DE WATERSNOOD. De Waaldijk bij Zalt-Bommel - Noodtoestand in het land van Maas en Waai - De toestand in Noord- Brabant - Dreumel door 2000 bewoners verlaten - Opluchting voor Limburg - Den Bosch een waar toevluchtsoord. - Doorbraak bij Markelo (O,) - Ongerustheid in het land van Heusden en Altena Oe doorbraak bij Reeuwijk De dijk bij Dalfsen doorgebroken Voortdurende val van Maas en Waai Door de overstroomde gewesten van onzen eigen Verslaggever. Uit bewogen dagen. Tweede Blad NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Woensdag 6 Januari 1926 FEUILLETON. De toestand bij Driel blijft ernstig. Hoe men in Boxmeer nog van de eene woning in de andere tracht te komen: Een paar planken op een paar petroleurn-vaten gespijkerd, doen als vlot dienst. Hoe dikwijls het omslaat en de „opstaanden" natte beenen halen of erger, laten wij maar in .het midden. De Rijndijk bij Pannerden doorgebroken. Zorgelijke toestand bij Driel, Noodtoestand in den Ooypolder. Tweede doorbraak bij Deventer. Minister Lam- booy op inspectie. Door de militairen wordt ijverig gewerkt. Gift van H. M. de Koningin. Een deskundige over het hooge water in Limburg. De „Bergsche Heus" doorgebroken. De Lek langs de prov. Utrecht. In en om Nijmegen. Noodtoestand in den Ooypolder. Een overzicht van het trein-ongeluk spoordijk, links, 35 M. daar vandaan, bij Haps. Rechts op de foto ziet in ie weggeslagen derde klasse-wagen, bevonden. en den ingezakten brug in den waarin zich de passagiers Een detail van het trein-ongeluk bij Haps: dc locomotief -aan den eenen, de rest van den trein aan den anderen kant van de brug. 18 Overigens moet men doen zooals rfien kan, wanneer men niet kan doen zooals men wil. Laten we maar doorrijden, misschien vinden we op den rand van het woud eene woningZoo niet, dan vervolgen wij on zen weg na eenige rust en wat hooi aan :e paarden gegeven te hebben, gelukkig heb ik nog voorraad. U heeft brood, ik ook, mijn samorar zai ons warme thee bezorgen en wij wachten tot morgen pm ons te verkwikken. Eindelijk bereikte men het woud, de nacht was helder en kalm, de koude niet bui tengewoon, zij hielden stil, de paarden aten rüstig terwijl de reizigers van den warmen dronk genoten. Wat smaakte de thee uit stekend 1 We zouden misschien hier den dag kun nen afwachten, als men zich goed dekt, zeide mevrouw Dubief, die grooten slaap had. Het was nauwelijks elf uur, antwoord de haar echtgenoot,,welke zijn-horloge ge raadpleegd had. De paarden hebben geen mantels, zei- de Pedruaf, en zij zouden te lijden hebben van de kou het is beter dat zij zich al dra- i vende warm houden. Een al te lang opont houd in de open lucht na den weg dien zij hebben afgelegd, zou hun dood kunnen ver oorzaken. Gelooft mij, het is beter dat wij verder rijden, zonder te groote haast zoo vatten zij geen kou. Mevrouw Dubief drong niet verder aan. Zij vertrokken en hielden den weg langs het woud de stilte van den nacht was in drukwekkend, de slede gleed geruischloos over de sneeuw, in het bosch heerschte vol slagen duisternis, men hoorde in de verte een tak die brak of soms de schreeuw van een nachtvogel. Toen zij het einde van het bosch bereikt hadden, waren zij niet weinig verbaasd twee vurige oogen in de schaduw te zien schitteren. Een hond 1 riep Charles uit, er zijn dus woningen in de buurt 1 Hij had nauwelijks deze woorden gespro ken of een gehuil weerklonk. Het is geen hond, schreeuwde Pedruaf, het is een wolf Het dier dat tot nu toe onbewegelijk was gebleven, naderde de slede. Pedruaf gaf het een meesterlijken zweep slag. Alweer gehuil, waarop dezen keer an deren antwoorden. Zoo, zoo zeide de koetsier, er is een heele troep Werkelijk kwamen ze van alle kanten uit het bosch er waren er minstens twintig, zij huilden om het hardst. Zij schijnen'niet in een goede stemming te zijn Flik flak De zweep knalde, de paarden renden vooruit, terwijl de troep wolven de slede volgden zij schreeuwden, zij huilden, spron- 'gen naar het span, rechts links en achter op een weinig geruststellende wijze. Het schijnt dat zij uitgehongerd zijn, merkte Dubief op. Twijfelt er maar niet aan, als een van ons uit de slede viel, zou het gauw met hem gedaan zijn, antwoordde Pedruaf. De verschrikte paarden waren weer in galop, de wolven eveneens. „O, geen stommigheden Ik meen dat u een geweer heeft," zeide hij en boog naar Dubief. „Ik heb er zelfs twee 1" „Dan neem ze. Ik moet mijn paarden hou den, maar u is vrij schiet in den troep. Dubief nam een van de geweren, welke Bladoff hem toevertrouwd had, nam een patroon, laadde het geweer, en schoot zon der te mikken. De verschrikte paarden spron gen terzijde, zoodat de slede bijna omkantel de .en Pedruaf bijna van zijn zitplaats viel de wolven huilden en bleven voorthollen. De koetsier, slecht geluimd, begon-te vloe ken. „Zwijg toch rieo hem Dubief toe, daar mee komen we niets verder hier is mijn ge weer, het is geladen, tracht het te gebruiken ik neem het andere, ik zal eens zin of ik ge lukkiger ben. Dezen keer legde hij aan de koetsier had de teugels om zijn arm gelegd en zijn geweer geschouderd. De schoten knalden bijna te- gelijktertijd. „Die hebben het te pakken schreeuwde Pedruaf,"„dat zijn er twee minder!" De wolven waren blijven stilstaan en men kon er twee op de sneeuw zien liggen, uit gestrekt en onbeweeglijk. Degene welke er bij stonden, naderden een oogenblik de twee lijken, en alsof ze het hadden afgesproken, begonnen zij opnieuw de slede te achter volgen. De voorsprong welke de paarden gekregen hadden was door den woesten troep gauw in gehaald. „We zullen opnieuw moeten beginnen," meende Pedruaf, anders bespringen ze ons nog. Hier is het geweer," zeide hij tot Char les, „ik moet mijn paarden in handen houden, zij zóuden op hol gaan en een ongeluk ver oorzaken. Help uw vader 1" Dubief en zijn zoon laadden hunne ge weren, mikten zoo goed zij konden en de kogels maakten twee slachtoffers. Mevrouw Dubief bad haren rozenkrans hard op, haar ech tee noot en haar zoon ant woordden. Zij hadden hunne geweren weer geladen en wilden vuur geven toen het rech- terpaard neerstortte. De twee anderen bleven stilstaan. Pedruaf was woedend en braakte de vree- selijkste verwenscbingen uit. De wolven wierpen zich op het arme dier, dat in zijn strengen spartelde. De toestand was kritiek niettegenstaande zijn toorn, verloor de koetsier het hoofd niet. „Schiet 1" schreeuwde hij. Twee wolven rolden in de sneeuw, en de anderen verwijderden zich een beetje in een oogwenk had Pedruaf de strengen door gesneden, het gevallen paard vloog op en galoppeerde weg, achtervolgd door den hui lenden troep, wiens beten het beantwoordde door krachtige slagen. In vliegende vaart holde het vooruit, de wolven volgden, en zoo had de -koetsier den tijd om de twee paar den, welke overgebleven waren, weer aan elkaar te binden. Zij waren bezweet, hunne neusgaten ronksten en hunne gejaagdheid maakte het werk van hun meester vrij lastig. Eindelijk was hij klaar en voort ging het weer, maar nu wat bedaarder. Mevrouw Dubief, welke lang gebeden had, was in haren bontmantel in slaap gevallen terwijl haar zoon en echtgenoote waakten. Eindelijk brak de dag aan. „Een isba riep Charles uit, terwiil hi) op eenige honderden meters een woning aan wees. „God zij dank antwoordde Pedruaf, die de verwenschingen, welke hij in den nacht ge uit had, misschien wilde goedmaken. Spoedig waren zij bij de woning aange komen, en stonden verstomd toen zij zagen, dat het paard, dat zij verloren waanden, naar hen toe kwam draven. „O, wat een moedig dier riep zijn meester uit. Het is slimmer, dan men denkt! Het heeft een huis gezien, en is er heen gegaan wij doen hetzelfde. De reizigers waren uitgestaptherhaal delijk klopten zij op de deur, maar het scheen, dat de bewoners nog in diepe rust waren, geen geluid was te hooren. Eindelijk verscheen een man, die de-deur opende. Hij ontving hen heel hartelijk nadat zij hem hun avpntüur verhaald hadden, maakte hij hun eene soep klaar en noodigde hen vervolgens uit, om het maal bij hem te gebruiken, dat zij zoo zeer behoefden. „Welke is de dichts bijgelegen stad vroeg Dubief. „Zijn wij nog vei van Ar changel 1" (Wordt vervolgd.) L i c Ik heb aan het slot van mijn eerste arti kel wel gezegd, dat ik „een volgende maal" nog ^vat wilde vertellen van de hulpverlee ning aan de door het water geteisterden, maar die „volgende maal" zal ik toch nog maar een keer uitstellen -de hulp gaat, ook zonder dat ik er over schrijf, wel door en er is nog zooveel over de rarr.p zelf te vertellen. Dat gaat dus voor. Uit Boxmeer was een bericht afgezonden, dat daar een paniek heerschte en kort daarop werd er gemeld, dat de Koningin ook Boxmeer zou bezoeken. Dat bericht vernam ik in Dreumel, het ongelukkige plaatsje, dat men nog heeft trachten te redden door het doorsteken van den dijk, zooals ik reeds vertelde, maar dat niettemin geheel is ondergeloopen, zoodat de bewoners alle in den nacht hebben moeten vluchten of, ,voor zoover zij dit niet meer konden, door de genie gered werden. Ik besloot daaiom, in afwijking van mijn oorspronkelijk plan, naar Boxmeer te gaan; bet moest daar, volgens de berichten toch ook wel erg zijn en bovendien, het Koninklijk bezoek gaf er een bizondere belangrijkheid aan. De auto, bestuurd door onzen foto-ver- slaggever, die mij op deze tochten door het overstroomde gebied vergezelde, kregen we nog met moeiie op de pont te Nijmegen mee naar den overkant de pont was vol, zeiden de pontmannen en het zou wel ac laatste tocht zijn dien dag snorde verder naar Geidermalsen en over Zalt Bommel, den Bosch en Veghel naar Boxmeer. En onderweg niets dan glinsterend water, waardoor als een do; lint de weg zich kron kelde, hier en daar doorweekt, maar toch nog berijdbaar, toch nog stevig. Maar langs dien zelfden weg gingen ook dc zware vracht-auto's, volgeladen met vluch telingen uit allerlei plaatsen, die een onder komen gingen zoeken in den Bosch, waar het R. K. Huisvestingscomité schitterend werk verricht en nu reeds een duizendtal, door het water uit hun woningen verdreve nen, heeft weten te bergen. Wet een zielig gezicht! Het deed me den ken aan den oorlogstijd, toen duizenden Bel gische vluchtelingen ons land binnenstroom den. Ook toen werd voor die duizenden een schuilplaats gevonden; ook toen was de be reidwilligheid om te helpen, het medelijden, dat tot offers drong, groot nu het eigen landgenooten betreft is dus, dat spreekt van zelf de hulpvaardigheid piet, minder. Dat EH;kt ook wel hieruit, dat velen dier o.n- Ketukkigen liefderijk bij particulieren zijn opgenomen. Men denke zich den toestand eens in. In angst en vreeze, omdat overal in den omlrek het water al is gekomen, zitten dc menschen in het dorp in hun woningen. Zal onbegrijpelijker; Een boer wist met groote moeite zijn tafel met zes armzalige stoelen nog op den dijk te brengen en ondertusschen steeg het water zóó hoog, dat het niet meer mogelijk was uit den lager dan de woning gelegen stal de koeiep te redden, die dan cok verdronken. Niet waar, een boer, die zijn koeien ver geet rnoet toch zeker wel heel erg overstuur zijn de meeste wilden als de redders kwamen, niet eens gered worden, als niet eerst hun beesten in veiligheid gebracht waren. HSoger en hooger stijgt het water. Zal het ook de verdieping bereiken? Angstig kijken de menschen naar buiten. Toen het nog kon, wilden ze niet weg uit hun huis 't is ook zoo erg, al wat je bezit in den steek te moeten laten en dus begrij pelijk, dat ze er bij wilden blijven toen ze het toch te benauwd kregen en wèl weg wilden, konden ze niet meer en moesten ze blijven zitten, met velen in een klein dak kamertje of op den hooizolder vaak, tot ze werden afgehaald. Wat niet altijd spoedig kon geschieden, omdat in deze streek bijna geen sloepjes of schuitjes aanwezig zijn en alle reddings materiaal van elders moest worden aange sleept. Zóó is het bijna overal gegaan: de men schen konden het niet over zich verkrijgen om hun boeltje in den steej? te laten, maar moesten het tenslotte toch doen: soms mqesten ze zelfs met geweld uit hun wo ningen worden gehaald, omdat ze het ge vaar dat langer blijven zou opleveren, niet beseften. Maar ik was op weg naar Boxmeer. Daar aangekomen, bleek het mij al heel spoedig, dat ae berichten omtrent den toe stand daar sterk overdreven waren. Er was wel water, zeker en vooral op de markt stond het vrij hoog, maar het was toch nog lang niet Wat ik elders heb gezien, waar huizen tot halverwege het dak in het water zaten. En toen ik een paar van dc notabelen vroeg, waarom dan juist hier in Boxmeer zoo'n paniek geweest was, kreeg ik ten ant woord: „Och, meneer, we weten niet wie dat be richt in de wereld heeft gestuurd, maar dat het een idioot was, die het deed, (fkt is wel zeker. En daarom komt de Koningin nu na tuurlijk pok niet, d'r zijn plaatsen genoeg waar het veel erger is én daar kan Zij dan ook veel beter heengaan.' „Dus de Koningin...." „Komt hier niet." En daarvoor was ik juist hier gekomen, dien hcelen langen weg. Dan maar weer weg uit Boxmeer, dacht kon ze toch niet en in de hoofdstraat zag men hef water rijzen; steeds verder drong het voort en na een uurtje- stond bet reeds een heel eind verder dan tevoren. Maar toch, verontrustend werd het niet. Waar nu naar toe? Beugen was niet zoo héél ver weg en daa' was de toestand zeker wèl kritiek. Op weg daarheen dus Ver hoefde ik echter niet te gaan, het water zqrgde er wel voor, daf de auto niet verder kon en een bootje was er niet te krijgen. Ver. heel ver op hef water zag ik wel een paar schuitjes, maar dit wa ren pontons van de mariniers, daarheen ge bracht om in nood verkeerende menschen te redden, of op andere wijze hulp te verlee- nen en daarvoor waren ze hoog noodig ook. Daar was geen kans om daarmee naar Beu gen te komen. TroLfvens, ze kwamen ook niet dezen kant op en ze beroepen was niet mo gelijk, daarvoor waren ze te 'er weg. Dan maar naar Haps. Daar was immers de spoordijk bezweken en een trein in het water gevallen 1 Maar met Hao^ was het al precies het zelfde gesteld. Ook daar stuitten we op de eindelooze watervlakte, waaruit; hier en daar een dak omhoog stak, of een rij hoo rnen, dichterbij een heg of een knoest van een knotwilg. Water! Waarheen je je ook wendde of keerde, altijd maar water, water, water, water Men moet het gezien hebben om zich 'n denkbeeld te kunnen vormen van dezen onafzien baren bruinen plas. Een zee? Ja, en ook weer neen. Een zee. m zeeverre, dat men op vele plekken geen dat daar boven het water schijnt te zwe ven en waarvan een stuk :s afgerukt, zie je, o ironie, enkel nog maar staan; toch voorde e 1 1 g e r. Haps kon ik dus ook niet bereiken. Dan maar naar Mill, misschien was van daar uit de rui'ne van den verongelukten trein te bereiken. Dat zou ook niet lukken, hoorde ;k spoedig, dat hadden er al zooveel gepro beerd maar na den vorigen avond toen 't on geluk gebeurd was, kon je d'r niet meer komen. Maar ik wilde er komen, desnoods langs den spoordijk, die stond toch nog droog. Jawel, droog wel, maar onder de brug in de baan, bleef met woest geweld het water maar stroomen, zoodat de grond achter de landhoofden werd weggespoeld, het metsel werk ondermijnd en dus gevaar bestond van instorten Het heelt mijn metgezel en mij een wan deling van twee uren gekost over den spoor baan, wat nu juist geen plezier.wandeling genoemd kan worden, maar we zijn er ge komen. Wat ik er zag was wel geschikt om een goeden indruk te geven van de geweldige kracht van het water. De locomotief van een trein, onderweg van Haps naar Mill, was juist half over de brug, terwijl een derde klasse rijtuig op de brug stond en de rest van den Jrein er nog voor, toen het landhoofd aan den kant van Haps bezweek. De locomotief duikelde naar beneden en bleef schuin hangen; aan den anderen kant kwam een goederenwagen dwars over de rails en gedeeltelijk in het water terecht, terwijl van het derde klasse rijtuig de koppelingen aan weerskanten af braken, zoodat de wagen door de brug heen viel, door het wild-stroomende water werd opgenomen, drie maal werd rondgewenteld en ten slotte vijfendertig meter verder werd neergeomakt; nog even kwam hij met een der zijkanten boven het water uit. En in dien wagen zaten vijf menschen. die alle vijf gered konden worden. Een had zijn hand een beetje bezeerdde vier an deren mankeerden niets, waren alleen ma.ir nat. Toen wij terug liepen naa' Mill en de tweec'e brug in dat baanvak juict over wa ren, kwam een bewaker aanloooèn, die daar geposteerd werd, omdat ook deze brug net vermoedelijk niet zou kunnen iiouden er. groot gevaar liep in te storten. En even verder passeerden ons een paar mannen met een lorrie, waarop zakken zand, die gingen probeeren hel landhoofd nog te versterken. Wat wel egelukt zal zijn, ''aarvoor leek mij het gat In den dijk achter dat land hoofd reeds.te groot. ARTHUR TERVOOREN. Ofschoon er thans van verschillende zij den berichten inkomen van den val van Maas, Waal en Rijn, zoo zijn we met den Watersnood daarom nog lang niet klaaf. Nu weer wordt uit Arnhem gemeld: Pannerden en Herwen staan blank. De z.g, „Bergsche Heus", de Rijndijk tus- schen Zevenaar en Pannerden is doorge broken. De binnenpolders loopen onder water.. Pannerden en Herwen eir Aerdt staan blank. Het vee wordt de dijken opge jaagd, waarheen ook de bevolking met have en goed zich begeeft. De bewoners van Pannerden worden met booten naar de overzijde gevoerd en in de Betuwe onder dak gebracht, terwijl de bewoners van Her wen en Aerdt worden ondergebracht in het oude kasteel „Huis ter Aerdt". in een bodemloos gat verdwenen. Het ma teriaal wordt met schepen aangevoerd, ter wij! de zakken afkomstig zijn uit de nood- huizen of beschikbaar zijn gesteld door fruithandelaren e.e. De bedreigde plek wordt 's nachts elec- trisch verlicht, dank zij een noodleiding, die de Prov. Geldersche Electriciteits Mij. op initiatief van den plaaiselijken vertegen woordiger, Schutter, heeft aangelegd. De onrust bij de bewoners is zeer groot; de hoofdingenieur der Prov. Waterstaat, ir. Seydenz;aal, die ter plaatse aanwezig was, verzekerde, dat wanneer op denzelfden voet wordt doorgewerkt, het zoo goed als zeker is, dat de dijk het houden zal. UitEist (O.-B.) wordt gemeld; In den afgeloopen nacht is met man en macht gewerkt op het bedreigde gedeelte van den Rijndijk bij Driel. Duizenden zak ken zand werden geworpen in de kolk, welke zich achter den dijk gevormd heeft. Van alle 'landbouwers, ver in den omtrek werden paarden en karren gerêquireerd om nog meer materiaal aan te voeren. Men hoopt een doorbraak te voorkomen. Vol gens 's middags ontvangen berichten blijft de toestand vrij gunstig De Vaartsche Rijn die van Utrecht naar Vreeswijk loopt, is natuurlijk veel breeder dan gewoonlijk, terwijl aan de rechterzijüc van den Jutfaaschen weg tot Vreeswijk toe overal de landerijen onder water staan. Zoo is bijv. Oude de Geinpolder tusschen Jutfaas en Vreeswijk in een groot meer her schapen. Te Vreeswijk, waar de Vaartsche Rijn in de Lek stroomt, is nabij de groote sluizen de Lek geweldig breed en staat het water voor zoover men zien kan, overal van dijk tot dijk. Tot aan de plaats, waar de schipbrug ge legen heeft, mag men per auto rijden, doch van Lekdijk, Bovendams af mag de dijk alleen door wandelaars, en fietsers gebruikt worden. Van Lekdijk Bovendams tot Lekdijk Benedendams, d.i. in de richting Schoon hoven, hebben wij vervolgens te voet den dijk afgeloopen, doch hoewel overai het wat.er hoog was, waren er geen plaatsen te bespeuren, waaraan bijzondere zorg tijdens den nacht werd besteed. De dijkwachters, gewapend met lantaren en schouwst'ok, verzekerden ons, dat er mo menteel geen gevaar voor doorbraak be staat. De dijk, die aan den kruin overal 7 M. breed is, vertoonde nergens gevaarlijke plek ken, hoewel hij Benedendams zachte' was dan Bovendams, doch ook daar verzekerde de wachter, dat er nog geen direct gevaar was. Achter den Lekdijk is het water echter de landerijen ingedrongen en overal staan de polders blank. Ofschoon de stand van de Waal stationair is gebleven, wordt te Nijmegen met inspan ning val alle krachten nog steeds gewerkt aan de versterking van den steenen muur, die de benedenstad voor overslrooining moet behoeden.' De aanlegplaats van de veerpont, die nog steeds in de vaart is, is verlegd naar t hoogste punt van de Waalkade nabij dé spoorbrug. Boven Keulen werd gemeld; In Neer bosch stroomt het water thans over de Nieuwstad heen. In de weezeninrichting heeft men de laatste dagen allerlei voor. zorgen genomen. In het géheele weezendorp heeft men alles naar de bovenverdieping gebracht, waartoi men genoodzaakt was, ómdat alle gelijk - vloersche vertrekken verlaten moesten wor den. Om tien uur stond het water nog niet in de weezeninrichting, waar een 6C0 men schen Verpleegd worden, maar het naderde snel. Den geheelen dag is de toestand in den Ooypolder verschrikkelijk geweest. Er is hier een ware noodtoestand ingetreden. De bakkers in Beek, onder Ubbergen, heb ben den geheelen nacht gebakken, en zijn in bootjes het brood gaan rondbrengen bij de menschen die in de bovenverdiepingen opgesloten zaten. Bijna van elk huis woei een vlag of laken ten teeken, dat men in nood verkeerde en afgehaald wenschte te worden. De bootjes gaan af en aan, voor het redden van die in nood verkeeren. Het nieuwe huis van den veldwachter van het dorp Ooy is bezweken. De toestand is weer verergerd door het het ook hier komen? Overdag durven ze niet uit hun huis, 's-nachts durven ze niet slepen het mocht eens komen! Dan opeens het bericht; het water is in aantocht en die het nog niet gedaan heelt brengt wat hij beneden heeft naar bo ven. opdat het niet zal bederven a 1 s dan al het water de womng binnendringt. En och, wat worden er dan vaak, doordat der. menschen het hoofd kwijt zijn, rare din gen gedaan. Ik hoorde van iemand, die haar veger en blik mee naar boven nam maar aan den trommel met brcod en de ham en het spek, dat zij later zoozeer noodig had den, niet dacht, zoodat heel het gezin gerui- men tijd zonder voedsel was. Nog erger, nog ik, toen juist iemand kwam aanloopen, met de mededeelmg, dat er'vlak bij weer een-dijk was doorgebroken en het water nu wel hoo ger zou komen. In allerijl werden maatregelen getroffen om dien nieuwen, watertoevloed te keeren. Op eenigen afstand van den rarid van het water werden palen in den grond geslagen, daartegen planken gespijkerd en daar weer tegen zakken gevuld met, aarde en graszo den opgestapeld. Naar alle kanten stoof de bevolking uiteen. De een ging leege zakken halen, anderen spaden en schoppen of kar ren aarde hier of daar uit een akker ge schept en spoedig waren zeer velen aan den arbeid en zat c'e nieuwe dam stevig in elkaar. Maar heel het plaatsje beschermen overkant meer ziet; een zee. in zooverre, dat de golven er, zoodra het een beetje sterk waait en dat deed het bijna voort durend niet voor die van een echte zee onder deden. Maar géén zee, omdat er overal iets, hier een dak, daar een boom, ginds een schoorsteen, elders een reclame-bord bo ven uitstak. Dat maakt, dat deze waterplas er heel wat luguberder uitziet dart de zee, Jat maakt, dat je gaat peinzen over al het leed, dat in enkele day en overzooveel dui zenden is gekomen, over de ellende die er wordt geleden, over het nadeel...- en dan opeens schiet je, je kan het niet hel pen in een lach, want op het reclamebord Maandagavand kwamen meer alarmee- renüe berichten los over den toestand van den Rijndijk bij Driel. Deze is voor alle verkeer afgesloten en met man en maclu ia men aar, den arbeid getogen om de be dreigde plaatsen te versterken. Begeeft deze dijk het, dan komt de geheele Over- Betuwe onder water en is de ramp niet te overzien. Het blijkt dat het gèvaar dreigt onge veer ter hoogte van de R. K. Kerk, waar een kolk is ontstaan van een oppervlakte van ongeveer 3 H.A. met een gemiddelde diepte, van 11 Meter. De versterking van den dijk is voortdurend aan het afbrokke len en meer en meer water vult dc kolk. Het water rees reeds over den z.g. kleinen binnendijk, dien men thans bekist heeft ten einde het kwellen van het water nog niet meer te bevorderen. Onder leiding van den dijkgraaf Sipmans en den heemraad Buddingh wordt door de bevolking uit de streek, die gerequireerd is, zakken met zand en grint in de kolk geworpen, die als

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 5