen, bij het volk van mijn vader. Mijn vader en moeder stierven, toen ik een klein kind was." „En hebt ge sinds dien tijd bij uw oom den wagenmaker gewoond „Hoe weet ge dat Hoe weet ge dat ik in de Via Cappello woon „Men behoeft geen heksenmeester te zijn om dat te ontdekken," antwoordde hij. „Bovendien, waar zou La Giulietta wonen, indien niet in het huis harer va deren Maar wilt ge mij de ballade niet laten zien Wie wordt verondersteld haar te zingen de heer of de dame Wat 1 geen enkele blik, schoone Giulietta Ge zijt koppig 1" „Waarlijk, ik kan niet blijven. Luister, de klokken slaan Het is al negen uur." „Een oogenblik nog 1 Schijnt het u vreemd, dat ik u durf spreken van liefde ik, die u nooit zag voor vandaag I Mij is het niet vreemd. Mijn leVen lang heb ik gedroomd van de vrouw, die ik kon lief hebben. Ik heb op haar gewacht, totdat ik het wachten moede was, en heb haar gezocht, totdat ik het zoeken moéde was. Eu nu nu eindelijk, lieve Giulietta, is mijn wachten beloond zijn mijn droomtn eindelijk waarheid geworden." Hij vatte haar hand, en een oogenblik liet zij die in de zijne rusten eer zij haar wegtrok. In waarheid, geen man had ooit tot haar gesproken zooals deze man sprak I Zij luisterde, half verschrikt, half bevend. Zij begreep niet geheel wat hij wilde of hij van het tegenwoordige of van het ver leden sprak, zij wist alleen maar dat hij van liefde sprak. „Verzocht die dame u die bloem voor haar te halen vroeg zij nu. „Neen, maar zij zeide tot haar zuster dat zij haar wenschte te bezitten. Wij zee lui klimmen, zooals ge weet, als katten en het was gemakkelijk haar te plukken. Ik wenschte slechts dat de bloem voor u ge- weegt ware 1" „En verstond ge haar vreemde taal?" „Genoeg om dat te begrijpen. Ik heb vele zeeën bevaren en het brood van vele volken gegeten. Het zou wel vreemd zijn, als ik niet hier en daar eenige woorden had opgevangen." Hij had vele zeeën bevaren 1 Een man wiens woning was boven de diepte he den hier en morgen daar 1 Zij kende een meisje daar ginder te Colognola, die een zeeman getrouwd had en toen zij twee maanden getrouwd geweest waren, keerde de zeeman naar zijn schip terug en ging weg naar dezee. Dat was drie jaar geleden, en tot op dezen dag wist het meisje niet, of zij vrouw of weduwe was. En Giulietta herinnerde zich, hoe de dorps klappeien heur hoofden schudden en zwoeren dat zij het voorspeld hadden want een zee man, zeiden zij, is altijd trouweloos. «En deze man met de ernstige stem, en de vu rige oogen, en de zachte, overredende woorden, evenals gesproken muziek.... zou hij niet trouweloos zijn als de overigen? Die gedachte stak haar met plotselinge pijn. Maar zij zeide niets alleen ver bleekte haar wang een weinig, terwijl zij met afgewend gelaat naar de heuvels stond te kijken. Plotseling voelde zij zijn adem over haar hand, de hand, waarin zij den sleutel hield. Zij trok haar snel terug. „Neen, lieve," zeide hij. „Ik wilde geen kus er op drukken. Ik zou zelfs den zoom van "w kleed niet door list willen kussen. Maar wat scheelt er aan „Hemel 1 Hoort ge de klokken Al weer een kwartier verstreken, en al het dag werk is nog te doen 1 Wat zal oom Stefano tot mij zeggen, wanneer ik hem dén sleutel breng Asschepoetster zelf liep niet vlugger toen de klok twaalf sloeg, dan La Giulietta nu de door den tijd uitgesleten treden en galmende gangen doorliep. Als de zee man niet een even goed looper als klimmer geweest was, zou hij het een moeilijke zaak gevonden hebben haar bij te houden Vruchteloos, terwijl hij voortliep, smeekte hij haar, niet om den sleutel te denken. Zij kon die bij hem laten, en hij zou zorg dragen, dat de oude Citti hem veilig in zijn bezit zou hebben, als de reizigers vertrok ken. Maar zij schudde slechts het hoofd, en liep er te harder om. „Wanneer zal ik u terugzien?" vrceg hij, terwijl zij den laatsten gang doorgin gen. „Hoe kan ik dat zeggen „Wilt ge morgen tiaar de markt gaan O neen, ik herinner het mij. Daar zal geen markt zijn voor Donderdag. Zult ge hier komen bij de Arena?" „Neen, neen onmogelijk „Misschien kunt ge naar de mis gaan „Naar de mis 1 op een werkdag Ziet ge mij aan voor een deftige dame „Nu dan, naar den vesper 1 Gij gaat toch zeker soms naar den vesper „Somtijds niet dikwijls." Zij hadden nu „dc kleine deur" bereikt, zooals zij genoemd werd. Het zou overal elders eeri groote deur geweest zijn. En nu, omdat zij zenuwachtig was en haast had, kon La Giulietta den sleutel niet om draaien. „Laat mij eens pröbeeren," zeide de zeeman. Maar het slot was onwillig en hoe meer hij probeerde, des te minder wilde het opengaan. „Zult gc morgen naar den vesper gaan, meisjeliefhield hij aan. „Zeg, dat ge gaan zult 1 Waar zal het zijn In San Ze- none? Of is San Zcnone te ver van uw woning Ge wilt niet Zoo 1 hij draait eindelijk om. Zal ik de zorg voor den sleutel niet op mij nemen Maar het meisje, behalve dat zij haar mandje in de werkplaats had laten staan, wilde het haar toevertrouwde pand niet afgeven. Zij had beloofd den sleutel in oom Stefano's handen over té geven, en dat moest zij volbrengen, letterlijk. „Dan zeggen wij elkaar addio, maat niet voor lang," zeide hij, terwijl hij de deur aan de buitenzijde sloot en haar den sleutel teruggaf. Zij hief haar donkere wimpers op, gaf hem een schuchteren, snellen blik, fluister de „addio" en was verdwenen. Toen bleef hij haar staan nakijken, totdat zij de vijfde poort links bereikt had, waarin de werkplaats van haar oom zich bevond. En hij noch zij bemerkten, hoe de koetsier van een voorbijgaande vet- tura zijn paard inhield om hen aan te sta ren hij sloeg hun afscheid gade en teen daar hij een vrachtje in het rijtuig en een hoop pakgoed bovenop had sloeg hij er woest op los, met wo.ede in het hart en een vloek tusschen de tanden. Zij had nooit „addio" gezegd tot Tonio Moretti met zulk een blik 1 HOOFDSTUK XLI. De zeeman stak de plaats over en nam een stoel onder een gespannen zeil voor een koffiehuis, waar een aantal mannen van den gegoeden stand het ontbijt ge bruikten. Hier bestelde hij' een kop cho colade en bleef kijken en wachten totdat La Giulietta uit haar ooms werkplaats zou komen. Hij behoefde niet lang te wachten. Eer zijn chocolade hem gebracht was, zag hij haar op den drempel. Zij bleef een oogenblik staan, als luisterde zij naar iemand binnenshuis zij wierp een haas tigen blik over het plein, en haastte zich toen om weg te komen, ging het wacht huis voorbij en de Via Piazza Bra af. Zij Zag hem niet en hij bewoog zich niet. Hij volgde haar alleen met de- oogen, zoolang Zij in het gezicht bleef. „Chocolade, Signore zeide een sluike bediende, terwijl hij zijn blaadje op het tafeltje neerzette, waarop de zeeman zijn elboog steunde. De manieren van den man waren een weinig uit de hoogte, als dacht hij, dat deze zeeman met zijn loods- jas niet bij de heeren-klanten thuis be hoorde. „Hoe veel?" vroeg de zeeman met de hand reeds in den zak. „Een lira." De loodsjas wierp een stuk van twee lira's op tafel. „Ge moogt mij een cigarette brengen, en de rest houden." De sluike bediende werd plotseling be leefd. Zijn heeren-klanten, die gewoonlijk hun ochtenden in zijn koffiehuis verbeu zelden, waren niet gewoon hem zulke fooien te geven. Zij lieten hem heen en weer loopen, pruttelden over de qualiteit van de absinth, lazen achtereenvolgens al de dagbladen, hielden den gcheelen morgen hun tafeltje bezet, en gaven hem niet meer dan een dubbeltje voor hemzelf als alles gedaan was. De zeeman merkte echter noch zijn on beleefdheid, noch zijn beleefdheid op. Langzaam zijn cigarette ïookend, zat hij stil droomerig voor zich heen te staren zonder iets te hooren of te zien. Intusschen kwamen de Engelschman en zijn dochters uit het Amphitheater, stapten in hun rij tuig en reden weg de oude Citti strom pelde naar dc vijfde poort, om zijn sleutel op te eischen Stefano Beni kwam uit de diepte van zijn werkplaats opduiken en was in gesprek met Luigi den smid over het wiel van Padre Anselmo een kwak zalver in een vroclijk geschilderden wa gen nam zijn standplaats in op het plein, en babbelde over kwakzalverijen voor een denkbeeldig gehoor inenschen en rij tuigen gingen voorbij en nog eens voorbij en de drukte op het plein werd luidruch tiger en levendiger, naarmate de dag hee- ter werd. Maar van dit alles was de rcoker, in zijn eigen gedachten verdiept, even on bewust, als waren Verona en haar Amphi theater honderd mijlen weg geweest. Toen hij zoo gaandeweg aan het eind van zijn cigarette gekomen was, schudde hij zich uit zijn droomerijen wakker, en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1925 | | pagina 11