Y
water bespoelde rots groep, waarover de zien hebdat ik niet weet, or rij Jong of reizen, met een honderd duizend pond Winifrieda lachte cent ea keek «ren
branding schuimde? Dit wist hij niet. oud, leelij kof mooi was 1" aan juweelen in een ijzeren kistje een ernstig.
Niet wetend of hij zou heengaan of „Denkt ge dat ik dat geloof lokvink voor roovers, om zoo te zeggen „Ik vind het haast ergerlijk om over
wachten, bleef hij weifelend staan. Als „Ik denk, dat ge alles gelooft wat ik ja waarlijk wat was er anders te zoo'n ernstige zaak gekheid te maken,**
hij voortging, zou hij de rots en de plek, zeg in ernst 1" verwachten? Neen, ik geloof niet, dat zeide zij.
waar de landingsplaats moest verborgen En weder dwaalden zijn oogennaarde het lijk ooit gevonden is geheel une „Ge hebt gelijk, en ik moest beter we»
liggen, uit het oog verliezen. Als hij hier boot afnu was zij zoo klein, dat zij er cause celebre. Hebt ge Lady Brackenbu- ten. Terwijl ik op school was te Lausanne,
bleef, was hij ten minste zeker de boot van uit zag als het een of ander zesbeenig ry's japon van morgen opgemerkt Was had er op een herfst eens een uitbarsting
de kust te zien afsteken. insect, dat strijkelings over het watervlak die niet volmaakt keufig? en zoo een- plaats. Ik zag later het tooneel van het
Plotseling zag hij een man op de rot- zweefde. voudig 1 Hoe aardig 1 Maar heusch, ik ongeluk en het was een vreeselijk gezicht,
sen een zeeman met open hemdsboord „Het was de dame niet, die mijn aan- meen het, zij zijn heel aardig *t kon Een geheel dorp het dorp Caposecco
en een geknoopten halsdoek, die in de dacht trok, maar haar tochtgenoot. Hij niet aardiger ik heb aan mijn familie was bedolven. Een armen ouden man
bries fladderde. Zonder op schuim of herinnerde mij een een jongen, dien in Chesire geschreven, dat ik hun zeker waren beide voeten verschrompeld, ver
branding te achten, sprong de jongeman ik vroeger kende jaren geleden in een bezoek zou brengen, zoo gauw zij scheiden moedige menschen, die aan de
van rots tot rots, met de handen aan de mijn ouden studententijd...." naar huis gaan; Lancashire, zeidet slachtoffers hulp verleenden, werden
mondhoeken als riep hij, terwijl hij zijn „In Parijs ge Ha ja, hun bezitting ligt juist op door de brandende sintels verblind, en
breedgeranden hoed boven zijn hoofd „Maar het was slechts een toevallige de grenzen van beide provinciën, enkele heel oude menschen werden levend
zwaaide. Daarop klauterde hij naar bene- gelijkenis. Zullen wij weder naar boven half in Cheshire, half in Lancashire in hun bed verbrand. Er heerschte dien
den, zich hand voor hand latende zakken, gaan ge kunt het noemen, zooals ge wiltwinter groote ellende onder de ongeluk-
en liet zich oogenschijnlijk in een on- Hij hielp haar terug, stap voor stap, Tusschen twee haakjes, was de Vesuvius kige vluchtelingen, waarvan de meesten
zichtbare boot naar beneden glijden. Nog totdat zij den bovenrand bereikten, niet allerliefst gisteren-avond Hebt ge naar Castellamare gegaan waren. Ach,
eenige oogenblikken en de boot zelf ver- Hier wachtte de kreupele bewaarder die vuurstreep gezien om den krater naar lieve kind het is maar al te waar een
scheen in het gezicht een paar honderd hen op. den kant van Napels De hotelier zeide, uitbarsting van den Vesuvius is niet om
meters verder op een scheepsboot met „Wie waren deze menschen vroeg dat het zwavel was dat is onzin het te lachen."
Zes blauw-buizen en een stuurman be- Lancelot achteloos. „Waar komen zij van- moet lava geweest zijn Giuseppe, onze Dit gesprek had plaats op een Dins-
mand. Op de voorbank, met den rug nog daan koerier, kwam bij ons eer Wij van tafel morgen in een afgesloten kreek te Sorren-
steeds naar de kust en het gezicht naar De man schudde het hoofd. Het waren waren opgestaan, om te zeggen, hoe mooi to, die als „Koningin Johanna's Bad" be-
Napels gericht, zaten de beide vreemde- vreemdelingen hij wist niets van hen. de berg was, en te vragen, of wij een boot kend stond. Door een nauwe spleet in de
lingen de dame met haar bruinen hoed „Liggen er eenige eigen jachten of gouden willen hebben wij waren bijna rotsen breidt zich deze kreek uit tot een
met afhangenden veder, de heer met zijn oorlogsschepen in Castellamare voor an- een uur of drie op het water o heer- diepen, doorschijnenden poel, aan alle
pet met gouden band. ker lijk zoo effen als glas wij gingen niet zijden volkomen ingesloten.
Lancelot sloeg hen door zijn kijker ga- Neen, daar was niets van dien aard. Een vóór bij twaalven naar onze kamers ja, Een boog van vervallen metselwerk
de. Hij zag, als het ware, rechtstreeks in zes of acht koopvaarders, dacht hij, lagen waarlijk 1 zoo gelukkig mogelijk overspant de klove, die eens de water
de boot neer en op de opgeheven gezich- nu juist in de haven maar van oorlogs- hoeveel menschen zijn hier maanden poort was van een Romeinsch landhuis,
ten der roeiers. Zij roeiden recht van de schepen hadden zij in de laatste tien achtereen, en zien dan een weinig rook De omringende klippen zijn dicht met
kust af. Eens buiten de branding, vielen jaren zelfs niet zooveel als een kanonneer- gedurende al dien tijd fundamenten van bouwsteen bezet en
en rezen hun riemen met de gelijkheid boot gezien. Dit was het soort praatjes, dat dagelijks met overblijfsels van verouderde gewei
van een uurwerk. Ieder oogenblik werd Toen gingen zij langzaam terug, rust- tusschen de bezoekers van het Sirena- ven. Op iederen riggel en in iedere spleet
de streep blauw tusschen hen en de rot- ten een poos in de Oranje-laan en keerden hotel gevoerd werden. Lancelot en Wi- groeien mossen en wilde bloemen en
sen grooter ieder oogenblik scheen de zich ter zijde af, om in een klein Casino nifrieda echter, zich bewust van den op den met gras begroeiden bovenrand,
boot kleiner, en hun gelaatstrekken on- te kijken, waarvan de muren met frag- vriendelijken geest en de lachjes die er verborgen tusschen bramen en violen-
duidelijker worden. menten van opschriften en basreliëfs wa- in de lucht waren, namen het leven van struiken kunnen zij, die er pleizier in heb-
Nu veranderen zij van koers, en ver- ren bedekt, gevonden tusschen de funda- den zonnigen kant op, en genoten een ben er naar te zoeljen, nog stukjes mo-
wijderen zich in de richting van Porticimenten eener Romeinsche villa, die eens voortdurenden vacantie-dag. Zij reden op zaïek van vloersteenen, munten en ge
en nu beweegt hij zich hij met den met op de plaats van het tegenwoordige huis ezels, gingen uit varen, wandelen of rij- graveerde edelgesteenten vinden,
goud belegden pet.... Zal hij omzien? had gestaan. den; zij gingen een paar dagen naar Ca- Op dit eenzame plekje waren zij in
Neen, hij bukt zich, om een kleed over „En nu, lieve, hebt ge alles gezien prj en zagen de blauwe grot. Zij maakten de laatste dagen dikwijls gekomen Lan
de voeten zijner dame te plooien. Hij buigt het huis, waarin ik geboren werd, de tui- het uitstapje naar Amalfi en Salerno celot met schetsboek en teekengerij,
naar haar over als in een ernstig gesprek nen, de Oranje-laan, het oude pad langs zij namen overal schetsen tusschen de Winifrieda met haar boek. Het was een
hij slaat zijn arm om den rug van de klippen, waarlangs wij, Cuthbert en dennen van Massa en de verlaten rotsen hoekje voor een schilder, of voor een dich-
den stoel.... ik, zoo dikwijls op en neder gingen. Jlij Van Galli en de indrukwekkende, vrien- ter of een paar gelieven. Door den donke-
„Lancelot 1" hield zijn boot te Castellamare maar zij delijke eenzaamheid van Pompeji. Zij ren boog hadden zij een kijkje van de
Reeds zóó ver weg De gelaatstrekken werd iederen morgen ginder naar de lan- Qok zagen de „vuurstreep" om den Vesu- baai en de daarover voortglijdende zeilen,
der roeiers kan men niet langer onder- dingsplaats gebracht. Daar was een spleet vius een dunne roode streep door een In de doorschijnende diepten onder hun
■cheidenin de klip, herinner ik mij lager dan golvende franje van donkeren rook om- voeten was iedere schelp, ieder zeewier-
„Lancelot 1 geef mij uw hand. Ik waar wij daareven stonden waarin ZOomd. Lancelot noemde het oogenblik- plantje en iedere zeester zoo duidelijk
ben bang om terug te gaan.... en ik ben een acanthus wortel geschoten had.- Zij kelijk een smal lavastroompje. Den vol- zichtbaar, als zag men ze door een mi-
bang om voort te gaan 1" bloeide iederen zomer. Ik ben nieuws- genden morgen echter was er niets anders croscoop terwijl de zachte geuren van
Hij wierp den kijker op het gras en gierig of zij er nog groeit Welnu te zien dan een lange bruine plas en een klaver en wilde thym en „het gonzen van
Hep heen om haar te helpen. het spijt mij niet, dat ik de oude plaats versche afscheiding van zwavel om den ontelbare bijen" de lucht vervulden.
„Ongehoorzame vrouw 1 Heb ik u niet nog eens gezien heb maar nooit weer mond van den kegel. Dien ganschen dag was de zee kalm en
gezegd, te blijven waar gij waart nooit weer 1" Gedurende al dezen tijd maakten zij de hemel wolkeloos. Geen blad bewoog
„Welke vrouw deed ooit wat haar ge- Met een zucht plukte hij een myrthe- dagelijksch plannen voor het beklimmen zich aan de boomen geen rimpel ver-
#egd werd?" takje af en stak het in zijn portefeuille Van den berg, en stelden dit dagelijks uit brak de glaseffen oppervlakte der baai.
Pas op, de treden zijn weggebrokenen het volgend oogenblik rolden zij in hun voor andere uitstapjes; en oprecht ge- Zelfs de Vesuvius scheen zijn deel te ne-
Zoo nu zijt ge veilig. Maar wat be- rijtuig voort, in een wojk van stof, langs Sproken, had Winifrieda grooter verlan- men in de algemeene lusteloosheid, en
woog u, alleen naar beneden te gaan den kustweg, terug naar Sorrento. gen om te gaan, dan Lancelot om haar te %ond zulk een onmerkbaar rookzuiltje
„Wat mij daartoe bewoog de geest Maar gedurende het overige van den geleiden. omhoog, dat ware het niet om het klei—
Van oproer van nieuwsgierigheid dag was Lancelot stil en in gedachten „Indien mijn man eens schoon al zijn ne wolkenhemeltje, dat bewegingloos bo-
yan jalouzie." verdiept. zonden opbiechtte," zeide Winifrieda, ven den kegel hing men er aan had
„Jalouzie „dan zou hij moeten bekennen met op- kunnen twijfelen of de berg ademde.
„Waarom niet Denkt ge, dat ik daar HOOFDSTUK LIX. *2et iederen hinderpaal in den weg te heb- De nacht, die volgde, was zeer stil en
fci het geheel geen aanleg toe heb? Ach 1 In hun hótel Delia Sirena te Sorrento, ben gesteld, dien hij bedenken kon 1" heet, en tot twaalf uur waren de tuinen
wat kent ge mij toch weinig 1 Ik zou zulke vonden Lancelot en Winifrieda het huis „Het zou mij pleizier doen, als ge het van het hotel Sirena vol luierende men-
oene oogen kunnen Zetten als Orhello, vol Engelschen en zichzelven met een pian opgaaft," antwoordde hij. „Het is schen, die de vuurvliegen gadesloegen,
dien ge mij daartoe reden gaaft. Maar stralenkrans van populariteit omgeven. een ongeschikte tocht voor een dame." koffie en ijsdranken bij kleine teugen ge-
wat is er van uwe onsterfelijke gewor- En met het oog op het romantisch „Dames gaan er iederen dag op 1" noten, en sigaretten rookten. Zelfs toen
den?" karakter van den Britschen tourist was „Dames doen zooveel wat haar verbo- de laatsten dezer bezoekers waren heenge-
„Wat bedoelt ge dit niet te verwonderen Jeugd, rijkdom, den moest zijn en daar is de Vesuvius gaan en het hotel voor den nacht was ge
wis zij weg? Zijn Calypso en Odys- rang en een goed uiterlijk waren huh één, en de Groote Pyramide een ander sloten, was de kinderwereld van Sorren-
»eus van plaats verwisseld, en is de too- eigendom en behalve dit viervoudig voorbeeld van." to nog op de been, bezig aan de hoeken
yenaarster weggezeild, en heeft zij den paspoort tot welslagen, oogstten onze „Niettemin heb ik mijn hart er op ge- der straten de mandoline te tokkelen, of
held ontroostbaar achtergelaten Is dat bruid en brhidegom de vruchten van die 2Ct jen Vesuvius te beklimmen en de wel zich onledig houdend met lachen,
haar gouden galei bijzondere belangstelling, die, hoewel ten Groote Pyramide eveneens, als ge mij babbelen en vertelsels vertellen aan de
Lachend nam zij het kijkglas op en onrechte, de eerste huwelijksjaren wek- naar Egypte brengt. Maar ge belooft, landingsplaatsen van de haven, onder het
volgde den gang der boot. ken. dat het heusch morgen gebeuren zal?" zingen van barcaroles, va" »of boot,
„Kom," zeide zij„ge kunt er even „Lord en Lady Brackenbury op „Indien ge uw zin moet hebben en er de geheele baai ove
foed eerlijk voor uitkomen. Waar hebt hun huwelijksreis slechts twee maan- njets gebeurt om het te verhinderen." Lancelot ontwaakte ueu volgenden
rhaar ontmoet Hoe heet zij Bovenal, den getrouwd naar ik hoor de broeder „Wat zou er kunnen gebeuren morgen vroeg. Hij keek op zijn horloge,
zij mooi van dien Lord Brackenbury, die zoo ge- jjeri uitbarsting Misschien hebt ge er Het was vier uur in den morgen, en door
Zij waren weder van richting veran- heimzinnig verdween, ge weet wel, een met dit doel een besteld 1' de gesloten blinden kon hij zien, dat de
derd, en zetten oogenschijnlijk koers naar vijftig jaar geleden onmetelijk rijk „Goed geraden 1 Zullen we zeggen zon scheen. Heel zachtjes stond hij op,
een of ander punt tusschen Castellamare kolenmijnen ergens in het Noorden. Beoaald slechts voor één avond Ko- sloop zijn kleedkamer binnen en opende
en Torre dell' Annunziata. Reeds was de Mooi? o, verwonderlijk mooi be- ninklijk amphitheater, de Baai van Na- het venster. De zee was even effen dehe-
boot zoo ver weg, dat Lancelot op zijn paald schoon, metterdaad! Geen geld, pels.~ Op bijzonder verlangen mor- mei even wolkeloos als gisteren. Daar
best de roeiers van de geroeiden kon on- zeggen zij een oude familie geheel gen> Woensdag, den zestienden der loo- was geen zeil te zien geen levend wezen
derscheiden. En toch.... als Winifrieda een huwelijk uit liefde een bekoorlijk pen(je maand, zal de beroemde tooneel- bewoog zich. Een bedwelmende geur van
het kijkglas niet in bezit genomen had.... paar 1 Hij schildert dat weet ge hij speier de eer hebben precies te midder- oranjebloesem vervulde de lucht de lijs-
„Ge wilt mij niet vertellen of zij mooi zou een kunstenaar geworden zijn nacht een uitbarsting van den Berg Vesu- ters zongen beneden in de tuinen en een
fe Ge wilt mij stellig jaloersch maken 1" maakt allerliefste schetsen de vader vius te vertoonen. Het publiek wordt ver- vriendelijk wolkje zonnig en goudkleu-
„Mijn liefste meisje, als het niet al te was Britsch ambassadeur hier te Napels, j;0cht kwart voor twaalven aanwezig te rig, „een wolkje niet grooter dan een men-
belachelijkwas...." gedurende verscheiden jaren een hoogst 2ijn. Rijtuigen kunnen terug besteld wor- schenhand," hing over den Vesuvius,
„Nu, als het niet al te belachelijk wasbuitengewoon geval van dien oudsten den met het aanbreken van den dag. Prij- evenals de wolk die c»- ^'oachs
wat dan?" broeder o, vermoord! ongetwijfeld 2en.nu> hoc met de prijzen? Zullen rusten bleef.
„Dan zou ik zeggen, dat ik nooit, bij vermoord een eerste zonderling hij w,j tc hoog rekenen met een «tuinie de De jonge ma g dit
aifjn weten, het gezicht van die dame ge- was gewoon, tot de tanden gewapend te -«^Ues V' schoone, hem zoo wel bekende tooneel
toen kleedde hij zich gedeeltelijk aan en
ging zitten schrijven.
Reeds verscheiden morgens was hij
omstreeks dezen tijd ontwaakt wer
kelijk, iederen morgen sedert dat bezoek
aan het oude landhuis, nu bijna een week
geleden en iederen morgen was het hem
onmogelijk geweest weder in te slapen.
Daar hij nu een stapel brieven te beant
woorden had, maakte hij van den nood een
deugd en zette zich aan het werk. Maar
het werken ging niet gemakkelijk. Zijn
gedachten dwaalden af zijn peh bleef
rusten en meermalen betrapte hij zich
zelf op gedachteloos staren in de lucht,
en zag daar, niet de kleerenkast voor zijn
■chrijftafel, maar het verblijf zijner jon
gensjaren, de lanen en kreupelboschjes,
waarin hij gewoon was te spelen, en ze
keren met gras begroeiden heuvel, waar
op drie personen stonden, met het aan
gezicht naar de zee gekeerd. Een dezer
figuren verontrustte hem. Hij was onte
vreden op zichzelf om deze dwaasheid
hij vertelde zichzelf telkens weder, dat
het een zuiver toevallige gelijkenis was,
dat het in het geheel geen gelijkenis was,
en toch.... en toch kon hij den indruk
niet van zich afschudden Zoo sterk was
die indruk en zoo schokkend, dat hij den
volgenden dag naar Castellamare reed,
met geen ander doel dan om inlichtingen
te vragen naar de schepen die voor anker
liggen. Deze vragen echter hadden niet
den minsten uitslag. De haven was prop
vol met masten, evenals de kaden met
Zeelieden waren opgevuld maar de vaar
tuigen waren allen Italiaansche koopvaar
ders van verschillende gedeelten der kust
sommige van Reggio, sommige van
Lekhorn, twee van Tarento, drie of vier
van Marsala, een van Bari en ten minste
een half dozijn van Genua. Behalve deze
lagen er een kleine gouvernements-stoom-
boot, die aan de dokken behoorde, en een
twintigtal schilderachtige loggers met
aardewerk, maccaroni, wijn, olie en gra
nen, die tusschen Napels en de kleinere
kuststeden heen en weder varen verder
zag men er een heirleger plaatselijke vis-
«chersbooten en pleizier-vaartuigen, maar
Engelsche jachten of eenig soort van En-
gelsche schepen waren er niet.
En nu, een eind aan alle droomen en
verbeelding Hier waren brieven van zijn
Zaakwaarnemer, zijn bouwmeester, zijn
architect, zijn agent, en een dozijn meer
beambten, die allen op een oogenblik-
kelijk antwoord wachtten. Hij moest deze
brieven vóór het ontbijt geschreven
hebben want te elf uur zouden zij naar
Napels vertrekken om er een paar dagen
te blijven, ten einde den Vesuvius den
volgenden van Resina uit te be-
•tij;
L- ,.ij weder de pen in de inkt
en giiig met schrijven voort.
Op dit oogenblik sloeg de klok op de
■choorsteenmantel vijf uur. Daarop, in
de verbeelding dat hij een geluid in de
naaste kamer hoorde, stond hij op en
gluurde door de half openstaande deur.
Winifrieda sliep nog. Heur haar viel
in zware lokken over de kussens haar
wang rustte op haar uitgestrekten arm
haar. half afhangende hand, half geopend,
lag juist op de plek waar zij lag, toen hij
haar verlaten had. Luisterend naar haar
zachte ademhaling haar schoonheid met
het oog van een schilder en de teederheid
van een minnaar beschouwend, bleef
Lancelot een oogenblik staan, en keerde
toen terug om zijn werk te hervatten.
Maar toen hij onder het voorbijgaan een
blik door het open venster wierp, zag
hij een verandering in de kalme natuur
daar buiten, die hem verschrikt deed stil
staan. In plaats van dat rozige wolkje, dat
hem daareven aan de wolk boven de Ark
herinnerd had, zag hij een reusachtige
rookkolom opstijgen in witte en goud-
getinte massa's tegen een diepen, helder
blauwen hemel. Zelfs terwijl hij er op
tuurde, vermeerderden de drift en de
dichtheid van deze kolom met verwon
derlijke snelheid, alsof hij ieder oogen
blik aan een hoogere drukking werd
blootgesteld.
Hij liep naar het andere vertrek om
Winifrieda te wekken.
„Sta op, lieveling I" zeide hij. „Sta
dadelijk op De Vesuvius rookt prach
tig maar het zal misschien maar een
paar minuten duren."
Zij stond op, verschrikt en rozig, liet
zich door hem in een warmen ochtendja
pon hullen en volgde hem naar *t venster.
Zelfs in dat korte oogenblikje was de
rook in volume verdubbelden steeds,
met onbegrijpelijke kracht en snelheid,
bleef hij stijgen grooter worden, zich
verspreiden, veranderen hooger en hoo-
ger klom hijstapelde zich in massa's
boven elkander nam duizenderlei vreem
de grillige vormen aan, vormen van door
de zon verlichtte voorgebergten, van
kasteelen, apen, leeuwen, kapen, aqua
ducten I Het was niet langer een kolom,
,maar een reusachtige vederhet was
niet langer een veder, maar een boog
een boog, onbeschrijfelijk prachtig en
indrukwekkend, die den halven horizont
bespande.
Winifrieda sloeg de handen ineen en
stond ademloos stil.
„O Lancelot 1" zeide zij getroffen en
met diep ontzag, „het is een uitbarsting 1"
HOOFDSTUK XC.
Een geruimen tijd een uur mis
schien, maar het scheen wel een halve
dag beschouwden Lancelot en Wini
frieda dit prachtig tooneel, waarvan zij
oogenschijnlijk de eenige toeschouwers
waren. Geen levend wezen scheen in ge
heel Sorrento wakker te zijn. Eindelijk
verscheen een slaperige portier beneden
in den tuin vervolgens kwamen een
paar koetsiers en zachtjes aan werd de
plaats gevuld met groepjes nietsdoeners,
die naar den berg en den rook staarden.
Tegen acht uur was ieder in het hotel
opgestaan en buiten gekomen de Engel
schen over diets anders sprekende dan
over de „uitbarsting", de Italianen allen
om het hardst ontkennend, dat het iets
anders was dan een kleine tijdelijke
stoornis.
„Een uitbarsting O hè neen niets
daarvan zeide de glimlachende hotelier.
„Uitbarstingen beginnen niet zóó. Een
heel mooi gezicht is het niets meer
De heeren en dames kunnen er gerust
op zijn, dat alles met een paar uur ge
daan zal zijn."
Vervolgens keerde hij zich naar Lance
lot en Winifrieda, die aan een tafeltje
in den tuin zaten te ontbijten, en voegde
er bij „Milord en Milady zullen hun
uitstapje niet behoeven op te geven. Zij
zullen morgen even goed den berg kun
nen beklimmen. Ja, wij dié den Vesuvius
kennen, worden zoo gemakkelijk niet
door den schijn bedrogen.''
Lancelot was het met den hotelier eens.
De schippers, de koetsiers allen zeiden
hetzelfde. „Vesuvius rookte vanmorgen
een zware pijp in plaats van een kleine
sigarette. Ecco Sutto Ziedaar aalles
Tegen negenen de weerhaan wees
strak naar het Westen overspande de
reusachtige rookboog den ganschen oos
telijken arm van de baai, en overdekte
de geheele kust tusschen den Vesuvius
en Castellamare.
Intusschen zeiden de Brackenbury's hun
rijtuig af tot na den middag en brachten
den morgen op hun eigen balkon door,
waar Lancelot zich aan het schetsen zette
van de rookgolven.
Plotseling wierp hij zijn penseel weg
en luisterde. „Hoort ge dat?" zeide hij.
Het was iets, zöó dof, zóó diep, zóó
verwijderd, dat men het eerder scheen te
voelen dan te hooren. Het was meer een
luchttrilling een aardbeving dan
een geluid.
„Wat is het
„Ssthet komt terug 1"
Het kwam terugluider maar niet
minder veraf. Het klonk als het zuchten
van een lange, machtige orgelpijp. Daarop
stierf het nog eens weg.
Op hetzelfde oogenblik schoot een
reusachtigen golf van damp op in het
midden van de vriendelijke wolken, ver
mengde zich met die witte en gouden
massa's en kleurde ze met koperen en
purperen gloed. Toen rolde de onder-
aardsche donder luider en langer ee n
Zwarte rook werd uitgebraakt waartus-
schen vuurvlammen spritsten en drie
kleine lavastroompjes, wit en ziedend, be
gonnen langzaam langs den kegel af te
kruipen.
Dat dit het begin was van een uitbar
sting was nu boven allen twijfel verheven.
De geheele natuur scheen het te weten.
De vogels hielden op met zingen, en vlo
den in de boschjes. Het vee keerde alleen
van de weiden terug. De groote hond van
den hotelier trok zich in zijn hok terug
en huilde akelig. De lucht werd heet en
zwaar terwijl ver weg, aan de andere zijde
van den berg, oogenschijnlijk in de diepe
holte tusschen Monte Somma en den ke
gel, een wolk van stoom en rook het pad
aanwees van een breeden lavastroom,
dien men uit Sorrento niet zien kon.
„Het is onmogelijk zeide Lancelot.
Niets blijft tien seconden achtereen het
zelfde. Vorm, kleur, licht, schaduw wis
selen, veranderen en verdeelen zich ieder
oogenblik ik geef het op I"
Het balkon was bestrooid met begon
nen en onafgewerkt weggeworpen schet
sen. Hij verzamelde deze verspreide bla
den in een portefeuille en borg zijn kleu
ren weg.
„Wat zullen wij doen zeide hij op en
neder stappend. „Zijt ge bang naar Na
pels te gaan? Of hebt ge plan hier te
blijven, en de uitbarsting uit de verte te
Zien Voelt ge geen wanhopigen lust om
iets te doen ergens heen te gaan
Winifrieda zeide dadelijk, dat zij liever
naar Napels wilde gaan.
Het was reeds duidelijk, dat de hoofd
stroom der lava naar de zijde van Napels
vloeide. Zelfs terwijl zij er nog over spra
ken, wanneer zij vertrekken zouden, begon
een kolom van vuilgelen rook van een
punt achter het observatorium op te stij-
gan. Deze zuil werd onmiddellijk gevolgd
door een tweede en derde, allen van el
kander verwijderd, als moesten zij even
Zooveel verschillende plaatsen aanduiden,
waar groote branden woedden. De wolk
boog had zich intusschen bijna tot de
omstreken van Sorrento uitgebreid.
Het was laat in den namiddag bijna
vijf uur toen Winidrieda en Lancelot
Castellamare binnenreden. Zij vonden
de haven zelf^van schepen beroofd (de
meesten waren naar Napels overgesto
ken) en het station volgepropt met land
volk, dat half razend van angst, jamme
rend de heftigste gebaren maakrte.
„Er was geen gevaar op de plaatsen
waar deze troep vandaan kwam," zeide
een dikke beambte, minachtend de schou
ders ophalend („questa roba" noemde hij
hen, hetgeen letterlijk vertaald heet „dat
uitvaagsel," of „die prullen")„maar
de stadsregeering van Napels heeft een
dienst uitgeschreven van kostelooze treinen
en wij zijn gedwongen hen op te nemen."
Een vrouw met bloote voeten, die op
een pak beddegoed zat, vatte bij deze
woorden vuur, en sprong in een plotse
linge vlaag van waanzinnige woede over
eind.
„Hoor hem 1" schreeuwde zij, wild met
de armen om zich heen schermend.
„Hoor hem hij zegt dat er geen ge
vaar is Heilige Moeder Gods g>:en
gevaar, wanneer de roode sintels als re
gen in de straten van Portici neervallen,
en iedereen vlucht uit vrees voor de lava
geen gevaar, als San Sebastiano en Massa
di Somma in vlammen staan 1"
Een of twee passagiers, die plan had
den mee te gaan, stonden bij deze woor
den stil en begonnen de beambten' te on
dervragen.
„Is 't gevaarlijk om naar Napels te gaan?"
„Vloeit de lava naar de kust?"
„Indien Portici bedreigd wordt, dan is
de spoorbaan ook gevaarlijk, hè
Maar de beambten en drie of vier rei
zigers, die juist met den trein waren aan
gekomen, verklaarden eenstemmig, dat
de sintels niet in Portici vielen, en dat
(Jaar geen dadelijk gevaar was.
„Zij Zijn gek van angst en zeggen wat
hun 't eerst voor den mond komt," grom
de de dikke beambte, terwijl hij met zijn
pennemes het puntje van een reusachti
ge sigaar afsneed, eer hij haar begon aan
te steken. „Indien deze dames en heeren
naar Napels gaan, moeten zij instappen."
Dus namen de passagiers hunne plaat
sen in, in spijt van de waarschuwingen
der menigte.
Er waren twee heeren met Lancelot
en Winifrieda in den waggon de één
een krijgsman in een blauwen rok, de
ander een burger.
„Als het hierheen komt, zal het wel
niet toevallig het oogenblik kiezen, dat
wij voorbijkomen 1" zei de soldaat, zijn
sabel losgespend en zich in zijn hoekje
nestelend.
Zijn metgezel lachte luchthartig.
„Carambo Een uur geleden kwam het
bericht, dat de Lachrima-Christi-wijn-
gaarden gevaar liepen en zij liggen a»o
deze zijde."
Lancelot wierp een blik op Winifrieda
en werd plotseling door een angstig voor
gevoel aangegrepen maar zij keek be
langstellend naar de arme menschen op
het perron onder wie zij al de liren uit
haar beurs verdeeld had, en hoorde niets
van dit gesprek. Ook was de trein reeds
in beweging. Zij konden niet terug, al
hadden zij gewild. Het was te laat.
Voorwaarts spoedend, de immer ster
ker wordende duisternis tegemoet, hoo
ren zij het donderend gerommel van de
stem van den berg al luider en dichter
bij. Op iederen zijweg, waar de spoorweg-
lijn langs loopt of dien zij snijdt, ziet men
verspreide groepjes vluchtelingen wier
pijnlijke voeten hun het gaan tot een straf
maken, en reeksen landkarren met arme
lijk huisraad beladen.
Bij ieder klein station staat een soort
gelijke verschrikte menigte oude man
nen, oude vrouwen, tnoeders met zuige
lingen in de armen, kleine kinderen,
waarvan enkele hun schortje vol brood
hebben, andere een lievelings-poesje of
een vogel in een kooi dragen. Vele dezer
arme lieden hebben hun inboedel in de
kelders hunner hutten verborgen, en
alleen hun bedden en beddegoed er uit
gehouden. Niet de minst treffende karak
tertrek van dezen algemeenen uittocht is
de werkeloosheid en onverschilligheid
van sterken. Terwijl de zwakken en be
jaarden karren en kruiwagens sleepen,
hun last torschend voortzwoegen, zijn
alle spoorbruggen en halten, alle kleine
pieren aan de zeekust, alle landingsplaat
sen, alle muren en daken der huizen vol
mannen en jongens, die van hun hooge
zitplaats het schouwspel aanstaren, leven
maken, rooken en luieren
Den langen berg van Pompeji achter
zich latend en Torre dell' Annunziata
voorbij, wendt de spoorweglijn zich nu
langs de lagere hellingen van den Vesu
vius. De groote kegel troont grauw en
dreigend tegen een zwarten achtergrond
en werpt uit het hart van een dichten
rookzuil een voortdurend opstijgende en
neervallende fontein van levend vuur.
Naarmate zij dichter bijkomen, zien zij,
dat de fontein met roodgloeiende steenen
vermengd is. Nu wordt het geraas van
de uitbarsting met ieder oogenblik oor-
verdoovender. Het gelijkt noch op donder
noch op het ontbranden van stukken ge
schut, noch op iets anders in hemel of
aarde, behalve op zichzelf. Alle andere
vreeselijke geluiden zelfs het hevigst
loeien der zee worden slechts bij tus-
schenpoozen gehoord. Maar deze ver
schrikkelijke uitbarsting vult de geheele
ruimte tusschen aarde en hemel met een
oorverdoovend, onafgebroken gehuil.
Winifrieda zat bewegingloos met sta
rende oogen, witte lippen, de handen ia
elkaar geklemd.
„Lieve kind, wees met bang," zeide
Lancelot, zich voorover buigend„wij
zijn hier niet in gevaar."
„Zij zag de beweging zijner lippen ca
giste de woorden.
„O, maar ik ben verschrikt I" zeide zij.
„Het is ontzagwekkend. Het is als hoorde
men de stem van God
Maar niemand hoorde een woord van
wat een ander sprak.
Nu houdt de trein te Torre del Greco
stil. Achter den sluitboom zien zij meer
vrouwen meer kinderen een hond, een
hoop huisraad bewakendeen grooten
man, handwringend en schreiend als een
meisje. De beambten loopen de wagens
langs roepen den naam van het station
af de chef blaast op zijn hoorn. Maar
alles gaat als in een stom tableau-vivant
voorbij, want noch zij die in den trein
zitten, noch zij die op het perron staan,
hooren eenig geluid behalve dat ééne
„de stem van den berg." Zelfs de stoom
fluit en de beweging der machine zijn
niet te hooren.
Het volgend station is Portici. Maar
hier is geen wachtende menigte. Portici
is verlaten. Haar straten zijn eenzaam,
haar bevolking is gevlucht. En ginder,
dreigend, hoog boven de stad, vloeien
twee vuurstroomen, langzaam, rookend
langs den kegel naar beneden. De lava
teekent zich karmijnrood tegen de vallen
de schemering afkruipend zich door
werkend, grimmig zwijgend, de eene
rotsmassa na de andere overstroome nd,
heeft die lavavloed iets van een levend
spooksel in beweging, iets van een kruipend
dier in doodsangst. Wordt vervolgd.)