Tweede Blad NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Vrijdag S Maart 1926 FEUILLETON. EEN GEHEIMZINNIGE VERDWIJNING. Het G, E. B. Hoe de brandstof in het ketelhuis vervoerd worden met behulp van een transportband, waaraan bakken hangen, die boven de bunkers automatisch omkippen. Een gedeelte van de groote turbinie-zaal met één man bediening. De achterzijde van het „rooster zonder eind", waarop de kolen uit de bunkers worden gestort in juist die hoeveelheid, die noodig is om alge=- heele verbranding te verkrijger!; BINNENLANDSCH NIEUWS. Dr. P. van Hoek. f De aangevoerde kolen worden me opslagterrein, waar deze zich opei den grijper vervoerd tot boven het t en de kolen naar beneden storten. KERK EN SCHOOL. Benoemingen in Indië. 'V.': 31 Het zou immers overbodige moeite ge weest zijn, om te trachten de vaste over tuiging van den ongelukkige aan het wan kelen te brengen! ,'Het moet hier geweest zijn," herhaalde Maurice de Prévannes. „Daar staan de an- d< re boomen, pijnboomen en het zijn dezelf de, die ik gisteren ook gezien heb. Ja, ik herken ze duidelijk. En ook die drie beuken op eenigen afstand. Ik heb ze gisteren nog 'ieteld en zelfs heb ik er met mijn mes een herkenningsteeken in gesneden.'' Maar tevergeefs zocht hij nu naar dit tee- ken. De boomen waren er wel, en ook de boom, waarin hij met zijn mes had gesneden. Maar de schors was verdenen, daar waar (dj gesneden had. En het verwonderlijkste van de zaak was, dat,het scheen aisof die schors r.iet gisteren, maar sedert langen tijd was uitgesneden. „Groote God!" riep de ongelukkige rade loos uit. „Moet ik dan krankzinnig worden?" Die vraag hadden de inspecteur en Char les Minières, zich ook al gesteld. En beiden hadden bevestigend daarop ge antwoord. Maar voor den vorm meende de inspec teur tot Maurice de Prévannes te moeten zeggen. „U moet niet al te zeer aan eene opge vatte meening vasthouden, mijn waarde ka pitein. De mogelijkheid bestaat, dat u zich hebt vergist. Wilt u, dat wij nog verder gaan zoeken?" „Neen, neen Het zou nergens toe dienen," antwoordde Maurice de Prévannes op droe- vigen toon terwijl hij moedeloos beide ar men liet neervallen, ..Ik ben zeker, dat ik mij '.liet heb bedrogen Hier moet het ge weest zijn Alle verdere moeite zou over bodig zijn Wat konden zijne reisgenooten daarop ant woorden? De inspecteur schudde het hoofd, maar zei niets. „Laten wij nu zoo spoedig mogelijk naar de boot .teruggaan," vervolgde Maurice de Prévannes. „Het is afschuwelijk weer, en ik heb u allen tevergeefs tot dezen tocht over gehaald. Komaan! Vooruit!" En in gebogen houding ging hij de ande ren voor. Er hegrschte een hevige sneeuwjacht. Charles Minières had moeite, hem te vol gen. Zoo snel liep bij voort De inspecteur liep naast hem, en Justin Bréjon volgde, woedend over de teleurstel ling, die men weer had ondervonden. „Laten wij hem niet uit het oog verliezen, fluisterde doctor Minières den inspecteur in het oor; „ik vrees, dat hij uit wanhoop een zelfmoord begaat." „Ja, dat zou inderdaad, niet onmogelijk zijn,'' zei August. „In zijn oogcn is iets waan zinnigs te lezen." De overtocht over het meer van Retzow en de terugkeer naar Legno geschiedde even als den vorigen dag. De sneeuwstorm duurde voort. Maar toen Maurice de Prévannes en zijn reisgenooten uit de slede stapten, wachtte hun een verrassing, die niet van bijzonder aangenamen aard Was. Plotseling werden zij omringd door een a£- deeling gehelmde soldaten met gevelde ba jonetten, die aangevoerd werden door een officier met getrokken degen, die met een schorre stem uitriep: „Halt!" Het was onmogelijk weerstand te bieden of zijn heil in de vlucht te zoeken, „In naam der wet neem ik u gevangen, zoo klonk 'het uit den mond van den offi cier. En tegelijk raakte bij den schouder van Maurice de Prévannes even met zijn degen aan. „Nu wordt het bedenkelijk," mompelde de inspecteur bij zichzelven. „We zijn gesnapt," bromde Justin de Bré jon tusschen de tanden. Even later naderde een kleine slede, die slechts met één enkel paard was bespannen. En daaruit stapte een ander persoon, die ock een punthelm op het hoofd droeg. Het was een hoofdofficier. De soldaten presenteerden het geweer, en de officier bracht den militairen groet, In de Fransche taal, maar met afschuwe lijk Duitsch accent, zei hij: „In daam des Ke.zers arresteer ik u." „Hebt u dan een bevel tot inhechtenis neming?" vroeg Maunce de Prévanes be daard, die bij het naderend gevaar, als raschecht militair, zijn tegenwoordigheid van geest had teruggekregen. „En zou ik de reden daarvan mogen weten?" „Ik ben u op het oogenblik geen reken schap schuld.g," klonk het barsche ant woord. Die hoofdofficier was klein van gestalte, had groote zwarte knevels, droeg een mo nocle en scheen zich bewust te zijn van zijne waardighe.d. Hij gaf nog eenige bevelen. De koetsier van de groote slede werd door een anderen vervangen. Maurice de Prévanes en zijn reisgenooten namen in de slede plaats. De soldaten omringden de slede en toen ging men met matigen pas vooruit. Het sneeuwde nu niet meer en er heersch- te een felle koude. Men bereikte een dorp waar vóór een vierkante woning ,halt" werd gecomman deerd- De slede en de soldaten, die haar om ringden, stonden stil. „Uitstappen," commandeerde de officier die zeer slecht gehumeurd scheen te zijn, en onderjgejf telkèns tegen zijn soldaten had uitgevaren. Maurice en zijne medereizigers werden naar binnen geduwd. Zij kwamen in een tamelijk ruim vertrek, waar een tafel stond, een warme kachel, terwijl een petroleumlamp de ruimte ver- l.chtte. Daar stonden vier rijen banken achter elkaar. Aan de muren hingen landkaarten. Het was een schoolgebouw. De hoofdofficier gingi vóór de tafel zitten en nood.gde den officier, de ons gezelschap gevangen had genomen, uit, om naast hem plaatste nemen. De soldaten lieten de vier gevangenen op de voorste bank plaats nemen. Toen nam het verhoor een aanvang. „Zijt gij in het bezit van reispassen?" zoo u dde de eerste vraag. Maurice de Prévannes antwoordde beves tigend. Toen ontknoopte bij zijn pelsjas, opende zijn portefeuille, haalde zijn pas daaruit te voorschijn, en toonde die aan den hoofdof ficier, die met gewichtig gejaat het papier ontvouwde en voor zich op de tafel lei. Langzaam begon hij te lezen. „Maurice Durand!Het is toch merk waardig. hoeveel Franschen er op de we- re'd zijn, d:e Durand heeten. En zijt gij in genieur? MiliLair ingenieur?.... Neen. Ci viel ingenieur. OpperbestEn gij zijt dus belast met een wetenschappelijke zending, door een geleerd genootschap." Maurice de Prévannes antwoordde weer bevestigend. „Gij spreekt zeer goed Duitsch. tenmin ste voor een Fransch ingenieur.Ea spreekt uw vriend ook Duitsch?" Doctor Minières schudde ontkennend met het hoofd. „Zoo.... En hebt ge ook een rei spas?" Doctor Min ères antwoordde bevestigend. „Geef mij dien reispas," beval de hoofd officier. Doctor Min'ères stelde hem het papier ter hand. Maar nauwelijks had de hoofdofficier een blik daarin geworpen, of bij barstte in een schaterlach u.i „Het is toch zonderling," riep hij uit. „Gij heet ook Durand! Twee heeren Du rand!' De soldaten lachten ook. En de algemeene vrooliikheid zou lang geduurd hebben, wanneer de hoofdoffic.er niet met den voet op den grond gestampt had, en met ernstig gelaat „stilte" had ge commandeerd. Onmiddellijk was het doodstil. (Wordt vervolgd.] Onze lichtfabrieken. Alle avonden draaien we thuis in de huis kamer aan het knopje en de lamp gaat aan cn nooit denken we er bij, wat er alzoo noo- meer speciaal van dat gedeelte waar het electrische licht wordt „gefabriceerd". Wat ik er gezien heb? Een massa machines, nog weer eens een massa machines, maar haast geen menschen om die machines te bedienen. in zoo'n reusachtige machinehal, kijkt eens naar de eene dynamo, veegt even over een andere, giet een scheutje olie in een derde, gaat een vierde voorbij en blijft bij een vijfde even stilstaan. En alles loopt alles draait rustig voort, kalm en geruischloos, zoodat je wel degelijk goed moet toekijken, om te kunnen zien of een wiel nu eigenlijk draait of stilstaat. Maar ze draaien allemaal als vanzelf. Alleen een beetje toezicht is vol doende, om, als er eens iets verkeerd mocht gaan, iets mocht haperen, direct te kunnen ingrijpen. Niet overal is het personeel zoo onzicht baar, vooral buiten, op de terreinen, niet. Daar, aan het water, waarin de groote schui ten de steenkolen aanvoeren voor het bedrijf noodig, heerscht leven en bedrijvigheid. Met groote grijpers worden de kolen uit de schepen gehaald en op groote stapels op het terrein uitgestort, waar ze blijven liggen tot ze noodig zijn in de ketel-bunkers. Met behulp van een transport-inrichting met een conveyor-band en een bakken- transporteur worden de kolen, na te voren op de mengtafels tot een goed stookbaar, economisch verbrandend mengsel uit ver schillende soorten te zijn dooreen gemengd, naar de bunkers gevoerd. Onderweg daar heen passeeren zij een toestel, dat automa- j tisch aangeeft hoeveel kolen er op deze wijze naar de ketels gaan, zoodat men er onmiddel lijk kan aflezen, hoeveel men per dag heeft verstookt. Door de vermenging van verschillende ko- lensoorten heeft men weliswaar een goed brandbaar product verkregen, maar zelfs het best brandbare product kan nog on-econo- misch verbranden, wanneer de toevoer op de automatisch bewegende roosters in de ketels niet behoorlijk wórdt geregeld, m.a.w. komen er teveel kolen tegelijk op deze roosters, dan zullen ze niet alle behoorlijk verbranden, niet de grootst mogelijke warmte produceeren. Dat zou natuurlijk schadelijk zijn, het be drijf kostbaarder maken dan noodig is cn daarom heeft men hier het systeem der be wegende roosters toegepast. De vuren liggen n.l. op roosters, die op de wijze als een ket- tingwiel van een fiets, om twee voortdurend draaiende spillen loopen een rooster zon der eind dus. Op het eene uiteinde worden, automatisch, uit de er boven aangebrachte bunkers de kolen gestort'en langzaam, uiterst langzaam, beweegt het rooster zich voort tot aan den anderen kant van de ketels de asch cn de sintels er weer afvallen. Het is nu maar de zaak, om dien toevoer van kolen en de snel heid waarmee de roosters zich voortbewegen, zóó te regelen, dat de kolen precies uitge brand zijn, als het draaiende rooster ze laat vallen. Om dit ie kunnen controleeren, zijn in den zijwand van de vuurhaarden controle- luikjes aangebracht, waardoor men van af stand ft>t afstand kan nagaan, hoe het met de verbranding staat eventueel kan men door vertraging of versnelling van den gang der roosters, de economische verbranding rege len. Tot zoover ziet men in het bedrijf ook werklieden, al gaat dan ook de toevoer van kolen automatisch, er is toch toezicht noodig op de vuren, om die te kunnen regelen. Maar dan komt men bij de turbines, die door den in de ketels opgewekten stoom gedreven worden. Een reusachtige zaal met talrijke kolossale turbines, doch slechts een tweetal mannen om die alle te bedienen. Het is zooiets als mevrouw en keukenmeid: mevrouw kijkt toe of het goed gaat, maar de keukenmeid doet het werk de mannen kijken toe, de machines werken. En zelfs is er niet eens veel toezicht noodig, omdat alles automatisch gaat mocht er eens iets haperen, mocht er een ongelukje gebeuren, dan stoppen de machines vanzelf. Wat echter'niet zeggen wil, dat alles dadelijk stilstaat, maar het gevaar is geweken, want de stoom is afgesloten, al draait ook de ma chine, door haar arbeidsvermogen van be weging nog wel twintig minuten lang door. Bovendien bevinden zich aan de reusach tige schakelborden meters, ter controle van de gedragingen der machines, zoodat men ook daar kan zien of de zich elders bevindende machine regelmatig werkt. Er zijn nog wel meer machinerieën in dit bedrijf, dan de turbines, dat spreekt vanzelf. Niet alle geleverde stroom heeft dezelfde spanning. De stadskabeis bijvoorbeeld staan onder 6000 volt, maar toen het P. E. N. kwam, dat stroom had van 10000 volt, omdat die op grooten afstand minder stroomverlies geeft, en het G. E. B, ook aan het P. E. N. ging leveren, moest de stroom omgezet worden in een van hoogeren spanning. Daarvoor zijn de groote trasformatoren bestemd. Dan wordt er ook stroom geleverd*aan de trams en daar deze de snelheid gemakkelijker kunnen regelen en ook economischer werken bij'gelijkstroom, moest ook de draaistroom voor de N. Z, H. T. M. in de fabriek in gelijk stroom worden omgezet. De E.S.M. ont vangt draaistroom en zet die zelf in gelijk stroom om. Het typische van een electrjpiteitsfabriek,1 die tóch als elke andere fabriek iets produ ceert, is, dat men van het product in de fa briek zelf feitelijk niets te zien krijgt: de stroom wordt dadelijk naar buiten gevoerd om eerst daar, kilometers verder vaak, zijn werk te verrichten en te laten zien dat hij er is. Maar als men niet voorzichtig is, laat hij 't voelen; -vandaar dat men overal in de fabriek der G. E W. van die roode zig-zag- pijlem geschilderd ziet, die voor/het gevaar waarschuwen. Want, al ziet men, zooals ik zei, het product niet, voelen zou men het maar al te goed kunnen, als men wat te dicht in dc nabijheid kwam. ARTHUR TERVOOREN. <ftg ïs, om het mogelijk te maken, dat dat bolletje van melkglas licht uitstraalt. Ik ben daarom eens een kijkje gaan ne men op het terrein onzer lichtfabrieken, Dat is dan ook wel een der karakteristie ken van een electrische centrale, dat alles er als vanzelf schijnt te gaan. Eén enkele man, met een poetslap in de hand loopt er rond Te 's-Hage is, 61 jaar oud, overleden, Dr. P. van Hoek, oud-directeur-generaal van den Landbouw. Door de Kerkelijke Overheid zijn ge plaatst te Soerabaja: op Kepandjen de Z. Eerw. heer P. A. Basiiaensen, en aan den Anita-Boulevard de Z.Eerw. heer G. J. J. van Ravesteijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 5