VOOR DE) HUISKAMER
NUMMER 19' VIJFDE JAARGANG 1925
DE BRUIDSDIAMANTEN EEE
van Whirechpfe' wcVfn uittrfwprt>1',en.
„Neemt U g^ae^en u.ei mijn voor
waarden vroeg Rossinsky den im
presario N
„O ia zeker antwootdde de andere.
Hij stond op. ging naar Davis, die aan
tafel was gaan zitten en zij - bier dronk.
„Mijnheer Davis." sprak 'hij, „weet u
dat u een ware goudmijn tn uw keel
heeft
De herbergier knikte vriendelijk en de
andére ging voort
„Na een opleiding van twee, drie |aar zal
uw stem U een ro. tuin bezorgen, die menig
vorst u benijden zal."
„Och I" kwam Davis, niet bijzonder ge
troffen
Van Houten, zeer geagiteerd, legde
hem uit wie hij was en welk honorarium
hij gewoon was aan goede teno. en te be
talen.
„En geen van hen, U kunt mij op mijn
woord gelooven. heeft een stem als de
uwe."
„Ik zeg met neen," zeide Davis kalm,
„ik heb heel diswijls be.oemde zangers
gehoord in de Savoy en de Gaity, maar ik
hield toch hei meest van mijn eigen fluit."
Hij sprak afgrijselijk en zijn spieekstem
had volstrekt geen bijzonde, en klank.
„Zou U met gaarne op 'n groot tooneel
in Londen verschijnen en prinsen en
prinsessen en e.J'e Lor denaars zich zien
verdringen om L' te hoo en
„Ja iawel f" was het ijskoude ant
woord.
„Zou je het niet heel piettig vinden,"
vroeg Rossinsky, „naar Windsor te gaan
om voor den l oning en de koningin te
Zingen
„Neen, dat d-ed ik liever niet," ant
woordde Davis, „ofrchoon ik den ouden
heer en mevtouw graag een pleziertje
Zou willen doen als zij het wenschen."
„Ik geloof met, dat U begiijpt, wat voor
een macht schuilt in een stem als de uwe,"
begon van Houten weer, „de menschen
Zouden U,bijna aanbidden."
„Vrouwen, 'dames van hoogen rang l"
voegde Rossinsky er bij.
Davis grinnikte
„Ja, dat kan wel." zeide hij droog, „mijn
vrouw is de dochier van een bakker, die
in goeden doen was, eenige dochter, moet
u weten. Zij was bepaald gek op mij, en
ik was toch maar een gewone jongen. Mijn
moeder was weduwe en streek hemden
voor de lui."
Hij nam zijn glas weer op en dronk het
leeg.
„Zulke malligheden van het vrouwvolk,'
sprak hij nadenkend, „vervelen een man
heel spoedig en als hertoginnen of gravin
nen zoo gek deden, zou mijn viouw, dol
van jalouzie wm den en mij de oogen uit
krabben. Neen mijnheer Ik heb 't goed
en dat weet ik nu eenmaal."
Van Houten vóelde zich met ontmoe
digd en drong nog sterker aan bij den jon
gen man
„Kijk eens hier," zeide Davis en sloeg
zijn arm achter zijn hoofd op zulk een be
vallige wijze, dat de loeschouwers zijn
bewegingen onwillékeu ig moesten be
wonderen. „Ik tegiijp het wel, u wil mij
aan 't studee en hebben."
„In het begin alleen voor een of twee
jaar en u zou in dien tijd een mooie toelage
krijgen voa; u en uw gezin."
„Laat die mooie toelage ophoepelen. Ik
Zou moeten werken ais een kwajongen op
school en daar pas ik voor."
„Alleen maar voor een tijdje."
1 „En als die twee jaar vooibij zijn, zal ik
altijd maar voot moeten (akkeren, nieuwe
bedjes leeren zingen of ik er tiek in heb
ef niet en allerlei verbintenissen aangaan
en ze houden. Moet ik dat V'
„Ja, anders kan het natuurlijk niet."
„En ik zou mogen eten en drinken, al
leen wat goed is voor mijn stem en op be
paalden tijd naar bed gaan en een wit
overhemd dragen, bonte dassen en mij alle
dagen scheren. Verbeeld je, alle da
gen'"
Pleitte voor zijn doorzicht,dat zijn toon te
gen tiem beleefder en' ernstiger klonk dan
tegen Rossinsky.
„Heb ik geen gelijk, mijnheer?"
Van Houten knikte. „Gij voeldet dat
ontkennen of uitvluchten hier mets zou
den helpen."
Davis ging in diep nadenken de kamer
op en neer Van Houten volgde hem met
een blik, zooals een spelei de hand volgt,
die op her punt staat een beslissende kaart
uit te spelen. De man stond stil, keek
hem aan, stak zijn harden in de zakken
haalde diep adem en verklaarde toen op
vroolijken, maar vastberaden toon, dat
liij maar liever bedankte, want er waren te
vele bezwaren aan verbonden
Van Houten begreep.dat hij den slag had
verloren en waagde geen verdere pogingen
meer De ionge secietans kwam echter
tusschen beide, rr.et betraande oogen bijna.
Hem scheen het met gebruiken van zulk
een stem bijna een misdaad toe.
„Maar mijnheer Davis." pleitte hij, ,,'t
Is een plicht, dien u aan de wereld ver
schuldigd is Denk aan het genot, dat u
andere menschen zal geven. Honderd
duizenden smachten er naar u te hooren."
„Laat ze dan hier komen," lachte de
weerbarstige ténor. .,Ik doe graag de men
schen plezier, maar liefst in mijn eigen
huis. 't Staat voor iedereen open, zij zijn
mij allen welkom."
Hij glimlachte, 'n joviale lach van meer
derheid en de secretaris vroeg
hebben deelgenomen, overtrof fn 1924
het aantal vrouwen uat oer mannen met
4 millioen thans inet 15 millioen
Het grootste vrouwen-overschot kan
men vaststellen bij dat deel der bevol
king, dat oen huwbaren leeftijd beeft.
Dit spreekt vanzelf, daar verreweg het
meerendeel der gesneuvelden huw
bare ol tong-getrouwde mannen waren.
In Duitschland staan 'egenovei 1000
huwbare mannen 1180, in Oostenrijk 1230
huwbare vrouwen. Voor den oorlog ent
brak voot elke twintigste, thans voor elke
zes a zevende vrouw een levensgezel.
Efgenaardig is het, dat er in de Balken-
lan 'en, en in het bijzonder in Bulgarije,
geen overschot aan vrouwen is. Dit is
vermoedelijk hieraan roe te schrijven,
die geen woning *n <*eefi fee.
zitten.
Wij wezen op den econonuacnen en so
cialen strijd tusschen man en vrouw, dié"
van de bestaande wanverhoudingen let
gevolg is. Maar juist de economische kant
van het vraagstuk sdeepi nog emsrirer
gevolgen met zich. Eenieder, die Berlijn,
Dresden of Weenen bezocht heeft, om
streeks 1919, weet welke droevige toe»
standen daar heerschen.
NOG AL DUIDELIJK.
Onderwijzer „Waarom werd eerst
het licht en toen de menschen gescha
pen
Jongen „Anders zouden de men-
dat Staten met een boerenbevolking de schen met de koppen tegen elkander ge-
jonge mannen een gezonder en degelijker loopen zijn."
leven lei 'en dan in industrielanden. Men
dien! wel in het oog 'e houcen. dat bet
overschot aan vrouwen niet o.a. een ge
volg daarvan is. dat er een geringer aantal
jongens dan merjes wordt geboren. In
tegendeel in alle landen is het aantal
mannelijke geboorten het grootst de
gemiddelde verhouding is zoo, dat er op
de 100 meisjes ongeveer 106 jongens het
leven-licht zien. Dit oorspronkelijke over
schot aan mannen gaat echter vc loren en
wel het meest in de jaren c'er huwbaar
heid, welke r'oor de voortrHnting het
belangrijkst zijn.
De tengevolge van een ooi log ontstane
verhouoing keeft natuurlijk bedenkelijke
sociale gevolgen Men c'enkt slechts aan
een land als Oostenrijk, waar voor het
vierce deel der huwbare merjes geen
„Voelt u met, wat een heerlijke, een echtgenoot is. Daar ontstaat een soort
eenige gave U bezit? Wat een voorrecht *tr"d. om het bestaan 'usschence seksen
het te mogen gebruiken tot genot van 'de
heele we eld."
Hij haalde de schouders op, 't kon hem
niets schelen.
„Maar," sprak Rossinsky, „je zou toch
graag hoopen geld willen hebben. En hoe
heerlijk als de n enschen je nrioopen en de
paarden van ie rijtuig afspannen en als je
portret voor alle winkelramen staat."
„Dat kan mij mets bommen. Hoopen
geld hebben zou wel pi ettig zijn maar die
drukte om mij heen, daar voel ik niets
voor. 't Is maar last. Neen mijnheer," hij
wendde zich weer tot van Houten. „Ik vind
het heel aardig van u, mij dat .ar tl te bieden
maar, ik zal er niet op ingaan. Ik ben heel
tevreden met wat ik ben en wat ik heb.
Mijn leven is zeer gemakkelijk, ik ben
er tevreden mee en de vrouw ook. Al die
herrie geeft maar last. Ik blijf stilletjes
hier en wie mij graag wil hoo. en zingen
moet maar hier komen. Ik ga nu eenmaal
niet naar hen toe."
„Maar u zal ons toch wel 't pleziertje
willen cloen nog eens voor ons te zingen
vóór wij weggaan," vi oeg van Kouten zeer
beleefd.
„O ja, heel graag en Davis zong een
negetliedje. De secietaiis Loog het hoofd
diep over zijn h-nclen, Rossinsky luisterde
met groot genot en de impresario keek
ernstig nadenkend uit het raam over de
rivier.
Toen Davis geëindigd had, nam hij af
scheid met een paar vormelijke woorden
van dank.
„Mocht U zich bedenken," zei Rossins
ky, „hier is mijn adres."
„Daar is geen gevaar voor," Lachte de
heldentenor en hij geleidde dc heeren naar
de deur.
Toen zij op straat stonden, zeide van
Houten
„'t Is een duur uitstapie geweest, eerst
de reis van ons tweeën naar Londen en dan
voor elk liedje 16 pond, 13 shilling en
4 pence, 't Is goed betaald."
„Zij waren het meer dan waard," riep
de secretaris vol geestdrift uit.
Rossinsky zeide niets, maar overwoog of
het in de gegeven omstandigheden niet
gepast zou zijn de taxi te betalen, zonder
er iets van te zeggen. (Nieuw-Nederl.)
TE VEEL VROUWENT
Een kwart c'er vrouwen in Oostenrijk kan
niet trouwen, omdat er voor haar geen
mannen zijn. Zij mceten dus in haar le
vensonderhoud voorzien. Aangezien ech
ter alle mei jec, cie geen bepaalce hu
welijksuitzichten hebben, rekening mce
ten houten met de mogelijkheid, dat zij
zullen behooren tot bet vierde teel, dat
geocemd is levenslang ongetrouwd te
blijven en dus in haar eigen cnc erheud
te voorzien, mag men aannemen, c'.at vier
vijfde c er O ostent iikrche n eisjes een
beroep uitoefent of een betrekking poogt
te krijgen. In vele t eelen vrn Duitsch-
land deet zich he-zelfde verschijnsel voor
ook daar valt een strijd waar te nemen om
te „baantjes" tusschen den man en de
vrouw. Ket gaat niet, gelijk vrceger, om
een minder of meer tijdelijke werkzaam
heid van c'e vrouw, waaraan mee: tri een
eince kwam met het huwelijk, want ce
huwelijkskansen zijn zooveel geringer
geworcen, cat de vrouw den drang veelt
om zich voer Hnge jaren een werkkring te
verzekeren. Zij cnc ervinot vooral scherp
de ccncurieniie ter oo*logsverminkten
speciaal in Saksen die een streepje voor
hebben en de vrcuwen reeds uit menige
betrekking hebben verdreven.
In vele landen it onmiddellijk n3 een
ooi log, het huwelijkscijfer aanzienlijk ge
stegen. Voor Groot-Be lijn waien ce
cijfers o,n. 1914 38,819 ge loten huwe
lijken 1915 27,661 191& 24.185 1917
25,583 1918 29.111 1919 51,892 1920
53,691.
In 1919 en 1920 was het aantal ge
sloten huwelijken dus veel grooter can
vóór den oorlog. Dit verschijnsel deel
zich echter na eiken oorlog voor, ce stij
ging is slechts schijnbaar en meet daar-
me_e verklaard worden, dat een zeer
groot aantal huwelijken tengevolge van
een oorlog moesten worden uitgesteld. In
ce eerste jaren meet, om het zoo uit te
drukken, de achte-stand worden inge
haald. Is dit eenmaal gesel ieJ, dan treedt
een normale toestand in, die ons ce gege
vens verstrekt om te beoord eelen of het
aantal huwelijken in werkelijkheid op het
oude peil is gebleven. In Duitscl land nu
is gebleken, dat c'it niet het geval is. Vol
gens ce over het twee e kwartaal van het
afgeloopen jaar gepubliceerde statistiek
zijn er in dit tijdsverloop ongeveer 25,000
huwelijken minder gesloten dan vóór den
oorlog.
Een zeer eigenaardig verschijnsel is het
dat, terwijl ce huwelijkskan'en voor jonge
mei'jes zooveel ongunstiger zijn geworden,
het aantal weduwen, dat opnieuw in
het huwelijk treedt, in verschillende lan
den is toegenomen.
In Engeland b.v. zijn 25 tot 30 pet.
van de vrouwen, cie een huwelijk aan
gaan,weduwen. In Duitschland was het
LIEVER NIET ALS VONDEL.
Onderwijzer „Wie zal het weten? AIj
uw jongen groot is, dan schrijft hij mis
schien wel als Vondel."
Vader „Dat hoop ik met. Ik wou dat
hi) een vlotte loopende kantoorhand
kreeg."
ZIJN FOEFJE.
Bioscoopportier „Wie is de jongen,
dien je binnen wou zien
Jongetje (vertrouwelijk): „Ikke I"
HIJ NAM 'T NIETS KWALIJK.
„Pang-pang tafelde de geweren def
infanterie bij de groote manoeuvies.
„Ach riep een aarc'ig mei" je met
een alleraardigst schrikgilletje. Zij deed
uit angst een stap achteruit en kwam in
ce armen van een jongmensch.
„O zei ze blozend. „Ik was zoo ge
schrokken. Neemt u mij astublieft niet
kwalijk."
„Volstrekt niet," antwoordde de jon
geman. „Laten we een eindje verder gaan
staan en naar de artillerie-oefening gaan
kijken."
HOE
LEER
De oorlog heelt tengevolge gehad, dat
het sinds lang reeds in veie landen be-
Rossinsky begon over zijn schitterende staance overschot aan vrouwen in de percentage in 1914, 5.2 het steeg voort
theater cosjum-s te spreken en v/erd waar- laatste jaren nog aanmerkelijk is toege-
1 !jk welsprekend, toen hij besch"eef,.hoe nomen. Tusschen de 2even en acht milli
oen man zijn gesnemell Daarvan alleen
mooi een tenor in een opera zich moest
kleeden.
Maar Davis hoorde hem met onverho
len afkeer aan,
„Ik zoo'n vastenavondpak aantrekken,
er uit zien als een clown in het paarden
spel. Dank je w-i nocr Ik niet 1"
Hij keerde zich naar Van Houten, 't
bijna twee millioen Franschen, twee milli
oen Duitschers en een en een kwart milli
oen Engelschen. In het jaar 1914 be-
c rceg het overchot a?n vrouwen in Oos
tenrijk 575,000, in Frankrijk 614,000,
in Groot-Bi iitanië 1,328,000, in België
62.000, in Rusland 1,334,000. In de tien
Europeesche lanuen. cie aan den oorlog
durend en bedroeg in 1918 reeds het dub
bele. Een eer oorzaken daarvan is van
zeer materieelen aard weduwen be
zitten mee:tal een woning en meubelen
en op cien huwelijkscancidaat schijnen
deze „eigenschappen" in den tegenwoor-
digen tijd een bijzon.e~e bekoring uit
te oefenen. De „mö. lieiten Witwen"
(gemeubileerde weduwen) zooals de
volkman J ze ree is noemt zijn zeer
in ue,«. ten tuceeie van de jonge meisjes.
MEN AFSTANDEN
SCHATTEN.
Een generaal verveelde tec'ert lang zijn
officieren met hen steeds te onderhou
den '■ver het nut van „afstanden schat
ten."
Op een morgen rijdt hij naar de oefen
plaats. Een kapitein volgt hem op eenigea
afstand.
Bij de brug over een breede rivier ge
komen, houdt de generaal zijn paard stil
en wisselt eentge wocr en met dea
brugwachter.
„Wat verlangde de generaal van u
vraagt de kapitein, als hij op zijn beurt
bij c'e brug komt.
„De generaal vrceg me hoe breed de
rivier r," antwoordde c'e man.
„En hce breed is zij
„620 Mete-, mijnheer."
„Denk u
De officier rijdt verder en bereikt spoe
dig ket oefenterrein.
Na eenr e inleidende woorden begint
de generaal wee er ever het nut van „af
standen rcliatten" te praten.
„Ik zelf, mijne heeren, laat geen gele
genheid voorbij gaan, om mij lierin te
oefenen. Wij hebben hier weer een uit
stekende gelegenhei 1 voor ons ce ri
vier. Hce breeJ, mijne heeren, denkt gij
wel, dat de rivier hier i-."
De overste „500 Meter, generaal."
„O neen, ove-ste, dat is te weinig. Op
hoeveel schat gij haar, majoor
„Ci ca 7 a 800 Mete-, generaal."
„800 Meter, ik geloof, dat dit wel wat
te veel is, majoor. En u, kapitein, mag ik
u vragen, wat uwe schatting is?"
„620 Meter, generaal," antwoordde de
ze op een toon van beslist zelfvertrou
wen."
„Zeer goed, kapitein, dat komt geheel
overeen met mijne schatting. Hoe komt
gij tot c'it cijfer, kapitein
„Ik heb het ook aan den brugwachter
gevraagd, generaal."
GETROEFD.
Een Zwitser zit te visschen in den Rijn,
waar deze de grens vormt tusschen Zwit
serland en Duitschland.
Dui'.scher, aan den anderen kant
„Hola, Zwitser, je mag niet visschea
in den Rijn dat is onze rivier."
Zwitser „Nu, wees maar stil ik werp
alle Duitsche visschen weer in het wa
ter."
Duitscher „Hoe kun je die dan ken
nen
Zwitser „Aan de groote bekken."
HIJ WENSCHTE HEM EEN LANG
LEVEN.
„Ik heb al verscheidene deelen gedich
ten ge chreven," zei Jansen, „maar ik
heb be-loten oin ze pas na mijn dood te
laten publicee en."
„Diar ga je Janren," sprak een van
de vrienden, zijn glas opheffende. „Lang
Zal je leven
p lillilllilllH|ltt)IHIttwm'titMtWtMt|tMI'tMt|lt'>'t'M|Wg'H»»,«","t"'»"'t'">'H«Mt't'j»'>'»M'<»n»yw*«UMW»gt»t>IIHIH'tttt|''MtMt»1>Hlttlll!HltlimimilH!IMIIMIi; p
4*4. 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4.* 4 -tl 4.
ir 4 4 4 4 4 4 4-4 4 4 4 4 4 4' 44 4 4 4 *- 4' 4 4- 4 4~ 4- 4*44 J
18
HOOFDSTUK XLV.
„Ik kan nauwelijks gelooven, dat het
geen droom was 1"
Het was La Giulietta die sprak. Haar
oom, vermoeid van het werk van dien
dag, was in zijn stoel in slaap gevallen.
De verloofden stonden buiten op het bal
kon over Venetië te spreken. Het was een
weinig na achten en avond. De hemel
boven hen was donker, en behalve eenige
«ledige huurkoetsen was de plaats beneden
verlaten. De oude Anita met haar kon faor
en driepootigen steel had sedert lang haar
plaatsje onder de poort verlaten de druk
te was voor dien dag voorbij, en slechts
hier en daar tusschen dak-en beneden-ver
dieping was een verlicht venster te zien
want de meeste bewoners van de Herberg
de Hoed waren reeds naar bed gegaan.
„Wacht tot ge Venetië bij maanlicht
gezien hebt," antwoordde Donato „dan
zult ge inderdaad kunnen zeggen, dat het
een droom moet zijn. Wat ik heerlijk vindv
is een gondel te nemen en 's nachts de
zij kanalen rond te varen, zwijgend stil
uit de duisternis in het licht te komen en
weer terug in duisternis te verzinken. Al
les is spookachtig. Ge slaaf een hoek om
en er plast iets in her water achter u. Het
schijnt alsof er een moord gepleegd is.
Gij gaat onder een balkon door en hoort
stemmen in een fluisterend gesprek, cf
onder een verlicht venster en luistert naar
het zingen eener vrouw daarbinnen. Ieder
huis schijnt vol geheimzinnigheden, iedere
gondel, dien gij ontmoet, schijnt een ge
heim met zich te voeren."
„Ik geloof niet, dat ik het prettig zou
vinden." zeide het jonge meisje. „Ik zou
bang zijn."
„Ook als ik bij u was, lieveling 1"
„Hè neen niet bij u."
„Ge zoudt met mij overal meegaan en
over 1 u veilig voelen, waar ik was
„Overal
„Er zijn zooveel plaatsen, waar ik u
gaarne heen zou brengen, ja, en waarheen
ik u ook mettertijd brengen zal. Mooie
eilanden, waar varens groeien zoo groot
als boomen en palmwouden, bevolkt
met apen en papegaaien, die tot aan den
rand van het water zich uitstrekken. En
kele van deze zijn koraaleilanden, en door
myriaden kleine weekdieren van den bo
dem der zee opgebouwd. Dat zijn plaat
sen, waar de winter onbekend is.
„Dan, in den zomer, zullen wij naar
het Noorden stevenen, naar de kusten
van Zweden en Noorwegen, waar ge de
walvisschen in het diepe water hun wa-
te-stralen zult zien opspuiten, en zeehon
den, die zich op de zandbanken in de zon
nestralen koesteren. En op ééne plaats,
waar ik u brengen zal, zult ge de zon te
middernacht zien schijnen. Ge kunt het
nauwelijks gelooven Toch is het waar."
„Wat weet ge veel 1" zeide zij. „Wat
hebt ge veel gezien
„Het is des zeemans schuld niet, dat
hij onderweg 'n weinig kennis opdoet.Wij
gaan niet met gesloten oogen naar zee."
„Ja, maar gij hebt opvoeding genoten."
„Ik kan lezen en schrijven en mijn
scheepsboek en grootboek bijhouden."
Het jonge meisje schudde het hoofd.
„Ge kent Latijn," zeide zij, „en andere
vreemde talen, in vreemde letters gedrukt
die ik nooit gezien had, eer ik gisteren in
Uwe boeken had gekeken."
„Wat zou dat Ik ben een koapman,
en mijn zaken voeren mij naar \;eemde
havens, waar ik er werkelijk slecht aati toe
zou zijn, indien ik mijzelf niet v rstaan-
baar kon maken. Bovendien ben ik, als
gij, een groot liefhebber van lezen en op
zee, waar men vrijen tijd in overvloed
heeft, zou het moeilijk zijn uit te houden,
als ik niet iets leeren kon."
Zij luisterde zij zuchtte.
„Dat is het niet," zeide zij. „Het is niet
dat gij u-zelf geleerd hebt, of dat gij veel
hebt. meegenomen. Gij hebt gestudeerd.
Uw uw moeder was een dame. Neen,
ik ben een arm, onwetend meisje maar
hierin kan ik niet bedrogen worden. Ik zag
het aan haar portret. Zij was niet een der
onzen evenmin als gij."
„Ge kent mij voor wat ik ben, een han
delaar een man van het veilt."
„Neen gij zijt een heet."
»En verondersteld nu, dat ik een prins
was," zeide hij luchtig, „wat dan
„Ik zou te ver beneden u staan, zooals
ik nu ben."
„Waarom Giulietta mia Waarom lie
veling, wat is dat voor gekheid?"
Hij nam haar in zijn armen hij kuste
haar op de oogen en vond ze vochtig van
tranen.
„Ge zijt een dwaas kind," zeide hij.
„Indien ik een koning was en ge mij lief-
hadt, zou uw liefde u tot mijn gelijke ma
ken Maar ik ben geen koning. Ik ben
zelfs niet „Romeo", en geen „Montague".
Ik ben eenvoudig Cesare Donato, die u
van ganscher harte en voor zijn hcele le
ven lief heeft. Luister, liefste, ik ben van
deftigen huize en misschien hooger in
geboorte dan de meeste menschen van
mijn stand. En ge hebt gelijk, als ge denkt
dat ik een tamelijk-goede opvoeding ge
noten heb. Maar denkt ge, dat ik een ge
leerde vrouw verlang Gelooft ge, dat ik
u meer lief zou hebben, indien ge Latijn
kendet
„Neen, maar...."
„Maar wat
„Ik vrees dat ge langzamerhand mij
minder lief zult krijgen, als ge u over mij
schaamt."
„Mijn Giulietta," zeide haar verloofde
ernstig, „ge moogt er geheel zeker van
zijn, dat ik mijn hart en hoofd ken, en
dat ik nooit zal veranderen. Ik ben ouder
dan gij, vele jaren. Enkelen zouden kun
nen zeggen, dat ik te oud en te ernstig ben
voor iemand zoo jong als gij zijt zoo
jong en zoo vroolijk Maar zoo oud als ik
ben, gij zijt mijn eerste liefde."
„Ben ik? Ben ik'werkelijk
„Mijn eerste lieveling en mijn laatste.
Met mij is het eens voor altijd."
„Eens voor altijd 1" herhaalde zij, en
nestelde zich dichter in zijn armen.
••En vertel mij nooit nocit meer, dat
ik mij over u zou kunnen schamen. Hoe
zou ik andèrs dan trotsch kunnen zijn op
de vrouw, die ik lief heb? Hoe zou ik haar
kunnen liefhebben, als ik niet trotsch
op haar was
„Maar ik ben slechts een arm jong
meisje," fluisterde zij. „Ik weet niets, heb
geen manieren. Als uwe vrienden mij
zien...."
„Ik heb geen vrienden," viel hij haar
snel in de rede. „Of liever, ik heb er
maar een, dien eenen van wien ik u ver
leden vertelde. Ge behoeft voor hem niet
bang te zijn, hij is een oud man, geleerd
als een van de kerkvaders en eenvoudig
als een kind."
„Maar ge hebt familie
„Nu, ik heb neven maar ik heb ze in
vele jaren niet gezien. Ge weet, hoe dat
met familie gaat. Indien men van kind
aan met hen wordt opgevoed, is de band
innig en werkelijk maar wanneer familie
leden verstrooid zijn, en de jonge lieden
afzonderlijk opgroeien, dan houdt fami
lie op een band te zijn en wordt vergeten.
Zoo is het in mijn geval. Die verre bloed
verwanten kunnen, voor zooveel ik weet,
gestorven zijn ik zou hen nauwelijks
herkennen als ik hen zag en ik ben er ze
ker van, dat zij zich mijner ook niet her
inneren."
„Ik heb verwanten, die ik nooit gezien
heb," zeide het meisje, „mijn tante Fran-
cisca Petrucelli en haar familie. Zij woont
bij Napels, in een dorpje San Lorenzo
genaamd. Zij is weduwe en heeft een ei
gen boerderij, en een familie van drie
dochters en vier zonen. Ik zou hen heel
graag eens zien en mijn zeven onbekende
neven en nichten."
„Indien ge dat verlangt, lieveling, zul
len wij daar samen op onze huwelijksreis
heengaan. Neen, bedank mij nizt. Wal
u genoegen doet maakt mij gelukkig."
„Ge moet mij niet te veel toestaan,"
zeide zij. „Ge zult mij bederven."
Liefkoozend streek hij met de hand
over heur haar.
„Ik had altijd gedacht u voor dat eerste
tochtje naar Napels en Sicilië te voeren,
mijn lieveling. En ik heb er ook over ge
dacht, hoe wij het u aan boord van de
Diamante gemakkelijk zullen maken. Ik
denk mijn eersten stuurman een kooi
tusschendeks af te schieten en de hut, die
hij tegenwoordig gebruikt, in een soort
kleedkamer en kantoor voor mij-zelf te
veranderen. Dan zullen wij het schot
tusschen mijn kleine hutten wegbreken
en er een goede zitkamer voor b van ma
ken. Denk er om, ik reken er op mijn
vrouwtje tot een goed zeeman op te voe
den Zij zal de wereld met mij rond moe
ten trekken."
Een rijtuig door een 'wit paard getrok
ken kwam schokkend en schuddend on
der de poort, en reed tot rr.idden op de
binnenplaats. Het meisje had zich op het
eerste geluid der wielen rillend terugge
trokken maar op het zien van het oude
witte paard stelde zij zich gerust en ging
met praten voort. Tonio Moretti's paar
den waren beide bruin.
„Hoe lang zou het duren de wereld rond
te reizen vroeg zij.
„In een zeilschip dat is onmogelijk
te zeggen. Veel zou het afliangen van den
tijd, dien het in vreemde havens bleef, en
nog meer van weer en wind. Maar ik be
doel niet, dat wij in letterlijken zin de
wereld zullen rondzeilen, lieveling alleen
maar, dat ge menige reis met mij in de
Diamante maken zult."
„Maar wat zou er van oom Stefano
worden
„Hij kan komen als hij wil. Wij hebben
ruimte genoeg voor hem."
„Alsof oom Stefano op zee zou willen
gaan 1 Toch wat zou hij hier eenzaam
in Verona bijven
„Waarom moet hij in Verona blijven
Hij heeft lang genoeg gewerkt. Het wordt
tijd dat hij het leven gemakkelijker op
neemt. Hoe zou het zijn als hij naar Bari
kwam? Daar heb ik een huis, zooals ge weet
en een stuk land. Tot hiertoe heb ik het
land verhuurd en, wat het huis aangaat, ik
heb er slechts twee-, driemaal in een jaar
een naar weken achtereen in gewoond.
Nu zal ik het opknappen, meubileeren en
voor u mooi laten maken en als uw oom
met ons zou willen leven, en het land voor
mij zou willen bebouwen, dan zou ik den
huurder opzeggen. Hoe zoudt ge dat vin
den
Zij vond natuurlijk dat niets beter kon
zijn. Den vorigen dag nog zeide hij, hoe
hij gaarne in de schaduw van zijn eigen
wijngaard zittend, polenta eten wilde, die
op zijn eigen erf gegroeid was en zot'
dit niet bijna hetzelfde zijn
Intusschen had de koetsier op de bin
nenplaats zijn paard uit het gareel geno
men en in den stal gebracht. En nu kon
den zij het paard een welkom hooreu toe-
hinniken aan zijn makker en aan den koet
sier, die fluitend op en neer ging. Euitcn
in de straat was alles zoo stil als om mid
dernacht.
„Vertel mij wat van uw huis te Bari,"
zeide zij,en li't haar wang tegen z'n scl ou
der rusten. „Is het een oud huis Werdt
gij daar geboren
„Het is een klein wit huis, lieveling
niet bijzonder nieuw en riet bijzonder cud;
en ik werd er zeker riet geboren, daar
ik het eery twee of drie jaar geleden pe-
kocht heb. Het was juist zoo'n zeemar.s-
gril want als een man den oceaan rend-
zwalkt, weet hij graag dat er eerrige me
ters vast land zijn, die hem toe be lc or en
en waarop hij, als hij aan wal komt, uit
rusten kan. Nu, het huis staat kocg cp een
terras en ziet uit op de zee. Het heeft van
vcn^n een leranda, ei< op het terras groeit
een palmboom, een echt Afrikaarsche
palmboom. De heuvelhelling is met wijn
gaarden beplant, en aangelegd met olijftui
nen en beneden in de diepte, op een
vooruitspringend voorgebergte, aan drie
zijden door de blauwste zee van de wereld
bespocld, ligt de groote witte stad met
haar kasteel, haar hoofdkerk en haar ha
ven vol schepen."
„Het moet zoo mooi zijn als Venetië."
„O neen daar is maar één Venetië.
Toch...."
„Toch wat
Hij leunde over de balustrade en keek
de plaats rond.
„Ik dacht, dat ik beneden een geluid
hoorde," zeide hij „alsof er iemar.d zich
bewoog en luisterde."
„Misschien was het vrouw Theresa,
die na het avondeten haar tafelkleed uit
sloeg. Haar balkon is juist onder het enze."
„Hoogst waarschijnlijk. In alle geval
is zij er nu niet meer."
„En ge wildet zeggen...."
„Nu ik wilde zeggen, dat Bari niet op
Venetië gelijkt Maar het is een vrcclijl
drukke plaats, in een land van zonnescl ijn
en overvloed en ik denk dat uw oom Ste
fano, als hij tegen zonsondergang in die
kleine veranda zijn pijp rookt
„Wat is er van mij vroeg de wagen
maker'uii de kamer, uit zijn dutje opge
schrikt.
„Een samenzwering, oompje
„Een samenzwering om mij te laten
verhongeren, hè Tien minuten voor
half tien, en geen avondeten klaar 1"
La Giulietta haastte zich naar binnen
om de tafel te dekken en nu zitten zij
allwi sarren aan hun avondeten een
maal van letterlijk Attische eenvoudig
heid, en bestaande uit brood, salade, ge
zouten olijven en een pint landwijn in een
met riet bekleede flcsch. Want Cesare
Donato wordt nu als een van de familie
beschouwd, en deelt hun ge wenen lest.
Terwijl zij hun maal gebruiken, leidt
hij het gesprek op Bari terug. Morgen
moet hij naar Venetië gaan, om een ge
deelte van zijn lading in te schepen, van
daar naar Triest en van Triest naar Smyr
na. Onderweg zou hij Bari aandoen om
een architect aan het werk te zetten en
het huis te verbouwen. Hij zal riet min
der dan een maand wegblijven mege-
lijk wel vijf weken. Intusschen (aarge
nomen dat zij natuurlijk als ééne familie
bij elkander zouden wonen) is de vrarg,
die tot een beslissing moet gebracht wor-
deze of oom Stefano op zich wil nemen
het land te pachten
Op dit voorstel, hoewel hij er innerlijk
door gevleid is, antwoordt de wagenma
ker met een aattat tegenwerpingen. Hij
heeft zijn geheele leven te Verona ge
woond, en is te oud om met wortelen
tak te worden verplant. Bovendien, wat
zou een man, die zijn geheele leven
wielen gemaakt heeft, van pachtcrij af
weten
„Hoeveel land hebt ge vraagt hij nu.
„Heel weinig ongeveer een zestig