zA/KOUWETI- HUBRjE-\ Ongelukken - Verzekering keert uit bij! Onze Gratis X i r Jonge kinderen en alcohol. De Aardappel. bij het theeservies. Fijn linnen X Het onderhoud van lakschoenen. De vrouw in de keuken. Een gezellige werkzak. De slachtoffers. Practische wenken» belde beenen of beid® S 3000.—bij c® 1125^ Levenslange gcheele ongeschiktheid lot werken door *7o7g omgeval met doodelijken van 'n anderen vinger i 40.-. Men zou denken, dat het niet noodig meer is er over te spreken, dat het gebruik van alcohol, bier of wijn nadeelig is voor een kind En toch zijn er nog veel ouders en opvoeders, die beweren, dat het gebruik het kind goed kan doen of versterken. Toch is niets minder waar alle alcohol gebruik is voor een kind nadeelig. Alcohol is een prikkel en het kind, den nog niet ontwikkelden mensch moet men niet te vroeg aan prikkels blootstellen. Bij vele families, op enkele kostscholen krijgen de kinderen regelmatig bier aan tafel, de ouders en op voeders geven die dranken aan kinderen in de meening, dat zij gezond of versterkend zijn, maar de wetenschap heeft ons wel heel anders geleerd. Alcohol is een levensvergif, hebben vele doctoren en mannen van wetenschap met groote namen uitgemaakt. Juist op den kin derlijken leeftijd moet men alles vermijden wat ook maar het minst nadeelig kan zijn voor de hersenen en drankgebruik is voor een kind wat drankmisbruik is voor een groot mensch. Het knaagt aan de beste levenssap pen en vermindert de goede hoedanigheden. Baker of moeder vinden het soms niets erg om de lastige zuigeling een dotje te geven in brandewijn gedoopt. Het kindje wordt er immers zoet van en gaat slapen, jawel de teere hersentjes worden bedwelmd door den gevaarlijken alcohol, vandaar de slaperig heid. Moeders doet het toch nooit en staat het ook niet toe, het kan verderfelijk voor uw kindje zijn. Ik heb jnij laten vertellen door een ver pleegster van zuigelingen, die met biersoep, een soort papje met bier vermengd, werden groot gebracht ja de heele kleinen kregen het zelfs in de flesch, het was bij verscheiden families gebruik en zij waren er niet van af te brengen. Zouden zulke menschen nooit eens iets lezen, vraag ik mij dan af, dan zouden ze toch niet op dien weg doorgaan. Ze meenen dat de vereenigingen tegen drankmisbruik de Krutsverbonden en Mariavereenigingen stokpaardjes berijden. Als er maar geen mis bruik gemaakt wordt, redeneeren zij, kan het niets geen kwaad. Daargelaten dat een alleszins matig gebruik voor een volwassen mensch geen nadeel beteekent, dan is het nog heel wat anders voor het kind. Niet die vereenigingen alleen beweren en bewijzen, dat drankgebruik voor kinde- j ouderen bestemd is. ren nadeelig is maar honderden doctoren. Die doctoren zijn zelf geen drankbestrij ders maar door hun wetenschap gemachtigd en door hun ondervinding geleerd, en niet eenigen onder hen, maar bijna allen beweren éénparig aan de jeugd geen druppel alco hol, geen druppel bier of wijn. De tegen woordige jeugd is nerveus genoeg, wij be hoeven en mogen die nervositeit niet te ver- hoogen door de prikkelmiddelen van het al coholgebruik. Nu ia, wij geven het ook niet aan kleine kinderen, zeggen de ouders, de grooteren krijgen het alleen. Wat verstaat ge onder de grooteren? Weet wel, dat ge, wat het ge bruik van bier en wijn betreft, de 14- en 15- jarigen best nog tot de kleinen moogt reke nen, laat ze zich gerust nog onthouden van al die dingen. Een glas limonade helpt ook voor den dorst en ze houden er hun verstand bij. Menig ouder, die nu klaagt over het slechte leeren van zijn opgroeiende kinderen, over hun prikkelbaarheid en ongedurigheid zou heel wat minder zorgen er over hebben als hij ze altijd verboden had mee te doen met het rooken en drinken der ouderen. Wat is het geheim van uw flinke jongen?, vroeg ik eens aan.een vader, die met een groot gezin gezegend, merkbaar gelukkig was met zijn jongens. Onze eenvoudige levenswijze, zei hij mij vol trots en mijn verbod, dat ze voor hun 16de jaar niet mogen rooken of drinken en dan tot hun achttiende alleen met groote mate en als iets bijzonders. Ik geloof wel, dat het mijn jongens dikwijls moeite gekost heeft, hun belofte te houden, maar dit heeft hun karakter alleen gesterkt en het is altijd in het voordeel van hun gezondheid geweest en van hun ontwikkeling. Mij dunkt, willens en wetens zullen wij onzen kinderen toch geen schade berokkenen, als wij dan van zoovele zijden en van gezag hebbende zijden hooren en lezen, hoeveel nadeel wij onzen kinderen bezorgen door hun alcohol, bier of wijn zelfs verdund met water te geven, dan luisteren wij toch en han delen daarnaar en hebben wij zelf geen kin deren, laten wij dan toch meehelpen andere ouders te genezen, die nog voortleven in het denkbeeld, dat zij hun kinderen een dienst bewijzen of hun gezondheid bevorderen door hen mee te laten drinken van alles wat voor Wij kennen haast geen voedingsmiddel, dat zich in enkele eeuwen zoozeer als volks- voedsel heeft opgewerkt als de aardappel. Van het al of niet goed uitvallen van den oogst hangt het bestaan van heel wat ge zinnen af. niet alleen in ons land, maar ook over een groot gedeelte v.&n Europa. Een goede aardappeloogst toch beteekent voedselvoorraad voor den geheelen winter, want naast 't brood vormt vooral voor den buitenman en in 't bijzonder voor den land arbeider, de aardappel een hoofdbestand- heeft deze veldvrucht dar haar groote po pulariteit in de huishouding te danken? Ons dunkt wel aan de gemakkelijke en weinig kostbare teelt en het overal mogelijke be waren ervan gedurende den winter, en dan zeker niet het minst aan. de smakelijkheid, bejer gezegd aan den neutralen smaak, die 'n dagelijksch gebruik mogelijk maakt zondet dat tegenzin ontstaat. Of de waarde als voe dingsmiddel wel evenredig is aan deze al- gemeene geliefdheid, wordt niet steeds door alle voedingsleerkundigen op dezelfde wijze deel van het dagelijksch voedsel. Waaraan beantwoord. Ongeveer 2& jaar geleden was ill i, i iii. ,-ii««mi 1 cfN i nA.iJJUMj.iti -UI rnTfiJ.tf laUxia men. van oordeel, dat de voorname plaats,1 die de aardappel innam, hem eigenlijk niet toekwam. Om die waarde te bepalen, berekende men hoeveel warmte bij de omzetting van den aardappel voortgebracht werd. Gaat men op deze wijze te werk, dan is inderdaad de aardappel overschat. Echter in de daarop volgende jaren brachten onderzoekingen aan het licht, dat men niet alleen rekening heart te houden met de aanwezigheid van de be kende voedingsstoffen eiwit, vet, koolhydra ten, water en zouten, doch dat er ook stof fen zijn, die bij de spijsvertering en den groei van het lichaam onontbeerlijk zijn en een rol van beteekenis vervullen. Aan deza stoffen, vitaminen, schijnt de aardappel niet arm te zijn en wellicht daardoor onbewust door den mensch als een hoofdvoedsel ver- kozen, wanneer zijn beurs geen ander uit- zoeken kan. Vooral voor de minder rijk be deelde plattelandsbevolking vormt de aard appel in sommige' tijden van 't jaar 't hoofd voedsel, d.w.z. dat de dag begint met op gewarmde, gebakken aardappels ,dat het middagmaal bestaal uit aardappels en dat des avonds bij thuiskomst vcrsche. opge bakken aardappels op toiel worden gezet. Men kan zich erover verwonderen, dat de landarbeider uit een zoo sober dagrantsoen voldoende werkkracht haalt en toch bewij zen de feiten het. Een Deensch geleerde, Hinthede, heeft verschillende onderzoekin gen verricht, in 't bijzonder met het oog op de voedingswaarde der aardapoels en in verband daarmede jarenlange proeven geno men met aardappelvoeding op zichzelf en personen in zijn omgeving. Als resultaa't geeft deze onderzoeker dan aan de groote waarde voor de vqeding van den aardappel. Volgens hem zou een voe ding hoofdzakelijk van aardappels wel mo gelijk zijn. Wij zullen ons evenwel wachten, zoo positief deze veelgeprezen veldvrucht als het voornaamste voedsel aan te wijzen, we tend dat juist bij. een goede voeding een zijdigheid vermeden moet worden. Wij schre ven hierboven dat vooral de arme platte landsbevolking vaak aangewezen is op het goedkoope aardappelverbruik. Dat echter ook velen, wier beurs een uitgebreider dag- "antsoen toelaat, den aardappel bij het mid dagmaal als hoofdzaak beschouwen, bewijst o a wel de uitdrukking in den Gelderschcn en Twentschen Achterhoek voor het mid dagmaal: den aêrpel. Een flink stuk spek of nekelvleesch vervangt daar op menige boer derij bijna alle groente, die in een burger huishouden een groot deel van den middag- pot uitmaakt. Om te weten of een dergelijk maal vol doende mag geacht worden, dient men wel eens na te gaan, al is het maar zoo onge veer, welke stoffen ons lichaam noodig heeft en welke de aardappels ons kunnen geven. Het zou te ver voeren hier met cij fers te willen aantoonen dat alleen aard appelen niet voldoende kunnen zijn voor iedereen. Om te kunnen leven, werken en groeien vraagt de mensch in zijn heele leven, de zelfde stoffen, die hij als kind reeds noodig had en in zijn eerste levens halfjaar uit sluitend vond in zijne melkvoeding. Met melk kan elk jong dier en elk kind vol- doende gevoed worden, totdat bij net kind na zes of zeven maanden het grooter wor dend lichaam ander voedsel vraagt en hem dit gegeven wordt. O.a. ook aardappels. In dit andere voedsel echter vinden we steeds terug dezelfde stoffen, waaruit de melk is samengesteld, evenwel in verschil lende hoeveelheden. Van de omstandighe den als leeftijd, arbeid, klimaat e.a, hangt voornamelijk de samenstelling van het voed sel af. Het is nu bekend, door onderzoekin gen van verschillende geleerden, dat in het dagelijksch voedsel van mensch en dier een zekere hoeveelheid van de reeds hierboven genoemde eiwitten, vetten en koolhydraten moeten voorkomen en dat de aardappel juist aan de eerste twee stoffen slechts een zeer klein gehalte heeft Wil men door middel van aardappels aan de eiwitbehoefte voldoen, dan moeten enorme portie s ver werkt worden. Genoeg vet eruit te halen is onmogelijk, vandaar zeer zeker, al mede om den goeden smaak, de toevoeging van het in den vorm van bakolie of jus; kool hydraten vindt men er voldoende. Kan al een volwassen werkman met een gezonde maag en flinken eetlust een enorme portie aardappels verwerken en kunnen wij ons indenken, dat hij zijn maal met hoofdzake lijk aardappels kan doen, anders is het bij minder gezonde eters en vooral met kin deren. Kinderen in den groei van hun leven vragen nog iets meer dan hoofdzakelijk ei wit, vet en koolhydraten; ook zouten of zooafs deze in de landbouw-scheikunde hee- 'en, asch-bestanddeelen en hieraan zijn de aardappels niet rijk in tegenstelling met onze groenten. Een samenvoeging van aard appels met vet (soms vleesch en groente, deze laatste niet maar zoon enkel blaadje, dcch 'n flinke handvol, ;s vereischt voor 'n goed middagmaal. Bovendien laten zich door sommige gestellen aardappels al zeer slecht verdragen, wanneer de portie wat groot wordt en doet men beter deze door wat meelspijs b.v. rijst te vervangen. Wi; kunnen dit echter alleen in t algemeen even aanstippen erbij voegend dat hoof', zaak is bij de voeding te zorgen dat deze uit veel verschillende voedingsmiddelen dient te bestaan en men daardoor geen kans heeft eenzijdig gevoed te worden. Bij een goede voeding kan men daarom ook den aardanpel niet missen en t is ec taak van de kookster deze zoo te weten klaar te maken, dat de eetlust wordt op gewekt bij het zien van den smakelijken schotel. Fill lIHÜÉll HIllliiH lliii'ifv""'LL .W lUiil i' if I iIéHR Het is nog geen alledaagsch gebruik om fijne vingerdoekjes bij de middagthee te geven, maar toch komt het meer en meer in zwang en als men visite heeft staat het bepaald keurig vooral als de tafel rijke lijk voorzien is van bonbons en gebak. Op de plaat vindt men een voorbeeld «en en kele gegevens om zelf deze kleine doekjes te vervaardigen. Men make ze van fijn ge weven, goede kwaliteit linnen, ze mogen liefst niet grooter zijn dan 25 X 25 c.M. De teekening waarvan één hoek op ware grootte is afgebeeld kan men door calquee ren op de stof overbrengen. De broderie maakt men als open borduurwerk waarbij de ramen worden afgemaakt door middel van den knoopgatsteek, vóóral eenigszins opgevuld door cordonnetsteken. (Zie voor beeld). De vier motiefjês der hoeken wor den onderling verbonden door een ajour- randje. De buitenrand wordt niet gezoomd maar netjes gefestonneerd. Alle broderie voere men uit met wit glansgaren. Om een mooi geheel te krijgen kan men ook het tafellaken op dezelfde wijze en met dezelfde motieven versieren, waarvoor men deze laatste evenwel iets zal moeten vergrooten, Zelfs schoenzaken vinden het doorgaans een bezwaar, lakschoenen onder garantie te verkoopen. Voor al hun geleverde waar durven zij, wat degelijkheid betreft, in staan, maar voor verlakt schoeisel nemen zij die risico niet op zich. En geen wonder, want niet alleen is het al dan niet goed blijven van het lak afhankelijk van de De- handeling, maar ook van het weer en van groote verandering van temperatuur. Zoo is het bijvoorbeeld een bekend ver schijnsel, dat, wanneer men des winters van uit de koude buitenlucht opeens met lakschoenen in een zeer warm vertrek komt, het leder barst. Ook vochtig weei heeft deze, uitwerking op lakleder. Ook is het beslist een vereischte, lakschoenen op een droge plaats te bewaren; in een voch tige kast zou het leder springen, Voor het reinigen en mooi houden van het lakleder gebruike men een flanellen lapje met vaseline, dat voorkomt bet bar sten. Nu wij geachte lezeressen in den wildtijd zijn, zal het wel velen wel kom zijn, als wij het dezen keer eens heb ben over het wild en zijn bereiding. Onder de groote verscheidenheid van soorten, kiezen wij er dan een uit, die nu juist bij de Hollandsche huismoeders niet zoo sympathiek staat aangeschreven en waarvoor de neus wordt opgetrokken, n.l. de wilde en tamme eend. Deze afkeer komt echter voort uit onkunde, met hare bereiding. Men beweert dat een eend wild of tam niet smakelijk kan bereid worden omdat,nu ja, om dat die beestjes graag visch lusten, ja nog erger kikvorschen en ander gedierte gaarne naar binnen spelen. En als men nu zoo'n een debout wil braden met boter, zonder meer, dan kan het wel eens gebeuren, dat de eend een luchtje verspreidt, waarvan men loopen gaat. Dat komt dan omdat zij misschien te Volendam of Edam is groot gebracht en wat te veel rauwe haring «en ansjovis genuttigd heeft. En toch was het op het oog een prachti ge. Zeker, ik wil het gaarne gelooven, maar nu nog eens iets Zouden die duizenden slachteenden, die door Edamsche en Volen damsche eendenboeren aan de binnen-en buitenlandsche .markten, voor de consumptie te koop worden aangeboden, en toch meest allen met visch of vischafval worden gevoed, niet te eten zijn En waar zou de kooiker met zijn wilde eenden moeten blijven? Want een wilde eend, met boter alleen gebraden, zon der meer, verspreidt een lucht, die een En- gelschman zou doen uitroepen „To smell something rotten l" Een eend is geen kip en heeft een eigen bereiding noodig. Behoorlijk bereid, biedt een eend, evenals een kip, een heerlijken sap- pigen bout en haar vleesch is hoogst voed zaam. Laat ons daarom eens op een paar ma nieren een eend bereiden en ik verzeker u, dat ge dan wel een gunstiger oordeel over een eendebout zult gaan vellen. GEBRADEN EENDVOGEL. Een tamme eend moet men niet den nek omdraaien, als men ze wil slachten, want dan loopt het bloed door het vleesch. Dit is al één oorzaak van onaangenamen geur.Men geeft de eend een diepe snede in haar keel en laat ze uitbloeden. Dan snijdt men de vleugels er af, trekt de staartveeren uit, en plukt de eend vervolgens heel vlug. Als de eend nog warm is, laten de veeren gemakkelijk los. Ver wijder den kop en brand den bout schoon boven 'n spiritusvlam. Snijd den strot open aan den rugkant, trek het vel over den strot, pak de slokdarm met duim en vinger vast en trek die omlaag, zoodoende komt de krop bloot en kan men die gemakkelijk verwijde ren. Geef aan den achterkant een snede tus- schen beide pooten en haal daar de ingewan den, lever en maag uit, welke laatste men schoonmaakt en in een bak met frisch water zet. Dan wascht men den bout uit, droogt dien af en steekt de beide pooten, kruisgewijze door het velden strot hakt men bij den bout af, men trekt het vel over den rug en naait het daar vast met een dun touwtje. In den bout steekt men een weinig zout en een stukje ui. Laat zoo de eend 24 uren liggen. Doe dan boter in een pan of braadslee met een jiaar schijfjes ui, wortel en een paar lau rierblaadjes. Leg wat boter op den bout en laat ze aldus langzaam braden. Van tijd tot tijd goed met boter begieten en zorgen dat ze niet te hard braadt. (Drie kwartier heeft een eend noodig om gaar te worden.) Ten laatste voegt men er de maag, den strot en de lever bij, die men apart in een pannetje met veel uien gebraden heeft. Is de eend gaar, neem haar dan uit de pan of braadslee, voeg wat bouillon of water bij de jus en wrijf ze door een puntzeef. De lever, uien en wortel wrijft men dan nog eens extra door een paardeharen zeef en voeg deze bij de jus, die nu nog eens, al roerende, aan den kook gebracht wordt. Nu giet men deze gebonden jus over den eendvogel, dien men in zes stukken gesneden en weer in zijn geheel op een schotel heeft ge plaatst en dient den eendvogel op met appel- compóte. Een wilden eendvogel braadt men evenzoo, doch men binde voor het braden een lap vet spek op de borst. GESTOOFDE EENDVOGEL. Men braadt een eend, als boven. Snij borst-, voor- en achterboutjes in stukjes van 5 c.M., meng de jus aan met wat bouillon of oude vleeschjus plet de karkas^ met den vleeschbijl heel plat.Doe die geplette karkas in de aangemengde jus en laat haar daarin in een gedekte pan flink koken. In een pan doet men 100 gram boter en een lepel bloem, meng dit tot een papje giet de pan waarin de karkas is, daarin over, terwijl men alles dooreen roert met een gard, breng alles weer aan de kook en voeg er een klein blikje dubbel gecon centreerde tomatenpuree bij met wat fijn gehakte ham en champignons. Als alles nog een kwartiertje naast het vuur zacht ge kookt heeft, wrijft men de gebonden saus door een puntzeef in een platte stoofpan, voeg er een tikje (puntje van een eierlepeltje) cayennepeper, een flink glas madera en het nat van een half blikje champignons bij. Nu legt men de stukjes eend in de saus en laat het «Zoo gedekt uur tegen de kook naast het vuur staan. Schep dan den eend op een schotel en leg er een paar olijven en champig nons over heen en dien op. GEBRADEN KONIJN. Tamme konijnen braadt men het lekkerste door ze te behandelen, zooals men runderlap pen braadt. De stukken konijn, met zout en peper bestrooien, in boter bruin braden, in een pan leggen, laag voor laag met bloem be strooien en een schijfje ui er tusschen, dan omschudden, bouillon of water er bij gieten tot de stukken even bedekt liggen en ,dan ge dekt y2 uur laten stoven. Wild konijn braadt men ook zoo, doch, als men er van houdt kan men wat gefruite uien, een takje thijm, en wat loriandzaad, wat pe perkorrels en een laurierblaadje er bij voegen Laten stoven met een scheut bessensap en een kwart flesch wijn. Deze saus later, als het kO1 nijn gaar is, door een zeefje passeeren. OV/ c i>3 tJC Het zal weinig dames moeilijk vallen den werkzak, waarvan onze plaat een voor beeld geeft, zelf te vervaardigen. Als stof neemt men een aardig gebloemde cretonne of meubelstof in een levendige kleur. Ver der heeft men noodig ongeveer 3% meter bijpassend lint en 2 meter koord of band van dezelfde kleur. Knip nu twee strooken stof als op de teekening 84 X19 c.M. en 63 X 36 c.M.) Die van 63 X 36 c.M, moet de bin nenste beurs worden de andere vormt den buitensten zak. Verder knipt men twee ronde stukken van 12 c.M. middellijn voor den dubbelen bodem. De smalle kanten van het stuk voor de beurs naait men aan 'elkaar maar laat daarbij een spleet Van 3 c.M. open op de plaats waar later het sluitkoord door moet. Juist aan den regenovergestelden kant. maakt men nog een even groote spleet. De bovenkant wordt nu omboord met bijpas send lint. Aan den binnenkant ter hoogte der beide spleten naait men een 2 c.M. breeden linnen band, dat aldus de coulisse vormt voor de sluitkoorden of banden elk 1 meter lang die men er vervolgens doorheen haalt. De zoom van den onder kant wordt gefronsd. De dwarskanten van het stuk voor de# buitenzak worden nu aan elkaar genaaid en men omboordt den bovenkant met lint, de onderkant wordt weer gefronsd en ver deeld in 6 gelijke stukken die groote plooien of zakken vormen en door een on zichtbare steek op den binnenzak bevestigd worden, waarbij men zorg draagt, dat de onderkanten der beide zakken juist op ge lijke hoogte liggen. Men verdeelt de frons- jes nog eens zoo gelijk mogelijk om daar na beurs en buitenkant tusschen de twee bodems te naaien. De naden overdekt men met een strookje band als dat voor de slui ting. In het midden van elk der zes plooien van den buitenkant maakt men nu nog een knoopsgat terwijl men op dezelfde plaats van de beurs een knoop zet. Wij zouden hier nog kunnen bijvoegen, dat men inplaats van cretonne ook een mooie brocaat of andere meer kostbare stof kan gebruiken om van dezen werkzak eeU waar „salonstuk" te maken. Geloof jij ook nief, dat ongelijke ka rakters in een huwelijk het beste bij elkaar komen? vroeg Emmy. Zeker, zei haar vriendin, ze vullen el kaar aan. Ik vind je aanstaande overigens een alleraardigsten jongen. Ze heete Amalia Berendina Suzette en was de eenige dochter van rijke burgerlieden. Stilletjes rijk waren ze, de vader en moeder van Amalia. Ze leefden zelf benepen, hadcien alleen 's Zondags een griesmeelpuddinkje toe niet dunne bessensap, maar hun spaar bankboekjes waren goed gevuld en bovendien hadden ze in 'n ijzeren kistje allerlei papieren met buitenlandsche opschriften. Eenige malen per jaar knipte pa daar stilletjes strookjes papier af en een dag later kreeg Amalia een nieuwen mantel of een nieuw bont ot twee hoeden en drienieuwe jurken. Amalia had het best bij haar vader en moeder, 's Morgens hielp ze wat stof afnemen, maar verder mocht ze doen, wat ze verkoos wandelen, piano spelen, een steekje borduren, tennissen of winkelen. Maar het vreeselijke gebeurde, dat pa zijn baantje verloor en dat de papieren met de buitenlandsche opschriften uit huis verdwenenzelfs de ge vulde spaarbankboekjes kwamen in gevaar. Dat was het psychologische oogenblik, waarop Amalia den stofdo&k ter zijde legde en aankondigde, dat ze ging werken. Om geld te verdienen. Ze stapte* naar een meneer, die jeugdige, onbezonnen meisjes in korten tijd tot nijvere privé-secretaressen wist te hervormen. Ze leerde typen en stenografie en schreef briefjes dat laatste heette „han delscorrespondentie". Na verloop van enkele weken begon ze te solliciteeren. Ze ging tweemaal tevergeefs „op zicht", maar den derden keer lukte het. Ze was privé-secre- taresse, tegen een salaris van zeventig gulden per maand vatbaar voor verhooging. Ze kocht dadelijk een paar witte zeemleeren handschoenen, een anjer voor op haar mantel en een busje talkpoeder voor haar neusje. Ze zei niet meer „moe" maar „moeder" en eischte een vingerkommetje, als moeder een bellefleur voor haar bewaard had. Ze had werkelijk alle gegevens, om in dit leven als prive-secretaresse te slagen. Haar pa troon dacht dit ook, maar toen haar eerste proeven van bekwaamheid onder zijn wel willende oogen kwamen, raakte hij onge nietbaar uit zijn humeur. De brieven waren met artistieke nonchalance getypt en voor zien van vegen en .yeegjes. Hij riep Amalia Berendina Suzette zonder schroom ter verantwoording, liet zich niet van zijn stuk brengen door de weelde van grijs crêpe marocain die haar lieflijk omgolfde en ried haar aan, zich onmiddellijk te beteren, bij gebreke waarvan hij haar onverwijld ontslag zou moeten geven. Geslagen keerde Amalia naar haar kantoor terug, huilde vreeselijk in haar batisten zakdoekje, probeerde met vrouwenmoed zich te beteren en slaagde niet. Ze begreep niet, hoe iemand ter wereld in staat was, een brief van vijf regels binnen het uur en zonder vlekken te schrijven. Ze moest meermalen bij 'haar patroon komen en meermalen zijn toorn ondergaan. Ach, het leven was niet zoo zoet, als de Zondagen met griesmeel en bessensap deden vermoeden. „Juffrouw, gaat u alstublieft de volgende maand heen 1" zei de patroon op een na middag, maar hij keek haar niet aan, want zijn hart bloedde om haar. Ze ging dan ook niet. Het werk, liet kantoor, de patroon, alles kwijnde) maar Amalia bleef en knoeide. Toen nam de patroon een heldhaftig besluit hij vroeg Amalia met afgewend gelaat ten huwelijk, onder de dringende voorwaarde, dat ze onmiddellijk van kantoor verdwijnen zou. En zoo geschiedde. Amalia neemt nu weer stof af op' een dubbel bovenhuis en de patroon heeft nu een secretaresse met een wollen blouse, die twintig brieven per uuf schrijft. En tot de vriendinnen, die Amalia benijden, zegt deze jonge vrouw „Ik heb mijn geluk aan mijn eigen vlijt te danken Ze bedoelt daarmee, dat niet alle welop gevoede jonge meisjes in staat zijn, privé- secretaresse» te worden. En daarin heeft ze BEHANGSELS. In nieuw gebouwde huizen gebeurt het niet zelden, dat de behangsels vochtig wor den en dat er zich schimmel op ontwikkelt. Om dit te voorkomen of de schimmel te ver drijven, neemt men salicylzuur, lost het in wijngeest (1 op 4) op, en bevochtigt hiermede door middel van een kleine spons de groen witte schimmelvlekken. Op de aldus behan delde plekken zal zich geen schimmel meer vertoonen. ONAANGENAME INSECTEN. Om het huis vrij te houden van onaange name insecten, of een «bezoek ervan tot een enkele te bepalen, late men de vloeren min stens tweemaal per maand lappen of dwei len met water, waarin een scheutje creolin® is gegoten. Heeft men schoolgaande kinde ren, dan passe men het elke week toe, Ojn verder de slaapkamers zoo zuiver mogelijk te houden, laat men die niet met schoenen betreden die op straat gebruikt zijn, maar verwisselt in huis van schoeisel. Gedragen kleeren schuiert men, voordat ze in de kast worden gehangen, voor het open raam of in de buitenlucht uit. Bedlegoed en losse karpetten moeten zooveel mogelijk nanj buiten worden gebracht en zoo noodig strooit men een beetje insectenpoeder tus schen bed en laken en onder de karpetten, STIJVE KNOOPSGATEN. Het is soms heel moeilijk, de knoopen van stijf gesteven manchetten door de knoops- gatep te duwen. Op doodeenvoudige wijz® kan men dit kunstje uitvoeren. Eén enkele droppel water, waarmee men den achter kant van het knoopsgat bevochtigt en d' moeilijkheid is uit den weg geruimd. PEAU DE SUèDE.1- Voorwerpen van deze leersoort gemaaK't dient men geregeld schoon te borstelen. Al' het leer glad is geworden, moet men hc voorzichtig schuren met een niet te har" borsteltje van staaldraad of koperdraatu Bij dit werkje moet men er vooral op PaS sen, geen pluisjes af te schuieren. Is het U® erg vet geworden, zooals dit dikwijls Ot handschoenen en taschjes het geval ka zijn, dan reinigt men het met benzine tetra. Daarna schuiert men met den staal draadborstel. In plaats daarvan kan men oo» gebruik maken van zeer fijn schuurpapier. Het kan gebeuren, dat door het scboc»* maken de kleur van het leer vaal wordt. dit het geval, dan kan men het taschje, handschoenen of welk voorwerp men be handelt, inwrijven met het poeder van e steen, die voor dit doel in den handel Mocht dit niet afdoende zijn, neem dan e vochtig sponsje, wrijf dit over den steen werk het zoodoende verkregen papje stev» in het leer, totdat dit weer egaal van kie» is geworden. Men laat het opdrogen en bOJ stelt daarna .weer uit met den staaldraa schuier.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 6