VOOR DE HUISKAMER ELCK WAT WILS t| NU1WMFR 25 ZESDE JAARGANG 1926 DE BRUIDSDIAMANTEN - JSP'-ORX?»! AAAA DE HOEDENKOORTS. „Du» jesu ouii c aeve Kinderen zai ik dan niet kunnen spreken, hoe tammer „Ja oneen u mijn dochter: hebben 't veel r< druk vandaag „Zoo, zoo maai ais ik ie na het eten kom afhalen dan zal tk toch ie vrouw en dochter* we even kunnen groeten „Al* zij did hebben zeker.... maat „Zeg me dan toer. .em Max, waar mee nebben de dochters het zoo druk „Hm Waa mee ze zoo druk hebben Eigenlijk me- atks. niemendal ,Wai nu met niets „Da1 «i zeggen zooals wij dat opvat ten „Oh zoo „Al mnn dochters en ook mijne Leo- nore mden ian hoedenkoorts „Ontze'iend „Maat zt' ziin roch alien trisch en ge zond „Oh Goddank „Als de .ente in aantocht is jongen dan komt ook de did voor de nieuwe hoeden Begrepen „Neen „Dank den nemei, dat te geen vijt doch ters nebt die in het voonaar vee! hoeden noodig nebben „De nemei beware me. „Nu dan En aat mij «u voor her eten nog een uurrie aan den arbeid. Ik had e we' ren eten gevraagd maat ik weei dai je toch vee liever aan e stamtafel eet Kom mn precies na twee uur haién, dan drinken wij in de „Gouden Kam'' een kop zwarte kcffte. „Afgesomken Ik kom prompt op tijd Adieu De beidt >uae neeren die dit gesprek voerden waren professor Muhlheim en advocaat Bach Deze laatste een welge steld man had s morgens bezoek gekre gen van zijn vnend den professor en begal zich nadat Muhlneim weggegaan was. naar z n studeerkamer Bach had vijl dochters in den teeltijd van 18 tot 23 'aren De oudste Bertha was verloofd mei een referendaris de vier 'ongere fladderden nog vrii als vlin ders dxir net hui: Bach een vrij pedam gemoedelijk heer had dikwijl- veel te tijden van het levens lustig driiven zijne, dochters Zij hadden een opgewekte natuur evenals haar ma ma iie da' teei naruurtijk vond en zich zeer gesrenk' gevoe de als Bach bij gele genheid eens ui» zijn vel sprong Vandaag heerschte et in huis een bui tengewone drukte He' was toch Bertha's geboortedas en om iien te vieien wilden a'len dien ivond naar het circus vanRenz Maar hiervooi moest men voor 1 aar shoe- deo hebben Zoo was her altijd geweest op den gehoortedav van Bertha den lOen Apru Nauwelijks nad Bach zich in zijn studie verdiept toen zim vrouw in de kamer kwam me* een groote doos „Emil' nep zij opgewonden „|e moei me eens een raad geven „Laat hooren. Lore, wat heb ie op het hart? anrwooidde Bach gevat." „Vraag toch liever wat >k op mijn hoofd heb.' „Op ie hoofd „Ja zeker op mijn hoofd. Het schijnt dat ie al heel wemig kan schelen welke hoofddeksels, welke hoeden ik en je doch ters dragen Lore mei, wat heb ik toch een eenvoudigea hoogen zijden past in alle vier jaargetij den. staat oeitig en is zeer gemakkelijk „Defng Je ziet er mee uit als een schoorsteenveger „Da> is zeker een heei verkeerde ge dachte van e „Mijn hoed is nog lang zoo siechi mei. Bach ging de kamer ui» en haaide zijn hoed uit den gang „Nu wai heb *e op dezen hoed aan te merken In plaats van een anrwoord dreunde er een geweldige schaterlach dooi het ver trek -erwiji Bach zijn hoed me> groote bezorgdheid op een stoe plaatste Onderrusschen had Bertha de tale, ge- deki en na een opgewekte woordenwis seling zette men zich daaraan *erwijj de modiste n een andere kamei eemge ver anderingen aan de hoeden bracht Papa Bach deed zijn bes» om hei ge sprek een andere wending te geven, maar da' geiukre hem ih t gehee. mei Ai zijn dochter* spraken over uiers anders als ovei hoeden en mode „Gelukkig Nu zal er dan toch een einde aan den oorlog komen zetde pa pa Bach „Je meeni dus, ,dai hij mij toch goed zal staan 'iet zijn wederhelft er plots op volgen „Wees zoo goed en hou op met ovet die hoeden te praten.' „Weei e ai. Heiia, die Thekia van den prolessoi heefi een hoed uit Parijs 'aten komen zeide Bertha „Nu uit Parijs „Hoe voornaam direci uit Parijs, riepen de dames door elkander „En zit beeft nie beloofd hier te ko men „Hoe za, oie noea ei uitzien „Zeker sjiek eu prachtig Zoo heele- maal uit Parijs Op dn oogenbhk gmg de kamerdeui man Met die woorden stormde mevrouw de kamei uit „Nu daai is me ook wat overkomen, Dromde Bacb onwillekeurig en hervatte zijn s udie In de woonkamei zaten Lucie Heua en Cay drie dochters van Bach en pas en mode-ien van hoeden en ook afge werkie noeden Natuurlijk had men he> aanschaften van voo> aarshoe den zoo -ana mogeujk uitgesteld maai op den vei aar dag van Ber'ha sprong de bom .os edet van de zes dames moes- n nieuwen hoed hebben De modiste gal zich alle moene om lan de eischen van de dames 'e vo doen Maa> zi) kon ocb me' voorkomen da' drie zusters m een hocgioopenden rwis' ove- he' mooie van eenzelfden hoed ge-aak'en leder van hen wilde uis' dienzelfden'hoed hebben De opge wondenhe'd werd steeds hevigei en toen eindelijk mama me de beide andere doch-ers Bertha en Mathilda, er bij kwam oen brak de strijd om den hoed eersi vooi goed uit „Da s een hoed vooi mij riep me vrouw Bach rromfanrelijk. „Mama wa' zie' u er uit met dien hoed „Mama. mij pasi die hoed wei maai een oude dame „Dien hoed wil ik mama. zoo riepen aden dooi eikaar „Ju wiisneus lk een oude dame t Schaam e wa\ Mathude Als 'ij me* te vreden ben Lucie krijg >e *n 't geheel geen hoed ongemanierd meisje ze de tnama den hoed overai over.aden met bioëmen in de .chreeuwendste k'euren opze tend In dit oogenbuk kwam papa Bach, op geschrikt doot het lawaai de kamer bin nen Kijk maar de rand is er afgescheurd 1 Ha, ha I' „Waaracnug, i is zoo Zoo n schan daal I" riep Bach de stukken van zijn hoed in een hoek werpend N. K, „Maai wai is hiei dan toch eigenlijk open en daardoor stapte de met zoo'n te doen vroeg hij verwonderd het too- nee' overziende „Goed dat ie komi, Emu Bezie eens dezen intzettenden hoed riep mama Bach „Dai a een nee. bioembed' „Niet waar groo verlangen verbeide Thekia op he' hoofd een soor tarweik waar overheen bloemenslingers en bladeren wiegelden, men kon het eigenlijk geen hoed meer noemen Haar verschijnen was hei reeken ioi een algemeen opstaan van de rafei AUe dames ueten hun eten staan spron- „Ik zie er ook groenten op Waarlijk gen op en omringden de aangekomene dat daar zijn snijboonen geloof 'k „Emil „Waarachtig en daar zie ik ook nog groene kool en savoye neen maar, zoo ;eT.s „Man. wind me tuei op. „Een heeie plantage op die hoed, over- heer.ijk „Nu heb k er genoeg van i Wij je me dan belachelijk maken «n tegenwoordig heid van e kinderen „Wil e mei dit prachtmodei vanavond aaar Renz gaan „Zeker „Neen zeker met, Ik ga niet mee als ij d en hoed opzet Ha ha „Je maakt ane paarden er schichtig mee Alle artis'en zu'len bang worden als ze e met dai hoofddeksel zien en hunne 'oeren met kunnen maken Alle dochters waren het eens met papa en giechelden dat hei een lust was. Op eens kwam er een reuk van 'ets aange- brands m het huis „Oh de reeboui met de roomsaus is aangebrand k ruik het Onder deze woorden ijlde mevrouw Bach met de vijf dochrers de keuken bin nen waar net rreur-ge schouwspel te zien was. van een prachtigen reebou' die aan een kant koolzwar* verbrand was ómdat men vergeten had dien te overgieten „Om die ellendige hoeden zouden de vrouwen nog hei heele huis laten afbran- en konden niet ophouden met lofspraken ovet di' eifehorenachrige prachtwerk „Zoo zoo, nu zit ik heelemaaJ aheen O die hoeden verzuchtte papa Bach, hei aangebrande wildbraad kauwend. „He Bertha haal wat saus uit de keu ken," nep bij „O hoe heerlijk, hoe mooi, riep Ber tha, zonder zich om papa te bekommeren. „Saus saus voor den koekoek is er soms geen saus meer „En hoe wondermooi is die hoed ge arrangeerd „Ziei eens die chrysanthemums, die hyacinthen „Heb ie van mijn teven Ze zijn alle gek geworden Ik moet zelf de saus gaan halen .Bach stormde mei de sauskom door de kamer In de deur ontmoette hij professor HET GEVATTE BOERTJE. Een beambte oeruchi om zijn lomp heid, had de brutaliteit onlangs in het bij zijn van een boer re zeggen „Aïle boeren zijn vlegels „Zoo antwoordde ons boerne gevat, „maar niet alle vlegels zijn boeren 1 NIET OP Z'N MONDJE GEVALLEN' Een rentenier ten platteiande keerde vrij iaat naar huis en bemerkte een kerel mei een lantaarn vak onder hei keuken raam die toen hem werd gevraagd wat hij daar had *e maken zei aat hij kwam vrijen „Wai f' vroeg de heei des huizes. „Vrijen men-er zei de man Ik ben de vrijer van M entje „Onzin, riep de oude heer uu, wat moet ie dan met een antaarn doen Ik gebruik te er noon een 'oen ik -ong was „Neen dat kan men ook wel aan me vrouw zien was het antwoord EEN WERKZAME BEDELAAR. Heer „Wat? oop ie nog te bedelent En ik heb gehoord, dat ie met ,ang geleden een ertemsie gekregen hebt 1" „Dat klopt, maar moet ik daarom den uiaard uithangen HET PROBATE MIDDEL A. „Zeg reis, amice kan ie me niet iets aanraden, dat ik tegen mijn ziekte kan doen Ik heb in vijf nachten geen oog toegedaan Vriend „Ja dan kan ik je aanraden, boksen te eeren. Nadat ik de eerste les genomen had, waren mijn oogen nog acht dagen lang toe ERIN GEVLOGEN. Man (thuiskomend van palingpeuren) t „Ziezoo vrouwtje, ik heb een mooie vangst de knecht komt er aanstonds mee hier I" (Eemge oogcnblikken later komt de knecht en overhandigt een pak mei de woorden) „Er was geen levende paling meer voorradig, dus heb ik maar gerookte meegebracht P' DE KNOOP MET DE VALLENDB ZIEKTE. Jonggetrouwd vrouwtje ziet haar man's pakken na en als haar echtgenoot binnen komt roept ze spijtig uit „Dat is toch meer dan erg zoo slordig als je kleermaker deze knoop aan ie pak genaaid heeft, 't Is nu de vijfde maal sinds ie dat pak draagt dat ik hem er opnieuw moet aan zetten GALGENHUMOR. Twee Chineesche roovers werden op gehangen Bi) de eerste brak het touw, hij viel omlaag in het riviertje, dat onder de galg langs stroomt en zwemt weg. De ander komt nu aan de beurt en Muhlheim Bach stiet m zijn vaart dezen zegt rot den beul midden tegen de borst, zoodat de bijzien de professor ontsteld achteruit waggelde. „Aha mijn vriend. Ben ie daar al. Ik ben nog mei klaar met eten. Ik moet hier mij zelf bedienen, ze zijn allemaal stapel gek geworden, ga liever niet naar binnen, zeide Bach, naar de keuken loopend. Nauwelijks hadden de dames den ou den heer eezien of zij stormden op hem los „Oom Muaiheim bewondei eens onze nieuwe hoeden Zijn die niet verrukkelijk móói riepen vijf sremmen tegelijk. Professor Muh.heim werd op een stoel ,,'t Is treurig, dat ie zoo weinig belang erger dan de moeraskoorts den. geloof ik Die hoedenkoorts is nog gedrukt, en hij deed zijn best om te betui- stelt in ie kinderen „Welnu dan wat ts er?' „Een moderne mooir goedkleedende voonaarshaed ts voor een long meisje een zaak van groot gewicht ,.T -egeteven.' „Maar ie bekommert je er niemendal om en wil ich al je dochters aan den man brengen Ha, ha. ha.' „Hi. hi hi, doe mij liet genoegen en kom voor den dag met je zaak.' w r j - Bach „Ja. aangebrand is de doui we wai maar dat komt li het beste huishouden wei voot, dai is zoo erg met.'' zeide me vrouw haar man geruststellend „Dus ik neem dien hoed voor de kin deren pasi hij met „Mii goed, maar ik ga met met ie over sfraa' ais ie hem opzet." „Laai t dan maar en voor Marhilda neem ik da' bekoorlijk hoedje. Madame „M/>oi Zeg mij dan op de eerste plaats Sans-Gène noemt men t En Cilly iou staat het besre a ia Marquise de Chalilon „Heerlijk mama riep Cilly „Bertha Lucie en Hella hoe prachtig al die Osterp Boireo 'ullie staan Willen iullie hem hebben „Ja zeket. tnama Hoe mooi Hoe liet. ubelde het drieta» „Wat duivel is er voor mii nu geen hoed a la Louis XIV. Louis XIII of was het toch de veertiende Waarachtig het wordi me heelemaa.' duister in mijn hoofd. zei papa bits. „Ja. mijn beste Emil, doe me het plei- zier en koop ook een nieuwen hoed ie loopt al zes jaar met dien ouden „Daar zal ik wel voor oppassen. Mijn hoe zie ik ei uit met dezen"'hoed Mevrouw Bach nam u,t de doos een hoed cn zette dien op „Hm Zoo slecht nog niet." „Zoo slecht nog met Is dat een oor deel Zeg liever als een vogelverschrikker Neen zoo'n ding.' „Nu dan ie zie» er allerhelst mee uit.' „Allerhelst Neen, dat **ieen je zoo niet, je hebt daar |uist met dat eene oog ge- knip? Ik ken )C." „Voor den koekoek, wat moet ik dan Zeggen „Te hebi in t geheel geen verstand van wat werk I jk mooi is, je smaak is ab surd- Ik wil je met meer lastig vallen. Iie- verzuchtte gen dat hij nog nooit dergelijke scheppin gen van hoofddeksels gezien had. he* wa ren meesterstukken „Da's nou ook wat i geen druppel saus is er meer T' nep Bach toornig binnenko mend „En ai het eten is koud geworden.' „Ik ga naar een restaurant. En dit al- .es om een paar hoedjes I Muhlheim. kom tongen ga mee Waar is mijn hoed mijn hoed V Muhlheim stond geiaien op en tegelijk weerklonk n luid gelach, van de onbeleef de dochters, want de professor had geze ten op den hoogen hoed van papa Bach en dien heeletnaal plat gedrukt „Ha Muhlheim wat lap ,e 'm daar lammerde Bach, zijn ïneengedrukten hoed beschouwend „Nu zu ie dan toch een nieuwen hoed koopen." zeide Leonore „Och ja, papa doe het toch doe hei coch asiebhef" riepen alle dochters., papa omsingelend, die zich vruchteloos trachtte te weren tegen de liefkozingen en vleie rijen der zijnen. „Een nieuwen hoed I" Ik denk er mei aan Ik laat dezen weer in orde brengen „O, neen 1 dat gaat niet meer, papa 1 ,Neem voor mij een steviger touw. Ik kan nier zwemmen 1" DE LEKKE BAND. A. (met een zucht)„Weet je wat ook slecht wordt tegenwoordig B s „Nou, wat dan?" A. „De tucht. Ik heb mijn band van daag al tweemaal opgepompt en nu is hij warempel weer leeg." ZE DACHT ER OVER NA. Hij had zich netjes opgedoft en zag er uit om door 'n ringetje te halen. Hij had pas kennis gemaakt met een aardig meisje en zou dien avond voor den eersten keer met 'r uitgaan. Toen-ie 's kwartiertje met r zat, zei-ie, in het volle bewustzijn van zijn superiori teit „Nou. luffrouw. ie zult wel 's met leelijker jongens uit geweest zijn dan met mij, hè 't Meisie zweeg, n heeien tijd lang 1 Hij keek 'n beetje sip, en herhaalde z'n vraag, wat duidelijker nog sprekend.... Toen zei ze „Nou, man, ik hoorde 't wel ik was rue 's aan bedenken I" VERKEERD BEGREPEN. Ze zaten in den restauratiewagen, voor het eerst van hi Ar leven, en alles vond za heerlijk en prachtig. En ze knoopten na tuurlijk een praatje aan met den „malre d* hotel," die den dienst m den spijswagen dirigeert, en de longe man vroeg „Is u ailanc in dienst van de maat schappij De chel antwoordde „Ik reis al zeven )3ar lang op dezen zelf den trein, meneer I" Ze keek stomverbaasd en fluisterend waagde ze toen de opmerking „Och, is 't waar, enne.waar bent u dan ingestapt?" 'MMIIIIIM .IIIHIIUUIIIIIIIIIIIIUUIUIIIIIIIIUUtllUIIIUIIIIIIUmillllllllIHNninilUIIIIIUIimillUlllimiHHIIIIHIIIUIHIIKIMINIimilWUIIIIIlUHIlIHWilHIlHIHIHMIUtHIlil (>000000-0-0-OOOOOOOO-O-O-■O-O-O-O-O-O-O-O-O-O-O-OOOGOO ROMAN <j) o.ooooooooOOOOOOO-A-000000000-0"0-0-C>-0"0-<'>--"-rv-C 24. „De inval der barbaren 1" zeide Lance lot Lachend. „Nu dan I praat met alle drie Iegelijk Wei Cuthbert. wat is het nu me» dien ponny „Ik ben mist naar de stallen geweest, papa Carter zegt. dat ik een dag oi rwee, drie. niet met hem rijden moet maar Sam Leigh heeft aaar zijn voeten gezien, en ik ook. en geen van ons beiden gelooft dat er iets aan scheelt f' „Als Carter zegt, dat ge niet met nem rijden moet mijn tongen, dan ts er mets aan te veranderen. Het oordeel van Sam Leigh i3 iets minder waard dan mets en gij wel, gij zijt een kind I' „Een kind i u noemt een tongen, die op zijn laatsten verjaardag elf laar was, een kind i Herbert en Wilfred zijn kinde ren, als u wilt Op welke stormachtige verklaring, Herbert oud zeven, en Wil fred oud vijl iaar. verontwaardigd een aanval doen op de gesmeerde geroosterde boterhammen en met hun buit beladen terugtrekken „Wij wachten, dat papa de Dneven- tasch zal openmaken," zegt Lady Brac- kenbury. terwijl zij de koffie voor haar echtgenoot inschenkt Dus maakt Lancelot de zak open en draagt de taak, om zijn inhoud uit te zoe ken, aan zijn vrouw op - „Twee voor Miss Purcel' (Miss Pur- cel is de gouvernante der iongere kinderen drie voor u, Lancelot j en tweemaal zoo veel kijk eens aan I zeven voot mij, om van die papieren en strooibiljetten te zwijgen De mijne zien er uit als uit- noodigingen. De uwe als zaakbrieven Neen deze eene ts van de hand van Mr Cochrane Lancelot legde zijn drie brieven naast zijn bord eu ging voort met zijn tongens te babbelen en zijn ontbijt te gebruiken Lady Brackenbury opende haar eigen pak en deelde onder het lezen den in houd van lederen briet mede „Van de Frenchays een uitnoodi- ging voor een diner op den zestienden dan zullen wij naar stad zijn Een avond partijtje bij de Endells op den negenden juist de dag, waarop wij ons vertrek be paald hebben. Gravin Castelrosso. voor den achtsten om den Amerikaanschen predikant te ontmoeten een Transatlan tisch ontbijt Tegen den middag? Wat bedoelt zij met een Transatlantisch ont bijt" Welnu, wij zijn met verzegd en het zal zeker iets nieuws en iets prettigs zijn Zal tk schrijven, dat wii komen zul len Lancelot geelt geen antwoord. De jon gens hebben een konijn door de laan Zien loopen en zijn met een kreet en een hoezee de deur uitgevlogen en hij is bezig zijn brieven in te zien De eerste, dien hij openmaakt, is kort en met een duidelijke vaste hand geschreven. Hij kent de hand goed het is het schrift van Mr. Gilbert Blake den tongeren en waar- nemenden compagnon van Mr Marra- bles. In den tweeden, van denzelfden schrijver, is een brief ingesloten, die er heel lang en naar zaken uitziet, en op Bath postpapier geschreven. Lancelot leest de ze twee achtereenvolgens, terwijT zijn blik ernstig en eemgszins verslagen staat. Die ernst en verslagenheid schijnen erger te worden, naarmate hij voortleest f „Uw brieven bevatten toch geen kwade tijding, oesteV' zegt Lady Brackenbury angstig „Nu, wei een Deeije M.irraoies wil mij spreken en het is heel vervelend, vandaag naar Singleton te gaan." „Vandaag „Dat schrijft hijals ik tijd kan vinden om over te komen." „Maar ge zijt vanmorgen al te vijl uur opgeroepen, en hebt veertien mijlen gere den vóór het ontbijt. „O, dat is niets I' „De zaak van Mr. Marrables kan met heel dringend zijn. Waarom zoudt ge niet morgen gaan „Blake schrijft. Hij zegt, dat Marrables vandaag zelf op het kantoor zal zijn wat nogal een witte raai is. want de oude man bemoeit zich zelden meer met de zaken Neen. ik zal vandaag gaan.' Daarop voegt hij er, met een onder zoekenden blik oo haar gelaat, onverschil lig bn „Het moeCover de eene ol andere oude rechtsvordering zijn. Ik begrijp het niet heel best „Ge hebt den briet van Mr Cochrane aog me» open gemaakt I" „Bil Jupiter, neen tk had hem verge ten." Daarop verscheurt hij het couvert van den derden brtel. waaruit, terwijl hij hem openvouwt, een paar uitgeknipte stukies courant vallen. „Wat hebben wij hier daar ben ik aieuwsgierig naar Maar bij de eerste gedrukte woorden, die zijn oog onrmoet. stijgt een donkere blos hem nqar de wangen Hij verkreu kelt ze in zijn hand, kijkt den brief door. stopt alles te zamen in zijn zak. en zegt, terwijl hij haastig opsraat „Vraag mij niets over Cochrane's briet, Wimfrieda nu met ren minste. Het is alles ovei praaties uit de stad en schandalen uit de club even weinig vermakelijk ils stichtelijk.' „Ik stel uiet hei minste belang in stads- praaties ot club-schandalen," zegt Lady Brackenbury glimlachend „en ik ver tang nooit iets te weten, wat gij mij lievet met zoudt willen vertellen. Ben ik met de beste der vrouwen „De 'beste der wereld l maar ge hebt ook den besten aller echt genoo- ten." „Ik weet. m alle geval, dat ik een echt genoot heb, die nooit een wezenlijk ge heim vooi mij heett Daarop schelt Lancelot om Church denzelfden, ernstigen, onderdamgen Church en zegt hem, tn den stal bevel te geven, om oogenblikkelijk „Duchess May" te zadelen Zijn kortste weg naar Singleton loopi langs den Rug, voorbij Abel Brunts hut, en door dezelfde groene lanen, waarin Wimfrieda Letitia Leigh ontmoette op den dag na dien. waarop de oude Miss Langtrey begraven was. Hoe zijn alle dingen sedert dien tijd veranderd I De hut is nu met langer een ruïne, maar een geriefelijke woning, die door een van de lagers van Brackenbury bewoond wordt. En de geest van Abel Brunt is zoo dood als hij-zelf. Letitia Leigh heeft Jane's plaats op Langtrey-Grange ingenomen, waar Brigget (nu erg oud en gebrekkig) onbe perkt den schepter zwaait als huishoud ster en huisbewaarster „Kleine Sam," een opgeschoten jon gen van zestien iaar, is in Lancelots dienst, als staljongen op Brackenbury-Court en Jane, die met den smid van Danebridge gehuwd ts. is de moeder van zeven stevige tongens en meisjes. Maar Lancelot denkt over zijn brieven en met over den vervlogen tijd en als hij nu de groene lanen genaderd is, laat hij „Duchess May" stappen, terwijl hij ze een voor een leest. Eerst komen de twee van Mr. Blake. No. 1. „Singleton, 1 Met 18-—. Waarde Lord Brackenbury, Mr. Marrables verzoekt mij u te schrij ven. dat hij u gaarne ovei eene zaak zou ipreken. wanneer het u schikt Hij zou met genoegen bij u gekomen zijn, indien hij het met beter achtte, deze zaak op ons kantoor al te handelen Wanneer ge zoo vriendelijk wilt zijn. spoedig een dag op te geven, zal mijn compagnon u te Single- ton tegemoet komen „Ik ben. waarde Lord Brackenbury „Uw getrouwe „GILBERT BLAK. „Aan Lord Brackenbury No 2 Singleton, 1 Met 18—. „Waarde Lord Brackenbury, „Sinds ik u vanmorgen schreet heb ik inhggende mededeeling van de Heeren Fawcett. Clarke en Fawcett ontvangen Daar de zaak waarop Mr Marrables uw aandacht had willen vestigen ernstiget aanzien schiini te krijgen, geloot ik, dat het goed zou zijn ais ge ons nog dezen morgen kondr bezoeken, en wel zoo spoe dig mogelijk In de hoop, dat het u moge schikken, hierheen te komen zal Mr. Marrables tusschen 11 uur vóór en 3 uur na den middag op het kantoor zijn „Het spijt ons. dat wij u zulk een kie- sche zaak per briet moeten mededeelen. Wij hadden het stellige plan haar alleen tot hei onderwerp van een mondeling on derhoud te maken „Ik mag er bijvoegen, aai, noewet wij eemge vreemde berichten hadden ge hoord en wisten, dat de heeren Fawcett, Clarke en Fawcett zich met de zaak bezig hielden, dit de eerste directe mededee ling is, die wij van de firma ontvingen „Ik ben. waarde Lord Brackenbury, „Oprecht de uwe, GILBERT BLAKE. „Aan Lord Brackenbury." Singleton. 1 Mei 18 Waarde Heeren „Wij hebben in lasi gekregen u, als de rechtsgeleerde raadslieden van de familie Brackenbury. een bericht te doen toeko men. dat vooi u ongetwijfeld een even groote verrassing zal zijn. als de feiten ons waren, toen wij m deze zaak betrokken werden. Het verdwijnen en de veronder stelde dood van Cuthbert Lord Bracken bury. nu zeventien iaren geleden, zijn reeds zoo lang als uitgemaakte zaken aan genomen, dat wij op het eerste vernemen nauwelijks gelool konden slaan aan iets, dat wij nu m staat zijn u als waarheid mede te deelen nt. dat hij leeft en in Enge land is De schriftelijke bewijzen, die hij m onze handen gegeven heeft, en waarbij zich verschelden brieven van Miss Wim frieda Savage bevinden (met wie Zijn Lordschap vroeget geëngageerd is ge weest) brieven van zijn rentmeester, zijn broeder en verdere vrienden het dagboek, dat hij van zijne reizen op het vasteland hield tot op den dag, waarop men meende dat hij opgelicht was ho telrekeningen en verschillende aanreeke- mngen (behalve een inventaris van zekere diamanten en andere belangrijke papie ren), al deze bewijzen stellen zijn iden titeit buiten eemgen twijfel en daarom doen wij het voorstel, dat wij in last heb ben door u tot zijn broeder te richten, in het volle vertrouwen, dat het zal worden aangenomen. „Vooreerst hebben wij u te verzekeren, dat het geenszins tn de plannen van Lord Brackenbury ligt, den bestaanden toe stand en de tegenwoordige schikkingen te verstoren. Ten tijde, toen men hem in roovershanden geloofde, had hij metter daad maatregelen genomen, om aan zijn lust tot een zwervend leven te kunnen voldoen, en sedert dien tijd heeft hij de verschillende deelen der wereld doorge reisd. Hij had eenige diamanten van waar de gekocht, kort voor zijn verdwijnen en van de opbrengst van dien koop heeft hij tor het huidig oogenblik geleefd Wij zijn verzocht, dit tn een vriendschappe- lijken geest aan uw c.liënt mede re deelen, en hoewel onze cliënt het recht heett. zijn toederen en waardigheden op te eischen, wenscht hij dat wij u de vet zekering zul ten geven, dat dit zijn voornemen niet ts. Daai hij echter gedurende zijn reizen het grootste gedeelte van het geld. dooi den verkoop dei diamanten ontvangen heeft uitgegeven, heett hij thans behoefte aan nieuwe fondsen, en is hij hoezeet zijns ondanks, verplicht, zijn broeder aan te spreken voor een deel dier bezitting, die hij. indien hem dit goeddacht. geheel kon opetschen Wi) hebben daarom xn last, u te doen weten dat. indien uw cliënt 25.000 pd. st. ter beschikking van zijn broeder wil stellen die som aan al diens behoeften zal voldoen, en dat hij, na ont vangst daarvan, hem niet verder zal las tig vallen „Ge zult natuurlijk dezen brief als mets prejudicieerende beschouwen, in geval het voorstel, door ons gedaan met mocht worden aangenomen. „Wij zijn waarde heeren. Oprecht de uwen, FAWCETT, CLARKE EN FAWCETT. „Aan de Heeren Marrables en Blake." Tot zoovet de brieven van Mr Blake en de verbazingwekkende mededeeling van Fawcett, Clarke en Fawcett Deze laatsten leest Lancelot tweemaal over. en tederen keer wordt hij er pijnlijker en met sterker bevreemding door getroffen. Daarop ziet hij Cochrane's schrijven nog eens door „Imperrator-ciub, 1 Mei 18 „Beste Brackenbury, „Ik heb er deze geheele week over ge dacht u te schrijven, maar hoewel ik twee maal de pen heb opgenomen om het te doen, heb ik haar tweemaal weer neerge legd, in ernsi met wetende, hoe ik zou schrijven, wat ik u zeggen wilde. Vandaag echter viel mijn aandacht op een artikel in The Court Herald, dat ik hierbij in sluit en tk voel, dat ik aan mijn plicht als vriend te kort zou komen zoo ik langer bleet zwijgen Het uitgeknipte artikeltje uit The Tocsin verscheen een paar dagen geleden. Aangezien zij Wïen de zaken aangaan, altijd de laatsten zijn om berich ten van deze aard te ontvangen, vermoed ik, dat gij niets van deze belachelijke ge ruchten weet, die, het spijt mij het te moe ten zeggen, reeds gedurende de laatste tien dagen in de stad tn omloop zijn Ik zou u willen voorstellen, dadelijk een paar regels aan den uitgever van The Court Herald te zenden, om tn zijn blad ge plaatst te worden Wat The Tocsin betreft, dat is zulk een vuil blad, en wordt zoo weinig door fat soenlijke lieden gelezen, dat het misschien beter ware. het onopgemerkt te laten loopen. „Het spijt mij waarlijk, beste vriend, zulke onaangename berichten te moeten zendenmaar ik vond, dat gij moest weten, wat er aan de hand is. Als altijd de uwe, HORATIUS COCHRANE. „Aan Lord Brackenbury. „P.S. ingesloten uitgeknipte artikelen" Uit „The Court Herald", 1 Mei 18 „Volgens een vertrouwbaar gerucht zou Lord B y, wiens vreemdsoortig verdwijnen onder zeer verdachte omstan digheden. ongeveer zeventien jaar gela den. het onderwerp van gesprek was door geheel Europa, teruggekomen zijn, om zijn utels en goederen op te eischen. De ze eisch zai hoogst waarschijnlijk niet zonder onderzoen worden toegestaan en naar wij vernemen, heeft Lord By deze zaak in handen gesteld van een be roemde firma in de Noordelijke distric ten." Uit „TAe 2oain", 26 April, 18„Een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 11