ik
h-
ELCK WAT WILS
»,ïk vind niet veel büzrnr'ers aan zeer scherpe cpn-srrkiugsgave bedeeld
dien man, uien zij aan i.en. vcoitgetrok- n,aar li Icn zien eat zij een gast ver
ken neett," zegt mceuer leiesa. wachtten
Vrouw Giannetta haalde ce schoucers lk hoop cat ik niet onwelkom ten,'
op. zeice hij hall uitdagend en net de hand
„Geen van mijn meisjes zou naar hem cp ten mg van ten steel leunend. „Ik
willen zien," zegt zij verachtelijk. ken als vnena I een.t gij mijn uitnco-
,,an mj is zooveel cutei dan Tonio.'' diging aan!'
„Vijl en dertig tenminste.' „Ui kunnen haar met aannemen,'
„En met nail zoo knap van uiterlijk.' anlwcorite tij,
„En oan die roode baard i Fcei 2elfs „K unnen met
niet om den heiligen Vader te lelieven „IV aai wij zi.n er u niet minder erken-
zou ik een man met een roocen baard 'elijk vcor."
getrouwd nebben, toen ik een iong n eis- „Runnen met," wil zeggen „willen
te was met", t enk ik
„Jawei, ja we», oaai moei iets achtei „2ekei met. F et heteekent dat wij ons
Zitten, riij zit er misschien warmpjes in." wooro gegeven letten."
„belachelijk i een zeeman, en er Een ccnleie welk trok over Tomo
warmpjes in zitten Lie kei els geven hun Roietti's vcorhccfd.
geld uit even gauw" ls zij het vercïenen." „Gij zijt toch niet voor den geheelen
„Ik moei zeggen, dat ik ei van sta te cag uw woord kwijt zeide hij cngeloo-
kijken, aat buurman tem zoo'n engage- vig.
ment zou toelaten," zegt vrouw Cianretta' „Ja vooi een geieeien dag. Wij gaan
statig wegstappenu met oe kan cp laar s morgens in ce vrcegte uit en zullen
hoofd, „net zou mij heusch spijten niet met vóór 's avends teiug zijn."
hooger op te kijken voor mijn dochters „Lat zegt ge om van mij af te komen
Een zeeman, 't is wat n.oois Ik zou nijn lk gelooi bet met.'
Lisa en Lotta hei wei eens n et een zee- „Ik tetcel geen teugen te zeggen om
man willen zien aanleggen van u al te ken en," gaf de wagenmaker
Intusscnen uach' La Guiletta weinig toornig ten antwoord,
dat naar geheim zells vern eed was; „fco! ten ik een indringer, hé
maar omdat zij Tomo M.oretti wenschte „Incien ge een ridderlijk antwoord
te vermijden, bieei zij van oe bicn al verlangt ja."
op oe uren dat aie het uruksi tezccht De koetsier barstte in een nijdipen
wera. Waarop de praatjes-maakster, die iach uu.
het voor uicgemaakt hielcen, dat zij haar „Goed, zeice hij. „Nu begrijp ik
uit ooosaaruigheiu ontweek baar van trots wat gij wilt n aar laat mij u zeggen u
sluwheid en .eoere onaangename eigen- in bet bijzone er La Giulietta dat er
scnap onder ue zon beschuldigden genoeg zi'- hier in Verona, die zich niet
„rieqt gij La Giulietta laten loopen, o. weinig ccor zulk een indringer gestreeld
heeft La Giulietta u iaten loopen, Tonio zouten voelen.'
vroeg vrouw Giannetta, teen zij hem op hei meisje ïegoe haai werk neer, en
de plaats tegenkwam, terwijl hij eten ging zag hem voor het eerst aan
Want daar hij alleen en een vrijgezel was, „Wij twijfelen oaar niet aan,' zeide zij
georuikte de tonge man zijn maal ge- vriendelijk. „Wij weten dat gij het goed
woonlijk in de herberg meent. Wat behoeven er aan beide zijden
Wat wilt ge zeggen, vrouw Giannet- ruwe woorden te vallen Zekei mogen
ta zeide hij t e wenkbrauwen fron- wij u vooi uw beleefoheio ranken en
senu. haar afslaan zonder u te beleedigen
„Wei, aeve neruei wij dachten alle- „Ik wil weten ol ge mij bedankt zeide
maal, dat het tusschen u een huwelijk hij plotseling en bijna woedend op zijn
Zou worden doel afgaande. „Ik vroeg uw oom giste-
„Huwehjk 01 geen huwelijk, wat gaat ren Ik had u morgen willen vragen
het iemand aan Maar indien ik nu ga, zal ik niet weer
„Wij willen u mei beteedigen, Tonio terugkomen laat het dus nu uit zijn.
men is er alleen verwonderd over, Ik heb u bijna een jaar mijn hof gemaakt,
weet ge? Hemel hebt ge het niet ge- en ge hebt heel'goed geweten wat ik be
hoord Ha, nu ik ben geen ruziestoo- doelde. Ik ik zou geen werk van u ge-
ker. Goeden morgen, Tonio maakt hebben, indien ik u met had lief-
En weg ging vrouw Giannetta en liet gehad(hier beefde zijn stem een
den koetsier naar zijn maaltijd gaan mei weinig _en zijn blik werd zachter.) „Zeg,
zooveel trek als hij bijeen kon brengen, hoe meet het zijn Ja, of Neen
Die etenstrek was er intusschen dooi Het jonge meisje wendde het gelaat af.
het gesprek met op verbeterd. Misschien „Het spijt mij zoo," stamelde zij.
lette hij et met bijzonder op, wat hem „Is het „Ja" of „Neen
werd voorgezet of hoe het werd opge- „Genoeg, tongen Ziet ge niet dat het
diend. Misschien spoelde hij het met een „Neen" is f" bracht Stefano ongeduk ig
extra slok van den ounnen „zwarten" in het midden. „Neem dit antwoord aan
wijn door, die de geliefkoosde drank was als een man, en ga' been."
van de inrichting maar behalve dat hij Maar Tomo Moreui wendde zijn oo-
een beetje grommeng was dan gewoon- een niet van haar gelaat af.
lijk, liet de jonge man niets blijken van „Ik wacht haar antwoord," zeide hij
de onrust, die in zijn borst woelde. Toch zeer bleek wordend.
was nij ongerust. Stefano Bern had hem „Werkelijk, het moei „Neen" zijn,"
volstrekt niet verwelkomd zooals hij ver- zeide het tonee meisje met bevende lippen,
welkomd moest worden. De wagenmaker „Is het omdat ge iemand anders liever
had inderdaad het koudste koude water tiebt Sangue di Dio 1 Ik wist het. Nu,
op zijn aanzoek pitgestort. Wat het meis- wie het zijn moge, ik wensch u geluk met
je zelf oetreft. zij ontweek bem opzette- hem Mij kan het niet -chelen. Er zijn
tijk. itfat was er veroer van dien vreem- tonge meisjes bij dozijnen «tuk voor
deling op de Piazza Br 4 En vooral, wat- stuk beter dan gij die zullen opsprin-
van die toespelingen van vrouw Giannetta een als ik mijn vinger slechts ophoud.
Te trotscn om iemand te ondervragen, Goeden dag dus. La Guilietta en indien
die de praatjes van de plaats kon verteld een van ons blijft leven om van deze be-
hebben, sloot hij zijn ongerustheid Dij -lissing Dtrosrw re hebben, zal ik het niet
zich-zeli op totdat hei dagwerk gedaan zijn."
was toen besloot hij een bezoek te bren- „Ge zijt een onoeschaamde ezel
gen aan de Beni's, om de zaak tot een ein- schreeuwde de wagenmaker hem na.
de te brengen. Maar hij ging eerst naai Maar de vetturino was de deur uit
zijn kamers om zich moo' te maken, zoo- gestoven, het portaal over. en had de bui
als een vrijer, die uit vrijen gaat, betaamt 'endeur reeds bereikt.
De ïonge man had zelfvertrouwen ge- Nu gebeurde het, dat op het oogenblik
noeg toch klopte zijn hart sterker toen dat hij de klink oplichtte, iemand van
hij de trap naar Beni's woning opging. buiten aan oe schei trok waarop, daar
„Gij hier zeide de wagenmaker, die de deur plotseling geopend werd, hij
zelf op het schellen voorkwam bijna tegen een man aan liep, die aan
„Mag men u van avond een Kort be- den anderen kant van den drempel stond,
zoek brengen, buurman Bent Ik ben ge- „Ik vraag u verschooning." zeide de
komen om mijn groeten aan de Signorina aangekomen gast, terwijl hij snel terug-
Giulietta te brengen en, daar het morgen stapte. En, bij het schemerlicht van het
een feestdag ts, u uit te noodigen tot een kleine olielampje op het portaal, herkende
rijtoer naar buiten. Ik zal de beide paar- Tonio Moretti den vreemdeling van de
den voor mijn koets spannen en u naar Piazza Bia.
de Ponte di Veja brengen." Dit was het tweede bezoek van Cesare
Hij had deze kleine aanspraak in zijn Donato in het karakter van erkend vrijer,
geest den geheelen middag herhaald en daar dat van den vorigen avond het eerste
herdacht, en hij vleide zich, dat hij haar geweest was. Zoover hadden in alle ge-
met gepaste vlugheid had uitgesproken, val de babbelaarsters het bij het rechte
„Nichtje," zeide de wagenmaker, „geef eind. Morgen zouden zij ongetwijfeld
een stoel aan onzen bezoeker." weten dat hij het voorrecht der verloving
La Giulietta legde haar werk neder, genoten en teruggekomen was en zelfs de
stond zwijgend op en zette een stoei neer, „koekjes -j ae ale" waarop hij onthaald
zoo ver mogelijk van den haren. Zij had was, zouden hun geen geheim meer zijn.
haar beste zwarte japon aan, een strikje Wat zij echter niet wisten was het piot
van rood lint om haar hals en een witte selinge, waarmee al deze veranderingen
roos in het haar. De kamer was helder badden plaatsgegrepen.Dat er een geheime
verlicht. Er stonden bloemen op de tafel, neiging bij Giulietta, tegenstand aan de
En Stefano Bern" had zijn Zondagschen zijde van buurman Stefano, sluwheid
jas aan. Tonio Moretti was met geen n geheimhouding en bedrog aan alle
kanten geweest waren daar waren zij Dat 1 ij bezitter was van een handelsschip,
zei.e. van. Geen waarschijnlijkheid, geen oat hij ei wel bijzat, oat hij was, wat oom
LfcWijs zou i.en hebben hunnen oveitui- Stefano „een goeoe partij noemce
bfcn, oat oe gelieven neon van l.un leven cut alles was naai vefreiu maar het had
eihancei ontmoei hacten, weinig langer weinig moruk op haai gemaakt. Nu voor
oan een weeh geleeen, en cat zij elkanoer ce eerste maal werd het haar cuicelijk oat
cp hei eeiste gezicht baccen liefgehao. hij een man was. wien anderen pehoor-
I. et eerste tezcek was n in of n eer vor- zaamcen
n elijk, zooals zulke eeiste tezceken Na eenige cogenDUKKen zmen zij m
gewoonlijk zijn. Lonato gevcelce, dat een tweede klasse wagon naar Venetië
hij als een gast behandeld werd, en hij La Giulietta en haar oom aan ce eene,
wist aat hij voor Stelano Fcm f een geheel Donato aan de ancere zijce tegenovei 1 en.
welkome gast was. Maar ce2en avond De oude heeft er op aangeorengen zi'n
mogelijk omdat hij, boos geworden cp den eigen kaartje en dat van zijn nichtje ie
eenen vrijer, e'en anderen meer genegen betalen, niettegenstaande hig—heimelijk
was, ol misschien omdat hij n eer aan de van oordeel is, cat een plaatskaartje een e
nieuwe oroe van zaken gewoon was gaf klasse van den gceokoopen trein, tie
üe oude man oen toekomstigen nee* een na oen sneltrein vertrekt, even gced
betere ontvangst. Hij gaf hem zelfs bij voor hun doel geschikt zou geweest zi n.
het binnenkomen en bi' het heenpaan Het ïonge n eisje is nooit te Venetië te-
een hano. weest Slechts eens te voren heelt zi- per
Dan hadcen zij ook vee» te cepraten spoor gereisd. Dat was naar Mantua leen
want daar het morgen het feest was van en terug, met een gewonen markttiein,
deneen ol anderen populairen heilige, een jaar of drie vier gelee en. Eerst schrikt
zou geheel Vercna een vrijen dag vieren zij van de snelheid van oen exprestrein.
en het was zóó geschikt, dat La Giulietta Nauwelijks durft zi- het voorbijvliegend
en haar oom cien dag met Donato naar landschap beschouwen. Maar deze viees
Venetië zouden gaan, om zijn brik Dia- gaat spoedig voorbij en nu vestigi Do-
mante, te zien, die daar in de haven lag. nato haar aandacht op twee kasteelen op
Zoo ging net het bestudeeren van het een eenzamen heuvel Iet eene hoog,
spoorboekje en het 1 ei preken van het een schilderachtige ruïne; het ancere
uitstapje deze tweede avond met alleen halfweg tusscl en ce vlakte en den top,
gemakkelijk maar aangenaam voorbij. Zij en in verhouding meuwerwetsch. Dit
zouden 's morgens vroer vertrekken, om zijn de kasteelen der M ontecchi. Die ver
een langen dag te hebben, en Donato stel- brokkelde vesting daar boven is ten minste
ce voor, den eersten «neltrein te nemen, zoo oud als de beroemde veete, en Romeo
die te 7 uur 's morgens Verona verliet, werd hoogstwaarschrnlr'l 1 i'rrer baar
Dan zouden zij negen a tien uren in Vene- muren geboren
tië kunnen blijven. op ees goeden tijd paan zij voorotj Vicenza mei r.aar
's avonds kunnen terug zijn slanken toren en Padua met haar koepels,
Als ik morgen tegen half zeven bij u Dan komen er moerassige weiden en spce-
kom, zal het niet te vroeg zijn," zeide hij dig daarop kruisen zii een breede tivier
bij zijn vertrek. „En ik zal een rijtuig en is Mestre bereikt, waarachtei een ?il-
meebrengen, tenzij ge aan een van de ver meer zich tot aan den horizont uit
plaats beneden de voorkeur geeft?" strekt. Visschersbooten van vreemi en
Maar aan een rijtuig van de plaats vorm met gedeeltelijk gekleurde zeilen,
was niet te c enken. Evenmin was het bewegen zich langzaam doot dien kal-
wenschelijk, dat hij hen zou komen halen men stroom ginder zijn een one- of
als Tonio en al de buurvrouwen er bij viertal tgwarte stipjes van gondels en ver
stonden. Dus wenschte de wagenmaker weg, uit het midden van een hangence
dat zij elkaar aan het station zouden ont- bank van zachten, warmen neveldamp,
moeten en aldus werd besloten. rijzen de schaduwrijke koereis en torens
„Als het weder het veroorlooft, natuur- van Venetië op.
lijk," zeide de oude Bem Nu gaat de trein de lange biug op en
„Ik beloof een Zuid-Oosten wind, een de glinsterende wateren omringen hen
woikeloozen hemel en zonneschijn van overal. Het vlakke land wordt een zanc-
den morgen tot den avond." streep m de verte de nevelachtige stad
„Neen, neen," zeide La Giulietta ern- rijst hooger en hooger en dan, plotseling,
stig, „Dat kan Onze Lieve Vrouwe alleen vermindert de snelheid zij loopen de kap
doen." Maar in stilte besloot zij de Mee- binnen en houden stil in een station
der Gods dienzelfden nacht met een extra een groot, alledaagsch eindstation, evenals
waskaars te vereeren ieder ander vol drukte en leven.
Dit is alles goed en wel," zeide oom
HOOFDSTUK XLV. Stefano „maar ik vond het prettiger zoo
als het in mijn tijd gewoonte was, teen
Ongetwijfeld had de Heilige Moeder men een boot nam en van Mestre ever-
Gods zich laten verbidden, want het loeide. Het schijnt niet natuurlijk om per
weder viel juist uit zooals Donato voor- spoortrein naar Venetië te komen."
speld had. Nooit was een herfstmorgen Nu zetten zij den voet op een breede
zoo schitterend de lucht was opwekkend trap van door het water bespeelde tree en,
en koel, de hemel een koepel van vloeiend waar een algemeen loopen en draven i«
blauw heuvels, vlakten en stad baden naar de gondels, waarvan een zwarte vloot
zich in den zonneschijn. Om vijf uur be- op huurders wachtend, voor anker bijeen
gonnen de klokken uit de torens te luiden, ligt. En nu uit een van die gondels stapt
en om half zeven gingtn de wagenmaker een net zeeman, die zijn breed gerant en
en zijn nichtje door de poort het huis uit strooien hoed aanslaat, door de lippen
en sloegen den weg in naar het Somma fluit en een schellen noot doet hooien,
Campagna station.' die hoog boven al het geraas uitblinkt.
De Strada Vincentia is een lange, Oogenblikkelijk schiet er van de tegen-
heete weg en een ganschen weg over overgestelde zijde van het kanaal een sier-
hadcen zij de zon vlak in het gezicht. Maar lijke giek, met zes roeiers bemand, als
Stefano Bern was er in het minst den Donato de trappen afkomt,
man niet naar om een paar lire voor een »Wpt Groote Kanaal rond,' zegt hij,
huurkoets weg te gooien, zelfs niet op en hij geleidt La Giulietta naar de met
een feestdag. Dus stapten zij voorr te een kussen belegde zitplaats voorop. Zoo
midden van een stroom van voetgangers, nemen zij hun plaatsen in. Dan buigen
die allen naar hetzelfde doel gingen, en zich de roeiers over hun riemen, de boots-
nu reed Tonio Moretti, met nieuwe ro- man stuurt de giek schiet uit naar het
zetten aan oc hoofdstellen van zijn paar- midden van den stroom. En nu, terwijl
den en een camelia in zijn knoopsgat, hen zij in snelle vaart het meer doorklieven,
in vollen galop voorbij zijn rijtuig was het groene water bij iedere slag fonkelt,
vol Oostenrijksche soldaten. Het meisje ontplooit zich een wonderschoon land-
beefde en steunde op den arm van haar schap voor hun blikken een landschap
oom maar de afgewezen minnaaar, die van met zuilen versierde paleisgevels n et
he n niet scheen te zien. verdween in een kostbaar marmer ingelegd schilc errch-
wolk van stof. tige kerken van oude bruine baksteenen
Maar wie is dat, in een uniform van en statige klokketorens met pyramicaal-
mari.reblauw, geheel glinsterend van an- vormige daken, die zich helder tegen ce
kervormige knoopen, die hen aan het blauwe lucht afteekenen. En er zijn reus-
station tegemoet komt? achtige palen voor de paleisdeuren, rood
Toch niet Senore Donato? en wit gestreept en groen en blauw, wier
Hij draagt een gouden band om zijn veelkleurige vormen zich in de kabbelen-
pet, en goud belegsel op kraag en man- de wateren weerspiegelen. En aan t eze
chetten. Hij ziet er uit als een admiraal, palen zijn gondels vastgelegd gom els
Zoo tenminste denkt La Giulietta, zwij- overal gondels die elkaar kruisen en
gend en bedeesd, en half verlegen voor weer kruisen en met den stroom met e
haar verloofde in zijn heerlijkheid. en tegen hein opdrijven. En daar zijn
„De gezagvoerder van een schip, die pleizierjachten met vroolijke prezen-
op een feestdag bezoekers aan boord van nings platte schuiten beladen met
zijn vaartuig brengt, is gehouden in uni- graan en vaten, timmerhout en zand
form te verschijnen," zegt hij veront- marktbooten hoog opgestapeld met gom-
schuldigend. „Het is een zaak van ge- poenen, meloenen en andere groene en
hoorzaamheid." gouden komkommers. Ginder onder een
Een zaak van gehoorzaamheid! Het latwerk, waarover zich een wingerd slin-
longe meisje begint flauw te begrijpen, eert, zitten eenige gondeliers te drinken
dat Donato, dien zij reeds als haar eigen, en te rooken. Hier komt een achtriems
eigen Cesare had leeren beschouwen, tot pinas aan vol witgerokte officieren. Nu
een klasse behoorde, ver boven dien, glijdt de boot langs den mond van een zij-
waarin zij zelf geboren en opgevoed was. kanaal en hooren zii de wilde kreten van
een naderenden gondelier „Staliah,
Stali 1" Nu gaan zij oneer den machti
gen ooog van de Rialto door, die door
oe terugkaatsende lichtstralen geheel en
al schittert in de kleuren van den regen
boog. Deze prachtige kerk is Santa Maria
oelle Salute dat lange gebouw met een
portiek van kolommen, uitziende op de
lagunen, is het Zee-Tolkantoor en gin-
cer ligt het eiland St. George. En dat
kloosterachtige paleis met rozenroode
tinten en geteekend met borduurpatro
nen, en die opengewerkte koepels daar-
acnter en die eenzame klokkentoren, die
zich als een reusachtige obelisk van ge-
kanaleerden baksteen in eenzaamheid ver
heft Dat zijn het Doge-paleis en de Ca-
thedraal en de Klokkentoren van St. Mar-
ku
net jonge meisje Kiemt zien aan de
hand van haar oom vast. Zij zegt niets. Zij
kijkt alleen maar en zwijgt. Toen zij een
kind was, keek zij naar de wolken als de
zon onderging, en stelde zich voor, dat
ae bleekgroene hemel een vlekkelooze
zee was, die tusschen amethysten en gou-
cen eilanden de Hemelsche Stad lag
met poorten van jaspis en geplaveid met
paarlen, uit wier gebouwen haar moeder
op haar neerzag en naar haar avondgebed
luistert. Maar welke stad harer droomen
schitterde ooit zoo schoon als deze of zag
er zoo tooverachtig uit
Daar zijn die koninklijke tuinen, waai
gij die boomen ziet," zeide Donato en
die open plek, waar twee hooge kolom
men alleen staan, is het plein van St.
Markus. Die witte boog, die het kanaal
tusschen het Doge-paleis en het volgend
geoouw overspant (ge ziet hem hoog bo
ven de brug, waarover de menschen heen
gaan), is de Brug der Zuchten. En kijk I
achter dat vaste punt strekt zich de groote
zandbank uit die zij de Lido noemen
en de Lido scheidt ons van de Adriatische
Zee
dii i. dit de zee niet?" vraagt zij
verwon' ierd.
„Neen, neen, mijn klein meisje," brengt
oom Stefano daartusschen in. „Dit zijn
de Lagunen zoutwater-poelen die met
het tij rijzen en vallen."
Zij zijn nu ter hoogte van het Zee-
Tolkantoor, waarachter een waar mast-
boscn opdoemt.
„Ziet ge dat groote vaartuig, daar gin
der gaat Donato voort. „Dat is het Oos
tenrijksche wachtschip. Zij vuren met
zonsondergang een kanon af. En die groo
te stoomboot met de witte schoorsteenen
is de Engelsche mail-boot en dit is
de Diamante."
Dit Deze tweemaster geheel met vlag
gen en wimpels getooiddit de Dia
mante
Zij roeien de glimmende zwarte kiei
op zij. Een touw wordt uitgeworpen en
gegrepen. De zeelui halen de riemen in
de bootsman bevestigt de zijde van de boot
tegen den voet van de uitzettrap Donato
springt er uit, geleidt La Giulietta naar
boven en, als zij den voet op het dek zet,
neemt hij zijn pet af en heet haar met
evenveel eerbetoon welkom, als ware zij
een koningin geweest.
Je eerste en tweede stuurman met een
gouuen band om hun pet en ankervor-
mige knoopen aan hun buizen, staan ge
schaard om hem te ontvangen. Zij groe
ten hun kapitein en nemen voor zijne
gasten de pet af. De matrozen dragen den
naam van het schip op het lint van hun
hoeden. De verdekken zijn zoo glad als
glas en helder als verschgevallen sneeuw.
De geelkoperen handvatten van het stuur
rad, en het kompashuisje, en de kajuit-
trap glimmen als goud I Kanonnen ook
alOorlogskanonnen, die er uit zien, als
of zij iedereen met dood en verderf drei
gen, oo affuiten geplaatst, alsof de Dia
mante een oorlogsschip was
„Bevreemdt u dat zegt de kapitein
met zijn ernstigen glimlach. „Een koop
vaarder van zooveel tonnen last is ver
plicht zwaar geschut te voeren. Wij hebben
dat noodig voor saluutschoten, en som
tijds zelfs voor zelfverdediging. Wij kon
den onder de zeeroovers vallen op de
hoogte van Borneo en de kust van China
en dan zouden wij ongelukkig genoeg zijn
zonder het bezit onzer kanonnen."
„Ik dacht dat gij alleen tusschen Bari
en Venetië handel dreeft zegt oom Ste
fano met een verschrikt gelaat.
„Dat heb ik nooit gezegd. Niets an
ders dan dat wij soms een lading te Bari
hebben ingescheept. Maar meestal han
delt de Diamante in verder afgelegen stre
ken. Onze laatste tocht wa« naar de West-
Indiën."
Dan geleidt nij nen net ues ronc, en
aan La Giulietta, die nooit een andere
groote boot gezien heeft dan de pleizier-
vaartuigen op de Adige, legt hij het kom
pas en het gebruik van het stuurrad uit
zij gluurt naar beneden in de reusachtige,
donkere, ledige, diepe ruimte, eerst kort
-te voren van zijn lading indigo, koffie
en speceriien gelicht. Dan luidt een bel en
gaan zij beneden koffie drinken. Een hut
niet gioot, maar goeu verlicht, met klei
ne spiegels tusschen de beschoten wan
den mahoniehouten en paardeharen meu
belen en een sofa oneer de vensters aan
den voorsteven een tafel schitterend van
glaswerk en vroolijk met bloemen ver
sierd een tweede ontbijt, dat eigenlijk
een diner is, goed toebereid, goed voor-
gediend wijnen die schuimen, als zij uit
geschonken worden, en zilveren vorken
grooter dan lepels Zulke wonderen
maken de gasten zwijgend en houden hen
in ontzag. Donato zet zich aan het hoofd
der tafel, en zijn eerste stuurman beneden
La Giulietta zit rechts, haar oom links
van den gastheer. De tweede stuurman
verschijnt niet. Weinig wordt er gespro
ken, en dat weinige wordt hoofdzakelijk
door den kapitein ingeleid en door den
stuurman beantwoord.
La Giulietta intusschen verwonderd er
zich over, hoe haar oom den moed kan
vinden, te midden van zooveel pracht te
eten want ten spijt van zijne verbazing
is Stefano Beni volmaakt goed in staar
zijn middagmaal te genieten. De stuur
man staat van tafel op, als het laken wordt
weggenomen, en de kapitein en zijn gas
ten worden van koffie bediend. Daarop
wordt hei tijd iets van Venetië's schoon
heden te gaan zien
„Laat ik u eerst nog mijn kantoor en
mijn slaapkooi laten zien," zegt Donato,
en maakt een deur open, die toegang geeft
tot twee kleine hutten, die in elkander
uitkomen
De eerste, die hij zijn „kantoor" noemt,
is een net kamertje, waarin hij zijn groot
boek en zijn scheepsjournaal, kaarten,
brieven en dergelijke bewaart. De tweede
bevat, behalve de gewone slaapkooi-
benoodigdheden, een drie- of viertal boe
kenplanken, een teleskoop op een onder
stel en, langs den wand, eenige vreemde
Oostersche wapenen, een hartsvanger,
een vogelroer en een koppel pistolen. De
boeken zien er in hun fraaie banden zoo
uitlokkend uit, dat La Giulietta het schuch
ter waagt, er één van de plank te nemen
maar het blijkt in een of andere vreemde
taal te zijn geschreven, en zij kan er niet
wijs uit worden. Nadat zij het heeft weg
gezet, neemt zij een ander. Ditmaal is niet
alleen de taal, maar zelfs het alphabet haar
onbekend
„Houdt ge veel van lezen, mijn lieve
ling?" vraagt haar verloofde.
„Soms geloof ik. dat ik er te veel van
houd."
„Ja En wat lfeest ge het liefst ge
dichten en romancen Ela dat dacht ik
al. Neen, mijn boeken zullen u niet be
vallen."
Zij keek nu naar een erg versleten boek
deeltje, verguld op snee en van geglansd
papier.
„Wat is dit vraagt zij verlegen. „Het
ts geen Italiaansch het ziet er uit als
een misboek."
„In zoover lijkt het op een misboek, dat
het in het Latijn geschreven ts. Het zijn
de Oden van Horatius. Hebt ge nooit van
Horatius gehoord Hij was een dichter,
en een Romein, een Romein uit den ouden
Heidenschen tijd, toen Jupiter geëerd werd
en Christus nog niet gekomen was."
„Dat moet geweest zijn vóór Romeo
en Giulietta
„O, lang vóór hun tijd."
„En kunt gij het lezen Wel, ge zijt zoo
geleerd als Vader Anselmo 1"
„Wie is vader Anselmo
„Hij ts de pastoor der parochie Mon-
torio een heilige op aarde en geleerd 1
o, zoo geleerd Hij kent niet alleen La
tijn, maar Grieksch en hij heeft een boek
geschreven.'
„Hij moet wel een verwonderlijk man
zijn," zeide Donato glimlachend. „Maar
wat zult ge zeggen, als ik u vertel dat ik
een vriend heb te Bari, een Deken van de
Hoofdkerk, die Hebreeuwsch en Arabisch
kent, zoo goed als Latijn en Grieksch, en
die ten minste een dozijn boeken geschre
ven heeft, waarvan enkele zoo dik zijn
als mijn grootboeken, die ge daareven be
keken hebt
Het jonge meisje sloeg verwonderd haar
oogen naar hem op. Een Deken van de
Hoofdkerk 1 Het was, als had hij gezegd
dat hij familiaar bekend was met den
Paus.
Intusschen tuurde de wagenmaker
eenigszins nieuwsgierig naar een klein
ebbenhouten kastje, dat naast de deur der
hut hing.
Het was een keurig afgewerkt kastje, op
een fijn, teer reliquiSn-kasfje gelij'kend,
met openslaande deuren aan zilveren heng
sels en een zilveren sleutelgat. Het ge-
heele voorwerpje, met de lijst mee, mat
niet meer dan acht duim hoogte tegen zes
duim breedte.
„Mag men vragen wat dit is vroeg hij.
Donato nam een klein zilveren sleuteltje
van zijn horlogeketting, maakte het open,
en haalde een paar miniaturen te voor
schijn op een achtergrond van purper flu
weel. Het eene was niets dan een hoofd,
schijnbaar een jongenshoofd, evenals een
engelenkopje in een wolkennevel tegen
een hemelsblauwen achtergrond het an
dere stelde een dame voor, gekleed in de
hoog-geschorte kleeding, zoo bekend uit
de portretten van Prinses Charlotte en haar
tijdgenooten.
Het meisje verschoot van kleur.
„Hoe mooi I"
Zij zeide dit als het ware met ingehou
den adem en met een moedeloos hart. Zij
vreesde te vragen van wien die portretten
waren. Kon het zijn, dat haar vriend reeds
man en vader geweest was
„Mijn moeder." zeide Donato met tee-
deren ernst
De wagenmaker nam zijn bril uit den
zak, veegde hem zorgvuldig af, en staarde
in eerbiedige stilte op de beide schilde
rijtjes. La Giulietta's oogen stonden oogen
blikkelijk vol tranen.
„Zij was zeer schoon. Zij stierf vele,
vele jaren geleden, toen ik een jongen was.'
„En dit zeide de oude Stefano. „Is
dit uw eigen portret
Een donkerder schaduw vloog over zijn
trekken, en Donato schudde zijn hoofd.
„Mijn jongere broeder," zeide hij zacht
jes.
„Leeft hij
Maar met de snelle sympathie der vrouw
zag het jonge meisje hoe de zaken stonden,
en antwoordde voor hem
„Neen, neen," zeide zij haastig. „Vraag
het niet, het doet hem verdriet."
Donato sloot de ebbenhouten deuren
en draaide zwijgend den sleutel om. Toen
nam hij haar ter zijde en kuste haaf op
het voorhoofd.
„Ik heb niets anders dan u, lieveling,"
zeide hij
Vijf minuten later zaten zij m een gon
del en gleden over de doorschijnende wa
teren naar de landingsplaats voor het
plein van St. Markus. En toen ging het
overige van den namiddag voorbij in een
wonderlijken droom, een droom van inge
wikkelde kanalen door ontelbare bruggen
overschaduwd van nauwe straten met
voetgangers volgepropt van kerken uit
wendig een en al beeldhouwwerk, van
binnen een en al goudglans en heerlijken
gloed van mozaïek en schilderwerk
van eilanden ver weg in den warmen nevel
van de ondergaande zon van turnen en
openbare pleinen, en muziek van soldaten-
corpsen van het zachte kabbelen van
groene wateren tegen marmeren trappen
van een vuurrooden zonsondergang, en
een tooverachtige schemering van avond
en sterren en nog eens van den vliegenden
trein.
En toen waren zij thuis.
(Wordt vervolgd
OE TABAK
De tabak, aai heeilijke en uiteenkul-
tuurhistonsch oogpunt zoo merkwaar
dige kruid heeft reeds vrij wat pennen
in beweging gebracht. Wat wij er over
wenschen te zeggen, is, naar wij meenen,
minder algemeen bekend.
Eerst in 14G6 werd in Europa de aan
dacht op de tabak gevestigd. Columbus
had, toen hij voor ce tweede maal
Amerika verliet, op het eiland St. Domin
go, thans Haïti gbheeten, een Spaanschen
monnik achtergelaten, Romano Pano.
Deze monnik deelde in hetzelfde jaar
mede, dat de inboorlingen van het eiland
de zonderlinge gewoonte hadden een
zeker kruid ohoba te rooken uit pijpen,
die zij Tabako's noemden. Ook wel
wikkelden zij een gedroogd blad van dit
kruid in een maisblad, staken het eene
eindje van he' rolletje aan en trokken
met den rac u bet andere einde er
rook uit. Dit io ..jes noemden zij even
eens Tabako. De pijpen, die door de
Inaianen werden gebruikt, hadden den
vorm van een holle vork, waarvan zij
de tanden in ce neusgaten staken, terwijl
zij het trechtervormig eind over een
bekken hielcen, waarop droge kohoba-
blaaeren rookten. Op die manier ademden
zij den rook in.
Ook op het vasteianc van Amerika
troffen de Spanjaarden hetzelfde gebruik
aan. Daar echter hac men aan de tabaks
plant, naar een Braziliaansch woord,
den naam Petum-Petum gegeven. De t
Indianen gebruikten ongedroogoe kohoba
bladeren als wondkruid. Was er iemand
ziek, dan werd zijne hut vol tabaksrook
geblazen, natuurlijk in de meening, oen
zieke verlichting of herstel aan te brengen.
Het kruid was hun heilig, want het was
een geschenk van Gitche Manito, een
grooten geest, die. als alle goec.e geesten,
een sterk rooker was, en den menschen
het rooken had geleerd. Longfellow schil
dert dit in het eerste lied van zijn Hiawatha
Bij de bergen dei prauieën,
Bij de groef der pijpensteenen,
Gitche M4nito, de macht'ge
Hij, des levens heer, kwam neder.
Van de roode rots der steengroef
Brik een stuk aan zijne rechter,
Vormde dit tot pijpekoppen,
Schiep en trok daarop figuren,
Brak dan van schoonen oever
Zich een lang riet tot een mondstuk,
Kroonde dit met donkre blaad'ren,
Vulde dan met wilgenbast
Vol den kop, met roocen batt,
In het naaste woud nu blies hij,
Zoodra zijne takken bogen,
Tot zij goud en gloeiend vlamden.
Recht op staande op ce bergen
Gitche Manito, de macht'ge
Zijne vrecespijp nu rookte
Tot een teeken voor de volken.
Want hij had hiervooi atie stammen
bijeengeroepen. De groeve der roode
pijpensteenen is nog hecen ten dage
een nationaal eigendom eer Indianen,
Elke krijgsman gaat naai oeze groeve,
om zich een Camulet, een mei adelaars-
vederen versierde vredespijp, te halen.
Bij het rooken van de vrecespijp werd
eerst rook in de richting eer zon en dan
naar alle vier windstreken geblazen, om
daardoor te kennen 'e geven, dat men
jegens de geheele weield vteedzaam ge
zind was. De Indianen voert en op aJ
hunne tochten tabakszauen mee en zorg
den er op die wijze voor, dat het heilige
kruid algemeen verbreid werd.
In 1519 vonden de Spanjaarden hét
rooken in Mexico algemeen tn zwang. De
Mexikanen mengden oncei de tabak
nog rozenbladeren of wel; lekende hars.
Hunne rieten pijpen waien n ei bloemen
en dieren beschilderd en kunstig met
goud versierd. Bi) voorkeui rookten zij
na het eten, want de tabak bevorderd de
vertering. Koning Montezuma en zijn
hof namen na tafel steeds hunne toevlucht
tot de geurige pijp. De koning liet haar
door de schoonste meHe- -omteken en
hem brengen.
De Spanjaarden mochten „e aange
boden vrecespijp der Mexikanen niet
weigeren en w eldra von en ook zij het
rooken een genot. Zij noemden de plant
tabak en een klein eiland der Antillen,
waar de plan' memgvuldio voorkwam.
Tabago.
Aanvankelijk bracht men naai Eui p
enkel tabakszaden en wel in bet jaar 15ó8,
die in Lissabon werden uitgezaaid. Daar
trokken de planten de opmerkzaamheid
van Jean Nicot, den fran chen gezant
aan het Portugeesche hof Toeu hij in 1560
naar Parijs 'erugkeerde. nam hij eenige
stekjes en zaden mede en gaf deze, als
eene botanische merkwaardigheid, ten
geschenke aan de toenmalige Regentes
van Frankrijk, Catharina de Medicis,
De vleiende hovelingen gaven aan de
plant den naam herbe a la reine; ook
werd zij wel herbe d'ambassade ge
noemd. De geleerden echte' noemden
haar naar den overbrenger herbe Nicotaine
of, in het latijn. herba mcotiana. Deze
naam heeft zij in de plantkunce dan ook
behouden. Ook leeft c'e naam van Nicot
voort in de aanduiding van het scherpe
narcotische alcaloïde. waarin de zenuwen
kalmeerende en zenuwen opwekkende
werking te zoeken is. Her verhaal omtrent
Nicot's verhouding tot de invoering der
tabak, komt voor in het ongeveer in dien
tijd verschenen werk van Charles Estienne
en Jean Libault. De la maison rnstique.
Nicot was te Nimes in Lanpuedoc geboren
en bekleedde aan hef transche hof het
ambt van maitre des requêtes, dat is, hij
moest de ingekomen verzoeken beoordeele
Volgens dat verhaal bracht hij ook de
eerste snuiftabak rede n tr Parijs. In
Spanje en Portugei wa het snuiven
sedert 1520 algemeen in gebruik. Snuif
droeg daarom geruimen tijd den naam
I