DE WATERSNOOD.
De Waaldijk bij Zalt-Bommel - Noodtoestand in het land van Maas en Waai - De toestand in Noord-
Brabant - Dreumel door 2000 bewoners verlaten - Opluchting voor Limburg - Den Bosch een waar
toevluchtsoord. - Doorbraak bij Markelo (O,) - Ongerustheid in het land van Heusden en Altena Oe
doorbraak bij Reeuwijk De dijk bij Dalfsen doorgebroken Voortdurende val van Maas en Waai
Door de overstroomde gewesten
van onzen eigen Verslaggever.
Uit bewogen dagen.
Tweede Blad
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Woensdag 6 Januari 1926
FEUILLETON.
De toestand bij Driel
blijft ernstig.
Hoe men in Boxmeer nog van de eene woning in de andere tracht te
komen: Een paar planken op een paar petroleurn-vaten gespijkerd, doen
als vlot dienst. Hoe dikwijls het omslaat en de „opstaanden" natte beenen
halen of erger, laten wij maar in .het midden.
De Rijndijk bij Pannerden doorgebroken. Zorgelijke
toestand bij Driel, Noodtoestand in den Ooypolder.
Tweede doorbraak bij Deventer. Minister Lam-
booy op inspectie. Door de militairen wordt ijverig
gewerkt. Gift van H. M. de Koningin. Een
deskundige over het hooge water in Limburg.
De „Bergsche Heus"
doorgebroken.
De Lek langs de prov. Utrecht.
In en om Nijmegen.
Noodtoestand in den Ooypolder.
Een overzicht van het trein-ongeluk
spoordijk, links, 35 M. daar vandaan,
bij Haps. Rechts op de foto ziet in
ie weggeslagen derde klasse-wagen,
bevonden.
en den ingezakten brug in den
waarin zich de passagiers
Een detail van het trein-ongeluk bij Haps: dc locomotief -aan den eenen,
de rest van den trein aan den anderen kant van de brug.
18
Overigens moet men doen zooals rfien
kan, wanneer men niet kan doen zooals men
wil. Laten we maar doorrijden, misschien
vinden we op den rand van het woud eene
woningZoo niet, dan vervolgen wij on
zen weg na eenige rust en wat hooi aan :e
paarden gegeven te hebben, gelukkig heb ik
nog voorraad. U heeft brood, ik ook, mijn
samorar zai ons warme thee bezorgen en wij
wachten tot morgen pm ons te verkwikken.
Eindelijk bereikte men het woud, de
nacht was helder en kalm, de koude niet bui
tengewoon, zij hielden stil, de paarden aten
rüstig terwijl de reizigers van den warmen
dronk genoten. Wat smaakte de thee uit
stekend 1
We zouden misschien hier den dag kun
nen afwachten, als men zich goed dekt, zeide
mevrouw Dubief, die grooten slaap had.
Het was nauwelijks elf uur, antwoord
de haar echtgenoot,,welke zijn-horloge ge
raadpleegd had.
De paarden hebben geen mantels, zei-
de Pedruaf, en zij zouden te lijden hebben
van de kou het is beter dat zij zich al dra- i
vende warm houden. Een al te lang opont
houd in de open lucht na den weg dien zij
hebben afgelegd, zou hun dood kunnen ver
oorzaken. Gelooft mij, het is beter dat wij
verder rijden, zonder te groote haast zoo
vatten zij geen kou.
Mevrouw Dubief drong niet verder aan.
Zij vertrokken en hielden den weg langs
het woud de stilte van den nacht was in
drukwekkend, de slede gleed geruischloos
over de sneeuw, in het bosch heerschte vol
slagen duisternis, men hoorde in de verte een
tak die brak of soms de schreeuw van een
nachtvogel.
Toen zij het einde van het bosch bereikt
hadden, waren zij niet weinig verbaasd twee
vurige oogen in de schaduw te zien schitteren.
Een hond 1 riep Charles uit, er zijn dus
woningen in de buurt 1
Hij had nauwelijks deze woorden gespro
ken of een gehuil weerklonk.
Het is geen hond, schreeuwde Pedruaf,
het is een wolf
Het dier dat tot nu toe onbewegelijk was
gebleven, naderde de slede.
Pedruaf gaf het een meesterlijken zweep
slag. Alweer gehuil, waarop dezen keer an
deren antwoorden.
Zoo, zoo zeide de koetsier, er is een
heele troep
Werkelijk kwamen ze van alle kanten uit
het bosch er waren er minstens twintig, zij
huilden om het hardst.
Zij schijnen'niet in een goede stemming
te zijn
Flik flak
De zweep knalde, de paarden renden
vooruit, terwijl de troep wolven de slede
volgden zij schreeuwden, zij huilden, spron-
'gen naar het span, rechts links en achter op
een weinig geruststellende wijze.
Het schijnt dat zij uitgehongerd zijn,
merkte Dubief op.
Twijfelt er maar niet aan, als een van
ons uit de slede viel, zou het gauw met hem
gedaan zijn, antwoordde Pedruaf.
De verschrikte paarden waren weer in
galop, de wolven eveneens.
„O, geen stommigheden Ik meen dat
u een geweer heeft," zeide hij en boog naar
Dubief.
„Ik heb er zelfs twee 1"
„Dan neem ze. Ik moet mijn paarden hou
den, maar u is vrij schiet in den troep.
Dubief nam een van de geweren, welke
Bladoff hem toevertrouwd had, nam een
patroon, laadde het geweer, en schoot zon
der te mikken. De verschrikte paarden spron
gen terzijde, zoodat de slede bijna omkantel
de .en Pedruaf bijna van zijn zitplaats viel
de wolven huilden en bleven voorthollen.
De koetsier, slecht geluimd, begon-te vloe
ken.
„Zwijg toch rieo hem Dubief toe, daar
mee komen we niets verder hier is mijn ge
weer, het is geladen, tracht het te gebruiken
ik neem het andere, ik zal eens zin of ik ge
lukkiger ben.
Dezen keer legde hij aan de koetsier had
de teugels om zijn arm gelegd en zijn geweer
geschouderd. De schoten knalden bijna te-
gelijktertijd.
„Die hebben het te pakken schreeuwde
Pedruaf,"„dat zijn er twee minder!"
De wolven waren blijven stilstaan en men
kon er twee op de sneeuw zien liggen, uit
gestrekt en onbeweeglijk. Degene welke er
bij stonden, naderden een oogenblik de twee
lijken, en alsof ze het hadden afgesproken,
begonnen zij opnieuw de slede te achter
volgen.
De voorsprong welke de paarden gekregen
hadden was door den woesten troep gauw in
gehaald.
„We zullen opnieuw moeten beginnen,"
meende Pedruaf, anders bespringen ze ons
nog. Hier is het geweer," zeide hij tot Char
les, „ik moet mijn paarden in handen houden,
zij zóuden op hol gaan en een ongeluk ver
oorzaken. Help uw vader 1"
Dubief en zijn zoon laadden hunne ge
weren, mikten zoo goed zij konden en de
kogels maakten twee slachtoffers.
Mevrouw Dubief bad haren rozenkrans
hard op, haar ech tee noot en haar zoon ant
woordden. Zij hadden hunne geweren weer
geladen en wilden vuur geven toen het rech-
terpaard neerstortte. De twee anderen bleven
stilstaan.
Pedruaf was woedend en braakte de vree-
selijkste verwenscbingen uit. De wolven
wierpen zich op het arme dier, dat in zijn
strengen spartelde.
De toestand was kritiek niettegenstaande
zijn toorn, verloor de koetsier het hoofd niet.
„Schiet 1" schreeuwde hij.
Twee wolven rolden in de sneeuw, en de
anderen verwijderden zich een beetje in
een oogwenk had Pedruaf de strengen door
gesneden, het gevallen paard vloog op en
galoppeerde weg, achtervolgd door den hui
lenden troep, wiens beten het beantwoordde
door krachtige slagen. In vliegende vaart
holde het vooruit, de wolven volgden, en
zoo had de -koetsier den tijd om de twee paar
den, welke overgebleven waren, weer aan
elkaar te binden. Zij waren bezweet, hunne
neusgaten ronksten en hunne gejaagdheid
maakte het werk van hun meester vrij lastig.
Eindelijk was hij klaar en voort ging het
weer, maar nu wat bedaarder.
Mevrouw Dubief, welke lang gebeden had,
was in haren bontmantel in slaap gevallen
terwijl haar zoon en echtgenoote waakten.
Eindelijk brak de dag aan.
„Een isba riep Charles uit, terwiil hi) op
eenige honderden meters een woning aan
wees.
„God zij dank antwoordde Pedruaf, die de
verwenschingen, welke hij in den nacht ge
uit had, misschien wilde goedmaken.
Spoedig waren zij bij de woning aange
komen, en stonden verstomd toen zij zagen,
dat het paard, dat zij verloren waanden, naar
hen toe kwam draven.
„O, wat een moedig dier riep zijn
meester uit. Het is slimmer, dan men denkt!
Het heeft een huis gezien, en is er heen
gegaan wij doen hetzelfde.
De reizigers waren uitgestaptherhaal
delijk klopten zij op de deur, maar het
scheen, dat de bewoners nog in diepe rust
waren, geen geluid was te hooren.
Eindelijk verscheen een man, die de-deur
opende.
Hij ontving hen heel hartelijk nadat
zij hem hun avpntüur verhaald hadden,
maakte hij hun eene soep klaar en noodigde
hen vervolgens uit, om het maal bij hem
te gebruiken, dat zij zoo zeer behoefden.
„Welke is de dichts bijgelegen stad
vroeg Dubief. „Zijn wij nog vei van Ar
changel 1"
(Wordt vervolgd.)
L i c
Ik heb aan het slot van mijn eerste arti
kel wel gezegd, dat ik „een volgende maal"
nog ^vat wilde vertellen van de hulpverlee
ning aan de door het water geteisterden,
maar die „volgende maal" zal ik toch nog
maar een keer uitstellen -de hulp gaat,
ook zonder dat ik er over schrijf, wel door
en er is nog zooveel over de rarr.p zelf te
vertellen. Dat gaat dus voor.
Uit Boxmeer was een bericht afgezonden,
dat daar een paniek heerschte en kort
daarop werd er gemeld, dat de Koningin ook
Boxmeer zou bezoeken.
Dat bericht vernam ik in Dreumel, het
ongelukkige plaatsje, dat men nog heeft
trachten te redden door het doorsteken van
den dijk, zooals ik reeds vertelde, maar dat
niettemin geheel is ondergeloopen, zoodat de
bewoners alle in den nacht hebben moeten
vluchten of, ,voor zoover zij dit niet meer
konden, door de genie gered werden.
Ik besloot daaiom, in afwijking van mijn
oorspronkelijk plan, naar Boxmeer te gaan;
bet moest daar, volgens de berichten toch
ook wel erg zijn en bovendien, het Koninklijk
bezoek gaf er een bizondere belangrijkheid
aan.
De auto, bestuurd door onzen foto-ver-
slaggever, die mij op deze tochten door het
overstroomde gebied vergezelde, kregen we
nog met moeiie op de pont te Nijmegen mee
naar den overkant de pont was vol,
zeiden de pontmannen en het zou wel ac
laatste tocht zijn dien dag snorde verder
naar Geidermalsen en over Zalt Bommel,
den Bosch en Veghel naar Boxmeer.
En onderweg niets dan glinsterend water,
waardoor als een do; lint de weg zich kron
kelde, hier en daar doorweekt, maar toch
nog berijdbaar, toch nog stevig.
Maar langs dien zelfden weg gingen ook dc
zware vracht-auto's, volgeladen met vluch
telingen uit allerlei plaatsen, die een onder
komen gingen zoeken in den Bosch, waar
het R. K. Huisvestingscomité schitterend
werk verricht en nu reeds een duizendtal,
door het water uit hun woningen verdreve
nen, heeft weten te bergen.
Wet een zielig gezicht! Het deed me den
ken aan den oorlogstijd, toen duizenden Bel
gische vluchtelingen ons land binnenstroom
den. Ook toen werd voor die duizenden een
schuilplaats gevonden; ook toen was de be
reidwilligheid om te helpen, het medelijden,
dat tot offers drong, groot nu het eigen
landgenooten betreft is dus, dat spreekt van
zelf de hulpvaardigheid piet, minder. Dat
EH;kt ook wel hieruit, dat velen dier o.n-
Ketukkigen liefderijk bij particulieren zijn
opgenomen.
Men denke zich den toestand eens in.
In angst en vreeze, omdat overal in den
omlrek het water al is gekomen, zitten dc
menschen in het dorp in hun woningen. Zal
onbegrijpelijker; Een boer wist met groote
moeite zijn tafel met zes armzalige stoelen
nog op den dijk te brengen en ondertusschen
steeg het water zóó hoog, dat het niet meer
mogelijk was uit den lager dan de woning
gelegen stal de koeiep te redden, die dan
cok verdronken.
Niet waar, een boer, die zijn koeien ver
geet rnoet toch zeker wel heel erg overstuur
zijn de meeste wilden als de redders
kwamen, niet eens gered worden, als niet
eerst hun beesten in veiligheid gebracht
waren.
HSoger en hooger stijgt het water. Zal
het ook de verdieping bereiken?
Angstig kijken de menschen naar buiten.
Toen het nog kon, wilden ze niet weg uit
hun huis 't is ook zoo erg, al wat je bezit
in den steek te moeten laten en dus begrij
pelijk, dat ze er bij wilden blijven toen
ze het toch te benauwd kregen en wèl weg
wilden, konden ze niet meer en moesten ze
blijven zitten, met velen in een klein dak
kamertje of op den hooizolder vaak, tot ze
werden afgehaald.
Wat niet altijd spoedig kon geschieden,
omdat in deze streek bijna geen sloepjes
of schuitjes aanwezig zijn en alle reddings
materiaal van elders moest worden aange
sleept.
Zóó is het bijna overal gegaan: de men
schen konden het niet over zich verkrijgen
om hun boeltje in den steej? te laten, maar
moesten het tenslotte toch doen: soms
mqesten ze zelfs met geweld uit hun wo
ningen worden gehaald, omdat ze het ge
vaar dat langer blijven zou opleveren, niet
beseften.
Maar ik was op weg naar Boxmeer.
Daar aangekomen, bleek het mij al heel
spoedig, dat ae berichten omtrent den toe
stand daar sterk overdreven waren. Er was
wel water, zeker en vooral op de markt
stond het vrij hoog, maar het was toch nog
lang niet Wat ik elders heb gezien, waar
huizen tot halverwege het dak in het water
zaten.
En toen ik een paar van dc notabelen
vroeg, waarom dan juist hier in Boxmeer
zoo'n paniek geweest was, kreeg ik ten ant
woord:
„Och, meneer, we weten niet wie dat be
richt in de wereld heeft gestuurd, maar dat
het een idioot was, die het deed, (fkt is wel
zeker. En daarom komt de Koningin nu na
tuurlijk pok niet, d'r zijn plaatsen genoeg
waar het veel erger is én daar kan Zij dan
ook veel beter heengaan.'
„Dus de Koningin...."
„Komt hier niet."
En daarvoor was ik juist hier gekomen,
dien hcelen langen weg.
Dan maar weer weg uit Boxmeer, dacht
kon ze toch niet en in de hoofdstraat zag
men hef water rijzen; steeds verder drong
het voort en na een uurtje- stond bet reeds
een heel eind verder dan tevoren.
Maar toch, verontrustend werd het niet.
Waar nu naar toe?
Beugen was niet zoo héél ver weg en daa'
was de toestand zeker wèl kritiek. Op weg
daarheen dus Ver hoefde ik echter niet te
gaan, het water zqrgde er wel voor, daf de
auto niet verder kon en een bootje was er
niet te krijgen. Ver. heel ver op hef water
zag ik wel een paar schuitjes, maar dit wa
ren pontons van de mariniers, daarheen ge
bracht om in nood verkeerende menschen te
redden, of op andere wijze hulp te verlee-
nen en daarvoor waren ze hoog noodig ook.
Daar was geen kans om daarmee naar Beu
gen te komen. TroLfvens, ze kwamen ook niet
dezen kant op en ze beroepen was niet mo
gelijk, daarvoor waren ze te 'er weg.
Dan maar naar Haps. Daar was immers
de spoordijk bezweken en een trein in het
water gevallen 1
Maar met Hao^ was het al precies het
zelfde gesteld. Ook daar stuitten we op de
eindelooze watervlakte, waaruit; hier en
daar een dak omhoog stak, of een rij hoo
rnen, dichterbij een heg of een knoest van
een knotwilg.
Water! Waarheen je je ook wendde of
keerde, altijd maar water, water, water,
water
Men moet het gezien hebben om zich 'n
denkbeeld te kunnen vormen van dezen
onafzien baren bruinen plas.
Een zee? Ja, en ook weer neen. Een zee.
m zeeverre, dat men op vele plekken geen
dat daar boven het water schijnt te zwe
ven en waarvan een stuk :s afgerukt, zie
je, o ironie, enkel nog maar staan; toch
voorde e 1 1 g e r.
Haps kon ik dus ook niet bereiken. Dan
maar naar Mill, misschien was van daar uit
de rui'ne van den verongelukten trein te
bereiken. Dat zou ook niet lukken, hoorde
;k spoedig, dat hadden er al zooveel gepro
beerd maar na den vorigen avond toen 't on
geluk gebeurd was, kon je d'r niet meer
komen.
Maar ik wilde er komen, desnoods langs
den spoordijk, die stond toch nog droog.
Jawel, droog wel, maar onder de brug in
de baan, bleef met woest geweld het water
maar stroomen, zoodat de grond achter de
landhoofden werd weggespoeld, het metsel
werk ondermijnd en dus gevaar bestond
van instorten
Het heelt mijn metgezel en mij een wan
deling van twee uren gekost over den spoor
baan, wat nu juist geen plezier.wandeling
genoemd kan worden, maar we zijn er ge
komen.
Wat ik er zag was wel geschikt om een
goeden indruk te geven van de geweldige
kracht van het water.
De locomotief van een trein, onderweg
van Haps naar Mill, was juist half over de
brug, terwijl een derde klasse rijtuig op de
brug stond en de rest van den Jrein er nog
voor, toen het landhoofd aan den kant van
Haps bezweek. De locomotief duikelde
naar beneden en bleef schuin hangen; aan
den anderen kant kwam een goederenwagen
dwars over de rails en gedeeltelijk in het
water terecht, terwijl van het derde klasse
rijtuig de koppelingen aan weerskanten af
braken, zoodat de wagen door de brug heen
viel, door het wild-stroomende water werd
opgenomen, drie maal werd rondgewenteld
en ten slotte vijfendertig meter verder
werd neergeomakt; nog even kwam hij met
een der zijkanten boven het water uit.
En in dien wagen zaten vijf menschen. die
alle vijf gered konden worden. Een had zijn
hand een beetje bezeerdde vier an
deren mankeerden niets, waren alleen ma.ir
nat.
Toen wij terug liepen naa' Mill en de
tweec'e brug in dat baanvak juict over wa
ren, kwam een bewaker aanloooèn, die daar
geposteerd werd, omdat ook deze brug net
vermoedelijk niet zou kunnen iiouden er.
groot gevaar liep in te storten.
En even verder passeerden ons een paar
mannen met een lorrie, waarop zakken zand,
die gingen probeeren hel landhoofd nog te
versterken.
Wat wel egelukt zal zijn, ''aarvoor
leek mij het gat In den dijk achter dat land
hoofd reeds.te groot.
ARTHUR TERVOOREN.
Ofschoon er thans van verschillende zij
den berichten inkomen van den val van
Maas, Waal en Rijn, zoo zijn we met den
Watersnood daarom nog lang niet klaaf.
Nu weer wordt uit Arnhem gemeld:
Pannerden en Herwen staan blank.
De z.g, „Bergsche Heus", de Rijndijk tus-
schen Zevenaar en Pannerden is doorge
broken. De binnenpolders loopen onder
water.. Pannerden en Herwen eir Aerdt
staan blank. Het vee wordt de dijken opge
jaagd, waarheen ook de bevolking met
have en goed zich begeeft. De bewoners
van Pannerden worden met booten naar de
overzijde gevoerd en in de Betuwe onder
dak gebracht, terwijl de bewoners van Her
wen en Aerdt worden ondergebracht in het
oude kasteel „Huis ter Aerdt".
in een bodemloos gat verdwenen. Het ma
teriaal wordt met schepen aangevoerd, ter
wij! de zakken afkomstig zijn uit de nood-
huizen of beschikbaar zijn gesteld door
fruithandelaren e.e.
De bedreigde plek wordt 's nachts elec-
trisch verlicht, dank zij een noodleiding,
die de Prov. Geldersche Electriciteits Mij.
op initiatief van den plaaiselijken vertegen
woordiger, Schutter, heeft aangelegd.
De onrust bij de bewoners is zeer groot;
de hoofdingenieur der Prov. Waterstaat, ir.
Seydenz;aal, die ter plaatse aanwezig was,
verzekerde, dat wanneer op denzelfden
voet wordt doorgewerkt, het zoo goed als
zeker is, dat de dijk het houden zal.
UitEist (O.-B.) wordt gemeld;
In den afgeloopen nacht is met man en
macht gewerkt op het bedreigde gedeelte
van den Rijndijk bij Driel. Duizenden zak
ken zand werden geworpen in de kolk,
welke zich achter den dijk gevormd heeft.
Van alle 'landbouwers, ver in den omtrek
werden paarden en karren gerêquireerd om
nog meer materiaal aan te voeren. Men
hoopt een doorbraak te voorkomen. Vol
gens 's middags ontvangen berichten blijft
de toestand vrij gunstig
De Vaartsche Rijn die van Utrecht naar
Vreeswijk loopt, is natuurlijk veel breeder
dan gewoonlijk, terwijl aan de rechterzijüc
van den Jutfaaschen weg tot Vreeswijk toe
overal de landerijen onder water staan.
Zoo is bijv. Oude de Geinpolder tusschen
Jutfaas en Vreeswijk in een groot meer her
schapen. Te Vreeswijk, waar de Vaartsche
Rijn in de Lek stroomt, is nabij de groote
sluizen de Lek geweldig breed en staat het
water voor zoover men zien kan, overal van
dijk tot dijk.
Tot aan de plaats, waar de schipbrug ge
legen heeft, mag men per auto rijden, doch
van Lekdijk, Bovendams af mag de dijk
alleen door wandelaars, en fietsers gebruikt
worden. Van Lekdijk Bovendams tot Lekdijk
Benedendams, d.i. in de richting Schoon
hoven, hebben wij vervolgens te voet den
dijk afgeloopen, doch hoewel overai het
wat.er hoog was, waren er geen plaatsen te
bespeuren, waaraan bijzondere zorg tijdens
den nacht werd besteed.
De dijkwachters, gewapend met lantaren
en schouwst'ok, verzekerden ons, dat er mo
menteel geen gevaar voor doorbraak be
staat.
De dijk, die aan den kruin overal 7 M.
breed is, vertoonde nergens gevaarlijke plek
ken, hoewel hij Benedendams zachte' was
dan Bovendams, doch ook daar verzekerde
de wachter, dat er nog geen direct gevaar
was.
Achter den Lekdijk is het water echter de
landerijen ingedrongen en overal staan de
polders blank.
Ofschoon de stand van de Waal stationair
is gebleven, wordt te Nijmegen met inspan
ning val alle krachten nog steeds gewerkt
aan de versterking van den steenen muur,
die de benedenstad voor overslrooining
moet behoeden.'
De aanlegplaats van de veerpont, die nog
steeds in de vaart is, is verlegd naar t
hoogste punt van de Waalkade nabij dé
spoorbrug.
Boven Keulen werd gemeld; In Neer
bosch stroomt het water thans over de
Nieuwstad heen. In de weezeninrichting
heeft men de laatste dagen allerlei voor.
zorgen genomen.
In het géheele weezendorp heeft men alles
naar de bovenverdieping gebracht, waartoi
men genoodzaakt was, ómdat alle gelijk -
vloersche vertrekken verlaten moesten wor
den.
Om tien uur stond het water nog niet in
de weezeninrichting, waar een 6C0 men
schen Verpleegd worden, maar het naderde
snel.
Den geheelen dag is de toestand in den
Ooypolder verschrikkelijk geweest. Er is
hier een ware noodtoestand ingetreden.
De bakkers in Beek, onder Ubbergen, heb
ben den geheelen nacht gebakken, en zijn
in bootjes het brood gaan rondbrengen bij
de menschen die in de bovenverdiepingen
opgesloten zaten.
Bijna van elk huis woei een vlag of laken
ten teeken, dat men in nood verkeerde en
afgehaald wenschte te worden. De bootjes
gaan af en aan, voor het redden van die in
nood verkeeren.
Het nieuwe huis van den veldwachter van
het dorp Ooy is bezweken.
De toestand is weer verergerd door het
het ook hier komen? Overdag durven ze
niet uit hun huis, 's-nachts durven ze niet
slepen het mocht eens komen!
Dan opeens het bericht; het water
is in aantocht en die het nog niet gedaan
heelt brengt wat hij beneden heeft naar bo
ven. opdat het niet zal bederven a 1 s dan
al het water de womng binnendringt.
En och, wat worden er dan vaak, doordat
der. menschen het hoofd kwijt zijn, rare din
gen gedaan. Ik hoorde van iemand, die haar
veger en blik mee naar boven nam maar
aan den trommel met brcod en de ham en
het spek, dat zij later zoozeer noodig had
den, niet dacht, zoodat heel het gezin gerui-
men tijd zonder voedsel was. Nog erger, nog
ik, toen juist iemand kwam aanloopen, met
de mededeelmg, dat er'vlak bij weer een-dijk
was doorgebroken en het water nu wel hoo
ger zou komen.
In allerijl werden maatregelen getroffen
om dien nieuwen, watertoevloed te keeren.
Op eenigen afstand van den rarid van het
water werden palen in den grond geslagen,
daartegen planken gespijkerd en daar weer
tegen zakken gevuld met, aarde en graszo
den opgestapeld. Naar alle kanten stoof de
bevolking uiteen. De een ging leege zakken
halen, anderen spaden en schoppen of kar
ren aarde hier of daar uit een akker ge
schept en spoedig waren zeer velen aan
den arbeid en zat c'e nieuwe dam stevig in
elkaar. Maar heel het plaatsje beschermen
overkant meer ziet; een zee. in zooverre,
dat de golven er, zoodra het een beetje
sterk waait en dat deed het bijna voort
durend niet voor die van een echte zee
onder deden.
Maar géén zee, omdat er overal iets,
hier een dak, daar een boom, ginds een
schoorsteen, elders een reclame-bord bo
ven uitstak.
Dat maakt, dat deze waterplas er heel
wat luguberder uitziet dart de zee, Jat
maakt, dat je gaat peinzen over al het
leed, dat in enkele day en overzooveel dui
zenden is gekomen, over de ellende die
er wordt geleden, over het nadeel...- en
dan opeens schiet je, je kan het niet hel
pen in een lach, want op het reclamebord
Maandagavand kwamen meer alarmee-
renüe berichten los over den toestand van
den Rijndijk bij Driel. Deze is voor alle
verkeer afgesloten en met man en maclu
ia men aar, den arbeid getogen om de be
dreigde plaatsen te versterken. Begeeft
deze dijk het, dan komt de geheele Over-
Betuwe onder water en is de ramp niet te
overzien.
Het blijkt dat het gèvaar dreigt onge
veer ter hoogte van de R. K. Kerk, waar
een kolk is ontstaan van een oppervlakte
van ongeveer 3 H.A. met een gemiddelde
diepte, van 11 Meter. De versterking van
den dijk is voortdurend aan het afbrokke
len en meer en meer water vult dc kolk.
Het water rees reeds over den z.g. kleinen
binnendijk, dien men thans bekist heeft
ten einde het kwellen van het water nog
niet meer te bevorderen. Onder leiding van
den dijkgraaf Sipmans en den heemraad
Buddingh wordt door de bevolking uit de
streek, die gerequireerd is, zakken met
zand en grint in de kolk geworpen, die als