zA/KOUWETI-
HUBRjE-\
Ongelukken - Verzekering keert uit bij!
Onze Gratis
X
i r
Jonge kinderen en alcohol.
De Aardappel.
bij het theeservies.
Fijn linnen
X
Het onderhoud van
lakschoenen.
De vrouw in de
keuken.
Een gezellige werkzak.
De slachtoffers.
Practische wenken»
belde beenen of beid® S 3000.—bij c®
1125^
Levenslange gcheele ongeschiktheid lot werken door *7o7g
omgeval met doodelijken van 'n anderen vinger i 40.-.
Men zou denken, dat het niet noodig
meer is er over te spreken, dat het gebruik van
alcohol, bier of wijn nadeelig is voor een kind
En toch zijn er nog veel ouders en opvoeders,
die beweren, dat het gebruik het kind goed
kan doen of versterken.
Toch is niets minder waar alle alcohol
gebruik is voor een kind nadeelig. Alcohol
is een prikkel en het kind, den nog niet
ontwikkelden mensch moet men niet te vroeg
aan prikkels blootstellen. Bij vele families,
op enkele kostscholen krijgen de kinderen
regelmatig bier aan tafel, de ouders en op
voeders geven die dranken aan kinderen in
de meening, dat zij gezond of versterkend
zijn, maar de wetenschap heeft ons wel heel
anders geleerd.
Alcohol is een levensvergif, hebben vele
doctoren en mannen van wetenschap met
groote namen uitgemaakt. Juist op den kin
derlijken leeftijd moet men alles vermijden
wat ook maar het minst nadeelig kan zijn
voor de hersenen en drankgebruik is voor een
kind wat drankmisbruik is voor een groot
mensch. Het knaagt aan de beste levenssap
pen en vermindert de goede hoedanigheden.
Baker of moeder vinden het soms niets
erg om de lastige zuigeling een dotje te geven
in brandewijn gedoopt. Het kindje wordt
er immers zoet van en gaat slapen, jawel
de teere hersentjes worden bedwelmd door
den gevaarlijken alcohol, vandaar de slaperig
heid. Moeders doet het toch nooit en staat
het ook niet toe, het kan verderfelijk voor
uw kindje zijn.
Ik heb jnij laten vertellen door een ver
pleegster van zuigelingen, die met biersoep,
een soort papje met bier vermengd, werden
groot gebracht ja de heele kleinen kregen
het zelfs in de flesch, het was bij verscheiden
families gebruik en zij waren er niet van af te
brengen. Zouden zulke menschen nooit eens
iets lezen, vraag ik mij dan af, dan zouden
ze toch niet op dien weg doorgaan. Ze meenen
dat de vereenigingen tegen drankmisbruik
de Krutsverbonden en Mariavereenigingen
stokpaardjes berijden. Als er maar geen mis
bruik gemaakt wordt, redeneeren zij, kan
het niets geen kwaad. Daargelaten dat een
alleszins matig gebruik voor een volwassen
mensch geen nadeel beteekent, dan is het
nog heel wat anders voor het kind.
Niet die vereenigingen alleen beweren
en bewijzen, dat drankgebruik voor kinde- j ouderen bestemd is.
ren nadeelig is maar honderden doctoren.
Die doctoren zijn zelf geen drankbestrij
ders maar door hun wetenschap gemachtigd
en door hun ondervinding geleerd, en niet
eenigen onder hen, maar bijna allen beweren
éénparig aan de jeugd geen druppel alco
hol, geen druppel bier of wijn. De tegen
woordige jeugd is nerveus genoeg, wij be
hoeven en mogen die nervositeit niet te ver-
hoogen door de prikkelmiddelen van het al
coholgebruik.
Nu ia, wij geven het ook niet aan kleine
kinderen, zeggen de ouders, de grooteren
krijgen het alleen. Wat verstaat ge onder de
grooteren? Weet wel, dat ge, wat het ge
bruik van bier en wijn betreft, de 14- en 15-
jarigen best nog tot de kleinen moogt reke
nen, laat ze zich gerust nog onthouden van
al die dingen. Een glas limonade helpt ook
voor den dorst en ze houden er hun verstand
bij. Menig ouder, die nu klaagt over het
slechte leeren van zijn opgroeiende kinderen,
over hun prikkelbaarheid en ongedurigheid
zou heel wat minder zorgen er over hebben
als hij ze altijd verboden had mee te doen met
het rooken en drinken der ouderen.
Wat is het geheim van uw flinke jongen?,
vroeg ik eens aan.een vader, die met een groot
gezin gezegend, merkbaar gelukkig was met
zijn jongens.
Onze eenvoudige levenswijze, zei hij mij
vol trots en mijn verbod, dat ze voor hun
16de jaar niet mogen rooken of drinken
en dan tot hun achttiende alleen met groote
mate en als iets bijzonders. Ik geloof wel, dat
het mijn jongens dikwijls moeite gekost heeft,
hun belofte te houden, maar dit heeft hun
karakter alleen gesterkt en het is altijd in
het voordeel van hun gezondheid geweest en
van hun ontwikkeling.
Mij dunkt, willens en wetens zullen wij
onzen kinderen toch geen schade berokkenen,
als wij dan van zoovele zijden en van gezag
hebbende zijden hooren en lezen, hoeveel
nadeel wij onzen kinderen bezorgen door
hun alcohol, bier of wijn zelfs verdund met
water te geven, dan luisteren wij toch en han
delen daarnaar en hebben wij zelf geen kin
deren, laten wij dan toch meehelpen andere
ouders te genezen, die nog voortleven in
het denkbeeld, dat zij hun kinderen een dienst
bewijzen of hun gezondheid bevorderen door
hen mee te laten drinken van alles wat voor
Wij kennen haast geen voedingsmiddel,
dat zich in enkele eeuwen zoozeer als volks-
voedsel heeft opgewerkt als de aardappel.
Van het al of niet goed uitvallen van den
oogst hangt het bestaan van heel wat ge
zinnen af. niet alleen in ons land, maar ook
over een groot gedeelte v.&n Europa.
Een goede aardappeloogst toch beteekent
voedselvoorraad voor den geheelen winter,
want naast 't brood vormt vooral voor den
buitenman en in 't bijzonder voor den land
arbeider, de aardappel een hoofdbestand-
heeft deze veldvrucht dar haar groote po
pulariteit in de huishouding te danken? Ons
dunkt wel aan de gemakkelijke en weinig
kostbare teelt en het overal mogelijke be
waren ervan gedurende den winter, en dan
zeker niet het minst aan. de smakelijkheid,
bejer gezegd aan den neutralen smaak, die 'n
dagelijksch gebruik mogelijk maakt zondet
dat tegenzin ontstaat. Of de waarde als voe
dingsmiddel wel evenredig is aan deze al-
gemeene geliefdheid, wordt niet steeds door
alle voedingsleerkundigen op dezelfde wijze
deel van het dagelijksch voedsel. Waaraan beantwoord. Ongeveer 2& jaar geleden was
ill i, i iii. ,-ii««mi
1 cfN
i nA.iJJUMj.iti
-UI rnTfiJ.tf laUxia
men. van oordeel, dat de voorname plaats,1
die de aardappel innam, hem eigenlijk niet
toekwam.
Om die waarde te bepalen, berekende
men hoeveel warmte bij de omzetting van
den aardappel voortgebracht werd. Gaat men
op deze wijze te werk, dan is inderdaad de
aardappel overschat. Echter in de daarop
volgende jaren brachten onderzoekingen aan
het licht, dat men niet alleen rekening heart
te houden met de aanwezigheid van de be
kende voedingsstoffen eiwit, vet, koolhydra
ten, water en zouten, doch dat er ook stof
fen zijn, die bij de spijsvertering en den
groei van het lichaam onontbeerlijk zijn en
een rol van beteekenis vervullen. Aan deza
stoffen, vitaminen, schijnt de aardappel niet
arm te zijn en wellicht daardoor onbewust
door den mensch als een hoofdvoedsel ver-
kozen, wanneer zijn beurs geen ander uit-
zoeken kan. Vooral voor de minder rijk be
deelde plattelandsbevolking vormt de aard
appel in sommige' tijden van 't jaar 't hoofd
voedsel, d.w.z. dat de dag begint met op
gewarmde, gebakken aardappels ,dat het
middagmaal bestaal uit aardappels en dat
des avonds bij thuiskomst vcrsche. opge
bakken aardappels op toiel worden gezet.
Men kan zich erover verwonderen, dat de
landarbeider uit een zoo sober dagrantsoen
voldoende werkkracht haalt en toch bewij
zen de feiten het. Een Deensch geleerde,
Hinthede, heeft verschillende onderzoekin
gen verricht, in 't bijzonder met het oog
op de voedingswaarde der aardapoels en in
verband daarmede jarenlange proeven geno
men met aardappelvoeding op zichzelf en
personen in zijn omgeving.
Als resultaa't geeft deze onderzoeker dan
aan de groote waarde voor de vqeding van
den aardappel. Volgens hem zou een voe
ding hoofdzakelijk van aardappels wel mo
gelijk zijn. Wij zullen ons evenwel wachten,
zoo positief deze veelgeprezen veldvrucht als
het voornaamste voedsel aan te wijzen, we
tend dat juist bij. een goede voeding een
zijdigheid vermeden moet worden. Wij schre
ven hierboven dat vooral de arme platte
landsbevolking vaak aangewezen is op het
goedkoope aardappelverbruik. Dat echter
ook velen, wier beurs een uitgebreider dag-
"antsoen toelaat, den aardappel bij het mid
dagmaal als hoofdzaak beschouwen, bewijst
o a wel de uitdrukking in den Gelderschcn
en Twentschen Achterhoek voor het mid
dagmaal: den aêrpel. Een flink stuk spek of
nekelvleesch vervangt daar op menige boer
derij bijna alle groente, die in een burger
huishouden een groot deel van den middag-
pot uitmaakt.
Om te weten of een dergelijk maal vol
doende mag geacht worden, dient men wel
eens na te gaan, al is het maar zoo onge
veer, welke stoffen ons lichaam noodig
heeft en welke de aardappels ons kunnen
geven. Het zou te ver voeren hier met cij
fers te willen aantoonen dat alleen aard
appelen niet voldoende kunnen zijn voor
iedereen.
Om te kunnen leven, werken en groeien
vraagt de mensch in zijn heele leven, de
zelfde stoffen, die hij als kind reeds noodig
had en in zijn eerste levens halfjaar uit
sluitend vond in zijne melkvoeding. Met
melk kan elk jong dier en elk kind vol-
doende gevoed worden, totdat bij net kind
na zes of zeven maanden het grooter wor
dend lichaam ander voedsel vraagt en hem
dit gegeven wordt. O.a. ook aardappels.
In dit andere voedsel echter vinden we
steeds terug dezelfde stoffen, waaruit de
melk is samengesteld, evenwel in verschil
lende hoeveelheden. Van de omstandighe
den als leeftijd, arbeid, klimaat e.a, hangt
voornamelijk de samenstelling van het voed
sel af. Het is nu bekend, door onderzoekin
gen van verschillende geleerden, dat in het
dagelijksch voedsel van mensch en dier een
zekere hoeveelheid van de reeds hierboven
genoemde eiwitten, vetten en koolhydraten
moeten voorkomen en dat de aardappel
juist aan de eerste twee stoffen slechts een
zeer klein gehalte heeft Wil men door
middel van aardappels aan de eiwitbehoefte
voldoen, dan moeten enorme portie s ver
werkt worden. Genoeg vet eruit te halen is
onmogelijk, vandaar zeer zeker, al mede
om den goeden smaak, de toevoeging van
het in den vorm van bakolie of jus; kool
hydraten vindt men er voldoende. Kan al
een volwassen werkman met een gezonde
maag en flinken eetlust een enorme portie
aardappels verwerken en kunnen wij ons
indenken, dat hij zijn maal met hoofdzake
lijk aardappels kan doen, anders is het bij
minder gezonde eters en vooral met kin
deren. Kinderen in den groei van hun leven
vragen nog iets meer dan hoofdzakelijk ei
wit, vet en koolhydraten; ook zouten of
zooafs deze in de landbouw-scheikunde hee-
'en, asch-bestanddeelen en hieraan zijn de
aardappels niet rijk in tegenstelling met
onze groenten. Een samenvoeging van aard
appels met vet (soms vleesch en groente,
deze laatste niet maar zoon enkel blaadje,
dcch 'n flinke handvol, ;s vereischt voor 'n
goed middagmaal. Bovendien laten zich
door sommige gestellen aardappels al zeer
slecht verdragen, wanneer de portie wat
groot wordt en doet men beter deze door
wat meelspijs b.v. rijst te vervangen. Wi;
kunnen dit echter alleen in t algemeen
even aanstippen erbij voegend dat hoof',
zaak is bij de voeding te zorgen dat deze
uit veel verschillende voedingsmiddelen
dient te bestaan en men daardoor geen
kans heeft eenzijdig gevoed te worden.
Bij een goede voeding kan men daarom
ook den aardanpel niet missen en t is ec
taak van de kookster deze zoo te weten
klaar te maken, dat de eetlust wordt op
gewekt bij het zien van den smakelijken
schotel.
Fill lIHÜÉll HIllliiH lliii'ifv""'LL
.W lUiil i' if I iIéHR
Het is nog geen alledaagsch gebruik om
fijne vingerdoekjes bij de middagthee te
geven, maar toch komt het meer en meer
in zwang en als men visite heeft staat het
bepaald keurig vooral als de tafel rijke
lijk voorzien is van bonbons en gebak. Op
de plaat vindt men een voorbeeld «en en
kele gegevens om zelf deze kleine doekjes
te vervaardigen. Men make ze van fijn ge
weven, goede kwaliteit linnen, ze mogen
liefst niet grooter zijn dan 25 X 25 c.M.
De teekening waarvan één hoek op ware
grootte is afgebeeld kan men door calquee
ren op de stof overbrengen. De broderie
maakt men als open borduurwerk waarbij
de ramen worden afgemaakt door middel
van den knoopgatsteek, vóóral eenigszins
opgevuld door cordonnetsteken. (Zie voor
beeld). De vier motiefjês der hoeken wor
den onderling verbonden door een ajour-
randje. De buitenrand wordt niet gezoomd
maar netjes gefestonneerd. Alle broderie
voere men uit met wit glansgaren. Om een
mooi geheel te krijgen kan men ook het
tafellaken op dezelfde wijze en met dezelfde
motieven versieren, waarvoor men deze
laatste evenwel iets zal moeten vergrooten,
Zelfs schoenzaken vinden het doorgaans
een bezwaar, lakschoenen onder garantie
te verkoopen. Voor al hun geleverde waar
durven zij, wat degelijkheid betreft, in
staan, maar voor verlakt schoeisel nemen
zij die risico niet op zich. En geen wonder,
want niet alleen is het al dan niet goed
blijven van het lak afhankelijk van de De-
handeling, maar ook van het weer en van
groote verandering van temperatuur.
Zoo is het bijvoorbeeld een bekend ver
schijnsel, dat, wanneer men des winters
van uit de koude buitenlucht opeens met
lakschoenen in een zeer warm vertrek
komt, het leder barst. Ook vochtig weei
heeft deze, uitwerking op lakleder. Ook is
het beslist een vereischte, lakschoenen op
een droge plaats te bewaren; in een voch
tige kast zou het leder springen,
Voor het reinigen en mooi houden van
het lakleder gebruike men een flanellen
lapje met vaseline, dat voorkomt bet bar
sten.
Nu wij geachte lezeressen in den
wildtijd zijn, zal het wel velen wel
kom zijn, als wij het dezen keer eens heb
ben over het wild en zijn bereiding.
Onder de groote verscheidenheid van
soorten, kiezen wij er dan een uit, die nu
juist bij de Hollandsche huismoeders niet
zoo sympathiek staat aangeschreven en
waarvoor de neus wordt opgetrokken, n.l.
de wilde en tamme eend. Deze afkeer komt
echter voort uit onkunde, met hare bereiding.
Men beweert dat een eend wild of tam niet
smakelijk kan bereid worden omdat,nu ja, om
dat die beestjes graag visch lusten, ja nog
erger kikvorschen en ander gedierte gaarne
naar binnen spelen. En als men nu zoo'n een
debout wil braden met boter, zonder meer,
dan kan het wel eens gebeuren, dat de eend
een luchtje verspreidt, waarvan men loopen
gaat. Dat komt dan omdat zij misschien te
Volendam of Edam is groot gebracht en wat
te veel rauwe haring «en ansjovis genuttigd
heeft. En toch was het op het oog een prachti
ge. Zeker, ik wil het gaarne gelooven, maar
nu nog eens iets Zouden die duizenden
slachteenden, die door Edamsche en Volen
damsche eendenboeren aan de binnen-en
buitenlandsche .markten, voor de consumptie
te koop worden aangeboden, en toch meest
allen met visch of vischafval worden gevoed,
niet te eten zijn En waar zou de kooiker met
zijn wilde eenden moeten blijven? Want een
wilde eend, met boter alleen gebraden, zon
der meer, verspreidt een lucht, die een En-
gelschman zou doen uitroepen „To smell
something rotten l"
Een eend is geen kip en heeft een eigen
bereiding noodig. Behoorlijk bereid, biedt
een eend, evenals een kip, een heerlijken sap-
pigen bout en haar vleesch is hoogst voed
zaam. Laat ons daarom eens op een paar ma
nieren een eend bereiden en ik verzeker u, dat
ge dan wel een gunstiger oordeel over een
eendebout zult gaan vellen.
GEBRADEN EENDVOGEL.
Een tamme eend moet men niet den nek
omdraaien, als men ze wil slachten, want
dan loopt het bloed door het vleesch. Dit
is al één oorzaak van onaangenamen geur.Men
geeft de eend een diepe snede in haar keel en
laat ze uitbloeden. Dan snijdt men de vleugels
er af, trekt de staartveeren uit, en plukt de
eend vervolgens heel vlug. Als de eend nog
warm is, laten de veeren gemakkelijk los. Ver
wijder den kop en brand den bout schoon
boven 'n spiritusvlam. Snijd den strot open
aan den rugkant, trek het vel over den strot,
pak de slokdarm met duim en vinger vast en
trek die omlaag, zoodoende komt de krop
bloot en kan men die gemakkelijk verwijde
ren. Geef aan den achterkant een snede tus-
schen beide pooten en haal daar de ingewan
den, lever en maag uit, welke laatste men
schoonmaakt en in een bak met frisch water
zet. Dan wascht men den bout uit, droogt
dien af en steekt de beide pooten, kruisgewijze
door het velden strot hakt men bij den
bout af, men trekt het vel over den rug en
naait het daar vast met een dun touwtje. In
den bout steekt men een weinig zout en een
stukje ui. Laat zoo de eend 24 uren liggen.
Doe dan boter in een pan of braadslee met
een jiaar schijfjes ui, wortel en een paar lau
rierblaadjes. Leg wat boter op den bout en
laat ze aldus langzaam braden. Van tijd tot
tijd goed met boter begieten en zorgen dat ze
niet te hard braadt. (Drie kwartier heeft een
eend noodig om gaar te worden.) Ten laatste
voegt men er de maag, den strot en de lever
bij, die men apart in een pannetje met veel
uien gebraden heeft. Is de eend gaar, neem
haar dan uit de pan of braadslee, voeg wat
bouillon of water bij de jus en wrijf ze door
een puntzeef. De lever, uien en wortel wrijft
men dan nog eens extra door een paardeharen
zeef en voeg deze bij de jus, die nu nog eens,
al roerende, aan den kook gebracht wordt.
Nu giet men deze gebonden jus over den
eendvogel, dien men in zes stukken gesneden
en weer in zijn geheel op een schotel heeft ge
plaatst en dient den eendvogel op met appel-
compóte. Een wilden eendvogel braadt men
evenzoo, doch men binde voor het braden een
lap vet spek op de borst.
GESTOOFDE EENDVOGEL.
Men braadt een eend, als boven. Snij
borst-, voor- en achterboutjes in stukjes van
5 c.M., meng de jus aan met wat bouillon
of oude vleeschjus plet de karkas^ met den
vleeschbijl heel plat.Doe die geplette karkas in
de aangemengde jus en laat haar daarin in een
gedekte pan flink koken. In een pan doet men
100 gram boter en een lepel bloem, meng
dit tot een papje giet de pan waarin de karkas
is, daarin over, terwijl men alles dooreen
roert met een gard, breng alles weer aan de
kook en voeg er een klein blikje dubbel gecon
centreerde tomatenpuree bij met wat fijn
gehakte ham en champignons. Als alles
nog een kwartiertje naast het vuur zacht ge
kookt heeft, wrijft men de gebonden saus
door een puntzeef in een platte stoofpan,
voeg er een tikje (puntje van een eierlepeltje)
cayennepeper, een flink glas madera en het
nat van een half blikje champignons bij. Nu
legt men de stukjes eend in de saus en laat
het «Zoo gedekt uur tegen de kook naast
het vuur staan. Schep dan den eend op een
schotel en leg er een paar olijven en champig
nons over heen en dien op.
GEBRADEN KONIJN.
Tamme konijnen braadt men het lekkerste
door ze te behandelen, zooals men runderlap
pen braadt. De stukken konijn, met zout en
peper bestrooien, in boter bruin braden, in
een pan leggen, laag voor laag met bloem be
strooien en een schijfje ui er tusschen, dan
omschudden, bouillon of water er bij gieten
tot de stukken even bedekt liggen en ,dan ge
dekt y2 uur laten stoven.
Wild konijn braadt men ook zoo, doch, als
men er van houdt kan men wat gefruite uien,
een takje thijm, en wat loriandzaad, wat pe
perkorrels en een laurierblaadje er bij voegen
Laten stoven met een scheut bessensap en een
kwart flesch wijn. Deze saus later, als het kO1
nijn gaar is, door een zeefje passeeren.
OV/ c
i>3 tJC
Het zal weinig dames moeilijk vallen
den werkzak, waarvan onze plaat een voor
beeld geeft, zelf te vervaardigen. Als stof
neemt men een aardig gebloemde cretonne
of meubelstof in een levendige kleur. Ver
der heeft men noodig ongeveer 3% meter
bijpassend lint en 2 meter koord of band
van dezelfde kleur. Knip nu twee strooken
stof als op de teekening 84 X19 c.M. en 63 X
36 c.M.) Die van 63 X 36 c.M, moet de bin
nenste beurs worden de andere vormt den
buitensten zak. Verder knipt men twee ronde
stukken van 12 c.M. middellijn voor den
dubbelen bodem. De smalle kanten van het
stuk voor de beurs naait men aan 'elkaar
maar laat daarbij een spleet Van 3 c.M. open
op de plaats waar later het sluitkoord door
moet. Juist aan den regenovergestelden kant.
maakt men nog een even groote spleet. De
bovenkant wordt nu omboord met bijpas
send lint. Aan den binnenkant ter hoogte
der beide spleten naait men een 2 c.M.
breeden linnen band, dat aldus de coulisse
vormt voor de sluitkoorden of banden
elk 1 meter lang die men er vervolgens
doorheen haalt. De zoom van den onder
kant wordt gefronsd.
De dwarskanten van het stuk voor de#
buitenzak worden nu aan elkaar genaaid
en men omboordt den bovenkant met lint,
de onderkant wordt weer gefronsd en ver
deeld in 6 gelijke stukken die groote
plooien of zakken vormen en door een on
zichtbare steek op den binnenzak bevestigd
worden, waarbij men zorg draagt, dat de
onderkanten der beide zakken juist op ge
lijke hoogte liggen. Men verdeelt de frons-
jes nog eens zoo gelijk mogelijk om daar
na beurs en buitenkant tusschen de twee
bodems te naaien. De naden overdekt men
met een strookje band als dat voor de slui
ting. In het midden van elk der zes plooien
van den buitenkant maakt men nu nog een
knoopsgat terwijl men op dezelfde plaats
van de beurs een knoop zet.
Wij zouden hier nog kunnen bijvoegen,
dat men inplaats van cretonne ook een
mooie brocaat of andere meer kostbare stof
kan gebruiken om van dezen werkzak eeU
waar „salonstuk" te maken.
Geloof jij ook nief, dat ongelijke ka
rakters in een huwelijk het beste bij elkaar
komen? vroeg Emmy.
Zeker, zei haar vriendin, ze vullen el
kaar aan. Ik vind je aanstaande overigens
een alleraardigsten jongen.
Ze heete Amalia Berendina Suzette en
was de eenige dochter van rijke burgerlieden.
Stilletjes rijk waren ze, de vader en moeder
van Amalia. Ze leefden zelf benepen, hadcien
alleen 's Zondags een griesmeelpuddinkje
toe niet dunne bessensap, maar hun spaar
bankboekjes waren goed gevuld en bovendien
hadden ze in 'n ijzeren kistje allerlei papieren
met buitenlandsche opschriften. Eenige malen
per jaar knipte pa daar stilletjes strookjes
papier af en een dag later kreeg Amalia
een nieuwen mantel of een nieuw bont
ot twee hoeden en drienieuwe jurken.
Amalia had het best bij haar vader en moeder,
's Morgens hielp ze wat stof afnemen, maar
verder mocht ze doen, wat ze verkoos
wandelen, piano spelen, een steekje borduren,
tennissen of winkelen. Maar het vreeselijke
gebeurde, dat pa zijn baantje verloor en
dat de papieren met de buitenlandsche
opschriften uit huis verdwenenzelfs de ge
vulde spaarbankboekjes kwamen in gevaar.
Dat was het psychologische oogenblik,
waarop Amalia den stofdo&k ter zijde legde
en aankondigde, dat ze ging werken. Om
geld te verdienen. Ze stapte* naar een meneer,
die jeugdige, onbezonnen meisjes in korten
tijd tot nijvere privé-secretaressen wist te
hervormen. Ze leerde typen en stenografie
en schreef briefjes dat laatste heette „han
delscorrespondentie". Na verloop van enkele
weken begon ze te solliciteeren. Ze ging
tweemaal tevergeefs „op zicht", maar den
derden keer lukte het. Ze was privé-secre-
taresse, tegen een salaris van zeventig gulden
per maand vatbaar voor verhooging. Ze
kocht dadelijk een paar witte zeemleeren
handschoenen, een anjer voor op haar mantel
en een busje talkpoeder voor haar neusje.
Ze zei niet meer „moe" maar „moeder"
en eischte een vingerkommetje, als moeder
een bellefleur voor haar bewaard had. Ze
had werkelijk alle gegevens, om in dit leven
als prive-secretaresse te slagen. Haar pa
troon dacht dit ook, maar toen haar eerste
proeven van bekwaamheid onder zijn wel
willende oogen kwamen, raakte hij onge
nietbaar uit zijn humeur. De brieven waren
met artistieke nonchalance getypt en voor
zien van vegen en .yeegjes. Hij riep
Amalia Berendina Suzette zonder schroom
ter verantwoording, liet zich niet van zijn
stuk brengen door de weelde van grijs crêpe
marocain die haar lieflijk omgolfde en ried
haar aan, zich onmiddellijk te beteren, bij
gebreke waarvan hij haar onverwijld ontslag
zou moeten geven. Geslagen keerde Amalia
naar haar kantoor terug, huilde vreeselijk
in haar batisten zakdoekje, probeerde met
vrouwenmoed zich te beteren en slaagde
niet. Ze begreep niet, hoe iemand ter wereld
in staat was, een brief van vijf regels binnen
het uur en zonder vlekken te schrijven. Ze
moest meermalen bij 'haar patroon komen
en meermalen zijn toorn ondergaan. Ach,
het leven was niet zoo zoet, als de Zondagen
met griesmeel en bessensap deden vermoeden.
„Juffrouw, gaat u alstublieft de volgende
maand heen 1" zei de patroon op een na
middag, maar hij keek haar niet aan, want
zijn hart bloedde om haar. Ze ging dan ook
niet. Het werk, liet kantoor, de patroon,
alles kwijnde) maar Amalia bleef en knoeide.
Toen nam de patroon een heldhaftig besluit
hij vroeg Amalia met afgewend gelaat ten
huwelijk, onder de dringende voorwaarde,
dat ze onmiddellijk van kantoor verdwijnen
zou. En zoo geschiedde. Amalia neemt nu
weer stof af op' een dubbel bovenhuis en
de patroon heeft nu een secretaresse met een
wollen blouse, die twintig brieven per uuf
schrijft. En tot de vriendinnen, die Amalia
benijden, zegt deze jonge vrouw „Ik heb
mijn geluk aan mijn eigen vlijt te danken
Ze bedoelt daarmee, dat niet alle welop
gevoede jonge meisjes in staat zijn, privé-
secretaresse» te worden. En daarin heeft ze
BEHANGSELS.
In nieuw gebouwde huizen gebeurt het
niet zelden, dat de behangsels vochtig wor
den en dat er zich schimmel op ontwikkelt.
Om dit te voorkomen of de schimmel te ver
drijven, neemt men salicylzuur, lost het in
wijngeest (1 op 4) op, en bevochtigt hiermede
door middel van een kleine spons de groen
witte schimmelvlekken. Op de aldus behan
delde plekken zal zich geen schimmel
meer vertoonen.
ONAANGENAME INSECTEN.
Om het huis vrij te houden van onaange
name insecten, of een «bezoek ervan tot een
enkele te bepalen, late men de vloeren min
stens tweemaal per maand lappen of dwei
len met water, waarin een scheutje creolin®
is gegoten. Heeft men schoolgaande kinde
ren, dan passe men het elke week toe, Ojn
verder de slaapkamers zoo zuiver mogelijk
te houden, laat men die niet met schoenen
betreden die op straat gebruikt zijn, maar
verwisselt in huis van schoeisel. Gedragen
kleeren schuiert men, voordat ze in de kast
worden gehangen, voor het open raam of
in de buitenlucht uit. Bedlegoed en losse
karpetten moeten zooveel mogelijk nanj
buiten worden gebracht en zoo noodig
strooit men een beetje insectenpoeder tus
schen bed en laken en onder de karpetten,
STIJVE KNOOPSGATEN.
Het is soms heel moeilijk, de knoopen van
stijf gesteven manchetten door de knoops-
gatep te duwen. Op doodeenvoudige wijz®
kan men dit kunstje uitvoeren. Eén enkele
droppel water, waarmee men den achter
kant van het knoopsgat bevochtigt en d'
moeilijkheid is uit den weg geruimd.
PEAU DE SUèDE.1-
Voorwerpen van deze leersoort gemaaK't
dient men geregeld schoon te borstelen. Al'
het leer glad is geworden, moet men hc
voorzichtig schuren met een niet te har"
borsteltje van staaldraad of koperdraatu
Bij dit werkje moet men er vooral op PaS
sen, geen pluisjes af te schuieren. Is het U®
erg vet geworden, zooals dit dikwijls Ot
handschoenen en taschjes het geval ka
zijn, dan reinigt men het met benzine
tetra. Daarna schuiert men met den staal
draadborstel. In plaats daarvan kan men oo»
gebruik maken van zeer fijn schuurpapier.
Het kan gebeuren, dat door het scboc»*
maken de kleur van het leer vaal wordt.
dit het geval, dan kan men het taschje,
handschoenen of welk voorwerp men be
handelt, inwrijven met het poeder van e
steen, die voor dit doel in den handel
Mocht dit niet afdoende zijn, neem dan e
vochtig sponsje, wrijf dit over den steen
werk het zoodoende verkregen papje stev»
in het leer, totdat dit weer egaal van kie»
is geworden. Men laat het opdrogen en bOJ
stelt daarna .weer uit met den staaldraa
schuier.