a
a
wereldstad van drinkwater wordt voorzien
,o
s
O
O
0
Tweede Blad
Zaterdag 27 Mairt 1926 50ste Jaargang No. 16210
De groote hal, waarin dag en nacht de pompen het water naar de
hoofdstad persen.
Wanneer een nafilter 190 dagen dienst gedaan
heeft, wordt hij met bekwamen spoed geledigd
en gereinigd.
De nafilters, niet minder dan 11 in getal,
blakeren in het zonlicht.
De 12 vóórfilters in het nieuwe gebouw.
Rusteloos, dag in, dag uit, stroomt het water
door de kanalen uit de duinen aan.
De reusachtige Oranjekom is de verzamelplaats
van al het duinwater.
Als een dicht, wit gordijn spuit het water uit ontelbare sproeiers in de
voorfilters.
FEUILLETON.
EEN GEHEIMZINNIGE
VERDWIJNING.
Amsterdam, dat zoo langzamerhand de
allures van een wereldstad gaat aannemen,
van drinkwater te voorzien, is wel een van
de -meest uitzonderlijke en toch ook een
van de meest actueele vraagstukken, naar
de oplossing waarvan schrandere geesten
langen tijd gezocht hebben.
Drinkwater is eigenlijk wel het allereen
voudigste, wat iemand zich denken kan, en
hoe eenvoudig ook, toch blijft het een groot
probleem, al beschouwen we 't niet als zoo
danig.
Hoe dikwijls zeggen we 'tniet: och, 'tis
zoo eenvoudig als pompwater; 't is maai
water; water kost niets; de waterkraan is
geduldig, en al zoo meer.
We ondervinden het zelf immers lederen
dag weer.
Of wat stelt men zich al eenvoudiger voor I
dan drinkwater, het doodgewone, heldere,
frissche water, met de twee eigenschappen,
die het alleen bezit: zonder kleur en zonder
smaak, zonder evenwel onzichtbaar of
smaakloos te zijn.
Al is 't water iets, waaraan ieder mensch
zonder één enkele uitzondering, behoefte
heeft, toch laat de doorsnee-inwoner van
elke gemeente zich er niet 't minst aan ge
legen liggen, hoe het ko'mt, dat hij zomer
en winter, dag en nacht, steeds van drink
water is voorzien
Even de kraan opengedraaid en als 't in
breede stralen neerplast, doet 't zijn dienst,
nuttig voor alles, onontbeerlijk.
Laten we 't bij ons zelf maar eens na
gaan, wat er eigenlijk gebeuren moet, voor
dat 't water klaar en parelend op een snik-
heeten zomerschen dag kan neerstroomer
•n zoo echt heerlijk verfrisschen kan, zoo-
als 't water dat alleen kan.
„Zoo klaar en eenvoudig als water."
Ja zeker, niets zoo klaar en eenvoudig
als water, maar daaraan mogen we gerust
toevoegen? „Niets zoo bewerkelijk als zijn
bereiding."
Wie het niet gezien heeft en wie het niet
heeft hooren uitleggen en aanschouwelijk
heeft hooren verklaren, kan er zich geen
denkbeeld van vormen, wat het wil zeggen
in de behoefte van een groote stad, van 'n
stad als Amsterdam, aan drinkwater te
voorzien en iederen dag weer ruim 50.000
kubieke Meters water te leveren, soms nog
veel meer. Cijfers zijn droog en dor, we
geven 't graag toe, maar zoo'n enkel getal
kan geen kwaad en laat eens narekener
wdlk een arbeidskracht voor zulk een
prestatie noodig is.
Het was daarom zeker een buitenkansje
dat we genoten, om de groote „water-fa-
bricage" als we 't zoo noemen mogen, eens
van nabij te beschouwen en „te" interes
sant om 't onvermeld te laten.
We hopen onzen lezers een zoo getrouw
mogelijk beeld te kunnen geven van alles
wat we zagen en hoorden en uit den aaro
der zaken willen we ons niet wagen aan een
diep-technische beschouwing van het inner
lijke van het bedrijf, daarvoor zou veel
meer studie noodig zijn en we gelooven
zeker, dat we ons op zeer glad ijs zouden
begeven, evenzeer als we gelooven er onze
lezers hoegenaamd geen pleizier mede te
doen door hun droge opsommingen en dor
re getallenreeksen van capaciteit, energie,
werking van machines en dergelijke inge
wikkelde zaken meer voor te leggen.
Wat we willen, is eenvoudig probeeren
na te vertellen, wat we zagen en hoorden,
hetgeen alles interessant was. Want een
bezoek aan dergelijke grootsche inrichtin
gen van waterwinning is voor den buiten
staander niets minder dan een „gebeurte
nis" en een voorrecht, dat hij met beide
handen aangrijpt.
We zullen van wal steken met ons ver
haal:
Het was op een van de ongewoon mooie,
bijna volop zomersche dagen in het begin
van deze maand, dat we, vergezeld van den
voor een krantenman onontbeerlijken fo
tograaf vol frisschen moed en met even
veel zeer verklaarbare nieuwsgierigheid op
weg togen naar de voor den oningewijde
vrijwel ontoegankelijke domeinen van de
Amsterdamsche Waterleiding.
Want men moet niet denken, dat men
er ongestraft een schrede in zal zetten, als
men geen machtiging daartoe heeft, wat ook
zeer beg-ijpelijk is voor de goede orde en
zindelijkheid, die de terreinen moet ken
merken; bovendien is het geheel Amster-
damsch grondgebied.
Voor we verder gaan weer enkele on
vermijdelijke cijfers, die de situatie uiteen
zetten.
Het geheele terrein van de Duinwaterlei
ding voor de hoofdstad van ons Vader
land bevindt zich tusschen de grenzen: ten
Westen, de zee; ten Oosten, de Leidsche-
vaart; ten Noorden, even voorbij de Zand-
voortschelaan en ten Zuiden tot ongeveer
Noórdwijkerhout. Een uigestrektheid van
ongeveer 4000 bunder duinterrein.
Van deze oppervlakte komt al het be-
noodigde water, dat in de duinhoogten ge
zakt door zijn „bronnen" in de groote toe
voerkanalen steeds maar naar de groote
verzamelplaats, de Oranjekom stroomt.
Open kanalen zijn er zeven.
Ze hebben alle een naam.
Daar zijn bijv. het Wester- en v. Sty-
rumkanaal met 84 bronnen, waar vanuit
het water in de bedding stroomt; het Boog-
kanaal mét 55 bronnen, het Barnaart- en
Schusterkanaal met 45 bronnen, het Nieuw
kanaal met 57 bronnen, het Oosterkanaa
met 79 bronnen, het Sprenkelkanaal mei
31 bronnen en ten slotte de Oude Beek met
20 bronnen.
Daarvan werken het Sprenkel-, het Nieuw
en het Barnaart en Schusterkanaal met eer
hevelleiding het water naar de verzamel
plaats, de andere storten het water vri;
over, daar hun niveau hooger ligt dan dal
van de Oranjekom en het water dus na
tuurlijkerwijs naar dit lagerliggend niveau
stroomt.
Oppervlakkig zou men nu denken, dat
zulk een aantal van 7 kanalen hoog noodig
is om al het water aan te voeren,
Toch waren, op het oogenblik dat we de
werken bezichtigden, slechts 3 kanalen in
werking, n.l. het Wester-, het Ooster- en
het Bcog-kanaal.
En het was nog wel Dinsdag, waschdag
in Amsterdam.
De kanalen hebben de gezamenlijke res
pectabele lengte van ongeveer 30 K.M.
Op geen andere wijze wordt water ver
kregen dan door middel der kanalen, die
heel het terrein in allerlei richtingen door
kruisen en als oningewijde staat men wer
kelijk verbijsterd te kijken en kan men 't
zich niet begrijpen, dat datzelfde kalm-
stroomend water en die groote rustige
Oranjekom iederen dag weer ruim 50.000
kubieke meter water leveren.
De Oranjekom is de groote verzamel
plaats, waarin alle kanalen hun voorraad
uitstorten, vandaar verdwijnt het water
door de inlaatkamer, die aan den oever ge
bouwd is, door een buis van kapitale door
snede over een weg van 1300 M. lengte naar
het centrale punt, het pompstation „Lei
duin", om daar de zuivering te ondergaan.
Het landschap van het duinterrein met
zijn rustige kanalen, groote lange wegen,
interessante beplanting, is de rust en onge
reptheid zelve. Daar kenmerkt niets de
levendigheid van het groote waterwinning-
bedrijf.
De eenden zwemmen rustig in de Oranje
kom, de vogels bouwen in de boomen aan
den oever hun nest en alles ademt tevre
denheid en stilte.
groote witte hekken den oningewijde den'
toegang verbieden. Wij echter, met een
vergunning van de directie uit Amsterdam
gewapend, betraden het heiligdom met een
zeer gerust hart.
De toegangswegen zijn geplaveid met een
soort macadam, dat echter evenals het as
phalt van zoovele drukke verkeerswegen
in groote steden de hinderlijke weelde zich
veroorloofde van te bestaan uit een aan-
Dit is de eerste bewerking welke het
water ondergaat.
Door een vrij dikke laag grint zakt hel
water weg en wordt met bekwamen spoed
naar de nafilters gebracht.
De nafilters bevinden zich in de open
lucht en zijn in oppervlakte heel wat groo-
ter dan de voorfilters. De foto s laten zien
hoe ze in groote vierkante vakken zijn
gescheiden.
Anders is 't op het groote centrale werk
punt het Pompstation. En daarheen waren
natuurlijk het eerst onze schreden, want we
moesten de ziel van het bedrijf hebben.
Het pompstation Leiduin zal onze lezer
misschien wel eens bemerkt hebben, toen
hij wandelde langs de Leidschevaart, even
ten noorden van Vogelenzang, of terwijl hij
per trein er langs reed
In 't eerste geval zag hij door groote open
staande deuren in een groote hal uit ontel
baar vee! kleine fonteintjes het water als
gen witte wolk opspuiten, in 't tweede ge
val zag hij wellicht groote uitgestrektheden
waters, de zgn. nafilters, in de zon liggen
gedijen Wij betraden den hoofdingang van
af den Vogelenzangschen straatweg, waar
eenschakeling van kuilen en soms „ondiep
ten".
Evenals een loods het schip, zoo manoeu
vreerden wij ons vehikel, in casu onze fiets,
er vrij handig tusschen door en we krijgen
de machinegebouwen voor ons.
Aan het groote machinegebouw met zijn
machtige pompinstallaties melden wij ons,
waar we verwezen wo'den naar den hoofd
opzichter. Eerst legitimeeren en als dan het
bezoek „all right" is bevonden, staan de
toegangen voor ons open. De hoofdopzich
ter zelf leidt ons rond door het bedrijf en
we beginnen onzen tocht.
't Eerst waar we binnentreden is de
groote hal, waar de negen voorfilters staan
opgesteld. Dit is het zgn. oude gebouw-
der voorfilters, gebouwd in 1907. Aan de
overzijde ten Westen van de. spoorlijn staat
een grooter gebouw met 12 voorfilters, ge
bouwd in 1923. Hier ondergaat het water
zijn eerste zuiveringsproces.
Vanuit de inlaatkamer aan de Oranje
kom, op Leiduin gekomen, wordt het water
door machtige pompinstallaties naar de
voorfilters gestuwd. Het is een interessant
schouwspel te zien hoe het water, om nog
eerst aan de inwerking der lucht te worden
blootgsteld, door kleine fonteintjes, over
buizen rechts en links verdeeld, in ontel
bare dunne stralen, als een zilveren waas,
opspringt en met geruisch in de groote wa
terbekkens neerplast. Iedere filter heeft een
oppervlak van 100 M2.
Men kan zich dus voorstellen dat eer
totaal van 21 voorfilters, negen van het
oude en twaalf van het nieuwe gebouw,
een kapitale hoeveelheid water per dag
kan verwerken.
De voorfilters zijn de zgn. grintfilters en
dienen hoofdzakelijk voor de ontijzering
van het onreine water.
Hier ondergaat het water de tweede
reiniging en toen we er langs hepen verried
geen enkele beweging in het water de aan
wezigheid van een stroommg en toch
stroomt het water steeds aan en af.
Van deze groote filters zijn er 11; aan den
overkant der Leidschevaart 5, tusschen de
Le dschevaart en den spoorweg 3 en ten
Westen van de spoorbaan nog eens 3.
Hier verricht niet het grint de zuivering.
doch het gewone duinzand, dat in een dikke
laag op den bodem lag
De filter en vooral het water is niet
diep. 'We maten er een en bereikten bij
45 c.M. reeds grond. Maar de zuiver.ng vs
dan ook schitterend en dat kan men het
best constateeren in de ..overstorthuisjes
waarvan er één bij eiken filter staat.
Merkwaardig is het verschil te zien tus
schen de qualiteit van het water vóór en
na de reiniging. Zulk een overstorthuisje
bevat twee diepe reservoirs.
In 't een ziet men een groote donkere
bruine watermassa borrelen; dat is het
water, dat van de voorfilters naar de na
filters gaat.
Maar dan het fVeede reservoir. Dat is
geheel van witte blanke tegels gemaakt en
daar schuimt en bruist het heerlijk en door
schijnend water met geweld
Het verschil vóór en na hel filtreeren is
evident. En toch als leek begrijpt men
eigenlijk niet, dat bij zulk een tweede fil-
trage zulk een helder water verkregen kan
worden. Want, eerlijk gezegd, we vonden,
dat het water op de groote nafilters er
nu juist niet aanlokkelijk uitzag. Dit was
natuurlijk nog het onreine water, dat eerst
door de zandlaag moest zakken om ge
reinigd te worden. Maar vóórdat het die
reiniging ondergaat, heeft het weinig be
koorlijks.
Voor het grootste gedeelte is het be
dekt met een plantaardig, bruinachtig kroos,
dat men in de wandeling betitelt met den
naam „flap" Dit ..flap" wordt op geregelde
tijden met groote scheppen afgeschept en
verwijderd.
Dan heeft de nafilter-inrichting nog iets
onaangenaams, dat aan de qualiteit van het
water natuurlijk niets af doet. maar waar
aan het water wel schuld heeft en dat zijn
de duizenden kleine mugjes, die den be
zoeker danig hinderen en hem overal, waar
hij ook bij de filters staat, omringen, want
het water is nu eenmaal het eldorado voor
de muggen.
Geen wonder dus, dat men op Leiduin
van deze ongenoode gasten ruim voorzien is.
Een nafilter behoort op tijd schoon
gemaakt te worden van al het vuil, het
welk uit hel water achterblijft.
Dat geschiedt tegenwoordig om de 190
dagen in tegenstelling met vroeger, toen
het telkens na weinige dagen moest ge
beuren. We troffen het juist goed, dat eeri
der nafilters onder handen genomen werd
Voor dit schoonmaken wordt de toevoer
tot den filter stopgezet, het water in den
filter zakt langzaam weg en als dan de bed
ding droog is, komt een heel leger arbeiders
met schoppen gewapend en langs een zgn.
Jacobsladder wordt het zand verwijderd en
de bedding gereinigd. Hel is te begrijpen,
dat nooit meer dan één f.lter onder handen
genomen kan worden, want men kan er
niet veel missen in het bedrijf. Wat gepro
duceerd wordt is voor Amsterdams water-
50
„Ja, dat is wel waar, kindlief antwoord-
<ïe de brave man. «,Wij moeten niet alleen
aan ons zeiven denken Dat vergeet men
maar al te gemakkelijk"
Hij maakte het vaste voornemen, geen
pogingen meer aan te wenden om Cha.ie-
Min.éres' er toe ver te halen, zijn vertre
uit te stelen
Het avondmaal ging in treurige stemming
voorbij. Margaretha kon bijna geen ^oor-
den vinden. Ze gevoelde z:ch zeer gedrukt
zonder dat ze had kunnen zeggen om
welke reden.
En de professor maakte zich dadelijk onge
rust over hare gezondheid
„Wat ziet ge er vanavond bleek mt>
Margaretha". zoo zei hij Gevoelt gij u niet
wel? Ge hebt vandaag bijna n et.- gegeten
O. zoudt ge soms weer ziek worden, zooab
kort geleden?"
„Maar u kent dan het geneesmiddel, pro
fessor!" zei Charles Mmieres op vroolijken
toon. „En ik ben weer bereid!"
„O, wij zullen maar hopen, dat dit genees
middel niet meer noodig zal zijn," antwoord
de Margaretha.
Charles Miniéres kon een zucht niet
onderdrukken.
.Helaas", zoo dacht hij bij zichzelven,
..niet alleen bemint dat bekoorlijke jonge
meisje mij niet, maar ik boezem haar zelfs
weerzin in En misschien is het wel, dat ik
een levende herinnering ben aan hare
•ziekte."
O, welke ernstige gevolgen kan één enke.
indoordacht woord soms toch hebben!
Vooral waar het de liefde geldt!
Hoeveel tranen zijn daardoor al gevloeid.
En nu weifelde Charles Miniéres tusschen
twee besluiten.
Van den eenen kant wilde hij liefst zoo
spoedig mogelijk de villa van professor
Rbuster verlaten. Hij was ervan overtuig:
dal Margaretha nooit liefde voor hem zou
gevoelen."
Van den anderen kant wilde hij den ê°e~
den professor, die den redder van zijn kind
zoo gaarne gastvrijheid wilde verleenen.
geen verdriet aandoen.
„Het is ten minste een geluk, dat ik mij-
zelven voldoende heb weten te beheer-
schen, om het voor Margaretha verborgen
te houden, dat ik haar bemin, zoo dacht
hij bij zich zeiven „Het zou met onmoge-
ijk zijn, dat zij zich uit dankbaarheid ver
plicht had geacht, den schijn aan te nemen
ilsof mijne liefde door haar werd beantwoord
Ik geloof, dat ik n-et beter kan doen dan
zoo spoedig mogelijk deze woning te ver
laten. waar ik eigenlijk nooit een voet had
moeten zetten."
Maar zijn gedrag was hiermede weinig
in overeenstemming.
Eenige wetenschappelijke proeven aan de
universiteit te Weenen, waaroij professor
Rhumster hem had uitgenoodigd tegen
woordig te willen zijn, hadden tot vooi-
wendsel gediend, zijn vertrek uit te stellen.
En eigen'iik vond hij dat lang niet onaan
genaam. En Margaretha zag er ook zoo
bleek niet meer uit.
En hoe langer het vertrek van Charles
Miniéres werd uitgesteld, hoe vroolijker ze
gehumeurd werd. En haar eetlust werd hoe
langer hoe beter.
En nadat de wetenschappelijke proeven
waren afgeloopen deelde de professor zijn
gast mede. dat er binnenkort een proef zou
plaats vinden, die nog veel interessanter
was dan de vorige.
En hoe dikwij's Charles Miniéres ook het
vaste voornemen maakte, nu toch eindelijk
den volgenden dag beslist te vertrekken,
telkens werd het weer uitgesteld.
Óp zekeren middag, na het d.ner, toen
de professor zijn gast een geurige sigaar
had aangeboden, zette Maigarctba zich vóór
de piano, om eenige liederen van Schubert
te zingen.
Het was voor de eerste maal, dat Charles
Miniéres haar hoorde z.ngen. en haar zang
"aakte op zijn voor muziek zoo ontvanke
lijk gemoed een onu'twischbaren indruk.
Op zekeren morgen kwam hij tot de ont
dekking, dat het al vijf weken geleden was,
sedert bij op de villa van professor Rhum
ster was aangekomen. En toen hii voor de
zooveelste maal tot de ontdekking kwam,
dat het nu toch eindelijk eens tijd voor hem
werd om te vertrekken, vroeg hij z'.cb
tevens af, of hij daartoe we! den moed zou
gevoelen.
En hij was wel gedwongen, een ont
kennend antwoord te geven.
Maar toen bedaard daarover begon na te
te denken, kreeg het koele verstand weer
de overhand.
„En wanneer ik nu nog vijf weken hier
zou blijven, wat zou daarvan het gevolg
zijn? Zoo mogelijk zou ik mij dan nog on
gelukkiger gevoelen dan nu, want eindelijk
zou het er toch toe moeten komen, dat ik
heen zou moeten gaan en uan zou het mij
■waarschijnlijk nog moeilijker vallen, van
haar te scheiden, dan nu.
De tijd ging .ntusschen voorbij, en de
lente was gekomen.
Heerlijke geuren drongen door de ge-
cpende vensters naar b:nnen.
En tegeijk hoorde hij de stem van Marga
retha, die weer eenige liederen van Schu
bert zong.
In den namiddag ontmoette hij haar in den
tuin. waar zii bezig was bloemen te plukken
Vriendelijk trad ze hem tegemoet.
„Is het waar. doctor, dat u nu onherroe
pelijk besloten zijt om te vertrekken?" zoo
vroeg ze. .Papa heeft het mij van middag
verteld. Ja. ik wist het weC al dadelijk na
dat u hier waart gekomen, hebt u weer wil
len vertrekken. Papa heelt mij dat niet ver
borgen."
„Dat is waar, jifffrouw Margaretha.''
„En dat vond papa zoo onaangenaam, er.
ik ook. Dat wilde ik u toch nog zeggen.
Maar wij moeten verstandig zijn en niet al
leen aan ons zeiven denken. Ik heb nu veel
begrepen."
„Maar wat hebt u dan begrepen, juffrouw
Margaretha?" vroeg Charles Miniéres ver
legen.
„Ik begreep, dat bet voor u onaangenaam
moet zijn zoolang gescheiden te zijn van
uwe familie, daar ginds in Frankrijk.
„Maar ik heb geen familie, juffrouw Mar
garetha," zei Charles Miniéres op treurigzn
toon. „Mijne ouders zijn al sedert lang ge
storven. en ik sta geheel alleen op de
wereld""
„Dat is wel treurig." zei Margaretha,
„maar dat belet toch niet dat u er aan kutit
denken een gezin te stichten Misschien leeii
daar ginds in Frankriik wel "een long meisie.
waarop u het oog hebt laten ^vallen.
„Neen. juffrouw Margaretha, riep doctor
Miniéres op beslisten toon uit „Ik ken öcen
enkel iong meisje, en nooit zal ik trouwen
..Daarin hebt u ongelijk, omdat iemand
die zóó edelmoedig is als gij. oen jong meisie
gelukkig zoudt kunnen maker,
„Maar ik ben al te oud daarvoor," zei
Charles Miniéres op weemoedigen toon.
„Te oud?Hoe kunt u dat zeggen!
Papa was vijf jaar ouder dan u. toen hij
mama ten huwelijk vroeg. Gisteren avond
heeft hij mij dat nog verteld."
Ze spreekt dus al met haar vader over mij!'
dacht Charles Miniéres bii zichzelven en det
gaf hem moed.
„Maar ik begrijp wel, waarom u ernaar
verlangt, naar Frankrijk terug te keeren,'
vervolgde het jonge meisje. ,Uwe patiënten
hebben uwe verzorging noodig."
„Mijne patiënten?.... Maar ik heb geen
patiënten meer. Ik beoefen de geneeskunde
alleen wanneer ik mij geroepen gevoel, ar
men en ongelukkigen te hulp tc komen die
geen geneesheer kunnen betalen. Een oorn
heeft mij een fortuin, nagelaten, die mij in
staat stelt, onbezorgd te leven."'
„Is dat waar?' vroeg Margaretha, terwijl
eene eigenaardige glans in'hare oogen schit
terde. „Het doet mij veel genoegen, dat u
mij dat alles vertelt. Ik zie dus, dat u geen
enkele geldige reden hebt om ons te ver
laten, zelfs hebt u het voorwendsel niet bij
de hand. dat u uw vriend Maurice de Pré-
vannes moet gaan jopzocken. omdat hij nog
altijd in de vesting te Danzig is opgesloten.
Ik moet dus wel denken dat u zich bij ons
verveelt, dat u niet van ons houdtMaar
als dat zoo is, waarom hebt u mij dan het
leven gered? Waarom hebt u mij dan de
gezondheid teruggegeven, om mij later zoo.
veel leed aan te doen?"
(Wordt vervolgd.),