Het N. A. S. en de rcode vak-internationale. Arbiedsgeschillentvet. Werktijden in de mijnen. Onder het hooi bedolven. RECHTZAKEN. GEMENGD NIEUWS. Twee boerderijen in de asch gelegd. Zandverstuivingen in het overstroomingsgebied. Het hemelvurr. Het stormweer op zee. Een dure treinreis. Talrijke griepgevallen in de mijnstreek. Mishandeling op de Glindhorst Voor den Amsterdamschen Politierechter. KERK EN SCHOOL. De nieuwe Pauselijke Encycliek over de Missie. AMSTERDAMSCH NIEUWS. Doodelijke verkeersongevallen. HANDEL EN NIJVERHEID. Weer melkprijsverlaging te Utrecht. Broodprijsverlaging in den Haag. De veertiende Jaarbeurs. FINANCIËN. UITLOTINGEN. Trekking van 3 Maart 1926. 138 550 562 775 1235 1330 1385 1497 1505 1700 1707 1786 1816 1894 2066 2290 2329 2693 2762 2779 281.2 2955 2667 30Ó9 3174 3474 3471 3584 3525 3725 3732 3920 3957 4165 4544 4626 5000 5054 5124 5126 5152 5189 5352 5410 5500 5555 5745 5747 5989 5995. Aflosbaar h pari 1 April 1926 bij de Neder landsche Bank. Restanten 2165 2209 2965 4335. 5 y2 pet. Leening 1922, ad f 14.625.000. 3 pet. Leening 1886. Trekking van 15 Februari 1926. No. 380587 frs. 50.000; nos. 13490 18836 22815 46845 12507 102608 108514 122969 130975 170703 186878 234326 236381 256783 262234 270099 275844 303473 335609 348191 355116 377917 394128 397072 397895 frs. 1000. 3 pet. Leening 1903. Rrekking van 15 Februari 1926. No. 778706 frs. 50.000; nos. 431073 440745 481702 500549 519375 531056 533494 535443 554266 564573 565794 585099 591945 606785 618207 634680 638747 651732 669901 672377 701782 720891 788027 890242 793915 frs. 1000. 3 pet. Leening 1911. Trekking van 15 Februari 1926. No. 121617 frs. 50.000; no. 8425 frs. 5000; nos. 8671 27421 52555 58517 70987 72392 74081 163861 165899 207932 233447 242435 247761 261523 267048 280227 290921 299154 327026 338553 368733 378248 387763 399052 Betaalbaar 1 Maart 1926. UIT DE PERS. Ministers en hun ega's KUNST EN KENNIS. Inzage van boeken door belastingambtenaren LANDBOUW EN VISSCHERIJ. Wereld-pluimveecongres en tentoonstelling te Ottawa. LEGER EN VLOOT. Militaire bestellingen in Denemarken. V Het congresbeslnit tot aansluiting bekrachtigd. Uit Amsterdam wordt gemeld: Per referendum hebben de leden van het Nationaal Arbeidssecretariaat met groote meerderheid ran stemmen het congresbe- shiit voor aansluiting bij de Roode V ak-In- ternationale te Moskou bekrachtigd. Het le dental van het N.A.S. bedroeg op 1 Januari 1.1. 14.099 tegen 14.050 op 1 Januari 1925. Het jongste nummer van Anti-Revolutio? raire Staatkunde opent met een artikel van Mr. S. de Vries Czn., over de Arbeids geschillen-wet, haar ontstaan, haar be teekenis en haar uitwerking. De schrijver stelt voorop, dat de wet slechts een bescheiden poging is om den socialen vrede te bevorderen en dat de Regeering zelve de beteekenis ervan ze ker niet te veel heeft opgeblazen* In de Memorie van Antwoord op het ontwerp erkende zij, dat niet alle geschillen zul len kunnen worden voorkomen, of be slecht. Maar wel meende zij te mogen verwachten, dat, als eenmaal de spe ciale organen, met de bemiddeling belast er zouden zijn, gunstige resultaten mochten worden verwacht ten aanzien van de beper king van het aantal, den duur en den om vang van uitsluitingen. De uitkomst heeft deze verwachting niet beschaamd, al vond het ontwerp in de Kamer geen onverdeelde instemming en zelfs ter Linkerzijde, waar slechts de Vrijzinnig-Democraten van harte met het ontwerp meegingen, tamelijk veel bestrij ding, De oud-liberale 'afgevaardigde mej. mr. Van Dorp was er tegen. Iets minder fel maar toch ook principieel de Vrijheidsbond. De sociaal-democraten toonden zich in hun houding eenigszins sceptisch. Het instituut van den Rijksbeniddelaar ontmoette bij de ze partijen bedenking. Art. 6 van het ont werp bepaalde, dat de Rijksbemiddelaar zou trachten het geschil in der minne bij te leggen. Maar de sociaal-democraten bleken van oorde,el, dat dit te ver ging. Dat moest eruit ett zij stelden voor, dat de Rijksbe middelaar alleen informeerde of de strijden de partijen mischien ook een bemiddelings- raad, of een scheidsgerecht wenschten, of misschien ook een bizonder bemiddelaar, ais hoedanig zij dan, desgewenscht, den Rijksbemiddelaar zouden kunnen kiezen. Hun araendement werd aangenomen. Jam mer genoeg, zegt mr. de Vries, al moet er direct worden bijgevoegd, dat die aanneming in de practijk niet veel kwaad heeft ge daan, daar de practijk er zich niet veel van heeft aangetrokken. „Al direct in het belangrijke conflict in de Twentsche Textielindustrie werd de Rijksbemiddelaar, de heer van Ysselstein, als het ware genoopt, zelf een voorstel te doen tot bijlegging van het geschil. En met goed resultaat. Het werd aanvaard en de staking was weldra geëindigd, na veel ellen de veroorzaakt te hebben. Wel heeft de heer Albarda den Minister 'gevraagd, of de Rijksbemiddelaar zijn bevoegdheid niet overschreden had, doch de Minister heeft den Rijksbemiddelaar gedekt; o.i. terecht. Wel is door aanneming van het amende ment-Schaper de uitdrukkelijke bevoegdheid om zelf een poging tot bijlegging van het geschil te doen uit het artikel verwijderd', doch een verbod om het te doen is er niet ingebracht. En gelukkig! Partijen werischen ia den regel zelf, dat de Rijksbemiddelaar een voorstel zal doen, in ieder geval, dat hij zijn meening over het geschil onomwon den zal uitspreken. Nog niet eenmaal is een voorstel om het geschil aan het oordeel yan een bemiddelingsraad of een arbitrage commissie te onderwerpen, aangenomen. De strijdende partijen wenschen dien lan gen weg niet. Het zou ook vaak niet gemak kelijk vallen deze commissie of dezen raad zoo samen te stellen, dat belde partijen er zich mede zouden vereenigen." In het allereerste geschil, dat ik te be handelen kreeg,, gaat de schrijver voort de uitnoodiging daartoe kwam op den dag zelve, dat de beëediging had plaats ge had „hoorden partijen er vreemd van op, dat ik zelf geen bemiddelingsvoorstel mocht doen; ik was toen nog onder den indruk van het^ aangenomen amendement-Schaper; later is deze indruk door het antwoord van minister Aalberse aan den heer Albarda weggenomen. De arbeiders vroegen, waar om ik dan Rijksbemiddelaar heette, als ik geen bemiddelingsvoorstel doen mocht!" De Rechterzijde konr 'zich over het alge meen met het wetsvoorstel vereenigen. En men stelde zich daarbij op het standpunt, dat de Overheid zich heeft te onthouden, zoolang de zaken in de maatschappij be hoorlijk gaan; doch dat ze, ontstaan of drei gen er misstanden, die het maatschappelijk leven ernstig zouden benadeelen, heeft in te grijpen, totdat haar ingrijpen niet meer noodig is. Aan dezen eisch, zegt de heer de Vries, schijnt mij de Arbeidsgeschillenwet te vol doen. -• „De Regeering heeft bij het bepalen der grenzen van haar ingrijpen moeten kiezen tusschen dwang en advies. Zuiver advisee- rend konden vroeger reeds de Kamers van Arbeid optreden. Deze invloed is op stakin gen en uitsluitingen echter zeer gering ge bleven. Slechts in een enkel opzicht heeft de Wet thans het element van dwang op genomen, nj. door strafbedreiging voor te schrijven, dat partijen voor den Rijksbemid delaar moeten verschijnen tot het geven van inlichtingen en dat partijen, getuigen en deskundigen moeten verschijnen voor den bemiddelingsraad en voor het scheidsgerecht (art. 57). De straf is maximaal 60 boete. Maar overigens is, behoudens wat het en quêterecht betreft, de geheele wet geba seerd op het beginsel der vrijheid: de Rijks bemiddelaars worden ter beschikking ge steld; men is niet verplicht, van hun be middeling gebruik te maken, noch hunne ad viezen op te volgen. De practijk zal moeten leeren of het maatschappelijk gevaar, dat van stakingen en uitsluitingen dreigt, hier door genoeg bezworen wordt.'De wet ver wacht dat van de publieke opinie in dezen belangrijke invloed zal uitgaan. Zonder twij fel is deze bij ons een factor van groote beteekenis." Alleen voor conflicten van eenigen om vang gel4t de wet; minstens 50 arbeiders moeien er bij betrokken zijn. In rechtsge schillen mengt de Rijksbemiddelaar zich niet; daarvoor blijft de gewone burgerlijke rechter aangewezen. Ook onthoudt de Rijksbemiddelaar zich, indien partijen reeds eigen bemiddelaars, bemiddelingsraden of scheidsgerechten bezitten, ^tenzij deze blijk baar niet gekend zullen worden of ver- geefsche pogingen hebben gedaan om het geschil bij te leggen. De meeste oppsositie is In de Kamers ge voerd tegen het hoofdstuk, waarin een en quête wordt mogelijk gemaakt. Voor zulk lïvm een enquête kan de minister van Arbeid een commissie instellen, wanneer een ge schil in ernstige mate het algemeen belang dreigt te schaden, er minstens 300 arbeiders bij het geschil betrokken zijn en men het niet op andere wijze heeft kunnen beëindi gen. De dwang gaat hier verder, dan in het eerder genoemde geval, en men vond dit bedenkelijk, ook met het oog op de be voegdheden aan de commissie toegekend. De bezwaren waren echter meest hypo thetisch, schrijft mr. de Vries, en de enquête zal meer als preventief middel werken. De wet heeft het onderzoek bovendien met vele waarborgen omtrent geheimhouding omge ven. En in conflicten, waarin tot nu toe van de zijde der ondernemers inzage der boe ken werd aangeboden, werd er door de tegenpartij weinig waarde aan ghecht. In andere landen is men, zooals de schrij ver memoreert, veel verder gegaan. En hij besluit: „De stappen, die de Nederlandsche Over heid op dit gebied doet, zijn zeer beschei den. De toekomst zal leeren of hiermede zal kunnen worden volstaan. Ook deze be scheiden poging zal echter, verstandig in practijk gebracht, belangrijk kunnen bijdra gen tot bevordering van den socialen vrede en is van anti-revolutionnair standpunt toe te juichen." De werking der wet zal ongetwijfeld reeds vele oude bestrijders hebben bekeerd. De Alg. Bond van Christelijke Mijnwer kers heeft aan de Directie der Staatsmijnen een schrijven gericht, waarin nogmaals ver zocht wordt, op dagen voor Christelijke feestdagen den zes-urigen werkdag voor ondergrondsche mijnwerkers te willen in- deze voor eenige dagen te sluiten, om verdere besmefting te voorkomen. Op de mijn Laura en de Dominiale mijn is circa 8 van het aantal arbeiders aangetast. De ziekte is ditmaal niet kwaadaardig na enkele dagen herstelt de patiënt. Doodelijke gevallen deden zich nog niet voor. Zaterdagmorgen wilde de 19-jarige doch ter van de weduwe Veltman, te Rheezer- veen (O.) hooi uit een hooiberg halen. De berg stortte in, waardoor de dochter onder het hooi bedolven geraakte. Toen het meisje onder onder weggehaald werd, bleek zij reeds te zijn gestikt. Vrijdagnamiddag, circa vijf uur ontstond door onbekende oorzaak bij éen landbouwer G. Meijerink in de buurtschap-Engeland te Beekbergen (Geld.) een brand, dien de Beekberger brandweer niet kon meester worden, zoodat niet alleen het eigendom van M. geheel afbrandde, maar de vlammen, aangewakkerd door den wind, ook de boerderij van den landbouwer W. A. Sonius aantast ten. Ook deze boerderij brandde tot den grond toe af. Van beide boerenwoningen werden slechts enkele koeien en een paar paarden gered. De Apeldoornsche brandweer gelukte het den brand om ongeveer 10 uur te blus schen. Verzekering denkt bij beiden gedeel telijk de schade. Uit Cuijk wordt gemeld De vrees, dat de onder zand bedolven akkers spoedig ernstiger hinder en nadeel zouden gaan opleveren voor de omliggende teelgronden, wordt bewaarheid. Bij krach- tigen wind kan men in de nabijheid der door braken ware zandverstuivingen waarnemen, waardoor nabijgelegen in cultuur zijnde gronden eveneens worden bedolven en het daarop geplante of gezaaide groote schade lijdt of waardeloos wordt. Indien het opruimings'werk niet spoedig krachtig ter hand wordt genomen, staat bij eene intredende voorjaarsdroogte nog eene aanmerkelijke toeneming van het euvel te duchten. De totale te Cuijk opgenomen schade be draagt ruim f 250.000, ongerekend nog Ijet herstel van publieke wegen en werken, waardevermindering van huizen, schade in tuinbouwbedrijven en fabrieken, en stillig gen van ondernemingen. In den nacht van Donderdag op Vrijdag sloeg tijdens een hevig onweder te Ammer- zoden de bliksem in de boerderij van J. v. L., tengevolge waarvan een zeer groote schuur met hooi, stroo en vlas en tevens vele land bouwgereedschappen, een prooi der vlam men werden. Bijna al het vee kon gered worden. Door den storm van de laatste dagen is, naar uit Lemmer gemeld wordt, aan de in zee uitstaande netten belangrijke materieele schade toegebracht en waar ook de belang rijke vangsten uitblijven, is deze schade des te gevoeliger. Vrijdagmiddag is te Lemmer door een sleepboot uit zee binnengebracht de visscher J. K. Visser ,die door den sormt overvallen, met gescheurde zeilen hulpeloos met zijn visschuit tusschen Lemmer en Urk ronddreef. Een reiziger, die met den trein van 6 uur is avonds te Weesp arriveerde, kwam, toen hij het station verlaten had, tot de ontdek king, dat hij een b,oekje in den zooeven ver laten coupé had achtergelaten. Hij snelde terug naar het perron, sprong over een af- sluithekje heen, doch kon den bedoelden coupé niet bereiken, daar hij voor een neer gelaten afsluitboom in zijn bewegingen be lemmerd werd. Hij rende daarom met den trein mede en wist op de Vechtbrug op de treeplank te springen en in zijn coupé te ko men. Tot zijn teleurstelling bemerkte hij echter' dat het boekje reeds verdwenen was. On middellijk sprong hij weer uit den trein en kwam daarbij, wonder boven wonder, zon der zich te kwetsen, in het zand terecht. Hij begaf zich weer naar het station alhier en deelde den chef mede, wat zooeven had plaats gevonden. Van het perron af had inmiddels het sta- tionspersoneel den reiziger gadegeslagen en de chef, bij wien door een anderen reiziger het gevonden boekje reeds gedeponeerd was had daarin gezien wie de eigenaar was en te lefonisch de politie gewaarschuwd. De vergeetachtige reiziger werd weder in het bezit van zijn boekje gesteld, maar kreeg tegelijkertijd proces-verbaal voor de niet geoorloofde wijze, waarop hij getracht had zijn eigendom terug te krijgen. Uit Heerlen wordt gemeld, dat in de mijn streek het aantal griep gevallen zich onrust barend uitbreidt. Vooral in Kerkrade, Chê- vremont, en Eygelshoven doen zich zeer veie gevallen voor. Verschillende scholen zijn gedeeltelijk ontvolkt, terwijl men overweegt Naar de Tel. verneemt, zal op 26 Maart de vroegere directeur van het Opvoedings gesticht „De Glinthorst" terecht staan voor de Utrechtsche rechtbank, beklaagd van mishandeling, gepleegd op een aanal kin deren van de „Glindhorst". Er is een groot aantal getuigen gedagvaard. Zichtbare dienstweigering. „Zichtbare dienstweigering" noemt men wat de volgende voor den Amsterdamschen politierechter verschenen beschuldigde ver toonde.- Vóór hem was nog een niet-ver- schenen verdachte wegens hetzelfde feit tot veertien dagen veroordeeld. De „zichtbare" begint met zijn pet op te houden. Den veldwachter, die hem daarop opmerkzaam maakt, hoort hij niet. Vervolgens gaat de zichtbare dienstwei geraar met beide handen in de zakken dwars op de „verdachten-bank" »itten, z'n best doende zóó te kijken, dat hij er erg onverschillig uitziet en meer naar den wand starend dan naar het college. Als hem verzocht wordt naderbij te ko men, doet hij eerst of hij van niets weet, vervolgens locrpt hij, de handen in de zak ken en opzij kijkend met zwaaiende beenen de drie schreden, die hem van het hekje scheiden. Het is zoo jammer, dat geen hunner ooit begrijpt dat niemand hen „flinker" vindt omdat zij hun pet ophouden of brutale ant woorden geven. Après tout behooren deze jongelieden tot de zeer weinigen, die voor een ideaal een langen lijdensweg willen gaan hoe men ook over dienstweigering denkt en het beetje sympathie dat ten slotte elk streven-door-alles-'heen, in staat is te wekken, verandert in afkeer als de pogin gen cm „een flinke houding" aan te nemen ten slotte slechts gebrek aan de meest ele mentaire begrippen van beleefdheid aan het licht brengen. Mr Servatius zei ironisch dat de ver dachte, als hij het hèèl erg op prijs stelde, zijn pet op mocht houden Ook deze jongeman kreeg vijf dagen ge vangenisstraf. Op de vraag of hij eventueel boete wilde betalen, had hij gezegd: „Laat dat maar aan mij over".... In de dezer dagen gepubliceerde encycliek brengt de Heilige Vader in herinnering, hoe ten alle tijde de Pausen zich interesseerden voor de verspreiding van het licht des ge- loofs en van de christelijke beschaving on der de volken, die gezeten zijn in de duis ternis des doods. In Europa en d,e meest verwijderde stre ken vervulden de priesters door de Pausen van Rome den wil van den Goddelijken Verlosser. Niet weinig heeft tot het opleven van den missiegeest bijgedragen de apostolische brief van Paus Benedictus XV van 30 November 1919 over de verspreiding van het Katholiek geloof in de wereld. Het zoo heilzaam missiewerk zal worden voortgezet in het museum der missies, dat zal worden ondergebracht in het paleis van Lateranen. Steeds zal de Heilige Vader bezorgd blij ven bij-de gedachte, dat tallooze geloovigen nog van het ware geloof beroofd zijn. Diegen», die zich niet zou bekommeren om de ongelukkigen, die nog verwijderd le ven van Christus, zou zeker tekort komen aan de christelijke' liefde. Op een bijzondehe wijze roept hij in het gebed der kinderen en der religieuzen, om dat de hemelsche vader niets weigert aan de zuivere ei# onschuldige zielen. De gewoonte van zoodanige gebeden zou in de zielen dier onschuldige kinderen mogelijk de roeping net apostolaat kunnen opwekken. De Paus brengt hierbij in herinnering, welk een groot kwaad de jongste wereld oorlog heeft aangericht door de missonaris- sen van de plaatsen hunner heilige ver moeienissen te verwijderen. Zijne Heiligheid spoort verder de bis schoppen aan, de roeping voor het missie leven aan te kweeken en toe te staan, dat sommigen van hun geestelijken zich aan het missieleven wijden. De Heilige Stoel beschouwt het werk dor Heilige Kindsheid en dat van den Heiligen Apostel Petrus als zijn werk. Het eerste heeft tot doel de kleinen op te voeden tot liefde voor de ongeloovigen door met hun spaarpenningen hun verlossing te bewerken. Het tweede stelt zich tot doel om door mid del van gebeden en giften bij de inlandsche jongelingen roeping voor het priesterlijk le ven aan te kweeken. Dit werk staat onder bescherming van de Heilige Theresia van het Kindje Jezus, die, teneinde de missionarissen te beschermen, aan den Goddelijken Bruidegom de smarten van haar lijden aanbood. Na het bovengenoemd schrijven van Paus Benedictus XV in herinnering gebracht te hebben over de plichten der .missionarissen, zet hij zijn bijzondere gedachten hierom trent uiteen. Die gedachten betreffen de vorming van een inlandsche geestelijkheid. Evenals de Kerk bij ons zich vormde uit eigen geeste lijkheid, zoo is het ook noodig, dat dit ge schiedt bij de heidensche volken. Waarom zouden wij de inlandsche geestelijkheid ver hinderen, hun eigèn geboortegrond te culti- veeren, hetgeen wil zeggen hun eigen volk te besturen. Het werk der inlandsche geestelijkheid zal niet weinig toe bijdragen om het rijk van Christus nog meer uit te breiden. De kennis der taal, zooals Paus Benedictus XV zegt en van het karakter der beidenen zal er niet weinig toe bijdragen om hen van het ware geloof te overtuigen. In geval van een of ander politiek oproer, of als het inlandsche volk een zekeren graad van beschaving heeft bereikt, zoodat zij om onafhankelijk te maken de missionarissen tegelijk met andere vreemdelingen uit hun land verwijderen, zou dit voor de Kerk een groote ruïne betee ken en. Dit kan verholpen worden, indien er in landsche roepingen worden aangekweekt. De Paus beveelt verder op bijzondere wijze aan de goede opvoeding van de in landsche geestelijkheid, die zoo zij goed voorbereid is voor de prediking van de God delijke wet, de achting zal winnen van de hooggeplaatsten en geleerden in hun land en aldus aan het hoofd gesteld zal kunnen worden van de parochies en diocesen. De Paus wenscht, dat de oude religieuse orden, ook in de missielanden nieuwe huizen stichten, opdat zij door een leven van gebed den zegen van God over het missiewerk mo gen a^smeeken. Teneinde een betere organisatie van het missiewerk te verkrijgen, herhaalt de H. Vader hetgeen Paus Benedictus XV z.g. reeds heeft gezegd omtrent de verzorging der zieken en de opvoeding der kinderen. De Paus besluit zijn encycliek met het inroepen van den bijstand van de Koningin der Apostelen en verleent ten slotte aan de bisschoppen, geestelijken en geloovigen' den apostolischen zegen. De encycliek, die gedateerd is van 28 Februari, begint met de woorden „Rerum Ecclesiarum". Van belang is de opmerking des Pausen, dat de bisschoppen en geloovigen moeten zorgen, dat de roepingen voor het missio narisschap in de hand worden gewerkt, zonder vrees voor schade voor hun eigen diocesen, want God zal daarin voorzien of door groote genaden of door nieuwe roe pingen. Te releveeren valt ook de bijzondere na druk, door den Paus gelegd op de welda den der instellingen, die ten doel hebben, de missies te helpen, met name het St, Pe trus Liefdewerk voor de vorming der inlandsche geestelijkheid. Zaterdagmiddag werd op den Overtoom nabij' den Amsielveenscheweg een vrouw door de tram gegrepen. Door den schok werd zij omvergeworpen en kwam zij onder den wagen terecht. Toen deze was opgevijzeld, bleek, dat de wielen haar over het onder lijf waren gegaan. Per autobrancard van den Gem. Geneeskundigen Dienst werd zij in hopeloozen toestand naar het Wilhelmina- gasthuis vervoerd, waar zij kort na de op name overleed, In de Kinkerstraat nabij de Ten Kate- straat is Zaterdagmiddag om kwart voor drie 'n ernstig ongeval gebeurd. Een 80-jarig man wilde de trambaan oversteken en lette niet voldoende op. Toen hij op de baan was, werd hij plotseling gegrepen door een motorwagen van lijn 7. De ongelukkige werd onder den baanruimer gedrukt en men was genoodzaakt den wagen op te vijzelen om hem te bevrijden. Hij bleek een ernstige hoofdwonde gekregen te hebben Per auto brancard van den Geneeskundigen Dienst werd hij naar het Wilhelmina-Gasthuis over gebracht. Daar is hij even na aankomst overleden. De melkhandel te Utrecht heeft besloten, heden, Maandag de' melkprijs met één cent te verlagen en te brengen op 15 ct. per liter. Met ingang van Maandag a. s. wordt, in verband met de daling der melkprijzen te 's-Gravenhage de prijs van het melkbrood met één cent per acht ons verlaagd. De Jaarbeursklok zal 9 dezer Handel en Industrie weer naar Utrecht roepen, maar het alarmklokje, dat Op, naar de Jaarbeurs! beet, doet zijn stem reeds hooren. Het zegt o.a. en tot dusver jokte het nooit en overdreef zelfs niet. De veertien de Jaarbeurs belooft zeer blangrijk te wor den. Het aantal groepen is wederom uit gebreid; het aantal stands wederom ver meerderd; nieuwe paviljoens zijn bijgebouwd moeten worden om al de deelnemers te kun nen huisvesten en desniettgenstaande zijn we ruimte te kprt gekomen om alle aan vragers aan een plaatsje te helpen. Sinds de 5e beurs (September 1921) heeft nog geen beurs te Utrecht zulk een omvang ge had. Dat klinkt al heel opgewekt en wij ver heugen ons over dien juichtoon, omdat de Jaarbeurs toch zeker als graadmeter van den oeconomischen toestand beteekenis heeft. Er zullen op de Voorjaarsbeurs drie zoo genaamde Vakbeurzen zijn, d.w.z. beurzen van een bepaalde groep: op de vijfde ver dieping een meubelbeurs, verder een galan terie- en een bouwvakbeurs. De voordeelen eener algemeene beurs, waar men tevens ook nog andere aanverwante afdeelingen een kijkje kan nemen en de voordeelen van een vakburs, waar met speciale vakbelangen rekening wordt gehouden, zijn op de Utrechtsche Jaarbeurs in één vereenigd. Dan zal op de Jaarbeurs nog een speciale Fransch Secti zijn (vierde verdieping). Ver schillende Fransche fabrikanten hebben zich namelijk aaneengesloten voor een gemeen schappelijke inzending. Men waardeert te Utrecht deze toenemende belangstelling van het buitenland zeer en tolken zullen ieder het bezoek aan deze afdeeling vergemakkelijken. Zuid-Afrika is er weer en ditmaal met een prachtige collectie Zuid-Afrikaansche arti kelen, waarin het fruit natuurlijk een groote plaats bekleedt. De Kolonale Afdeeling is er kranig werk opnieuw in geslaagd, een hoofd attractie van de Jaarbeurs te worden. Dat wil wat zeggen voor een veertienden keer. De Rubber speelt een hoofdrol o.a. in de ten toonstelling van en Mathis-automobiel met enkele figuren. Wat aan wagen en inzitten den van rubber gemaakt kan worden, is daarvan gemaakt. Dan is er een zeer be langwekkende inzending van de Gouverne- ments Vulkanologischen Dienst in Nederl.- Indië en een demonstratie van de bereiding der palmolie op Sumatra's Oostkust; verder een suikerstatistiek en een kaart met Java's 185 suikerfabrieken; een demonstratie van het gebruik van djatihout voor de beeld houwkunst met den uitslag van een daarvoor uitgeschreven prijsvraag; grafieken van den Ned.-Indischen veestapel en een inzending van het abattoir te Soerabaja enz. enz. De Nederlandsche Spoorwegen hebben het bezoek weer vergemakkelijkt door het ver strekken van de bekende spoorbons zoowel op de driedaagsche- als op de één-daagsche toegangskaart, waardoor de terugreis voor half geld kan worden afgelegd. Men denke er aan den spoorbon te laten afstempelen aan het station van vertrek, want alleen op aldus afgestempelde spoorbons worden de retourkaarten voor halven prijs verstrekt. 3 pet. AMSTERDAM 1890. Scnc 25* 5 pet. Leening 1923 ad f 14.250.000. Restanten Serie 39 nos. 12 137 185. CRéDIT FONCIER EGYPTIEN. In zijn Politiek Overzicht in de Enkhuizer Courant wijst Prins Joris op een moeilijk heid bij Kabinetsformatie, waaraan men niet zoo aanstonds pleegt te denken. Die moei lijkheid schuilt bij.... de dames! Hij deelt deze aardige bijzonderheden mee: „Nu zijn we er niet blind voor, dat feitelijk alleen de formateur kan beslissen, in hoeverre het wenschelijk is publ.citeit te geven aan de vordering of niet-vordering van zijne pogingen. Daar is b.v. de weigering van iemand om een portefeuille te aan vaarden; die kan de formateur zeker niet publiceeren, want daardo-or maakt hij dê kans, dat een ander die zal accepteeren, iets minder; het licht nu eenmaal in 's men- schen aard om niet bezonder belust te zijn op een door een ander versmaad brokje. En het maakt de vrouw van iemand, d.e voor minister 'in aanmerking komt, weer iets .sterker. De vrouw zeggen onze lezers verwonderd, maar wat hêeft die er nu mee te maken? Ons antwoord is: Zeer veel. Trots alle klachten van onze verkeerde huwelijks wetgeving en jeremiades over de martiale macht, is de invloed van de vrouw zeer grcot, en bij het vormen van een ministerie, van belang, want onze bevinding is, al heeft men ook in deze de uitzonderingen, die den regel bevestigen, dat de meeste Nederland sche vrouwen liever niet hebben, dat hun man minister wordt. Zij zien hem liever niet het object van algemeene critiek wor den, dat een minister nu eenmaal is; zij vreezen, dat zij dan op grooteren voet moeten- gaan leven, zij zien ter tegen op, dat zij dan aan het Hof zullen moeten komen, en tegen wat al 'niet meer. En de degelijke Nederlandsche huisvrouw heeft ook niet gaarne, dat haar man een eervol en winstgevend ambt of bedrijf prijs geeft, voor zooiets ongewis als het m.nisterschap. Het is best mogelijk, dat onze lezers dit met verwondering hoorden, maar toch is het zoo. Wij zouden hiervan voordeelen te over kunnen aanhalen, maar moeten er natuurlijk van afzien hier 'levenden te noemen. Maar wij meenen niet tekort te schieten in piëteit voor onzen onvergete- lijken vriend Goeman Borgesius, dien wij nog dagelijks missen, als wij mededeelen, dat zijn vrouw er zeer tegen was, dat hij in 1897 in het Kabinet-Pierson de porte feuille van Binnenlandsche zaken aanvaard de. Mevr. Borges.us was een buitengewone lieve vrouw en de trouwste stut voor haar man, die zelf de eerste was om te erkennen, dat hij zonder zijn trouwe levensgezellin het nooit zoo ver zou hebben gebracht. Maar zij vond het nu mooi genoeg, dat haar man het tot invloedrijk Kamerlid had gebracht, en daarnevens aan het hoofd stond van die levensverzekeringsmaatschappij, die hij van een kwijnende tot een van de grootste en soliedste van Nederland had gemaakt, waarom moest hij nog meer willen? En deze redenatie, die in den regel van de beste en liefderijkste vrouwen komt, wordt dan nog versterkt als de lieve spreekter kan wijzen op een ander, die ook gewei gerd heeft, en dat was bij die gelegenheid het geval; voor dat Pierson aan Borgesius vroeg om minister van Binnenlandsche Zaken in zijn Kabinet te worden, had hij de portefeuille aan Drucker aangeboden. Neen, het is voor een formateur niet raadzaam om te publiceeren wie er bedankt heeft. Om nog iets te zeggen van den invloed van de vrouw .bij de formatie, zij nog het volgende gemeld. Het is ook wel voorgekomen, dat mijnheer X een porte- feu.ile weigerde, omdat mijnheer Y. in het miniterie kwam. Niet, dat hij- iets tegen mijheer Y. had, maar zijn vrouw had heel veel tegen mevrouw Y„ en wenschte niet met haar om te gaan. En een ministerie is, was althans in onzen tijd, een aaneenge sloten geheel, waarvan de leden elkaar niet in' politicis ontmoeten, maar die ook met' hunne familie met elkaar converseeren. Er was eens een tusschentijdscbe vaca ture in een ministerie, doordat de Kamer de begrooting van een der ministers ver worpen had. Wij kunnen helaas geen namen noemen, want het gaat over levenden. De Premier van het Kabinet had om velerlei redenen moeite een plaatsvervanger te vinden, maar eindelijk lukte het ^an toch Hoe verbaasd was hij, toen hij thu.s kwam, uit den mond van zijn vrouw te hooren: „Ik feliciteer je, dat je met de aanvulling van het ministerie bent gereed gekomen en dat Die en Die zich bereid verklaard heeft ,n het ministerie toe te treden". „Lieve mensch, hoe kan jij dat weten?" vroeg hij min of meer onthutst, „dat is eerst vanmiddag om 2 uur bepaald, en Die en Die en zijne vrouw hebben mij verzekerd, dat zij er met niemand over zouden spre ken, want eerst hedenavond krijg ik gelegen heid daarop de goedkeuring van de Kroon te vragen. Waarop 't verrassende antwoord kwam: Hedenmidag om 5 uur, ontmoette ik, van mijne boodschappen thuis komende, de vrouw van Die en Die, en die groette mij met veel meer warmte dan anders, met .ets in haar blik van: Ik hoor er nu ^weldra ook bij, zoodat ik dadelijk'begreep hoe de vork in de steel zat," Men ziet, dat er behalve de politieke moeilijkheden, ook neg andere moeilijkheden- aan de formatie van een ministerie zitten. Heeft ook de niet-koopman de verplichting inzage te ge ven? Belangrijke verschillen in de rechten en plichten vóór en na de aanslagregeling. Het blijkt meermalen, dat de belasting, plichligen weinig, of heelemaal niet, bekend zijn met de juiste strekking der wettelijke bepalingen ten aanzien van de openstelling der. boeken voor belastingambtenaren. Zoo bestaat vaak onzekerheid over de vraag: Is ook een niet-koopman verplicht inzage van boekep of andere bescheiden te verkenen? De beantwoording daarvan is, naar de belastingkundige van de Tel. schrijft, af hankelijk van de vraag, in welk stadium de aanslagregeling resp. de reclame is geko men. Wij hebben het oog op de rijksinkoms- .tenb'riasting en nemen het geval, dat een niet-koopman (b.v. een advocaat ,een ac- coutant een rentenier) aangifte deed en -karna door den Inspecteur of door den Rijksaccountant uitgenoodigd wordt, boe ken of andere bescheiden ter inzage te ge ven, De praktijk leert, dat de belasting ambtenaren dit verzoek veelal ook aan niet-kooplieden doen. Toch bestaat voor dezen de verplichting niet om aan die uit noodiging gevolg te geven, aangezien art. 70 der wet op de ink.bel. bepaalt, dat al leen de aangever, die ingevolge, desge vraagd gehouden is, den voorzitter der schattingscommissie, den Inspecteur of een of meer door den voorzitteri of den Inspec teur aangewezen ambtenaren inzage te ver kenen van boeken of andere bescheiden, die tot slaving der aangifte of zijner na ders beweringen kunnen dienen. Uit deze wets-beoaling bliikt, dat de in specteur en de Riiksaccountant .niet het recht hebben) van den niet-koopman inzage van boeken te eischen. Deze kan dus zon der gevaar voor eenige wettelijke repressie inzage weigeren. Intusschen kan de belas tingplichtige het zelf soms gewenscht vin den op het verzoek van den belastingamb tenaar in te gaan, en de boeken en be scheiden openstellen. Daarnaast en daartegenover staat het ge val, dat de aanslag reeds is opgelegd en dat de niet-koopman dien aanslag te hoog vindt en daarom een bezwaarschrift heeft ingediend. In deze instantie is een ander artikel van de wet op de ink.bel. geldend, n.l. art 74, dat zegt, dat de reclamant des gevraagd, gehouden is den voorzitter der schattingscommissie of den Inspecteur in zage te verkenen van boeken of andere bescheiden, die tot staving zijner bewerin gen kunnen dienen. Het is Opmerkelijk, dat hier niet meer ge sproken wordt van den aangever, die in gevolge de wet verplicht is boek te hou den. Daaruit volgt, dat de bewuste ver plichting niet langer meer beperkt is ge bleven tot de kooplieden. Alzoo moet ook 4e niet-koopman, wanneer hij beeft gere clameerd, inzage geven. Het spreekt dat de niet-koopman djkwiils geen boeken heeft en ze dan ook niet kan toonen, betgeen van hem'eerder zal worden aangenomen 4an van den koopman, die ^erplicht is boek te houden. r Een tweede opmerketn'k verschil tusschen art, 70 en 74 is, dat dit laatste niet meer spreekt van de door den voorzitter of den Tnsnccteur aangewezen ambtenaren.Dit heeft tot gevolg, dat de Riiksaccountant na 4e aansla•Wrgeliog geen inzage meer kan eisohen. Zelfs de koopman kan dan open stelling van boeken aan dien ambtenaar weigeren) Het komt meermalen voor, dat 4e Riiksaccountant naar aanlei4ing van een bezwaarschrift een boeken-onderzoek komt 'nstellen. Men heeft, het recht te weigeren en het is een concessie van den reclamant, wanneer hü den accountant -toestaat de hoeken na te zien. Ten slotte zü nog de aandacht gevestigd op het volgepde verschil tusschen genoem de artikelen: art. 74 spreekt niet meer valï riaving der aang'Re doch alleen van staving 4er nadere beweringen. De reclamant, die •'ets beweerd beeft, zal "inzage van boeken of bescheiden moeten geven, die bedoelde bewering staven. Zou de Inspecteur inzage vorderen van boeken 4ie niets met die be wering te maken hebben zoo kan de re clamant de inzage van de boeken enz,, die niet ter zake dienende zijn, weigeren. Voorbereiding van de Nederlandsche deelname. Korten tijd geleden heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw een commissie benoemd, ten behoeve van de Nederlandsche deelname aan het Derde Wereld-Pluimveecongres met tentoonstel ling, welke gehouden zullen worden in Juli 1927, te Ottowa. de regeeringszetel van Cana da. Deze commissie, dife inmiddels hare werk zaamheden heeft aangevangen, bestaat uit de heeren B. Wilton, voorzitter ir. G. J. Kakebeeke, vice-voorzitterG. J. A. A. baron van Heemstra, penningmeesterC. S. Th', van Gink, secretaris prf. dr. de Blieck, mr. H. W. J. Sannes, dr. B. J. C. te Hennepen, ir. W. Knol, M. J. Visser, J. Mantel, P. H. Burgers en J. Breukers, leden. Ter bevordering van een vlugge afdoe ning van zaken zijn een tweetal sub-fcommis- sies gevormd, welke binnenkort bij de com missie met voorstellen en gegevens zullen komen. Deze sub-scommissies zijn i 1. Sub-commissie voor de prae-advie- zen 2. Sub-commissie voor de inzending van levend en dood materiaal op de aan het Con gres verbonden Wereld-pluimveententoon- stelling. Hoewel door den grooten afstand tusschen Nederland en Canada een krachtige Neder landsche deelname bemoeilijkt wordt, zal de commissie toch naar gemeld wordt al het mogelijke in het werk stellen, ten einde een zoo goed mogelijke vertegenwoordiging van ons land te Ottowa in Juli 1927 te be werkstelligen. Majoor Schulman en eenige andere of" ficieren van het Nederlandsch-Indische leger zijn naar Denemarken vertrokken voor den aankqpp van machinegeweren voor het leget in Nederl.-Indië.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 10