M ZE QIQD I am SUS lill m 5 PASCHEN i i if mm Van drie vee en. Lente. Zoetwaterpolypen, Kunstje. Gedachlenlezen. z z Leuk bedacht. LJ /7P kndlh Ijlnifft M' v:. mmm.. w O w w z h a n Oplossing van het Kruis- "oord-puzzle. Uit de Moppentrommel. - stoute streken van Boefie en Foefie, de rattenbengels. :cccc<ccc€cc*:c«ccc mw Zoo blij lacht de morgen in 't rozige licht Dat gloeit en dat glanst aan de trati- (sén 1 En slingers van rozen en slierten van licht Ontgloeien in reere nuancen. En 't mbelt zoo blij in den wordenden .(dag En 't micht om 't ontwakende teven Tot hoog tn de lucht, waar met helderen (slag De schallende leeuwrtk blijlt zweven Nu rijst m zijn almacht, uit 't duistere grat In stralende glorie Gods Zone, Die louter uit liefde het leven eerst gat, Nu rijst in onsterflijkheid schoone f loe stralen in handen, in voeten en borst Verbltndend zijn heerlijke wonden Die snood er de mensch eenmaal boren (dorst Hij dragen wou om onze zonden Och zie l hoe met stralen van glorie om- (kroond In 't goud van de zon Hi) blijft zweven i En hoe Hij Zijn borst en zijn handen ons (toont Waar godd'lijke min staat geschreven Daar «taat met Zijn heerlijk, Zijn goddelijk (Bloed Geschreven, dat Hij ons bevrijdde Van dood en van hel m zijn liefde goed Ons opende 't eeuwig verblijden. Mijn Heiland verrezen, mijn Jezus goed, In 't stralende licht van verwinnen Voer eens mij, geheiligd door 't goddelijk (bloed. Uw eeuwtge heerlijkheid binnen Vrij naar Ludwtg Beekstein door Pierrot, Ja, dit is een geschiedenis om bij na te denken 1 Ze loopt goed at, en is toch zoo'n beetje droevig. Je hebt van die menschen, die blij en on- 1 nadenkend hun handen uitstrekken naar al wat mooi is en dichtbij ligt, en ze kun nen met wachten of er uit de verte iets nóg mooiers zal komen. $ommige men schen kunnen zelfs met eens wachten op den hemel, en grijpen naar al het mooie van de wereld, zonder re bedenken of ze het veel mooier geluk dat komen moet. daardoor misschien verbeuren. O, zoo'n zonnige longe geluksvogel was Jaskon, en toch zoo zacht eh goed 1 Zijn vader was een rijk koopman en de longen had zoolang hij zich herinneren kon, geen wensch gehad die onvervuld geble ven was, maar toch was hij daardoor met bedorven, dank zij zijn eenvoud en zijn onschuldig hart. Zijn lieve moeder was gestorven toen hij nog als een heel klein lachend kindje in haar armen lag, maar toch had zi) de wonderlijke dineen nog mogen beleven die in zijn eerste levensda gen waren gebeurd Toen Jaskon geboren werd, leefden zijn ouders in de bitterste, droevigste ar moe. Zijn vader handelde in paarden, maar al wat hij ondernam, mislukte hem. Hij wist tenslotte geen raad meet, hoe hij Zijn vrouw en het kleine kindje moest geven waf ze noodig hadden. Maar op een heeteh zomerdag, toen Jaskon luist drie weken oud was, kwam er tegen den avond een vreemde vrouw door de straat die een wit paard bij den teugel leidde. Ze liep langzaam, met gebo gen hoofd, en het paard stapte stil en zacht "liter haar aan. Jaskon's vader stond in de deur van zijn" huisje en het viel hem dadelijk op, hoe 'n zeldzaam prachtig dier dat jonge witte paard was. Hij trad op de vreemde toe, stelde zich voor als een kenner en hande laar, en vroeg of hij het eens van dichtbij mocht bekijken. Zijn vrouw noodigde de jonge reizigster binnen, die uiterst ver moeid leek. De vreemdelinge zette zich neer naasi de wieg waarin het kleine jongetje lag, en groote tranen liepen over haar wangen „Ik wil u het paard verkoopen," zei ze plotseling tot den vader van her kind. „geloof gerust dat het u geluk zal brengen! Als betaling verlang ik niets ander® dan een lokje van dit gitzwarte baar, dat mij herinnert aan het liefste dat ik op de we reld heb gehad." En weemoedig streelde zij over het slapend kopje van den kleinen tongen. Verwonderd en verheugd stemden de ouders toe, en de vader sneed eigenhandig de golvende lok af, die over Jaskon's voorhoofdje viel, en gaf die aan' de vreemde vrouw. Zij kuste die zwijgend en borg ze weg in de plooien van haar kleed. Toen ging ze heen, en liet het prachtige witte oaard achter. Niemand zag haar oott rerug, ol heeft ooit geweten wie zij ge weest is. Maar het was wonderlijk dat vanaf den dag dat dit paard in Ueri stai stond, alle dingen den koopman gelukten Van dag rot dag nam zijn rijkdom toe, en toen [as- kon begon op te groeien, kon hij een heer lijk landgoed koopen en zijn eenigsten jongen een blijde zorgelooze jeugd geven. Het witte paard verkocht hij nooit, en hoewel het nu al bijna twintig jaar gele den was. dat hij het kocht voor dien zon derlingen prijs, leek het altijd even tong en vurig te Olijven Maar wat iedereen het meest verbaasde, was, dat zoodra iemand het wilde bestijgen om erop te rij den, het paard zijn kop schudde en zei „Nog met." Dat was zeker het wonder lijkste van alles Nu was [askon volwassen een slanke temge longeman met een edel hart en-een kinderlijken levenslust. lederen morgen was hij in den sta) te vinden, waar hij poogde het geheimzinnige paard te zade len dat zoo nauw met hem tn verband stond. Maar eiken dag opnieuw moest hij hooren nog niet, Toen hij twintig jaar werd, was het een heerlijke voorjaarsdag, jaskon stond op en begaf zich naar zijn lievelingspaard. En wonder boven wonder, het liet zich zade len en bestijgen, zonder een wcord van tegenspraak >e doen hooren Jaskon reed ontlet hei raam van zijn vader om hem het nieuws te vertellen, en deze oordeelde dat nu de tijd gekomen was, dat zijn jongen de wijde wereld in moest trekken om menschenkennis op te doen, en te zien welke loopbaan hem hei best zou lijken. Zoo draafde Jaskon vroolijk den land weg af wuivend met zijn groenen jagers- hoed, en trok met zijn eenvoud en zijn on schuldig hart de wijde wereld in. Het was nog geen middag toen hij door een groot groen Bosch kwam. Het paard liep nu stapvoets, zoodaf hij alle heerlijkheden rondom rustig in zich op kon nemen. Op een grooten bemosten steen vlak aan den weg, lag een bijzonder mooie groote veer, als van' een pauw. maar nóg kleuriger. Jaskon was een en al bewon dering en bukte zich al om Ze op te nemen, toen opeenf zijn paard weer begon te spre ken. „Ach mijn kind, mijn lieve jongen, laai deze veer op den steen liggen Verwonderd trok Jaskon zijn hand terug Hij begreep er niets van, waarom hij die veer niet zou mogen hebben, maar hel paard had zóó dringend en smeekend gesproken, dat hij het'hart niet had, on gehoorzaam te zijn. Hij reed verder, het bosch uit, over een wijde, bloeiende hei, en de zon steeg hoo- ger. Daar lag, vlak langs het smalle kron kelende zandpad, een veer tusschen het paarse heidekruid o véél mooier nog dan de eerste en grooter en kleuri ger Jaskon kon zijn verlangen bijna mei bedwingen om zóó'n prachtige pluim op zijn hoed te steken. \Veer bukte hij zich in het zadel, maar eer hij ze had aange raakt, steigerde zijn paard achteruit, en sprak, nóg vriendelijker en dringender „Ach mijn kind, mijn lieve longen, laai deze veer op de hei liggen I" Spijtig haalde Jaskon de schouders op, en mopperde wat tn zichzelf maar toch gaf hij het paard weer zijn zin en reed ver der. En laat in den middag kwam hij aan het strand van de groote blauwe zee het was ebbe en langzaam stapte het paard onder de duinen voort. Maar wat glansde en schitterde daar op het gele zand? Tegen de kale, mulle duinhelling lag een derde veer zóó onbeschrijfelijk mooi, dat Jaskon's hart begon te bonzen zoodra hij ze zag. Ze leek van fijn gouden draden geweven, en met alle juweelen ingelegd smarag- 1 den, robijnen en saffieren, die straalden en fonkelden in de zon. Maar...... „Ach mijn kind, mijn lieve jongen, laat deze veer op het zand liggen I" zei het witte paardje, zóó zacht en droevig, of het wel wist dat zijn raad het niet van al die pracht kon winnen. Jaskon kon het ook werkelijk niet meet uithouden. „Tweemaal heb ik je zin ge daan," zei hij, „maar dit is zoo iets onge- loofelijk moois, dat ik niet meer kan wachten wat er later misschien nog ge beurt. Deze wil ik hebben, er moge van komen wat wil 1" En hij bukte naar de veer en stak ze op zijn hoed. Hef paard sprak niet meer. Tegen den avond togen zij weer het binnenland in, en zagen een groote stad met vele torens in de verte liggen. En een feestelijke stoet kwam hun tegemoet, raadsheeren en officieren in vol ornaat, en op een rood-fluweelen kussen droegen zij een Kroon van onschatbare waarde En toen zij Jaskon zagen komen, wat het of zij m de zeldzame veer die hij droeg een afgesproken herkennings-tee- ken vonden. „Heil, heil onzen nieuwer koning 1" juichten zij, en zetten hem de kroon op het hoofd. Alle klokken luid- er> Mi ree t m- -zijn wit paard de wachtende stad binnen. nau iuj ue eerste veer opgeraapt, dan zou hij een graaf geworden zijn had hij de tweede genomen, een herrog Hij zou dan voor een mooi kasteel gekomen zijn, en door de bewoners als hun heer gehuldigd zijn. Maar als hij de komngs-veer had laten liggen, zou zijn paard hem 's avonds als de maan scheen, over een indrukwek kende steenen brug gedragen hebben, en daar zou hij een veer zien liggen die alle vorige in wonderbare heerlijkheid overtrof. En dan had zijn paardje gezegd: „O mijn kind, mijn lieve tongen, neem deze veer van de brug op 1" Dan was hij tegen den dageraad voor een veel grootere stad gekomen en daar een machtig keizei geworden. Nu werd hij een goed en zachtmoedig koning en in de stallen van zijn paleis kreeg het witte paard een eereplaats Maar als hij het wilde bestijgen om met zijn gevolg uit te rijden, schudde het el- ken keer zijn kop en zet „Niet meer En bij het beschouwen van zijn kroon- tuweelen dacht konint Jaskon levenslang aan de keizerjveer, die hij nooit zien zou Die moest geschitterd hebben van zeven- kleurige diamanten, dacht hij. Maar dat was zoo niet. Ze was diep en glanzig zwart geweest heel en al zwart, als de haar- lok van het kind, lang geleden en mei slechts een krans van de heerlijkste paar- len erop, zoo zacht als de tranen van de vrouw, die niemand heeft gekend ol weeromgezien. Welkom, welkom, tieve lente, Zend uw bloemptes maar vooruil Laat ze groeien, laat ze bloeien, Wij gaan spelen, wij gaan stoeten, Zingen, praten honderd-uit. Welkom, welkom, schoone lente, Alles toott zich weer in 't groen Vogels zingen, vogels springen. Wij gaan blijde in ruime kringen Op het veld de groete U doen. Welkom, welkom, zoele lente, Winterkoude is nu voorbij, Heb erbarmen kom ons warmen Zie, wij staan met open armen, fa, wij dansen rij aan rij 1 Welkom, wellgom, trouwe lente, leder jaar komt gij weerom Na het ruwe hertsfgerijde. Na het bitter winferlijden Roepen w' allen „Lente kom l" - Al de jongens, goede lènte, Roepen u het „Welkom" toe Gij, der lieve bloemen bode, Gele, blauwe, witte, roode, Zijt ook gij met wachtensmoe? Kom, welaan dan, zoete lente, Kom toch spoedig, kom weldra Wij gaan vast een liedje ztngen, Wij gaan dansen, wij gaan springen, I Roeren „Hiep, hiep hoera HYDRA'S. Wanneer ge moe van drukke bezig heden. buiten in de vrije natuur op- frtssching van geest en lichaam zoekt, dan voeren uwe schreden u van zeli naai die plekies m uwe omgeving, die ge' om hun vredige rust zoo vaak bezoekt Dan gaat ge het veld ol hei bosch in ot ge vlijt u neer op den oever van een beek, van een vijver ol een plas Hoe weldadig werken de kalmte en de trisch- heid. die er heerschen op uw gemoed Langs den oever groeien bandwilg. pmusschen, ï.ei gepluimde itet ue ïscu bloem en meer andere Op het watei scharen zich de blaren der plomp orr haar gele bloemen Daar spreidt ook het fonteinkruid de zijne in aller Ie richtingen uit, terwijl het aendenkrooi de spreuk eendracht maakt macht ge dachtig, samenschoolt en zich nandhaah cn den strijd om het bestaan met krach tiger waterplanten Glad en eften lig» de waterplas daai voot u In de open wakken weerspiegelt zich de iuchi me haai vederwolkies geen enkei wtndte stoort de stilte vóór u 'igi het watet als het beeld eenei vredige idylle Mag er zoo boven het watervlak „pats en vrede' heerschen meen met dat m hei water dn ook het gevai ts Daat roen de geelgerande warerpootkever rond en vecht om een prooi met zijn niet mtndei rootzuchfig kroost Hei stekeibaarsie tnaaki er 'achi op allerlei klein gedierte Over den bodem spam de bloedzuigei terwijl uit het slijk duizenden borstel wormen rhytmtsch heen en weer slin geren Neemt ge wat eendenkroos op in uw vanggias. dan ziei ge op de waterwortei nes er van eigenaardige wezens Aar hei einde van een stam. <et dikte van een stevige breinaald en een paai c.M lang, ziet ge een zestai m een krans staande lange haarvormige organen De beweging dezer 'aatstezegi u reeds dai ge een dier voot hebt De uitwendige vorm echter zou u eer aan een plant doen denken Het zijn poliepen ol hydra s. Rijk tn aantal en soorten zijn deze wezens vertegenwoordgtd tn de zee tn het zoute water hei zoet watei herbergt slechts enkele vormen Ze behooren rot een hootdaldeeiing uit het dierenrijk, die men Neteidieren noemt omdai ze evenals de brandnetels netelen Het lichaam bestaat un een tang gerekt buisvormig deel, dat aan eene naar binnen de namen dragen van t huidiaag iteuwaag darmiaag In de tentakels nebben de poliepen een perteci aanval- ol vangwapen. maai tevens een uitmuntend midde1 «er ze 11 verdediging Bekijken we een dee van een vangarm onder een sterk vergroot glas microscoop) dan zien we aan be- oppervlak tallooze peervormige cellen In deze cellen ugt een draad spiraal vormig opgerold Van buiten draagt ze een uiterst lijn haartje Doot prikkehnp van buiten, welke kan bestaan in eene beweging van het water ol in eene aan raking door vischiarven. eenoogen (Cy clops), water vlooien [Daphma s, de kleine dierfies op het piaane) stulpt de neteice' haat draad naar buiten om, als wilde de poliep haai rustverstoorder ol slacht offer er mee harpoeneeren Tegelijkertijd wordt %een bijtend zuur algescheiden dat een brandende en verlammende werking uiroetem op de prooi Eén metie brand- haai zal toch wei zoo n grooten invloed niet uitoefenen?.... Vergeet echter niet dat. wanneet een takei op eene plaats wordt aangeraakt, de vangarm zich samen trekt en alle neteice!len haat draad uit- shngeren tn de richting, van waai de prikkel kwam Bovendien op hei plaat- te goed waarneembaar zie' men de andere vangarmen zich ook heen be wegen zoo dat de aanval let ol hei slacht offer van alle kamen bestookt wordt De Seschadtgde netelcelien sjorden steeds door nieuwe vervangen Is de prooi verlamd en door de takels omklemd, dan woidt ze naai den mond geschoven, om onmiddellijk -n de darm- holte terecht te komen en verteerd te worden De onverteerde deelen worden door den mond verwijderd Het voedsel besraat uit kleine waterdieren allerlei lagere schaaldieren, de larven hiervan en tonge vischjes Hierom zijn de poliepen in vischvijvers minder gewenscht. Eer stens verslinden zij in de Cyclops Daphnia's en schelpkreefties massa's kost baar voedsei voor de 'onge vischies. maar deze zijl zeli mei veilig en vele vallen als otter der vraatzuchtige hydra's Op bijgaand plaatje ziet ge, hoe dichi bij den voet een nieuwe hydra ziel gevormd heelt dooi knopvormtng Me: slootwater brengt ge ze we) eens tn uw aquarium, met altijd echtet rot uwe vreugde daat kunt ge dit duidelijl waarnemen. Ook ontstaan et nieuwe poliepen un eieren, zelfs un stukgesneden oudere dieren. Blijft een poliep tijdelijk ook een vaste plaats innemen, toch ts ze vrij tn haar beweging. Met losse bladen, met hej 'W, mmmm zijde blind eindigt Dit einde is de voet. waarmee het dier zich vasthecht aan planten, steenen o) andere voorwerpen Hei andere einde heeft een kokervormige opening, welke omgeven is door een zes- toi twaalftal langgerekte organen, die vangarmen ol tentakels genoemd worden. De mondopening voert zonder slok darm onmiddellijk in een holte, die vooi het diet méét nog is dan spijsverterings kanaal Daarom ook heeren deze dieren wel holtedieren De wand dei holte besraat un drie 'agen, die van buiten drijvend eendenkroos reist ze van de eene plaats naar de andere. Dan weet iiei men ze zieri net naai ake vasi nechten om haat voet op een andere naars te brengen Zoo ztet men ze zich herhaaldelijk als een echte acrobaa verplaatsen. Boven zagen we reeds, dat het aanta ioetwaterpoliepen niet tijk is aan soor en Men onderscheidt groene, bruine lichtgrijze, gele hydra's. Let er op m ge deze kleine wezens zeli m uwe om geving in het waret kum vinden. Je Iaat je vriendje een getal van 5 cijfers opschrijven, bijv. 84673. Nu laat je je vriendje nog een getal van 5 cijfers er onder zetten, wat hij zelf wil. Veronderstel, dal ie vriendje 46843 opschrijft Nu is het uwe beurt om een getal van 5 cijfers er onder te zetten Maaropgepast i Het getal dat je schrijft, moet zóó zijn. dat elk cijfer met het bovenstaande 9 vormt, zoodat het getal is 53156. Het 4e getal, laat je je vriendje weer schrijven, wat hij wil, (een getal van 5 cijfers.) Veronderstel, dat hij schrijft. 89410. Dan moei net getal, dat te zeil schrijft 10589 zijn Ben <e klaar Dan staan zóó ondei si kaar 84673 (door ie vriendje geschreven) 46843 (door ie vriendje geschreven) 53156 (dooi ie zelt geschreven 89410 (dooi e vriendje geschreven.) 10589 (doot ie zelf geschreven.) Denk er dus om, de eerste twee ge- 'allen schrijft e vrtendte Nu is het de kunst de som dezet ge tallen tn ééns op te schrijven, zonder Op te tellen Ik zal het ie leeren,- [e zet voot het le getal links een 2, maai van hei laatste cijfer rechts trekt men een 2 at, zoodai we krijgen 284671 Dit is nu de som van alle getallen ls dat mei knap Probeet he» ook eens met ardere ge tallen en tracht het. te vet kuren Men laat iemand een woord in zijn tijstie voor J A B D H p C C E I Q E F F I R G G G K S I L L T K K M M U M N N N V O O O O R T X X S S U II IJ IJ V V w Tl Drie Kindies zaten dij elkaar Ztcb danig te vervelen Ze zuchtten „ach 1' ze wtsten met Wat of ze zouden spelen ,lk weei net, rtep de kie«ne zus, „Wij zullen 't paard uitteek nen. „Toe. Blesie zul ie héél zoet staan ..Kan 't vrouwtie er op reek'nen Ze gingen ernstig aan den gang, Geen één. die aog wou praten. En-wet keiijk. na een klem kwartier. Daat zag ie fijne nbteni Charlie Chsrlte Hier zijn de paardies alle ant. Nu moet ie zei) eens kijken, Op welk plaafie ot hei paard, Het allermeest zou lijken. Ge vraagt hem nu in welke kolom de eerste ietter van het woord voorkomt. Komt die letter tn slechts één kolom voor, dan ts hel de bovenst? letter, komt ze in twee of drie kolommen voor, dan relt men de alfabetische nummers der fopletters van die kofommen samen en de som geeft dan de plaats aan waarop d gezochte letters in het alfabetb voor komt. Een voorbeeld men neemt het woord ANTON De eerste letter komt alleen tn de eerste kolom voor, 's dus de topletter A. De N. komt voor tn de kolommen 2, 3 en 4, welke beginnen met B, D en H De B ts de tweede de D is de 4de en de H ts de 8ste letter Hun som ts dus 14, en de 14de letter van het alfa- beth is N. De T komt voot m de 3de en de 4de kolom De D ts de 4de, en de P de 16de letter vanhet alfabet Hun som ts 20 en de twintigste letters ts de T. Zoo gaat men voort en we er een beebe han dig m ts, kan na de eerste twee of drie etters h et woord reeds noemen N IJ O „Pa, hoe lang duurt het wel, voor dal iemand rijk is „Eerlijk duurt het 'angst, toneen f" 117. Baas Ezel rijdt nu verder zoo hard hij kan, Maar als de vereeniging „Kwekkerdekwek'' oen half uur te laat in de feest zaal te Boschkoop komt, is cr geen stoel meer bezet Het pu bliek is 't wachten moe ge worden en.... heeft de beenen genomen. 117, Op een mooien zomer morgen is de tram weer op weg naar Boschkoop als baas Ezel, de conducteur, een voorwerp dwars over de rails ziet liggen. Natuurlijk brengt hij dadelijk de tram tot stilstand en Gerrit wordt uitgezonden ter inspectie. 119, 't Lijkt wel een tuin slang, moppert Gerrit Die slor dige werklui laten alles ook zoo maar liggen. Daar kunnen de grootste* ongelukken van ko men. Maar dp werklui zijn on schuldig, want Boefie en Foefie hebben de slang over de rails gelegd. 120. Zie je wel, zegt Ger rit, terwijl hij de swaalpijp be kijkt, 't is net als ik gedacht heb. De tuinman zit natuur lijk in „Het Zwaantje" en zijn gereedschap laat hij rondslinge ren. 't Is een mooie boel, zeg ik maar. ■"■Li"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 7