Het nieuwe Kabinet.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
Derde Blad Vrijdag 5 Maart 1926
H. M. de Koningin heeft Maandagmiddag de formatie van een extra-par
ementair kabinet opgedragen aan Jhr. Mr. D. J. de Geer. Alvorens deze
opdracht in beraad te nemen, heeft de heer de Geer verzocht eenige
besprekingen te mogen houden. Deze hebben tot het resultaat geleid, dat
hi| Donderdagmiddag aan H. M. de Koningin de volgende ministers heeft
voorgedragen:
Buitenlandsche Zaken Jhr. Mr. H. A. van Karnebeek.
Justitie Mr. Dr. J. Donner (A.-R.), raads
adviseur aan het Dep. van Justitie.
Binnenlandsche Zaken en Landbouw Mr. J. B. Kan, secretaris-generaal in
alg. dienst.
Mr. M. A. M. Waszink (R.-K.), bur
gemeester van Heerlen.
Oorlog ad interim MarineProf. L. A. van Royen, hoogleeraar
te Delft.
Jhr. Mr. D. J. de Geer.
Mr. H. van der Vegte (A.-R.), lid der
Ged. Staten van Overijsel.
Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine
(C.-H.), hoogleeraar te Utrecht.
KoloniënDr. J. C. Koningsberger, oud-voorzit
ter van den Volksraad.
Onderwijs, Kunsten en Wetensch.
Financiën
Waterstaat
Arbeid, Handel en Nijverheid
De nieuwe Ministers van het kabinet-De Geer.
Ihr. Mr. D. de Geer
Mr. J. B. Kan was, voordat hij tot secre
taris-generaal in algemeenen dienst werd
benoemd, reeds secretaris-generaal van het
departement van Binnenlandsche Zaken, la
ter ook van Landbouw.
RECHTZAKEN.
De valsche Fransche
bankbil jetten-affaire.
De zaak tegen de 3 Hongaren.
- C.
Hoe langer hoe gekker. Een heele
Japansche krielhaan als hoedversie-
ring.
Na aanvaring gezonken.
De moord te Giessen-Nieuwkerk
I Tijdens de mobilisatie trad prof. van
Roijen op als hoofd van het minitie-bureau,
en als zoodanig heeft hij belangrijke lei
dingswerkzaamheden verricht voor de voor
ziening van het gemobiliseerde leger met
materieel Door dit bureau geschiedde on
der meer de aankoop van al hetgeen noodig
was voor de materieele uitrusting van het
leger
Prot. van Roijen, die de liberale beginse
len is toegedaan is op het oogenblik lid der
nieuwe bezuinigings-commissie (voortzetting
der commissie-Rink ondei leiding van lui
tenant-generaal Pop).
De nieuwbenoemde bewindsman is com
mandeur in de Orde van Oranje-Nasau en
Ridder in de Orde van den Nederlandschen
Leeuw.
WATERSTAAT.
Mr. H. van der Vegte behoort tot de
anti-revolutionnaire partij. De heer Van der
Vegte is sedert jaren advocaat en procu
reur te Zwolle. Sedert 1901 maakt hij deel
uit van de Prov Staten van Overijssel en
sedert 1907 heeft hij zitting in het College
van Gedeputeerde Staten van dat gewest.
Hij is oud-lid van den gemeenteraad en oud
wethouder van Zwolle.
De heer Van der Vegte is ridder in de
Orde van den Nederlandschen Leeuw.
ARBEID, HANDEL EN NIJVERHEID.
Prol. Dr. J. R Slotemaker de Bruine
(C.-H.) is 6 Mei 1809 geboren. Na het gym
nasium te Haarlem te hebben bezocht, pro
moveerde hij in 1897 aan de Universiteit te
Utrecht in de theologie. Hij was predikant
in de Ned. Herv. Kerk en lid van de Prov.
Staten van Utrecht, terwijl hij te Utrecht
hoogleeraar is in de theologie vanwege de
Ned. Herv. Kerk. Sinds 28 Juli 1922 is hij
lid van de Eerste Kamer.
Prof. Slotemaker de Bruine heeft geduren
de zijn politieke loopbaan met groote wel
sprekendheid de Christelijk-historische be
ginselen zoowel in als buiten het parlement,
verdedigd. Hij gevoelde zich in het bijzonder
tot de studie van het sociale vraagstuk aan
getrokken en nam een werkzaam aandeel
aan de drankbestrijding. Eenigen tijd was hij
hoofdredacteur van het dagblad „De Neder
lander". In de Chr. Hist. Unie is hij een lei
dende persoonlijkheid. Hij is ridder in de
Orde van den Nederlandschen Leeuw en van
de Oranje Nassau-orde.
JUSTITIE.
Mr, dr. J. Donner (anti-revolutionair)
werd 3 Februari 1891 geboren. Achtereen
volgens was hij commies-redacteur ter ge
meente-secretarie van Deventer, hoofdamb
tenaar ter gemeente-secretarie te Rotter
dam; directeur van het Centraal Bureau v.
Voorbereiding in Ambtenaarszaken. Daarna
werd hij Raad-adviseur aan het departement
van Justitie. Hij is een zeer bekwaam man.
Laatstelijk fungeerde hij alsplaatsvervan
gend voorzitter van de centrale commissie
voor georganiseerd overleg voor personeel
in Rijksdienst.
De heer Donner is ridder in de Orde van
Len Nederlandschen Leeuw.
BINNENLANDSCHE ZAKEN EN
LANDBOUW.
De heer Kan, die bij geen partij is aan
gesloten, is den 18en Mei 1873 geboren. Hij
bezocht het Erasmiaansch Gymnasium te
Rotterdam, waar zijn vader rector was.
Daarna ving hij zijn studiën aan te Leiden
en promoveerde in 1896 cum laude op een
proefschrift getiteld: De comptabiliteit in
het Staatsbestuur.
Van 1896 tot 1897 was hij geplaatst in de
betrekking van adjunct-commies-redacteur
ter gemeente-secretarie te Rotterdam, wel
ke functie de heer Kan in laatstgenoead
(aar verwisselde tegen die van adjunct-com
mies van het Departement van Financiën,
waar hij werkzaam was aan de Generale
Thesaurie en aan verschillende belastingaf-
deelingen, waarna hij in 1904, referendaris
zijnde, in dienzelfden rang overging naar
het Departement van Binnenlandsche Zaken
am het toenmalige hoofd van dat departe
ment dr. Kuyper bij te staan bij de behan-
ielyg van de Schoolwet en de pensionnee-
ring der bijzondere ondenvijzers,
In 1918 zag de heer Kan zich daarna het
gewichtig ambt van secretaris-generaal van
het Departement van Binnenlandsche Zaken
toevertrouwd en het is in wijden kring be
kend op hoe kundige wijze hij in die func
tie is werkzaam geweest.
Mr. Kan was o.a. lid en secretaris der
Staatscommissie voor de gemeente-financiën
in welke hoedanigheid hij met mr. Treub
een motie indiende over afstand van rijks
belastingen aan de gemeenten. Voorts was
hij secretaris der Grondwetscommissie-
Heemskerk. Tot op heden is mr. Kan voor
zitter van de centrale commissie voor ge
organiseerd overleg voor personeel in
Riiksdienst.
De heer Kan schreef verschillende op
stellen in het Rechtsgeleerd Magazijn, in
de Gids en in de Vragen des Tijds.
De heer Kan is o.a. ridder in de Orde
van den Nederlandschen Leeuw en Groot
officier in de Orde van Oranje-Nassau.
ONDERWIJS,
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN,
Mr. M, A. M. Waszink (R.K.) is 44 jaar.
Hij promoveerde 4 Juli 1912 als doctor in de
Rechtswetenschappen aan de Universiteit te
Amsterdam. Voor zijne benoeming tot bur
gemeester van Heerlen, welke functie hij
nu sedert 1913, dus 13 jaar bekleedt, was
hij hoofdcommies ter secretarie te
Maastricht. Hij is kantonrechter-plaatsver-
vanger in het kanton Heerlen en plaatsver
vangend voorzitter van den Raad van Be
roep te Roermond.
Mr. Waszink is officier in de Orde van
Oranje-Nassau
OORLOG EN MARINE A.I.
Prol. A. van Royen is geboren 9 Oc
tober 1865. Op twintigjarigen leeftijd werd
hij benoemd tot tweede-luitenant bij het le
Regiment Vesting-Artillerie en drie jaren
later (in 1888) volgde zijne bevordering tot
eerste-luitenant. Hetzelfde jaar trad hij op
als leeraar aan de Koninklijke Militaire
Academie, een functie welke hij tot 1891
vervulde. Na vervolgens wederom eenigen
tijd bij de Vesting-Artillerie te hebben ge
diend, werd hit werkzaam gesteld
bij de pyrotechnische werkplaatsen en in
1895 geplaatst bij de constructie-werkplaat-
sen, terwijl hij in 1900 bevorderd werd tot
kapitein.
Sedert 1906 is prof.
leeraar aan de Technische Hoogeschool te
Delft, aan welke hoogere onderwijs-inrich-
ting hij verbonden is aan de afdeeling
Werktuigkunde en Scheepsbouwkunde voor
het geven van onderricht in de mechanische
technologie.
KOLONIËN.
Dr. J. C. Koningsberger, oud-voorzitter
van den Volksraad in Ned.-Indië is vele ja
ren werkzaam geweest in verschillende gou
vernementsbetrekkingen in Indië.
De heer Koningsberger, die de liberale
beginselen is toegedaan werd in 1898 werk
zaam gesteld in Indië bij de afdeeling Land
bouw en klom in 1904 tot afdeelingschef op.
In 1908 zag hij zich belast met de superin-
tendantie van het onderwijs aan de Land
bouwschool, terwijl hem het volgende jaar
de waarneming werd opgedragen van de
functie van directeur van den Landbouw.
Twee jaar later werd hem toevertrouwd
de leiding van de natuurwetenschappelijke
zaken waarbij hem den titel te beurt viel
van directeur van 's Lands plartentuin. Na
in 1917 gedurende eenigen tijd met verlof
naar Nederland te zijn geweest, keerde dr.
Koningsberger in Indië terug, waar hij we
der in de laatstelijk door hem bekleede func
tie werd werkzaam gesteld
In 1915 werd hij tijdens verlof van den
heer Lovink belast met de-waarneming van
de directie van Landbouw, Nijverheid en
Handel.
In 1918 werd hij benoemd tot lid tevens
voorzitter van de commissie voor de ont
wikkeling van de fabrieksnijverheid, nadat
hij reeds het jaar tevoren was benoemd tot
voorzitter van den Volksraad.
In 1919 werd hem op verzoek eervol ont
slag uit den dienst verleend.
In Nederland teruggekeerd was de heer
Koningsberger daarna van 1 April 1922 tot 1
September 1925 voorzitter van het College
van Curatoren van de Veeartsenijkundige
Hoogeschool te Utrecht, welke Hooger On
derwijsinrichting in laatstgenoemd jaar is
opgeheven, toen aan de Utrechtsche Uni
versiteit de faculteit der veeartsenijkunde
werd ondergebracht.
De heer Koningsberger is voorzitter van
den Raad van Beheer der Veeeniging tot
het houden van Jaarbeurzen.
De nieuw benoemde minister is ridder in
de Orde van den Nederlandschen Leeuw en
Officier in de Oranje Nassau-orde.
men zich herinneren zal, werd eerstgenoem
de verdachte in de Residentie gearresteerd
bij een poging om een valsch bankbiljet in
te wisselen en werd de beide andere ver
dachten. als gevolg van een naar aanleiding
van de eerste arrestatie ingesteld onderzoek,
daarna te Amsterdam aangehouden.
In de Rechtszaak
De belangstelling voor deze zaak was uit
den aard der zaak zeer groot. In de Casuari-
straat, waar de ingang voor de publieke
tribune is, stonden reeds lang voor den aan
vang der zitting tal van nieuwsgierigen te
wachten, om een plaatsje te bemachtigen.
Waar de tribune echter maar aan een be
perkt belangstellenden plaats biedt, moesten
velen teleurgesteld worden.
Ook in de zaal zelf bleef geen plaatsje
onbezet. Voor de gereserveerde tribune wa
ren liefhebbers te over. Ook van de zijde
der pers, niet in het minst van de buiten
landsche bestond groote belangstelling. Jour
nalisten uit verschillende deelen van Europa
waren aanwezig.
De Rechtbank was als volgt samengesteld:
president: mr. de Joncheere; rechters: mr.
Feith en Bommezijn. Het O.M. werd waar
genomen door mr. Bauduin. Als griffier fun
geerde mr. Seret Opzoomer.
De bekl. werden bijgestaan respet. door
mr de Hartogh, mr. Dompierre de Chau-
fepié. advocaat te Amsterdam.
Als tolken fungeerden voor Fransch dr.
P Vrijdaghs en voor Duitsch de heer H
Flaumenhaft, directeur van het Vertaalbu
reau Babyion.
Older de aanwezigen in de rechtszaal be
vonden zich verschillende vertegenwoordi
gers van te den Haag gevestigde legaties,
met name de Fransche, de Hongaarsche én
de Tsjecho-Slovaaksche.
Te 10.45 trad de rechtbank binnen.
De rechtbank 'beval, ambtshalve de voeging
van de beide zaken daarna werden de tol
ken beëedigd, de heer Flaumenhaft als tolk
in de Duitsche taal, dr. Vrijdaghs als tolk
in de Fransche taal en mevr. van Lidth de
Jeude-von Hettyi als tolk in de Hongaar
sche taal.
Daarna geven de beklaagden hun naam,
beroep en leeftijd op: Aristide Jankovies,
geboren te Boedapest, 12 December 1876,
oud-kolonel, thans zonder beroep, dr. uvor-
gy Marsowsky, geboren te Felcout. 21 Jan.
1894. journalist te Bartfa, 6 Juni 1801, inge
nieur.
Nadat de griffier het bevel van verwijzing
der zaken tegen de beklaagden naar Je
rechtb. had voorgelezen en de Duitsche tolk
deze had vertaald, vroeg mr. de \rieze het
woord om vóór de behandeling der zaak
nietigheid der dagvaarding te pleiten.
Nietigheid der dagvaarding ge
vraagd.
Het fs niet mogelijk dat men valsche bil
jetten als echte in voorraad heeft, men kan
alleen iets' in voorraad hebben zooals het is.
De verwarring in de dagvaarding komt
hieruit, dat het als echte en onvervalschte
biljetten uitgeven krachtens art. 207 Straf
wetboek mogelijk is, maar niet het ais echte
en onvervalschte biljetten in voorraad heb
ben. Men kan nooit valsche biljetten als echt
in voorraad hebben Deze dagvaardiging is
een model obscuur libel. Niemand kan Mar-
sovky verbieden straks te zeggen, dat hi;
nooit anders gemeend heeft dan echte bil
jetten in voorraad te hebben. Deze dagvaar
ding mag niet door interpretatie worden aan
gevuld. Dat is uitgemaakt door den Hoogen
Raad in 1897. De dagvaardiging moet alleen
worden uitgelegd naar de feite^ke omschrij
ving. In 1914 heeft de HoogeifRaad uitge
maakt dat de beklaagde uit de dagvaarding
moet kunnen opmaken waartegen hij zich
kan verdedigen. Uit deze dagvaarding kun
nen de beklaagden niet lezen of hun ten
laste wordt gelegd of zij echte dan wel val
sche biljetten in voorraad hebben gehad. Ook
het in bewaring hebben van echte biljetten
kan strafbaar zijn, ook bij heling.
Bij voorbaat wilde pl. waarschuwen voor
een opvatting die oppervlakkig voor de
hand ligt: beklaagden hebben gedaan, ge
handeld alsof de biljetten echt en onver-
valscht waren. Maar bij het in voorraad
hebben heeft nooit een der beklaagden de
bilietten als" echt beschouwd.
Pl. vroeg dus nietigverklaring van de dag
vaarding en in vrijheidstelling van de be
klaagden.
De rechtbank ging hierop in raadkamer.
De rechtbank overwoog, na terugkomst,
dat de bedoelde zinsnede een geheel on-
noodige en overbodige toewijzing was en
verwierp de exceptie.
Donderdag- heeft de rechtbank in den
van Roijen hoog- Haag behandeld de geruchtmakende zaken
tegen de drie hier te lande gearresteerde
Hongaren, A. Jankcvisch, dr. G. Marsovski
en G. Mankovics, beschuldigd van 't in voor
raad hebben van valsche Fransche bankbil
jetten van 1000 francs, met het oogmerk om
die biljettcjj als echt uit te geven. Zooals
Het verhoor van Jankovies.
Daarop werd bekl. Jankovies gevraagd of
Prins Windischgratz hem in den zomer van
1925 deelgenoot had gemaakt van zijn plan
om valsche bankbiljetten uit te geven. Bekl.
antwoordde bevestigend Hij had nog geen
plan om ze in het buitenland uit te geven.
Zijn plan was gericht tegen Tsjecho-Slowa-
kije en bekl. die alle reden had om Tsjecho-
Slowakije te haten, heeft toegest. zijn mede
werking te verleenen maar onder voorwaar
de dat hij zelf de biljetten niet zou uitgeven.
Er zijn besprekingen gevoerd, maar niet ten
huize van Windischgratz doch in daf van
diens secretaris, waarbij zijn medebeklaag-
den niet aanwezig waren, althans niet voor
December 1925.
In December 1925 werd besloten de bil
jetten uit te geven in Holland en Zweden.
Beklaagdes rol was alleen de biljetten in
gesloten pakketten naar het buitenland te
brengen, zijn medebeklaagden zouden ze in
omloop brengen
Er werd voor hem een echte pas gemaakt,
voor de andere beklaagden valsche Roe-
meensche passen. Ook kreeg bekl. een echt
certificaat als koerier der Hongaarsche re
geering. Bekl. heeft nooit geweten dat het
valsch was.
Windischgratz had zich valsche envelop
pen verschaft van de Banque de France om
des te gemakkelijker de biljetten als echt in
circulatie te kunnen brengen. 10 December
is hij van Boedapest afgereisd met 2 pak
ketten valsche biljetten, vergezeld met de
lakstempels van het Hongaarsche Ministerie
van Buitenlandsche Zaken en geadresseerd
aan de Hongaarsche legatie te 's-Graven-
hage en te Stockholm Hij ging van Weenen
naar Amsterdam Deze pakketten waren af
komstig van Windischgratz. Bekl. heeft aan
de verpakking medegeholpen. 13 December
is hij te Amsterdam afgestapt aan het Hotel
de Roode Leeuw en heeft hij uit het pakket
voor den Haag twee pakketten met valsche
biljetten gehaald en deze aan zijn medebe
klaagden overhandigd Hii w.i voornemens
door te reizen naar Kopenhagen, doch had
moeilijkheden gehad aan de grens en moest
zich hier melden. Maandag is hij in den
Haag in de Passage gegaan om een biljet te
wisselen, daar hij geen 'Hollandsch klein geld
meer had Wanneer hij een valsch biljet
heeft aangeboden, dan was dit tegen zijn
bedoeling. Bekl had 20 goedgelukte ver-
valschte exemplaren uit een der pakketten
gesorteerd, om ze naar Zweden mee te ne
men. Hij had deze in een koffer gestopt La
ter is hem gebleken, dat hij bij vergissing
twee bilietten in zijn portefeuille had gedaan
en daarvan heeft hij blijkbaar bij vergissing
een gegeven, in plaats van een echt biljet.
Het was allerminst zijn bedoeling valsche
biljetten uit te geven Na lang onderzoeken
bleek het den geldwisselaars dat het biljet
valsch was. Bekl. had gezegd: het is onmo
gelijk dat het biljet valsch kan zfjn; hfj wist
immers niet dat hij »alsche biljetten bij zich
had. Hij had gezegd dat hij de biljetten van
een groote Fransche bankinstelling had ont
vangen en een envelopp- getoond, doch niet
van de Banque de France, althans voor zoo
ver hij zich herinneren kan. Wel had hij
twee of drie van zulke enveloppen van
Windischgratz ontvangen. Hij was :n Juni
1925 met den secretaris van Windischgratz
Raabe, in Parijs geweest om na te gaan of
daar die valsche biljetten konden worden
uitgegeven en om zich zulke enveloppen van
verschillende Fransche bankinstellingen te
verschaffen. Hij had van elk één exemplaar
ontvangen, die in Boedapest waren nage
maakt. Een dergelijke enveloppe had bekl.
den heer Sanders vertoond om zich er op te
beroepen dat het biljet echt was Bekl. heeft
nog een tweede banknoo: uit zijn portefeuil
le gehaald en dit aan den hee. Sanders ge
toond. Deze was naar de telefoon gegaan
om politie te halen. Toen had bekl intus-
schen getracht twee biljetten in zijn kous te
stoppen, waarvan hij vermoedde dat zij
valsch waren. Maar inmiddels kwam een
vrouw in het wisselkantoor en een biljet
viel toen op den grond. Een vierde biljet
zat in zijn portefeuille De President vroeg
hoe het kwam dat het eerste biljet valsch
was, het tweede echt, het derde dat hij
wilde verstoppen valsch, het vierde weer
echt. Noem het toeval of straf, antwoordde
bekl. ik ben onschuldig! Op het politie
bureau was het valsche biljet in zijn kous
gevonden
Mr de Vrieze verzocht den president
Jankovies te vragen, hoe zijn opdracht luid
de. Aan wien moest hij gen pakket afge
ven. Bekl. antwoordde: aan beide medebe
klaagden, al was Marsovsky eigenlijk de lei
der.
Dr. Marsovsky ondervraagd.
Daarop werd dr Marsovsky ondervraagd.
Deze deelde mede dat bij de besprekingen
over het complot wel 'n secretaris van Win
dischgratz maar deze elf niet aanwezig was.
De biljetten zouden door Jhnkovics aan
Mankovies gegeven worden. Bekl had op
dracht vooruit te reizen en transacties af te
sluiten met juweliers De betaling zou dan
geschieden door Mankovics Zij zouden dan
deelde Jankovies nog mede den buit
naar Berlijn hebben moeten brengen. Bekl.
dr. Marsovsky had een valsche pas gekre
gen. Ook waren er nog valsche aanbevelings
brieven.. Valsche enveloppen had hij niet
gezien. Op 13 December was hij in Hotel
Victoria te Amsterdam aangekomen. Later
was hij getrokken in de kamer van Manko
vics. Zondags was hij achter dé Beurs ge
weest en had daar gezien dat Jankovies n
pakket aan Mankovics gaf. Hij is '«-Maan
dags bij Citroen geweest en heeft daar in
lichtingen gevraagd over de mogelijkheid om
zaken te doen in francs; nl. om juweelen te
koopen voor Fransche bankbiljetten.
Bekl. was in het complot gesleept tegen
zijn wil, hij had een eed afgelegd en vrees
de nv in Hongarije te worden „eingesperrt"';
hij had een eed afgelegd voor bisschop Za-
draver; daar had hij gehoorzaamheid, stil
zwijgen en trouw gezworen.
Mankovics bevestigde de verklaringen van
zijn medebeklaagden omtrent dat complot
en de verdeeling der rollen. De bijeenkom
sten hadden bij Raabe plaats gehad, in Doe-
rolis. Hij was vroeger ook bij Windischgratz
geweest. Bekl. had op 13 December de bil
jetten achter de Beurs te Amsterdam in ont
vangst genomen.
Op een vraag van mr. de Vrieze deelde
bekl mede dat de biljetten in de koffer
van dr. Marsovsky waren geaan; de sleutel
was in zijn bezit. Er was niet bepaald afge
sproken wie de biljetten moest uitgeven.
HET GETUIGENVERHOOR.
Hierop werden de getuigen gehoord
Inspecteur van politie Bouwhof te s-Gra-
venhage, verklaarde op 15 December de be-
klaagden Marsowky en Mankovics ee heb
ben aangetroffen op een kamer m hotel Vic
toria. Op die kamer was in een kast een
portefeuille gevonden met 3 valsche biljet
ten van 1000 francs en 3 aanbevelingsbrie
ven van de Roemeensche Bank aan den
heer Melius (de valsche naam van een der
beide beklaagden) als mede een aantal en
veloppen met hoofden van Fransche* bank
instellingen, alsmede de paspoorten van de
twee beklaagden Marsowsky en Mankovics.
Daarna had hij in hotel de Roode Leeuw een
een groote zwarte koffer gevonden met een
pak, aan de Hongaarsche legatie te Stock
holm gearresteerd, waarin een groote hoe
veelheid valsche Fransche francsbil)etten.
Daarnaast lagen nog stukken papier met
lakstempels van de Hongaarsche regeenng.
Getuige heeft de biljetten vertoond aan
den deskundige Emmery en volgens dezen
waren ze alle valsch.
De biljetten bevonden zich ter terechtzit
ting in een grooten bruinen koffer, die door
getuige onder veel belangstelling van het
publiek werd geopend.
De pakken biljetten waren nog met gesor-
teerd toen hij ze in beslag nam, verklaarde
getuige. Op sommige biljetten waren de
handteekeningen vergeten, één droeg twee
verschillende nummers; ook waren verschil
lende soorten papier gebruikt. Van sommi
ge was de tint geelachtiger. Er waren er bij
die zeer mooi waren nagemaakt
ln een zwarten koffer, vervolgens hoor
getuige geopend, bevond zich het papier met
de lakzegels, waarin de pakketten verpakt
waren geweest.
Het pakket op de kamer van Jankovich
gevonden, was goed afgesloten en verzegeld,
antwoordde get. op een vraag van den ver
dediger, mr. de Hartogh.
Op een vraag van den verdediger, mr de
Dimpierre de Chaufepié antwoordde get.,
dat de valsche aanbevelingsbrieven bij fouil
leering gevonden zijn door den getuige
Slokke.
Bekl Mankovics zeide nog. dat de brie
ven zich niet in de portefeuille bevonden.
Bekl. Marsovsky had nadat zijn zaak
reeds naar de officieele zitting was verwe
zen, aan get. Bouwhof medegedeeld, dat hij
voornemens was geweest de valsche biljet
ten in het IJ'te gooien, Hij had gei daar
over zelfs een brief geschreven, waarin hij
het terrein beschreef, waarover hij geloo-
pen had met de bedoeling een geschikte
plek daarvoor te vinden.
Inspecteur van politie van Slobbe te Am
sterdam bevestigde in hoofdzaak de mede-
deelingen van den vorigen getuige, met wien
hij gezamenlijk de biljetten in beslag had
genomen'. De aanbevelingsbrieven had hij in
een portefeulle gevonden. Op dr. Marsovsky
persoolijk had hij geen valsche biljetten, en
veloppen e.d. gevonden. Marsovsky had hem
den sleutel van den koffer gegeven, F|aar
hij kreeg dezen van Mankovics. Dr. Mar
sovsky had niet dadelijk zijn waren naam
opgegeven, doch wel op het politiebureau.
Mankovics ontkende dat hij den sleutel aan
Marsovsky had gegeven.
Brigadier van politie Klein uit Amster
dam had met de beide vorige getuigen de
beklaagden Marsovsky en Mankovics aan
gehouden en de koffers enz. in beslag geno
men. De aanbevelingsbrieven lagen naast de
portefeuille. Ma-sovsky had den sleutel van
de kast van Mankovics ontvangen.
Getuige Jules Emmery. 42 jaar, controleur
generaal van de Banque de France te Pa
rijs, tevens als deskundige gehoord, ver
klaarde dat alle biljetten, in beslag geno
men, valsch waren. Het papier is dikker,
de vorm is dezelfde, maar de kleur van de
valsche biljetten is groenachtiger rood dan
van de echte. Er zijn tamelijk lichte ver
schillen in de figuren, het watermerk is veel
minder duidelijk; het is gemaakt tegelijk met
het fabriceeren van het papier.
Op een vraag van mr. De Vrieze of ge
tuige het mogelijk achtte met kans op suc
ces groote quanta van deze valsche biljetten
uit te geven, antwoordde getuige dat dit
mogelijk zou gaan.
Mr. De Vrieze vroeg verder of dit in het
handelsverkeer gebruikelijk was; getuige ant
woordde dat men meestal niet meer den
50.000 60.000 francs in bankbiljetten be
taalde.
Getuige Feddes, algemeen proctfratiehou-
der van de Rotterdamsche Bankvereeniging.
deed mededeelingen omtrent de valschheid
van de aanbevelingsbrieven ten name van
zekeren Metz (den valschen naam van Man
kovics).
De procuratiehouder bij de Twentsche
Bank, de heer Scholtz, deed een soortge
lijke verklaring omtrent een aanbevelings
brief ten name van „Melius" (den valschen
naam van Dr. Marsovsky). Deze wees er
echter op dat hij zich nooit van dezen aan
bevelingsbrief heeft bediend.
Getuige Citroen, koopman te Amsterdam,
gaf verslag van het onderhoud dat hij had
gehad met bekl. Marsovsky, die zich bij die
gelegenheid Georg Melius, koopman in Roe
menië noemde en hem gesproken had over
den aankoop van juweelen als dekking voor
Fransche francs. Hij had als referenties een
paar aanbevelingsbrieven getoond, maar
daarin stond dat het geld zou worden ge
stort op een door hem aan te wijzen bank
hetgeen ongebruikelijk is in den handel.
Get. had dus met deze referenties geen ge
noegen genomen en ook niet met het aan
bod uit Duitschland informaties te gaan ha-
den. Hij had een transactie willen afsluiten
van 30.000 40.000. Hij zou van ge
tuige juweelen hebben gekregen en daar
voor Fransche francs in depot hebben ge
geven. Hij was in sportcostuum. Was be''1
in netter costuum gekomen dan zou getui
ge hem meer vertrouwd hebben.
Het voorstel was wel vreemd, maar niet
zoo vreemd dat het onaannemelijk zou zijn.
Bij intuïtie had getuige gevoeld: die man
wil iets doen wat niet juist is. Hij was da
delijk wantrouwend tegen bekl.
De heer Manus, medebeheerder van een
diamantslijperij te Amsterdam, had op 15
Dec, op zijn kantoor bezoek ontvangen van
Marsovsky, die geslepen diamant wilde koo
pen tot een waarde van 500.000 francs. Ge
tuige zou die francs echter komen terugha
len wanneer de koers daarvan zou zijn ge
stegen Get. had geen zin zich met derge
lijke speculatie in te laten en had bekl
verwezen naar de Amsterdamsche Bank om
de Fransche biljetten daar te wisselen in
Hollandsch geld. Bekl. insisteerde wel op
het tot stand brengen der transactie. Ge
tuige had gedacht, dat bekl. de biljetten te
Monte Carlo met spelen had gewonnen;
immers hij had gezegd dat hij deze bilietten
zoo goedkooo had weten te krijgen, als nie
mand ze hebben kon.
De terechtzitting werd toen geschorst tot
hedenmiddag half twee.
Het Requisitoir.
De Officier van Justitie, mr. Bauduin.
zeide, dat het hier gaat om een wereld-
quaestie: het vertrouwen dat gesteld kan
worden in het credietpapier, dat door dë
<>eheele wereld als betaalmiddel geldt. Door
deze zaak is een ernstige schok gegaan
door het ver'rouwen. van daar die belang
stelling over de geheele wereld i-i deze zaak.
De technische wetenschap en de technische
vaardigheid en de brutaliteit in dit complot
ten toon gespreid te«<en het bankpapier van
elke andere natie: Nederland, het cenerum
der geldmarkt, heeft dien aanslag tegen het
bankpapier zoo sterk gevoeld.
Door het bedriif van dezen bekl. met
zijn complotgenooten wordt een der zuilen
van ons verkeer aan 't wankelen gebracht
Reeds in de middeleeuwen werd dit mis
drijf dan ook reeds zwaar gestraft: met den
dood of confiscatie fzie den Codex Batavusl.
In de Fransche wetgeving staan er de tra-
vaux forcés h perpetuité op.
0--S land is clementer stelt erop een ge
vangenisstraf van 7 iaar als maximum.
Deze beklaagden hebben zich schuldig ge
maakt aan 't misdriif van art. 209 jo. 212:
het in voorraad hebben van valsche buiten
landsche bankbiljetten met het oogmerk om
ze als echt en onvervalscht uit te geven.
Hiermede worden ook Nederlandsche belan
gen beschwmd, vooreerst van degenen die
gevaar loopen dit valsche papier te ontvan
gen, maar ten tweede het belang van het
crediet middel in het algemeen, dat hier be
dreigd werd en bij welker Integere bewaring
Nederland zoo groot belang heeft.
Wat nu de dagvaarding betreft, om het ten
laste gelegde te veroordeelen, zal men moe
ten nagaan de feitelijke toedracht der zaak.
Jankovies wist reeds lang te voren 't mis
dadige voornemen van Windischgratz en is
met diens secretaris Raba naar Parijs gegaan
om enveloppen van de verschillende bankin
stellingen te bekomen, ten einde die te ge
bruiken ter certificeering van de uitgifte der
bankbiljetten. Daajuit blijkt zijn oogmerk tot
uitgifte. Daarna is ten huize van Raba hel
plan de campagne opgemaakt en heeft Jan
kovies aan zijn medebeklaagden de bilietten
te Amsterdam ter hand gesteld. Het oogmerk
tot uitgifte bli'kt ten aanzien van Mankovics
bovendien uit zim démarches bil verscbil-
lerde juweliers. Ma-kovics is aansprakelijk
voor de handelingen zijner mededaders; bo
vendien bevonden zich in zijn portefeuille nog
3 gesepafeerde valsche biljetten. Het ten
laste gelegde is dus bewezen, het terugtre
den van Mankovics gesteld het ware be
wezen heeft pas plaats gehad nadat het
misdrijf voltooid was.
Wat het misdrijf bij Sanders betreft, de
verdediging van Jankovies, dat hij niet wist
dat het uitgegeven biljet valsch was. kan
hem niet baten, want hij heeft een enveloppe
bij zich gehad om de valsche uitgifte te dek
ken en zich daarvan bediend. Ook het ver-
stoppen van het andere valsche biljet ia
zijn buis is een aanwijzing tegen hem evenals
zijn uitlating tegen Sanders: Gü mootft dat
biljet houden".
Over ons land ware een calamiteit geko
men, wanneer hier deze 4 millioen valsche
Francs waren uitgegeven, zonder dat deze
beklaagden waren gevat. Ons land was dan
in 't buitenland als een centrum van valsch
geld beschouwd en wij zouden deze beklaag
den. die op valsche passen reisden, terwijl
Ja-.kovics een koerierspas had. nooit hebben
kunnen achterhalen.
Spr. bracht hulde aan de energie van den
geldwisselaar Sanders, die ons land deze
calamiteit heeft bespaard.
Ook de opmerkzaamheid van mevrouw
Sanders, die gezien heeft dat Jankovies iets
verstopte, verdient een woord van waardee
ring. Ook bracht spr een woord van hulde
aan de Haagsche politie, speciaal aan in
specteur Bouwhof. De beklaagden beroepen
zich nu op hun nationale gevoelens en hun
onbaatzuchtigheid, maar Nederland zou daar
van het slachtoffer zijn geworden. Severing
was er reeds het slachtoffer van geworden!
Dit werpt een nieuw licht op hun onbaat
zuchtigheid Jankovies haalde 20 van de bes
te bankbiljetten er uit en ging op stap om
er een te wisselen Mankovics had een depot
van 150 valsche biljetten Marsovsky valt
niet onder deze opmerkingen, maar Win
dischgratz had allen deelnemers van 't com
plot belonningen toegezegd naar hun sociale
positie.
Mr. de Vrieze: Dat is nooit aan Marsovsky
gezegd.
Mr.Bauduin: Aangenomen dat deze drie
beklaagden inderdaad meenden een nationale
zaak te dienen, is Nederland dan aangewezen
om te worden uitgebuit vopr een utopie?
Dat hadden zij dan maar in nun eigen land
moeten doen! Wij worden de laatste maan
den hier bestookt met valsche bankbilietten
en betrokken in misdadige ondernemingen,
waarmede wij niets te maken hebben.
Spr. wees hierbij op de Portugeesche
bankbiljetten waarde, de Fransche gouosme.1-
tersaffaire te Rotterdam en op de thans
ontdekte sneeuwbal-affaire van n Duitscber
in Rotterdam.
Hij requireerde derhalve schuldig verkla
ring der drie beklaagden voor het misdrijf
van art. 209 par. 106 quaüficatie daarvan als
het in voorraad hebben van valsche bniten-
landsche bankbiljetten, waarvan de valschheid
hnn bekend was. ten aanzien van bekl. Jan
kovies bovendien veroordeeling wegens uit
gifte van zoodanige bilietten en veroordee
ling van den eersten bekl. tot 9 jaar gevan
genisstraf en van de beide andere beklaagde*
tot 7 jaar gevacgenisstraL
De uitspraak is bepaald op 18 Maart.
Onfortuinlijke reis van het zeilschip
„Vriendschap."
In de avond van 7 Januari 1.1. had op de
Elbe een ernstige aanvaring plaats tusschen
de Nederlandsche tjalk „Vriendschap en
den Duitschen stoomtrawler „Salzburg,
waarbij het zeilschip is gezonken.
De Raad voor de Scheepvaart te Amster
dam, die Woensdag naar de oorzaak van
dit ongeval een onderzoek instelde, hoorde
den schipper-eigenaar van de „Vriend
schap"
Deze verklaarde, dat hij met zijn schip,
dat 88 bruto registerton meet, op 7 Januari
van Bremen was vertrokken, met bestem
ming naar Kjöge, in Denemarken.
De tjalk was met circa 140 ton grocd-
nootkoeken geladen. Behalve get. zelf be
vonden zich aan boord zijn vrouw, een
bevaren stuurman, een kok en een 14-jarige
jongen. In den aanvang van de reis was de
wind zuid-west, om langzamerhand naar het
zuiden om te loopen. Het weer was goed.
De „Vriendschap" voer met een rif in het
grootzeil, terwijl stag en kluiver vol waren.
Half zes in den namiddag werd het licht
schip Elbe 1 gepasseerd, zooveel mogelijk
hield men S. B. wal. Bij de zwarte lichtboei
tusschen de vuurschepen Elbe 2 en 3 ging
getuige over stuurboord de „Vriend
schap" had bij den wind over bakboord ge
legen totdat de beide lichtschepen onge
veer in één lijn te zien waren. Daarop ging
het weer over bakboord. De lichten op de
„Vriendschap" brandden goed. Te half ze
ven, toen het schip ongeveer oost- ten zui
den voorlag, begaf get. zich even naar de
kajuit, juist op het oogenblik dat op an
derhalve streek in lij een toplicht met rood
van een tegemoetkomend schip zichtbaar
werd. Get. gaf den stuurman order, den
koers oost ten zuiden vol te houden en te
vens bij te houden.
De voorzitter van den Raad, mr. Kirbergen
wees get. er op, dat hij op een zeer ongele
gen tijdstip naar de kajuit was gegaan. Hij
had beter gedaan, daarmee te wachten tot
dat men het vreemde schip gepasseerd was.
Get. verweerde zich met te zeggen, dat
het tegemoetkomend schip te ver ai was
om aan gevaar te denker..
De stuurman, die de leiding had overge
nomen, zag even later plotseling het groene
licht van het vreemde schip. Dit was zeer
snel genaderd. Hij riep daarop den schipper
te laat echter, want toen deze op het dek
kwam voer de vreemde boot die later
de Duitsche trawler „Salzburg" bleek te
zijn mgt kracht tegen bakboordkant van
de „Vriendschap" aan, die dadelijk daarop be-
gon te zinken. De opvarenden konden zich
in het bootje, dat achter de „Vriendschap"
bevestigd was, redden. De „Vriensdchap"
was inmiddels in de diepte verdwenen. La
ter bleek, dat hij niet gelicht kon worden.
Bij de rondvraag, nam één der leden aan,
dat de stuurman niet goed heeit uitgekeken
De voorzitter bleef er echter bij dat de
schipper een font heeft begaan toen hij naar
de kajuit ging.
Uit het onderzoek naar deze aanvaring
van het Seeamt te Hamburg blijkt o.m. dat
ook de kapitein van de trawler op het fata
le moment niet aan dek was. De stuurman
van het schip beweert, dat hij met een kij
ker goed vooruit heeft gezien, doch geen
lichten en geen tjalk voor de aanvaring
heeft opgemerkt. Eerst na de aanvaring zag
hij dat het roode en groene licht van de
tjalk branden. De trawler stoomde volle
kracht, 9 914 mijl vaart.
In rijn uitspraak geeft het Seeamt beide
schepen schuld. Op beide schepen waren
de schippers zonder reden niet op de bru£
De stuurman op den trawler beeft niet vol
doende uitgekeken en op de tjalk is niets
gedaan om de aanvaring te voorkomen.
De Raad zal later uitspraak doen.
De door bet gerechtshof te Den Haag met
bevestiging van een vonnis van Je rechtbank
te Dordrecht tot 15 jaren gevangenisstraf
veroordeelden, in verband mei den moord
op den spoorwegwachter Jacob de Jong te
Giessen-Nieuwkerk, hebben tegen 's
arrest cassatie aangeteekend.
Heb het uiUtekcndste mui U Mts dal
iemand wenschen kan. hos sal le wereld
het weten. Indien gy niet adverteert
JOHN. P. ROCKEFELLER