EHÏJ vrouw NUMMER 26 ZESDE JAARGANG 1926 DE BRUIDSDIAMANTEN haar stortte, dit geluk verschaft moest hem dankbaar zijn.doch stil dat behoefde niemand te weten Snikken werden gehoord m het huis Overal treurige gezichten, weenende oo- haar overkomen. Zij zou weldra haar Dat deed den man geheel tezamen en tot een spreekwoord geworden gezeg- Heiland zien en aan zijn Hari uitrusten breken de „II y a encore des iuges a Berlin van een moeitevol leven. En Peter Hus- „Zuster Thaddea" het klonk als een ontleend ges had haar. toen hij dreigend zich op eed „ik zal een ander mensch worden, Het vertrouwen van dien eenvoudigen geluk verschaft I Zij een goede Christen! Zuster, ik was een man op de rechtvaardigheid in Pruisen be- verworpeling Gij hebt mij oveirwonnen. viel den Koning zóó, dat hij van zijn plan Hij stond op en keerde zich om naar afzag, en zelfs het onderstel van den ouden de anderen molen voor zijne rekening liet verhoogen, „Ik.ik heb de zuster van de trap- zoodat die met door de hooge haag van het gen. De dood. die in het huis zoo bekend pen gegooid 1 Ik was zinneloos, ik ben met lustslot en door het gebouw zelf in het op en vertrouwd was. ging op zachte zolen opgeheven vuist haar te lijf gegaan vangen van den wind belemmerd kon .door de gangen en richtte zich naar een Ontzet stieten allen een kreet uit en wordejj. De latere eigenaars stonden den der zuster-cellen weken van hem terug, want niemand had molen af aan Koning Fnednch Wilhelm Aan de poort werd er den ganschen nog iets van het voorgevallene vernomen. IV, die, toen de tuin om het kasteel werd namiddag gebeld heftig, onstuimig „Ik ga nu naar de politie om mij aan uitgebreid, wel de andere molens liet bescheiden, sidderend Allerlei gedaanten te geven wegnemen, maar dien éénen liet staan, ter kwamen met bange vragen in de oogen en „Neen.... niet...." kwam de ge- vereerende nagedachtenis aan zijn groo- Zij gingen weg weerend, troosteloos broken stem van zuster Thaddea er tus- ten voorzaat Geene hoop Zuster Thaddea. hunne wel- schen als het piepen van een ziek vogeltje, doenster, zou sterven I" „geen gevangenis.genoeg geboetTen tijde, dat Cartouche te Parijs het In den schemer zuster Ruperta was het was een ongeluk...." onderwerp aller gesprekken was, liet Lo- juist portierster werd er weer gebeld „Neen. zuster, ik wil mijne straf vrij- dewijk XV zich op zekeren avond de Een wild uitziende man, met zwarten willig uitboeten..,." zijn hoofd zonk woorden ontvallen, dat hij Cartouche we! baard en diepgezonken oogen stond daar- omlaag later moge God mij helpen 1 eens gaarne zou willen zien. De.volgenden buiten Zuster, bid daar boven voor mij 1" morgen merkte de Koning, toen hij, door In een oogenblik wist de non, dat hei Hij streek met de hand over de oogen twee kamerheeren gevolgd, zich naar de Husges was, ofschoon zij hem niet van en wendde zich naar de deur Maar een audiëntiezaal begaf, in een der koninklijke gezicht kende zwak geluid der stervende hield hem vertrekken een man op die zich bezig Woordeloos stond hij daar en draaide terug scheen te houden met de zilveren kroon de pet in zijne handen. Een zalige glimlach speelde op het luchters te poetsen. De ladder, waarop hij ,»Is het waar stiet hij er eindelijk reeds door den dood gcteekend gelaat, stond, gleed uit op het oogenblik dat uit. Zal de zuster....?' „Moeder, zusters...." fluisterde zij de koning naderde, en was op het punt van Heilwoord stokte hem in de keel met inspanning, „als hij terug komt, neem om te vallen Op eens sprong de koning „Ja, knikte de portierster treurig, „er hem dan aananders verlorenop de ladder toe, hield haar tegen en zeide is geene hoop meer.' En zij verwonderde ergens arbeid vinden.hier in den tot den persoon die er op stond „Pas op, zich over den man. Zuster Thaddea had tuin.... stalof verwarmingstoe- gij zoudt licht een ongeluk kunnen krij- dan toch gelijk hij was zoo slecht niet, stel, hij is sterk en vlijtiggen." Nu steeg de man van de ladder en hij had een goed hart. In het bleeke ge- Ontsteld schudde de Overste het hoofd maakte eene buiging voor den koning met Zicht werkte het Met een stap drong Een tuchthuisboef hier in het hiospitaal de woorden „Uwe Majesteit is een gena- hij haar voorbij en stond in het portaal Onmogelijk De zuster was aan 't ijlen, dig vorst, onder wiens leiding mij nooit „Ik.... ik moet de zuster sprekenAdemloos hoorde de man op, dan liet eenig onheil overkomen zal." De koning eischte hij en leunde tegen den muur. hij het hoofd zinken. Maar zuster Thad- glimlachte over deze woorden van den ge- „De.... zuster? Welke zuster? Ik dea nam den strijd op. waanden bediende, die de kroonluchters begrijp u met." „O Moeder.... hij is,... mijn wel- poetste en ging in de audiëntiezaal, alwaar „De zieke zuster Thaddea heet zij doener.... "hij ontsluit..,, mij den he- hij terstond in zijn zak tastte om zijn mei.snuifdoos voor den dag te halen. Tot zijn Hij beet de tanden opeen. Een smartelijke blik der Overste trof onbeschrijfelijke verbazing vond hij daar- Zuster Ruperta werd bang om 't hart haar. Weldoener? Ach God, hij ontnam in een briefje met de volgende woorden „Maar, lieve man, dat is toch onmoge- haar allen het beste Twee zware tra- „Cartouche heeft de eer gehad met uwe lijk. Eene stervende En daarbij ligt zij nen vielen op de gevouwen handen Majesteit te spreken Hij had zich de in-de cloture 1' „Wind u niet op, lieve zuster," bad zilveren kroonluchters kunnen toeëige- - "Ik moet het-i hield hij vol en zijne zij met door tranen verstikte stem. nen, alsook uwer Majesteits snuifdoos, bogen gloeiden duister. Ga, zuster, vraag Maar de stervende nam een laatsten want zij waren in zijn bereik, doch Car- fn een dorp werd hall gehouden om het middageten te bereiden. Terwijl dit gekookt werd, had mijn compagnie zich in een aan den kant eener straat gelegen grooten tuin gelegerd. In het midden van dezen tuin stond een bijenhuisje met vijf bijenstokken Het was een prachtigen warmen dag, de bijen vlogen in ontelbare menigte door den tuin rond Een soldaat die zeer dichl naast het bijenhuisje lag te slapen, werd door een bij pijnlijk in het gezicht gestoken Woedend springt de man op, grijpt zijn zundnade! en lost daarmede, een schot op een der bijenstokken. Voor de bijen der gezamenlijke stokken was dit het sein tot een algemeenen aanval Zij staken zoo verwoed op de slapende en wakende Pruisen los, dat het een aard had. De Pruisen verdedigden zich dap per met alles wat maar onder hun be reik kwam, inzonderheid zochten zij de bijen met hunnen mantels van zich af te weren, doch ten lange laatste bleef hun niets over dan een wilde vlucht en be hielden de bijen hei slagveld. Van de geheele compagnie kwamen slechts zeventien man ongedeerd uil het gevecht Ja, ziet u, hernam de vaandrig op ge moedelijken toon, terwijl hij zich nog maals over zijn rood gezwollen wangen streek, als die bijen zich Heten dressee- ren, dan zouden zij in staat zijn om in den kortst mogelijken tijd eene streek geheel van een vijandelijk leger le zui- hetzoo gij met wilt, dat ik mij van daag nog ga ophangen aanloop „Moeder, Moederzijne ziel Vol schrik liep de non weg om de Over- ligt in uwe,hand Moeder.mijne vervullen. touche ontrooft zijnen koning mets. Hij wilde slechts den wensch uwer Majesteit ste te zoeken. Zij vond deze bij de dood- laatste bedeneem hem aande- zieke en bracht sidderend hare boodschap zen armen man. er u*t Toen neigde de Overste het hoofd en „De goedeman, sprak zuster sprak diep bewogen Thaddea naar adem snakkend „hij wil mij. dus nog eenmaal zien...." „Om Gods Wil, neen, dat is onmoge Zooals van zelf spreekt, had Cartouche zich intusschen uit de voeten gemaakt Koning Lodewijk 1 van Beieren was lijk 1" verklaarde de Overste. „Heelemaal geen denken aan „O, Moeder.... ik..., smeek het uhet moet zijnhet gaat om eeneziel Ontsteld zag de Overste op. Neen, dat Thaddea op aarde, was onmogelijk, ongehoord. Neen, het ging niet. „Centr." H. IJZERMANS, O. S. Crucis Met dit antwoord ging de bode weg doch kwam aanstonds weer terug. „Ja, zuster Thaddea, uw laatste wensch hoogst zuinig, als het de kunst gold. Eens zal ons heilig zijn, wij zullen hem aan- in den winter vroor het hard en de koning nemen." vond in het park een student, die zat te Eene verheerlijkte uitdrukking breidde studeeren. Hij vroeg, waarom de stu- Zich over het waskleurig gelaat. dent dat deed. Deze kende den koning De man echter lag ten gronde als een niet en antwoordde, dat hij te arm was gevallen boom. om brandstof te koopen en dat hij liever Dit was de laatste zegepraal van zuster builen in de kou, dan op zijn even koude, muffe kamer zat. Als gij zoo arm zijt, moet ge den koning maar eens schrijven. Dien duitendief Het zou nog jammer „Ach God de man doet zich nog wat HISTORISCHE ANECDOTEN ^L^wTvroS ^"sTudent heette aan, als ie zijnen zin met krijgt. Hij had Ten westen van het vroegere Kotunk- en waar hij woonde, en ging lachend heen. een schrikkelijken blik en hij lachte zoo lijk lustslot Sanssouci verrijst de histo- Den volgenden middag bracht een boer zonderling Ach. laaf het toch maar ge- rische windmolen als een gedenkteeken den student een hrief met de vraao schieden der rechtvaardigheid van Frederik den vvaar het hout moest geborgen worden. Radeloos weifelde de overste. Dan eemg Groote. Sedert 1858 wordt er in dien De student aarzelde, maar nam toch den gefluister en zij hulden de stervende, die molen niet meer gemalen, maar hij wordt brief en las Brenger dezes heeft een met gesloten oogen nederlag, in harert nog goed onderhouden, en toen in 1867 vracht hout voor u. Als gij meer noodig grooten mantel, die slechts haar gezicht de vier wieken er door een storm waren hebt, dan vraag het aan deed zien en schoven haar bed in eene afgeslagen, werden zij dadelijk hersteld, leege kamer. En dan wankelde de man want de molen is een koninklijk eigendom, met den zwarten baard naar binnen. De geschiedenis is er aan verbonden, Even opende de-doodzieke de oogen en doot Duitsche en Fransche dichters be- beproefde hem toe te lachen, ofschoon zij zongen, is zoo algemeen bekend, dat Zwaar scheen te lijden, want de vnende- het genoeg zal zijn hiet slechts kor- lijke trekken waren smartelijk vertrokken telijk in herinnering te brengen, dat, toen KeHeris .BiOienblatl" eene Pruisi- Als aan den grond vastgenageld stond de Frederik de Groote zijn lustslot liet bou- sche brigade haar marsch door onze man bij dezen aanblik. Dan opeens trad wen, die molen zijn bouwplannen in den stad nam, trok het de algemeene op- hij'n schrede vooruit en viel op de knieën, weg stond, waarop hij den molenaar bij merkzaamheid, dal bij cent compag- „Zuster, zuster.... I" welde het uit zich liet ontbieden en hem een voordeelig tie, de manschappen geweldige dikke Zijnen borst, ik ben een duivel.Zus- bod tot afkoop deed. De molenaar was gezichten en handen hadden. Niemand, ter, kunt gij mij.... vergeven?...." echter aan zijn vaderlijk erfgoed te zeer /i"" merkwaardig verschijnsel een Een moede hand trachtte zich hem toe gehecht om van verkoopen te willen hoo- apTwnll'ên PYnUen Wf "m nd m>n'ii te strekken, doch viel krachteloos terug. ten. Daarop werd de koning een oogenblik bij elkaar gezien. Eene zwakke stem fluisterde wrevelig en voegde hem toe: „Weet je Nieuwsgierig, wat dit toch wel te bc- „Arme mat^... alles is goed.... gij wel, dat ik je den molen zonder eenige duiden moesl hebben, zoo vroeg ik aan hebt het niet kwaad bedoeld.... De schadevergoeding zou kun1 en afnemen een vaandrig die eveneens met ver trap.... ik waszoo onhandig...." „Jawel, als we geen rechtbank in Berlijn vaarlijke bolle wangen versierd wus De stem ontging haar. Met de laatste hadden," was het kort cn flink antwoord na.a/ ('c °°rzaak. kracht bracht zij nog uit Van den molenaar. "lcr°P. v"te'd.® de vaandng nu, het „Weer bidden.... tot God terugkee- Andrieux beschreef dit tn een gedicht behoorde, riwond "Vel. den ren.... braaf zijn.... goed tegen uwe zeer puntig. vorigen dag ongeveer 2 uur achter Lodewijk den Duitendief, DE DIKKE COMPAGNIE. foen in. den DuitschOostenrijk- schen oorlog van 1866 aldus verhaal! Hieraan is het zoo menigmaal gehoord, Schelletan tegenover Budwitz. OOK EEN GETUIGE Waar waart gij op den avond van de inbraak in den porseleinwinkel Thuis, Edelachtbare. Waart gij alleen thuis Ja, Edelachtbare. Ik dacht dat uw vrouw ook thuis was. Die telt bij mij niet mee, Eedelacht- bare. Gebeurde er iets vreemds dien avond Ja, Edelachtbare. Wat was dat M'n vrouw zeide, dat ik dien avond uit kon gaan. - Hadl ge toen al eenig vermoeden Ja, Edelachtbare. Wat vermoeddet gij dan Dat ze niet goed was Edelachtbare. - Hoordef gij ook een zonderling ge luid ja Edelachtbare. Wat was dat Mijn dochter zat te zingen, Edel achtbare Wanneer kreegt gij het eerste, zwak ke vermoeden, dat er ingebroken was Toen ik de heele winkelruit in el kaar geslagen zag en alle kostbaarheden verdwenen zag, Edelachtbare Wat voor een sensatie gevoeldet dij toen Een kriebeling langs mijn rug, Edel achtbare. Waarom Omdat ik een nieuw Jaegerhemd aan had, Edelachtbare. Volgende getuige Gooi dien man er uit 1 „VERKEERD BEGREPEN." Vader „Jan, waarom kom ie zoo laat van school Jan „We hadden aardrijkskunde, vader en toen wist ik niet waar de Alpen lagen." Vader (woedend) „Drommelsche jongen,Sjij weet ook nooit waar je ie rom mel laat." MISVERSTAND. Meneer Zwart (warm hondenvriend) „Juffrouw Wit, u is zoo alleen, waarom denkt u er niet over een verstandig, vrien delijk wezen bij u in te nemen, dat u kan beschermen en Mejuffr. Wit „O 1 meneer Zwart, dit komt zoo onverwacht voor mij 1 BEDROG Wat is bedrog Bedrog is 't wanneer u mij laat zak ken, professor 1 Hoezoo? Omdat volgens de stralwet degene, die dc onwetendheid van een ander be nut om hem schade te berokkenen, be drog pleegt BAAS BOVEN BAAS Mr. A., een schatrijk Amerikaan, ver- lelt aan een anderen millionair van zijn fabrieken Jc moet die labrieken bij mij zien, Old chap. Aan den eenen kant gaan de varkens er in cn aan den anderen kant konen dc worsten er verpakt uit. Is dat alles antwoordde de vriend. Bij mij op de fabriek gaat aan den eenen kant de gerst er in om er bier van te ma ken en aan de tegenovergestelde zijde voiden de dronken kerels er uit gegooid. 0 Q-OOOOOOOO 00000000060000006000006606 OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOftGOO 25. „En nu, lieve vriend," zeide de kleine advokaat, „zal ik doen, wat ik reeds lang had moeten doen bevel geven, uw avond eten te brengen en uw slaapkamer in orde te maken." Maar Lord Brackenbury had noch het een, noch het ander noodig. Hij had zijn intrek genomen in het spoorweghotel te Sandbach, waar hij aan iedereen vreemd was, cn niemand naar alle waarschijnlijk heid hem zou herkennen te Sandbach had hij een paard gehuurd en daarmede was hij naar Singleton gereden. Het paard wachtte hem in de stallen van de dorps herberg in de buurt „Wij moesten liever morgen elkander te Macclesfield* ontmoeten," zeide hij, „en samen naar het hotel York gaan. Eén ding is zeker, dat, als wij dien Mr. Comp- ton eenmaal in onze macht hebben, wij hem dan geen oogenblik meer uif hef oog moeten verliezen." „En als wij hem in onze macht hebben wat denkt ge dan zelf te doen vroeg Mr. Marrables „Ik?" "Gij gijzelt Cuthbert, Lord Brac kenbury. Ge hebt, vermoed ik, geen plan uw titel en bezittingen weder op te eischen Lord Brackenbury fronsde de wenk brauwen „Ik heb het plan mijn broeder in bet den te bevestigen, met a! de macht die in mij is." „Op welke wijs „Dat moet gij mij zeggen. Ik ben be reid iedere verklaring af te leggen, ieder papier te teekenen, alles te doen met één woord, wat wenschelijk of noodig zou zijn. „En weet gij zóó weinig, van de wet, dat ge denkt zoo iets te kunnen doen? Gij zijt geen koning, vriendlief, dat ge, naar welgevallen, ten gunste van den naas ten erfgenaam afstand kunt doen I Gij zijt een pair van Groot-Brittanje een lid van de wetgevende macht, iemand, wiens rechten, en verplichtingen erfelijk zijn en die geen macht heeft deze rechten en verplichtingen aan een ander over te dragen." „Is dat waar, Marrables „Dat is volstrekt waar. Wat de bezit tingen betreft, die kunt ge zoolang er geen openbare herstelling van rechten heeft plaats gehad aan uw broeder laten maar baron Brackenbury zijt ge, of'ge wilt of niet, en baron Brackenbury blijft ge, totdat de titel bij uw dood op den haas ten erfgenaam overgaat." Lord Brackenbury keek voor zich, bracht de hand voor den mond en bleef stil zitten „Indien ge verlangt, dat uw broedet Lancelot zijn naam en plaats in de maat schappij zal behouden," ging Mr. Mar rables voort, met een ernst, die te meer indruk maakte, imdat hij zoo ongewoon was, „dan moet ge voor hem altijd dood blijven. Weet hij, d^t ge leeft, dan zou hij noch zelf uw titel kunnen voeren, noch dien aan zijn oudsten zoon overdragen. Hij zou geen recht hebben als pair zitting te nemen of te stemmen. Indien hij dit deed, zou hij zich aan bedrog schuldig maken onteerd in zijn eigen oogen en, indien het ontdekt werd, onteerd in de oogen van de wereld „Daaraan had ik met gedacht," zeidet Lord Brackenbury op dóffen toon. „Wat Zoudt ge willen, dat ik deed „Ik zou willen, dat ge u geheel uit het gezicht hield. Aan Prouting moet ge u ontdekken daar is niets aan le doen maar hij is geheel in onze macht, en moet doen wat wij willen. Hij moet volledige schuldbekentenis afleggen, maar mag met verraden, dat gij in leven zijt. Wij zullen die voorwaarde op zijn vergiffenis stellen anders geven wij hem over aan de we't, en krijgt hij naar alle waarschijnlijkheid zeven jaar dwangar beid, Intusschen moeten Marrables en Blake zich voor een enkele maal grooter roem van scherpzinnigheid laten aanleu nen, dan hun toekomt. Het moet heeten, dat wij alles hebben uitgevonden door ons eigen vernuft." „Maar dit is, per slot, toch nog maai een halve maatregel. Het schijnt mij toe, dat wij op die manier niets anders doen dan.... een geheim bewaren, en dat Lancelots toestand zoo onzeker blijft als ooit." „Ge kunt de bezitting volstrekt aan uw broeder vermaken en zonder mijn medeweten." „Dat zal ik natuurlijk doen." „En voor het geval dat het te eeniger tijd noodig mocht zijn, dat hij zijn recht op den titel kon bewijzen, kunt ge een geschreven verklaring in onze handen achterlaten, een volledige verklaring van alles, wat ge mij hedenavond verteld hebt en van zooveel meer, als noodig mocht zijn om aan te toonen, hoe ge uil eigen wil en beweging zijt weggegaan, met opgave van den datum en de bijzon derheden van uw huwelijk, dat ge zonder eigen manlijke erfgenamen zijt (wier be langen Lancelots kinderen zouden be- nadeelen) en deze verklaring, van uw zegel voorzien, kan aan ons kantoor blij ven liggen tot aan uw dood, met de bepa ling er bij, dat zij ook dan zelfs niet dan in geval van hoogen nood aan uw erf genamen mag worden voorgelegd." „Ja, zoo zal ik doen." „Maar dan moeten wij weten, waar ge woont, vooi' het geval dat het noodig mocht zijn, met u te onderhandelen, en gij moet er voor zorgen, dat uw execu teurs daar ginds aan onze firma wettig bericht zenden van uw overlijden." Lord Brackenbury knikte. En zoo ge te eeniger tijd vader mocht worden van een zoon „Dat zal nooit gebeuren, goede vriend. De geboorte van ons dochtertje maakte mij bijna tot weduwnaar en, naar men mij gezegd heeft, zal mijn vrouw nooit weder moeder worden." Mr. Marrables haalde diep adem. „Dan is onze laatste en grootste moeilijkheid opgelost," zeide hij. „Het spijt mij om uwentwil, waarde Lord Brackenbury maar ik wil niet ontkennen, dat dit mijn geest van een zeer ernstig bezwaar ont heft." „Noem mij geen Lord Brackenbury, Marrables," zeide de ander. „Ik ben voorgoed met dien naam gebroken. Ik ben Cesare Donato, van de Italiaansche koopvaardijvloot, dc kapitein van de brik Diamante" Allerlei verwarde gedachten vervulden Lancelots hoofd, térwijl hij dien Woensdag morgen naar Singleton reed. Tot heden, volgens den raad van Mr. Marrables en de aanwijzing van zijn eigen gezond ver stand, had hij Winifrieda niets van dit alles',verteld; maar nu begon hij te gevoelen dat het niet gemakkelijk zou zijn, veel langer het zwijgen te bewaren. Er behoefde slechts te worden uitgemaakt, dat deze Mr. Compton, „die zoo ruim met zijn geld omsprong," en de geheimzinnige eischer één en dezelfde persoon waren maar daartoe moest ook hijzelf den man met eigen oogen zien. En hoe zou hij nu, zonder eenige reden vooi* zulk een uit stapje op te geven, naar Macclesfield gaan Zou het niet beter zijn, alles aan zijn vrouw te zeggen en het terstond te vertellen, eer geruchten van buiten af haar bereiken konden Hij zag Winifrieda nu nooit een brief openmaken of een nieuwsblad opnemen, zonder voor den mogelijken inhoud een onaangename vrees te geveelen. Op het kantoor van Marrables en Blake aangekomen, vond hij de beide Fawcetts reeds tot den strijd gereed De oude Clarke leefde nog maar alleen in den naam van de firma Francis Fawcett was een man van middelbaren leeftijd ge worden maar Fawcett Senior zag er, dank zij zijn pruikje, baardverf en valsch gebit, nauwelijks ouder uit, dan toen hij zijn gedenkwaardig bezoek bracht op Langtrey-Grange. Deden zijn gelaat en huidskleur misschien denken aan een leven van toegevendheid voor zich zelf zijn hand was in ieder geval even wel gevormd en zijn glimlach even helder gebleven als vroeger. Een zwarte tasch stond naast hem op tafel en uit deze tasch bracht hij, na de vereischte voorbereidende beleefdheden, vijf of zes brieven en papieren te voor schijn. „Wij hebben de eer, mijne heeren," zeide hij op zijn eigen bloemrijke manier, „aan u, vanwege onzen cliënt, Lord Brackenbury. „Ik vraag verschoomng,' viel Mr. Marrables hier dadelijk in de rede. „Ik verzet mij tegen dat gebruik van dien naam en den titel van onzen cliënt." Mr. Fawcett kuchte en glimlachte veelbeteekenend. „Wij hebben de eer, mijne heeren, aan u vcor te leggen, eerstens een pakje brieven van den broeder van Zijn Lord schap, den Honourable Lancelot Bracken bury, hier tegenwoordig ten tweede, een pakje brieven van de longe dame, die toen Miss Winifrieda Savage heette ten derde, een pakje brieven over zaken van wijlen Mr. Joseph Mellor, die destijds Zijn Lordschap als agent en rentmeester diende ten vierde, een pakje brieven van gemengdeii inhoud (bevattende o,a. een brief van uzelven, heeren, geteekend Marrables, en Blake) ten vijfde een pakketje hotelrekeningen, allen naar be- hooren geteekend, beginnend met het Lord-Warden-Hótel te Dover, vanwaar Zijn Lordschap zijn reis begon, en eindig- gende met quitanties van het hotel Feder te Genua, waar hij zich ophield, toen hij den bekenden aankoop deed van dia manten. Ten laatste—en deze documenten zijn van groot gewicht verschillende papieren met den koop en verkoop van genoemde diamanten in verband staande, namelijk de in alle vormen opgemaakte kwitmtie van den advocaat Morro voor de ontvangst van de som van 31.000 pd. sterling de oorspronkelijke inventaris der juweelen, en een lijst van de steenen, nadat zij uit hun zetting genomen en naar grootte en gewicht gerangschikt waren. Deze laatste lijst is in het eigen handschrift van Zijn Lordschap. Wij hebben ook nog een massa particuliere aanteekeningen, briefjes, kleine rekeningetjes en dergelijke benevens een sigarenkoker, die uw cliënt waarschijnlijk herkennen zal." Lancelot herkende hem onmiddellijk een kleinen Russisch-lederen koker, met zilver gemonteerd, dien hijzelf, niet lang voor zij scheidden, aan zijn broeder gegeven had. Daarop nam hij het eerste pakje op, dat uit zijn eigen brieven bestond hij maakte ze een voor een los, Onderzocht nauwkeurig datums en post merken en overhandigde ze zwijgend aan Mr. Marrables. Vervolgens keek hij de papieren na, die op de diamanten betrek king hadden, de hótelrekeningen, en zoo meer maar Wimlrieda's brieven legde hij ongeopend ter zijde. „Ik onderstel, dat ge de echtheid dezer documenten erkent?" zeide Fawcett Sr. Als onwillig, om een oordeel uit te spreken, antwoordde Mr. Marrables met een kleine afwerende handbeweging, maar Lancelot antwoordde dadelijk. „Ik geloof, dat zij volkomen echt zijn," zeide hij. „Ik kan voor mijn eigen brieven instaan, en voor de hand van mijn vrouw op de enveloppen van deze andere." „Wilt ge mij veroorloven, dien briel die van onszelven heet te zijn, in te zien?" zeide Mr. Marrables. „Hm op ons kantoorpapier geschreven, zie ikhet heeft heel veel van het echte stuk." „Het is het echte stuk, Mr Marrables," zeide John Fawcett „En het pak met brieven van gemengden inhoud neen, ik dank u Ik wensch het mei te onderzoeken Het benieuwt mij alleen, of er een brief bij is van Sir Reginald Barkei aan Lord Bracken bury. betrekking hebbende op den ver koop van een koetspaard Een nietige vraag, misschien 1" „Ik ik gelooi, dat er zulk een brief is," zeide Fawcett. niet in staat, zijn verwondering te verbergen. Zelfs Lancelot bevreemde het, dat Mr. Marrables scheen te weten, wat er in het pak was „En die miniaturen van zijn moeder en broeder, die de overleden Lord Bracken bury altijd met zich op zijn reizen meenam die kunt gij, natuurlijk-, ook laten zien?" De Fawcetts zagen elkander aan.— aarzelden verklaarden, dat zij niets van dien aard hadden „Zijt ge er zeker van, Frank, dat Zijn Lordschap de miniaturen niet genoemd heeft vroeg de oom. Daarop scheen Francis Fawcett zijn geheugen te raadplegen. Hij kon het niet zeker zeggen, hij durfde niets bepaalds te verzekeren toch verbeeldde hij zich, dat er iets van dien aard genoemd was. „En nu," zeide Mr. Marrables, met het voorkomen van iemand, die zijn slag zal slaan, „en nu heeren, onder steld, dat uw „schriftelijke bewijzen" echt zijn, dan rijst er een andere en zeer ernstige vraag. Namelijk hoe kwam uw cliënt in het bezit van deze papieren „Hij kwam niet in het bezit, hij bleef in het bezit daarvan, Mr. Marrables," zeide de oude Fawcett streng. Mr. Marrables glimlachte. m „Laten we de zaak ernstig behandelen, zeide hij. „Als mannen van zaken, kunt gij niet onderstellen, dat mijn cliënt of eenig ander gezond denkend men 'i de eenvoudige echtheid van zeker antal documenten, welke ook, als bewijs zou aannemen voor de identiteit van den per soon? Uw cliënt heeren, is noch een reke ning, noch een briel. Hij is niet gequit- teerd hij is niet over de post gegaan." „Wij verlangen deze zaak ernstig te be handelen, Mr. Marrables. Wij zijn er de tnenschen niet naar, om lichtvaardig te werk te gaan," antwoordde de jongste Fawcett. „Wij zijn er ten volle|van over tuigd, dat meer afdoende bewijzen noo dig zijn en hier zijn ze," Met deze woorden haalde hij eenige vellen opgevouwen pro-patria-papier uit, en legde ze open op de tafel. „De geteekende verklaring van Abra ham Stanway van Burfield-heide. Abra ham Stanway verklaart. Zijn Lordschap te hebben herkend en door Zijn Lord schap aan verschillende omstandigheden te zijn herinnerd, die hijzelf vergeten had, totdat zij hem weer in het geheugen te ruggeroepen werden. Ik behoef niet in bijzonderheden te treden die kunt ge zelf lezen. De geteekende verklaring van Isaac Plant, die eveneens zijn vorigen landheer herkende. De geteekende ver klaring van Seth Pla nt, zoon van eerstge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 11