Het N. A. S. en de rcode
vak-internationale.
Arbiedsgeschillentvet.
Werktijden in de mijnen.
Onder het hooi bedolven.
RECHTZAKEN.
GEMENGD NIEUWS.
Twee boerderijen in de asch
gelegd.
Zandverstuivingen in het
overstroomingsgebied.
Het hemelvurr.
Het stormweer op zee.
Een dure treinreis.
Talrijke griepgevallen in de
mijnstreek.
Mishandeling op de
Glindhorst
Voor den Amsterdamschen
Politierechter.
KERK EN SCHOOL.
De nieuwe Pauselijke Encycliek
over de Missie.
AMSTERDAMSCH NIEUWS.
Doodelijke verkeersongevallen.
HANDEL EN NIJVERHEID.
Weer melkprijsverlaging
te Utrecht.
Broodprijsverlaging in
den Haag.
De veertiende Jaarbeurs.
FINANCIËN.
UITLOTINGEN.
Trekking van 3 Maart 1926.
138 550 562 775 1235 1330 1385 1497
1505 1700 1707 1786 1816 1894 2066 2290
2329 2693 2762 2779 281.2 2955 2667 30Ó9
3174 3474 3471 3584 3525 3725 3732 3920
3957 4165 4544 4626 5000 5054 5124 5126
5152 5189 5352 5410 5500 5555 5745 5747
5989 5995.
Aflosbaar h pari 1 April 1926 bij de Neder
landsche Bank.
Restanten 2165 2209 2965 4335.
5 y2 pet. Leening 1922, ad f 14.625.000.
3 pet. Leening 1886.
Trekking van 15 Februari 1926.
No. 380587 frs. 50.000; nos. 13490 18836
22815 46845 12507 102608 108514 122969
130975 170703 186878 234326 236381 256783
262234 270099 275844 303473 335609 348191
355116 377917 394128 397072 397895 frs.
1000.
3 pet. Leening 1903.
Rrekking van 15 Februari 1926.
No. 778706 frs. 50.000; nos. 431073 440745
481702 500549 519375 531056 533494 535443
554266 564573 565794 585099 591945 606785
618207 634680 638747 651732 669901 672377
701782 720891 788027 890242 793915 frs.
1000.
3 pet. Leening 1911.
Trekking van 15 Februari 1926.
No. 121617 frs. 50.000; no. 8425 frs. 5000;
nos. 8671 27421 52555 58517 70987 72392
74081 163861 165899 207932 233447 242435
247761 261523 267048 280227 290921 299154
327026 338553 368733 378248 387763 399052
Betaalbaar 1 Maart 1926.
UIT DE PERS.
Ministers en hun ega's
KUNST EN KENNIS.
Inzage van boeken door
belastingambtenaren
LANDBOUW EN VISSCHERIJ.
Wereld-pluimveecongres en
tentoonstelling te Ottawa.
LEGER EN VLOOT.
Militaire bestellingen in
Denemarken.
V
Het congresbeslnit tot aansluiting
bekrachtigd.
Uit Amsterdam wordt gemeld:
Per referendum hebben de leden van het
Nationaal Arbeidssecretariaat met groote
meerderheid ran stemmen het congresbe-
shiit voor aansluiting bij de Roode V ak-In-
ternationale te Moskou bekrachtigd. Het le
dental van het N.A.S. bedroeg op 1 Januari
1.1. 14.099 tegen 14.050 op 1 Januari 1925.
Het jongste nummer van Anti-Revolutio?
raire Staatkunde opent met een artikel
van Mr. S. de Vries Czn., over de Arbeids
geschillen-wet, haar ontstaan, haar be
teekenis en haar uitwerking.
De schrijver stelt voorop, dat de wet
slechts een bescheiden poging is om den
socialen vrede te bevorderen en dat de
Regeering zelve de beteekenis ervan ze
ker niet te veel heeft opgeblazen* In de
Memorie van Antwoord op het ontwerp
erkende zij, dat niet alle geschillen zul
len kunnen worden voorkomen, of be
slecht. Maar wel meende zij te mogen
verwachten, dat, als eenmaal de spe
ciale organen, met de bemiddeling belast
er zouden zijn, gunstige resultaten mochten
worden verwacht ten aanzien van de beper
king van het aantal, den duur en den om
vang van uitsluitingen.
De uitkomst heeft deze verwachting niet
beschaamd, al vond het ontwerp in de
Kamer geen onverdeelde instemming en
zelfs ter Linkerzijde, waar slechts de
Vrijzinnig-Democraten van harte met het
ontwerp meegingen, tamelijk veel bestrij
ding, De oud-liberale 'afgevaardigde mej.
mr. Van Dorp was er tegen. Iets minder fel
maar toch ook principieel de Vrijheidsbond.
De sociaal-democraten toonden zich in hun
houding eenigszins sceptisch. Het instituut
van den Rijksbeniddelaar ontmoette bij de
ze partijen bedenking. Art. 6 van het ont
werp bepaalde, dat de Rijksbemiddelaar
zou trachten het geschil in der minne bij te
leggen. Maar de sociaal-democraten bleken
van oorde,el, dat dit te ver ging. Dat moest
eruit ett zij stelden voor, dat de Rijksbe
middelaar alleen informeerde of de strijden
de partijen mischien ook een bemiddelings-
raad, of een scheidsgerecht wenschten, of
misschien ook een bizonder bemiddelaar,
ais hoedanig zij dan, desgewenscht, den
Rijksbemiddelaar zouden kunnen kiezen.
Hun araendement werd aangenomen. Jam
mer genoeg, zegt mr. de Vries, al moet er
direct worden bijgevoegd, dat die aanneming
in de practijk niet veel kwaad heeft ge
daan, daar de practijk er zich niet veel van
heeft aangetrokken.
„Al direct in het belangrijke conflict in
de Twentsche Textielindustrie werd de
Rijksbemiddelaar, de heer van Ysselstein,
als het ware genoopt, zelf een voorstel te
doen tot bijlegging van het geschil. En met
goed resultaat. Het werd aanvaard en de
staking was weldra geëindigd, na veel ellen
de veroorzaakt te hebben. Wel heeft de
heer Albarda den Minister 'gevraagd, of de
Rijksbemiddelaar zijn bevoegdheid niet
overschreden had, doch de Minister heeft
den Rijksbemiddelaar gedekt; o.i. terecht.
Wel is door aanneming van het amende
ment-Schaper de uitdrukkelijke bevoegdheid
om zelf een poging tot bijlegging van het
geschil te doen uit het artikel verwijderd',
doch een verbod om het te doen is er niet
ingebracht. En gelukkig! Partijen werischen
ia den regel zelf, dat de Rijksbemiddelaar
een voorstel zal doen, in ieder geval, dat
hij zijn meening over het geschil onomwon
den zal uitspreken. Nog niet eenmaal is een
voorstel om het geschil aan het oordeel
yan een bemiddelingsraad of een arbitrage
commissie te onderwerpen, aangenomen.
De strijdende partijen wenschen dien lan
gen weg niet. Het zou ook vaak niet gemak
kelijk vallen deze commissie of dezen raad
zoo samen te stellen, dat belde partijen er
zich mede zouden vereenigen."
In het allereerste geschil, dat ik te be
handelen kreeg,, gaat de schrijver voort
de uitnoodiging daartoe kwam op den
dag zelve, dat de beëediging had plaats ge
had „hoorden partijen er vreemd van op,
dat ik zelf geen bemiddelingsvoorstel mocht
doen; ik was toen nog onder den indruk
van het^ aangenomen amendement-Schaper;
later is deze indruk door het antwoord van
minister Aalberse aan den heer Albarda
weggenomen. De arbeiders vroegen, waar
om ik dan Rijksbemiddelaar heette, als ik
geen bemiddelingsvoorstel doen mocht!"
De Rechterzijde konr 'zich over het alge
meen met het wetsvoorstel vereenigen. En
men stelde zich daarbij op het standpunt,
dat de Overheid zich heeft te onthouden,
zoolang de zaken in de maatschappij be
hoorlijk gaan; doch dat ze, ontstaan of drei
gen er misstanden, die het maatschappelijk
leven ernstig zouden benadeelen, heeft in
te grijpen, totdat haar ingrijpen niet meer
noodig is.
Aan dezen eisch, zegt de heer de Vries,
schijnt mij de Arbeidsgeschillenwet te vol
doen. -•
„De Regeering heeft bij het bepalen der
grenzen van haar ingrijpen moeten kiezen
tusschen dwang en advies. Zuiver advisee-
rend konden vroeger reeds de Kamers van
Arbeid optreden. Deze invloed is op stakin
gen en uitsluitingen echter zeer gering ge
bleven. Slechts in een enkel opzicht heeft
de Wet thans het element van dwang op
genomen, nj. door strafbedreiging voor te
schrijven, dat partijen voor den Rijksbemid
delaar moeten verschijnen tot het geven
van inlichtingen en dat partijen, getuigen
en deskundigen moeten verschijnen voor den
bemiddelingsraad en voor het scheidsgerecht
(art. 57). De straf is maximaal 60 boete.
Maar overigens is, behoudens wat het en
quêterecht betreft, de geheele wet geba
seerd op het beginsel der vrijheid: de Rijks
bemiddelaars worden ter beschikking ge
steld; men is niet verplicht, van hun be
middeling gebruik te maken, noch hunne ad
viezen op te volgen. De practijk zal moeten
leeren of het maatschappelijk gevaar, dat
van stakingen en uitsluitingen dreigt, hier
door genoeg bezworen wordt.'De wet ver
wacht dat van de publieke opinie in dezen
belangrijke invloed zal uitgaan. Zonder twij
fel is deze bij ons een factor van groote
beteekenis."
Alleen voor conflicten van eenigen om
vang gel4t de wet; minstens 50 arbeiders
moeien er bij betrokken zijn. In rechtsge
schillen mengt de Rijksbemiddelaar zich
niet; daarvoor blijft de gewone burgerlijke
rechter aangewezen. Ook onthoudt de
Rijksbemiddelaar zich, indien partijen reeds
eigen bemiddelaars, bemiddelingsraden of
scheidsgerechten bezitten, ^tenzij deze blijk
baar niet gekend zullen worden of ver-
geefsche pogingen hebben gedaan om het
geschil bij te leggen.
De meeste oppsositie is In de Kamers ge
voerd tegen het hoofdstuk, waarin een en
quête wordt mogelijk gemaakt. Voor zulk
lïvm
een enquête kan de minister van Arbeid
een commissie instellen, wanneer een ge
schil in ernstige mate het algemeen belang
dreigt te schaden, er minstens 300 arbeiders
bij het geschil betrokken zijn en men het
niet op andere wijze heeft kunnen beëindi
gen. De dwang gaat hier verder, dan in het
eerder genoemde geval, en men vond dit
bedenkelijk, ook met het oog op de be
voegdheden aan de commissie toegekend.
De bezwaren waren echter meest hypo
thetisch, schrijft mr. de Vries, en de enquête
zal meer als preventief middel werken. De
wet heeft het onderzoek bovendien met vele
waarborgen omtrent geheimhouding omge
ven. En in conflicten, waarin tot nu toe van
de zijde der ondernemers inzage der boe
ken werd aangeboden, werd er door de
tegenpartij weinig waarde aan ghecht.
In andere landen is men, zooals de schrij
ver memoreert, veel verder gegaan. En hij
besluit:
„De stappen, die de Nederlandsche Over
heid op dit gebied doet, zijn zeer beschei
den. De toekomst zal leeren of hiermede
zal kunnen worden volstaan. Ook deze be
scheiden poging zal echter, verstandig in
practijk gebracht, belangrijk kunnen bijdra
gen tot bevordering van den socialen vrede
en is van anti-revolutionnair standpunt toe
te juichen."
De werking der wet zal ongetwijfeld reeds
vele oude bestrijders hebben bekeerd.
De Alg. Bond van Christelijke Mijnwer
kers heeft aan de Directie der Staatsmijnen
een schrijven gericht, waarin nogmaals ver
zocht wordt, op dagen voor Christelijke
feestdagen den zes-urigen werkdag voor
ondergrondsche mijnwerkers te willen in-
deze voor eenige dagen te sluiten, om verdere
besmefting te voorkomen.
Op de mijn Laura en de Dominiale mijn is
circa 8 van het aantal arbeiders aangetast.
De ziekte is ditmaal niet kwaadaardig na
enkele dagen herstelt de patiënt. Doodelijke
gevallen deden zich nog niet voor.
Zaterdagmorgen wilde de 19-jarige doch
ter van de weduwe Veltman, te Rheezer-
veen (O.) hooi uit een hooiberg halen. De
berg stortte in, waardoor de dochter onder
het hooi bedolven geraakte. Toen het meisje
onder onder weggehaald werd, bleek zij
reeds te zijn gestikt.
Vrijdagnamiddag, circa vijf uur ontstond
door onbekende oorzaak bij éen landbouwer
G. Meijerink in de buurtschap-Engeland
te Beekbergen (Geld.) een brand, dien de
Beekberger brandweer niet kon meester
worden, zoodat niet alleen het eigendom van
M. geheel afbrandde, maar de vlammen,
aangewakkerd door den wind, ook de boerderij
van den landbouwer W. A. Sonius aantast
ten. Ook deze boerderij brandde tot den grond
toe af. Van beide boerenwoningen werden
slechts enkele koeien en een paar paarden
gered. De Apeldoornsche brandweer gelukte
het den brand om ongeveer 10 uur te blus
schen. Verzekering denkt bij beiden gedeel
telijk de schade.
Uit Cuijk wordt gemeld
De vrees, dat de onder zand bedolven
akkers spoedig ernstiger hinder en nadeel
zouden gaan opleveren voor de omliggende
teelgronden, wordt bewaarheid. Bij krach-
tigen wind kan men in de nabijheid der door
braken ware zandverstuivingen waarnemen,
waardoor nabijgelegen in cultuur zijnde
gronden eveneens worden bedolven en het
daarop geplante of gezaaide groote schade
lijdt of waardeloos wordt.
Indien het opruimings'werk niet spoedig
krachtig ter hand wordt genomen, staat bij
eene intredende voorjaarsdroogte nog eene
aanmerkelijke toeneming van het euvel te
duchten.
De totale te Cuijk opgenomen schade be
draagt ruim f 250.000, ongerekend nog Ijet
herstel van publieke wegen en werken,
waardevermindering van huizen, schade in
tuinbouwbedrijven en fabrieken, en stillig
gen van ondernemingen.
In den nacht van Donderdag op Vrijdag
sloeg tijdens een hevig onweder te Ammer-
zoden de bliksem in de boerderij van J. v. L.,
tengevolge waarvan een zeer groote schuur
met hooi, stroo en vlas en tevens vele land
bouwgereedschappen, een prooi der vlam
men werden.
Bijna al het vee kon gered worden.
Door den storm van de laatste dagen is,
naar uit Lemmer gemeld wordt, aan de in
zee uitstaande netten belangrijke materieele
schade toegebracht en waar ook de belang
rijke vangsten uitblijven, is deze schade des
te gevoeliger. Vrijdagmiddag is te Lemmer
door een sleepboot uit zee binnengebracht
de visscher J. K. Visser ,die door den sormt
overvallen, met gescheurde zeilen hulpeloos
met zijn visschuit tusschen Lemmer en Urk
ronddreef.
Een reiziger, die met den trein van 6 uur
is avonds te Weesp arriveerde, kwam, toen
hij het station verlaten had, tot de ontdek
king, dat hij een b,oekje in den zooeven ver
laten coupé had achtergelaten. Hij snelde
terug naar het perron, sprong over een af-
sluithekje heen, doch kon den bedoelden
coupé niet bereiken, daar hij voor een neer
gelaten afsluitboom in zijn bewegingen be
lemmerd werd. Hij rende daarom met den
trein mede en wist op de Vechtbrug op de
treeplank te springen en in zijn coupé te ko
men.
Tot zijn teleurstelling bemerkte hij echter'
dat het boekje reeds verdwenen was. On
middellijk sprong hij weer uit den trein en
kwam daarbij, wonder boven wonder, zon
der zich te kwetsen, in het zand terecht. Hij
begaf zich weer naar het station alhier en
deelde den chef mede, wat zooeven had
plaats gevonden.
Van het perron af had inmiddels het sta-
tionspersoneel den reiziger gadegeslagen en
de chef, bij wien door een anderen reiziger
het gevonden boekje reeds gedeponeerd was
had daarin gezien wie de eigenaar was en te
lefonisch de politie gewaarschuwd.
De vergeetachtige reiziger werd weder in
het bezit van zijn boekje gesteld, maar kreeg
tegelijkertijd proces-verbaal voor de niet
geoorloofde wijze, waarop hij getracht had
zijn eigendom terug te krijgen.
Uit Heerlen wordt gemeld, dat in de mijn
streek het aantal griep gevallen zich onrust
barend uitbreidt. Vooral in Kerkrade, Chê-
vremont, en Eygelshoven doen zich zeer veie
gevallen voor. Verschillende scholen zijn
gedeeltelijk ontvolkt, terwijl men overweegt
Naar de Tel. verneemt, zal op 26 Maart
de vroegere directeur van het Opvoedings
gesticht „De Glinthorst" terecht staan voor
de Utrechtsche rechtbank, beklaagd van
mishandeling, gepleegd op een aanal kin
deren van de „Glindhorst". Er is een groot
aantal getuigen gedagvaard.
Zichtbare dienstweigering.
„Zichtbare dienstweigering" noemt men
wat de volgende voor den Amsterdamschen
politierechter verschenen beschuldigde ver
toonde.- Vóór hem was nog een niet-ver-
schenen verdachte wegens hetzelfde feit tot
veertien dagen veroordeeld.
De „zichtbare" begint met zijn pet op te
houden. Den veldwachter, die hem daarop
opmerkzaam maakt, hoort hij niet.
Vervolgens gaat de zichtbare dienstwei
geraar met beide handen in de zakken
dwars op de „verdachten-bank" »itten, z'n
best doende zóó te kijken, dat hij er erg
onverschillig uitziet en meer naar den wand
starend dan naar het college.
Als hem verzocht wordt naderbij te ko
men, doet hij eerst of hij van niets weet,
vervolgens locrpt hij, de handen in de zak
ken en opzij kijkend met zwaaiende beenen
de drie schreden, die hem van het hekje
scheiden.
Het is zoo jammer, dat geen hunner ooit
begrijpt dat niemand hen „flinker" vindt
omdat zij hun pet ophouden of brutale ant
woorden geven. Après tout behooren deze
jongelieden tot de zeer weinigen, die voor
een ideaal een langen lijdensweg willen
gaan hoe men ook over dienstweigering
denkt en het beetje sympathie dat ten slotte
elk streven-door-alles-'heen, in staat is te
wekken, verandert in afkeer als de pogin
gen cm „een flinke houding" aan te nemen
ten slotte slechts gebrek aan de meest ele
mentaire begrippen van beleefdheid aan het
licht brengen.
Mr Servatius zei ironisch dat de ver
dachte, als hij het hèèl erg op prijs stelde,
zijn pet op mocht houden
Ook deze jongeman kreeg vijf dagen ge
vangenisstraf.
Op de vraag of hij eventueel boete wilde
betalen, had hij gezegd: „Laat dat maar aan
mij over"....
In de dezer dagen gepubliceerde encycliek
brengt de Heilige Vader in herinnering, hoe
ten alle tijde de Pausen zich interesseerden
voor de verspreiding van het licht des ge-
loofs en van de christelijke beschaving on
der de volken, die gezeten zijn in de duis
ternis des doods.
In Europa en d,e meest verwijderde stre
ken vervulden de priesters door de Pausen
van Rome den wil van den Goddelijken
Verlosser.
Niet weinig heeft tot het opleven van den
missiegeest bijgedragen de apostolische brief
van Paus Benedictus XV van 30 November
1919 over de verspreiding van het Katholiek
geloof in de wereld.
Het zoo heilzaam missiewerk zal worden
voortgezet in het museum der missies, dat
zal worden ondergebracht in het paleis van
Lateranen.
Steeds zal de Heilige Vader bezorgd blij
ven bij-de gedachte, dat tallooze geloovigen
nog van het ware geloof beroofd zijn.
Diegen», die zich niet zou bekommeren
om de ongelukkigen, die nog verwijderd le
ven van Christus, zou zeker tekort komen
aan de christelijke' liefde.
Op een bijzondehe wijze roept hij in het
gebed der kinderen en der religieuzen, om
dat de hemelsche vader niets weigert aan de
zuivere ei# onschuldige zielen. De gewoonte
van zoodanige gebeden zou in de zielen dier
onschuldige kinderen mogelijk de roeping
net apostolaat kunnen opwekken.
De Paus brengt hierbij in herinnering,
welk een groot kwaad de jongste wereld
oorlog heeft aangericht door de missonaris-
sen van de plaatsen hunner heilige ver
moeienissen te verwijderen.
Zijne Heiligheid spoort verder de bis
schoppen aan, de roeping voor het missie
leven aan te kweeken en toe te staan, dat
sommigen van hun geestelijken zich aan het
missieleven wijden.
De Heilige Stoel beschouwt het werk dor
Heilige Kindsheid en dat van den Heiligen
Apostel Petrus als zijn werk. Het eerste
heeft tot doel de kleinen op te voeden tot
liefde voor de ongeloovigen door met hun
spaarpenningen hun verlossing te bewerken.
Het tweede stelt zich tot doel om door mid
del van gebeden en giften bij de inlandsche
jongelingen roeping voor het priesterlijk le
ven aan te kweeken.
Dit werk staat onder bescherming van de
Heilige Theresia van het Kindje Jezus, die,
teneinde de missionarissen te beschermen,
aan den Goddelijken Bruidegom de smarten
van haar lijden aanbood.
Na het bovengenoemd schrijven van Paus
Benedictus XV in herinnering gebracht te
hebben over de plichten der .missionarissen,
zet hij zijn bijzondere gedachten hierom
trent uiteen.
Die gedachten betreffen de vorming van
een inlandsche geestelijkheid. Evenals de
Kerk bij ons zich vormde uit eigen geeste
lijkheid, zoo is het ook noodig, dat dit ge
schiedt bij de heidensche volken. Waarom
zouden wij de inlandsche geestelijkheid ver
hinderen, hun eigèn geboortegrond te culti-
veeren, hetgeen wil zeggen hun eigen volk
te besturen.
Het werk der inlandsche geestelijkheid zal
niet weinig toe bijdragen om het rijk van
Christus nog meer uit te breiden. De kennis
der taal, zooals Paus Benedictus XV zegt en
van het karakter der beidenen zal er niet
weinig toe bijdragen om hen van het ware
geloof te overtuigen. In geval van een of
ander politiek oproer, of als het inlandsche
volk een zekeren graad van beschaving
heeft bereikt, zoodat zij om onafhankelijk te
maken de missionarissen tegelijk met andere
vreemdelingen uit hun land verwijderen, zou
dit voor de Kerk een groote ruïne betee
ken en.
Dit kan verholpen worden, indien er in
landsche roepingen worden aangekweekt.
De Paus beveelt verder op bijzondere
wijze aan de goede opvoeding van de in
landsche geestelijkheid, die zoo zij goed
voorbereid is voor de prediking van de God
delijke wet, de achting zal winnen van de
hooggeplaatsten en geleerden in hun land en
aldus aan het hoofd gesteld zal kunnen
worden van de parochies en diocesen.
De Paus wenscht, dat de oude religieuse
orden, ook in de missielanden nieuwe huizen
stichten, opdat zij door een leven van gebed
den zegen van God over het missiewerk mo
gen a^smeeken.
Teneinde een betere organisatie van het
missiewerk te verkrijgen, herhaalt de H.
Vader hetgeen Paus Benedictus XV z.g.
reeds heeft gezegd omtrent de verzorging
der zieken en de opvoeding der kinderen.
De Paus besluit zijn encycliek met het
inroepen van den bijstand van de Koningin
der Apostelen en verleent ten slotte aan de
bisschoppen, geestelijken en geloovigen' den
apostolischen zegen.
De encycliek, die gedateerd is van 28
Februari, begint met de woorden „Rerum
Ecclesiarum".
Van belang is de opmerking des Pausen,
dat de bisschoppen en geloovigen moeten
zorgen, dat de roepingen voor het missio
narisschap in de hand worden gewerkt,
zonder vrees voor schade voor hun eigen
diocesen, want God zal daarin voorzien of
door groote genaden of door nieuwe roe
pingen.
Te releveeren valt ook de bijzondere na
druk, door den Paus gelegd op de welda
den der instellingen, die ten doel hebben,
de missies te helpen, met name het St, Pe
trus Liefdewerk voor de vorming der
inlandsche geestelijkheid.
Zaterdagmiddag werd op den Overtoom
nabij' den Amsielveenscheweg een vrouw
door de tram gegrepen. Door den schok werd
zij omvergeworpen en kwam zij onder den
wagen terecht. Toen deze was opgevijzeld,
bleek, dat de wielen haar over het onder
lijf waren gegaan. Per autobrancard van den
Gem. Geneeskundigen Dienst werd zij in
hopeloozen toestand naar het Wilhelmina-
gasthuis vervoerd, waar zij kort na de op
name overleed,
In de Kinkerstraat nabij de Ten Kate-
straat is Zaterdagmiddag om kwart voor
drie 'n ernstig ongeval gebeurd. Een 80-jarig
man wilde de trambaan oversteken en lette
niet voldoende op. Toen hij op de baan
was, werd hij plotseling gegrepen door een
motorwagen van lijn 7. De ongelukkige werd
onder den baanruimer gedrukt en men was
genoodzaakt den wagen op te vijzelen om
hem te bevrijden. Hij bleek een ernstige
hoofdwonde gekregen te hebben Per auto
brancard van den Geneeskundigen Dienst
werd hij naar het Wilhelmina-Gasthuis over
gebracht. Daar is hij even na aankomst
overleden.
De melkhandel te Utrecht heeft besloten,
heden, Maandag de' melkprijs met één cent
te verlagen en te brengen op 15 ct. per liter.
Met ingang van Maandag a. s. wordt, in
verband met de daling der melkprijzen te
's-Gravenhage de prijs van het melkbrood
met één cent per acht ons verlaagd.
De Jaarbeursklok zal 9 dezer Handel en
Industrie weer naar Utrecht roepen, maar
het alarmklokje, dat Op, naar de Jaarbeurs!
beet, doet zijn stem reeds hooren.
Het zegt o.a. en tot dusver jokte het
nooit en overdreef zelfs niet. De veertien
de Jaarbeurs belooft zeer blangrijk te wor
den. Het aantal groepen is wederom uit
gebreid; het aantal stands wederom ver
meerderd; nieuwe paviljoens zijn bijgebouwd
moeten worden om al de deelnemers te kun
nen huisvesten en desniettgenstaande zijn
we ruimte te kprt gekomen om alle aan
vragers aan een plaatsje te helpen. Sinds
de 5e beurs (September 1921) heeft nog
geen beurs te Utrecht zulk een omvang ge
had.
Dat klinkt al heel opgewekt en wij ver
heugen ons over dien juichtoon, omdat de
Jaarbeurs toch zeker als graadmeter van
den oeconomischen toestand beteekenis
heeft.
Er zullen op de Voorjaarsbeurs drie zoo
genaamde Vakbeurzen zijn, d.w.z. beurzen
van een bepaalde groep: op de vijfde ver
dieping een meubelbeurs, verder een galan
terie- en een bouwvakbeurs. De voordeelen
eener algemeene beurs, waar men tevens
ook nog andere aanverwante afdeelingen
een kijkje kan nemen en de voordeelen van
een vakburs, waar met speciale vakbelangen
rekening wordt gehouden, zijn op de
Utrechtsche Jaarbeurs in één vereenigd.
Dan zal op de Jaarbeurs nog een speciale
Fransch Secti zijn (vierde verdieping). Ver
schillende Fransche fabrikanten hebben zich
namelijk aaneengesloten voor een gemeen
schappelijke inzending. Men waardeert te
Utrecht deze toenemende belangstelling van
het buitenland zeer en tolken zullen ieder het
bezoek aan deze afdeeling vergemakkelijken.
Zuid-Afrika is er weer en ditmaal met een
prachtige collectie Zuid-Afrikaansche arti
kelen, waarin het fruit natuurlijk een groote
plaats bekleedt.
De Kolonale Afdeeling is er kranig
werk opnieuw in geslaagd, een hoofd
attractie van de Jaarbeurs te worden. Dat
wil wat zeggen voor een veertienden keer. De
Rubber speelt een hoofdrol o.a. in de ten
toonstelling van en Mathis-automobiel met
enkele figuren. Wat aan wagen en inzitten
den van rubber gemaakt kan worden, is
daarvan gemaakt. Dan is er een zeer be
langwekkende inzending van de Gouverne-
ments Vulkanologischen Dienst in Nederl.-
Indië en een demonstratie van de bereiding
der palmolie op Sumatra's Oostkust; verder
een suikerstatistiek en een kaart met Java's
185 suikerfabrieken; een demonstratie van
het gebruik van djatihout voor de beeld
houwkunst met den uitslag van een daarvoor
uitgeschreven prijsvraag; grafieken van den
Ned.-Indischen veestapel en een inzending
van het abattoir te Soerabaja enz. enz.
De Nederlandsche Spoorwegen hebben het
bezoek weer vergemakkelijkt door het ver
strekken van de bekende spoorbons zoowel
op de driedaagsche- als op de één-daagsche
toegangskaart, waardoor de terugreis voor
half geld kan worden afgelegd. Men denke
er aan den spoorbon te laten afstempelen
aan het station van vertrek, want alleen op
aldus afgestempelde spoorbons worden de
retourkaarten voor halven prijs verstrekt.
3 pet. AMSTERDAM 1890.
Scnc 25*
5 pet. Leening 1923 ad f 14.250.000.
Restanten Serie 39 nos. 12 137 185.
CRéDIT FONCIER EGYPTIEN.
In zijn Politiek Overzicht in de Enkhuizer
Courant wijst Prins Joris op een moeilijk
heid bij Kabinetsformatie, waaraan men niet
zoo aanstonds pleegt te denken. Die moei
lijkheid schuilt bij.... de dames!
Hij deelt deze aardige bijzonderheden
mee:
„Nu zijn we er niet blind voor, dat
feitelijk alleen de formateur kan beslissen,
in hoeverre het wenschelijk is publ.citeit
te geven aan de vordering of niet-vordering
van zijne pogingen. Daar is b.v. de weigering
van iemand om een portefeuille te aan
vaarden; die kan de formateur zeker niet
publiceeren, want daardo-or maakt hij dê
kans, dat een ander die zal accepteeren,
iets minder; het licht nu eenmaal in 's men-
schen aard om niet bezonder belust te
zijn op een door een ander versmaad brokje.
En het maakt de vrouw van iemand, d.e
voor minister 'in aanmerking komt, weer
iets .sterker.
De vrouw zeggen onze lezers verwonderd,
maar wat hêeft die er nu mee te maken?
Ons antwoord is: Zeer veel. Trots alle
klachten van onze verkeerde huwelijks
wetgeving en jeremiades over de martiale
macht, is de invloed van de vrouw zeer
grcot, en bij het vormen van een ministerie,
van belang, want onze bevinding is, al heeft
men ook in deze de uitzonderingen, die den
regel bevestigen, dat de meeste Nederland
sche vrouwen liever niet hebben, dat hun
man minister wordt. Zij zien hem liever
niet het object van algemeene critiek wor
den, dat een minister nu eenmaal is; zij
vreezen, dat zij dan op grooteren voet
moeten- gaan leven, zij zien ter tegen op,
dat zij dan aan het Hof zullen moeten
komen, en tegen wat al 'niet meer. En de
degelijke Nederlandsche huisvrouw heeft
ook niet gaarne, dat haar man een eervol
en winstgevend ambt of bedrijf prijs geeft,
voor zooiets ongewis als het m.nisterschap.
Het is best mogelijk, dat onze lezers dit
met verwondering hoorden, maar toch is het
zoo. Wij zouden hiervan voordeelen te
over kunnen aanhalen, maar moeten er
natuurlijk van afzien hier 'levenden te
noemen. Maar wij meenen niet tekort te
schieten in piëteit voor onzen onvergete-
lijken vriend Goeman Borgesius, dien wij
nog dagelijks missen, als wij mededeelen,
dat zijn vrouw er zeer tegen was, dat hij
in 1897 in het Kabinet-Pierson de porte
feuille van Binnenlandsche zaken aanvaard
de. Mevr. Borges.us was een buitengewone
lieve vrouw en de trouwste stut voor haar
man, die zelf de eerste was om te erkennen,
dat hij zonder zijn trouwe levensgezellin het
nooit zoo ver zou hebben gebracht. Maar
zij vond het nu mooi genoeg, dat haar man
het tot invloedrijk Kamerlid had gebracht,
en daarnevens aan het hoofd stond van die
levensverzekeringsmaatschappij, die hij van
een kwijnende tot een van de grootste en
soliedste van Nederland had gemaakt,
waarom moest hij nog meer willen? En
deze redenatie, die in den regel van de
beste en liefderijkste vrouwen komt, wordt
dan nog versterkt als de lieve spreekter
kan wijzen op een ander, die ook gewei
gerd heeft, en dat was bij die gelegenheid
het geval; voor dat Pierson aan Borgesius
vroeg om minister van Binnenlandsche
Zaken in zijn Kabinet te worden, had hij
de portefeuille aan Drucker aangeboden.
Neen, het is voor een formateur niet
raadzaam om te publiceeren wie er bedankt
heeft. Om nog iets te zeggen van den
invloed van de vrouw .bij de formatie, zij
nog het volgende gemeld. Het is ook wel
voorgekomen, dat mijnheer X een porte-
feu.ile weigerde, omdat mijnheer Y. in het
miniterie kwam. Niet, dat hij- iets tegen
mijheer Y. had, maar zijn vrouw had heel
veel tegen mevrouw Y„ en wenschte niet
met haar om te gaan. En een ministerie is,
was althans in onzen tijd, een aaneenge
sloten geheel, waarvan de leden elkaar niet
in' politicis ontmoeten, maar die ook met'
hunne familie met elkaar converseeren.
Er was eens een tusschentijdscbe vaca
ture in een ministerie, doordat de Kamer
de begrooting van een der ministers ver
worpen had. Wij kunnen helaas geen namen
noemen, want het gaat over levenden. De
Premier van het Kabinet had om velerlei
redenen moeite een plaatsvervanger te
vinden, maar eindelijk lukte het ^an toch
Hoe verbaasd was hij, toen hij thu.s kwam,
uit den mond van zijn vrouw te hooren:
„Ik feliciteer je, dat je met de aanvulling
van het ministerie bent gereed gekomen en
dat Die en Die zich bereid verklaard heeft
,n het ministerie toe te treden".
„Lieve mensch, hoe kan jij dat weten?"
vroeg hij min of meer onthutst, „dat is
eerst vanmiddag om 2 uur bepaald, en Die
en Die en zijne vrouw hebben mij verzekerd,
dat zij er met niemand over zouden spre
ken, want eerst hedenavond krijg ik gelegen
heid daarop de goedkeuring van de Kroon
te vragen.
Waarop 't verrassende antwoord kwam:
Hedenmidag om 5 uur, ontmoette ik, van
mijne boodschappen thuis komende, de
vrouw van Die en Die, en die groette mij
met veel meer warmte dan anders, met .ets
in haar blik van: Ik hoor er nu ^weldra ook
bij, zoodat ik dadelijk'begreep hoe de vork
in de steel zat,"
Men ziet, dat er behalve de politieke
moeilijkheden, ook neg andere moeilijkheden-
aan de formatie van een ministerie zitten.
Heeft ook de niet-koopman
de verplichting inzage te ge
ven? Belangrijke verschillen
in de rechten en plichten vóór
en na de aanslagregeling.
Het blijkt meermalen, dat de belasting,
plichligen weinig, of heelemaal niet, bekend
zijn met de juiste strekking der wettelijke
bepalingen ten aanzien van de openstelling
der. boeken voor belastingambtenaren.
Zoo bestaat vaak onzekerheid over de
vraag: Is ook een niet-koopman verplicht
inzage van boekep of andere bescheiden te
verkenen?
De beantwoording daarvan is, naar de
belastingkundige van de Tel. schrijft, af
hankelijk van de vraag, in welk stadium de
aanslagregeling resp. de reclame is geko
men. Wij hebben het oog op de rijksinkoms-
.tenb'riasting en nemen het geval, dat een
niet-koopman (b.v. een advocaat ,een ac-
coutant een rentenier) aangifte deed en
-karna door den Inspecteur of door den
Rijksaccountant uitgenoodigd wordt, boe
ken of andere bescheiden ter inzage te ge
ven, De praktijk leert, dat de belasting
ambtenaren dit verzoek veelal ook aan
niet-kooplieden doen. Toch bestaat voor
dezen de verplichting niet om aan die uit
noodiging gevolg te geven, aangezien art.
70 der wet op de ink.bel. bepaalt, dat al
leen de aangever, die ingevolge, desge
vraagd gehouden is, den voorzitter der
schattingscommissie, den Inspecteur of een
of meer door den voorzitteri of den Inspec
teur aangewezen ambtenaren inzage te ver
kenen van boeken of andere bescheiden,
die tot slaving der aangifte of zijner na
ders beweringen kunnen dienen.
Uit deze wets-beoaling bliikt, dat de in
specteur en de Riiksaccountant .niet het
recht hebben) van den niet-koopman inzage
van boeken te eischen. Deze kan dus zon
der gevaar voor eenige wettelijke repressie
inzage weigeren. Intusschen kan de belas
tingplichtige het zelf soms gewenscht vin
den op het verzoek van den belastingamb
tenaar in te gaan, en de boeken en be
scheiden openstellen.
Daarnaast en daartegenover staat het ge
val, dat de aanslag reeds is opgelegd en
dat de niet-koopman dien aanslag te hoog
vindt en daarom een bezwaarschrift heeft
ingediend. In deze instantie is een ander
artikel van de wet op de ink.bel. geldend,
n.l. art 74, dat zegt, dat de reclamant des
gevraagd, gehouden is den voorzitter der
schattingscommissie of den Inspecteur in
zage te verkenen van boeken of andere
bescheiden, die tot staving zijner bewerin
gen kunnen dienen.
Het is Opmerkelijk, dat hier niet meer ge
sproken wordt van den aangever, die in
gevolge de wet verplicht is boek te hou
den. Daaruit volgt, dat de bewuste ver
plichting niet langer meer beperkt is ge
bleven tot de kooplieden. Alzoo moet ook
4e niet-koopman, wanneer hij beeft gere
clameerd, inzage geven. Het spreekt dat de
niet-koopman djkwiils geen boeken heeft
en ze dan ook niet kan toonen, betgeen
van hem'eerder zal worden aangenomen
4an van den koopman, die ^erplicht is boek
te houden. r
Een tweede opmerketn'k verschil tusschen
art, 70 en 74 is, dat dit laatste niet meer
spreekt van de door den voorzitter of den
Tnsnccteur aangewezen ambtenaren.Dit
heeft tot gevolg, dat de Riiksaccountant na
4e aansla•Wrgeliog geen inzage meer kan
eisohen. Zelfs de koopman kan dan open
stelling van boeken aan dien ambtenaar
weigeren) Het komt meermalen voor, dat
4e Riiksaccountant naar aanlei4ing van een
bezwaarschrift een boeken-onderzoek komt
'nstellen. Men heeft, het recht te weigeren
en het is een concessie van den reclamant,
wanneer hü den accountant -toestaat de
hoeken na te zien.
Ten slotte zü nog de aandacht gevestigd
op het volgepde verschil tusschen genoem
de artikelen: art. 74 spreekt niet meer valï
riaving der aang'Re doch alleen van staving
4er nadere beweringen. De reclamant, die
•'ets beweerd beeft, zal "inzage van boeken
of bescheiden moeten geven, die bedoelde
bewering staven. Zou de Inspecteur inzage
vorderen van boeken 4ie niets met die be
wering te maken hebben zoo kan de re
clamant de inzage van de boeken enz,, die
niet ter zake dienende zijn, weigeren.
Voorbereiding van de Nederlandsche
deelname.
Korten tijd geleden heeft de Minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw een
commissie benoemd, ten behoeve van de
Nederlandsche deelname aan het Derde
Wereld-Pluimveecongres met tentoonstel
ling, welke gehouden zullen worden in Juli
1927, te Ottowa. de regeeringszetel van Cana
da.
Deze commissie, dife inmiddels hare werk
zaamheden heeft aangevangen, bestaat uit
de heeren B. Wilton, voorzitter ir. G. J.
Kakebeeke, vice-voorzitterG. J. A. A.
baron van Heemstra, penningmeesterC.
S. Th', van Gink, secretaris prf. dr. de
Blieck, mr. H. W. J. Sannes, dr. B. J. C. te
Hennepen, ir. W. Knol, M. J. Visser, J.
Mantel, P. H. Burgers en J. Breukers, leden.
Ter bevordering van een vlugge afdoe
ning van zaken zijn een tweetal sub-fcommis-
sies gevormd, welke binnenkort bij de com
missie met voorstellen en gegevens zullen
komen.
Deze sub-scommissies zijn i
1. Sub-commissie voor de prae-advie-
zen
2. Sub-commissie voor de inzending van
levend en dood materiaal op de aan het Con
gres verbonden Wereld-pluimveententoon-
stelling.
Hoewel door den grooten afstand tusschen
Nederland en Canada een krachtige Neder
landsche deelname bemoeilijkt wordt, zal de
commissie toch naar gemeld wordt al
het mogelijke in het werk stellen, ten einde
een zoo goed mogelijke vertegenwoordiging
van ons land te Ottowa in Juli 1927 te be
werkstelligen.
Majoor Schulman en eenige andere of"
ficieren van het Nederlandsch-Indische leger
zijn naar Denemarken vertrokken voor den
aankqpp van machinegeweren voor het leget
in Nederl.-Indië.