Voor geest en hart.
3
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Vierde Blad
Donderdag 24 December
GOUDSMEDEN
roemen de hoogstaande eigenschappen
van
VAN DIJK's POETSMID DEI
voor Zilver en andere edele metalen-
Per busje 30 ct. !j
„Geen land ter wereld is rijk genoeg om zich de weelde
van slechte wegen te kunnen veroorloven."
De vlucht naar Egypte.
Kerstmis-motieven in de
letteren.
Van Deunen, Leysenen en
Kerkzang op Kerstmis.
ZONDERLINGE PROPAGANDA.
Het orgaan van het N. V. V. „de Strijd",
heeft ditm- een paar koloaimen ge—ijd
aan de pro; g da om er de ad rbeii eis
Hetgeen, ich zeil uezieu, een heei er-
diens telijk werk is, omdat er op dat terrein
nog heel wat te doen is óók voor den so-
cialistischen Bond. Er zijn nu eenmaal heel
wat menschen die in een Christelijke of Kath
olieke organisatie niet thuis behooren en
ook die moeten, willen we betere verhou
dingen krijgen, georganiseerd worden.
Maar 't gaat er alweer van langs op z'n
Stenhuisiaansch dat wil zeggen zoo on-
gansch mogelijk. Nadat eerst nog eens de
belofte, door den heer Stenhuis op het con
gres afgelegd, wordt herhaald, waarbij den
landarbeiders volop steun wordt beloofd,
indien zij den strijd willen aanvaarden, wordt
dan even verteld waarom deze arbeiders bij
het N. V. V. moeten zijn. Voor wat de Chris
telijke en^Roomsche Vakbeweging betreft
gaat dat op de volgende wijze
„De Cliri telijke en Rooxs he vakbe
weging zullen bij 'n strijd van eenigen om
vang in het landbouwbedrijf, reeds de
grootst mogelijke moeite hebben om voor
hun huidig ledental te zorgen. De strijd
in de textielindustrie heeft deze organisa-
Zouden de landarbeiders in een be-
teekenend aantal weer de rijen der Chris
telijke en RoomscLe vakbeweging ver ter
ken, dan zou dat geen ander resultaat heb
ben, dan dat de boeren en de grondeige
naars rustig zouden kunnen blijven shpen
en de landarbeiders zouden moeten blij
ven berusten in hun hard en droef be
staan, de wreede kommer en zorgen zou-
den moeten blijven verdragen."
„De Strijd" schijnt slecht op de hoogte
te zijn met den toestand van de landarbei
dersbonden en nog minder met de mentali
teit van de landarbeiders. Want wèl wordt de
verz melnnam Vakbeweging gebruikt,
maar dat heeft in dit geval niets te betee-
kenen. We hebben in deze met de Land-
arbeidersbonden te maken en nu wil het toe
val dat ik daarvan ook iets weet.
Laat ik beginnen met den heer Stenhuis
gerust te stellen voor wat het financieel ver-
mo en van onzen R. K. Landarbeidersbond
betreft. Elke zorg van den derden daarvoor
is volmaakt overbodig. Ik geloof niet, dat het
bestuur van dien Bond rekenplichtig aan
hem is, maar hij kan gerust zijn. Zoo staat het
ook met de bijdragen.
Wanneer hij de regeling van den Katho
lieken Bond naast die van den Modernen
wil leggen, zal hij ook in dat opzicht moeten
ties uitgeput op een wijze, dat zij zich nog erkennen, zich vergist te hebben,
niet hebben hersteld. 't Mankeert er nog maar aan, dat hij er
De lage brdragen, die door de konfes- niet bij zet, dat het vertrouwen van de Room-
sioneele vakbeweging worden geheven, sche Landbouwarbeiders in hun organisatie
hebben een machteloosheid en wankel- tanende is, .gezien het ledental van de so-
moedigheid tengevolge van een aard, dat cialistische en R. K. organisatie. Dat is in
iedere uitbreiding dezer vakbeweging voorandere gevallen nog al eens de dooddoener,
de arbeidersklasse van Nederland nood- maar hij heeft zeker vernomen, dat hij daar-
lottig kan zijn. I mede een te grooten blunder zou slaan en het
mes naar den verkeerden kant zou snijden.
In 't kortde heer Steahuis geeft blijk,
dat hij met den toestand van de Land arbei
dersbonden niet op de hoogte is. Maar hij
begrijpt ook de mentaliteit van de Land
arbeiders niet en daaro n is zijn geheels re.
laas het tegenovergestelde van p.-ooiganda.
Want men zegge van onze Land r aeiders
wat men wil, maar men kan hun toch niet
de noodige nuchterheid ontzeggen.
Zij weten dus, dat, alle groote woorden
ten sp.'jt, de Moderne organisatie geen over
wegende rol speelt in het bedrijfzij weten,
dat er nu een naai een Christelijke en Katho
lieke Landarbeidersbo.nd is en dat men daar
mede rekening moet houden.
En wanneer hij dan bij de menschen, die
voor den Modernen Land arbeiders aoad in
aanmerking ko nen, den indruk vestigt alsof
de andere Bonden toch te futloos zijn om
ietds voor de Landarbeiders te doen, dan
zullen zij en niet geheel ten onrechte
zeggen maar dan geeft het voor ons ook
niets, want zonder hen kunnen we niets be
reiken.
Beter dan tot den heer Stenhuis is het
tot hen door ge rongen, d .t er toch e 1
kans is om Roomsche Land arbei Iers in uen
sociaiistischen Bond te krijgen of te behou
den.
Afgeeien van het principieele bezwaar,
is er bovendien geen enkele reden voor omd .t
hun eigen organisatie laten we 't maar
heel sooertjes zeggen op geen enkel ter
rein, het veld behoeft te ruimen voor den
sociaiistischen Bond.
Wat er dus mee te verdienen is om de
menschen kopschuw te maken is moeilijk
te snappen. Wie op een dergelijke wijze de
landarbeiders wil tracteeren, kan misschien
tijdelijk êenig voordeel behalen, maar de
ondervinding heeft wel geleerd, dat men
daarmede op den duur de organisatie sloopt.
Hetgeen men tenslotte zelf moet weten,
maar waarmede de belangen van de Land
arbeiders nu niet bepaald gediend zijn.
Minister en Tweede Kamer gericht.
De Kamer wil de behandeling van het
Wetsontwerp uitgesteld zien, omdat zij
indien ik de zaak goed begrijp de behan-
deling ontijdig acht.
De vroegte wint, heeft die Kamer stellig
gedicht want er is voor zoover mij bekend
aog geen wetsontwerp ingediend. Alleen is
een voo -oitwerp bij den Hoogen Raad om
advies gezonden.
Van groote studie getuigt dat niet en de
argumenten door de Kamer naar voren ge
bracht wijzen in dezelfde richting.
Zoo wordt er heel gewichtig in aangevoerd,
dat de voorstelling als zou het „ontwerp"
enkel willen verbinden de partijen die het
contract afsloten, „niet juist is te achten"
want die partijen zijn al reeds gebonden bij
het aangaan der overeenkomst.
M:
n zou zoo zeggen 1
A. J. L.
TE EENZIJDIG.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor de Geldersche vallei heeft zich blijk
baar ook met de verbindverklaring van de
Collectieve Contracten bezig gehouden en
mar aanleiding daarvan een adres aan de
Voorts schijnen de grootste bezwaren
hierop neer te komen eerstens dat de druk
meer op de werkgevers, dan op de werkne
mers rust en op de tweede plaats, dat daar-,
door eea middel wordt gesmeed om de con
currentie van het platteland tegen de steden
tege.i te gaan, waardoor het een wapen word(
in den condirrentiestrijd van werkgever tegen
werknemer.
De Kamer had wellicht goed werk gedaan,
door eens aan te toonen waarom „de druk"
van de verbindendverklaring meer op de
werkgevers dan op de werknemers rust,
want dit is zoo zonder meer maar niet in te
zien. Het Collectief Contract stelt voor een
bepaalden tijd regelen vast te waaraan beide
partijen gebonden zijn en wie kan nu uit
maken in wiens voordeel dat is Waarom
of dat veranderen moet bij een eventueele
bindendverklaring Ik vermag dit niet in te
zien. Trouwens, ik geloof niet aan een druk
in deze i ets wat de organisaties na lang pra
ten en co.ifereeren met elkaar overeenkomen,
kan toch geen druk zijn.
Ook het plattelands-argument zegt tegen
de verbindverklaring als zoodanig niets,
op de eerste plaats niet omdat de werkgevers
aldaar de bevoegdheid hebben om te zorgen,
dat er met hun belangen wordt rekening ge
houden bij het sluiten der overeenkomst,
zooals feitelijk ook thans reeds geschiedt, en
op de tweede plaats zou men wanneer een
bepaald contract voor zekere groepen we
zenlijk schadelijke bepalingen zou bevatten,
bezwaar kunnen maken, wanneer de verbind
verklaring van dat contract aan de orde is.
De Minister, of het lichaam daarmede be
last, kunnen niet anders dat het algemeen
belang als maatstaf aanleggen en zullen dus
stellig met werkelijke bezwaren wel rekening
houden.
Maar tegen een wet, die de verbindend
verklaring mogeiijk wil maken, zegt een der
gelijk argument al bitter weinig.
Alles bijeen genomen geloof ik niet dat
het adres veel indruk zal maken, gesteld dat
er al een wetsontwerp bestond, maar de
vraag gaat steeds meer klemmen, of de sa
menstelling van de K.v.K. wel zóó kan blij
ven, indien deze kamers, die toch officieele
lichamen zijn, over allerhande soci-le wet
ten en voorzieningen adviezen u t rengen
en adressen verzenden.
Het is te verstaan, dat die Kamers zich
met die one r ,'erpen welke voer de industrie
van groot belang kunnen zijn, bemoeien
maar dan is hun samenstelling onvolledig.
Dan moesten daarin ook de arbeiders verte
genwoordigd zijn.
't Is tóch al uiterst moeilij' |an te nemen,
dat alleen de werkgevers de t I gen van de
industrie kunnen behartigen maar indien
die officieele lichamen zich ook nog op het
terrein van de sociale wetgeving, in engeren
zin, gaan bewegen, is dat onhoudbaar.
A. J. L.
Het bovenstaande was al geschreven toen
ik „Het Centrum" van 21 Dec. in handen
r eg waarin hetzelfde adres besproken
wordt.
't Zou jammer zijn als de lezers van deze
rubriek fe?n kennis namen van de „peper
noten" e re het Centrum naar de Gelder
sche vallei stuurt en daarom moge het hier
nog eens een plaatsje vinden
EEN ZONDERLING ADRES.
„De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor de Geldersche Vallei, te Amersfoort,
heeft gemeend, aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal een adres te moeten richten
over een „wetsontwerp", dat.... niet is
ingediend en dus bij de Kamer niet in be
handeiing is.
Toch luidt 't slot van dit adres
„Op ai deze gronden acht de Kamer he
haar plicht, U t adviseeren de behandeling
van dit wetsontwerp uit te stellen."
De heeren zijn een beetje in de war er
blijkbaar niet op de hoogte.
Het adres heeft vermoedelijk betrekking
op het vocr-ontwerp betreffende de alge
meen verbindend-verklaring van collectieve
arbeidscontracten, dat bij-den Hoogen Raad
van Arbeid aanhangig is.
Had deze Kamer van Koophandel en Fa
brieken ten deze iets Willen doen, zonder
zich belachelijk te maken, dan had zij zich
tot dit lichaam met een adres kunnen wenden
al is 't nog de vraag, of 't wel op den wpg
van de Kamers van Koophandel ligt, om zicb
met adressen tot den Hoogen Raad van Ar
beid te wenden, 't Kwam, meenen we, nog
niet voor.
Maar in elk geval ware 't niet zoo zonder
ling geweest, als dat een Kamer van Koop
handel en fabrieken bij de Tweede Kamer
een adres indient, gericht tegen een „wets
ontwerp" dat niet werd ingediend, en dus
bij die Kamer niet in behandeling is 1
Haastige spoed is zelden goed.
In dit adres wordt de mogelijkheid te ope»
nen van verbindend-verklaring der collec
tieve arbeidsovereenkomst vergeleken met
den „forceerden groei van een coufeuse-kind.
Bedoeld is vermoedelijk een „couveuse
kind."
Dat is in den regel een kind, dat te vroeg
geboren is.
Het wil ons voorkomen, dat deze qualifi-
catie beter past op dit ontijdige adres, dan
op het bij den Hoogen Raad van Arbeid
aanhangige zeer voldragen voorontwerp
Een karavaan rustte uit op eene hoogte
ten Oosten van het oude Egyptische Helio-
opolis. Zij waren velen, allen Joden. Op
ezels en kameelen waren zij door de woestijn
uit Palestina gekomen, door diezelfde woes
tijn, die de kinderen Israels duizend jaren
vroeger doorgetrokken waren.
In den avondschemer, waarover een zwak
ke maneschijn lichtte, brandden de honder
den vuren van het rustende kamp en daar
rondom zaten de vrouwen met hare kinderen.
De mannen schepten water uit de putten.
Nooit had de woestijn zooveel kinderen
gezien, en 's avonds wanneer de kleinen ver
zorgd werden, klonk allerwege hun geschrei
op. Het leek een groote kinderkamer. Maar
wanneer het wasschen voorbij was en de
kinderen aan moeders borst waren ge
legd, verstomde het geschrei, het eene na
het andere, en Het werd doodstil op den
heuvel.
Onder een sijkomoor zat eene vrouw.
Zij voedde haar kind, naast haar stond een
Hebreeër, die zijn ezel bremtakjes toewierp.
Weldra besteeg de Hebreeër den heuvel
kam en richtte zijn vorschenden blik naar
het Noorden.
Een vreemdeling, te oordeelen naar de
kleederdracht een Romein, trok voorbij,
monsterde de vrouw met het kind alsof hij
haar inschrijven wou. Dit verontrustte den
Hebreeër. Om zijn aandacht af te leiden be
gon hij een gesprek met den Romein. „Zeg,
vriend, is dat de Zonnestad, daar ginds in
het Westen?" „Datis ze," antwoordde de
Romein.
„Is dit dus Beth Semes
„Heliopolis, waar Grieken en Romeinen
hunne wijsheid vonden. Zelfs Plato heeft
deze stad bezocht.
„Kan men ook van hier uit Leontopolis
ontdekken
„Twee mijlen noordwaarts verheft haar
tempel zijne tinnen." „Dat is het land Gosen,
door onzen vader Abraham bezocht, het
land aan Jacob toegewezen werd," zegde de
Hebreeër, zich wendend tot zijne vrouw,
die ten antwoord slechts het hoofd neeg.
De Hebreeër vervolgde„Israël verliet
Egypte voor Kanaën. Na de Babylonische
gevangenschap echter keerde een deel des
volks hier terug en bleef er wonen. Dat weet
ti toch
„Dat weet ik. „En nu hebben zij zich dui
zendvoudig vermeerderd, ook hebben zij
een eigen tempel gebouwd, juist die,
waar uw blik op rust. Wist gij dat?
„Ik vernam Let toevallig. Maar dat is toch
Romeinsche grond Dat is het. Alles is nu
van Rome Syrië, Kanaan, Griekenland,
Egypte, Germanië, Gallië, Brittanië. De
wereld is in Rome's macht naar de voor
spelling der Cumeesche Sybille."
„Het zij zoo. Maar toch zal de wereld door
Israël worden verlost, naar de belofte, die
God aan onzen vader Abraham schonk."
„Dit verhaal is mij niet onbekend, maar
nu heeft Rome de verwezenlijkingZijt
gij uit Jeruzalem?"
„Ik ben door de woestijn getrokken zoo
als de anderen, met vrouw en kind.
„En kind Ja 1 waarom sleept ge zooveel
kinderen mee De Hebreeër verstomde.
Maar daar hij vermoedde, dat de Romein
de oorzaak van de vlucht kende, en waar hij
er trouwens welwillend uitzag, besloot hij,
openlijker te spreken.
„Ja, Herodes, de tetrarch, vernam onlangs
van wijzen uit het Oosten dat, er een koning
der Joden was geboren, te Bethlehem in
Juda. Om het gevaar, dat hem bedreigde,
te kee.en, liet Herodes alle pasgeboren kin
deren vermoorden, evenals vroeger Phzrao
hier onze eerstgeborenen ombrengen liet.
Mozes evenwel werd gered. Mozes, die ons
volk uic|Egyptische slavernij verlcssen or."
„Zeg, deze koning, wat zou hij toch zijn
„De Messias, de beloofde."
„G-looft gij, dat deze werkelijk geboren
is?"
Opnieuw aarzelde de Hebreeër, wan
trouwend. „Hoe zou ik dat weten
„Ik weet, dat hij geboren is," antwoordde
de Romein. Hij zal over de wereld heerschen
en alle volkeren zullen zijn scepter onder
worpen zijn.'
„Wie is hij dan
„Hef is keizer Augustus
„Stamt hij uit Abraham's geslacht? Is
hij uit David's huis NeenDan is het kei
zer Augustus niet. En brengt hij den vrede,
dien Iasaias profeteerde opdat zijne heer
schappij groot zij en de vrede eeuwig blijve
Voorwaar maar de keizer is toch geen man
des vredes
Vaarwel" sprak hoogmoedig de Romein
"kind van Israël. Weetgij zijt Rome's on
derdaan. Stel u tevreden met de bevrijding
die Rome geft een andere kennen wij
niet."
De Romein ging voorbij.
De Hebreeër naderde tot de vrouw.
„Maria," sprak hij
„Jozef," antwoordde de vrouw. „Stil
Jezus slaapt."
Er is wellicht geen feest van hef kerke,
lijk jaar dat meer weerklank heeft gevon
den in de litteratuur aller landen en volken
dan hef Kerstfeest.
De letterkundige geschiedenis biedt ons
inderdaad een schat van poezie, verhalen
en legenden waarin de kerstnacht verheer
lijkt wordt of de wonderbare genadekracht
van den Kersftijd bezongen.
Middeleeuwen, renaissantistische en mo
derne tijden hebben om strijd hef mysterie
der menschwording uitgebeeld, de heilzame
komst van den ffeiland bejubeld. Men
denke slechts aan den schat van kerstliede
ren die ons uit de middeleeuwen zijn over
gebleven en aan den niet minder rijken
schat van vroeg-moderne kersfverhalen en
legenden. Wie kent niet de overberoemde
en zoo boeiende kerstverhalen van Ch.
Dickens, op het kerstekind van Streuvels;
dê Viaamsche kerstvertellingen van André
de Ridder, van Karei van de Woesfijne, de
Engelsche ..Carols", de Deutsche Weihnach-
ten, de Fransche Noëls, in een woord al de
ontelbare vroeg-moderne verhalen, om
strijd met kerstmis, in vroegere tijden voor
al. door blad en boek verspreid. Te veel
om op te sommen, ja te veel zelfs om fe
overzien. Men lette echter wel op het feit
daf ik hier spreek van vroeg-moderne tij
den, waarop van zelf sprekend eenige uit
zonderingen kunnen worden gemaakt. Over
de laatste jaren zullen wij aan het slot van
dit artikel spreken.
Het algemeen kenmerk nu dezer kerstlie- VondeTs
deren, legenden en verhalen is, dat zij alle
in mindere of meerdere mate voor den hei.l-
ren de kenmerken van den tijd. van de
komsf van het Vlecsch geworden Woord
getuigen. Dit is de algemeene grondtrek.
Uiterlijk dragen, bovendien al deze liede
ren de kerslwcrkan van den tijd, van de
eeuw waarin zij ontstonden.
Er zijn als 'f ware, verschillende soorten
van kerstverhalen, soorten, die wel degelijk
den stempel dragen van 't geloofsleven, van
de geloofs-intensitoit of de twijfel der tij-
het verschil tusschen de middeleeuwsche
den, waarin zij werden geschreven. Zoo is
kerstliederen of verhalen wel opvallend
groot. Er is een hemelsbreed verschil tus
schen een kerstverhaal van Dickens en een
middeleeuwsche kerstsprookje of .mysterie
spel.
In de middeleeuwen vindt men kef na
ïeve, vertrouwende geloof volkomen uitge
drukt. in de moderne verhalen van Dickcns
b.v. hoe geniaal en aanbevelenswaardig
zij ook zijn een humanitarisme, een ge
voeligheid die pover aandoet naast hef
stoere en sublieme eenvoudige der middel
eeuwsche verhalen. Zeker, de liefde tot de
armen, waarvan Dickens' kerstverhalen vol
zijn. is ontroerend schoon, in groote mate
christelijk. immers de armen staan het
dichtst bij den Christus, maar Dickens' ver
halen voeren ons niet direct tot den Chris
tus, Zij zien in hem slechts den mersch, fe
weinig den mensch geworden God. Men ga
nu niet denken, dat ik het lezen var, Dic
kens' Kerstvertellingen ontraden wil, inte
gendeel, ik wou daf een ieder om deze
mooie verhalen vroeg, vooral in onze da
gen, waar niet alleen de Christus, maar
ook de armen met trotsche minachting door
zoovelen bejegend worden.
De moderne kerstverhalen, ik bedoel de
kerstvertellingen in onze dagen ontstaan, ter
gelegenheid van het Kerstfeest, bieden ons
maar al te veel een verheerlijking van ver
makelijkheden en uitgangetjes of feesten,
die een volslagen heidensch karakter dra
gen. Dat de opgevoerde sprookachtige kerst
misstemming er alleen en uitsluitend zijn
moet voor het Kerstfeest, voor den Kerst
nacht, hebben al fe veel uit het oog ver
loren. Niet meer ter wille van, maar bij
gelegenheid van Kerstmis wordt feestge
vierd. Niet' meer ter wille van Christos' ge
boortefeest, worden geschenken gegeven
en welke geschenken mijn God! Maar
omdat kerstmis nu eenmaal een welkome
gelegenheid is, tot pleizier maken, of waf
nog erger is, om.... geld te verdienen.
Kerstmis ter wille der negotie!
De moderne litteratuur, die met kerstmis
op de markt van het leven wordt gegooid,
en die men te kust en te keur in boekwin
kels, magazijnen, Couranfen, tijdschriften
en geïllustreerde bladen aantreft, verzwijgt
niet slechts den Christus en het kerkelijk
feesf, maar ook de armen! In vergelijking
met deze neutraliteit, zijn de kerstverhalen
van Dickens heilig. Het is een feeken des
tijds, dat tot nadenken stemt.
Hoe leerzaam; hoe apologetisch, toch is
de sfudie der letteren! Hoe nauwkeurig
precies kunnen wij nagaan, aan de hand
der litteratuur van verschillende tijdperken,
hoe langzamerhand in de verschillende pe
rioden der beschaving het Christelijk ele
ment, verslapt, kwijnt, vertroebeld wordt,
om eindelijk geheel en al te verdwijnen.
Van de middeleeuwen af, tot de moderne
tijden gaat het bergwaarfs af. Geleidelijk
zien wij den Christus uit het boek. uit het
kerstverhaal verdwijnen. Eersf is het de
God-mensch, dan de mensch, eindelijk het
genot, het dier, dat hoogtij viert.
De overgang naar deze verzinnelijking,
naar de materialisatie van hef kerstfeest is
bijzonder 'scherp geteekend in de renaissan
cistische letteren. Vooral valt deze kente
ring scherp waar te nemen bij de groote
schrijvers dier fijden. De zuivere uitbeel
ding van den Kerstvrede, de almachtige
ongestoorde uitwerking der kerstgenade,
vindt men, verbrijzeld, vertroeteld, gebro
ken, bij de renaissancistische meesters
De tragiek dezer beeldhouwerij is bijna het
kenmerk hunner werken.
Ik wil slechts blijven stilstaan bij twee
werken, die algemeen bekend staan als
meesterwerken der wereldlifteratuur, om
een duidelijk voorbeeld te geven mijner ge
dachte. Ik bedoel hier Shakespeare's
„Hamlet" en Vondels „Gijsbrecht van Am-
stel". Beide werken zijn vrijwel kerstverha
len, kerstlegenden, want beide hebben als
uitgangspunt, direct of indirect het kerst
feest. Beide werken dragen in hunne com
positie in de verwikkeling der infrige de
stempel van den Renaissancistischen
geestestoestand. Beide werken zijn objec
tieve schilderwapen, afbeeldingen van den
toen naligen wereld tegenover den kerst
vrede, tegenover de kersfgedachte, beiden
toonen ons hoe de kerstvrede, de middel
eeuwsche kerststemming gebroken, ver
stoord is en miskend.
Velen hebben ongetwijfeld een Hamlet en
Gijsbrecht gelezen zonder de
droevige getuigenis der tijden te heseffen.
En nochthans hoe scherp, hoe fel wordt
deze waarheid niet in beide werken be
licht! Met wat anders beginf Shakespaere's
Hamlet dan met de tegenstelling van de
Elseneur sfeer en de kerststemming van
vredige dagen? Hoort Shakespeare zelf, hoe
hij ons herinnert aan de kerstgenade. Mar
cellus is aan het woord: het is in hef 1ste
bedrijf.
ten
Een ster mef vuur'gen staart, bedauwd i
met bloed
De zon met vlekken, en het bleek ge-
sternt' 1
Dat door zijn macht Neptunus' rijk be-
heerschf1
Kwijnde als voor de oordeelsdag en
werd gedoofd.
Bedrukfe Rachel, staak dit waren
Uw kinders sterven martelaren
En eerstelingen van het zaad.
Dat uit uw bloed begint te groeien,
En heerlijk tof Gods eer zal bloeien
En door geen wreedheid en vergaat.
Is de tegenstelling niet opvallend en tref
fend scherp? Met welke felle kleuren is hier
belicht den tijd waarin Vondel leefde, een
fijd waarin de christelijke vrede vertrapt iag
onder de voeten der soldeniers die Europa
plunderend doorkruistten, overal armoede
dood en ellende brengend. En men houde er
nu de valsche gedachte niet op na, dat Hol
land in die dagen en ook later in de fameu-
verfoei haar! Ze is een ze 17e eeuw een ongekende voorspoed zou
woeste hof, hebben gekend. Wat de toestonden in Hol-
En later zal Hamlet zeggen:
O God! o God!
Hoe voos, vermoeiend, laag en trooste
loos
Komt mij al 't woelen dezer wereld
voor!
'k Verfoei,
die in het zaad schiet; geil, afschuwe
lijk onkruid
Neemf ieder plekje in.
Welk een scherpe dramatische tegenstel
ling! Wat een tragisch uitgangspunt van
Shakespeare geweldige drama! Hoe besefte
Shakespeare 't verschil fusschen jlen mid-
deleeuwschen kerstvrede en de woelige
Renaissancistische tijden, die vol teeke
nen waren van naderend onheil.
De geschiedenis komt deze aanduidingen
der letteren bevesfigen.
De economische en morèele ellende, dier
tijden, was onnoemelijk groot. Wie er een
nuchter denkbeeld wil van hebben, leze
More's „Utopia' of „Erasmen" werken, ook
de geschiedenis der magie, dat is der
zwarte kunst in de 16e eeuw. En die zoo
diep niet wil grijpen, bestudeere enkel de
Faustfiguur of Seb. Brant's „Narrenschif"
Daar valt heel wat uit te leeren over die
vervlogen eeuwen.
Men zegt, dat telkens in dien tijd van
't jaar
Waarin wij 's Heilands komst op aarde
vieren.
De daagraads vogel gansche nachten
kraai i.'
En dan, zoo zegt men, waagt geen
geest te waren
De nacht is veilig, geen planeet brengt
kwaad
Geen elf verlokt, geen heks heeft to
vermacht
Zoo heilig, heilaanbrengend is die tijd! -
Maar wat zijn nu de tijden die de wach
ten op Elseneur's wallen beleven? Luister
naar Horatio, Hair.lefs vriend, sprekend
over de verontrustende verschijning van
den geest, Hamiet s gestorven vader.
„Een
In
spooksel is 't om 's geestes oog
te onfrusten
Rome. toen zijn roem in 't toppunt
was
Kort voor den val des geesten Julius
stonden
de graven leeg. de omhulde dooden
kreten
en krljschfen aaklig schril door Rome's
straten,
en juist zulk vreeselijk voorstel van
wat dreigt
Als boden, die het komend lof ver
konden,
en voorspook van wat schrikverwek
kend naakt
Heeft aarde en hemel thans vereer d
getoond,
aan onze hemelstreken en landgenon-.
Maar ook in de Nederlandsche dicht-
kunsf vinden wij een ontroerende getuige
nis voor den geestestoestand dier dagen.
Neem VondeTs Gijsbrecht. lees hem en
denk dat dit drama niet op de 12e maar op
de 16e eeuw siaat, dat deze schildering als
't ware een zinnebeeldig uitbeelding is van
den geestestoestand in VondeTs tijd.
Waarom zou hij er anders bij verwijld
hebben? Vondel was allerminst een archeo
loog, hij schreef historische drama's omdat
hij zijn tijd weerspiegelden, omdat hij in die
beelden van zijn tijd spreken en gefuigen
zou. Welnu, wat anders is de achtergrond,
de basis waarop de Gijsbrecht gebouwd is,
dan het kerstfeest? Het kerstfeesf is het
alomvattend hoofdmotief van VondeTs
treurspel. Overal heerschf kerststemming,
in het kloosterleven, de kerkelijke plechtig
heden, in de hemelsche reien die wellicht
de schoonste kersthymnen zijn. die de
Nederlandsche ziel voortbracht. De kersf-
stemming ja, maar ook de gestoorde kerst
vrede, door ruw geweld en moord mis
kend, is het onderwerp van VondeTs
schooqe zangen: Luister.
O, Kersfnacht, schooner dan de dagen!
Hoe kan Herodes 't licht verdragen,
Dat in uw duisternisse blinkt,
En wordt gevierd en aangebeden;
Zijn hoogmoed luistert na geen reden,
Hoe schel die in zijne ooren klinkt.
Hij poogf d'onnoozlc te vernielen,
Door 't moorden van onnoozle zielen,
En wekt een stad- en landgeschrei
In Bethlehem en* op den akker,
En maakt den geest van Rachel wakker
Die waren gaat door beemd en wei.
Dan na 't Westen, dan na 't Oosten,
Wie zal die droeve moeder froosten,
Nu zij haar lieve kinders derft?
Nu hij die ziet in 't bloed versmoren,
Vergaan die nauwlijks zijn geboien,
En zooveel zwaarden rood geverfd?
Zij ziet de mellek op de tippen
Van die bestorven en bleeke lippen
Gerukt nog versch van moeders borst;
Zij ziet de feere traantjes hangen,
Als dauw, aan druppels op de wangen,
Zij ziet ze vuil, van bloed bemorst.
De wimbrauw dekt nu met zijn boofjes
Gelokene en geen lachende oogjes,
Die straalden tot in 's moeders hert,
Als sl'arren, die met haar gewemel
Het aardschijn schiepen tot een hemel
Eer 't met een mist betrokken werd.
Wie kan d'ellende en jammer noemen
En tellen zooveel jonge bloemen,
Die vroeg verwelken, eer ze nog
Haar frissche bladeren ontloken,
En liefelijk door ieder roken,
En 's morgens dronken 'f eerste zog?
Zoo velt de ziek de korenaren
Zoo schudt een bui de groene blaren,
Wanneer het stormt in 't wilde woud,
Wat kan de blinde staatzucht brouwen
Wanneer ze raast uit misvertrouwen!
Wat luidt zoo schendig wat, dat haar rouwt.
land waren kan men het best zien in „De
Spaansche Brabander" van Brederode, b.v.
waarlijk het is leerzaam de geschiedenis der
letteren na te gaan. Nog zijn zij voor ons
zooals Shakespeare het gefuigde in de kro-
nijken van dezen tijd. Brederode komt Von
deTs getuigenis bevestigen en kracht bijzet-
tegenover enkele rijke kooplieden sfónd de
massa der armen; vooral op het platteland
waren de toestanden ontzetfend, maar ook
in de steden vindt men armoede, pest en
honger. Wie dit overdreven vindf, leze Bre-
derode's schildering'van het Amsterdam zij
ner dagen. Leerrijke, heusch leerrijke docu
en socialen toestand der 16e eeuw.
Maar zooals het gewoonlijk gaat, vooral
waar hef de geschiedenis betreft, beseffen
slechts enkelen nog wat de eeuw van Von
del is geweejt en wat Vondel eigenlijk voor
zijn tijd was. Niet alleen de werken, maar
vooral de measch is niet gekend. Wat een
fragische, hoogst aangrijpende tijd is het
toch geweest. Op het vasteland vierde het
heidendom ongekende triomfen. Ontkenning
van het opperste gezag en verheerlijking van
heidensche staatsmacht, gaven Europa der
verdeeldheid prijs. Vondel nu heeft niet de
feërie der vorie eeuwen met verteederden
blik nagestaard. Vondel heeft geleefd de
oogen wijd opengesperd op de verschrikking
der aanstormende tijden, deze ruw gekeerd
naar den eenheidsvorm der middeleeuwen.
Overweldigd door de zwarte tragiek van
snel opkomende geestesduisternis heeft Von
del evenals Rembrandt, hef wonder be
schouwd in het licht van zijn tijd. En even
als de machtige schilder heeft de geniale
dichter in die dagen de waarheid van den
Christus gezien en uifgebeeld te mi'dden van
haat, twist en verdeeldheid, ongeloof en
tooverij. Rembrandt schilderde den God-
mensch staande in de duisternis of hangend
op een Golgofha omgierd door demonische
razernijen, Vondel bezingt deze kerstvrede te
midden van bloed en moordfooneelen eener
geplunderde en verbrande stad. Welk een
symbool!
Dat is het conflict daf wij oversfl op den
achtergrond der letterkunde en der kunst van
die dagen vinden. Wanneer wij nu de dra
matiek dezer drie reuzen Rembrandt,
Vondel, Shakespeare nader beschouwen,
hunne psychische techniek, de werking van
hun geest nagaan, dan zien wij dat alle drie,
al zijn de middelen die zij daartoe gebrui
ken zeer verschillend, ons Herinneren aan dit
schilderij van Rembrandt, hetwelk de ver
schrikking is van 't Rijksmuseum, ik bedoel
die lijkschouwing waar een menschelijk
lichaa op de snijtafel ligf, open gekerfd, de
geile ingewanden weggesneden uit de gapen
de buikholte, de hersenen blootgelegd, het
bloed nog druipend om de kille slapen van
den verminkten doode. In het zwart, het lil
lende hoofd steunend staat de zoeker, de
mensch der 16c eeuw, het 'ancet >n de hand
Ontzettend?, afschuweliike voorstelling en
toch zoo waar. Neen ik ken geen volmaak
ter beeld voor de werking van den geest
dier tijden, geen beeld dat ons en de ver
schrikking der maatschappij en de onverbid
delijkheid van den zoekenden mensch zoo
tragisch, maar zoo volmaakf weergeeft. Het
is een historisch document dat meer dan alle
tractaten en boeken tot ons hart spreekt,
ons gemoed aangrijpt en ons diep nadenken
doet over de sombere geschiedenis der Eu-
ropeesche beschaving.
Wat kan het ons achtoraf schelen, zullen
misschien enkelen aanvoeren. Wij hebben al
zorgen genoeg en lasten en moeilijkheden
Wat baat het, de oogen terug te slaan op al
de doorstane ellende. Laat ons van het
oogenblik genieten, morgen toch zijn wij
voorbijgegaan. Zie, dat is de wonde van on
zen tijd. Er is over onze tijden een geest van
moeheid en onverschilligheid die een somber
voorteeken is der aansnellende tijden. Men
wil niet meer bewusf worden, men wil niet
meer gelukkig zijn. Geluk! het woord heeft
een romantischen klank die glimlachen doet.
Men heeft er voor genot en plezier in de
plaats gezet* en indien de moderne mensch
zich over iets verbaast, dan is het over dit
eene, dat men nog aarzelen kan tegenover
het genof. Men heeft immers waar voor zijn
geld, zekerheid en men weet precies wat
het kost. Men kan bet geluk niet koopen,
wel het genot'. Genot kan nauwkeurig op de
markt des levens worden getaxeerd en
is in vele gevallen winstgevend. Daarom wej
met het nietswaardig begrip geluk en plaats
voor hef genot.
Dat is de reden waarom voor velen da
kerkelijke feesten dagen van genot zijn ge
worden, waarom voor velen het hoogfeest
van Kerstmis geen dag van geluk en vreug
de is, maar een gelegenheid tot prefmakerij
en pleizier. Wat onze moderne geest van het
Kerstfeest gemaakt heeft of tracht te maken,
kunt gij leeren bij de beschouwing van het
moderne kerstsprookje, de moderne kerst-
litferatuur. Sla maar een van de hoog ge
prezen kerstboeken of kerstnummers open
van geïllustreerde toonaangevende weekbla
den, binnen- en buiteralandsche. Zie en ber
ken, dat er voor alles, behalve voor een.
chriselijke levensbeschouwing, of voor eea
kersfherinnering plaatsruimte is verstrekt.
Loop langs de straten en blijf staan bij de
etalages onzer boekwinkels. Ga de boeken
na die daar verzameld zijn en bij gelegen
heid van Kerstmis worden aangeboden.
Treedt de winkels binnen en luistert naar
waf er besteld wordt. Luistert en begrijpt.
Wat gij aldus beleeft en ziet heeft niet min
der stichtende kracht dan een schilderij van
Rembrandf. Wat zeg ik? Daar ten minste is
nog de angst van den zoeenden, niets ont-
zienden mensch. Hier is de onverschillig-
menten voor den economisch en, religieuzen "held, de onwetendheid, de verblinding der
ijdelheid. W-at een grootsche taak is hier
voor alle opvoeders weggelegd, voor alle
schrijvers bewust val de levenswaarden!
Wat een apostolaat, goede kerstverhalen
saam te stellen voor jong en oud, kerstver
halen waar het verheven mysterie der
menschwording wederom de plaats inneemt
die haar toekomt! Wat is hier opbouwend
werk te presteeren! Er zijn. ik heb het in
dep aanvang dezer beschouwing gezegd, en
kele uitzondering? kerstverhalen b.v. van
Streuvels en van cie Woestijne zijn parelen
op dezen mesthoop der moderne biekenin-
dustfie. Maar het zijn tegenover de massa
van overstelpende neutrale lectuur enkele
droppels water in de zee. Het is hef beeld
van onzen tijd.
Moge het spoedig veranderen, mogen wij
in ieder geval het onze tot de gewenschte
verandering bijdragen. Daarom en dif is de
slotsom van dit artikel, laat ons het goede
kerstverhaal verspreiden, zijn ontstaan be
vorderen, door beeld en woord, laaf het ge
loof opbloeien in zinrijkè heilzame verbeel
ding, dat het de veelvuldige getuigenis wor
de der kerstwaarheden, de verheerlijking van
Kerstmis, de Christuszending, het offer bij
uitnemendheid cp den dag waarop 't Woord
voor ons is vleesch gew'orden.
JOS. VAN DER VELDEN.
't Gaat al mijn geest voorbij, wat er van
avond en morgen weerklinken zal in de
huizen van wie er belangstellen in het heilige
Kerstfeest. Het suist en het ruischt me in
de ooren, waar de ruiten van tuiten. Es
met rollend gebrul klinkt het uit honderden
kelen, uit duizenden spreekmachines „Mi-
nuit, chrétiens,c' est l'heure solennelle", dat
de stemming verstoort. Zegt me zou et
ooit één knie zich gebogen hebben, als met
groeiend geweld het geluid zich verheft in
het „Peuple a genoux O, wat heeft
dit lied de Fransche Noëls verdrongen en
onteerd 1 Waar zijn de tijden van don»
Guéranger, die zoo gaarne zong van zija
gai rossignol sauvage" of„entre le boet»!
et Fane gris"?
Hoeveel producten van den laatsten tijd
zijn er niet naast dit overbekende Fransche
kerstlied te stellen, waarover we èn om der
liefdewille èn om opportuniteitsredenen
maar liever zullen zwijgen Laten we ze
samenvatten onder den wel minder vleien-
den, maar toch ontegenzeglijk verdienden
n?.atn van kerstdeunen, en dan „kerst" ook
maar met een kleine letter.
Wie kent er nog onze leysenen Ja toch I
we weten van de „herderkes,"van
een lief„Maria die soude naer Betlehem
gaen,"van „Nu syt wellecome," van
„Er is een Kindetje gheboren op aerd."
Ben ik niet te stout in mijn veronder
stelling Ik mag toch werkelijk wel iets van
deze bewering terugnemen Als onze kin
deren in de huiskamer eens niet meer!
zongen van „De herderkes", dat ze op de
scholen leerden, wie zou er met Kerstmis
naar Hollandschen trant nog zijn leysenen
zingen
En die Lysenen zijn zoo talrijk, de leyse
nen zijn toch zoo mooiIk kan er van ge
nieten, ik kan er van lachen en ween en, ik