De angstige verwarring en spanning van „De eene brief," antwoordde de baro-
de haar aan te spreken, het was hem alsof
ELCK WAT WILS
wijzen, had haar in het gezicht gevleid, zien had, te helpenslechts het diepste
dat zij mannenharten brak en wreed tegen medelijden had zij met de ongelukkige,
haar bewonderaars was dat zij niet eens wie de baddirecteur iedere ondersteuning
veroorloofde, dat deze haar bewonderden, onwaardig had gekeurd haar zorg ging
Had Van Kolb op den heer Van Hal- echter verder dan zich alleen tot deelne-
ten gezinspeeld? Had Van Halten kern ming te bepalen.
tot vertrouwde, tot bemiddelaar gekozen? Eenige uren geleden hadden de arme
En terwijl zij daar zoo eenzaam voort- lieden gewanhoopt en nu was er goud in
schreed, moest zij steeds aan die vragen overvloed. De oude man kon geen woord
denken, en uit het binnenste van haar vinden, om zijn dank uit te spreken, hij
hart klonk het Neen, dat heeft hij niet knikte slechts met het hoofd, als om de
kunnen doen bevelen der barones er in te preflten en
Maar wat is dat In den maneschijn ze nauwkeurig en snel uit te voeren. Het
bemerkt zij vóór zich eene hut, een man met tranen gevulde oog hield hij neder-
treed er uit.... het is Van Halten. geslagen, hij gevoelde zich gedrukt,
Juist had zij nog tijd genoeg, zich ach- daar hij de dame niet wist te zeggen, wat
ter den ingang van een schuur te verber- hij gevoelde en nu vreesde door haar voor
gen, vóórdat hij haar kon bemerken of onbeschaafd en zonder gevoel te worden
herkennen. Zij wachtte, tot zijn gestalte gehouden. Toen hij eindelijk zijn oogen
in de duisternis was verdwenen; toen dreef opsloeg en eenige woorden van dank
nieuwsgierigheid haar, den weg te ver- wilde stamelen, was zij verdwenen. Hij
volgen en de hut te beschouwen, welke was weder alleen met de zieke, die zacht
hij' had bezocht. was ingesluimerd, wier bleeke, vermagerde
Een arme vrouw met een mand aan door smart verwrongen trekken door een
den arm trad er uit. gelukkig lachje verhelderd werden.
Wonen hier ook badgasten?" vroeg De barones was blijde, dat zij onbe-
Xij, de vrouw aansprekende. merkt had kunnen vertrekken, zonder
„Ja en neen, net zooals gij het nemen dat men haar naam had gevraagd of
wilt," antwoordde de vrouw en droogde zonder dat men haar had willen volgen,
zich met haar voorschoot de betraande Het bewustzijn een goed werk te
oogen af. Er woont een arm meisje .bij hebben verricht was haar heden dubbel
ons, daar het verblijf in het badhuis voor aangenaam. Onwillekeurig dacht zij aan
haar te duur is. Sedert acht dagen is zij Van Halten, wat deze er wel van zou
Zieker geworden, de geneesheer beveelt zeggen, als hij zijn beschermelinge weder
versterkende middelen, maar waar zal bezocht en vernam, dat buiten hem nog
de arme meid het van betalen haar kost- iemand van de badgasten de verlatene
geld heeft zij vooruit betaald en nu bezit wilde beschermen.
zij nog maar een stuiver of wat, om naar Gerardine was er van overtuigd, dat
haar huis terug te keeren, wij zijn zelf Van Halten, al deed hij er ook onderzoek
irm en kunnen haar niets geven, terwijl naar, de naam der weldoenster niet zou
mijnheer de baddirecteur iedere onder- te weten komen. Van het bestuur van
steuning heeft geweigerd, omdat zij.... het Diakonessenhuis kon zij stilzwijgend-
ja, omdat zij geen getuigschrift of zoo heid eischen bovendien was de direc-
iets heeft. Een half uurtje geleden is er trice haar persoonlijk bekend, daar zij op
een heer gekomen, dien wij alles moesten haar doorreis door waar zij den
vertellen hij heeft de zieke getroost en nacht was overgebleven, de inrichting
ons een goudstuk voor haar gegeven. Ach had bezocht. Overal waar zij vertoefde,
ja, mevrouw, zoo helpt de lieve God al- handelde de barones op gelijke wijze,
weer, als wij menschen geen uitkomst Haar naam prijkte nooit op de lijsten van
meer zien." giften voor weldadige doeleinden en slechts
„Mag ik de zieke eens bezoeken?" zelden gaf zij een directe aalmoes. Bede-
rroeg de barones. laars wees zij van haar deur, maar daar,
„Ga maar binnen, genadige vrouw, waar zij wist dat door een gave werkelij-
znijn man is thuis. Ik zal mij haasten wat ken nood werd verzacht, daar wist haar
vleesch voor soep en ook een weinig wijn rechterhand niet, wat de linker deed, daar
te koopen." telde zij de goudstukken niet, die zij uit
1 Gerardine trad in de hut men bracht haar beurs nam.
haar voor een zeer armoedig, maar toch De goeden dunk, dien zij van Van
uiterst zindelijk bed, waarop de zieke lag. Halten had opgevat, werd aanmerkelijk
Zij had een gevoel alsof zij gedrongen versterkt, toen zij vernam, dat hij evenals
werd deel te nemen aan het goede werk, zij handelde.
door Van Halten begonnen, opdat God Toen de barones thuis kwam, had juf-
ook voor haar barmhartigheid hebbe. Het frouw Bitter haar hoofd in doeken ge
was geen overwinning op haar-zelve, in- wilckeld en scheen hevige pijn te lijden,
tegendeel, de door Van Kolb als gierig Gerardine wilde den geneesheer laten
en hardvochtig beschreven vrouw was roepen, Hulda wilde er echter niets van
gewoon wèl te doen, maar in het verbor- weten, daar zij beweerde, dat de docter
gene menige arme wist, dat Zij de goede den tand zou willen trekken, waarvoor
engel was, die door woord en daad onder- zij doodelijk bang was.
steunde. Van haar jeugd af aan was zij het Een zweem van verachting was op het
gewoon geweest, zieken op te passen gelaat der barones zichtbaar en verminder-
naar ouders, haar zusters, allen hadden de de uitdrukking van deelneming n et
een langdurig ziekbed gehad, vóórdat het leed harer gezelschapsjuffrouw Ge-
God hen tot zich riep, rardine had geen begrip van zulke zwak-
Dadelijk bemerkte de barones, dat de heid en nog minder van het gebrek van
geneesheer zich de moeite niet had ge- wilskracht, die zulke zwakheid duidelijk
geven, het lijden der zieke, zooveel in verried. Zij zond de juffrouw naar bed
gijn vermogen was te verlichten, hij had en schreef zelve nog eerst de brieven aan
niet eens de visschersvrouw aangewezen haar advocaat en het Diakonessenge-
hoe zij het verband om den gekwetsten sticht, vóórdat zij haar kamenier riep,
voet moest leggen. De barones knipte het om haar bij het ontkleeden behulpzaam
naamcijfer uit haar fijn linnen zakdoek, te zijn.
en gebruikte die voor compres, in plaats Bertha, zoo heette de kamenier, was eerst
van het grove linnen, dat de zieke pijn sedert korten tijd in dienst der barones en
deed. Het bed schudde zij op, zoodat de was door juffrouw Bitter gehuurd ge-
lijderes gemakkelijk kon liggen. De oude worden. Hulda had haar echter zeker wel
risscher staarde verwonderd op de voor- gezegd, dat de genadige vrouw zeer ge-
name, elegante dame, die als een geleerde streng op het punt van gehoorzaamheid,
pleegzuster wist te helpen het kwam hem nauwkeurigheid en netheid was, en zij
voor, als geschiedde er een wonder, eh had Bertha zeker wel scherp ingeprent,
de zieke weende van dankbaarheid en dat de barones slechts het hoogst noodige
ontroering. met haar besprak, zich steeds ernstig en
De barones trok haar beurs en bevre- terughoudend gedroeg vandaar dat zij
digd lachte zij, toen zij bemerkte, dat in de tegenwoordigheid van hare meesteres
daarin nog verscheidene goudstukken steeds angstig en gejaagd was. Dit scheen
waren. „Neem al dit goud," zeide zij tot heden in bijzonder hooge mate het geval
den visscher. „Morgen vroeg wordt de te zijn de barones bemerkte dat Ber-
zieke met een gemakkelijk rijtuig af- tha's handen beefden, toen zij het schrijf-
gehaald en naar het diaconessengesticht gereedschap wegborg,
te Schoonoord gebracht. Het rijden zult „Wat scheelt je vroeg Gerardine, die
ge wel kunnen verdragen," ging zij tot zich buitengewoon aangenaam gestemd
den zieke gewend voort, „en daar vindt gevoelde, „je beeft alsof je doodelijk
ij een goede verpleging. Als zij nog geen bang voor mij waart."
ericht van mij hebben ontvangen, dan „Neen, genadige vrouw," stotterde
Zegt gij aan de directrice, dat zij niet den Bertha en bedekte haar purperrood ge-
eerstvolgenden post een som gelds zal laat. „Maar wilt u niet liever uw brieven
ontvangen, voldoende om de kosten van wegsluiten ging zij na een oogenblik
verpleging en onderhoud voor den eer- voort, alsof zij zich-zelve moed had in-
Sten tijd te bestrijden. Hier hebt gij nog gesproken.
een goudstuk voor uw moeite." „Waarom?" vroeg de barones ver-
Zelden of liever nooit had de man zoo- wonderd.
veel goud zijn eigendom mogen noerften „Ik dacht.... ik veronderstelde dat
en al dat geld gaf die vreemde dame zoo het beter was."
gemakkelijk weg, alsof het een paar stui- „Gekheid, er komt immers nooit iemand
vers waren, ja beloofde nog meer te geven, in onze kamers, of denkt gij dat onze
Klaarblijkelijk deed de dame het niet huisvrouw aMe nieuwsgierig is?"
om er voordeel uit te trekken of naam te „Neen...."
maken, maar alleen om een ongelukkig „Spreek flink op, wat heb je op je hart.
ichepspl, dat zii vroeger »ek®«d noch ge- Spreek toch, mijn kind."
Bertna was te opvallend, dan dat men die nes droogjes, „moet aangeteekend worden
niet zou bemerken toch ontbrak haar en het geld gestort.en gij moogt vol
den moed, haar gedachten onder woorden strekt niet uitgaan."
te brengen en ontkende zij het ten sterkste „Genadige vrouw...."
dat zij een bepaald doel met hare op- „Gij moogt volstrekt niet," ging Gerar-
merking had gehad. De barones drong er dine voort, zonder op de tegenwerping
dan ook niet verder op aan het was toch acht te slaan, „Bertha heeft er geen ver-
ook mogelijk, dat Bertha alleen gevreesd stand van, dus ga ik zelve. Overigens
had, de brieven bij het opruimen der dwingt mij niets mijn afgezonderd leven
kamer te besmetten, voort te zetten, ik wil de badgasten wel
Toen Gerardine te bed lag, hield de eens op de wandeling ontmoeten."
gedachte haar evenwel bezig, dat Bertha Hulda nam de doeken van haar gelaat,
haar toch wellicht iets had verzwegen, „Bezoek de wandelplaats, genadige
en zooals dikwerf het geval is, vervolgde vrouw," antwoordde zij, „daar heeft u
haar in den droom de gedachte waar- wellicht gelijk aan, maar ik mag niet toe
mede zij was ingeslapen. Het was haar, staan, dat gij u aan het postloket door
alsof iemand door de kamer sloop, vóórt- knechts en boeren laat verdringen, alsof
zichtig, haar brief openbrak en las, zij u geen bediening had. neen, dat ware al
greep de persoon van achteren aan, maar te erg."
deze beet haar in den arm en Gerardine Gerardine's gelaat werd hoe langer hoe
staarde in de waterblauwe oogen van donkerder. „Gij zult het toch moeten
Hulda, wier trekken door vreeselijken toestaan, juffrouw Bitter," antwoordde
haat verwrongen waren. Zij stiet een kreet zij op een kouden, afgemeten, scherpen
uit.... Hulda vluchtte.... was het een toon. „Gij moet uw doek weder omdoen
droom of werkelijkheid.... zij hoorde en in de kamer blijven, ik zou anders
zachte, snelle schreden in de kamer naast werkelijk moeten gelooven, dat gij uw
haar luffrouw Bitter sliep. tandpijn hebt overdreven of.wer-
Gerardine wreef zich de oogen. Zij was kelij k geen pijn hebt gehad."
wakker, er viel niet aan te twijfelen, zij „Genadige vrouw."
had werkelijk de voetstappen gehoord. „Juffrouw Bitter, gij weet wat ik wil,
Reeds wilde zij opstaan, om zich te over- verschoon mij van uwe overgevoeligheid,
tuigen, toen zij zich herinnerde, dat de Dat afrukken van dien doek bevalt mij
juffrouw tandpijn had. Zij lachte nu over volstrekt nietöf gij hebt hem in het ge-
haar schrik. Hulda bad zeker een glas heel niet noodig gehad, öf gij handelt
water of iets anders gehaald ja, dat was onverstandig."
het zeker geweest het was toch al te „Als gij de beste bedoelingen miskent,
belachelijk, iemand op een vermoeden genadige vrouw...."
alleen reeds van iets slechts te verdenken. „Ik misken niets, alleen kritiseer ik,
Zeker zou Hulda wakker zijn en het hoo- wat ik op 't oogenblik zie. Aan het ont
ren, als de barones haar bed verliet. Welke bijt hebt gij bijna niets gebruikt en ge
reden zou zij moeten opgeven, dat zij in daan alsof gij een onuitstaanbare pijn leed,
het midden van den nacht haar kamer gij doet dus het best, oogenblikkelijk
onderzocht. weder naar bed te gaan."
Den volgenden morgen gevoelde de Terwijl de barones sprak, had zij zich
barones zich zenuwachtig en vermoeid, tot uitgaan gereed gemaakt. Zij zag hoe
de gewone gevolgen, als ons lichaam de de onrust van juffrouw Bitter met iedere
noodige nachtrust heeft gemist. Toen zij seconde heviger werd het kwam haar
in de huiskamer trad, viel haar eersten voor, dat zij iets bedacht, om toch haar
blik op de brieven, welke zij den vorigen zin te krijgen en het vermoeden kwam
avond had geschreven het kwam haar bij haar op, dat Hulda vreesde, dat zij aan
voor, dat de couverts aan de zijde van het postkantoor iets kon ontdekken, wat
het cachet gekreukeld waren, en men ze haar gezelschapsjuffrouw in verlegenheid
had trachten glad te strijken. Zij had de kon brengen zij dacht er dus dadelijk
ouderwetsche gewoonte, haar brieven met aan, té beletten, dat Hulda een boodschap
lak te sluiten. De afdruk van het wapen naar het postkantoor zond, vóórdat zij
was nog wel scherp en duidelijk, maar er kon wezen.
het lak lag er dikker op dan dat zij dit „Doe mij het genoegen en leg u te bed,
gewoonlijk deed een. en ander maakte vóórdat ik heenga," hernam zij, „kom,
op haar den indruk, aisof er iets met de doe mij dit genoegen, ik blijf maar een
brieven gebeurd was. oogenblik weg, intusschen kan Bertha uit
Juist toen Gerardine de brieven nog de apotheek een pijnstillend middel ha-
eens nauwkeurig, ja, zelfs wantrouwend len, de huisjuffrouw kan zoolang ieder,
onderzocht, trad juffrouw Bitter de ka- die hier komt, afwijzen. Ik verkies het
mer binnen. Haar hoofd was geheel in zoo, leg u dus te bed, vóór ik ga."
doeken gewikkeld, haar hoogroode kleur Hulda begon te vermoeden, dat zij
kon een gevolg van de tandpijn zijn. door tegenspraak de verdenking van de
„Wat?" zeide Hulda, oogenschijnlijk barones nog versterken en hare opge-
verbaasd, „de genadige vrouw heeft van- wondenheid nog meer zou prikkelen. Zij
morgen reeds brieven geschreven wil gaf toe. Aan de huisjuffrouw gaf de baro-
ik ze naar de post zenden nes gestrenge orde niemand toe te laten.
De barones schudde ontkennend met zond Bertha naar de apotheek en liep
het hoofd. Haar blik vestigde zich on- zelve haastig naar het postkantoor,
derzoekend op de gezelschapsjuffrouw Aan het loket was volstrekt geen ge-
„Gisteren-avond heb ik de brieven ge- drang. Toen de barones haar brieven had
schreven," zeide zij, „ik vind, dat zij vuil bezorgd, zeide zij aan den postbeambte,
zijn geworden en gekreukeld." dat zij wenschte, dat in het vervolg de
Bertha was met het ontbijtgoed binnen- voor haar bestemde brieven noch aan
gekomen. Het meisje kreeg een kleur en juffrouw Bitter, hare gezelschapsjuffrouw,
beefde zoo heftig, dat de kopjes op het noch aan hare kamenier werden afgegeven
blad rammelden. maar haar persoonlijk ter hand gesteld. De
„Gij hebt zeker iets op de brieven ge- beambte boog. „Is mejuffrouw Hulda
zet," zeide Hulda knorrend tot Bertha. Bitter," vroeg hij, „uwe gezelschaps-
„Als gij de tafel afneemt, moet gij voor- juffrouw, genadige vrouw
zich tiger zijn." De barones gaf een bevestigend ant-
Bertha gaf geen antwoord, iedere tegen- woord,
spraak was haar streng verboden, haar blik „Dat is een zonderlinge tegenspraak,"
zocht schuw en angstig 't oog der barones, hervatte de ambtenaar met een eigenaar-
Dacht zij dat deze haar in bescherming dig lachje. „Juffrouw Bitter heeft gis-
zou nemen of vreesde zij juist haar het teren-avond nog, toen zij hier een spced-
meest? Het laatste scheen het geval te brief bezorgde, uitdrukkelijk bevolen,
zijn, want zij werd bedaarder, toen de dat de brievenbesteller noch aan de huis
barones op haar verzoek van den vorigen juffrouw, noch aan de kamenier de voor
avond niet zinspeelde, hetgeen ook wel u bestemde brieven mocht afgeven, maar
liet veronderstellen, dat zij de brieven alleen aan haar en gebeurde het, dat hij
niet in de hand had gehad, integendeel u toevallig alleen te huis trof, dan moest
zeide, dat de couverts zeker reeds gekreu- hij de aan haar geadresseerde brieven
keld waren geweest, en zij dit bij het lamp- terughouden."
licht niet had bemerkt, daar zij wel ver- „Heeft juffrouw Bitter gisteren-avond
trouwde, dat Bertha bij het afnemen niet hier een brief bezorgd vroeg de barones,
voorzichtig was geweest. nauwelijks haar ooren vertrouwende.
Na het ontbijt zeide Gerardine s „Ik „Daarin zult gij u zeker vergissen, het
zal zelve de brieven op de post brengen," zal des middags geweest zijn."
en nu ontging het haar met, dat Hulda De postbeambte sloeg een boek op,
verschrikt in elkander kromp en hare ver- „Vertrek van spoedbrieven," las hij, „per
warring bijna niet kon verbergen. soonlijk gebracht door mejuffrouw Bitter
„Vindt ge dat vreemd of minder pas- des avonds ten acht ure, bij het sluiten
send?" vroeg Gerardine spottend, met van de post. Mejuffrouw Bitter depo
een vlammenden blik. „Gij verschrikt zoo neerde geld, als het op de buitenplaats be-
vreeselijk en staart mij zoo verbaasd aan, stellen van den brief iets meer mocht
alsof ik iets vreeselijks heb gezegd 1" kosten."
Hulda trachtte hare bedaardheid te „Mag ik vragen, aan wien de brief was
herwinnen. „Genadige vrouw," stotterde geadresseerd klonk het bevend van
zij. „Zeker moet het mij opvallen, dat u, Gerardine's lippen, uit wier gelaat al het
die anders niet op straat komt, thans er bloed was geweken,
aan denkt, in den morgen, terwijl al de „Aan den heer graaf Van Hoek op
badgasten wandelen en u zullen ontmoe- Hockstein."
ten, zelve om naar het postkantoor De graaf Van Hock was een van de
gaan." bloedverwanten van baron Van Galen,
die Gerardine het heftigst hadden ver
volgd. Bespottelijk ijdel, ondanks zijn
vijftig jaar, trotsch en begraven onder
schulden, was hij, ook na het huwelijk van
Van Galen, als een echte tafelschuimer
in zijn huis gebleven, ofschoon hij van te
voren aan die verbintenis al het mogelijke
in den weg had gelegd. Hij had een zoon,
dien hij voor Antonia van Galen had
bestemd. Het testament van den baron
had hem echter een streep door de reke
ning gehaald, maar zooals hij vroeger
al zijn geestigheid had ingespannen, om
kleine boosaardigheden tegen Gerardine
lucht te geven, zoo was "hij het ook nu ge
weest, die de dochters van Van Galen had
aangezet, zonder eenig aanzien des per-
soons op de laaghartigste wijze zich recht
te verschaffen.
Dikwerf was het de barones een raadsel
geweest, hoe haar tegenpartij van alles
wat zij deed, onderricht werd verschei
den malen had zij van woonplaats ver-
wisseld, om eene bespieding te ontgaan,
welke van de kleinste omstandigheid partij
trok, om haar te belasteren.... nu was
het raadsel opgelostHulda Bitter cor
respondeerde achter haar om met den
graaf Van Hoek, daarom had zij zich
gisteren-avond ziek gehouden, om dadelijk
van den brief van den advokaat en van
den indruk, dien deze gemaakt had, aan
de vijanden der barones bericht te geven.
Nu twijfelde Gerardine ook niet meer, dat
Hulda des nachts haar brieven geopend en
later weder dicht gemaakt had.
Er zijn opwindingen, die ons bijna ver
doofd doen nederzinken, wanneer wij ons
geheel onmachtig gevoelen, tegen zulke
wapenen te strijden dan is het leven ons
een last en wordt onze ziel met bitter
heid gevuld. Welke straf was streng ge
noeg, de laaghartige valschheid van Bitter
te tuchtigen, het verraad te wreken, dat
men zoo snood aan Gerardine pleegde
En welke voldoening gaf het de barones,
zoo het veile werktuig harer vijanden
werd gestraft, terwijl deze zeiven onaan
gevochten bleven. Zou zij Hulda met
smaad en schande uit haar dienst jagen,
haar beschuldigen van verraad en schen
nis van het brievengeheim Zij kon haar
niet eens op staanden voet wegjagen,
Zonder zich bloot te stellen aan eene aan
klacht van de sluwe bedriegster.
Gerardine had geen bewijs, dat Hulda
verraad had gepleegd. Zij had haar niet
bij het openen van brieven betrapt, zij
kon niet weten, wat Hulda aan den graaf
had geschreven"; Hulda kon beweren,
dat de argwaan en de gestrengheid harer
meesteres haar hadden genoodzaakt, de
brieven stil op de post te bezorgen. Ge
rardine mocht de juffrouw zelfs geen hard
woord toevoegen. Prikkelde zij de ge
voeligheid van Hulda, dan kon deze haar
nog meer schaden. Te gaarne gelooven
onze brave medemenschen het slechtste.
Als Hulda vertelde die ijdele kokette,
die zich door slinksche wegen van huis
houdster tot barones heeft doen verheffen,
is de oorzaak van den dood van haar
man, zij heeft hem weten te verleiden
een testament te haren gunste te maken,
heeft een proces met haar stiefdochters
en zou nu ook gaarne haar gezelschaps
juffrouw tiranniseeren en in verdenking
brengen.... en wie zou dan partij voor
de belasterde kiezen
De barones was op een bank in den
wandeldreef bij het postkantoor neder-
gezonken en had zich geheel aan haar ge
dachten overgegeven, zij vergat, dat zij
Hulda beloofd had, spoedig terug te
zullen komen, zij sloeg er ook geen acht
op, dat de voorbijwandelende badgasten
haar nieuwsgierig beschouwden. Zoo
bleef zij urenlang zitten. Liefst ware zij
in het geheel niet weder naar haar woning
teruggekeerd, gaarne had zij de vlucht
genomen, om de valsche vrouw, die haar
te huis wachtte, in het geheel niet meer
te zien.
De wandelplaats werd allengs verlaten,
toen zij weder tot bewustzijn kwam
om dezen tijd rustten de kurgasten van
het bad uit of wachtten aan het strand
op het signaal om aan tafel te gaan.
Op dit stille plaatsje in het groen ge
voelde Gerardine zich gerust, daar had
zij niet te vreezen, dat Hulda haar met
haar indringende vertrouwelijkheid zou
itoren.
Het zand op den weg knarste, de
forsche tred van een mannelijken voet
stap klonk haar in de ooren en plotseling
ontmoetten Gerardine's blikken dien van
Van Halten.
Klaarblijkelijk was Van Halten ver
rast de dame te zien, die zich anders zoo
angstig aan den blik der nieuwsgierigen
wist te onttrekken en in de diepste een
zaamheid leefde.
Een oogenblik scheen hij voornemens,
na een beleefden maar koelen groet voor
bij te gaan.
Het kwam hem echter voor, alsof zij
eene beweging maakte, die hem uitnoodig-
haar oogen hem riepen, welke zij voor den
eersten keer na hunne ontmoeting niet
nedersloeg.
Hij weifelde. Was het verbeelding
Maar neen, zij stond op, een donkerroode
blos bedekte haar gelaat, zij maakte een
beweging om hem aan te spreken.
Vlug hep hij op haar toe. „Genadige
vrouw," zeide hij, „er is u toch niets
overkomen.... vergeef mij.... maar.."
„Gij verwondert u, dat ik hier zit,"
viel zij hem in de rede, „en het verbaast
u, dat :k uwe beleefdheid niet als gewoon
lijk stroef afwijs? Mijnheer Van Halten,"
ging zij voort, zonder hem aan het woord
te laten komen, „ik had gewichtige oor
zaken, in een zoo strenge afzondering
te leven, zelfs op gevaar af van u te kwet
sen. Heden echter is mij iets overkomen,
dat mij het gebrek aan een goeden raad
gever laat betreuren. Dwaal ik, als ik de
hoop koester, dat gij, ondanks mijn koel
heid, mij uwe hulp niet zult weigeren
„Beschik over mij, genadige vrouw.
Ik zal mij gelukkig achten, als ik u van
dienst kan zijn."
De barones wees op de bank, opdat
Van Halten naast haar zou plaats nemen
„Mijnheer Van Halten," vervolgde zij.
„ik verzoek u mij een goeden raad te ge
ven, echter moet ik u eerst opmerkzaam
maken, dat ik u mededeeling moet deen
van de omstandigheden, welke mij in
dezen pijnlijken toestand hebben ge
bracht en dat mijn voornemen u wellicht
vreemd, of misschien wel wreed en on
rechtvaardig zal voorkomen. Eigenlijk
moest ik mij tot den heer Van Kolb wen
den, daar hij hier politietoezicht oefent.
In den persoon van dien heer kan ik
echter geen vertrouwen stellen en zou het
mij dus zeer moeilijk vallen, met hem te
spreken.
„Zoo veel te hooger waardeer ik het
vertrouwen, dat gij in mij stelt, genadige
vrouw."
„Ik ben in een onaangenaam proces
gewikkeld," begon de barones vastbe
raden, „en heden ontdekte ik, dat mijn
gezelschapsjuffrouw heimelijk mijn brie
ven opent en mijn tegenpartij op de hoogte
stelt van mijn voornemens. Aan het feit
valt niet te twijfelen, maar is toch niet
van dien aard, dat ik de juffrouw kan aan
klagen. Zij meet nog heden onvoorwaar
delijk mijn huis verlaten ik vrees ech
ter, dat zij een ontslag op staanden voet,
zelfs op het vriendelijkst ingekleed, niet
zal aannemen. Daar zij al mijn geheimen
kent, heeft zij wapenen in de hand, om
mij te schaden. Daartegenover echter
staat, dat het mij volstrekt onmogelijk is,
langer met haar onder één dak te verwijlen
en de diepe verachting herbergen, die
zij mij inboezemt."
„Genadige vrouw," antwoordde Van
Halten, „gij zeidet, dat uw voornemen
mij hard en onrechtvaardig zou voorko
men, dit zou echter alleen het geval kun
nen zijn, zoo gij u vergistte. Is 't mogelijk,
dat gij van uwe zijde in een dwaling ver
keert, dan zijt gij het voor u-zelve en de
juffrouw verplicht, haar eerst scherper
te onderzoeken kan er echter geen dwa
ling bestaan, dan mag de vrees voor praat
jes u niet weerhouden, doortastend te
werk te gaan. Als de juffrouw geen zui
ver geweten heeft, zal zij zich wel wachten
u tot strengere maatregelen te dwingen.
„Eene vergissing is in dit geval on
mogelijk," antwoordde de barones, „Het
is eene bewezen waaïheid, dat mijn ge
zelschapsjuffrouw met mijn vijanden cor
respondeert. Dit is voor mij een over
tuigend bewijs van laaghartig verraad
zij zal het echter ontkennen, daar ik haar
niet zeggen kan wat zij aan mijn vijanden
heeft geschreven. Ik ben bereid, haar een
schadeloosstelling in geld te geven, als
zij dadelijk mijn dienst wil verlaten en van
hier vertrekken."
„Meer kan zij niet van u vergen, zoo
u haar bovendien een getuigschrift geeft,
waarin een onverschillige zaak als reden
van haar plotseling ontslag wordt aan
gegeven."
„Ik schrijf geen valsch getuigschrift,"
gaf Gerardine beslist ten antwoordt.
„Dan wordt het geval lastiger. Gij zijt
volkomen in uw recht, maar als de juf
frouw weet, dat u haar niets kunt be
wijzen, zal zij een slecht getuigschrift
weigeren."
„Dat mag zij, als zij maar vertrekt. Maar
ik vrees, dat zij weigeren zal te vertrekken
en daarom heb ik hulp noodig."
De drift, waarmede de barones die
laatste woorden sprak, maakte op van
Halten een pijnlijken indruk. De dame
was, zooals hij wist, zelve vroeger in eene
afhankelijke betrekking geweest, zij kon
dus weten, wat zij-zelve zou gedaan heb
ben, indien men haar in eene dergelijke
positie had verplaatst.
Het gesprek werd gestoord, vóórdat
Van H alten "8*" antwoord kon geven.
(Wordt varva'od. 1
TOONEELKINDEREN.
(Naar het Duitsch van Julius Freund.)
Er wordt voor de derde maal gebeld.
Buiten voor het gordijn, geeft de ka
pelmeester met zijn dirigeerstok eenige
korte tikjes op zijn lessenaar, de ruischen-
de accoorden der ouverture overstemmen
het geschuifel en gebabbel van het pu
bliek, en als op een tooverslag verandert
het tooneel eensklaps van voorkomen.
Tot nu toe in schemering gehuld,
wordt het thans eensklaps helder ver
licht met luide, schelle stem niet
meer fluisterende als tevoren deelt de
regisseur zijn bevelen uit, valluiken gaan
open en dicht, aan krakende touwen wor
den friezen en schutdoeken opgehaald
en neergelaten, hier wordt een tempel
getimmerd, daar een boom vastgezet
hijgend sleepen tooneelknechts allerlei
requisieten aan. en van zijn verheven
zitplaats achter de eerste coulisse pro
beert de electro-technicus zijn licht en
laat het in allelei kleuren over dien war
boel schijnen.
Nogmaals klinkt de tooneelschel.
Uit alle deuren en toegangen komt een
bonte menigte het tooneel overstroomen
op den voorgrond verzamelen zich de
solisten, meer naar' achter de leden van
het koor lachend en snaterend huppelt
een schare meisjes de ballettrap af hier
wordt in de haast nog een pas gerepe
teerd, een triller geprobeerd, daar een
japon gladgestreken de primadonna
onderzoekt of de legerstede, waarop zij
moet rusten, wel zacht genoeg is en
met een air van gewicht wijst de bas de
soufleusse nog eenige plaatsen aan, die
hij duidelijk onderstreept wil hebben.
Ieder doet zijn best om in het voorbij
gaan een blik door het steeds bezette
gaatje in het gordijn te werpen, en onder
dat alles door rinkelen de electrische
bellen, klinken de stemmen der werk
lieden, ruischen de tonen van het orkest
een ware heksensabbath.
In een donkeren, met allerlei stoffige
requisieten gevulden hoek achter de
laatste coulisse zitten op een oude pauk
twee kleine meisjes, de „kinderen" van
den schouwburg.
Zijn zijn gekleed in het traditioneele
ccstuum van engeltjes rose tricots, rose
rokjes, rose vleugels, en in de kroesende
lokken een kleine zilveren ster.
Droomerig, bijna bezorgd wanneer
men dit woord voor zulk een jong schep
seltje kan bezigen staart de bruine
Elsa voor zich uit, en bijt ternauwernood
in den appel, dien haar blonde vroolijk
lachende vriendin haar voorhoudt. Op den
eersten blik bemerkt men het hemels-
breede verschil van karakter der beide
meisjes het eene ernstig en naden
kend van aard, schuchter en bedeesd
zal eenmaal een zwaren strijd met zich
zelve en de wereld te strijden hebben,
zij zal de kunst en het leven ernstig op
vatten, terwijl de andere waarschijnlijk
nooit een diepe smart over verloren ide
alen gevoelen en misschien lachend naar
een afgrond huppelen zal. Men kent het
einddoel dezer beide levenswegen niet,
maar men weet dat zij zullen uiteenloo-
pen, dat de beide vriendinnetjes elkaar
spoedig en voor altijd zullen verliezen.
De kleine blonde laat eindelijk haar
appel rusten. „Ken jij het
Met groote, verbaasde oogen ziet de
bruine haar aan „Natuurlijk ken ik het
En wat best ook 1 Woord voor woord 1"
Daarbij kan zij een lichte siddering niet
onderdrukken.
De andere barst in een schaterlach uit
„Ben je soms bang?"
„Ja."
„Ik in het geheel niet 1"
„Och, wat ben jij toch gelukkig
Daarop verdiept de eene zich in hare
gepeinzen en gaat de andere met smaak
haar appel verder oppeuzelen.
Elsa en Leentje de beide intieme
vriendinnen zijn, sedert hare geboorte
nauw met den schouwburg vergroeid.
Elsa behoort tot het talrijke huisgezin
van den tweeden regisseur, Leentje is de
eenige dochter van den requisiteur.
De beide kinderen begonnen haar too-
neelloopbaan hiermede, dat zij zich in
A® H®j:oemde klucht „De tweelingen"
vierenzeventig avonden achter elkaar aaa
het slot van het derde bedrijf op het too
neel lieten dragen. Keung in sneeuwwitte
kleertjes gestoken, lagen- zij in de stevige
armen der soubrette, die driest met haar
tot aan het souffleurshokje marcheerde
en dan het beroemde lied „van de twee
lingen" uitgalmde.
Bij het refrein begonnen de kinderen
steeds te schreien, en het succes was uit
bundig.
Maar spoedig waren Elsa en Leentje
de luiers ontgroeid en dus voor hare met
zooveel succes vervulden rollen te
oud geworden het was derhalve zaak,
nu een nieuwen, passenden werkkring
te vinden.
Wie heeft wel niet eens in een stuk
grand spectacle de grappige optochten
géften, die met reuzen beginnen en met
dwergen eindigen? Welnu, Elsa en Leen
tje werden tot dwergen gepromoveerd 1
Zij werden met meer op het tooneel ge
dragen, maar betraden het zelve en wier
pen haar beentjes flink in de lucht, om
onder het marcheeren behoorlijk in de
pas te kunnen blijven. Ongeveer te ge
lijker tijd werden zij als leerlingen in de
balletschool van den schouwburg op
genomen, en nu duurde het niet lang meer
of zij kregen gewichtiger en moeilijker
taak te vervullen. Hare kroeskopjes wa
ren verscholen in de paddestoelen van
het champignon-ballet uit de kelken
van dansende bloemen straalden hare
oogen als prachtige kikkers sprongen zij
in de kikker-quadrille rond en eens maak
ten zij in den flesschendans als aange
schoten champagneflesschen keurig
van bordpapier vervaardigd bepaald
furore.
Zoo verliepen de eerste jaren harer
jeugd in een zonderling, tweeslachtig
leven overdag in de stille, sombere en
sobere woning harer ouders, 's avonds
in het gewoel en de schitterende schijn-
pracht van den schouwburg. Langzaam
begon de tooneelduivel zijn demonisch
werk, dat hem nooit mislukt langzaam
maar zeker knoopte deze behendigste
aller zielenvangers maas voor maas van
het net, waarin hij zijn kleine slachtoffers
zou vangen.
Toen de kinderen allengs tot het be
wustzijn harer positie kwamen, toen zij
eenig begrip van haar beroep begonnen te
krijgen waren zij reeds geheel in de
netten verstrikt. Al het onkinderlijke,
onnatuurlijke van haar leven, scheen haar
volkomen natuurlijk, als van zelf sprekend
toe zij stelden veel meer belang in ge
schilderde tuinen en bosschen dan in
natuurlijke wanneer men haar vroeg t
„Kinderen, wat wil je worden dan ant
woordden zij met stralende oogen, als
uit één mond „Tooneelspeelster"
het was haar onbegrijpelijk, hoe men naar
een ander doel streven, hoe men aan een
ander geluk, een geluk zonder applaus,
juweelen en bloemen gelooven kon.
Koortsachtig zagen zij sedert lang het
oogenblik tegemoet, waarop het haar ver
gund zou zijn, de gelederen van het koor
te verlaten en zelfstandig op te treden. Dit
oogenblik is nu gekomen het oogen
blik, welks gevaarlijke beteekenis de
beide kleinen, die vreedzaam naast el
kander op de oude pauk zitten, nog vol
strekt niet beseffen, het oogenblik dat de
beide intieme vriendinnen voor de -eer
ste maal tegenover elkaar stelt haar tot
concurrenten maakt.
En dit oogenblik heeft nog een diepere
beteekenis. Door de plotselinge ziekte
van een der actrices, die in het laatste
tafreel als bronnimf eenige verzen moest
reciteeren, is deze rol opengevallen
ijlings hebben de requisiteur en de tweede
regisseur haar hun dochtertjes doen in-
studeeren en ieder hunner hoopt vurig
dat zijn kind zegerijk uit het krijt zal
treden, omdat aan het vervullen dier rol
een speelgeld van één gulden per avond
verbonden is. Er bestaat alle kans dat het
stuk nog 200 maal gegeven zal worden
en twee honderd gulden is voor een ar
men komediant een groote som.
En nu zitten de beide kinderen daar
achter in dien stoffigen hoek te wachten
tot de regisseur haar roept, die haar in de
pauze na het eerste bedrijf de rol zal
overhooren, om daarna een beslissing te
nemen.
Leentje eet met smaak haar appel op,
denkt aan allerlei dingen, alleen niet aan
het aanstaand examen en neuriet daarbij