Oude Historiën.
De Nederlandsche Wereldstad.
YEIUUMNG
Radio-Omroep,
ulDMltt
ELCK WAT WILS.
TREKJES
vensleus? Richten al onze daden zich
uitsluitend naar Zijn leer? Is Hij onze
eenige hoop en toevlucht? Helaas
kan van het leven van vele Christe
nen nietgezegd worden, dat zij het
teeken van Jonas wel begrepen heb
ben. Christus' dood en verrijzenis.
Zijn opstanding uit het graf op den
derden dag. beteekenen de bevesti
ging van Zijn godheid en Zijn god
delijke leer. Want wanneer Christus
verrezen is. dan geldt voor ons ook
Zijn leer. neergelegd in Zijn lessen en
voorbeeld, verklaard en in wet ge
bracht door de H. Kerk. Dan is het
onberijpelijk. dat zoovelen ook onder
de Christenen, kiezen voor een leven
van louter genoegen en vermaak
terwijl Christus gezegd heeft: wie
Mij Hef heeft, neme zijn kruis op en
volge Mij!
Wanneer Christus Zijn zoendood
en Zijn goddelijke zending heeft be
vestigd door eigenmachtig op te
staan uit het graf. dan past het Zijn
leerlingen niet hun leven anders in te
richten, dan Hij bevolen heeft. n.m.
als een voorbereiding tot de eeuwig
heid, een opgaan tot den Vader, wat
niet anders kan dan in arbeidzaam
heid, plichtsbetrachting, boete en ge
bed.
Deze woorden klinken hard in
onze gemakzuchtigen en genotzuch-
tigen tijd, waarin alles haakt en hun
kert naar uiterlijke levensverfraaiing
en waarin diepere ernst hoe langer
hoe meer verdwijnt.
De Paaschjubel is daarom heil
zaam, om oijzen geest weer te rich
ten op onze eindbestemming, op den
Hemel, die Christus bij Zijn opstan
ding voor ons geopend heeft.
De Paaschjubel kan de aardsche
vreugdetonen overstemmen en ons
losrukken van alles wat ons aan de
wereld vasthoudt met banden, die
niet in Christus' bloed geheiligd zijn.
Zooals de Verlosser op Paaschzon-
dag opstond uit de duisternis van het
j:raf. verbrekend alle boeien en
kluisters, zegevierend en lichtstra-
!end. zoo moet in den geest der Kerk
ook onze ziel ontslagen van alle
ketenen der zonde, gelouterd en ge
reinigd verschijnen voor het hoofdal
taar en zich scharen onder het vaan
van .den triomfeerenden Christus.
Zoo zullen wij in onze Paaschjubel
getuigen, dat wij althans het woord
van den Christus begrepen hebben
en dat ons het teeken van Jonas vol
doende is. dat wij in Zijn dood en
Verrijzenis de genadebronnen heb
ben gevonden, waaruit onze ziel
overvloedige kracht kan putten om
zich voor te bereiden voor den over
gang naar de rijen van hen, die in
eeuwige vreugde het Lam volgen' in
onsterfelijke lofzangen.
FHSmanDE
Jjjj0V£ftlG£
tramwegen
woonKWARTie A£ n
iTgI [open&qv* iM]
wi voornaamste plan Es oenen, Parken
No. 439.
Als de winter vlucht
Voor de lentelucht
Ëfl de ton het nieuwe leven wekt;
Als een bloesemkroon
Met haar teeder schoon
In rlen hof de naakte twiigen dekt
J fan zwijgt a) wat leeft
En zingen kan verblijd:
Voor de Radio-Omroep van Dinsdag
6 April, zie men Pag. 1, Tweede blad
GEMENGD NIEUWS.
GONDEBOLD EN ODILDE.
Zijn liefde werd hardheid, zijn Goed
heid boosheid, zijn zorg voor mii, wreedheid.
Ach, Moeder, ik klaag niet, ik wil mijn kruis
geduldig tot het einde dragen. Ik voel. dat
ik spoedig voor den rechterstoel van Uw
Zoon zal worden opgeroepen. Maar ik beef
voor het heil van mijn kind Moet ik het
alleen achterlaten in dit onheilvolle huis,
overgeleverd aan zijn wreeden vader, die
een ridder van hem zal maken, wien God
en geloof onverschillig is? Zal hij, die zijn
ecbtgenoote mishandelt, goed zijn voor z;H
eigen zoon? Moeder der Smarten. U draag
ik mijn kind op: ontferm U zijner
Vertrouwvol hief de vrouwe van Harlheim
het hetraande gelaat naar het beeld van
Maria op Maar geschrokken wilde zij op
staan uit haar knielende houding. Helder
licht stroomde door de vensters in de evond-
dcrakerte van de slotkapel en hulde het beeld
der Moeder Gods in 'n kleed van lichtenden
luister En een stem ruischte van boven uit
de zware booggewelven: „Vrouwe van Harl
heim, wees getroost. Reeds is de arm des
Almachtigen gestrekt echtgenoot en vader
te treffen Uw deugd echter heeft uw kind
een gelukkige en goede toekomst verzekerd
Vertrouw het toe aan Sint Aelbrecht. en de
bescherming des Heiligen zal hem door het
leven geleiden."
De gelukkige moeder wordt in haar dank
gebed gestoord door hoorngeschal en rer-
ward schreeuwen van dienstmaagden en
krijgsknechten. De torenwachter roept met
zijn alarmsignaal den heer van Harlheim met
zijn krijgsvolk naar de muren. De ridder
vloekt als hij ziet waarom de torenwachter
zijn rust gestoord heeft: het kasteel is om
singeld door Noormannen. De bloeddorstige
Blodox bloedbijl) is gekomen om zich
een sterke burcht te veroveren van waaruit
hij Kennemerland kan beheerschen De woes
te zeeroovers brullen van strijd- ep rooflust
Onverschrokken beklommen zij stormladders,
moedig beukte de verdedigers met zwaarden
en strijdbijlen op de grimmige aanvallers, maar
bet besef van hun overmacht en de hoop op
den buit gaf den woesten Vikingen de over
winning Spoedig was de groote poort open-
gebeukt en was het voorplein genomen; de
onversaagdsten bestormden reeds het bin
nenhof. Daar streed Ritsaert van Harlheim 1)
met zijn getrouwen den laatsten strijd, Menig
Noormar verbrijzelde hii het schild en klief
de den ijzeren helm. tot Olaf. de jongere
broer van Blodox, hem het zwaard uit de
hand sloeg en met verbrijzelden schedel deed
neerzinken. De overgebleven verdedigers
waren spoedig verslagen en huilend van
bloedlust en plunderzin stortten de Noren
zich in de gang naar de burchtzaal. Maar
eensklaps bleven zij staan, geschrokken, ont
zet: een vrouw met een kind in de armen
staat voor hen Als weerlooze moeder, die
:n den gloed der fakkels een bijna boven-
sardsch aanzien krijgt slaat de plunderaars
met ontzag en biiGeloovige vrees tevens; eer
biedig treden zij terug als de vrouw rechtop
en onbevreesd, naar de poort schrijdt
Na het bloedige schijnsel der toortsen
schijnt de nacht nog donkerder,
maar als was het heldere dag.
zoo loopt de burchtvrouw van Harlheim
thans weduwe, door dauw-natte weilanden
en braakliggende akkers, door dicht houtge
was en doornige struiken in de duinpannen
tot zij staat voor de poort van Egmond's
Maagdenconvent Dan treedt echter de re
actie in: zij heeft nog de kracht om den
klopper op de deur te laten vallen, en
valt dan op de steenen trappen neer. Zoo
vindt haar de portierster, die omzichtig, we
gens het late uur, de poort ooent: „Mevrou-
we van Harlheim?.... „Ik kom mijn kind
brengen," zegt moeizaam de edelvrouw
,geef het aan de abdis; de Lieve Vrouw
heeft het onder de schutse van Sint Adel-
brecht gesteld
De zuster bukte om haar op te richten,
maar de armen der uitgeputte moeder zon
ken krachteloos neer; Gondebold van Harl
heim was een wees.
Graaf Diedrik In Vlaerdingher, hield feest
Zijn ridders en edelknapen, de rijkste en
edelste van het graafschap, zaten bijeen aa-
de feesttafel in de rijke burchtzaal De tin
teling van vurigen wijn en geestig gesprek
houdt de gasten, lang na den maaltiid. aan
de tafel bijeen Aan het benedeneinde der
lange tafel, bij de ionge edelknapen, is Gon
debold. de zoon van Ritsaert van Harlheim
het middelpunt der gesprekken Soms zwij
gen zijn jonge tafelgenooten allen om naar
hem te klisteren, als hij met vurig oog en
rappe tong van zijn avonturen vertelt. Die
heelt hij vele beleefd, want de vroom
heid en zachtmoedigheid van zijn moeder,
met de stoutmoedigheid van zijn vader heb
ben hem tot den idealen ridder gemaakt
Graaf Diedrik houdt hem hoog in eere en
de andere edelknapen gaven hem graag hun
vriendschap waartegen de nijd en jaloezie
van een enkele niets vermogen.
De groote deur der feestzaal wordt haas
tig opengestooten. een bode, warm en be
stoven, komt sporen-rinkelend tot bij de
tafel
„Heer Gondebold van Harlheim?" Gonde
bold springt op: „Wat nieuws?" De bode
gaat tot vóór zijn zetel „Ik kom van het
land van Velsen, heer.'' Gondebold schrikt;
bii Velsen woont Odilde, zijn jonge bruid.
„Olaf Finn vervolgt de bode. „is met zijn
Noormannen Velsen's landouwen binnenge
vallen om gewelddadig de vrouw te nemen,
die hij zich gekozen had. Voor twee dagen is
hij als een dief in den slottuin geslopen, waar
de jonkvrouw met een jongen edelknaap na
het noenmaal wandelde, terwiil de burcht
heer voor zijn schaakspel zat. De roover stak
den edelknaap neer en vluchtte na die laffe
daad terug naar ziin dievenhol; maar Odiloe.
uw bruid, nam hij mee." „Heeft hij Odilde
ontvoerd?" schreeuwde Gondebold, „dan
heeft God hem den dood gegund! Heer,'"
wendde hij zich tot graaf Diedrik, „laat mi'
gaan om den schurk rekenschap te vragen
en te straffen." De graaf gaf bevel het beste
oaard uit de stallen voor zijn edelknaap te
zadelen. Het paard is sooedig Opgetuigd
Gondebold heeft zijn zijden wambuis voor
het harnas verwisseld, zoodat hij na enkele
minuten door de duisternis van den nacht
snelt, om zijn bruid terug te winnen en te
vens zon vaderliik slot van den Noorman op
te eischen Bij het oogaan der zo~i staat hii
voor de poort van Harlheim; Olaf, door den
wachter gewaarschuwd, komt op den muur
Gondebold riep hem zfjn uitdaging toe: „Roo
ver van mijns vaders burcht, dief van mijn
bruid, kom en toon dat gij niet alleen weer.
looze vrouwen kunt ontvoeren!" Olaf lachtte
smalend: „Zijt gij daarom zoo vroeg opge
staan?? Ik neem uw uitdaging, knaap, om
u op een bed te leggen, waarvan gij nooit
meer zult opstaan." Hij, gelast de brug over
de gracht neer te laten; op het voorhof zal
de strijd gestreden worden. Gondebold rijdt
het plein op. Spoedig verschijnt ook zijn vij
and in volledige wapenrusting en onmiddel
lijk rijden zij op elkaar in. De lansen waren
na de eerste slagen verbrijzeld; de zwaarden
worden getrokken Vreeselijk beukten de
wapenen op helm en maliënkolder. Op de
muren en voor de vensters genoten Olaf's
soldaten van het tweegevecht; zij verdeelen
reeds onder elkaar de wapenen en de rus
ting van den iongen edelman. Maar zij lachen
te vroeg; Gondebold buigt zich voorover,
fluistert een naam in het oor van zijn paard;
een kort gehinnik, een vlugge zwenking en
Gondebold's zwaard klieft het hoofd van den
Viking in tweeën, „Nu ligt gij daar. moor
denaar! Moge uw gebeente vervloekt zijn en
hier blijven liggen, tot eens de ploeg van
den landman uw schedel en wapenen om
woelt."' 2) Dan werpt Gondebold het schild
op zijn rug en stormt met het zwaard in de
vuist door de ooort van het binnenplein
Odilde wacht op bevrijding. Een angstgegil
doet hem stilstaan; zijn oog gaat omhoog
naar den toren-omgang, vanwaar de kreet
kwam; de ontzetting maakt hem bijna mach
teloos.
Hij ziet hoe 'n Noorman zijn Odilde uit de
torenkamer sleept, gereed om haar naar be
neden te werpen: „Gij hebt miin heer ver
moord," schreeuwt hij den jongeling toe, „een
misdaad zal niet ongestraft blijven. Machte
loos zult gij toezien hoe ik ziin dood zal
wreken." Hij wil de jonkvrouw bij heur haar
grijpen om haar in de diepte te storten,
maar angstig laat hii zijn arm zakke'n en
wankelt achteruit. Een hemelsch licht om
straalt Odilde. haar wit gewaad schijnt blik
sems te schieten naar den onverlaat en uit
haar oogen licht een schiin, die haar voor
den bijgeloovigen Noorman aan een godin
Gelijk maakt. Ook Gondebold ziet het won
der; roept dankbaar uit: „Dat is de wonder
macht van de Lieve Vrouwe." Hii trekt een
-'olk en zwaait hem met vervaarliike kracht
-aar den torentop, recht in de borst van den
Viking die. even met zijn annen in- de lucht
'waait en in de diepe slotgracht neerploft
Alle Vikingen, die getuigen van het mirakel
warenslaan in paniek op de vlucht, als
Gondebold door de gangen en zalen stormt,
en iedereen die hem in den weg treedt en
niet vlug genoeg zijn maaiend zwaard kan
ontwijken teekent met,ziin liik den weg naar
de torenkamer, waar Odilde haar bruidegom
in de armen valt. Samen gaan zij naar de
slotkapel en knielen voor het hoogaltaar
neer, waar twintig jaar geleden Go'1debnld
-'oor zijn moeder aan de bescherming van
Maria werd gesteld. Daar legden zij hun
dankbare beloften afDe Lieve Vrouw heef'
mii gered uit de hand van Erik Blodox cn
veilig geleid naar het klooster van Egnwd.
en behoedde jou voor een schrikkelijken
dood door de hand van een Noorman, Zij
zal onze beschermster en leidster blijven
voor altijd, en de strijdkreet van ons ge
slacht, die op standaard en vaandel zal staan
is; De Lieve Vrouw met ons,"
H. A.
Ij De burcht van Harlheim was in de on
middellijke nabijheid van het nu nog bestaan
de kasteel Assumburg gelegen onder Heems
kerk. Reeds in 1100 wordt in de kronieken
van de heeren van Harlheim gesproken. Tij
dens den opstand van het Kaas- en Brood
volk werd het geplunderd en nagenoeg met
den grond geliik gemaakt.
2) Gondebold's vloek werd vervuld. Een
zekere L Hoogewerf, bewoner van de hoeve
„Oud-Haarlem'', heeft eens bij het ploegen
een gevest van een zwaard, twee koperen
sporen en een gespleten schedel gevonden.
Door het uitgeven der uitbreidingsplan
nen door het Amsterdamsche Gemeentebe-
stuur geeft men het publiek de gelegenheid,
verzoekt ipen het zelfs, te deelen in den
groei der gedachte: Groot-Amsterdam. De
beteekenis van het gepubliceerde plan in
grove trekken is: de ontwikkeling der stad
voor een onbepaald tijdperk misschien
eeuwen vast te leggen. De algemeene in
deeling in water en land is vastgesteld, ter
wijl tevens bepaald is waartoe de terreinen
in de toekomst bestemd zullen worden.
De noodzakelijkheid van een plan van
uitbreiding treedt reeds naar voren, wan
neer men het op het verschijnsel dat groote
centra, niet alleen door het verschil in ge
boorte- en sterftecijfer maar ook en vooyal
doro verplaatsing der bevolking, snel in zie
lenaantal toeneemt, sneller dan de bevol
king van het desbetreffende land.
Deze volksverhuizing van het platteland
naar de stad wordt gevoed door economi
sche en cultureele motieven. Het samen
wonen van velen in een bepe'kt gebied ver
ruimt de 'werkgelegenheid, de bedrijven en
industrieën zijn daar gevestigd, terwijl de
naar verhouding hooge loonen ook velen
naar de stad trekken. Daarnaast staat de
zucht om het leven intensiever en geeste
lijk dieper te genieten, hetgeen in de ste
den, als centra van intellectueel en kunst
zinnig leven gemakkelijker dan op het plat
teland te verwezenlijken is.
In 1869 telde Amsterdam 264,694 inwo
ners, in 1899 was dat getal geklommen tot
510.853, en in 1924 tot 706.914. Door de an
nexatie van 1921 is de gemeente bijna vier
maal zoo groot geworden. Voor een derge
lijk uitgestrekt gebied behoort een uitbrei
dingsplan gemaakt te worden, dat leiding
geelt aan de wijze der uitb-eiding, dat voor
af vaststelt in welke richting Amsterdam
zich zal ontwikkelen. Alleen dan kan men
zorgen voor een stelselmatige uitbreiding,
die aan de sociale, economische en hygiëni
sche eischen voldoet.
Op de eerste plaats moet daarbij het ka
rakter en de bouworde van het bestaande
Amsterdam in het oog worden gehouden.
De stad heft zich van kleine visschersplaats
aan het IJ ontwikkeld .tot een voornaam
centrum van handt scheepvaart en indus-
amstero*
VOOHNAA lïSTt K MAktft W6ÜÊW
3E0ÜAAF ppaaT-seai En .SPOftT-
TEfiAe iNê N.
rERRE/NEW VOOR induST«(e hands l
MlEuwt VVATê R£N
NIEUWE HAVENS
VOOUOO'PlG IN B&STAANDEfl
TOfcSlAND Tc HANDHAVEN.
DF. LENTETIJD.
„Wees gegroet!!
Volschoone lentetijd!"
Al.s de groenteman
Lekker glund'ren kan
9 ï'n wagen vol met iong mooi goed:
Als de frissche kleur
En de malsche geur
Je bij voorbaat heerlijk smullen doet;
Dan roept ieder.
Die 't betalen kan. verblijd:
„Wees gegroet
Volschoone lentetijd!"
Als de Irissche Ant
Van ons Scheev'ningsch' strand
Met haar nieuwe haring arriveert
En die vette wau
Zoo met huid en haar
Naar de grage magen promeneert;
Dan roept 't heertje,
Dct n kater heeft verblijd:
„Wees gegroet
Volschoone lentetijd!'
Als de kattenhent
Langs ie dakgoot rent
En in zoet gekweel de minne looft
En een schril concert
In je ooren blèrt
En je halve kostb're nachtrust rooft.
Dan roept ieder.
Wie het treft, vol bitt're spijt:
Wees ge..hm
Volschoone lentetijd!"
Als ie stijf en strak
In ie nieuwe pak
D'eerste lenteweelde blij begroet
En heel onverwacht
'n Fiksche regenvracht
Heel ie nieuwe spul verzuipen doet.
Klaag je huiv'rend.
Rillend met een stem vol spijt:
„Is nou dat
Die schoonc lentetijd?"
Als j' op bloemendag
Met je meisje mag
Fietsen, heerlijk, naar het bollenoord,
En ie kop omlaag,
(Opgestoken kraagl
Met ie kar door 't lelie windje boort.
Steun ie hijgend, worst'lend:
,,'k Ben mijn adem kwijt!!
'k Heb tabak
Van jou. o lentetijd!!''
Als ie welgemoed
J'eerste wand'ling doet
Met je vrouw en kroost, nieuw opgeprikt
En het auto-spook
Met zijn lief gesmook
Neuzen, kelen in het stof verstikt,
Schreeuw ie. wijzend op je
Schoenen, wit als krijt:
,,'k Heb genoeg
Van jou mijn lentetijd!"
Als ie heele huis
Trilt van vreemd gcdruisch,
Alle meubels op hun kop gaan staan,
Als ie eten moet
Tusschen stof en roet,
'n Woeste werkvrouw j' op de vlucht doet
slaan;
Kruip ie bevend in de
Kolenschuur, en schreit:
„Krijg de koorts.
Jij, lente-schoonmaaktijd!"
Eind'lij roep je blij:
,,'t Lijden is voorbij!"
Krijgt tractatie. die ie zelf betaalt.
Maar plots sta je stil
Want ie voelt ie kil.
Mompelt: ,,st....k, de kachel weggehaald?
„Zeur niet! 't Is ni k s koud meer!''
Klinkt je vrouw's verwijt.
trie. De terreinen en havens moeten onder
ling gemakkelijk te bereiken zijn, zoodat
het uitbreidingsplan vooral een goed ver
keersplan zijn Behalve terreinen voor han
del en nijverheid moeten er doelmatige
woonkwartieren worden aangewezen, bene
vens terreinen voor parken, plantsoenen en
sportvelden, voor ziekenhuizen, begraaf
plaatsen, badinrichtingen enz.
Tenslotte een eisch, die, ofschoon het
laatst genoemd, misschien het eerst en
zeker niet het minst in het oog dient ge
houden te worden: oude schoonheid moet
geëerbiedigd en naar nieuwe schoonheid
dient gestreefd.
Amsterdam is een mooie stad; niet alleen
voor den gids van Lissone's toerauto's, die
voor een troepje Amerikanen een „typisch
plekje van oud Amsterdam" ophemelt. Voor
stadgenoot en vreemdeling, die een open
oog heeft voor het bijzondere, het eigene
van een stad, heelt de hoofdstad vele plek
jes, die een voorbeeld van architectonische
stedenbouw zijn. Dat geldt speciaal van het
Amsterdam vap na 1600. In die dagen heeft
men met kunstzinnige zekerheid gekozen
uit den vloed van nieuwe ideeën en stroo
mingen en aldus een stijl van stadsaanleg
verkregen, die tot een mooie traditie werd.
die zich aanpaste aan de omstandigheden
en locale eischen zonder zijn eigen karak
ter te verloochenen, die Amsterdam heeft
gemaakt tot wat zij nu is: een Hollandsche
stad waarvan noch in bet vaderland noch in
het buitenlanr een pendant is aan te wijzen,
die haar in karakteristiek stedenschoon
evenaardt.
Een consequent doorgevoerd socialistisch
of nog juister', communistisch beginsel zou
eenzelfde wijk aanwijzen als woonkwartier
voor alle standen. 1) De concept-voordracht
van het uitbreidingsplan zegt hierover: De
wenschelijkheid is en wordt meermalen be
toogd om verschillende lagen van de bevol
king in één wijk karnen te brengen. De ver
wezenlijking van dit denkbeeld zou om
meer dan één reden zijn toe te juichen_
bevordering van onderlinge waardeering
opvoedende kracht welke van het samen
wonen kan uitgaan enz. de practijk wijst
evenwel uit, dat de bevolking zelf er nog de
voorkeur aan geeft, om samen te wonen
met haar klassegenooten. Tegen dezen
wensch, welke bij ons volk zeer levendig is,
zal de overheid goed doen zich niet te ver
zetten.
Er zullen daarom woonkwartieren worden
gesticht voor arbeiders, voor den midden
stand en voor de beter-gesitueerden. De
eersten zullen, in het belang en het gerief
van werknemer en werkgever aangelegd
worden in de nabijheid van de havens en
de industrieter-einen, daarvan gescheiden,
door plantsoenen, wegen en spoorbanen, in
casu: hij het westelük haven- en industrie
complex ten noorden van den spoorweg
naar Haarlem, bij het Merwedekanaal, aan
de noordzijde van het IJ en ten oosten van
de Ainstel. In de nabijheid van deze arbei
dersbuurten zal ook woongelegenheid moe
ten bestaan voor ondernemers en leiders
van bedrijven, die gaarne in de nabijheid
van hun werk wonen.
Daar het gemeentelijk belang medebrengt
dat ook de meer welgestelden Amsterdam
als hun woonplaats blijven behouden, moe
ten ook voor deze standen alleszins ge
schikte woonkwartieren gebouwd worden.
Daarvoor komt het meest in aanmerking het
terrein tusschen Kalfjeslaan en den aan te
leggen Ceintuurspoorweg. Dit z.g. weelde-
kwartier zal zich onderscheiden door bree-
de en fraaie aanleg; o.a. zullen om de hui
zen flinke ruimten voor tuinen gespaard
worden. Natuurlijk zullen in dit kwartier
alleen huizen gebouwd worden, die uiter
aard bewoners uitsluiten, voor wie dit
kwartier niet gedacht is. In de nabijheid
van deze wijken voor meer gegoeden zal
eveneens het middenstandskwartier worden
opgetrokken.
Ten aanzien van den aanleg van parken
en plantsoenen haalt het Uitbreidingsplan
de woorden aan van prof. H, Hubbard,^ hoog
leeraar in „landscape architecture" (een
niet te vertalen Engelsche term) aan de
Harvard universiteit, dat n.l. elk individu
voor de voordeelen, welke hij geniet ten
Gevolge van zijn leven in een geordende
gemeenschap den prijs heeft te betalen
van afhankelijkheid van die gemeenschap,
voor de onmogelijkheid, om zich door zijn
individueele daden vele zaken té verschaf
fen, welke anders binnen zijn bereik zou
den vallen. Voor zoover deze zaken on
voorwaardelijk noodzakelijk zijn voor zijn
leven als rnensch, rust op de gemeenschap
de onafwijsbare plicht, hem deze te ver
schaffen. De gemeenschap, in casu de ge
meente heeft dus te zorgen dat er^ voldoen
de gelegenheid is tot ontspanning in de
open lucht parken, plantsoenen, sport- en
speelvelden.
Er is reeds een aanvang gemaakt met de
uitvoering van het plan om langs den om
trek der steeds een reeks parken aan te
leggen, onderling doo' wandelwegen te ver
binden. Het IJbosch, Volwijkspark en dé
Zuidelijke Wandelweg zijn reeds aangelegd,
liet park in den Buiksloterham en bij het
Nieuwe Diep is in uitvóerilfg, terwijl de
plantsoenen aan den Schinkel en de wan
delweg ten Noorden van het IJ in voorbe
reiding ziin. Bovendien worden terreinen
voor pa-k- en plantsoenaanleg gereser
veerd in de Watergraafsmeer, in de uit
breiding-Zuid en aan den Hoofdweg.
Behalve.deze openbare tuinen, bestaat er
nog het plan voor het reeds beroemde
bosch van 500 H.A. [d. i. 10 X het Vondel
park!. Om financiëele redenen zal het ge
leidelijk worden aangelgd. Het kunnen in
teressante debatten worden, als er een naam
moet worden gegeven aan dit bosch, dat
Amsterdam de schoonheid der natuur van
Gooi en Kennemerland in miniatuurvorm
zal vergoeden,
1) Hoever kleinzieligheid in dezen kan
gaan, is voor eenige jaren in dén Gemeen
teraad tot uiting gekomen. Men klaagde er
over dat een gedeelte van een kade ge
noemd we'd naar een deftiger beroemd
heid, dan het gedeelte derzelfde kade, dat
democratischer bewoond werd en daarom
ook naar een democratischer schilder of
schrijver werd gedoopt!
En je brult:
„O ja! 't Is Lente-tijd!!"
Huiv'rend zit je daar,
Warmt j'aan ie sigaar,
Gaat wat wandelen voor ..kou-verdrijf
Of 't zoo wezen moet
Loop je, stil verwoed
Plots de kolenhand'laar tegen _'t lijf.
En die zegt, terwijl z'n pruim
Naar links verglijdt:
„Wees gegroet,
Voordeel'ge lentetijd!"
Als de schildershaas.
Schor van woest geraas.
Met z'n bergen werk geen raad meer weet
En dan meen'ge klacht
Hem wordt thuis gebracht.
Dat hij weer 'n nieuw karwei vergeet
Dan schreeuwt hij:
Ik raak mijn hoofd en klanten kwijlt!
Alles komt
Ook in die lentetijd!"
Als in 't stadsplantsoen
Bii het jonge groen
ZONDAG 4 APRIL.
Hilversum, 1050 M. 7.30 Het luiden
van de klokken van het Paleis op de Dam
te Amsterdam. Klokkenspel, bazuinbal-
zers, hoboist, Carillonneur: J. Vincent.
10.1512.00 R. K. Radio-Omroep. Dienst
in de St. Dominicuskerk te Amsterdam.
Missa Reginae Pacis." W. v. Kalmthout
(4-stemmig mannenkoor.) Paaschcantate,
Evert Haak (4-stemmig mannenkoor),
woorden van Victor A. Borghout Tantum
ergo, Diepenbrock. Predikatie van Pas
toor L. H. Perquin. Uitvoering van de mu
ziek door het koor van de St. Dominicus
kerk, o. 1. van den heer G. Kimyzer. Or
gelbegeleiding door den heer Evert Haak.
5.50 Kerkdienst in de gereformeerde kerk
te Soest. Voorganger Ds. J. Hoek. Orgel
spel-Votum en Zegen-Psalm 118 vers 7.
Lezing van de Apostolische Geloofsbelij
denis. Gelezen wordt 1 Cor. 15 vers 111
Gebed. Voorlezing v. d. Tekst-Lucas 24
vers 34. Gezongen wordt Psalm 116 vers,
1, 2, en 3. Predikatie. Tusschenzang Psalm
51 vers 6. Predikatie vervolg. Dankgebed.
Psalm 103 vers 2. Zegen. Orgelspel. 8.10
Concert. Paaschprogramma. Het versterk
te H. D. O.-orkest o. 1. van Willem van
Warmelo. Solisten: Mej. A. Dudok v.
Heel-sopraan. Mevr. Ina Santhagens
Waller-Alt. Uitgevoerd worden o.m. Sta-
bat Mater-G. B. Pergolesti. 8.00 Persbe
richten en sportuitslagen.
Daventry 1600 M 10.50 Tijdsein en
weerber. 3.50 Licht orkestconcert. I. Men-
ges-viool en het radio-orkest. 5.506.05
Predikatie. 7.208.20 Dienst in de Nor
wich Cathedraal. 9.15 Liefdadigheidsop-
roep. 9.20 Weerber., nieuws. 9.30 Weer
bericht van schepen. 9.35 Dansmuziek
door het De Groot- en Picadilly-orkest.
10.5011.20 „The silent Fellowship.
Parijs „Radio-Paris," 1750 M. 12.50
Concert Lucien Paris (Piano-viool-cello).
2.05 Nieuws. 8.35 Persbericht. 8.50 Jazz
muziek door de band Mario Cazes.
Königswusterhausen, 1300 M. 10.50
12.10 Concert door het muziekkorps van
de 3e Pruiss. Berichtenafd. 7.50 Paasch-
concert. Het Fanfare-blaaskorps. A. Sax
sopraan. K. Jöken-tenor. H. Boettcher-
humorist.
Brussel, 262 M. 8.20 Galaconcert met
medew. van Mme Boulanger-zang. 8.50
Lezing: Les évènements de la semaine.
Daarna weer concert. 10.20 Nicuwsber.
Münster, 410 M. 8.05 Concert. Orkest,
bas en koor. Paaschliederen. 9.05 Klok
kengelui. 9.05 De C-dur Mis van L. v.
Beethoven, door koor, orkest en solo
kwartet. 10.5011.50 Concert door het
Kuhlo-hoornkwartet. 3.50 Kuhlo-hoorn-
kwartet. 4.50 Orkestconcert. Mandoline
concert. 6.20, 6.50 en 7.20 Lezing. 7.50
Faust in gedicht en muziek.
MAANDAG 5 APRIL.
Hilversum, 1050 M. 9.50 M. Kerk
dienst in de Gereformeerde Kerk aan de
Hooigracht te Leiden, Ds. J. H. Kouwen-
hoven, Geref. predikant te Leiden. Orgel
spel Votum en Zegen. Voorzang Psalm
98 2. Lezig van Joh. 20 29 b. Zingen
Psalm 9 10. Gebed. Zingen Psalm 89 1,
7 en 8. Predikatie. Tusschenzang:, Psalm
33 11. Vervolg predikatie. Dankzegging.
Slotzang Psalm 131 4. Zegen. 2 uur
Mattheaus Pasion, J. S. Bach. In de groote
St. Bavokerk te Haarlem. Dubbelkoor,
Jongenskoor, Dubelorkest Solisten: mevr.
Noordewier, sopraan; Suze Luger, alt: C.
Erb. tenor: M. Kloos, bas; Jac, Caro, bas;
F. Koene, viool. Verder nog hobo, orgel,
clavecimber; koor en orkest varf de Zangv.
van de Haarlemsche Aid. van de Maat
schappij tot bevordering van de Toon
kunst. Utrechts Sted. Orkest, knapenkoor.
Het geheel onder leiding van Evert Cor
nells. 7 tot 7.30 Radiopraatje door den
heer R Swierstra, over Hoogfrequent-
versterking, echter onder voorbehoud.
8.10 uur Paaschprogramma. Het versterkt
orkest onder leiding van Willem van
Wilem van Warmelo. Mevr. Truus Berk
houtScheepers, zang Pan! Loewer, fluit.
Com. Berkhout, piano, 8 én 10 uur
Persberichten.
Daventry, 1600 M, 2.20 Concert. M.
Corran, contra alt; C. de Ville, piano. H.
Hearty, humorist; 4.35 Concert uit het
New Prince Restaurant 5.35 Kinder
uurtje en dansmuziek. 6.20 Dansmuziek.
7.20 Weerbericht, nieuws 7.45 Piano
solo's van Brahms. 8 uur Causerie.
8.20 Dansmuziek. 9.20 Orkestconcert
uit het New Prince Restaurant. 10.20
Weerbericht, nieuws. 10.50. Vivian
Foster (The vicar of mirth). 11.20
12.20 Dansmuziek van het Cecilhotel.
Parijs „Radio-Paris" 1750 M. 12.50. Con
cert Lucien Paris (piano, viool, cello).
2.05 Nieuws. 5.05 Orkestconcert.
8.50 Solstenconcert. O. m. uit De Meester
zangers van Wagner,
Königswusterhausen 1300 M. 7.50 uur
„Die schone Galathee" kom. opera van
Suppé. 9.5011.20 Dansmuziek.
Brussel 262 M. 8.35 Concert. Mme.
Pauwels, zang. 9.20 Nieuws. 9,30
Dansmuziek. 10,20 Nieuws.
Münster 410 M. 7.50 tot 8.50 Religieus
Morgenconcert. 10 uur Weekoverzicht.
10.50. Orkestconcert. 2.20 Kinderuurtje,
3.20 Orkestconcert. 4.50 Orgelconcert,
5.50, 6.20 en 6.50 Lezing. 7.20 Goethe-
cyclus. 8.10 Faust van Goethe. 9 uur
Concert door versterkt orkest, 10.20
10.50 Dansmuziek.
DIAMANTE NHUWELIJK.
Het echtpaar H. Eveleens A. Eveleens
de Jong te Aalsmeer val den lOen April
a s, den dag herdenken, waarop het voor
60 jaar on den echt werd verbonden
Men opnieuw de bankies verven gaat,
En als 't donker wordt,
Men 't kartonnen bord
Met „geferft" er op niet gadeslaat'
Dan zucht 't minnend paar.
Dat arg'loos er op vrijt:
't Houdt zoo vast.
Die wond're lentetijd."
Als in hall April
't Weêr nog steeds niet wil.
Regen, wind en hagel nog maar plaagt,
En de winkelier
Reeds 'n week of vier.
Om de op'ning van 't seizoentjs vraagt;
Dan roept al
(Vooral de IJsco-man)
Vol spijt:
„Kom je nooit.
O. luie lentetijd?!*1