Dezen brief 'beantwoordde Lancelot ttiet de volgende regels „Old Court, Jan, 18 Beste Cochrane, „Omdat Sir Grimsby Turnbull voor zitter was van de IJzermaatschappij, en omdat mijn broeder beloofd had hem te steunen, indien ooit de gelegenheid zich Zou voordoen, werkte ik zijn verkiezing niet tegen. Maar ik ben blij te hooren dat hij weggaat. Kom hier op Old Court, zoo dikwijls het. u schikt, en ik zal er u doorhalen. „(Als altijd, de uwe) „Brackenbury." De nieuwe Lord Brackenbury ontdekte spoedig, dat hij de hoeveelheid werk, die hem bij zijn thuiskomst wachtte, etr te gering dan te hoog geschat had. Het is gemakkelijk te begrijpen hoe droog, ver velend en vermoeiend veel van dat werk moest zijn. Voortdurend raad vragen aan Mr. Marrables herhaalde reizen tus- schen Brackenbury, Singleton, Stoke en Leek vraagstukken van afwatering, her stellingen, heerlijke rechten en privile giën moeilijkheden met de IJzermaat schappij, moeilijkheden met de vaste pachters, moeilijkheden met het „zwarte volk", met de jagermeesters en houtmees- ters deze en duizend en een onaange naamheden en de lastige quaesties van gelijken aard vervulden zijn dagen en putten tamelijk wel zijn geduld uit. Dan waren er 's avonds brieven te lezen en te beantwoorden ontwerpen van acten na te zien plannen en begrootingen te over wegen en zoo meer. HOOFDSTUK LI. Bloed De jongen, die aan de Trattoria be hoorde en iederen morgen kwam om de plaats te reinigen en bij te vegen, en de oude Anita, die in dit jaargetij op haar post was, zoodra het vol dag was, waren de eersten die alarm maakten. Toen kwa men Maria het buffetmeisje en Guiseppe, de kok, op den voet gevolgd door den her bergier en zijn familie. Eindelijk, uit hun bedden springend en de vensters open gooiend, en schelklinkende vragen toe schreeuwend aan hen die beneden ston den, kwamen de verschillende huurders, in verschillende stadiën van nachttoilet naar beneden hollen, bijna over elkander vallend en elkander verdringend aan de poort. Bloed Van wie? Hoe gestort? Wanneer en door wie Wat was er gebeurd onder dien dikken boog in het holst van den nacht, terwijl de bewoners van de herberg De Hoed in hun bed lagen te slapen? Dit waren vragen, die allen deden en niemand beantwoorden kon. Indien er een moord was begaan, dan was die zoo snel en zoo stil gepleegd, dat geen geluid, geen kreet de stilte van den nacht had verstoord. Stefano Beni, door het schril rumoer ontwaakt, deed als de anderen en liep naar het venster hij zag, dat er iets buitengewoons gebeurd was, schoot zijn kleederen aan en haastte zich naar beueden „Waarover is al die drukte Wat is er vroeg hij eerst den een en toen den ander. „Niets minder dan moord „Er is een moord onder den boom ge pleegd 1" „Er ligt bloed op de steenen 1" „Bloed, dat nog niet droog is Hij baande zich een weg door ds me nigte, en daar, waarlijk, juist midden onder de poort, lag een onheilspellende karmijn- roode plas, door een streep met een tweede kleinere plas verbonden, vlak tegen de straat. ,,'t Is bloed, dat is duidelijk genoeg," Zeide de wagenmaker, „maar ik zie niet in waarom het moord beteekenen moet. Ik bloedde evenveel uit mijn neus op een heeten dag, verleden zomer." Daar volgde een uitroep van ontken ning, Een moord was het, en een moord zou het zijn 1 Zóó zouden zij zich hun treurspel niet laten ontrooven. Onder het slaken van een plotselingen kreet vooruitdringend, bukte een der vrouwen naar den grond, greep iets tus- schen de steenen vandaan en hield het omhoog, dat allen het zien konden. „Dio 1 kijk eens, buurman Stefano Was uw neusbloeding door een ding als dit verzoorzaakt? Het was een gebroken mes-lemmet, twee en een half duim lang en drie kwart duim breed. De wagenmaker keek ernstig, en wel mocht hij daten het gerammel der ton gen, één seconde bezworen, brak nog schriller los dan te voren. „Het ziet er uit, alsof het zes duim lang kon geweest zijn, eer het afbrak," zeide de herbergier, terwijl hij het heen en weer draaide. „Het is een dolk het snijdt aan beide zijden riep de vrouw die het had opge raapt. Stefano Bent zette zijn bril op. „Het is geen dolk," zeide hij. „Het is het lemmet van een mes, dat pas aan bei de kanten scherp geslepen is." „Geslepen met dit doel 1" zeide de her bergier, plechtig het hoofd schuddend. En toen gilden de vrouwen weder, dat het een moord was een sluipmoord een vendetta." „Maar er is geen bloed aan," zeide Stefano Beni droogjes. Het was v/aar. Daar was geen bloed aan, geen smeertje, geen spatje De zaak scheen bijna ongeloofelijk. Hier lag het gebroken wapen van den moordenaar ginds het bloed van het slachtoffer. Hoe kon dan het lemmet onbesmet zijn „Che che che zeide de wagen maker verachtelijk. „Moorden worden zoo niet gepleegd, en vermoorde per sonen wandelen gewoonlijk niet weg, om de menschen de moeite van het begra ven uit te winnen Een dronken vechters baas, een gebroken mes, een afgesneden vinger misschien en daar is jelui heele moord De herbergier zette zijn rechterlijk ge zicht. „Er is meer bloed dan er ooit uit een afgesneden vinger kwam," zeide hij, „Maar kunt ge niet beter doen dan te staan staren en gissingen maken? Waar is het handvat en de rest van het lemmet Vindt me dat, en dan zouden wij mis schien den sleutel tot het geheim hebben. Maar daar er is geen goed zoeken mo gelijk, als ge niet allen de poort ruimt. Achteruit, Monna Theresa achteruit, Giuseppe 1 Met uw permissie, vrouw Gi- anneta Komt op de plaats, beste vrien den, of gaat de straat op, zooals ge ver kiest Nu, Lina, Pezzi, daar uw oogen zoo scherp zijn, kijk eens of ge het hand vat kunt vinden 1" Zoo aangemoedigd ging de vrouw, die het stuk van het gebroken lemmet had opgeraapt, heen en weer, tusschen de steenen glurend, de voddenhoopen in de hoeken doorsnuffelend, en den inhoud van de straatgoot buiten de poort onder zoekend, maar ondanks al haar zoeken kon noch zij, noch een der anderen de ontbrekende helft van het wapen vinden. „Als ik u mijn bril gaf, Linna Pezzi, dan zoudt ge misschien het lijk vinden," zeide Stefano Beni. Die grap lokte een lach uit en verander de de stemming der menigte. „Moord of geen moord, ik vermors mijn tijd niet langer," zeide de schoen lapper naar zijn stalletje schoffelend. „Noch ik den mijnen," luidde de echo van Basilio, den schrijnwerker. „Ik moet een kist afmaken vóór het ontbijt en mijn klant wil niet wachten." „En eer ik vandaag een stuiver ver dien, moet ik mijn merrie naar den smid brengen om haar te beslaan," gromde Paols, de koetsier. Toen verzocht de herbergier zijn jon gen, zaagsel te halen om het bloed op te slurpen, en een stokdweil en een aker water om de poort schoon te vegen en daarop trokken de mannen een voor een af naar hun werk; en de oude A.nita stak haar komfoor aan en legde haar kastanje uit om te' roosteren, en alleen Monna Theresa, Vrouw Giannetta, Brigitta en eenige andere meer hardnekkige babbel tongen, treuzelden nog en bleven nieuws gierig kijken en babbelen, totdat de laat ste sporen van de roode vlek waren uitge- wischt. In slaap, in het achtergedeelte van het huis, vast in slaap ook, nadat zij een hal ven nacht schreiend had wakker gelegen hoorde La Giulietta niets van het leven, dat haar oom in zijn slaapkamer, die het uitzicht over de binnenplaats had, stoor de. Maar zij ontwaakte niettemin met een lliok, in het bewustzijn, dat zij te laag geslapen had dat zij verwarde droomen had gedroomd en dat er iets niet in orde was, hoewel zij zich niet dadelijk kon herinneren, wat dat iets was. Plotseling kwam het haar weer in de gedachten. Hij was weg weggegaan, om de gevaren te deelen van hen die op schepen ter zee varen 1 Dat was de oor zaak, dat zij in haar droomen niets dan wrakken en schipbreukelingen gezien had. Dat was de oorzaak, dat zij met zulk een loodzwaren druk op het hart ontwaakte. Maar zij moest den dag niet met tranen en schrikbeelden beginnen. Zij moest snel opstaan, en een vuurtje van takken en sparappels aanleggen want oom Ste fano krijgt iederen morgen, eer hij naar zijn werkplaats op de Piazza Bra stapt, een grooten kop heet gekookte melk en die kop melk, met een droge korst brood, is het eenige voedsel dat hij tot den mid dag gebruikt, wanneer hij voor het mid dagmaal thuis komt. Dus haastte zich Giulietta met haar een voudig toilet klaar tc komen, en klopte in het voorbijgaan aan haar ooms kamer deur. „Oom Stefano 1" Maar hij was noch in zijn slaapkamer, noch in de voorkamer, noch op het bal kon. Hij was zonder roepen opgestaan en uitgegaan zonder op ontbijt te wachten. Was hij dan zoo vroeg, of was zij zoo laat De klok wees op kwart over zevenen Cielo Zoo laat alHoe kon zij zoo lang geslapen hebben En oompje, liever dan haar wakker te maken, was nuchter ver trokken Zij zou dadelijk naar beneden naar de Trattoria gaan., om te hooren, of hij voor zijn vertrek een kop koffie ge nomen had. Indien niet, dan moest zij zonder een oogenblik te wachten zijn melk koken en in een steenen kruikje naar de Piazza brengen. Bij het openen van de buitendeur ech ter stond zij van aangezicht tot aange zicht tegenover Monna Brigitta. „Zie eens, kind zeide de vrouw van den klompenmaker, „ik kwam juist bij u met een boodschap van uw oom Beni. Hij is naar zijn werk gegaan, en zal ter loops in Donda's koffiehuis in de Leonana wat ontbijten." „O Monna Brigitta, het spijt mij zoo Ik begrijp niet hoe ik zoo lang heb kun nen slapen „Laat of vroeg, mijn kind, ge hebt niets, dat u behoeft te spijten," zeide Monna Brigitta. „Hij zag er alleen tegen op den tijd of de moeite te nemen, nog eens al deze trappen op te loopen." „Was hij dan ergens om naar beneden gegaan „Naar beneden gegaan 1 wat, weet ge dat niet „Wat zou ik niet weten?" „O de gezegende heiligen Zoo'n spec- takel als wij gehad hebben, en dat gij daar niets van gehoord of gezien zoudt hebben Neen maar, dan, Cara Giulietta, moet ik een oogenblikje binnen komen en er u al les van vertellen Dus kwam Monna Brigitta binnen en ging zitten en met al de verfraaiingen en overdrijvingen, die haar verbeelding haar ingaf, vertelde zij het afgrijselijke moordverhaal van het begin tot het einde. Intusschen luisterde La Giulietta met o- pen mond en verschrikte oogen, terwijl zij al bleeker en bleeker werd hoe verder het verhaal kwam. „Uw oom mag er over spotten, zooveel hij wil," zeide Monna Brigitta, toen zij zich buiten adem gepraat had, „maar ik houd vol, dat er dezen nacht onder onze poort een of andere misdaad is gepleegd, en als het geen moord was, dan was het iets dat er machtig veel op leek 1 Ge hadt het bloed eens moeten zien Twee groote plassen, en de steenen er tusschen alle maal bespat, alsof de arme gewonde stak kerd nog had zien weg te komen, en een tweede peut gekregen had. Maar kind 1 daar, ik zeg je, dat je zoo wit ziet als een geest 1" Wit, ja waarlijkZij mocht wel wit zien want haar gedachten vlogen oogen- blikkelijk naar haar vriend, en haar ziel werd overstelpt door angst. Niet te ver geefs had zij dat onbestemde voorgevoel gehad van onheil, toen zij scheidden. Niet voor niet had zij zich in tranen tegen haar hoofdkussen vastgeklemd en was zij snikkend in slaap gevallen. Dan dat geluid, dat Cesare eens of tweemaal had opgemerkt, toen zij op het balkon ston den te praten dat geluid, als stond er beneden iemand te luisteren en te glu ren. Eén naam rees haar op de lippen, maar Zij durfde dien niet uitsprekenéén vraag, maar zij waagde niet haar te doen. Waar was Tonio Moretti? Toen Monna Brigitta heengegaan was, sleepte zij zich naar het venster, zwaar en bevend, zooals wij ons in droomen voortsleepen en daar hoewel het nu bijna acht uur was daar, in zijn gewo nen hoek, stond het rijtuig van Moretti. De andere koetsiers hadden hun rij tuigen schoongemaakt, hun paarden aan gespannen en waren sinds lang weggereden. De vrouwen hadden haar kannen ge vuld en waren aan haar huiswerk gegaan. Maria, het buffetmeisje, liep met heete schotels tusschen de keuken en de Tratto ria heen en weer. De herbergier en een vrachtrijder van buiten waren bezig ledige wijnvaten op een kar te laden De kinderen liepen en schreeuwden over de plaats de hanen en kippen krab belden de vuilnishoopen op het dage- lijksche leven in De Hoed ging zijn ge wonen gang, als had er slechts weinige uren te voren, geen vreeselijke gebeurte nis plaats gegrepen. De eenige ongewone trek in dit bekende tooneel (dat is, onge woon op dit late uur van den dag) was To nio Moretti's rijtuig De plaats was gewoonlijk tegen half Zeven ledig op zijn allerlaatst tegen ze ven uur en Tonio was regelvast een van de eersten op en aan den gang. Maar daar stond het rijtuig, met opgehaalde blinden en zonder paarden, vol modder en spat ten van den tocht van gisteren, en ginds door de open deur, kon zij het onrustig stampen en hinniken der paarden hooren, die op hun morgenvoer stonden te wach ten en zich verwonderd afvroegen, waar om hun meester hen verwaarloosde. Waar was Tonio Moretti? In later jaren kon Giulietta Beni zich nooit zonder rilling de spanning en angst van dien dag herinneren. Toch kwam zij, door de kracht der gewoonte, op een of andere manier door haar gewone morgen plichten heen, maar kalm te gaan zitten borduren, toen deze afgeloopen waren, was- haar onmogelijk 1 Zij kon slechts rusteloos heen en weder wandelen, luis teren, waken, haar handen wringen. Toen Stefano Beni 's middags zijn huis binnentrad, kwam.jzii hem on den drem pel tegemoet. „Oom," zeide zij, „mijn Cesare is dood of stervend. Dat was zijn bloed en Tonio Moretti is zijn moordenaar." Haar wangen waren doodsbleek, haar handen gloeiden als vuur haar stem klonk hard en vreemd. Verschrikt en ten hoogste ongerust poogde de wagenmaker vruchteloos haar te doen bedaren. „Het dient nergens toe," zeide zij. „Daar staat Tonio's rijtuig. Het heeft hier den geheelen morgen gestaan. Zijn paarden vergaan in den stal van honger er is niemand om hen te voeren. Hij vreest bij de plek te komen. Zijn handen zijn rood hij durft ze niet toonen Het Kaïnsteeken staat op zijn voorhoofd." „Maar ik zeg u, dat dit alles dwaasheid is bracht de wagenmaker daartegen in. „Lina Pezzi raapte den dolk op „Lina Pezzi raapte een stuk van een ge broken lemmer op zonder bloed. Nu dan, in naam van het rezond verstand, meis- je..;." „Gezond veisunu nep zij uit, haar hoofd wild met beide handen vastgrij pend. „Spreek mij niet van gezond ver stand Vind de waarheid voor mij uit of ik zal nog krankzinnig worden Stefano Beni, die ten einde raad was, be loofde te doen wat hij kon ul. naar Tonio Moretti's woonplaats te gaan, aan het politiekantoor en aan de be;de gast huizen navraag te doen, als zij slechts be proeven wilde geduldig te zijn. Zoo beloofde het arme kind dan ge duld te hebben en kuste hem met een blik, die hem met de tranen in de oogen naar beneden deed gaan en toen hij weg was, ging zij naar haar kamer en stortte haar hart in gebeden en smeekingen uit voor „Onze Lieve Vrouwe der Smarte." Toen hij een uur of drie later terug kwam, stond de huurkoets niet langer op de plaats. Ernesto Moretti, Tonio's neef, die be neden bij de Porta Canossa woonde, was intusschen komen aanloopen, had een schuld van één week huur betaald en de paarden en het rijtuig meegenomen. „Wij waren de beste vrienden ter we reld 1" zeide de herbergier verbaasd. „Ik heb zijn beesten twee jaar gestald hij krijgt zijn eten in onze Trattoria geregeld iederen dag en wij hebben nooit geschil gehad. Ik kan het niet begrijpen. Maar och het is zoo 's werelds loop „Ja buurman," sprak Stefano Beni hem na, „dat is 's werelds loop Maar bij zich zelf prevelde hij heel andere dingen, terwijl hij de trap opging. De deur werd opengedaan eer hij zijn eigen portaal bereikte. Zij had naar zijn voetstap zitten luisteren, maar nu hij ge komen was, kon zij niet spreken, „Geluk, mijn kleine meid 1" zeide hij, terwijl hij snel binnentrad en de deur achter zich sloot. „Lach eens alles is in orde Tonio is het die in de pekel zit het was Tonio's bloed, dat gestort werd, en niet dat van onzen Signore Ca- pitano De arme duivel ligt te bed, en een chirurgijn helpt hem. Ik sprak zijn hospita. Hij zeide haar, dat hij gisteren nacht een ongeluk gehad heeft maar hij schijnt op een oortje na 't er bij gela ten te hebben. Zijn gezicht en hoofd, zegt Zij, is een en al een gekneusde massa drie of vier van zijn voortanden zijn uit geslagen en zijn oogen gezwollen als een paar oranje-appelen. Hij zal, voor een week of_ nog langer, niet in staat zijn te zien veel minder op te komen de arme drommel „Zijt ge zeker, dat dit de waarheid is vroeg zij ademloos. „Zeker stellig want nadat ik de hos pita gesproken had, ging ik den dokter opzoeken. Nu dan, zijt ge nu tevreden „Ik weet het niet," stamelde zij. „Als ik morgenochtend geen brief krijg, oomp je, moet ge mij naar Venetië brengen." Maar met den morgen kwam de lieve welkome brief. Cesare Donato was vei lig en wel en had het heel druk, en dacht binnen een paar dagen het anker te lich ten naar Triest. HOOFDSTUK LIL Neen daar was blijkbaar niets gebeurd met Cesare Donato. Druk als hij het had, schreef hij dagelijks, als was het maar kort, uit Venetië, en uit Triest zond hij een brief, dien hij gedurende de reis van haven tot haven geschreven had. De brieven waren eenvoudig, zakelijk en rechtuit genoeg niet hoogdravend, zoo als minnebrieven in romans maar ern stig, vol manlijke teederheid. Het nieuws dat zij bevatten, handelde geheel alleen over zaken. Te Venetië herinnerde hem alles den gelukkigen dag, dien zij samen hadden doorgebracht. Het was bijzonder heerlijk voor hem te herdenken, dat zij aan boord der Diamante geweest was. Zij was nu in zijn geest voor altijd met het schip verbonden. Hij kon haar voor zijn verbeelding terugroepen, met haar blik, haar stem en manier van spreken, op het dek, in den salon, zelfs in zijn eigen hut en bureau. Het stelde hem in staat zich het geluk duidelijk voor te stellen, dat later het zijne zou worden, als haar tegen woordigheid geen droom, geen herinne ring, maar een gezegende waarheid zou zijn. Het was een troost, nu hij van haar gescheiden was, te weten, dat iedere zons ondergang de gelukkige toekomst nader bracht. Vervolgens vertelde hij haar, hoe hij te Venetië een ongewoon zware la ding had ingescheept, waarvan het groot ste deel onmiddellijk te Triest ontladen moest worden gedurende zijn verblijf te Triëst zou hij goederen moeten innemen, die te Ancona, Barletta, Bari, Zante en Smyrna moesten worden afgeleverd. Het was zijn plan geweest, direct van Triëst naar Bari te gaan en van daar recht op Smyrna aan te sturen. Maar de mensch wikt en de handel beschikt, en deze nieu we lastgevingen zouden, behalve dat zij zijn aankomst te Bari tot aan het midden of aan het einde der volgende week zou den vertragen, zijn geheele reis een veer tien dagen, drie weken verlengen. Dit was de inhoud zijner eerste brieven. Hij vertelde haar in iederen brief dat hij wel was heel wel nooit beter en herhaalde deze verklaring zóó dikwijls en zóó nadrukkelijk, dat een minder wijs- geerig schriivcr zelfs had kunnen ver moeden, dat het met een of ander doel ge schreven was. La Giulietta echter had zulk een ver moeden niet, en zij was volkomen tevre den. Dat er in dien nacht onder de poort van de herberg De Hoed een of an dere worsteling had plaats gehad was ze ker en dat Tonio Moretti in die worste ling het lootje gelegd had, was niet min der zeker. Maar dat Cesare Donato on gedeerd was ongedeerd niet alleen, maar geheel onbewust van wat er had plaats gehad was nu geheel duidelijk. Indien het eens zijn bloed geweest wa re Deze gedachte schoot haar door het hoofd, zoo dikwijls zij de plek voorbij kwam. Er was niet het flauwste vlekje of spoor op de steenen achtergebleven maar zij kon die niet zonder huivering zien. Indien het eens zijn bloed geweest ware! Indien hij daar 's morgens gevonden ware, stijf en bleek, met dat lemmet in het hart 1 Of indien hij doodelijk gewond wegge voerd ware om spoedig daarop in het naaste ziekenhuis te sterven 1 Eu indien Tonio Moretti's hand de daad volbracht had Zwaar woog het berouw op het hart van het jonge meisje, als zij zich herinnerde, hoe spoedig zij bereid geweest was, aan een moord te denken en een onschuldig man daarvan te betichten. Zij was op dat oogenblik zoo zeker van de zaak, alsof zij de slag had zien aankomen, en haar verloofde bloedend aan haar voeten had zien liggen. En o, wat stormen van wan hoop, van opstand, van hartstochtelij keu haat, die op dien vreeselijken morgen haar ziel schokten, terwijl zij wachten moest wachten en wachten op de thuis komst van oom Stefano. Met schaamte en droefheid herinnerde zij zich die oogen- blikken. Niet voor zij alles aan Padre An- selmo zou hebben opgebiecht, niet voor zij een of andere rechtvaardige boete zou hebben volbracht, kon zij zich weer on schuldig en gelukkig gevoelen. Op den brief in volle zee geschreven volgde er een uit de haven van Triëst, en de letters van dezen waren zoo wonderlijk gefatsoeneerd, zoo gekrabbeld, dat La Giulietta op het eerste gezicht de hand van haar verloofde niet herkende. De eerste regelen verklaarden de oorzaak van deze gekrabbelde hierogiyphen. Donato had zijn rechterhand bezeerd, en kon slechts moeilijk een pen vasthouden. Zonder zich om den last te bekreunen was hij eenige dagen zijn hand blijven ge bruiken maar nu was zij zóó sterk ge zwollen en zóó stijf dat, naar hij vreesde, zijn schrift nauwelijks leesbaar zou zijn. hij vertelde haar niet, hoe hij dat ongeluk had gekregen maar hij schreef erover op zoodanige wijze, dat zij begreep het voor een kneuzing of verstuiking te moe ten houden, veroorzaakt door het hantee- ren van zware goederen, terwijl het gchip te Venetië lading innam. De eerstkomende brief bestond uit slechts drie regels. Zijn hand was door een heelmeester verbonden en dienten- volge droeg hij haar in een draagband, zoo dat het schrijven zoo goed als onmogelijk was. Het was hem in ernst verboden haar t^gebruiken. Met uitzondering van deze ongelukkige hand was hij wel en druk be zet zooals gewoonlijk. Toen kwamen 4wee dagen van stilte, gevolgd door een briefje in podood, blijk baar met de grootste moeite geschreven, en waarin hij haar vertelde, dat hij op het punt stond 't anker te lichten naar Ancona. Eerst had het meisje luchtig genoeg over Donato's ongeval gedacht. Een doch ter uit het volk, was zij niet zoo week op gevoed, om er over te tobben, omdat haar verloofde een pols verstuikt of een vin ger gekneusd zou hebben. Zij zou zich geschaamd hebben, over zulk een nietige zaak zich ongerust te maken. „Ik kan niet begrijpen, waarom zijn hand nog niet beter wordt, oompje zeide zij, voor de derde of vierde maal op dit onderwerp terugkomend,nadat Stefano Beni van zijn werk huiswaarts gekeerd was. De wagenmaker, die zijn gewone pijp na het avondeten rookte, haalde bij wijze van antwoord de schouders op. „Het is nu al acht negen tien da gen zoo en wordt erger in plaats van be ter." „Ja, maar gij weet, dat zulke dingen langzaam genezen." ~Zulke dingen l" herhaalde zij snel. „Welke dingen? Hij heeft er nooit aan gedacht mij te vertellen hoe het gebeurde Ik zou mij meer op mijn gemak voelen, indien ik juist wist, wat de oorzaak was." „Neen, meisjelief, ik denk dat ge uzelf noodeloos kwelt," zeide de oude Stefano vriendelijk. „Onze Signor Capitano is er de man niet naar, om van een beuzeling veel notitie te nemen." „Het mag een beuzeling geweest zijn in den beginne maar nu is het geen beuze ling 1 Denk eens aan Gaetano Alberi 1" Gaetano Alberi was een jeugdige ko- perslagersleerling, die eens in de herberg De Hoed geslapen had. „Dat is hier de vraag niet, kindje. De ongen was een beginner en wist zijn werktuigen niet te hanteeren." „Maar het toont hoe een nietigheid eindigen kan. Iedereen zei dat het niets was een simpele krab Maar zijn arm zwol en werd zwarthij kreeg de kiem en de arme jongen stierf van gebrek." „Dat kwam van een wond, kind. Hij had het ongeluk een spier van zijn hand door te snijden het koudvuur kwam er bij en de klem was er het gevolg van. Wie hoorde ooit van klem, veroorzaakt door e<?n verstuiking of een kneuzing?" „Wij weten niet, dat het een verstui king of een wond is. Het kan een wond zijn 1" zeide zij huiverend. „Niet waarschijnlijk, zegt ge Ge ver geet dat Lena Pezzi nooit de andere helft van dat mes vond." De wagenmaker nam zijn pijp uit den mond. Hij zag er ontsteld uit. „Per Bacco 1" Tot op dit oogenblik had hij nooit in ernst Cesare Donato met die middernach telijke worsteling onder de poort verbon den. Hij had het voor uitgemaakt gehou den, dat het eenvoudig een koetsiers- twist geweest was, zooals zij reeds menig maal van de mannen op de plaats hadden bijgewoond. Maar nu, dat is zeker, zag het er twijfelachtig uit. Daar was aan den eenen kant Tonio Moretti's gehavende toestand, aan den anderen het ongeluk van Cesare Donato. Wat tijd en plaats be treft, was de samenloop vreemd, indien hier slechts aan bloot toeval kon gedacht worden. De reden bovendien zou niet ver te zoeken zijn. Afgunst, gelegenheid, wraak geen enkel gegeven voor een boozen, door hartstocht ingegeven aan slag ontbrak Daarom werd Stefano Be ni's ongeloof ten laatste geschokt. Daar om nam hij de pijp uit den mond met den uitroep „Per Bacco Toen hij vervolgens de zaak met zijn nichtje verder besprak, gaf hij La Giuliet ta den raad, haar verloofde te dwingen haar mede te deelen wat er gebeurd was, en wederkeerig hem alles over Tonio Moretti's aanzoek en afwijzingalles over het gebroken meslemmet, en die plassen bloed onder de poort. „Indien hij zijn hand niet kan gebrui ken," zeide de wagenmaker, „zal hij wel iemand vinden om voor hem te schrijven. In alle geval zult ge dan het ergste weten." De raad was goed maar, zooals ge woonlijk met goeden raad, moeilijk op te volgen. Hoe kon La Giulietta deze din gen aan haar verloofde schrijven? Hoe kon zij schrijven? Hoe kon zij hem dat lange verhaal doen over Tonio Moretti Tonio, den verslagen, deerlijk gehaven- den, afgewezen minnaar, van wien Ce sare Donato zelfs den naam niet kende Het zou onedelmoedig zijn en zij kon het niet doen. Niettemin schreef zij dien avond een brief, toen haar oom te bed was gegaan. In dien brief bezwoer zij Donato, met al den aandrang dien haar liefde en haar hartstochtelijke moedertaal haar ingaven, haar nauwkeurig te doen weten, hoe hij aan dit ongeluk kwam bovenal haar te vertellen of het een „snijwond" was want voor een „snijwond" in de hand was zij doodelijk bang. Vervolgens, opdat hij haar angst niet laf zou vinden, verhaalde zij, de geschiedenis van den jongen Gae tano Alberi, hoe hij zijn hand met een dissel bezeerd had, en hoe, niettegenstaan de de beleediging eerst zoo onbeduidend was, dat hij er nauwelijks aan had gedacht de hand te laten verbinden, hij ten slotte onder hevige pijnen overleed „Hij was de eenige zoon van een we duwe," schreef zij, „én de weduwe leeft nog. Zij is heel arm en eenzaam en deelt een klein zolderkamertje met een andere vrouw even arm en eenzaam als zijzelve. Indien ik u verloor, Cesare, mijn welbe minde, dan zou ik de Madonna smeeken, mij dadelijk met u te vereenigen zoo als ik haar nu smeek, u mij gezond en wel terug te brengen." Het was een lange brief de langste dien het meisje ooit geschreven had en zat tot één uur na middernacht op, volgens de groote klok op de Piazza dei Signori, om hem af te maken. Zij hoorde haar ijzeren tong boven al de kerkklok ken van Verona uit. Maar Cesare Donato's antwoord, bijna geheel met de hem eigen losheid van hand geschreven, stelde haar volkomen gerust. Hij was nu in de haven te Ancona waar hij haar brief op hem vond wachten. Zijn hand was veel beter. Het ongeluk had niets te beduiden gehad, zoo weinig dat hij het haar niet eens, gemeld zou hebben, ware het niet noodig geweest zich te ver antwoorden voor de kortheid zijner brie ven en zijn slecht schrift. Wat „snijwon- den" en „klem" aangaat, een smadelijke lach was alles wat hij voor dat denkbeeld over had. Zij moest zulke zenuwachtige hersenschimmen verbannenwant in vollen ernst, niets kon verder van de waarheid zijn. Een weinig plaatselijke ont steking, een kleine zwelling een kleine stijfheid en alles was opgenoemd. Deze verschijnselen waren nu in zooverre ver dwenen, dat op den tijd, dat zij zijn brief zou ontvangen, hij het volkomen gebruik zijner hand terug zou hebben gekregen. „Daar 1" zeide Stefano Beni. „Heb ik het u niet gezegd Indien gij een rond antwoord verlangt, moet gij ronduit vra gen. Daar gaat niets boven openhartig heid. En nu, mijn klein meisje, denk ik, dat uw hart gerust gesteld is „Ja." Haar hart was gerust gesteld. Nog eens genoot zij van de heerlijke ver zekering omtrent den welstand van haar verloofde nog eens sprak zij met haar lippenTonio Moretti geheel vrij van schuld En toch. En toch, zelfs nu, had Cesare Donato niet verteld, hoe hij het ongeluk gekift- gen had. HOOFDSTUK LUI. Wij hebben gezien hoe Lancelot Brack enbury de wintermaanden doorbracht hoe hij, een kluizenaarsleven leidend tus schen de bouwvallen van Old Court, zich door zijn menigvuldige plichten heen- werkte en in waarheid, in handel en wan del zijns broeders opvolger werd. Voor Winifrieda Savage ging de tijd eentoniger voorbij, maar over het geheel genomen ook gelukkiger. Zij bezat het geduld en de bekwaamheid der vrouw om zich in omstandigheden te schikken. Zij vond zich als het ware voor eenigen tijd aange land op een rustig plateau, vanwaar zij kon terugzien op de vervlogen jaren en vooruit op de jaren die komen zouden. En hoewel haar last tot nu toe niet bui tengewoon zwaar was geweest, noch haar pad dicht met doornen bezaaid, toch wa ren er doornen geweest en eenige last en in alle geval, zij was vermoeid. En in haar vermoeienis vond zij het goeden aan genaam, zoo eens eenige oogenblikken, als tusschen het oude en het nieuwe leven in, te rusten. En in wat vreedzamen kring slopen da gen en weken voort, als het refrein van een ouderwetsch liedje telkens terugkee- rend Daar waren eerst de morgenuren aan de kunststudie gewijd, in Herrn Krij gers atelier de middagwandelingen met Katchen en Brenda nu en dan, als de sneeuw hard was, afgewisseld door een sledevaart naar Schleissheim of Schwa- neck de rustige avonden onder lezen, werken en muziek maken doorgebracht de vroolijke maaltijden de eenvoudige godsdienstoefening 's morgens en 's a- vonds als de dag met een gebed begonnen en met een gezang geëindigd werd. Maar Winifrieda's - gelukkigste uren waren die, welke zij in haar eigen lieve kamer doorleefde, in die kamer, haar sa lon en atelier tegelijk, met haar uitzicht op de Alpen, en door Lancelot met aller hande moois en allerlei benoodigdheden tot haar gebruik voorzien. Hier zat zij gaarne de boeken te lezen, die hij haar ge geven had aan hem te denken hem te schrijven te droomen van een gelukkige toekomst, en te genieten van een alleen- Zijn, dat nooit eenzaam was. In die ka mer, waarheen zij zich ook wendde, ble ven hare oogen rusten op een of ander schoon voorwerp. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 16