er u mede lastig te vallen, Mylord," zeide ge hem zaagt, met tegengehouden Blake. Waarom hebt ge hem niet aangespro Bleek en onrustig trok Lancelot zijn ken?" nieuw hoofdstuk staat te worden toege- zeldet ge, die den bewoners van <*e hoeve zaagt, en die door een dame vergezeld was, HOOFDSTUK LXV. voegd aan de romantische geschiedenis te hulp kwamen. Was hij een van hen droeg een soort uniform en had het bevel Ware Mr Marrables de priester ge- van het Pairschap. Lord Brackenbury, „Dat is iets wat ik met weet. De wedu- over de bemanning van een boot preten- weest van het orakel van Delphi, dan die den 18den April 18— op den weg we Petrucelli had, naar het schijnt, een dent nommer Eén. De man, dien ge den kon hij niet juister geprofeteerd hebben, langs de kust verloren raakte met 30.000 bloedverwant, die eigenaar was van een nacht van de uitbarsting hebt gezien, was „Ik zal hem met genoegen uitnoodigen," pd. st. waarde aan diamanten bij zich, koopvaardijschip, dat toen ter tijd in de óf een toevallig toeschouwer, die evenals zeide hij, „maar hij zal niet komen." blijkt achteraf noch beroofd, noch ver- haven lag en het was de bemanning van gij zijn diensten leende, óf hij was een ge- Hij noodigde hem uit in de volgende moord te zijn geworden. Toegevende aan dat schip, die zij op het erf zagen." wone boer of zeeman: pretendent nommer termen een onbedwingbaren lust tot een zwer- „Hebt ge later het schip opgezocht?" Twee. Eindelijk hebben wij den man, die Singleton, 2 Mei 18 vend leven, heeft hij, naar het schijnt, „Ik heb de familie Petrucelli opgezocht, volgens de heeren Fawcett en Clarke een „Waarde Heeren, Zijn tijd en geld gebruikt, om van den die bestaat uit een weduwe met een heelen zwervend leven geleid, zijn geld verkwist „Wij hebben uw geëerd schrijven van Indus naar de Pool te trekken maar nu, troep zonen en dochters en klemkinde- en vijf- en-twintig duizend pond noodig den eersten dezer ontvangen, en met on- dit Zigeunerleven moede, zal hij binnen- ren. Zij hadden een schuilplaats gezocht heeft. Deze heer is klaarblijkelijk geen der zen cliënt onderhandeld over de vorde- kort zijn plaats in de samenleving weder bij vrienden, die ongeveer zestien mijlen beide anderen, hij is pretendent nommer ringen, door u gedaan ten behoeve van innemen. Die plaats echter is sedert van Napels af woonden. Ik had de groot- Drie." een heer, dien gij voor zijn broeder er- vele jaren door den tegenwoordigen heer, ste moeite hen terug te vinden maar „Dus, Marrables, ge weigert mijn stel- kent. Het komt ons voor, dat, indien uw den broeder en vermoedelijken erfge- toen ik hen vond, deed ik alle vragen die lige getuigenis, het getuigenis van mijn cliënt werkelijk de persoon is, voor wien naam van den Lord, vervuld, die haar ik kon bedenken Het schip van hun eigen oogen, aan te nemen?" hij zich uitgeeft, zijn identiteit boven eeni- waarschijnlijk niet zonder strijd zal op- bloedverwant was echter in dien tusschen- „Ik geloof, dat uw geest gepredispo- gen twijfel verheven bewezen kan wor- geven. De rechtsgeleerden, zegt men, zijn tijd op een kruistocht uitgegaan en zij neerd was om zekeren indruk te ontvan- den door een persoonlijke ontmoeting met aan beide zijden druk bezig zich voor te verzekerden mij, dat er niemand onder gen, en dat ge u in beide gevallen vergist den onzen en is deze bewezen, dan zijn bereiden tot den kamp." de bemanning was, die ook maar in de hebt. Intusschen, dit moge zijn zooals alle schikkingen voor de toekomst te be- verte op de beschrijving van mijn broeder het wil, de tegenwoordige vraag is, hoe spreken, niet door de heeren der wet, HOOFDSTUK LXIV. geleek." met pretendent nommer Drie te hande- de raadgevers der beide partijen, maar „Ik wilde, dat ik deze onaangename „Maar vergeef mij, dat ik u onder- len door de broeders zeiven. Wij hebben dè zaak in orde had kunnen brengen zonder vraag waarom hebt ge dien man, toen Beide heeren begonnen nu deze quaes- eer u uit te noodigen, een tijdstip voor de tie te bespreken. ontmoeting der betrokken partijen te be- De brieven van Fawcett en Clarke spra- palen. De heer, in wiens naam gij handelt, ken van stellige identiteits-bewijzen, die zal dan met alle gemak zijn identiteit stoel dichter aan tafel en nam uit zijn zak „Hoe kon ik hem ophouden, terwijl er hun ter hand waren gesteld. Deze bewij- kunnen bewijzen. Misschien zal het de brieven en ingesloten stukjes courant, nog menschelijke wezens waren in dat zen te onderzoeken en een persoonlijk wenschelijk zijn deze ontmoeting aan ons die hij dien morgen van de firma ont- huis, dat de lava meer en meer naderde? onderhoud te verkrijgen met hun cliënt, kantoor te doen plaats hebben op een van vangen had. Toch heb ik nog geaarzeld. Een oogen- dat was blijkbaar het eerste wat men doen de eerste dagen in de volgende week. „O, maar dat zou onmogelijk geweest bhk had ik het gevoel, alsof ik hem vol- moest. Op deze punten waren Lancelot Wij zijn, waarde Heeren, Zijn 1" antwoordde hij. gen moestEn ge zult u herinneren dat, en zijn raadgevers het eens. Dien ten ge- Oprecht de uwen, „Ja omdat wij met Fawcett en Clarke al had ik gesproken, hij mij niet zou heb- volge werd besloten, dat de heeren Marra- MARRABLES EN BLAKE. te doen hebben." ben verstaan. Hij sprak klaarblijkelijk tot bles en Blake aan de heeren Fawcett en „Aan de heeren Fawcett, Clarke en „Dat is het, wat mij ongerust maakt 1" mij maar ik hoorde geen geluid." Clarke zouden schrijven, om dezen het Fawcett." zeide Lancelot. „Ik kan niet begrijpen, „Indien gij hem herkend hebt, waarom verlangen van Lord Brackenbury te Op deze hoffelijke uitnoodiging zonden, waarom hij naar Fawcett en Clarke zou zou hij u niet herkend hebben kennen te geven, hun cliënt te ontmoeten, na verloop van twee dagen, de heeren gegaan zijn of naar eenigen rechtsge- „Wel, ik had eenige oogenblikken ge- en diens bewijzen van identiteit te onder- Fawcett, Clarke en Fawcett het volgend leerde, wien ook. Waarom kwam hij niet leden mijn hoed verloren en de gids had zoeken op tijd en plaats, als aan genoem- antwoord bij mij, of schreef mij niet persoonlijk?" mij den zijnen gegeven een grooten den heer het best gelegen zou komen. Singleton, 5 Mei 18 „Ik begrijp u niet geheel," zeide Mr. slappen hoed, die mijn oogen beschermde Daarop stond Lancelot op om heen te Waarde Heeren, Marrables. „Over wien spreeekt gij maar mij geheel onkenbaar maakte." gaan maar halverwege de deur bleef hij „Wij ontvingen uw schrijven van den „Over Cuthbert over mijn broeder. „En waren er werkelijk menschen in staan en haalde een brief uit zijn zak. tweeden dezer in volmaakte orde, en heb- Over wien anders huis „Zie eens hier," zeide hij, „ik had ver- ben het onzen cliënt voorgelegd. Het doet „Maar mijn beste vriend," zeide de „Er was één man een landlooper geten u dezen te laten zien. Hij is van ons leed, dat gij het, noodig oordeelt een kleine advokaat, „ge onderstelt toch geen wien, met anderen, de Petrucelli's nacht- mijn vriend Cochrane. Zeg mij eens, persoonlijke ontmoeting yoor te stellen, oogenblik, dat dit iets anders is dan een verblijf verleend hadden, want iedereen wat ge er van denkt daar wij dit niet anders dan onnoodig en Zaak van oplichterij en bedrog geloofde, dit moet ge bedenken, dat La M-. Marrables nam hem aan met den pijnlijk kunnen vinden. Onze cliënt en „Het is geen oplichterij en bedrog." Cercola en San Lorenzo zoo veilig waren eerbied, verschuldigd aan een brief, ge- zijn broeder zijn zoolang gescheiden ge- „Neem mij niet kwalijk indien uw als Napels zelf. De man lag bewusteloos schreven door den conservatieven ver- weest, en zulke groote veranderingen heb- broeder werkelijk in leve ware.dronken, denk ik op een soort hooi- tegenwoordiger van het vlek Singleton; ben er in dien tijd in de familie-omstandig- „Mijn broeder is in leven." zolder al de anderen waren ontsnapt, maar zijn gelaat stond ernstig, toen hij heden plaats gehad, dat onze cliënt ge- Weder zagen de compagnons elkander Wij, Fink en ik, kregen er hem op eene of hem nederlegde. voelt, dat het beter zou zijn, dat dergelijke aan. Zij wisten niet, wat te zeggen, noch andere manier uit, maar het was een „Het is een laag complot," zeide hij ontmoeting niet plaats had. Wij zullen wat te denken. moeilijk werk, en een paar minuten later „een laag en wel doordacht complot; echter zeiven met alle genoegen u ontmoe- De oude heer die nog steeds krachtig stortte het dak in." en zij zullen vechten." ten, en indien gij dit noodig oordeelt, was, al verrieden een minder heldere blik, „Ge kunt wel even opteekenen, Mr. „Maar die paragraphen uit The Tocsin ook uw cliënt, wanneer gij maar wilten een zakken van het gerimpelde ooglid en Blake, dat er iederen keer, dat Mylord en The Court HeraldV' wij zijn gemachtigd, schriftelijke getui- een beven van de hand zijn meerge- zijn broeder meende te herkennen, zee- „Zijn geschreven op het kantoor van genissen van identiteit over te leggen, die vorderde leeftijd nam zijn bril af en lieden tegenwoordig waren," zeide Mr. Fawcett en Clarke." iederen twijfel uit uw geest of uit dien veegde de glazen schoon. Marrables. „Goede Hemelwaarom Als het van uw cliënt zullen wegnemen. In aan- „Ik wil zeggen, dat ik weet dat hij leeft, „Iederen keer, en als ge u Cuthberts waar is, als het maar waar is behoeft merking genomen echter, dat onze cliënt dat ik hem van aangezicht tot aangezicht hartstocht voor de zee herinnert...." hij slechts bij mij te komen, zijn hand uit zijn rang en stand niet verkiest te herne- gezien heb." „Ja, maar mijn beste vriend, ik geloof te steken, en al wat ik bezit, is het zijne men, maar Engeland zoo spoedig mogelijk „Hem gezien? God zij mijn ziel gena- niet dat hij het was, evenmin als ik ge- Vijf-en-twintig duizend pond, vergeleken wenscht te verlaten, komt 't ons wensche- digDat is al heel bijzonder. Wanneer loof aan den cliënt der heeren Fawcett en bij wat ik hem schuldig ben. Ge weet, lijk voor, dat hij zijn incognito beware, en cn waar hebt ge hem gezien Toch niet Clarke hoe weinig ik van zijn geld verteerd heb, dat de geheele onderhandeling zoo ge- bij Fawcett en Clarke?" „Ik zeg u, Marrables, dat ik er zeker Mirrables; ge weet, hoe het vermeer- heim mogelijk plaats hebben. Wij behoeven Lancelot schudde zijn hoofd. van ben, zoo zeker als van mijn eigen derd is, en tot welk een enorme som het hier nauwelijks bij te voegen dat onze „Neen," zeide hij somber „Niet in identiteit." gedurende deze zeventien jaren is geste- cliënt niet het minste verlangen koestert, Engeland niet nu. Twaalf jaar geleden, „Maar de reden, beste vriend, de reden gen. Het is alles het zijne. Al de landgoede- om een openbaar gerechtshof in de zaak toen ik in het Zuiden van Italië was, een voor zijn langdurig verdwijnen ren behooren hem de titel behoort hem te betrekken maar indien zijn zeer ge- paar maanden ongeveer na ons huwelijk „De reden? God weet het 1 Men hoort hij behoeft ze slechts op te eischen 1" matigde eischen op de door ons gestelde Het is een lang verhaalmaar ik zal het soms van menschen, die verdwijnen, en „En hij zou bij u komen hij zou zijn wijze worden ingewilligd, zou hij in de %oo kort maken als ik kan." zich door hun familie als dood beweénen hand uitsteken, indien hij het ware Her- tegenwoordige positie van zijn broeder Daarop vertelde hij hun van dien dag laten en die er oogenschijnlijk geen an- inner u eens de hartelijke genegenheid liefst geheel geen verandering brengen, in de oude villa en van den nacht op de deren grond voor hebben dan den wensch, die er tusschen uw broeder én u bestond" Wij zullen daarom met genoegen den helling van den Vesuvius en hij zeide, om het leven opnieuw te beginnen en het „Die herinner ik mij en dat is het juist eerstvolgenden Dinsdag, twi.Mf uren, op hoe hij, daar hij de eerste maal het ge- juk der maatschappelijke wetten af te wat mij het diepst grieft I" uw kantoor komen, laat van zijn broeder niet zag, niet zeker werpen." Zie eens op de antecedenten van Wij zijn, wau.ue neeien, was van zijn zaak maar bij de tweede „Ale een man van opvoeding en be- Fawcett en Clarke denk aan den onder- Oprecht de uwen, ontmoeting was hij zonder eenigen twij- schaving zoo iets doet, dan wil dat ge- gang en het sterven van Stephen Lang- FAWCETT, CLARKE EN FAW- fel van de identiteit zijns broeders over- woonlijk zeggen, dat hij een huwelijk be- trey en vraag dan uzelven af, of de over tuigd. neden zijn stand gesloten heeft," zeide leden Lord zich ooit aan hun handen De advokaten luisterden aandachtig Mr. Blake, „en dat is een dwaasheid, dte zou hebben toevertrouwd. Is dat te geloo- toe de jongere teekende met potlood nooit door den overleden Lord Bracken- ven? Is dat mogelijk? M'jn beste Lord lijk aan Lancelot, om hem aan te raden, van tijd tot tijd het een en ander op de bury zou begaan zijn." Brackenbury, zegt u eigen kostelijk ge- voor het oogenblik tenminste het voorstel andere compagnon brak nu en dan met „Ge zeidet, meen ik, dat er een dame zond verstand u niet, dat uw beminde van Fawcett en Clarke aan te nemen. bij dien man was zeide Mr. Marrables broeder nooit op zulk een wijs zou gehan- „Wij kunnen niet beter doen, zeide hij, vragend. deld hebben, en dat tot zelfs de weg, door dan hun zoogenaamde schriftelijke be- „Dien dag op de villa ja." Fawcett en Clarke's cliënt gevolgd, toont, wijzen onderzoeken, en dan naar bevind „En zij zag er als een dame uit dat hij een bedrieger is van zaken te handelen, Intusschen kan ik „Ik vind van wel." Lancelot zweeg, haalde diep adem en u zeggen, dat wij gelooven een sleutel Mr. Mirrables wreef zich de kin, en antwoordde gevonden te hebben tot de plaats, waar Oostenriiksche Lloyd's-stoombooton- zeide toen glimlachend: „Bij mijn ziel, Mirrables, ik begin te deze geheimzinnige eischer zich ophoudt, derstelde Mr. Blake. „Er zijn drie pretendenten in het veld." gelooven, dat gij gelijk hebt. Noodig den dien ik meer dan eens geneigd ben geweest „Ja juist." „Drie pretendenten?" man uit mij te komen zien en wij zullen als een zuiver mythisch persoon te be- „En den tweeden keer vroeg Mr. „Daar is de man, dien ge op de villa er spoedig achter zijn, of hij een bedrieger schouwen. De Fawcetts hebben een Marrables. „Hoe was hij den tweeden zaagt, daar is de man, dien ge zaagt in is of niet." cliënt in Macclesfield, met wien zij dage- keer gekleed i" den nacht van de uitbarsting, en daar is „Ik zal hem met genoegen uitnoodigen, lijks in aanraking komen. Frank Fawcett „Ja, dat kan ik tl niet zeggen. Ik zag de lastgever van de heeren Fawcett en zeide M'. Mirrables. „Of liever, ik zal is verscheiden malen in de laatste veer- toen illeen zijn gelaat." Clarke. Nu, beste vriend een oogenblik- Fawcett ei ührke verzo;ken hem uit te tiei dagen of d-ie weken over geweest, «Maar er waren verscheiden zeelieden, je geduld 1 De man, dien ge op de villa noodigen. Maar hij zal niet komen." en ging dan .neestal met den morgen-ex- CETT. „Aan de Heeren Mnvaoles en Blake." Daarop schreef Mr. Marrables persoon een vraag het verhaal af. „In zeemansuniform, zegt gij „Nu als ge een gouden band en kope- fen knoopen een unifiorm kunt noemen 1" „Meer de dracht van een scheepsjongen aan boord van een Miilschip, of van een presstrein om 's avonds terug te keeren. Wij hebben gistei enavond een onzei jongste klerken naar Macclesfield gezon den, om uit te vorschen, wat hij in die stad kon te weten komen. Hij is een glad kereltje en zal, denk ik, niet ledig terug- keeren." Den volgenden dag schreef Marrables weder Singleton, 7 Mei 18 Beste Lord Brackenbury, „De geheimzinnige cliënt te Maccles field is zekere Mr. Compton. Hij heeft zijn <ntrek genomen in het hotel York en vo», "oover onze klerk kon te weten komen, schijnt hij vrij ruim met zijn geld om te springen. Hij wordt beschreven als lang, licht van huidskleur, en als iemand van vijf- zeven en dertig jaar oud. Ik denk dezen heer met eigen oogen te gaan zien, eer wij vele dagen verder zijn. In tusschen verheug ik mij in het vooruit- Zicht u morgen hier te ontvangen. „Geloof mij, mijn beste Lord, Uw getrouwe EDUARD MARRABLES. „Aan Lord Brackeuoui y." In vele jaren was Mr. Marrables niet zoo dikwijls naar het kantoor geweest, of had hij eigenhandig zoovele brieven over zaken geschreven. Want men moet niet vergeten, dat hij nu zeven en tachtig jaren telde en niettegenstaande de hel derheid van zijn geest en de buitengewone kracht van zijn lichaam was hij werkelijk een zeer oud heer. Zoo oud als hij was, was hij er echter de man niet naar, om zich zelfs door eene zoo ernstige onder neming als een retourreis naar Maccles field te laten afschrikken. Vast overtuigd, dat hier een groote oplichterij werd be raamd, gevoelde hij nog eens de voorpret waarmee hij in vroeger dagen gewoon was, de genoegens van de wettelijke jacht te volgen. Nadat dus Mr. Marrables zijn briefje aan Lancelot Brackenbury had afgezon den, ging hij naar huis, achter een van de bedaardste hitten, door den bezadigdsten aller koetsiers gereden (want de dagen van hoogstappende grauwschimmels en vurige Rory's waren voorbij), en zette zich met wat meer honger dan gewoonlijk aan tafel. Nu was het de onveranderlijke ge woonte van Mr. Marrables twee uur na den maaltijd te lezen en daar lichte lec tuur goed is voor de spijsvertering, had hij altijd een roman bij zijn kop koffie. Hij was inderdaad een onverzadelijk ro manlezer, en had gewoonlijk een groote kist van dergelijke lectuur, die van Mu- die's winkel kwam of daarheen terug- keerue. Daarom moc.u meu net wel veront- scnuldigen, dat Mr. Marrables, toen hij gemakkelijk in zijn armstoel zat, met pantoffels aan de voeten en met kalmen, opgeruimden geest, terwijl het licht van een kaplamp viel op de eerste bladzijde van zetter derde deel, eenigszins ongedul dig opzag, en een weinig geprikkeld ant woordde, toen hij gestoord werd met een „.adien het u schikt, Sir, er is een heer die u verlangt te spreken." „Verd....d, Davis! geweet, dat ik nooit op dit uur te spreken ben. Zeg hem, dat hij naar het kantoor te Singleton kan gaan, eiken dag vóór vijf uur 1 Mr. Blake zal hem afwachten." „Dat heb ik hem gezegd, Sir," ant woordde Davis, die zoo deftig was als een aanspreker en reeds vijftig jaar bij Mr. Marrables gewoond had. „En is hij niet weggegaan?" „Neen, Sir. Hij zegt, dat hij een zeer bijzondere zaak heeft en u spreken moet." „Zeg, dat hij naar den duivel kan loopeu i" „Dat neb ik hem gezegd, Sir 1" „Te drommel, hebt ge?" „Niet juist met die woorden, Sir, maar *oo iets dat op hetzelfde neerkwam." MMarrables lachte. „Nu dan, Davis, ga naar hem terug, en zeg hem, met mijn groeten, dat ik mij nu weinig of niets meer met kantoorzaken bemoei, maar dat mijn compagnon, Mr. Blake, hem met genoegen van dienst zal zijn. Zeg het beleefd, denk er om." „Ja Sir, maar hij neemt geen „neen" als antwoord aan." „Nu. - *>eb dan toch geen ander ant- WOo Divis ve.dween; maar kwam onmid dellijk terug. „Neem mij niet kwalijk, Sir, maar dié heer zegt, dat hij een heel oud viierd is en zeker weet, dat ge blijde zult zijn hem te zien." ,#ioe keet hij „Dat wil hij niet zeggen, Sir." „Hebt ge hem cm zijn kaartje gevraagd „Dat wil hij niet geven, Sir." Mr. Marrables aarzelde. Lij was be paald boos en toch kon hij niet nalaten nieuwsgierig te zijn ook. „Zeg hem dan boven te komen, en dat hij voor mijn part gehangen mag worden 1' zeide hij, terwijl zijn nieuwsgierigheid het van zijn boosheid won. Daarop sloot hij zijn boek, stond op en besloot dezen onw eiken en gast niet uit te noodigen om te gaan zitten. De deur werd opengedaan en bij kwam binneneen lang, krachtig man, met lichten baard, een overjas aan en een vilten hoed op zijn hoofd. Hij nam zijn hoed af, toen hij den drempel overkwam, stapte naar het midden van het vertrek, nam de kap van de lamp en zeide Mr. Marrables, kent gij mij?" De blos verdween uit het rooskleurig gelaat van Mr. Marrables. Hij staarde den vreemdeling aan en zeide niets. „Mr. Marrables," herhaalde zijn be zoeker, „kent ge mij 'Toen zeide Mr. Marrables voor de eerste maal zijns levens een leugen. Hij zeide „Neen." „Uw blikken zeggen „Ja", oude vriend 1 Waarom zegt uw tong „Neen" Weder zweeg Mr. Marrables. „Zie mij nog eens aan. Hebben zeven tien jaar mij zóó veranderd Is het moge lijk dat ge zelfs mijn stem niet herkent? Ik ben Cuthbert Brackenbury." Van het hoofd tot de voeten bevend, viel Mr. Marrables in zijn armstoel terug. „Ik ik veronderstel," zeide hij, be proevend met koele bedaardheid te spre ken „ik veronderstel, dat ik de eer heb met Mr. Compton van Macclesfield te spréken „Compton van Macclesfield Wat wilt ge daarmeé zeggen? Ik zeg u, dat ik Cuthbert Brackenbury ben 1 Wat betee- kent al die drukte over mijn broeder en de bezitting Ik zag het eers vier dagen geleden in de Fanfulla. De Italiaansche papieren zijn er vol van. Ik was juist te Triëst aan wal gekomen, en in het eerste café, dat ik binnenkwam, las ik hetIk vertrok den volgenden morgen naar Enge land en hier ben ik. Is het waar Wordt de bezitting hem betwist? En op welke gronden En door wien „Gij zijt het dus niet die haar be twist stamelde Mr. Marrables. „Ik Zijt ge gek De Fanfulla spreekt van een pretendent voor den titel is er zulk een pretendent Indien dat zoo is, dan is hij een bedrieger, en ik ben hier om den bedrieger te ontmaskeren 1" Mr. Marrables snakte bijna naar adem daarop stak hij half lachend, half schreiend beide handen uit en zeide „Cuthbert, beste jongen, vergeef mij 1 Ik herkende u op het oogenblik dat ge de kamer inkwaamt. God zegen u 1" Daarop bestond gedurende eenige mi nuten hun gesprek uit niets anders dan afgebroken uitroepen, half uitgesproken zinnen, haastige vragen en snelle ant woorden. „En ge dacht, dat ik dood was Ieder een dacht het, nietwaar En Lancelot „Lancelot geloofde het lange jaren niet ik twijfel inderdaad, of hij het ooit werkelijk geloofd heeft, hoewel hij einde lijk aan de noodzakelijkheid toegaf en den titel aannam. Daarna verbeeldde hij zich, u gezien te hebben...." „Mij gezien te hebben?" „Ja, twaalf jaar geleden, in het zuiden van Italië. Eerst in het huis, waar ge als jongens geleefd heb.,.." „Ja I" „Toen gedurende de groote uitbar sting van den Vesuvius, terwijl ge uit een brandend huis kwaamt teik ben den naam van de plaats vergeten „San Lorenzo 1, Ja, daar was ik met eenigen van mijn volk. Het was op een hoeve, die aan familiebetrekkingen van mijn vrouw behoorde, en wij redden wat wij konden." „Ge zij dus getrouwd „Ja." „En bij de Marine „Ik ben eigenaar van en kapitein op een koopvaardijschip rijk voor mijn siar.d weikzaj.tr. gelukkig. Geictg nu van mijzelven. Vertel mij wat van Lancelot „Uw ticeder is cok getiouwd," zeide Mr. Marrables met eer.ige verlegenheid. „Dat weet ik. Lij is geticuwd met VCi- nifrieda. Ik zag het in de ccui anten. Ik dacht, dat zij eerder getiouwd zouden zijn. Zij wachtten vier jaar." „O, dus hebt gij vei wacht. „Ik wist natuurlijk, dat hij haar lief had en ik wist dat zij len tcnirde." „En dat was de reder., waarem. „daarom ik heenging? Lu, het was een van mijn sterkste beweegredenen, maar niet de eenige. Ik haatte mijn levén in Ingeland. Ik was wee van ce n aatschap- pij en van het wanhopige kringetje van visites maker., uit eter. gJEr, jrgen, luis teren naar speeches, en geeuwen in club vensters. Ik kon daar niet acem halen. Ik verteerde van zucht raar vrijheid. En toen ik zeker was, dat vrijheid voor mij zelven tevens gelukkig zou zijn voor de twee menschen, die mij het liefst op de wereld waren.... wel, toen hakte ik den Gordiaanschen knoop door en nam mijn lot in mijn eigen handen. Maar ge zoudt mij van Lancelot vertellen. Is hij gezond Is hij gelukkig? Lebben zij kinderen? Op dit alles antwoordde Mr. Marrables dat zij het gelukkigste paar menschen waren, waarvan hij ooit in een roman ge lezen had en dat zij ouders waren van drie heerlijke jongens, waarvan de oudste Cuthbert, genoemd was naar zijn verlo ren oom. „En hij lijkt ook op u," voegde de kleine rechts gelee de er bij. „Hij is de eenige blonde en de beide anderen zijn donker, evenals hun vader." „God zegene hem en hen 1 Mijn naamgenoot ook 1 Ik verlang hem te zien I zeide Lord Brackenbury aangedaan. Mr. Marrables zag hem aan. „En gij zeide hij angstig onderzoe kend. „Hebt gij ook familie „Een dochtertje een heel teer kind. Dat is mijn eenige aardsche zorg. Zijn kinderen zijn allen gezond?" „Als jonge wilden." „En schildert hij nog?" „Niet alleen schildert hij en schildert goed maar zijn stukken worden voor goede prijzen verkocht die, naar mijn inzien, een deugdelijk bewijs zijn van hun verdienste. Hij heeft twee schilderijen in den Salon van dit jaar." „Eén daarvan moet mij behooren, als zij niet beiden reeds verkocht zijn. En nu, wat zijn dat voor geruchten in de couran ten „Eerst één vraag, om een oud man ge noegen te doen zeide Mr. Marrables. Hoe hebt ge het aangelegd, om dien nacht te verdwijnen, nadat ge uit het rijtuig gekomen waart Lord Brackenbury glimlachte. „Heel gemakkelijk," zeide hij. Zóó gemakkelijk, dat 't hem alleen bevreemd de, dat niemand er achter was gekomen. Mr. Marrables zou zich herinneren, dat hij verscheiden weken in Genua gebleven was. Welnu, gedurende zijn verblijf in Genua had hij een boot gekocht, in plaats van een jacht te huren een wrak, oud schip, waarmede men kon zeilen of roeien naar believen. Hij was gewoonlijk dage lijks een uur of vier op het water soms met een jongen, om het roer te houden, soms alleen. In deze boot onderzocht hij de kusten tusschen Genua en La Spez- zia, én, nadat hij op een eenzame plaats onder de rotsen, ongeveer anderhalve mijl benoorden La Spezzia, een kleine kreek had gevonden, besloot hij, deze tot zijn punt van vertrek te maken. De boot van eenig voedsel en wat versch water te voorzien, met zand voor ballast en een stel wissel kleeren, zooals een ruwe zeebonk zou kunnen dragen, was gemak kelijk genoeg. Niet zoo gemakkelijk was het, de boot weg te krijgen, haar verscho len en klaar te houden in die kleine kreek Zijn eigen weg over de klippen en door de bosschen te vinden, en onopgemerkt te blijven, totdat hij den postweg bereikte en de diligence aantrof, waarmee hij dien zelfden avond laat naar Genua terugkeer de. Toen dit gedaan was, was al het andere gesneden brood. Hij sprong uit de gele calèche, juist het dichtst bij het punt waar hi; wezen wil de, en lang genoeg eer de bewoners van de Croce di Malta uitgingen om hem te zoe ken, was hij verscholen in zrr boot, on eer eer cvtil ellerce jcis.jicil ts vachtend op het bedaren van den storm, om in zee te steken. Toen lar.gzen er hand c'e wind ging liggen en de lucht cpheldeic'e, ver wisselde hij van kleederen, stootte zijn boot af, zette het zeil op en liep met den bries meê halfweg naar Genua terug. Ge lukkig draaide de wind tegen het aan breken van den dag half naar het Noor den en toen, recht op de open zee aan houdend, en zonder andere hulpmidde len dan een kaart en een zak-kompas, zette hij regeliecht heers naar het eiland Borgona, dat ongeveer tvir.tig mijlen ten Zuidwesten van Leghorn ligt, en ruim veertig van La Sperzia. Lier landde hij veilig en wel, al wrs het riet zcr.cer moei te en na eerige vejgeefrcl e pegir gen, na dat hij zijn eigen lleec'eien, in een zak, met zand bezwaard, had laten zir.ken, en twee nachten en twee dagen in een open boot had rondgezwalkt. Voor een Genu- eensch visscher, doorgaar.de, bleef hij tot het eir.c'e van Juli te Coigona, waar hij dienst had genomen bij de ansjovis- visscherij en zijn w-eel loon verdiende, evenals ieder ander van de tijdelijke vis- schers, die in dat jaargetijde van het vaste land overkomen. Van daar ging hij, na dat hij zijn boot verkocht had, naar Cor sica en Sardinië, en langzamerhand stak hij van Gagliari naar Corfu over en van Corfu naar Brir.disr. Dit alles deed hij naar een vastgesteld plan en dat plan was een koopvaardij schip te koopen en voor goed het leven van een koopman-zeekapitein te leiden. „En hebt ge geen tehuis op het vas te land vroeg M Marrables, toen het verhaal zoover gevoteerd was. Maar Lord Brackenbury kwam terug op het onderwerp van zijn eerste onder zoek, in plaats van óp deze vraag te ant woorden. Toen zeide Mr. Marrables hem alles wat hij van de zaak wist, en toonde zijn gast afschriften van de brieven, tusschen hemzelven en de firma Fawcett en Clarke gewisseld. „En is er werkelijk een eischer „Naar het schijnt, ja een man, dte Zich Compton noemt en zich te Maccles field ophoudt. Indien hij nu werkelijk aan Fawcett en Clarke de papieren, in hun brieven genoemd, in handen gegeven heeft, en indien die papieren echt zijn, hoe kwam hij er dan aan Waar waren al die brieven en rekeningen waar was die inventaris der diamanten, toen ge uw reiswagen verliet „In mijn zwarten tasch op den vloer, naast mijn zitplaats. „Zoo zeker als dat ik hier zit. Ik liet Ze daar met opzet." ,;En naamt ge niets met u mede „Niets, behalve de diamanten en het geld in mijn gordel, benevens twee kleine miniaturen, die vah Lancelot en mijn moeder." „Kunt ge u nog herinneien, of er nog andere brieven in den tasch waren, be halve die van uw broeder en Lady..ik bedoel Miss Savage „Ja, daar waren e: een paar van Mellor. Dood arme kerel 1 Liet spijt mij dit te hooren. Eén van Sir Reginald Barker over een koetspaard één of twee van uzelven Marrables en Blake en al mijn hotelrekeningen van het oogenblik af, waarop ik Engeland verlaten had. Ik^ zal er mij nog meer herinneren, durf ik zeggen, als ik tijd heb er over te denken." „Deze dingen moeten dus uit uw tasch gestolen zijn, tusschen het oogenblik, dat gij uit uw rijtuig gestapt zijt en de aan komst van uw broeder te La Spezzia 1" Lord Brackenbury dacht een oogen blik na toen zeide hij met zijn ernstige», ironischen glimlach „Nu, ik weet, wie de eischer is. Het ia mijn oppasser, Prouting." Een half uur later, toen hun plan van handelen was vastgesteld, krabbelde Mr. Marrables een briefje aan Lancelot, om te zeggën, dat de samenkomst onvermij- delijk was moeten uitgesteld worden, en om hen te verzoeken, intusschen geen enkele schrede verder in de zaak te doen. Aan Fawcett en Clarke schreef hij zelf eveneens met een paar woorden, dat, aangezien hij zelf buiten staat was naar Singleton te gaan, hij hoopte, dat het de zen heeren niet moeilijk zou vallen, hun bezoek tot Woensdag op denzelfden tijd uit te stellen. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 12