inseinden, van dezelfde strekking. De ge-
teekende verklaring van Zacharias en
Keziah Myott, eveneens met dezelfde
getuigenis. Al deze getuigen zijn bereid
hun verklaringen onder eede te bevestigen
„Is het mogelijk?" zeide Mr. Marra-
bles. „Dat is werkelijk interessant. Uw
eigen onderhoorigen waarde Lord
Brackenbury uw eigen geërbiedigde
en eerbiedwaardige onderhoorigen
„Maakt ge eemg bezwaar tegen de ge
tuigen, Mr. Marrables
„Volstrekt niet Integendeel ik ben
verrukt. En is dit alles
„Niet geheel. Wij hebben nog onder
de aandacht van uw cliënt te brengen het
verhaal van het leven en de reizen van
zijn Lordschap zelfmet verscheiden
brieven en papieren, betrekking hebbende
op den tijd van zijn verblijf te San Fran
cisco en elders. We zullen u gaarne af
schrift van deze stukken laten, opdat uw
cliënt ze op zijn gemak kunne doorzien."
„Geloof ge met oprecht gesproken
Mr. Fawcett, dat 't ons een hoop moei
te besparen zou. als uw cliënt wilde toe
stemmen in een persoonlijk onderhoud
en zelf zijn geschiedenis vertelde?"
„Neen Sir 1 dat geloot ik met," ant
woordde de oude heer. half knorrig. „Wij
hebben reeds uitgelegd, waarom Zijn
Lordschap er tegen is, zijn broeder onder
de tegenwoordige, veranderde, pijnlijke
omstandigheden te ontmoeten. Het is
met noodig, Sir, nog eens op dat onder
werp terug te komen
„Maar wij ontkennen, dat de omstan
digheden pijnlijk zijn, Mr. Fawcett. Het
moge voor uw cliënt pijnlijk zijn, geld
noodig te hebben maar wij verzoeken
u, u verzekerd te houden, dat, indien hij
werkelijk de persoon ware, die gij be
weert dat hij is, mets ons aangenamer
zou zijn, dan aan zijn eischen te voldoen."
„Hij zou viermaal vijf en twintig dui
zend pond ontvangen," zeide Lancelot
voor de tweede maal sprekend.
„Hoort ge dat heeren Honderddui
zend pond is een groote som. Uw cliënt
behoeft slechts persoonlijk voor den dag
te komen en ons van zijn identiteit te
overtuigen, en honderd duizend pond ste is van alle.
staan te zijner dispositie."
Er was een oogenblik van stilte. Toen
sprak Francis Fawcett
„Ik zal eerlijk bekennen, Mr. Marra
bles, dat ik eenigszins van uw oordeel
ben. Ik wenschte, dat onze cliënt kon
worden overgehaald tot een ontmoeting
met zijn broeder maar, wanneer een
man in zijn teederste genegenheden be
drogen is
„Ik hoop beter te handelen, Mylord."
„Het hangt van je zelf af. Het geoeurde
blijft verzwegen Nog eens hebt ge de
wereld voor ie En het is net, of ie naar
Californië of naar de Vereemgde Staten
gezonden wordt. In Canada zult ge u te
midden van nieuwe tooneelen en onbe
kende menschen bevinden. Ge kunt op
nieuw beginnen, als ge wilt."
„Waarlijk. Mylord, dat wil ik."
Zij staan op hei dek vpn een stoom
boot van de Allan-lijn, die naar Quebec
bestemd is. Her is bijna duister, en de
rook, het rumoer, de drukte, ïre verwar
ring van Liverpool en de Mersey om
ringen hen.
„Nu, als ge de hulp of de raad noodig
hebt schrijft ge aan Mr. Blake maar
iedere poging, om ons op eenige manier,
hoe ook, te bedriegen, zal nutteloos zijn
en onmogelijk. Daar gaat de bel
vaarwel dus
„Vaarwel, Mylord. Ik ik ben waar
lijk dankbaar voor uw goedheid en.
„En wat Maak voort zij nemen de
loopplank al weg."
„En, Mylord, indien u het goed vond,
zou ik graag van tijd tot tijd aan Lettice
willen schrijven, als ik gevestigd zal zijn,
zaken niets met de sierlijke Lentebode blijvefi staan en zoo kwam onder voort-
uit te staan die de straat haren naam had durend gaan nu de rechter, dan de Unker-
gegeven.
Toch vordert de gerechtigheid te zeg
gen, dat ook brave, fatsoenlijke lui daar-
woonden. Deze waren meest zulke, die
rijker met kinderen dan met aardse hen
Mammon gezegend en derhalve de be
zitters van huizen in het betere,, stads
kwartier" een doorn in het oog waren.
En den veelgeplaagden huisvaders bleef
dan veelaal niets over dan in twijfelachtige
hand heimelijk uit de mantelplooien te
voorschijn en - stak zooveel mogelijk
onbemerkt de begeerde schatten in de
vuile handjes
Daarbij werden er ook allerlei beden
kelijke vragen gesteld aangaande braaf
zijn en school en boetpreeken en ver
maningen werden gerechtelijk verdeeld
evenals de andere zaken. Zuster Thaddea's
gebied van belangstelling strekte zich
Viooltjesstraat goedkoopë onderkomst te evenzeer uit over de verzorgmg van enkele
haarwildernissen en het droogleggen van
verscheidene neusjes als op het gewetens
een waar kattenconcert van allerlei stee- onderzoek betreffende morgen- en avond-
nen vermurwende tonen steeg vaak van gebed
zoeken.
Ze wemelde dan ook van kinderen en
vensters, binnenplaatsen en hoeken op,
En zoo kwam het, dat de oude non bijna
immer een eerewacht om zich had.
De Viooltjesstraat behoorde tot haar
district, waar zij jaar in jaar uit wonden
verbond, smarten lenigde, arme vrouwen
verpleegde, nauwelijks levensvatbare
wormpjes verzorgde, gebroken zielen op
richtte en tegen vuil en zonde en verloo-
penheid strijd voerde. Zij liet de zon
harer goedheid en harer vroolijke, opge
wekte weldadigheid over goeden en boo-
en als zij dan later over wilde komen en zen s h'jnen en den zegen harer vertroos
tingen en vermaningen, van hire smee-
ken en bezwering zich over gerechten en
ongerechten uitgieten. De laatsten echter
waren er steeds in het grootste aantal.
Haar was de Viooltjesstraat een akker,
waarin men vele goede zaden moest
zaaien. Deze zouden eens heerlijke vruch
ten opleveren, zoo zij zelve die ook al niet
meer zou kunnen moogsten.
den jongen meebrengen
Lord Brackenbury aarzelt en schudt
het hoofd.
„Neen," zegt hij streng. „De vrouw
heeft genoeg geleden en de jongen heeft
ie nooit gezien. Laat ze met rust."
Met deze woorden gaat hij naar wal
de loopplank wordt weggetrokken, en
nu is de „Proserpine" onder weg.
Vier uur later staat Lord Brackenbury
Dank u, zuster Thaddea I Tor ziens,
Grootmoedertje 1" klonk het dan
Het mag echter me» verzwegen worden,
dat vaak ook een brutale^ bengel of een
wijsneuzig blond kopje lachend riep
„Judas Thaddeus Judas Thaddeus
Doch dit gebeurde enkel op zekeren
afstand, daar anders de trouwe eerewacht
der zuster aanstonds tot eene hardhandige
afstraffing fbu" zijn overgegaan
Maar zuster Thaddea nam zulk een
uitroep niet kwalijk. En ze was doorgaans
ook met als eene beleediging bedoeld.
Eerder was het eene ofschoon on
bewuste huldiging. Want de apostel
Judas Thaddeus verheugt zich bij het
katholieke volk bij voorkeur als erkende
allemanshelper. Ver buiten, voor den
toren der stad, waar de Moloch der
industrie nog niet alle groene landen en
bosschen had opgeslokt, «tond een kleine
kapel van den goeden Apostel, die een
zoo'n slechten naamgenoot had. En in
„vertwijfelende" gevallen en aangelegen
heden namen groot en klein tot hem
De kinderen waren hare lievelingen
nog eens op het dek van een groote stoom- Zuster Thaddea Zuster ThaddeaGroot-
boot. en ditmaal als passagier. Het schip moeder Grootmoeder 1 riep, lachte, piep-
behoort aan de Cunard-lijn en vaart op te en schreeuwde het van alle zijden, als hunne toevlucht. Dit geschiedde in diep
de Middellandsche eh Adriatische zeeën, zij over de straat ging en de schaar drong ingeworteld vertrouwen. Want daar de
Hij heeft directen overtocht genomen jubelend op haar aan. Want zij wisten verraderlijke Iscariot den eerlijken naam
naar Bari. Hij gaat naar huis zonder wel, dat de lieve „Grootmoeder" gewoon- van Judas zulk een slechten klank had
het gelaat van zijn broeder te hebben lijk wat goeds voor hen had. gegeven, hem zoo berucht gemaakt had,
aanschouwd. Hoe zuster Thaddea aan al de schatten moest de trouwe en volkomen onschuldige
Terugziende op de zich snel verwijder- kwam, die zij onder haren wijden „man
de lichten der groote stad, zegt hij bij tel der liefde" verborg, was vaak een
zichzelf, dat dit laatste offer het zwaar- raadsel, zeker in den duren oorlogstijd.
- Maar het scheen, alsof toen juist hare
„Vaarwel, Lancelot 1" bronnen van inkomsten dubbel rijk vloei-
De nacht is donker, en er is niemand den.
die zijn tranen ziet.
EINDE.
DE ©VERWLWNING
VAN ZUSTEK i KAÜBEA.
Het hospitaal der Barmhartige Zus
ters, tot hetwelk zij behoorde, was in een
groot lazaret veranderd en de liefde
gaven vloeiden rijkelijk. De gansche stad
wedijverde om den helden, die voor het
vaderland gebloed hadden, hare bewon
dering van dank te betuigen. Daar viel
voor de goede zuster steeds wat af. Zij
kon alles gebruiken eetwaren, kleeding-
De handen van zuster Thaddea waren
Lancelot stond half van zijn stoel op volstrekt niet goed verzorgd, maar door
maar Mr. Marrables hield hem met een zwaren arbeid ruw en gebarsten. Maar zij stukken en duizenderlei dingen voor het
beweging van de hand tegen. waren toch immer zuiver en roken steeds huishouden. En zij bleef niet in gebreke,
„Het verheugt mij," zeide hij, „dat naar formalin of naar lysol. Want zij moest wanneer er liefdegaven in het zicht w^-
Mr. Francis Frawcett de zaak uit zulk een ze in cle verpleging der zieken honderd- ren of aankwamen, de zusters van het
Judas Thaddeus ongetwijfeld daaronder
lijden en hij werd stellig verwaarloosd
en weinig vereerd. Zooveel liever helpt
hij dan degenen, die hem vertrouwen en
liefde toonen.En het ware gansch gerecht,
dat de goede God hem als vergoeding
het voorrecht schonk, om overal hulp
te verleenen, waar de zaak buitengewoon
moeilijk er uit ziet en de andere Heiligen
buiten raad het hoofd schudden.
En zulk eene „allemanshelp", eene
vrouwelijke Judas Thaddeus was ook
zuster Thaddea. Geen kommer, geen
ellende was zóó groot, dat zij geen raad en
hulp er voor wist. Eu was er werkelijk
geene hulp meer, dan had zij toch ten
minste verzachtenden troosr bereid.
Haar vertrouwden neergedrukte harten
schuldige en schuldelooze hun
praktisch oogpunt begint te beschouwen, maal daags in deze meer nuttige dan aan- lazaret haar deel af te bedelen. Deze lach- lichaams- en zielennood. Niets mensclie-
En u dit 't geval is, kan ik er niet aan twij- gename vloeistof wasschen.
felen, of het zal dezen heeren aangenaam Zij waren dus „sseptisch rein en kiem-
zijn, te vernemen, dat hun cliënt er in vrij." Maar wanneer zuster Thaddea door
^Jieeft toegestemd, ons het genoegen van de Viooltjesstraat gegaan was, dan be- tjesstraat 1 Neen, neen, zuster, vandaag
zijn bijzijn te geven." merkte zij aan het doel van haren tocht, houden wij vast. Men heeft deze zaken
Daarop tikte Mr. Marrables met een dat hire h nden een grondig wasschen
liniaal op de tafel, en daar kwam Mr. Bla- of liever schuren met borstel en zeep drin-
ke, gevolgd, zeer langzaam en schoorvoe- gend behoeften. Men ging niet ongestraft
tend door een man met zandkleurig haar, door de Viooltjesstraat, waarvan het aard-
zeer opzichtig gekleed, en misschien vijf sche stof aan de handen bleef hangen en daten Daar wil ik het toch juist voor I goede in de menschheid te gelooven
en veertig of zeven en veertig jaar oud. ze met een onbestemd raadselachtig meng-
„Mijn waarde Lord Brackenbury," sel bedekte,
zeide Mr. Marrables, „ik heb het genoe- Want zoodra er maar een punt van
gen, u den geheimzinnigen cliënt der zuster Thaddea's zwarten mantel op-
ten dan.
„Ach, zuster Thaddea jaagt weer op
jndermans land voor hare geliefde Viool
voor de soldaten gebracht, wij mogen u
niets geven 1"
Het gelaat der bedelares straalde.
„Daar hebt ge het juistvoor de sol
lij ks was haar vreemd. Zij zag verwoeste
huwelijken, het martelaarschap van meni
ge n harden, treurigen levensloop, de
lichtschuwe glibberige paden der zonde,
den afgrond van stoffelijken en geeste
lijken ondergang, ja, het schuim der
menschheid leerde zij kennen.
Het was te verwonderen, dat zuster
Thaddea nog altijd in staat was, aan het
In de Viooltjesstraat zijn er eene menigte
soldaten, jongens en meisjes zij hebben
helmen van papier en sabels van hout.
Gij moet eens zien, hoe fijn zij oorlog
heeren Fawcett en Clarke voor te stellen, dook, stortten de jongens en meisjes der spelen 1 Dat is de jonge garde des Keizers,
„Weet ge zeker, dat ge alles hebt, wat
ge behoeft, Prouting?"
„Heel zeker, Mylord."
Dit is Mr. Compton, alias Cuthbert Lord straat uit de arrnz.Tige woningen en kale
Brackenbury, alias Samuel Prouting, die huurkazernes en alle mogelijke en ontno-
de bediende was van uw broeder." gelijke schuilhoeken naar buiten, om de
beminde zuster een „handje" te geven
dit was intusschen zóó grondeloos vuil
en kleverig als men maar kon vinden in
de Viooltjesstraat, de slechts befaamde
„Is er niets meer wat ik voor u doen kan. straat in het havenkwartier der groote
„U u heeft al te veel gedaan, My- nijverheidsstad.
lord. Meer dan ik verdien." Waaraan de beruchte Viooltjesstraat
Nederigheid spreekt uit die woorden haar poëtischen naam ontleende, kan
maar de houding van den man is nog ne- zelfs de meest ervaren vorscher en ken-
deriger. ner der stadskroniek niet achterhalen.
Hij staat op zijn becnen te draaien en Zij bood niet de geringste speling voor
te schoffelen, en vouwt en opent zenuw- romantische veronderstellingen en hare
achtig de handen een levend beeld van geuren geleken in het minst met die der
zelfvernedering. liefdelijke Lentebode. Wellicht kwam de
Lord Brackenbury ziet hem bijna met naam eenvoudig van het feit, dat m deze
medelijden aan. straat zooveel in het verborgen „bloeide",
zuster Agatha, onze hoop, onze toekomst I
Kom, geef nu maar gauw wat hier 1"
Maar zuster Agatha was hardhoorig.
Iedereen hielp ze en met liefde
sprak zij steeds over haar zieken.
dat zij met reeds lang, door moedeloos
heid en walging bevangen, den schijnbaar
nutteloozen strijd tegen dronkenschap,
ellende en verworpenheid had opgegeven.
Wie, zooals zij, zeven en twintig jaren
lang in de Viooltjesstraat was werkzaam
geweest, kon met recht in het vertrouwen
op de menschen niet meer tot de sterkste
gerekend worden.
Maar dat was in het geheel niet het
Als ge eens het gewonde been der geval. Zuster Thaddea bezat het zonnig
oude vrouw Huckebaum zaagt, eene optimisme dier heiligen, welke door
wonde, dat men er eene vuist kan in
leggen En Arnold Gehring, die van de
God tot een bijzondere missie van naasten
liefde schijnen geroepen iedere pijnlijke
trappen gevallen is, die heeft wel vijf ervaring verhoogt hunne kracht om in
wonden in het hoofd 1 Zijn dat geene.
gewonden
Zuster Agatha mompelde wel wat
van dronken zijn, doch gr.f zich toch
gewonnen en hare medezuster trok blij
met haren roof weg niet eer echter,
dan bij de zusters in de keuken, provisie
kamer en naaikamer een plundertocht
te hebben ondernomen. En dan ging zij
aan het vcrdeelen, waarbij de lekkernijen
„Hoor, Prouting, ge hebt de rol van wat zich gaarne aan ongewenschte, hei
een grooten schurk gespeeld," zegt hij derzientie openbariheid onttrok en liever voor het kleine volkje de meeste mocilijk-
„maar de weg staat je open, om in het in de schaduw van den nacht zijn leven heid opleverden. Want de regel schreef
vervolg beter te handelen." ontplooide. Natuurlijk hadden ook deze voor, dat de zusters niet op straat mochten
hunne medemenschen te gelooven, hoop
in hen te koesteren, hen te beminnen,
hen te vergeven.
Zuster Thaddea zag steeds slechts de
goede zijde en bezat een merkwaardig
talent, zelfs in de zwaarste, meest hope-
looze zondaars nog een helder vlekje,
een sprankeitje goeds op te sporen. F,n
wanneer er werkelijk met den besten wïl
niets te ontdekken viel, nu dan zat cr
het goede naar hare meening diep ver
borgen weggedoken onder allerlei puin,
rommel en slijk en zou het zich toch op
zekeren dag tot een schoone. wondere ingebroken en heeft in den voorraad „Is hij lang en mager en heeft hij vinden en is nu beschaamd om onder
bloem ontplooien. ordentelijk huisgehouden." rood haar vroeg zuster Thaddea. „Dan de menjchen te komen."
Was er dan ook met uit eenen Saulus „Ach, de lui hebben zeker honger ge- ken ik hem. Ach, dat was toch altijd een „Beschaamd God beware me Hij
een Paulus geworden Was ook niet de had," zeide zuster Thaddea medelijdend, heel goed man. Ja, ik zal aanstonds naar zit den heelen dag in de kroeg te drinken
groote Augustinus m zonde verstrikt „En wellicht geen arbeid f Zij moeten hem toe gaan. Hij .weet zeker niet, dat en ais hij naar huis komt, ranselt hij zijne
geweest, alvorens hij de heilige Bisschop toch eten Ja, wij hebben het goed bij al hij zoo ziek is." ziekelijke vrouw af."
van Hippo werd En dan vooral de onzen eenvoud wij weten heelemaal niet, „Nu, een goede man antwoordde Een oogenblik was zuster Thaddea in
H. Magdalena, die tot die vrouwen had hoe honger pijn doet." twijfelend zuster Fidelio. Ik kan dat niet de war gebracht, doch niet lang.
behoord, van welken deze straat er zoovele „Hm.", twijfelden de anderen. „Dan zeggen hij heeft reeds in geen dertien „Men bejegent een ontslagen gevangene
telde, werd zij niet later de vertrouwde konden zij toch wat komen vragen. Er jaren zijn Paschen gehouden." ook met zooveel wantrouwen," sprak zij
leerlinge des Heeren Was de werking zijn zoovele plaatsen om hulp te bekomen „Ontzettend riep het kleine zusterke verontschuldigend. „Bovendien, zoo wij
"der genade thans minder machtig Wie Niemand behoeft te stelen." Marina. „Dan is hij toch in den Kerkelij- bedachten, hoe hard het die lui hebben,
wist, Óf niet velen dezer „verlorenen" „Bedelen daarvoor hebben die lui te ken ban 1 Als gij dat nog goed noemt, zouden wij niet zoo liefdeloos oordeelen S
eenmaal in den gloriekrans van -roode veel eergevoelGij kunt niet gelooven, zuster Thaddea Husges is om zoo te zeggen op de straat
boete-rozen als zonnen in de rijen der hoeveel fijngevoeligheid en terughouding Deze was wel wat uit het veld geslagen, opgegroeid, niet door liefdevolle ouders
Heiligen zouden stralen? men vaak in die kringen aantreft." Dertien jaren in den Kerkelijken ban behoed, neen, overal werd hij rondge-
Daarom waren harè vèrmamngen zoo „Stelen schijnt, echter niet tegen het dat was waarlijk erg Doch reeds greep gedreven onder honger en mishande-
vol zachtzinnigheid en goedheid, wanneer eergevoel te zijn," wierp zuster Rita er zij naar een stroohalm lingen. Nergens vond hij goedheid er. ver
zij beproefde onverbeterlijke dronkaards, droog tusschen in.' .„Wie weet, de arme drommel.-... in trouwen. Wanneer wij eens zoo Godver
lui met lange vingers, of moderne Magda- Maar zuster Thaddea scheen het niet te ieder geval is het hem niet gemakkelijk geten opgegroeid waren, zuster Ruperta
lena's van hunne slechte wegen af te hooren. Zij sprak slechts zacht geweest." Licht waren wij niet beter dan Peter
brengen. Tegen toekomstige heiligen „En bovendien, wanneer wij ons be- „Maar lieve zuster," lachte de andere, Husges, mogelijk eer slechter Het is
mocht men toch niet, met grofheid en ter in de plaats van de arme lui konden „dat is toch geene verontschuldiging. Zulk heel gemakkelijk in een-goed beveiligd
gestrengheid optreden en hen aanstonds stellen, zouden wij zachter oordeelen. een hard gekookt zondaar is"eenvoudig.leven goed te blijven, maar zeer zwaar te
met het helsche vuur bedreigen Daarin had de oude zuster gelijk en het „Ach, kinderen," viel de in de engte midden van bekoringen en nood. Wei-
Moreel vuil en zonde hadden geen vat gesprek eindigde met hare overwinning, gedrevene snel in, „wij zullen toch niet licht strijdt deze man inwendig heldhaf-
t>p zuster Thaddea. Alles gleed op hare zooals trouwens ieder onderhoud over de oordeelen. Wij hebben zelve ook zooveel tig tegen overmachtige, geërfde harts-
reine ziel af. Het was, alsof een witte Viooltjesstraat. Het was langzamerhand fouten. Als de goede God met ons naar tochten. Zoo hij ook menigmaal valt, wij
zwaan door groen modderig water zeilt in het ziekenhuis in het karig afgepaste gerechtigheid handelen wilde Wellicht zien enkel den val, maar God kent de vele
zijn smetteloos gevederte, met eene on- ontspanningsuur na tafel onder de zus- was' het eene beschikking Gods om thans overwinningen God weet anders dan
zichtbare beschutting overtogen, blijft ter een gewoonte geworden zuster Thad- Zijne genade zooveel te heerlijker te doen wij.
enbesmeurd en glanzend frisch. dea bij elke gelegenheid op onschuldige schitteren." Zuster Ruperta werd rood en derhalve
De grondtoon van haar wezen was goed- wijze met hare beschermelingen te plagen. Beschaamd zweeg zuster Manna. ging de steeds goedige zuster Thaddea
heid, die diep was als een nimmer uit- „Hebt ge het al gehoord, zuster Thad- Ijverig begon thans de andere haar be- aanstonds op een ander onderwerp over.
drogende stroom, die zoo helder brandde, dea," heette het, „in de Viooltjesstraat keeringswerk, waarvoor 't hoog tijd was. „Hoe hebt gij zijne vrouw aangetroffen,
dat alle wateren van ondank, teleurstelling heeft vannacht weer een woest gevecht En de doodelijk gekwetste, wiens gestor- zuster Ruperta? Zij zit vol jicht."
cn boosheid ze niet konden uitdooven. met messen plaats gehad. Twee der vech- ven vrouw zuster Thaddea gekend had en „O, ik ben er niet geweest. Ik lieb alles
Zij onderscheidde den zondaar van de tersbazen heeft men hier vanmorgen jaren geleden verpleegd had, bejegende maar hooren zeggen van de lm in de
Konden. Hoe zeer ze ook de laatste ver- vroeg afgeleverd. Zij zagen er verschrik- zijn weldoenster tenminste niet met grof- Viooltjesstraat. Ik was bang voor den
schuwde, met de arme menschen, die kelijk uit. De eene heeft een steek in het heid, maar verdroeg hare toespraak. man."
naar hare meenmg inwendig pijnlijk onderlijf bekomen, hij wordt dadelijk Zacht en moederlijk greep zij de zaak Nu ja, de zuster was nog jong. Maar
streden, om zich uit de klauwen der geopereerd. Ja, ja, dat zijn me weer aan. Ach ja, zij begreep het al, waarom de vrouw had zeker hulp noodig. En zoo
hartstochten te redden, bezat zij een lui uit uw kwartier." de arme man. die toch zoo'n goed hart rustte zuster Thaddea niet tot de Over-
ontzaggeiijk medelijden, Zuster Thaddea was vol medelijden, bezat verbaasd zag de zieke op waar- ste haar veroorloofde den volgenden dag
Het was dan ook geen wonder, dat „Die arme menschen Hebt gij de na- om hij ten slotte zco verbitterd was ge- daarheen te gaan
alle bewoners der Viooltjesstraat, te be- men reeds genoteerd, zuster Gratia Hoe worden en v-an God en de wereld niets Er heersclite den volgenden morgen
ginnen met het kleine kind op moeders heeten zijn?" meer wilde weten. Het was hem ook zoo eene schrijnende koude. Sidderend van
arm, dat zijne handjes naar haar uitstrekte, „Leschke en Hagenbosch." slecht gegaan. Zooveel ellende, zoo bitter kou ging zuster Thaddea door de straat
tot de met leed beladen moeders van „Ach, die twee Neen, maar doet mij veel leed Ja, dan zou zij, zuster Thaddea, en klom in het huis, waar Peter Husges
gezinnen, tot het verloren meisje met den leed 1 Het zijn anders brave menschen, ook waarschijnlijk het ongeluk hebben woonde, met moeite de steile, half don-
ontbladerden krans, tot den vechtersbaas zij hebben het beste hart van de wereld, gehad van den rechten weg af te dwalen, kere, glibberige trap op. Daar hoorde zij
en de gev^ngenis-candidaten haar ver- Enkel maar wat gauw opgewonden. En Wanneer men zooveel zware slagen heeft reeds d,e klagende stem der zieke vrou-ft
goden, weet ge, als men opgewonden is, bedenkt gehad en daarbij in zulk slecht gezelschap en de van woede heesche stem van den
Zij kon midden m den nacht onge- men niet altijd, wat men doet." geraakt is! Arme, arme man!" man. Onverschrokken opende zij de
stoord door de beruchte Viooltjesstraat „Maar daarom slaat men er toch niet En zij schudde zijn kussen op, legde deur en wilde met een vriendelijk „Ge
gaan zooals het in haar ziekendienst dadelijk met het mes op los,"sprak zuster nieuwe compressen op zijn voorhoofd, loofd zij Jezus Christus" over den drempel
soms voorkwam wat voor ieder ander Gratia afkeurend." liet hem drinken en vertelde van zijne treden. Maar onwillekeurig bleef zij staan,
een waagstuk zou geweest zijn. „Och, daar is zeker een beetje onge- goede vrouw, die nu in den Kemel op Een verwilderd bleek gezicht en van haat
Slechts één vijand had zuster Thaddea, lük en onvoorzichtigheid bij in het spel hem wachtte en zich verblijdde over het gloeiende oogen staarde baar tegen.
Dat was een losse werker Peter Husges, geweest er is er zeker een tegen het mes wederzien. „Dat dacht ik wel, die zwarte spm 1"
een drankzuchtige, arbeidsschuwe, woeste gevallen." Slechts een zaak voor hem toch maar riep de blijkbaar bedronken kerel in een
kerel, een woedende revolutieman en „Zoo Nu dan moest ge maar eens eene kleinigheid, maar inzake van gods- plotselingen aanval van woede uit. „Die
een fanatieke hater van den godsdienst zien, hoe ze er uit zien zoo hebben zij op dienst natuurlijk iets groots verlang- komt spionneeren Er uit Ruw drong
en zijne bedienaren. elkander losgehouwen. Leschke is er het de de goede God van hem. hij "haar naar de trap.
Hij. haatte de arme oude zuster, zoo- ergste aan toe." Onrustig wierp de zieke zich om, hij „Liqve man.... ik wilde slechts....
als het slechte het goede, zooals de duister- „De arme kerelKan ik hem eens gaan wilde niets meer hooren uwe zieke vrouw...." stamelde de zus
nis het licht haat. Eh sedert zij het ge- zien, als hij uit zijne bedwelming ont- Maar 's avonds keerde zuster Thaddea ter verschrikt. Zij gevoelde eene piotee-
waagd had zijne mishandelde vrouw en de waakt is? Hij heeft een jaar geleden zijn weder, vol van liefde en deelneming en linge zwakte; sidderend haalde zij een
afgeranselde kleintjes tegen hem in be- vrouw verloren en zoo heeft hij geen steun verzorgde hem met moederlijke feeder- pakje uit haren mantel,
schutting te nemen, was hij vol valsche meer. Dan geraken de menschen van heid. En zij begon weer zachtjes, heel Maar in blinden toorn verhief de man
boosheid tegenover haar. Hij scheen louter treurigheid tot vertwijfeling." zachtjes aan zijn hart te kloppen. de vuist tegen haar.
slechts den gepasten tijd af te wachten „Ja, ja, dat ken ik,'" mengde zuster Ach ja, de menschen hadden hem te- „Jessemerjosef, zuster ga toch weg,
om dezen haat metterdaad te toonen. Bernarda er zich in, die ook in de stad leurgesteld, hem niet begrepen..... Er hij brengt u om 1" riep de vrouw beangst.
Maar zuster Thaddea zweeg en droeg verpleegde „de I kinderen liet hij, of- was er echter één, die alles begreep, Zuster Thaddea wist niet goed of de
hem geen wrok toe. schoon hij zelf goede verdiensten had, alles 1 Ook waarom hij Hem zoo lang ver- dreigende vuist haar werkelijk getroffen
„De arme man heeft maar een vooroor- „van louter treurigheid" verarmoeden, meden had Hem, een besten vriend had of dat haar eigen zwakte haar over-
deel tegen mij, zeide zij in stilte bij zich- tot zij in het weeshuis werden onderge- Die wachtte met verlangen. Die vergaf mand .had. Zij tuimelde, een schrei, een
zelve, een afgekeerdheid. Daar kan men bracht. En hij zelf loopt „van louter treu- steeds. Dis gaf aan de arbeiders van het zware val de trappen af
niets aan doen. Hij meent het zeker vol- righci'd" naar zekere huizen met allerlei elfde uur in zijne goedheid hetzelfde loon In een oogenblik was de man ontnuch-
strekt niet zoo kwaad. wel, ik zal maar liever niets zeg- als den steeds trouwen zielen. Die liet terd. Niet in staat zich te verroeren, staar-
En zij dacht, dat zij stellig vele zaken gen." negen en negentig schaapjes in de woes- de hij de trappen af omlaag. Dan kwamen
bezat, welke anderen moesten afstooten. „Dat is ook beter," zeide zuster Thad- tijn om het verlorene te zoeken. de lui toegeloopen.
Want in zuster Thaddea woonde de liefde dea met zachtheid. In de harten kunnen Op den avond van den tweeden dag had „Om Godswil 1 Zuster Thaddea....
die alles gelooft, alles hoopt, alles lijdt wij niet lezen om alles af te wegen. Wij zuster Thaddea de overwinning behaald wat is het? Heeft hij?.... Schuwe, dr ei-
de liefde, die iiiet slecht denkt en zich hebben ook onze groote zwakheden." en met God verzoend ontsliep de verloren geude blikken vlogen naar boven,
niet laaf verbitteren. Zuster Bernarda was in stilte van mee- zoon in hare armen. Daar bewoog de gekneusde vrouw zich
Was er ook in de wereld wel iets, wat ning dat vechten met messen toch moei- Zuster Thaddea was overgelukkig. een weinig. Een licht steunen
zuster Thaddea niet verontschuldigen lijk onder deze „zwakheden" behoorde. „Heb ik het niet gezegd, dat deze lui „Slechts gevallen!.... Die steile trap-
Zou Maar tegen de redeneefing van zuster in den grond van hun hirt de beste pen.... ik ben zoo stijf 1"
„Ik geloof, dat iemand haar dood- Thaddea kon niemand aan. menschen zijn," sprak zij zielsverheugd. Duistere en wantrouwende blikken wer-
sloeg, zij nog zou zeggen De man meent „Zeg eens, zuster Thaddea," \ftoeg Zij hebben slechts een beetje liefde <jen 0p Husges geworpen. Die zag er uit
het niet zoo slim, hij is wat slechts op- haar den volgenden dag de oude, halfver- noodig. Ach, hun leven is toch ook zoo als het booze geweten,
vliegend van aard," zei de Overste eens lamde zuster Fidelio, „kunt gij niet eens hard I" Ach, de arme zuster De vrouwen be-
lachend. bij ons in den Vincentiusvleugel komen. Slechts zuster Ruperta liet zich niet ginnen te weenen, men beproefde haar op
Ja, de bewoners van de Viooltjesstraat Daar ligt een havenwerker Messink geheel overtuigd. Zij had, namelijk ge- te richten. Zij steunde zwaar en verloor
waren allen zulke „goedhartige lui" in de heet hij hij komt uit uw kwartier. Hij durende drie weken in de Viooltjesstraat het bewustzijn.
oogen der oude zuster, zooveel verborgen heeft bij het uitladen een ongeluk gekre- verpleegd, daar zuster Thaddea wegens Toen zuster Thaddea tot zich zelve
deugd bloeide daar, zooveel naastenliefde gen, hij heeft inwendige kwetsuren, hij eene ziekte niet kon uitgaan, daarom kwam, lag zij in het klooster op haar
en hulpvaardigheid, zal ternauwernood nog een paar dagen waren alle illusies vervlogen. armzalige legerstede. Ife artsen hadden
„Zij zijn enkel arm. Is armoede dan leven en wil van biechten en Communie „Ook Peter Husges dat'was zus- al hunne kunst reeds aan haar beproefd,
strafbaar?" niets weten. Een hatelijk verbitterd ter Thaddea's vijand is weer uit het Maar zij was oud en zwak cn de val was
„Nu, spitsboeven zijn er ook genoeg," merisch De geestelijke heeft reeds alles tuchthuis ontslagen. Gij weet het toch, te zwaar geweest j de arme zuster moest
sprak de resolute zuster Gerharda. „De bij hem beproefd. Te vergeefs Hij zuster En hij is vol woede en wraak- sterven.
vorige week zijn er nog «enigen door de schimpt cn vloekt verschrikkelijk of zucht, hoorde ik, en vloekt cn raast in Zij ontving de H.H. Sacramenten en
politie weggebracht. En Donderdag beeft draait hem eenvoudig den rug toe. Het is plaats van arbeid te zoe' en. lag daar nu stil en aan Gods Wil overge-
toch Rademaker 's nachts in onzen kelder een van de ergste soort." „O, die heeft zeker geen werk kunnen geven, maar blijmoedig. Wat beters kon