VOOR DE HUISKAMER
ELCK WAT WILS t|
NU1WMFR 25
ZESDE JAARGANG 1926
DE BRUIDSDIAMANTEN
-
JSP'-ORX?»!
AAAA
DE HOEDENKOORTS.
„Du» jesu ouii c aeve Kinderen zai
ik dan niet kunnen spreken, hoe tammer
„Ja oneen u mijn dochter: hebben
't veel r< druk vandaag
„Zoo, zoo maai ais ik ie na het eten
kom afhalen dan zal tk toch ie vrouw en
dochter* we even kunnen groeten
„Al* zij did hebben zeker....
maat
„Zeg me dan toer. .em Max, waar
mee nebben de dochters het zoo druk
„Hm Waa mee ze zoo druk hebben
Eigenlijk me- atks. niemendal
,Wai nu met niets
„Da1 «i zeggen zooals wij dat opvat
ten
„Oh zoo
„Al mnn dochters en ook mijne Leo-
nore mden ian hoedenkoorts
„Ontze'iend
„Maat zt' ziin roch alien trisch en ge
zond
„Oh Goddank
„Als de .ente in aantocht is jongen dan
komt ook de did voor de nieuwe hoeden
Begrepen
„Neen
„Dank den nemei, dat te geen vijt doch
ters nebt die in het voonaar vee! hoeden
noodig nebben
„De nemei beware me.
„Nu dan En aat mij «u voor her eten
nog een uurrie aan den arbeid. Ik had e
we' ren eten gevraagd maat ik weei dai
je toch vee liever aan e stamtafel eet
Kom mn precies na twee uur haién, dan
drinken wij in de „Gouden Kam'' een
kop zwarte kcffte.
„Afgesomken Ik kom prompt op tijd
Adieu
De beidt >uae neeren die dit gesprek
voerden waren professor Muhlheim en
advocaat Bach Deze laatste een welge
steld man had s morgens bezoek gekre
gen van zijn vnend den professor en begal
zich nadat Muhlneim weggegaan was.
naar z n studeerkamer
Bach had vijl dochters in den teeltijd
van 18 tot 23 'aren De oudste Bertha
was verloofd mei een referendaris de
vier 'ongere fladderden nog vrii als vlin
ders dxir net hui:
Bach een vrij pedam gemoedelijk heer
had dikwijl- veel te tijden van het levens
lustig driiven zijne, dochters Zij hadden
een opgewekte natuur evenals haar ma
ma iie da' teei naruurtijk vond en zich
zeer gesrenk' gevoe de als Bach bij gele
genheid eens ui» zijn vel sprong
Vandaag heerschte et in huis een bui
tengewone drukte He' was toch Bertha's
geboortedas en om iien te vieien wilden
a'len dien ivond naar het circus vanRenz
Maar hiervooi moest men voor 1 aar shoe-
deo hebben Zoo was her altijd geweest op
den gehoortedav van Bertha den lOen
Apru
Nauwelijks nad Bach zich in zijn studie
verdiept toen zim vrouw in de kamer
kwam me* een groote doos
„Emil' nep zij opgewonden „|e
moei me eens een raad geven
„Laat hooren. Lore, wat heb ie op het
hart? anrwooidde Bach gevat."
„Vraag toch liever wat >k op mijn
hoofd heb.'
„Op ie hoofd
„Ja zeker op mijn hoofd. Het schijnt
dat ie al heel wemig kan schelen welke
hoofddeksels, welke hoeden ik en je doch
ters dragen
Lore
mei, wat heb ik toch een eenvoudigea hoogen zijden past in alle vier jaargetij
den. staat oeitig en is zeer gemakkelijk
„Defng Je ziet er mee uit als een
schoorsteenveger
„Da> is zeker een heei verkeerde ge
dachte van e
„Mijn hoed is nog lang zoo siechi mei.
Bach ging de kamer ui» en haaide zijn
hoed uit den gang
„Nu wai heb *e op dezen hoed aan te
merken
In plaats van een anrwoord dreunde er
een geweldige schaterlach dooi het ver
trek -erwiji Bach zijn hoed me> groote
bezorgdheid op een stoe plaatste
Onderrusschen had Bertha de tale, ge-
deki en na een opgewekte woordenwis
seling zette men zich daaraan *erwijj de
modiste n een andere kamei eemge ver
anderingen aan de hoeden bracht
Papa Bach deed zijn bes» om hei ge
sprek een andere wending te geven, maar
da' geiukre hem ih t gehee. mei Ai zijn
dochter* spraken over uiers anders als
ovei hoeden en mode
„Gelukkig Nu zal er dan toch een
einde aan den oorlog komen zetde pa
pa Bach
„Je meeni dus, ,dai hij mij toch goed
zal staan 'iet zijn wederhelft er plots
op volgen
„Wees zoo goed en hou op met ovet
die hoeden te praten.'
„Weei e ai. Heiia, die Thekia van
den prolessoi heefi een hoed uit Parijs
'aten komen zeide Bertha
„Nu uit Parijs
„Hoe voornaam direci uit Parijs,
riepen de dames door elkander
„En zit beeft nie beloofd hier te ko
men
„Hoe za, oie noea ei uitzien
„Zeker sjiek eu prachtig Zoo heele-
maal uit Parijs
Op dn oogenbhk gmg de kamerdeui
man
Met die woorden stormde mevrouw de
kamei uit
„Nu daai is me ook wat overkomen,
Dromde Bacb onwillekeurig en hervatte
zijn s udie
In de woonkamei zaten Lucie Heua
en Cay drie dochters van Bach en pas
en mode-ien van hoeden en ook afge
werkie noeden Natuurlijk had men he>
aanschaften van voo> aarshoe den zoo -ana
mogeujk uitgesteld maai op den vei aar
dag van Ber'ha sprong de bom .os edet
van de zes dames moes- n nieuwen hoed
hebben De modiste gal zich alle moene
om lan de eischen van de dames 'e vo
doen Maa> zi) kon ocb me' voorkomen
da' drie zusters m een hocgioopenden
rwis' ove- he' mooie van eenzelfden
hoed ge-aak'en leder van hen wilde
uis' dienzelfden'hoed hebben De opge
wondenhe'd werd steeds hevigei en toen
eindelijk mama me de beide andere
doch-ers Bertha en Mathilda, er bij
kwam oen brak de strijd om den hoed
eersi vooi goed uit
„Da s een hoed vooi mij riep me
vrouw Bach rromfanrelijk.
„Mama wa' zie' u er uit met dien
hoed
„Mama. mij pasi die hoed wei maai
een oude dame
„Dien hoed wil ik mama. zoo riepen
aden dooi eikaar
„Ju wiisneus lk een oude dame t
Schaam e wa\ Mathude Als 'ij me* te
vreden ben Lucie krijg >e *n 't geheel
geen hoed ongemanierd meisje ze de
tnama den hoed overai over.aden met
bioëmen in de .chreeuwendste k'euren
opze tend
In dit oogenbuk kwam papa Bach, op
geschrikt doot het lawaai de kamer bin
nen
Kijk maar de rand is er afgescheurd 1 Ha,
ha I'
„Waaracnug, i is zoo Zoo n schan
daal I" riep Bach de stukken van zijn hoed
in een hoek werpend N. K,
„Maai wai is hiei dan toch eigenlijk open en daardoor stapte de met zoo'n
te doen vroeg hij verwonderd het too-
nee' overziende
„Goed dat ie komi, Emu Bezie eens
dezen intzettenden hoed riep mama
Bach
„Dai a een nee. bioembed'
„Niet waar
groo verlangen verbeide Thekia op he'
hoofd een soor tarweik waar overheen
bloemenslingers en bladeren wiegelden,
men kon het eigenlijk geen hoed meer
noemen Haar verschijnen was hei reeken
ioi een algemeen opstaan van de rafei
AUe dames ueten hun eten staan spron-
„Ik zie er ook groenten op Waarlijk gen op en omringden de aangekomene
dat daar zijn snijboonen geloof 'k
„Emil
„Waarachtig en daar zie ik ook nog
groene kool en savoye neen maar, zoo
;eT.s
„Man. wind me tuei op.
„Een heeie plantage op die hoed, over-
heer.ijk
„Nu heb k er genoeg van i Wij je me
dan belachelijk maken «n tegenwoordig
heid van e kinderen
„Wil e mei dit prachtmodei vanavond
aaar Renz gaan
„Zeker
„Neen zeker met, Ik ga niet mee als
ij d en hoed opzet
Ha ha
„Je maakt ane paarden er schichtig
mee Alle artis'en zu'len bang worden
als ze e met dai hoofddeksel zien en
hunne 'oeren met kunnen maken
Alle dochters waren het eens met papa
en giechelden dat hei een lust was. Op
eens kwam er een reuk van 'ets aange-
brands m het huis
„Oh de reeboui met de roomsaus is
aangebrand k ruik het
Onder deze woorden ijlde mevrouw
Bach met de vijf dochrers de keuken bin
nen waar net rreur-ge schouwspel te zien
was. van een prachtigen reebou' die aan
een kant koolzwar* verbrand was ómdat
men vergeten had dien te overgieten
„Om die ellendige hoeden zouden de
vrouwen nog hei heele huis laten afbran-
en konden niet ophouden met lofspraken
ovet di' eifehorenachrige prachtwerk
„Zoo zoo, nu zit ik heelemaaJ aheen O
die hoeden verzuchtte papa Bach, hei
aangebrande wildbraad kauwend.
„He Bertha haal wat saus uit de keu
ken," nep bij
„O hoe heerlijk, hoe mooi, riep Ber
tha, zonder zich om papa te bekommeren.
„Saus saus voor den koekoek is er
soms geen saus meer
„En hoe wondermooi is die hoed ge
arrangeerd
„Ziei eens die chrysanthemums, die
hyacinthen
„Heb ie van mijn teven Ze zijn alle
gek geworden Ik moet zelf de saus gaan
halen
.Bach stormde mei de sauskom door de
kamer In de deur ontmoette hij professor
HET GEVATTE BOERTJE.
Een beambte oeruchi om zijn lomp
heid, had de brutaliteit onlangs in het bij
zijn van een boer re zeggen „Aïle boeren
zijn vlegels
„Zoo antwoordde ons boerne gevat,
„maar niet alle vlegels zijn boeren 1
NIET OP Z'N MONDJE GEVALLEN'
Een rentenier ten platteiande keerde
vrij iaat naar huis en bemerkte een kerel
mei een lantaarn vak onder hei keuken
raam die toen hem werd gevraagd wat
hij daar had *e maken zei aat hij kwam
vrijen
„Wai f' vroeg de heei des huizes.
„Vrijen men-er zei de man Ik ben de
vrijer van M entje
„Onzin, riep de oude heer uu, wat moet
ie dan met een antaarn doen Ik gebruik
te er noon een 'oen ik -ong was
„Neen dat kan men ook wel aan me
vrouw zien was het antwoord
EEN WERKZAME BEDELAAR.
Heer „Wat? oop ie nog te bedelent
En ik heb gehoord, dat ie met ,ang
geleden een ertemsie gekregen hebt 1"
„Dat klopt, maar moet ik daarom den
uiaard uithangen
HET PROBATE MIDDEL
A. „Zeg reis, amice kan ie me niet
iets aanraden, dat ik tegen mijn ziekte kan
doen Ik heb in vijf nachten geen oog
toegedaan
Vriend „Ja dan kan ik je aanraden,
boksen te eeren. Nadat ik de eerste les
genomen had, waren mijn oogen nog acht
dagen lang toe
ERIN GEVLOGEN.
Man (thuiskomend van palingpeuren) t
„Ziezoo vrouwtje, ik heb een mooie vangst
de knecht komt er aanstonds mee hier I"
(Eemge oogcnblikken later komt de
knecht en overhandigt een pak mei de
woorden) „Er was geen levende paling
meer voorradig, dus heb ik maar gerookte
meegebracht P'
DE KNOOP MET DE VALLENDB
ZIEKTE.
Jonggetrouwd vrouwtje ziet haar man's
pakken na en als haar echtgenoot binnen
komt roept ze spijtig uit „Dat is toch
meer dan erg zoo slordig als je kleermaker
deze knoop aan ie pak genaaid heeft, 't
Is nu de vijfde maal sinds ie dat pak
draagt dat ik hem er opnieuw moet aan
zetten
GALGENHUMOR.
Twee Chineesche roovers werden op
gehangen Bi) de eerste brak het touw,
hij viel omlaag in het riviertje, dat onder
de galg langs stroomt en zwemt weg.
De ander komt nu aan de beurt en
Muhlheim Bach stiet m zijn vaart dezen zegt rot den beul
midden tegen de borst, zoodat de bijzien
de professor ontsteld achteruit waggelde.
„Aha mijn vriend. Ben ie daar al. Ik
ben nog mei klaar met eten. Ik moet hier
mij zelf bedienen, ze zijn allemaal stapel
gek geworden, ga liever niet naar binnen,
zeide Bach, naar de keuken loopend.
Nauwelijks hadden de dames den ou
den heer eezien of zij stormden op hem
los
„Oom Muaiheim bewondei eens onze
nieuwe hoeden Zijn die niet verrukkelijk
móói riepen vijf sremmen tegelijk.
Professor Muh.heim werd op een stoel
,,'t Is treurig, dat ie zoo weinig belang erger dan de moeraskoorts
den. geloof ik Die hoedenkoorts is nog gedrukt, en hij deed zijn best om te betui-
stelt in ie kinderen
„Welnu dan wat ts er?'
„Een moderne mooir goedkleedende
voonaarshaed ts voor een long meisje een
zaak van groot gewicht
,.T -egeteven.'
„Maar ie bekommert je er niemendal
om en wil ich al je dochters aan den man
brengen Ha, ha. ha.'
„Hi. hi hi, doe mij liet genoegen en
kom voor den dag met je zaak.'
w r j -
Bach
„Ja. aangebrand is de doui we wai
maar dat komt li het beste huishouden
wei voot, dai is zoo erg met.'' zeide me
vrouw haar man geruststellend
„Dus ik neem dien hoed voor de kin
deren pasi hij met
„Mii goed, maar ik ga met met ie over
sfraa' ais ie hem opzet."
„Laai t dan maar en voor Marhilda
neem ik da' bekoorlijk hoedje. Madame
„M/>oi Zeg mij dan op de eerste plaats Sans-Gène noemt men t En Cilly iou
staat het besre a ia Marquise de Chalilon
„Heerlijk mama riep Cilly
„Bertha Lucie en Hella hoe prachtig
al die Osterp Boireo 'ullie staan Willen
iullie hem hebben
„Ja zeket. tnama Hoe mooi Hoe liet.
ubelde het drieta»
„Wat duivel is er voor mii nu geen
hoed a la Louis XIV. Louis XIII of was
het toch de veertiende Waarachtig het
wordi me heelemaa.' duister in mijn
hoofd. zei papa bits.
„Ja. mijn beste Emil, doe me het plei-
zier en koop ook een nieuwen hoed ie
loopt al zes jaar met dien ouden
„Daar zal ik wel voor oppassen. Mijn
hoe zie ik ei uit met dezen"'hoed
Mevrouw Bach nam u,t de doos een
hoed cn zette dien op
„Hm Zoo slecht nog niet."
„Zoo slecht nog met Is dat een oor
deel Zeg liever als een vogelverschrikker
Neen zoo'n ding.'
„Nu dan ie zie» er allerhelst mee uit.'
„Allerhelst Neen, dat **ieen je zoo niet,
je hebt daar |uist met dat eene oog ge-
knip? Ik ken )C."
„Voor den koekoek, wat moet ik dan
Zeggen
„Te hebi in t geheel geen verstand
van wat werk I jk mooi is, je smaak is ab
surd- Ik wil je met meer lastig vallen. Iie-
verzuchtte gen dat hij nog nooit dergelijke scheppin
gen van hoofddeksels gezien had. he* wa
ren meesterstukken
„Da's nou ook wat i geen druppel saus
is er meer T' nep Bach toornig binnenko
mend
„En ai het eten is koud geworden.'
„Ik ga naar een restaurant. En dit al-
.es om een paar hoedjes I Muhlheim. kom
tongen ga mee Waar is mijn hoed
mijn hoed V
Muhlheim stond geiaien op en tegelijk
weerklonk n luid gelach, van de onbeleef
de dochters, want de professor had geze
ten op den hoogen hoed van papa Bach
en dien heeletnaal plat gedrukt
„Ha Muhlheim wat lap ,e 'm daar
lammerde Bach, zijn ïneengedrukten hoed
beschouwend
„Nu zu ie dan toch een nieuwen hoed
koopen." zeide Leonore
„Och ja, papa doe het toch doe hei
coch asiebhef" riepen alle dochters., papa
omsingelend, die zich vruchteloos trachtte
te weren tegen de liefkozingen en vleie
rijen der zijnen.
„Een nieuwen hoed I" Ik denk er mei
aan Ik laat dezen weer in orde brengen
„O, neen 1 dat gaat niet meer, papa 1
,Neem voor mij een steviger touw. Ik
kan nier zwemmen 1"
DE LEKKE BAND.
A. (met een zucht)„Weet je wat
ook slecht wordt tegenwoordig
B s „Nou, wat dan?"
A. „De tucht. Ik heb mijn band van
daag al tweemaal opgepompt en nu is hij
warempel weer leeg."
ZE DACHT ER OVER NA.
Hij had zich netjes opgedoft en zag
er uit om door 'n ringetje te halen. Hij
had pas kennis gemaakt met een aardig
meisje en zou dien avond voor den eersten
keer met 'r uitgaan.
Toen-ie 's kwartiertje met r zat, zei-ie,
in het volle bewustzijn van zijn superiori
teit „Nou. luffrouw. ie zult wel 's met
leelijker jongens uit geweest zijn dan met
mij, hè
't Meisie zweeg, n heeien tijd lang 1
Hij keek 'n beetje sip, en herhaalde
z'n vraag, wat duidelijker nog sprekend....
Toen zei ze „Nou, man, ik hoorde 't
wel ik was rue 's aan bedenken I"
VERKEERD BEGREPEN.
Ze zaten in den restauratiewagen, voor
het eerst van hi Ar leven, en alles vond za
heerlijk en prachtig. En ze knoopten na
tuurlijk een praatje aan met den „malre d*
hotel," die den dienst m den spijswagen
dirigeert, en de longe man vroeg
„Is u ailanc in dienst van de maat
schappij
De chel antwoordde
„Ik reis al zeven )3ar lang op dezen zelf
den trein, meneer I"
Ze keek stomverbaasd en fluisterend
waagde ze toen de opmerking
„Och, is 't waar, enne.waar bent u
dan ingestapt?"
'MMIIIIIM
.IIIHIIUUIIIIIIIIIIIIUUIUIIIIIIIIUUtllUIIIUIIIIIIUmillllllllIHNninilUIIIIIUIimillUlllimiHHIIIIHIIIUIHIIKIMINIimilWUIIIIIlUHIlIHWilHIlHIHIHMIUtHIlil
(>000000-0-0-OOOOOOOO-O-O-■O-O-O-O-O-O-O-O-O-O-O-OOOGOO
ROMAN
<j) o.ooooooooOOOOOOO-A-000000000-0"0-0-C>-0"0-<'>--"-rv-C
24.
„De inval der barbaren 1" zeide Lance
lot Lachend. „Nu dan I praat met alle drie
Iegelijk Wei Cuthbert. wat is het nu me»
dien ponny
„Ik ben mist naar de stallen geweest,
papa Carter zegt. dat ik een dag oi rwee,
drie. niet met hem rijden moet maar
Sam Leigh heeft aaar zijn voeten gezien,
en ik ook. en geen van ons beiden gelooft
dat er iets aan scheelt f'
„Als Carter zegt, dat ge niet met nem
rijden moet mijn tongen, dan ts er mets
aan te veranderen. Het oordeel van Sam
Leigh i3 iets minder waard dan mets en
gij wel, gij zijt een kind I'
„Een kind i u noemt een tongen, die
op zijn laatsten verjaardag elf laar was,
een kind i Herbert en Wilfred zijn kinde
ren, als u wilt Op welke stormachtige
verklaring, Herbert oud zeven, en Wil
fred oud vijl iaar. verontwaardigd een
aanval doen op de gesmeerde geroosterde
boterhammen en met hun buit beladen
terugtrekken
„Wij wachten, dat papa de Dneven-
tasch zal openmaken," zegt Lady Brac-
kenbury. terwijl zij de koffie voor haar
echtgenoot inschenkt
Dus maakt Lancelot de zak open en
draagt de taak, om zijn inhoud uit te zoe
ken, aan zijn vrouw op
- „Twee voor Miss Purcel' (Miss Pur-
cel is de gouvernante der iongere kinderen
drie voor u, Lancelot j en tweemaal zoo
veel kijk eens aan I zeven voot mij,
om van die papieren en strooibiljetten
te zwijgen De mijne zien er uit als uit-
noodigingen. De uwe als zaakbrieven
Neen deze eene ts van de hand van Mr
Cochrane
Lancelot legde zijn drie brieven naast
zijn bord eu ging voort met zijn tongens
te babbelen en zijn ontbijt te gebruiken
Lady Brackenbury opende haar eigen
pak en deelde onder het lezen den in
houd van lederen briet mede
„Van de Frenchays een uitnoodi-
ging voor een diner op den zestienden
dan zullen wij naar stad zijn Een avond
partijtje bij de Endells op den negenden
juist de dag, waarop wij ons vertrek be
paald hebben. Gravin Castelrosso. voor
den achtsten om den Amerikaanschen
predikant te ontmoeten een Transatlan
tisch ontbijt Tegen den middag? Wat
bedoelt zij met een Transatlantisch ont
bijt" Welnu, wij zijn met verzegd en het
zal zeker iets nieuws en iets prettigs zijn
Zal tk schrijven, dat wii komen zul
len
Lancelot geelt geen antwoord. De jon
gens hebben een konijn door de laan
Zien loopen en zijn met een kreet en een
hoezee de deur uitgevlogen en hij is
bezig zijn brieven in te zien De eerste,
dien hij openmaakt, is kort en met een
duidelijke vaste hand geschreven. Hij
kent de hand goed het is het schrift van
Mr. Gilbert Blake den tongeren en waar-
nemenden compagnon van Mr Marra-
bles. In den tweeden, van denzelfden
schrijver, is een brief ingesloten, die er
heel lang en naar zaken uitziet, en op Bath
postpapier geschreven. Lancelot leest de
ze twee achtereenvolgens, terwijT zijn
blik ernstig en eemgszins verslagen staat.
Die ernst en verslagenheid schijnen erger
te worden, naarmate hij voortleest
f „Uw brieven bevatten toch geen kwade
tijding, oesteV' zegt Lady Brackenbury
angstig
„Nu, wei een Deeije M.irraoies wil
mij spreken en het is heel vervelend,
vandaag naar Singleton te gaan."
„Vandaag
„Dat schrijft hijals ik tijd kan vinden
om over te komen."
„Maar ge zijt vanmorgen al te vijl uur
opgeroepen, en hebt veertien mijlen gere
den vóór het ontbijt.
„O, dat is niets I'
„De zaak van Mr. Marrables kan met
heel dringend zijn. Waarom zoudt ge
niet morgen gaan
„Blake schrijft. Hij zegt, dat Marrables
vandaag zelf op het kantoor zal zijn
wat nogal een witte raai is. want de oude
man bemoeit zich zelden meer met de
zaken Neen. ik zal vandaag gaan.'
Daarop voegt hij er, met een onder
zoekenden blik oo haar gelaat, onverschil
lig bn
„Het moeCover de eene ol andere oude
rechtsvordering zijn. Ik begrijp het niet
heel best
„Ge hebt den briet van Mr Cochrane
aog me» open gemaakt I"
„Bil Jupiter, neen tk had hem verge
ten." Daarop verscheurt hij het couvert
van den derden brtel. waaruit, terwijl hij
hem openvouwt, een paar uitgeknipte
stukies courant vallen.
„Wat hebben wij hier daar ben ik
aieuwsgierig naar
Maar bij de eerste gedrukte woorden,
die zijn oog onrmoet. stijgt een donkere
blos hem nqar de wangen Hij verkreu
kelt ze in zijn hand, kijkt den brief door.
stopt alles te zamen in zijn zak. en zegt,
terwijl hij haastig opsraat
„Vraag mij niets over Cochrane's briet,
Wimfrieda nu met ren minste. Het is
alles ovei praaties uit de stad en schandalen
uit de club even weinig vermakelijk
ils stichtelijk.'
„Ik stel uiet hei minste belang in stads-
praaties ot club-schandalen," zegt Lady
Brackenbury glimlachend „en ik ver
tang nooit iets te weten, wat gij mij lievet
met zoudt willen vertellen. Ben ik met de
beste der vrouwen
„De 'beste der wereld l maar ge
hebt ook den besten aller echt genoo-
ten."
„Ik weet. m alle geval, dat ik een echt
genoot heb, die nooit een wezenlijk ge
heim vooi mij heett
Daarop schelt Lancelot om Church
denzelfden, ernstigen, onderdamgen
Church en zegt hem, tn den stal bevel
te geven, om oogenblikkelijk „Duchess
May" te zadelen
Zijn kortste weg naar Singleton loopi
langs den Rug, voorbij Abel Brunts hut,
en door dezelfde groene lanen, waarin
Wimfrieda Letitia Leigh ontmoette op
den dag na dien. waarop de oude Miss
Langtrey begraven was. Hoe zijn alle
dingen sedert dien tijd veranderd I De
hut is nu met langer een ruïne, maar een
geriefelijke woning, die door een van de
lagers van Brackenbury bewoond wordt.
En de geest van Abel Brunt is zoo dood als
hij-zelf. Letitia Leigh heeft Jane's plaats
op Langtrey-Grange ingenomen, waar
Brigget (nu erg oud en gebrekkig) onbe
perkt den schepter zwaait als huishoud
ster en huisbewaarster
„Kleine Sam," een opgeschoten jon
gen van zestien iaar, is in Lancelots dienst,
als staljongen op Brackenbury-Court en
Jane, die met den smid van Danebridge
gehuwd ts. is de moeder van zeven stevige
tongens en meisjes.
Maar Lancelot denkt over zijn brieven
en met over den vervlogen tijd en als hij
nu de groene lanen genaderd is, laat hij
„Duchess May" stappen, terwijl hij ze
een voor een leest. Eerst komen de twee
van Mr. Blake.
No. 1.
„Singleton, 1 Met 18-—.
Waarde Lord Brackenbury,
Mr. Marrables verzoekt mij u te schrij
ven. dat hij u gaarne ovei eene zaak zou
ipreken. wanneer het u schikt Hij zou
met genoegen bij u gekomen zijn, indien
hij het met beter achtte, deze zaak op ons
kantoor al te handelen Wanneer ge zoo
vriendelijk wilt zijn. spoedig een dag op
te geven, zal mijn compagnon u te Single-
ton tegemoet komen
„Ik ben. waarde Lord Brackenbury
„Uw getrouwe
„GILBERT BLAK.
„Aan Lord Brackenbury
No 2
Singleton, 1 Met 18—.
„Waarde Lord Brackenbury,
„Sinds ik u vanmorgen schreet heb ik
inhggende mededeeling van de Heeren
Fawcett. Clarke en Fawcett ontvangen
Daar de zaak waarop Mr Marrables uw
aandacht had willen vestigen ernstiget
aanzien schiini te krijgen, geloot ik, dat
het goed zou zijn ais ge ons nog dezen
morgen kondr bezoeken, en wel zoo spoe
dig mogelijk In de hoop, dat het u moge
schikken, hierheen te komen zal Mr.
Marrables tusschen 11 uur vóór en 3 uur
na den middag op het kantoor zijn
„Het spijt ons. dat wij u zulk een kie-
sche zaak per briet moeten mededeelen.
Wij hadden het stellige plan haar alleen
tot hei onderwerp van een mondeling on
derhoud te maken
„Ik mag er bijvoegen, aai, noewet wij
eemge vreemde berichten hadden ge
hoord en wisten, dat de heeren Fawcett,
Clarke en Fawcett zich met de zaak bezig
hielden, dit de eerste directe mededee
ling is, die wij van de firma ontvingen
„Ik ben. waarde Lord Brackenbury,
„Oprecht de uwe,
GILBERT BLAKE.
„Aan Lord Brackenbury."
Singleton. 1 Mei 18
Waarde Heeren
„Wij hebben in lasi gekregen u, als de
rechtsgeleerde raadslieden van de familie
Brackenbury. een bericht te doen toeko
men. dat vooi u ongetwijfeld een even
groote verrassing zal zijn. als de feiten ons
waren, toen wij m deze zaak betrokken
werden. Het verdwijnen en de veronder
stelde dood van Cuthbert Lord Bracken
bury. nu zeventien iaren geleden, zijn
reeds zoo lang als uitgemaakte zaken aan
genomen, dat wij op het eerste vernemen
nauwelijks gelool konden slaan aan iets,
dat wij nu m staat zijn u als waarheid mede
te deelen nt. dat hij leeft en in Enge
land is De schriftelijke bewijzen, die hij
m onze handen gegeven heeft, en waarbij
zich verschelden brieven van Miss Wim
frieda Savage bevinden (met wie Zijn
Lordschap vroeget geëngageerd is ge
weest) brieven van zijn rentmeester,
zijn broeder en verdere vrienden het
dagboek, dat hij van zijne reizen op het
vasteland hield tot op den dag, waarop
men meende dat hij opgelicht was ho
telrekeningen en verschillende aanreeke-
mngen (behalve een inventaris van zekere
diamanten en andere belangrijke papie
ren), al deze bewijzen stellen zijn iden
titeit buiten eemgen twijfel en daarom
doen wij het voorstel, dat wij in last heb
ben door u tot zijn broeder te richten, in
het volle vertrouwen, dat het zal worden
aangenomen.
„Vooreerst hebben wij u te verzekeren,
dat het geenszins tn de plannen van Lord
Brackenbury ligt, den bestaanden toe
stand en de tegenwoordige schikkingen
te verstoren. Ten tijde, toen men hem in
roovershanden geloofde, had hij metter
daad maatregelen genomen, om aan zijn
lust tot een zwervend leven te kunnen
voldoen, en sedert dien tijd heeft hij de
verschillende deelen der wereld doorge
reisd. Hij had eenige diamanten van waar
de gekocht, kort voor zijn verdwijnen
en van de opbrengst van dien koop heeft
hij tor het huidig oogenblik geleefd Wij
zijn verzocht, dit tn een vriendschappe-
lijken geest aan uw c.liënt mede re deelen,
en hoewel onze cliënt het recht heett. zijn
toederen en waardigheden op te eischen,
wenscht hij dat wij u de vet zekering zul
ten geven, dat dit zijn voornemen niet ts.
Daai hij echter gedurende zijn reizen het
grootste gedeelte van het geld. dooi den
verkoop dei diamanten ontvangen heeft
uitgegeven, heett hij thans behoefte aan
nieuwe fondsen, en is hij hoezeet zijns
ondanks, verplicht, zijn broeder aan te
spreken voor een deel dier bezitting, die
hij. indien hem dit goeddacht. geheel kon
opetschen Wi) hebben daarom xn last,
u te doen weten dat. indien uw cliënt
25.000 pd. st. ter beschikking van zijn
broeder wil stellen die som aan al diens
behoeften zal voldoen, en dat hij, na ont
vangst daarvan, hem niet verder zal las
tig vallen
„Ge zult natuurlijk dezen brief als
mets prejudicieerende beschouwen, in
geval het voorstel, door ons gedaan met
mocht worden aangenomen.
„Wij zijn waarde heeren.
Oprecht de uwen,
FAWCETT, CLARKE EN FAWCETT.
„Aan de Heeren Marrables en Blake."
Tot zoovet de brieven van Mr Blake
en de verbazingwekkende mededeeling
van Fawcett, Clarke en Fawcett Deze
laatsten leest Lancelot tweemaal over. en
tederen keer wordt hij er pijnlijker en
met sterker bevreemding door getroffen.
Daarop ziet hij Cochrane's schrijven nog
eens door
„Imperrator-ciub, 1 Mei 18
„Beste Brackenbury,
„Ik heb er deze geheele week over ge
dacht u te schrijven, maar hoewel ik twee
maal de pen heb opgenomen om het te
doen, heb ik haar tweemaal weer neerge
legd, in ernsi met wetende, hoe ik zou
schrijven, wat ik u zeggen wilde. Vandaag
echter viel mijn aandacht op een artikel
in The Court Herald, dat ik hierbij in
sluit en tk voel, dat ik aan mijn plicht
als vriend te kort zou komen zoo ik langer
bleet zwijgen Het uitgeknipte artikeltje
uit The Tocsin verscheen een paar dagen
geleden. Aangezien zij Wïen de zaken
aangaan, altijd de laatsten zijn om berich
ten van deze aard te ontvangen, vermoed
ik, dat gij niets van deze belachelijke ge
ruchten weet, die, het spijt mij het te moe
ten zeggen, reeds gedurende de laatste
tien dagen in de stad tn omloop zijn Ik
zou u willen voorstellen, dadelijk een paar
regels aan den uitgever van The Court
Herald te zenden, om tn zijn blad ge
plaatst te worden
Wat The Tocsin betreft, dat is zulk een
vuil blad, en wordt zoo weinig door fat
soenlijke lieden gelezen, dat het misschien
beter ware. het onopgemerkt te laten
loopen.
„Het spijt mij waarlijk, beste vriend,
zulke onaangename berichten te moeten
zendenmaar ik vond, dat gij moest
weten, wat er aan de hand is.
Als altijd de uwe,
HORATIUS COCHRANE.
„Aan Lord Brackenbury.
„P.S. ingesloten uitgeknipte artikelen"
Uit „The Court Herald", 1 Mei 18
„Volgens een vertrouwbaar gerucht zou
Lord B y, wiens vreemdsoortig
verdwijnen onder zeer verdachte omstan
digheden. ongeveer zeventien jaar gela
den. het onderwerp van gesprek was door
geheel Europa, teruggekomen zijn, om
zijn utels en goederen op te eischen. De
ze eisch zai hoogst waarschijnlijk niet
zonder onderzoen worden toegestaan en
naar wij vernemen, heeft Lord By
deze zaak in handen gesteld van een be
roemde firma in de Noordelijke distric
ten."
Uit „TAe 2oain", 26 April, 18„Een