Oude Historiën. De Nederlandsche Wereldstad. YEIUUMNG Radio-Omroep, ulDMltt ELCK WAT WILS. TREKJES vensleus? Richten al onze daden zich uitsluitend naar Zijn leer? Is Hij onze eenige hoop en toevlucht? Helaas kan van het leven van vele Christe nen nietgezegd worden, dat zij het teeken van Jonas wel begrepen heb ben. Christus' dood en verrijzenis. Zijn opstanding uit het graf op den derden dag. beteekenen de bevesti ging van Zijn godheid en Zijn god delijke leer. Want wanneer Christus verrezen is. dan geldt voor ons ook Zijn leer. neergelegd in Zijn lessen en voorbeeld, verklaard en in wet ge bracht door de H. Kerk. Dan is het onberijpelijk. dat zoovelen ook onder de Christenen, kiezen voor een leven van louter genoegen en vermaak terwijl Christus gezegd heeft: wie Mij Hef heeft, neme zijn kruis op en volge Mij! Wanneer Christus Zijn zoendood en Zijn goddelijke zending heeft be vestigd door eigenmachtig op te staan uit het graf. dan past het Zijn leerlingen niet hun leven anders in te richten, dan Hij bevolen heeft. n.m. als een voorbereiding tot de eeuwig heid, een opgaan tot den Vader, wat niet anders kan dan in arbeidzaam heid, plichtsbetrachting, boete en ge bed. Deze woorden klinken hard in onze gemakzuchtigen en genotzuch- tigen tijd, waarin alles haakt en hun kert naar uiterlijke levensverfraaiing en waarin diepere ernst hoe langer hoe meer verdwijnt. De Paaschjubel is daarom heil zaam, om oijzen geest weer te rich ten op onze eindbestemming, op den Hemel, die Christus bij Zijn opstan ding voor ons geopend heeft. De Paaschjubel kan de aardsche vreugdetonen overstemmen en ons losrukken van alles wat ons aan de wereld vasthoudt met banden, die niet in Christus' bloed geheiligd zijn. Zooals de Verlosser op Paaschzon- dag opstond uit de duisternis van het j:raf. verbrekend alle boeien en kluisters, zegevierend en lichtstra- !end. zoo moet in den geest der Kerk ook onze ziel ontslagen van alle ketenen der zonde, gelouterd en ge reinigd verschijnen voor het hoofdal taar en zich scharen onder het vaan van .den triomfeerenden Christus. Zoo zullen wij in onze Paaschjubel getuigen, dat wij althans het woord van den Christus begrepen hebben en dat ons het teeken van Jonas vol doende is. dat wij in Zijn dood en Verrijzenis de genadebronnen heb ben gevonden, waaruit onze ziel overvloedige kracht kan putten om zich voor te bereiden voor den over gang naar de rijen van hen, die in eeuwige vreugde het Lam volgen' in onsterfelijke lofzangen. FHSmanDE Jjjj0V£ftlG£ tramwegen woonKWARTie A£ n iTgI [open&qv* iM] wi voornaamste plan Es oenen, Parken No. 439. Als de winter vlucht Voor de lentelucht Ëfl de ton het nieuwe leven wekt; Als een bloesemkroon Met haar teeder schoon In rlen hof de naakte twiigen dekt J fan zwijgt a) wat leeft En zingen kan verblijd: Voor de Radio-Omroep van Dinsdag 6 April, zie men Pag. 1, Tweede blad GEMENGD NIEUWS. GONDEBOLD EN ODILDE. Zijn liefde werd hardheid, zijn Goed heid boosheid, zijn zorg voor mii, wreedheid. Ach, Moeder, ik klaag niet, ik wil mijn kruis geduldig tot het einde dragen. Ik voel. dat ik spoedig voor den rechterstoel van Uw Zoon zal worden opgeroepen. Maar ik beef voor het heil van mijn kind Moet ik het alleen achterlaten in dit onheilvolle huis, overgeleverd aan zijn wreeden vader, die een ridder van hem zal maken, wien God en geloof onverschillig is? Zal hij, die zijn ecbtgenoote mishandelt, goed zijn voor z;H eigen zoon? Moeder der Smarten. U draag ik mijn kind op: ontferm U zijner Vertrouwvol hief de vrouwe van Harlheim het hetraande gelaat naar het beeld van Maria op Maar geschrokken wilde zij op staan uit haar knielende houding. Helder licht stroomde door de vensters in de evond- dcrakerte van de slotkapel en hulde het beeld der Moeder Gods in 'n kleed van lichtenden luister En een stem ruischte van boven uit de zware booggewelven: „Vrouwe van Harl heim, wees getroost. Reeds is de arm des Almachtigen gestrekt echtgenoot en vader te treffen Uw deugd echter heeft uw kind een gelukkige en goede toekomst verzekerd Vertrouw het toe aan Sint Aelbrecht. en de bescherming des Heiligen zal hem door het leven geleiden." De gelukkige moeder wordt in haar dank gebed gestoord door hoorngeschal en rer- ward schreeuwen van dienstmaagden en krijgsknechten. De torenwachter roept met zijn alarmsignaal den heer van Harlheim met zijn krijgsvolk naar de muren. De ridder vloekt als hij ziet waarom de torenwachter zijn rust gestoord heeft: het kasteel is om singeld door Noormannen. De bloeddorstige Blodox bloedbijl) is gekomen om zich een sterke burcht te veroveren van waaruit hij Kennemerland kan beheerschen De woes te zeeroovers brullen van strijd- ep rooflust Onverschrokken beklommen zij stormladders, moedig beukte de verdedigers met zwaarden en strijdbijlen op de grimmige aanvallers, maar bet besef van hun overmacht en de hoop op den buit gaf den woesten Vikingen de over winning Spoedig was de groote poort open- gebeukt en was het voorplein genomen; de onversaagdsten bestormden reeds het bin nenhof. Daar streed Ritsaert van Harlheim 1) met zijn getrouwen den laatsten strijd, Menig Noormar verbrijzelde hii het schild en klief de den ijzeren helm. tot Olaf. de jongere broer van Blodox, hem het zwaard uit de hand sloeg en met verbrijzelden schedel deed neerzinken. De overgebleven verdedigers waren spoedig verslagen en huilend van bloedlust en plunderzin stortten de Noren zich in de gang naar de burchtzaal. Maar eensklaps bleven zij staan, geschrokken, ont zet: een vrouw met een kind in de armen staat voor hen Als weerlooze moeder, die :n den gloed der fakkels een bijna boven- sardsch aanzien krijgt slaat de plunderaars met ontzag en biiGeloovige vrees tevens; eer biedig treden zij terug als de vrouw rechtop en onbevreesd, naar de poort schrijdt Na het bloedige schijnsel der toortsen schijnt de nacht nog donkerder, maar als was het heldere dag. zoo loopt de burchtvrouw van Harlheim thans weduwe, door dauw-natte weilanden en braakliggende akkers, door dicht houtge was en doornige struiken in de duinpannen tot zij staat voor de poort van Egmond's Maagdenconvent Dan treedt echter de re actie in: zij heeft nog de kracht om den klopper op de deur te laten vallen, en valt dan op de steenen trappen neer. Zoo vindt haar de portierster, die omzichtig, we gens het late uur, de poort ooent: „Mevrou- we van Harlheim?.... „Ik kom mijn kind brengen," zegt moeizaam de edelvrouw ,geef het aan de abdis; de Lieve Vrouw heeft het onder de schutse van Sint Adel- brecht gesteld De zuster bukte om haar op te richten, maar de armen der uitgeputte moeder zon ken krachteloos neer; Gondebold van Harl heim was een wees. Graaf Diedrik In Vlaerdingher, hield feest Zijn ridders en edelknapen, de rijkste en edelste van het graafschap, zaten bijeen aa- de feesttafel in de rijke burchtzaal De tin teling van vurigen wijn en geestig gesprek houdt de gasten, lang na den maaltiid. aan de tafel bijeen Aan het benedeneinde der lange tafel, bij de ionge edelknapen, is Gon debold. de zoon van Ritsaert van Harlheim het middelpunt der gesprekken Soms zwij gen zijn jonge tafelgenooten allen om naar hem te klisteren, als hij met vurig oog en rappe tong van zijn avonturen vertelt. Die heelt hij vele beleefd, want de vroom heid en zachtmoedigheid van zijn moeder, met de stoutmoedigheid van zijn vader heb ben hem tot den idealen ridder gemaakt Graaf Diedrik houdt hem hoog in eere en de andere edelknapen gaven hem graag hun vriendschap waartegen de nijd en jaloezie van een enkele niets vermogen. De groote deur der feestzaal wordt haas tig opengestooten. een bode, warm en be stoven, komt sporen-rinkelend tot bij de tafel „Heer Gondebold van Harlheim?" Gonde bold springt op: „Wat nieuws?" De bode gaat tot vóór zijn zetel „Ik kom van het land van Velsen, heer.'' Gondebold schrikt; bii Velsen woont Odilde, zijn jonge bruid. „Olaf Finn vervolgt de bode. „is met zijn Noormannen Velsen's landouwen binnenge vallen om gewelddadig de vrouw te nemen, die hij zich gekozen had. Voor twee dagen is hij als een dief in den slottuin geslopen, waar de jonkvrouw met een jongen edelknaap na het noenmaal wandelde, terwiil de burcht heer voor zijn schaakspel zat. De roover stak den edelknaap neer en vluchtte na die laffe daad terug naar ziin dievenhol; maar Odiloe. uw bruid, nam hij mee." „Heeft hij Odilde ontvoerd?" schreeuwde Gondebold, „dan heeft God hem den dood gegund! Heer,'" wendde hij zich tot graaf Diedrik, „laat mi' gaan om den schurk rekenschap te vragen en te straffen." De graaf gaf bevel het beste oaard uit de stallen voor zijn edelknaap te zadelen. Het paard is sooedig Opgetuigd Gondebold heeft zijn zijden wambuis voor het harnas verwisseld, zoodat hij na enkele minuten door de duisternis van den nacht snelt, om zijn bruid terug te winnen en te vens zon vaderliik slot van den Noorman op te eischen Bij het oogaan der zo~i staat hii voor de poort van Harlheim; Olaf, door den wachter gewaarschuwd, komt op den muur Gondebold riep hem zfjn uitdaging toe: „Roo ver van mijns vaders burcht, dief van mijn bruid, kom en toon dat gij niet alleen weer. looze vrouwen kunt ontvoeren!" Olaf lachtte smalend: „Zijt gij daarom zoo vroeg opge staan?? Ik neem uw uitdaging, knaap, om u op een bed te leggen, waarvan gij nooit meer zult opstaan." Hij, gelast de brug over de gracht neer te laten; op het voorhof zal de strijd gestreden worden. Gondebold rijdt het plein op. Spoedig verschijnt ook zijn vij and in volledige wapenrusting en onmiddel lijk rijden zij op elkaar in. De lansen waren na de eerste slagen verbrijzeld; de zwaarden worden getrokken Vreeselijk beukten de wapenen op helm en maliënkolder. Op de muren en voor de vensters genoten Olaf's soldaten van het tweegevecht; zij verdeelen reeds onder elkaar de wapenen en de rus ting van den iongen edelman. Maar zij lachen te vroeg; Gondebold buigt zich voorover, fluistert een naam in het oor van zijn paard; een kort gehinnik, een vlugge zwenking en Gondebold's zwaard klieft het hoofd van den Viking in tweeën, „Nu ligt gij daar. moor denaar! Moge uw gebeente vervloekt zijn en hier blijven liggen, tot eens de ploeg van den landman uw schedel en wapenen om woelt."' 2) Dan werpt Gondebold het schild op zijn rug en stormt met het zwaard in de vuist door de ooort van het binnenplein Odilde wacht op bevrijding. Een angstgegil doet hem stilstaan; zijn oog gaat omhoog naar den toren-omgang, vanwaar de kreet kwam; de ontzetting maakt hem bijna mach teloos. Hij ziet hoe 'n Noorman zijn Odilde uit de torenkamer sleept, gereed om haar naar be neden te werpen: „Gij hebt miin heer ver moord," schreeuwt hij den jongeling toe, „een misdaad zal niet ongestraft blijven. Machte loos zult gij toezien hoe ik ziin dood zal wreken." Hij wil de jonkvrouw bij heur haar grijpen om haar in de diepte te storten, maar angstig laat hii zijn arm zakke'n en wankelt achteruit. Een hemelsch licht om straalt Odilde. haar wit gewaad schijnt blik sems te schieten naar den onverlaat en uit haar oogen licht een schiin, die haar voor den bijgeloovigen Noorman aan een godin Gelijk maakt. Ook Gondebold ziet het won der; roept dankbaar uit: „Dat is de wonder macht van de Lieve Vrouwe." Hii trekt een -'olk en zwaait hem met vervaarliike kracht -aar den torentop, recht in de borst van den Viking die. even met zijn annen in- de lucht 'waait en in de diepe slotgracht neerploft Alle Vikingen, die getuigen van het mirakel warenslaan in paniek op de vlucht, als Gondebold door de gangen en zalen stormt, en iedereen die hem in den weg treedt en niet vlug genoeg zijn maaiend zwaard kan ontwijken teekent met,ziin liik den weg naar de torenkamer, waar Odilde haar bruidegom in de armen valt. Samen gaan zij naar de slotkapel en knielen voor het hoogaltaar neer, waar twintig jaar geleden Go'1debnld -'oor zijn moeder aan de bescherming van Maria werd gesteld. Daar legden zij hun dankbare beloften afDe Lieve Vrouw heef' mii gered uit de hand van Erik Blodox cn veilig geleid naar het klooster van Egnwd. en behoedde jou voor een schrikkelijken dood door de hand van een Noorman, Zij zal onze beschermster en leidster blijven voor altijd, en de strijdkreet van ons ge slacht, die op standaard en vaandel zal staan is; De Lieve Vrouw met ons," H. A. Ij De burcht van Harlheim was in de on middellijke nabijheid van het nu nog bestaan de kasteel Assumburg gelegen onder Heems kerk. Reeds in 1100 wordt in de kronieken van de heeren van Harlheim gesproken. Tij dens den opstand van het Kaas- en Brood volk werd het geplunderd en nagenoeg met den grond geliik gemaakt. 2) Gondebold's vloek werd vervuld. Een zekere L Hoogewerf, bewoner van de hoeve „Oud-Haarlem'', heeft eens bij het ploegen een gevest van een zwaard, twee koperen sporen en een gespleten schedel gevonden. Door het uitgeven der uitbreidingsplan nen door het Amsterdamsche Gemeentebe- stuur geeft men het publiek de gelegenheid, verzoekt ipen het zelfs, te deelen in den groei der gedachte: Groot-Amsterdam. De beteekenis van het gepubliceerde plan in grove trekken is: de ontwikkeling der stad voor een onbepaald tijdperk misschien eeuwen vast te leggen. De algemeene in deeling in water en land is vastgesteld, ter wijl tevens bepaald is waartoe de terreinen in de toekomst bestemd zullen worden. De noodzakelijkheid van een plan van uitbreiding treedt reeds naar voren, wan neer men het op het verschijnsel dat groote centra, niet alleen door het verschil in ge boorte- en sterftecijfer maar ook en vooyal doro verplaatsing der bevolking, snel in zie lenaantal toeneemt, sneller dan de bevol king van het desbetreffende land. Deze volksverhuizing van het platteland naar de stad wordt gevoed door economi sche en cultureele motieven. Het samen wonen van velen in een bepe'kt gebied ver ruimt de 'werkgelegenheid, de bedrijven en industrieën zijn daar gevestigd, terwijl de naar verhouding hooge loonen ook velen naar de stad trekken. Daarnaast staat de zucht om het leven intensiever en geeste lijk dieper te genieten, hetgeen in de ste den, als centra van intellectueel en kunst zinnig leven gemakkelijker dan op het plat teland te verwezenlijken is. In 1869 telde Amsterdam 264,694 inwo ners, in 1899 was dat getal geklommen tot 510.853, en in 1924 tot 706.914. Door de an nexatie van 1921 is de gemeente bijna vier maal zoo groot geworden. Voor een derge lijk uitgestrekt gebied behoort een uitbrei dingsplan gemaakt te worden, dat leiding geelt aan de wijze der uitb-eiding, dat voor af vaststelt in welke richting Amsterdam zich zal ontwikkelen. Alleen dan kan men zorgen voor een stelselmatige uitbreiding, die aan de sociale, economische en hygiëni sche eischen voldoet. Op de eerste plaats moet daarbij het ka rakter en de bouworde van het bestaande Amsterdam in het oog worden gehouden. De stad heft zich van kleine visschersplaats aan het IJ ontwikkeld .tot een voornaam centrum van handt scheepvaart en indus- amstero* VOOHNAA lïSTt K MAktft W6ÜÊW 3E0ÜAAF ppaaT-seai En .SPOftT- TEfiAe iNê N. rERRE/NEW VOOR induST«(e hands l MlEuwt VVATê R£N NIEUWE HAVENS VOOUOO'PlG IN B&STAANDEfl TOfcSlAND Tc HANDHAVEN. DF. LENTETIJD. „Wees gegroet!! Volschoone lentetijd!" Al.s de groenteman Lekker glund'ren kan 9 ï'n wagen vol met iong mooi goed: Als de frissche kleur En de malsche geur Je bij voorbaat heerlijk smullen doet; Dan roept ieder. Die 't betalen kan. verblijd: „Wees gegroet Volschoone lentetijd!" Als de Irissche Ant Van ons Scheev'ningsch' strand Met haar nieuwe haring arriveert En die vette wau Zoo met huid en haar Naar de grage magen promeneert; Dan roept 't heertje, Dct n kater heeft verblijd: „Wees gegroet Volschoone lentetijd!' Als de kattenhent Langs ie dakgoot rent En in zoet gekweel de minne looft En een schril concert In je ooren blèrt En je halve kostb're nachtrust rooft. Dan roept ieder. Wie het treft, vol bitt're spijt: Wees ge..hm Volschoone lentetijd!" Als ie stijf en strak In ie nieuwe pak D'eerste lenteweelde blij begroet En heel onverwacht 'n Fiksche regenvracht Heel ie nieuwe spul verzuipen doet. Klaag je huiv'rend. Rillend met een stem vol spijt: „Is nou dat Die schoonc lentetijd?" Als j' op bloemendag Met je meisje mag Fietsen, heerlijk, naar het bollenoord, En ie kop omlaag, (Opgestoken kraagl Met ie kar door 't lelie windje boort. Steun ie hijgend, worst'lend: ,,'k Ben mijn adem kwijt!! 'k Heb tabak Van jou. o lentetijd!!'' Als ie welgemoed J'eerste wand'ling doet Met je vrouw en kroost, nieuw opgeprikt En het auto-spook Met zijn lief gesmook Neuzen, kelen in het stof verstikt, Schreeuw ie. wijzend op je Schoenen, wit als krijt: ,,'k Heb genoeg Van jou mijn lentetijd!" Als ie heele huis Trilt van vreemd gcdruisch, Alle meubels op hun kop gaan staan, Als ie eten moet Tusschen stof en roet, 'n Woeste werkvrouw j' op de vlucht doet slaan; Kruip ie bevend in de Kolenschuur, en schreit: „Krijg de koorts. Jij, lente-schoonmaaktijd!" Eind'lij roep je blij: ,,'t Lijden is voorbij!" Krijgt tractatie. die ie zelf betaalt. Maar plots sta je stil Want ie voelt ie kil. Mompelt: ,,st....k, de kachel weggehaald? „Zeur niet! 't Is ni k s koud meer!'' Klinkt je vrouw's verwijt. trie. De terreinen en havens moeten onder ling gemakkelijk te bereiken zijn, zoodat het uitbreidingsplan vooral een goed ver keersplan zijn Behalve terreinen voor han del en nijverheid moeten er doelmatige woonkwartieren worden aangewezen, bene vens terreinen voor parken, plantsoenen en sportvelden, voor ziekenhuizen, begraaf plaatsen, badinrichtingen enz. Tenslotte een eisch, die, ofschoon het laatst genoemd, misschien het eerst en zeker niet het minst in het oog dient ge houden te worden: oude schoonheid moet geëerbiedigd en naar nieuwe schoonheid dient gestreefd. Amsterdam is een mooie stad; niet alleen voor den gids van Lissone's toerauto's, die voor een troepje Amerikanen een „typisch plekje van oud Amsterdam" ophemelt. Voor stadgenoot en vreemdeling, die een open oog heeft voor het bijzondere, het eigene van een stad, heelt de hoofdstad vele plek jes, die een voorbeeld van architectonische stedenbouw zijn. Dat geldt speciaal van het Amsterdam vap na 1600. In die dagen heeft men met kunstzinnige zekerheid gekozen uit den vloed van nieuwe ideeën en stroo mingen en aldus een stijl van stadsaanleg verkregen, die tot een mooie traditie werd. die zich aanpaste aan de omstandigheden en locale eischen zonder zijn eigen karak ter te verloochenen, die Amsterdam heeft gemaakt tot wat zij nu is: een Hollandsche stad waarvan noch in bet vaderland noch in het buitenlanr een pendant is aan te wijzen, die haar in karakteristiek stedenschoon evenaardt. Een consequent doorgevoerd socialistisch of nog juister', communistisch beginsel zou eenzelfde wijk aanwijzen als woonkwartier voor alle standen. 1) De concept-voordracht van het uitbreidingsplan zegt hierover: De wenschelijkheid is en wordt meermalen be toogd om verschillende lagen van de bevol king in één wijk karnen te brengen. De ver wezenlijking van dit denkbeeld zou om meer dan één reden zijn toe te juichen_ bevordering van onderlinge waardeering opvoedende kracht welke van het samen wonen kan uitgaan enz. de practijk wijst evenwel uit, dat de bevolking zelf er nog de voorkeur aan geeft, om samen te wonen met haar klassegenooten. Tegen dezen wensch, welke bij ons volk zeer levendig is, zal de overheid goed doen zich niet te ver zetten. Er zullen daarom woonkwartieren worden gesticht voor arbeiders, voor den midden stand en voor de beter-gesitueerden. De eersten zullen, in het belang en het gerief van werknemer en werkgever aangelegd worden in de nabijheid van de havens en de industrieter-einen, daarvan gescheiden, door plantsoenen, wegen en spoorbanen, in casu: hij het westelük haven- en industrie complex ten noorden van den spoorweg naar Haarlem, bij het Merwedekanaal, aan de noordzijde van het IJ en ten oosten van de Ainstel. In de nabijheid van deze arbei dersbuurten zal ook woongelegenheid moe ten bestaan voor ondernemers en leiders van bedrijven, die gaarne in de nabijheid van hun werk wonen. Daar het gemeentelijk belang medebrengt dat ook de meer welgestelden Amsterdam als hun woonplaats blijven behouden, moe ten ook voor deze standen alleszins ge schikte woonkwartieren gebouwd worden. Daarvoor komt het meest in aanmerking het terrein tusschen Kalfjeslaan en den aan te leggen Ceintuurspoorweg. Dit z.g. weelde- kwartier zal zich onderscheiden door bree- de en fraaie aanleg; o.a. zullen om de hui zen flinke ruimten voor tuinen gespaard worden. Natuurlijk zullen in dit kwartier alleen huizen gebouwd worden, die uiter aard bewoners uitsluiten, voor wie dit kwartier niet gedacht is. In de nabijheid van deze wijken voor meer gegoeden zal eveneens het middenstandskwartier worden opgetrokken. Ten aanzien van den aanleg van parken en plantsoenen haalt het Uitbreidingsplan de woorden aan van prof. H, Hubbard,^ hoog leeraar in „landscape architecture" (een niet te vertalen Engelsche term) aan de Harvard universiteit, dat n.l. elk individu voor de voordeelen, welke hij geniet ten Gevolge van zijn leven in een geordende gemeenschap den prijs heeft te betalen van afhankelijkheid van die gemeenschap, voor de onmogelijkheid, om zich door zijn individueele daden vele zaken té verschaf fen, welke anders binnen zijn bereik zou den vallen. Voor zoover deze zaken on voorwaardelijk noodzakelijk zijn voor zijn leven als rnensch, rust op de gemeenschap de onafwijsbare plicht, hem deze te ver schaffen. De gemeenschap, in casu de ge meente heeft dus te zorgen dat er^ voldoen de gelegenheid is tot ontspanning in de open lucht parken, plantsoenen, sport- en speelvelden. Er is reeds een aanvang gemaakt met de uitvoering van het plan om langs den om trek der steeds een reeks parken aan te leggen, onderling doo' wandelwegen te ver binden. Het IJbosch, Volwijkspark en dé Zuidelijke Wandelweg zijn reeds aangelegd, liet park in den Buiksloterham en bij het Nieuwe Diep is in uitvóerilfg, terwijl de plantsoenen aan den Schinkel en de wan delweg ten Noorden van het IJ in voorbe reiding ziin. Bovendien worden terreinen voor pa-k- en plantsoenaanleg gereser veerd in de Watergraafsmeer, in de uit breiding-Zuid en aan den Hoofdweg. Behalve.deze openbare tuinen, bestaat er nog het plan voor het reeds beroemde bosch van 500 H.A. [d. i. 10 X het Vondel park!. Om financiëele redenen zal het ge leidelijk worden aangelgd. Het kunnen in teressante debatten worden, als er een naam moet worden gegeven aan dit bosch, dat Amsterdam de schoonheid der natuur van Gooi en Kennemerland in miniatuurvorm zal vergoeden, 1) Hoever kleinzieligheid in dezen kan gaan, is voor eenige jaren in dén Gemeen teraad tot uiting gekomen. Men klaagde er over dat een gedeelte van een kade ge noemd we'd naar een deftiger beroemd heid, dan het gedeelte derzelfde kade, dat democratischer bewoond werd en daarom ook naar een democratischer schilder of schrijver werd gedoopt! En je brult: „O ja! 't Is Lente-tijd!!" Huiv'rend zit je daar, Warmt j'aan ie sigaar, Gaat wat wandelen voor ..kou-verdrijf Of 't zoo wezen moet Loop je, stil verwoed Plots de kolenhand'laar tegen _'t lijf. En die zegt, terwijl z'n pruim Naar links verglijdt: „Wees gegroet, Voordeel'ge lentetijd!" Als de schildershaas. Schor van woest geraas. Met z'n bergen werk geen raad meer weet En dan meen'ge klacht Hem wordt thuis gebracht. Dat hij weer 'n nieuw karwei vergeet Dan schreeuwt hij: Ik raak mijn hoofd en klanten kwijlt! Alles komt Ook in die lentetijd!" Als in 't stadsplantsoen Bii het jonge groen ZONDAG 4 APRIL. Hilversum, 1050 M. 7.30 Het luiden van de klokken van het Paleis op de Dam te Amsterdam. Klokkenspel, bazuinbal- zers, hoboist, Carillonneur: J. Vincent. 10.1512.00 R. K. Radio-Omroep. Dienst in de St. Dominicuskerk te Amsterdam. Missa Reginae Pacis." W. v. Kalmthout (4-stemmig mannenkoor.) Paaschcantate, Evert Haak (4-stemmig mannenkoor), woorden van Victor A. Borghout Tantum ergo, Diepenbrock. Predikatie van Pas toor L. H. Perquin. Uitvoering van de mu ziek door het koor van de St. Dominicus kerk, o. 1. van den heer G. Kimyzer. Or gelbegeleiding door den heer Evert Haak. 5.50 Kerkdienst in de gereformeerde kerk te Soest. Voorganger Ds. J. Hoek. Orgel spel-Votum en Zegen-Psalm 118 vers 7. Lezing van de Apostolische Geloofsbelij denis. Gelezen wordt 1 Cor. 15 vers 111 Gebed. Voorlezing v. d. Tekst-Lucas 24 vers 34. Gezongen wordt Psalm 116 vers, 1, 2, en 3. Predikatie. Tusschenzang Psalm 51 vers 6. Predikatie vervolg. Dankgebed. Psalm 103 vers 2. Zegen. Orgelspel. 8.10 Concert. Paaschprogramma. Het versterk te H. D. O.-orkest o. 1. van Willem van Warmelo. Solisten: Mej. A. Dudok v. Heel-sopraan. Mevr. Ina Santhagens Waller-Alt. Uitgevoerd worden o.m. Sta- bat Mater-G. B. Pergolesti. 8.00 Persbe richten en sportuitslagen. Daventry 1600 M 10.50 Tijdsein en weerber. 3.50 Licht orkestconcert. I. Men- ges-viool en het radio-orkest. 5.506.05 Predikatie. 7.208.20 Dienst in de Nor wich Cathedraal. 9.15 Liefdadigheidsop- roep. 9.20 Weerber., nieuws. 9.30 Weer bericht van schepen. 9.35 Dansmuziek door het De Groot- en Picadilly-orkest. 10.5011.20 „The silent Fellowship. Parijs „Radio-Paris," 1750 M. 12.50 Concert Lucien Paris (Piano-viool-cello). 2.05 Nieuws. 8.35 Persbericht. 8.50 Jazz muziek door de band Mario Cazes. Königswusterhausen, 1300 M. 10.50 12.10 Concert door het muziekkorps van de 3e Pruiss. Berichtenafd. 7.50 Paasch- concert. Het Fanfare-blaaskorps. A. Sax sopraan. K. Jöken-tenor. H. Boettcher- humorist. Brussel, 262 M. 8.20 Galaconcert met medew. van Mme Boulanger-zang. 8.50 Lezing: Les évènements de la semaine. Daarna weer concert. 10.20 Nicuwsber. Münster, 410 M. 8.05 Concert. Orkest, bas en koor. Paaschliederen. 9.05 Klok kengelui. 9.05 De C-dur Mis van L. v. Beethoven, door koor, orkest en solo kwartet. 10.5011.50 Concert door het Kuhlo-hoornkwartet. 3.50 Kuhlo-hoorn- kwartet. 4.50 Orkestconcert. Mandoline concert. 6.20, 6.50 en 7.20 Lezing. 7.50 Faust in gedicht en muziek. MAANDAG 5 APRIL. Hilversum, 1050 M. 9.50 M. Kerk dienst in de Gereformeerde Kerk aan de Hooigracht te Leiden, Ds. J. H. Kouwen- hoven, Geref. predikant te Leiden. Orgel spel Votum en Zegen. Voorzang Psalm 98 2. Lezig van Joh. 20 29 b. Zingen Psalm 9 10. Gebed. Zingen Psalm 89 1, 7 en 8. Predikatie. Tusschenzang:, Psalm 33 11. Vervolg predikatie. Dankzegging. Slotzang Psalm 131 4. Zegen. 2 uur Mattheaus Pasion, J. S. Bach. In de groote St. Bavokerk te Haarlem. Dubbelkoor, Jongenskoor, Dubelorkest Solisten: mevr. Noordewier, sopraan; Suze Luger, alt: C. Erb. tenor: M. Kloos, bas; Jac, Caro, bas; F. Koene, viool. Verder nog hobo, orgel, clavecimber; koor en orkest varf de Zangv. van de Haarlemsche Aid. van de Maat schappij tot bevordering van de Toon kunst. Utrechts Sted. Orkest, knapenkoor. Het geheel onder leiding van Evert Cor nells. 7 tot 7.30 Radiopraatje door den heer R Swierstra, over Hoogfrequent- versterking, echter onder voorbehoud. 8.10 uur Paaschprogramma. Het versterkt orkest onder leiding van Willem van Wilem van Warmelo. Mevr. Truus Berk houtScheepers, zang Pan! Loewer, fluit. Com. Berkhout, piano, 8 én 10 uur Persberichten. Daventry, 1600 M, 2.20 Concert. M. Corran, contra alt; C. de Ville, piano. H. Hearty, humorist; 4.35 Concert uit het New Prince Restaurant 5.35 Kinder uurtje en dansmuziek. 6.20 Dansmuziek. 7.20 Weerbericht, nieuws 7.45 Piano solo's van Brahms. 8 uur Causerie. 8.20 Dansmuziek. 9.20 Orkestconcert uit het New Prince Restaurant. 10.20 Weerbericht, nieuws. 10.50. Vivian Foster (The vicar of mirth). 11.20 12.20 Dansmuziek van het Cecilhotel. Parijs „Radio-Paris" 1750 M. 12.50. Con cert Lucien Paris (piano, viool, cello). 2.05 Nieuws. 5.05 Orkestconcert. 8.50 Solstenconcert. O. m. uit De Meester zangers van Wagner, Königswusterhausen 1300 M. 7.50 uur „Die schone Galathee" kom. opera van Suppé. 9.5011.20 Dansmuziek. Brussel 262 M. 8.35 Concert. Mme. Pauwels, zang. 9.20 Nieuws. 9,30 Dansmuziek. 10,20 Nieuws. Münster 410 M. 7.50 tot 8.50 Religieus Morgenconcert. 10 uur Weekoverzicht. 10.50. Orkestconcert. 2.20 Kinderuurtje, 3.20 Orkestconcert. 4.50 Orgelconcert, 5.50, 6.20 en 6.50 Lezing. 7.20 Goethe- cyclus. 8.10 Faust van Goethe. 9 uur Concert door versterkt orkest, 10.20 10.50 Dansmuziek. DIAMANTE NHUWELIJK. Het echtpaar H. Eveleens A. Eveleens de Jong te Aalsmeer val den lOen April a s, den dag herdenken, waarop het voor 60 jaar on den echt werd verbonden Men opnieuw de bankies verven gaat, En als 't donker wordt, Men 't kartonnen bord Met „geferft" er op niet gadeslaat' Dan zucht 't minnend paar. Dat arg'loos er op vrijt: 't Houdt zoo vast. Die wond're lentetijd." Als in hall April 't Weêr nog steeds niet wil. Regen, wind en hagel nog maar plaagt, En de winkelier Reeds 'n week of vier. Om de op'ning van 't seizoentjs vraagt; Dan roept al (Vooral de IJsco-man) Vol spijt: „Kom je nooit. O. luie lentetijd?!*1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 6