Een kinderhand. Uit bet St. Miohaëlkamp. Het revolverschot in de danszaal van „Olympia". Voornaamste Nieuws Plaatselijk Nieuws Vrijdag 23 April 1926»» DAGBLAD VOOR NOORD- EN ZUID-HOLLAND 50ste Jaargang No. 16232 Dit nummer bestaat uit 10 bladzijde^. Eerste blad. De Minister van Oorlog neemt ontslag. BINNENLANDSCH NIEUWS. De Emmabloem-collecte te Amsterdam. De inbraak bij de N. V. Petroleum-Company te Haarlem. VAN ONZE RECHTBANK. Een liefdeshistorie. Uit de bloembollenwereld. in dit nummer. J. J. WEBER ZOON OPTICIENS - FABRIKANTEN Koningstraat 10 Haarlem. Telegraphisch Weerbericht INGEZONDEN. De abonnementsprijs bedraagt voor Haarlem en Agentschappen: Per week 0.25 Per kwartaal3.25 Franco per post per kwartaal bij vooruitbetaling 3.58 Bureaux: NASSAULAAN 49. Telefoon No. 13S66 (3 lijnen). Postrekening No. 5970. .r.Ile abonne s op dit blad zijn, ingevolge de verzekeringsvoorwaarden fQAfldl T 1 ui tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende" uitkeeringen: IOUUU.' ^ele ongeschiktheid tot werken door f7Cfl bij een ongeval met f«fl bij verlies van een hand, f IOC bij verlies van een fCft bij'n breuk van -verlies van beide armen, beide beenen of beide oogeq,- I JU^doodelijken afloop: 1 £tJUn" een voet of een oog: I duim of wijsvinger: 1 3U." been of arm: Adverlentiën 35 cents per regeL Bij contract belangrijke korting. Advertentiën tusschen den tekst, als ingezonden mededeeling, 60 cL per regel; op de le pagina's 75 et* per regel. Vraag- en aanbod- advertentiën, 14 regels 60 ei per plaatsing, elke regel meer 15 ct., bij vooruitbetaling. f 4(1 k') verlies v. een. IfkU» andere vinger. In „de Socialistische Gids" van April heeft dr. van der Waerden een overzicht gegeven van de voornaamste resultaten der jongste beroepstelling, naar de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, als mede van de jongste statistiek der onder nemingen, naar de ongevallenstatistiek der Rijksverzekeringsbank. Dat is op zich zelf een verdienstelijk werk en aan een wetenschappelijk man als dr. van der Waerden is dit ook alleszins toe vertrouwd. Maar op grond van die becijferingen nu tot de conclusie te komen, dat „de ontwik keling van het Nederlandsche bedrijfsleven volkomen bevestigt wat onze socialistische theorie daaromtrent leert," zooals Het Volk in een hoofdartikel van gisteren juicht, dat is toch wel wat heel sterk. De zaak is te belangrijk om ze oppervlak kig te behandelen. Daarom laten wij hier volgen hoe „Het Volk" zelf het werk van dr. van der Wearden samenvat en de con clusies, die het roode hoofdorgaan daaruit trekt. Voer elke 100 in een bedrijf als onder nemers of als loontrekkenden werkzame personen waren werkzaam in de 1899 1909 1920 nijverheid 33,8 35,2' 37.8 landbouw 29.6 27.3 22.9 visscherij en jacht 1.2 1.1 0.7 handel en verkeer 16.8 18.4 19.6 overige groepen 18.6 18.0 19.1 Terwijl dus op het eind der vorige eeuw nog haast evenveel personen in den land bouw als in de nijverheid werkzaam waren, waren twintig jaar later reeds veel meer dan anderhalf maal zooveel personen bij de in dustrie dan bij den landbouw betrokken. Heeft die ontwikkeling zich sinds dien voortgezet en er is geen enkele reden om te onderstellen dat dit niet het geval zal zijn dan, zoo merkt v. d. Waerden op, hëalt thans de landbouw de 20 pet niet meer, terwijl de industrie de 40 pet. reeds bijna zou hebben bereikt. Met handel en verkeer samen zou de nijverheid reeds ver over de 60 pet. der in het bedrijfsleven werkzame personen omvatten, veel meer dan driemaal zooveel als de landbouw. Ziet men in, welk een omwenteling dit beteekent in slechts weinige jaren, hoezeer ons land en onze bevolking aldus in korten tijd van aspekt veranderd zijn, welk een wijziging in de geestesgesteldheid, in op vattingen en gezindheden dit meegebracht moet hebben, hoezeer de kansen voor de sociaal-demokratie er dientengevolge op vooruitgegaan zijn? Wanneer men in de onderdeden afdaalt, Wqrdt het beeld nog duidelijker. Sedert de vorige volkstelling nam de bevolking met 17.2 pet. toe. Het aantal in den landbouw werkzame personen nam echter slechts met 0.7 pet. toe. Daarentegen steeg het aantal in de metaalindustrie arbeidende personen bijv. met 65 pet., dat in het krediet- en bankwezen zelfs met 196.7 pet. Dit zijn verschuivingen van zulk een geweldigen om- vang, dat zij met een totalen ommekeer van alle verhoudingen gelijk staan. Nog sterker spreekt dit, wanneer wij de statistiek der ondernemingen raadplegen. Wij volstaan met enkele van de merkwaar digste cijfers. Beschouwen wij als kleinbedrijf een on derneming met minder dan 5 werklieden, als middenbedrijf een met 549 en als grootbedrijf een met 50 of meer werklie den, Dan waren van elke 100 arbeiders (eigenlijk typè-werklieden; 1 type-werk- man 300 dagen arbeid) werkzaam in het 1903 1911 1919 kleinbedrijf 15.1 14.4 11,5 middenbedrijf 35.7 30.6 27.6 grootbedrijf 49.2 55.0 60.9 Alleen al in het allergrootste bedrijf, dus in ondernemingen met 1000 of meer arbei ders, waren in 1919 bijna 20 pet. (19.9) van alle arbeiders werkzaam, terwijl dit percen tage nog pas 13.1 bedroeg in 1903. Het opmerkelijkst van alles is nog, dat deze snelle ontwikkeling in het grootbedrijf crescendo, hoe langer hoe vlugger, gaat. De vermindering der beteekenis van het klein bedrijf was in de jaren 1911—1919 nog be langrijker dan in de voorafgaande periode, terwijl de vermeerdering der beteekenis van het allergrootste bedrijf in het laatste tijd perk nog sterker in het oog sprong dan in de jaren 19031911. Zoo is de ontwikkeling in de richting van hét socialisme, dat vooral op de industrie en daarin op het grootbedrijf steunt, voor ieder duidelijk, alle betoogen van Marx- vemietigers ten spijt. Ziedaar het Volkartikel eerlijk en letter lijk weergegeven. Men oordeele nu zelf over de kinderlijke vreugde van het socia listische blad. Wat wordt door de inder daad interessante cijfers aangetoond? Dit: dat de verschuiving van het platteland naar de groote steden voort gaat; dat de kleine ambachtsbazen hoe langer hoe meer ver dwijnen; dat het kleinbedrijf af en het grootbedrijf toeneemt. Het eenige nieuws daarbij zijn de juiste getallen; maar het ver schijnsel zelf wekt bij niemand eenige ver wondering; we zien het eiken dag als een maatschappelijke evolutie. Maar wat dit alles rechtstreeks met het socialisme te maken heeft, hoe daarin een triomf van het socialisme is te zien, men moet toch wel zeer bijzondere hersens hebben om dit te begrijpen. Wanneer het aantal win keltjes, waarin snuisterijen, manufacturen, speelgoed enz. verkocht wordt, afneemt en de groote warenhuizen in aantal vermeer deren, is dit dan socialisme? Wanneer de werknemers in de metaalindustrie met 65 pet. en het aantal bedienden bij de groote bankinstellingen met bijna 200 pet. toenam, is dit dan „een omwenteling in socialisti sche richting?" Wij zouden zeggen het duidt op uitbreiding van een bepaalde industrie, in een bepaalden tijd en op concentratie van kapitaal. En dan moet men met zijn conclusies al weer zeer voorzichtig zijn. Juist van de genoemde metaalindustrie wordt niet zonder reden gevreesd, dat zij in ons land al over haar groei heen is en het verloop van de bevolking der bankin stellingen, de honderden, die nu en dan te gelijk ontslagen worden, geven geen enkele aanwijzing van een regelmatige ontwikke ling. De luidste juichtoon van „Het Volk" klinkt ons verder wel het schrilst in de ooren; het is de mededeeling, dat het aan tal personen in den landbouw werkzaam hard achteruitgaat. Wil het socialisme dit ook al als een triumf boeken? Laat men dan maar eens kijken naar landen als Frankrijk en Engeland, waar bitter ge klaagd wordt over het leeg loopen van het platteland en waar men op allerei midde len zint om den landbouw weer in eere te krijgen op grond van de zeer eenvoudige overweging: zonder boeren geen eten! De eenige conclusie, waartoe men in so cialistische kringen op grond van boven staande cijfers komen mag en die ook voor ons een les bevat is deze: dat bij de voor ieder zichtbare ontwikkeling der maat schappij naar meer geconcentreerde bedrij ven, naar meer opeenhooping der bevol king ook, in groote steden, het socialisme gemakkelijker vat krijgt. Het zal van de leiders onzer christelijke samenleving, van religieuse, politieke en sociale leiders, af hangen in hoeverre die meer geconcentreer de massa óf voor het socialisme óf voor de christelijke solidariteitsgedachte zal gewon nen worden. De groote strijd zal zeker in de toekomst gaan tusschen het socialisme en de christelijke solidariteitsgedachte. Vandaar dat wij niei^ aflaten om in onze krin gen aan te dringen op een eensgezinde so ciale politiek der christelijke partijen, op samenwerking van werkgevers en werkne mers, op alles wat de groote taak van christenleiders in dezen grooten tijd omvat. Maar wanneer „Het Volk" in het feit van groeiend industrialisme alleen al een triomf van het socialisme ziet en zich daarmee blij maakt, dan heeft dit toch veel van de kin derhand, die gauw gevuld is. Na onze artikelen over de vergadering der Amaterdamsche Kiesvereeniging van verle den week, krijgen we eindelijk eens iets te hooren van den voor de St. Michaëlbewe- ging allereerst verantwoordelijken persoon, prof. Veraart zelf. In „de Morgen" van hedenochtend ver waardigt de Michaëlistenleider zich vanaf de hoogte zijner professorale waardigheid eeni ge oogenblikken tot ons, nederige stervelin gen, te spreken. Dat gaat dan in dezen geest: wat wij schreven waren „afschuwe lijkheden". Wij zijn maar afgegaan op onge controleerde indrukken; en het baat niets om tegen den „scribent" van de N. Haarl. Ct. in te gaan. Jammer voor den professorenstand, dat één van zijn vertegenwoordigers den zin van een zakelijk betoog niet kan vatten en de gelegenheid welke wij geboden hebben, om n.m. het vraagstuk der verantwoordelijkheid van zich als leiders opwerpende figuren zoo buitengewoon actueel voor dezen tijd! te belichten, laat voorbijgaan. Daarover zou toch zulk een nuttig en vruchtbaar debat mogelijk zijn geweest. Expres hebben wij alle persoonlijkheden uit het debat gelaten; niet gewezen op de talrijke evoluties, welke de Delftsche hoogleeraar in zijn jonge leven al heeft doorgemaakt; met opzet zijn veler lei inconsequenties uit ons betoog gelaten, om alleen aan de hand van zijn leidersschap van St. Michaël nu eens een debat over lei ding en verantwoordelijkheid uit te lokken. En dat wijst hij met een groot gebaar efi eenige denigreerende zinnen af. Jammer.... voor hem! Wat- de zaak zelf betreft: het verweer van prof. Veraart heeft ons tot nu niet erg ge troffen. Hij beroept zich op „De Tijtd" en de zeven punten van het accoord. Goedig ver onderstelt hij, dat deze ons natuurlijk niet bekend waren. Uit ons artikel van gisteren zal hem gebleken zijn, dat wij ze wel kenden maar verschil maken tusschen geest en let ter. Trouwens, het begint met die letter ge vaarlijk te worden. Men heeft er nu een Michaëlistischen taalgeleerde, dr. Moller,. bijgehaald en die heeft zijn collega-Kamerlid gelijk gegeven wat betreft de opvatting wat de zin is van „evenredig kiesrecht" in het zevende punt van het accoord. Verder wordt het ons al heel gemakkelijk gemaakt. In een onderschrift onder het ar tikel van Prof. Veraart breekt de redactie de heele redeneering van den hoogleeraar af. Wij voor ons citeeren er slechts dezen zin uit: „In zóóverre heeft de N. H. Ct. gelijk, dat het rapport niet klopt op het strijddoel van St. Michaël." Dit is ons -voorloopig^ voldoende. Met be langstelling zullen wij nu zien, hoe de Michaë- listen het verder onder elkaar uitvechten; wanneer althans van twee kampen kan ge sproken worden. Het zou ons niet verbazen, wanneer nagenoeg de geheele beweging met de meening van „De Morgen" meeging, n.m. dat er aan den geest van St. Michaël's-strijd doel door het in behandeling zijnde reorgani satierapport niet wordt voldaan. En dan blijft onZe vraag onverzwakt staan: wat heeft Prof, Veraart eigenlijk gedaan? DE HEER LAMBOOY WEDEROM BENOEMD. Uit Den Haag wordt gemeld: Daar bij den Minister van Oorlog a. i. Minister van Marine, den heer Van Royen, bezwaren zijn gerezen ter zake vap de voor bereiding der instelling van een departement van landsverdediging, heelt deze bewinds man gemeend, zijn ontslagaanvrage te moe ten indienen bij H. M. de Koningin. II. M, heeft het ontslag aanvaard en tot Minister- van Oorlog benoemd den heer J. M. J. M. Lambooy, oud-minister van Oorlog. Een opbrengst van 18.000. De Amsterdamsche Vereeniging tot Be strijding der Tuberculose deelt mede, dat de Emma-bloem-collecte in de hoofdstad 18000 heeft opgebracht. DRIE JAAR GEEISCHT. INHECHTENISNEMING GELAST. Gelijk reeds gisteren door ons werd mede gedeeld, behandelde het Gerechtshof te Am sterdam gisteren in hooger beroep de zaak tegen den 39-jarigen muziekhandelaar J. K. en den 26-jarigen C. A. K., beiden te Haar lem, die door de Haarlemsche rechtbank waren vrijgesproken van de ten laste gelegde inbraak ten kantore van het depot Haarlem van de N.Z. American Petroleum Compag nie. Deze inbraak had plaats in den nacht van 7 op 8 Augustus 1925, Uit het kantoor werd een brandkast gestolen, inhoudende 700, benevens de boeken van de administratie. De dieven hadden zich toegang verschaft door vernieling van een ruit. Tegelijk was uit den stal van de Maatschappij een paard en wagen gestolen. De dieven hadden brutaal weg de gestolen, brandkast met den wagen van de Petroleum Cie vervoerd. Het paard en de wagen werden den volgenden morgen in een steegje aangetroffen. De politie kreeg aanwijzingen, dat de brandkast verstopt was in een varkënsschuur in den Waarderpolder? en dat de dieven haar 's avonds zouden gaan openbreken. Eênige politiemannen stel den zich 's avonds verdekt op in de schuur. Spoedig verschenen I. K. en C. A. K. Toen zij bezig waren het stroo weg te doen dat de brandkast bedekte, traden de politieman- 1 nen të voorschijn. Er ontstond een gevecht 1 dat eindigde met de arrestatie van J. K., terwijl C. A. K. wist te ontvluchten. Hij werd echter later ook gearresteerd. Na het vrij sprekend vonnis van de llaarlemsche recht bank werden beklaagden onmiddellijk in vrij heid gesteld. Thans was alleen C. A. K. verschenen, i tegen J. K. werd verstek verleend. Bekl. werd aan een langdurig verhoor onderwor pen en hield zijn verklaringen, die hij in eer ste instantie had afgelegd, vol, De president: „U is onschuldig?" Bekl.: „Ja!" President: „U weet van niets". Bekl.: „Neen". President: „Wij zijn het er wel over eens, dat J. K. bij de varkënsschuur door de politie aangehouden is en dat u daar toen ook was. U bent toen ontvlucht". Vervolgens verhaalde bekl. uitvoerig hoe hij op die plaats kwam. Hij had gehoord van de gestolen brandkast en had den wagen van de Petroleum Cie uit de richting van den Waarderpolder zien komen. Hij had toen be grepen, dat de brankkast daar ergens ver stopt moest zijn. Hij was toen op weg ge gaan om haar te zoeken en onderweg was hij hij J, K. tegen gekomen, die hem vroeg, om met hem mee te gaan om hem te helpen een kast open te breken. Samen waren zij toen verder gegaan en zoodoende waren zij in de varkënsschuur gekomen. Raadsheer Mr. Jolles begreep niet, dat beklaagde nigt onmiddellijk de politie ge waarschuwd had toen hij de gestolen brand kast ontdekte en kon ook niet begrijpen hoe beklaagde, die reeds voor inbraak gezeten had, plotseling detectievenwerk ging ver richten. De verklaringen van den anderen be klaagde werden voorgelezen en hieruit bleek dat deze opgaf, dat hij in de Groote' Hout straat een onbekend persoon ontmoet had, die hem verzocht had in den Waarderpol der een kast open te breken. Hij was toen op weg gegaan, niet wetende dat dat de ge stolen brandkast was. Als eerste getuige werd gehoord de in specteur van .politie Tj. Swart, die uitvoerig verhaalde wat er bij de arrestatie van J. K. gebeurd was. De volgende getuige was de eigenaar van de varkënsschuur, die wederom verklaarde, dat beklaagde hem eens gevraagd had of hij een zoodje oude rommel in het schuurtje mocht neergooien. De proöureur-generaal mr. van Harinxma thoe Slooten merkte op, dat de verklaringen van de twee hoofdgetuigen zeer bezwarend voor bekl. zijn en meende dat er termen aanwezig waren, daarom bekl.'s gevangenne ming voor de pauze te vragen. De verdediger mr. de Rijke, verzette zich tegen dit verzoek. Het Hof achtte voldoende redenen aanwe zig voor gevaar van ontvluchten van bekl. en gaf bevel tot zijn onmiddellijke gevan genneming. Na de pauze werd als getuige geboord de directeur van het depot Haarlem van de American Petroleum Company, die de in braak geconstateerd had. De verklaringen van eenige getuigen décharge wierpen geen nieuw licht op de zaak. De laatste getuige décharge was de vrouw van J. K., die zeide, dat haar man niet ter terechtzitting verschenen was, om dat hij zoo zenuwachtig was. Pres. tot bekl.: Wat is nu uw houdiné ten slotte? Bekl.: Dat ik aan de inbraak part nog deel heb. De, Proc.-Generaal zeide te begrijpen, dat de verdediger in de eerste plaats zal aanvoe ren, dat er geen sprake is van diefstal van paard en wagen, maar van diefstal van het vruchtgenot. Spr. was het met die stelling niet eens, maar verklaarde te weten, dat hij de jurisprudentie in dit geval tegen zich heeft. Waar diefstal van vruchtgenot niet strafbaar is, zeide spr. vrijspraak te moeten vragen van dit deel van het ten laste ge legde. Spr. zeide echter mee te hebben de juris prudentie, wat betreft Hen diefstal van de brandkast. Spr. meende, dat deze diefstal bewezen is en ging 'uitvoerig na de verkla ringen van de getuigen. Voor de rechtbank had bekl. verklaard, dat hij J. K. niet ken de en nu bleek, dat deze geen. onbekende van hem was. Nog meer tegenstrijdige ver klaringen had beklaagde afgelegd. Spr. vond het merkwaardig, dat J. K. en C. A K. elkaar de schuld geven dat zij in het schuurtje geweest zijn, terwijl de politie geconstateerd heeft, dat zij beiden binnen waren. De opgaven van beklaagde zouden alleen te gelopven zijn, als hij de politie in gelicht had over het vinden van de brand kast. Gok het, verhaal van J. K, vond spr. reer onwaarschijnlijk. Spreker meende, dat het wettig en over tuigend bewijs geleverd is en dus het vonnis van de Haarlemsche Rechtbank onjuist ge wezen is. Wat de strafmaat betreft, vond spr., dat er rekening mee gehouden moet worden, dat hier sprake is van een zeer j ernstig misdrijf. Waar de brandkast zeer zwaar is, moeten beiden haar vervoerd heb- ben. Spr. vroeg vernietiging van het vrij sprekend vonnis van de Haarlemsche recht bank en veroordeeling van beklaagden tot drie jaar gevangenisstraf, met bevel van ge vangenneming van J. K. bij het arrest. De verdediger, mr. de Rijke meende, dat de Haarlemsche politie deze zaak verknoeid heeft door te haastig in te grijpen. Ook plei ter ging de feiten uitvoerig na en conclu deerde, dat bekl.'s schuld niet vaststaat. Door den diefstal van de dichte brandkast heeft niet plaats gehad de eigenlijke diefstal. Eerst in de opening van het omhulsel vindt de diefstal plaats. PI. vond het onwaarschijnlijk dat iemand, die verstand heeft van het forceeren van brandkasten, een brandkast door de heele stad gaat vervoeren in plaats van haar rus tig ter plaatse open te breken. PI. zeide de overtuiging te hebben, dat er verraad in het spel is bij de ontdekking der politie en meende, dat het een open vraag zal blijven of beklaagden niet de dupe zijn van dit verraad. PI. concludeerde tenslotte tot vrijspraak en vroeg de invrijheidstelling van beklaagde. De Procureur-Generaal verzette zich tegen dit verzoek. Na raadkamer wees het Hof het verzoek van den verdediger af. 4 De uitspraak werd tenslotte bepaald op 6 Mei a.s. (Zitting van Donderdagmiddag.) Men zal zich ongetwijfeld nog herinne ren het verhaal van de consternatie, die op Donderdag 4 Maart j.l. des avonds om streeks 10 uur, in een danszaal van het ge bouw „Olympia aan den Kinderhuissingel ontstond, toen de 24-jarige R. V. twee scho len loste op het 19-jarig meisje F. M. uit Heemstede, omdat dit met een anderen ,ongen danste, dan met hem. Een der schoten trof het meisje licht in de linkerborst, waar zij een tweetal opper vlakkige wonden kreeg. Het jaloersche jongmensch was al spoe dig ingerekend en had zich gisterenmiddag voor de Haarlemsche Rechtbank voor zijn daad te verantwoorden. Hem was ten laste gelegd: poging tot doodslag. Allereerst stelde de president hem een aantal vragen over zijn levensloop en zijn betrekking tot 't meisje. Hij had, zooals uit het verhoor bleek, in December van 't vorig iaar kennis met juffr. M. gemaakt en ging wel eens een avondje met haar uit. In 't be gin van Januari 1926 had hij van een onbe kende een browning gekocht. Met welk doel? vroeg de president. „Om mij zelf van het leven te berooven, daar ik veel tegenslagen had ondervonden," was 't antwoord. Reeds vóór den 4en Maart had hij al „kwestie" met juffr. M. gehad. Hij vond, dat ze veel te vriendelijk deed tegen andere jongens en had haar daarop gewe zen met de woorden: „Pas op, want anders ben je nog niet van mij af." Bekl. vertelde zelf dien avond de ver keering te hebben uitgemaakt en haar te hebben gezegd: „Wanneer je binnen drie maanden je met een anderen jongen be moeit, zal je nog niet van mij af zijn." Aan die afspraak had juffr. M. zich dus volgens hem te houden. Maar een paar dagen later, op 26 Fe bruari hadden ze allebei weer spijt en maak ten 't maar weer aan. Zoo werd het Donderdag 4 Maart. Van een vriend, die in hetzelfde kosthuis lo geerde als bekl., vernam R, V., dat deze vriend mét juffr. M. had afgesproken in „Olympia te gaan dansen en haar naar huis te zullen brengen. Dat was niet volgens de afspraak dacht V. en dies toog hij des avonds ook naar „Olympia". Hij zag 't meisje en mocht éénmaal met haar dansen, maar toen weigerde zij en gaf haar arm aan een anderen cavalier. Daar begon de nijd en jaloerschheid bem parten te spelen. Het was kwart over 10, toen hij zag, dat weer een anderen, jongen haar ten dans vroeg; toen was hij zich zelf niet meer meester, trok zijn revolver uit den zak en schoot. Bekl. zeide, dat hij wel in de richting van het meisje schoot, doch niet op haar mikte; zoo maar in 't wilde weg. Het eerste schot raakte het meisje niet Hij had^ ook niet de bedoeling, zeide bekl. om 't meisje te raken, 't was maar bangmakerij. Maar deed u 't dan niet om haar van 't leven te berooven? was de vraag van den president. 't Was niet om haar van 't leven te be rooven, meende bekl,, maar alleen om mijn woede te koelen. Hij had geschoten, zonder zich zelf reken schap van de gevolgen van zijn daad te geven. Maar dif eerste schot werd gevolgd door een tweede, dat Op 25 c.M. afstand van 't meisje werd gelost en dit trof haar licht in de linkerborst: Voor de derde maal wilde V. schieten, maar dat werd hem door een vriend, die zijn pols vastgreep en hem de - revolver af nam, belet. De browning was met scherpe patronen geladen. Nog eens verzekerde V. niet geschoten te hebben om 't meisje te dooden, alleen maar om zijn woede te koelen. Had hij iets an ders bij de hand gehad, dan had hij daar mede waarschijnlijk geslagen. Als getuige werd eerst gehoord Dr. Ruys, als deskundige, die de wonden had onder zocht en had bevonden, dat 't twee onbe duidende schotwonden waren, zeer opper vlakkig had de kogel geraakt. Was het schot meer rechtstreeks gericht, dan had er zeker levensgevaar bestaan. De wonden waren na 10 dagen weer ge nezen en de patiënte bad er geen nadeelige gevolgen van ondervonden. De tweede getuige, het meisje F. M. op wie het schot gelost was, vertelde van haar verkeering met R. V. Ze vertelde ook hoe hij op 4 Maart in „Olympia" was. Éénmaal had ze met hem gedanst, later vroeg hij haar weer, .maar ze wilde niet. Toen- een andere jongen haar kwam vra gen, hoorde ze plotseling een schot langs haar linker oor gaan Ze kon niet zien wie er schoot, doch in haar angst liep ze weg. Een tweede schot viel en dit raakte haar linker borst. Ze had weinig pijn gevoeld. De wonden waren na 14 dagen weer genezen. De browning waarmee geschoten werd, had ze reeds vroeger in bekl.'s bezit gezien. Als get. werd nog gehoord, zekere S. die ook in Olympia aanwezig was en na het tweede schot bekl. het wapen had afge nomen. Volgens hem is bekl. een kalm, bedaard persoon. Na 't schot was hij in een zeer zenuwachtigen toestand. Nadat nog een geweermaker over het wapen was gehoord en de agent, die pro ces-verbaal had opgemaakt, nam de Officier van Justitie het woord. Bekl. staat terecht, aldus spr. wegens poging tot doodslag. Bekl. heeft bij het vooronderzoek vol mondig toegegeven, dat hij bij 't tweede schot het meisje van het leven wilde be rooven. Nu trekt hij die bewering evenwel in, doch dit zal hem weinig baten. Hij heeft Het schot wel degelijk in de richting van het meisje- gelost en haar getroffen. Moeilijker is het bepalen der strafmaat. Het feit op zich zelf is zeer ernstig, voor al waar 't in een volle zaal gebeurde; even wel wil spr. enkele verzachtende omstan digheden in aanmerking nemen. Bekl. is nog jong, zijn gedrag was tot nog toe goed' en spr. meent, zonder in verdere details te willen treden, dat in deze het meisje ook niet geheel vrij uijt gaat. Dit in aanmerking nemend eischt spr. we gens poging tot doodslag een gevangenis straf van een jaar en zes maanden. Als verdediger van bekl. trad op mr. J. C. J. Nieuwenhuis. De positieve feiten beschouwend, stelde pleiter het volgende "vast: Het eerste schot raakte niemand; het twee de schot raakte juffr. K, licht; het derde schot werd verhinderd. Spr. -gaat dan de psychische factoren na, die vooral in deze zaak van groot belang zijn en in dat ver band schetst-spr. den levensloop en den persoon van bekl., die veel aan neerslach- tigheid leed met alle gevolgen daarvan. Zijn verhouding tot hel meisje kan spr. niet opvatten als liefde, doch meer als een zinnelijke neiging. Waar bkl. in drift enjn opgewonden toestand handelde, meende spr. dat elke opzet was uitgesloten, zoodat van poging tot doodslag geen sprake kan zijn. Hoogstens zou hem ten laste gelegd kunnen worden: Het toebrengen vant licha melijk letsel door schuld, doch dit is niet ten laste gelegd. Daarom vraagt spr. vrij spraak; indien de Rechtbank echter anders mocht oordeelen, vraagt spr. de uiterste clementie. De uitspraak werd bepaald op Donderdag 29 April a.s. Naar wij van verschillende zijden verne men, treedt het zwartrand in de hyacinthen, zoo onrustbarend op dat verschillende par tijen als verloren kunnen worden be- schouwd. Alle mogelijke en onmogelijke be- j strijdingsmiddelen worden aangewend, doch altijd met negatieve resultaten. Daar waar het zwartrand optreedt snijdt de een het loof af, de ander schoffelt het af, een derde rooit de bollen uit om ze op de vuilnishoop te werpen, en telkenmale als de partijen worden nagezien, wordt de gevreesde ziekte weer gevonden. Zoo voort gaande kan dit als een ramp worden be schouwd in de hyacinthenteelt, waar men tot nog toe machteloos tegenover staat. Over het gewas van de tulpen kan men over het algemeen zeer tevreden zijn. Als de gewassen zoo uit mogen groeien, kan men op een best gewas rekenen.' Ook de narcissen staan er goed voor. Het van-de- wortel gaan treedt ook meer en meer op. Vooral geldt dit voor de Poëticussoorten. Als bestrijdingsmiddel wordt met succes toe- gepast 'n besproiing met formaline. De han del daarentegen is nog stug te noemen. De exporteur kijkt nog even de kat uit den boom, een stille hoop koesterende, dat de hooge prijzen, meer in het teeken van de j dalende richting staan. De tusschenhande- laar kan geen zaken doen, omdat de kwee- 1 ker niet aankoopt voor kraamuitbreiding. of verbetering. De sluiting van Amerika voor de narcissen is hiermede wel een der oor zaken van. De groene veilingen geven daar al reeds een beeld van. Alleen crocussen gaan graag voor zeer hooge prijzen weg. GENOOTSCHAP VAN R.K. KUNSTENAARS VOOR HAARLEM EN OMSTREKEN. De tentoonstelling door bovengenoemd ge nootschap georganiseerd zal gehouden wor den van 28 April tot 8 Mei, in de zalen van den R.K. Kring (Jansstraat 49) te Haarlem. Tijdens de tentoonstelling zullen er drie voordrachtavonden plaats vinden. 30 April zal mevr. Ellen Russe „Claudel s Maria Boodschap" voordragen. 3 Mei geeft Marinus Monnikendam een pia no-recital en zal dan met den cellist P. Lenz uit Amsterdam voor de eerste maal zijn Sonate voor piano en cello ten ge- hoore brengen. 7 Mei spreekt Jos. Vander- velden over de regie van Ibsen's „Peer Gynt". De opening der tentoonstelling heeft plaats op Woensdag 28 April des namiddags ten 3 De Minister van Oorlog neemt zijn ont slag. De beer Lambooy weder benoemd. Jhr. Dr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg neemt ontslag als lid der Tweede Kamer. 1 Onderscheiding van H. M. de Koningin en Mgr. Nolens. Doortastend beleid der regeering in het belang van Drente. Het melkconlict in de Hoofdstad voorioo- pig opgelost Twee kinderen te Amsterdam verbrand. De onderhandelingen tusschen werkgevers en werknemers in het Britsche mijnbedrijf op het doode punt gekomen. Baldwin zal thans bemiddelend optreden.. De luxe-trein ParijsBarcelona komt in botsing met een goederentrein. Vijf personen worden gedood. Zie verder Laatste Nieuws. Barometerstand 9 uur v,m,: 759. Vooruit. Licht op. De lantaarns moeten morgen worden opgestoken om 7.41. Medegedeeld door het Kon. Ned. Meteoro logisch Instituut te De Bildt Naar waarnemingen in den morgen van 23 April 1926. Hoogste Barometerstand 769.0 m.M. te Vardóe. Laagste Barometerstand 755.8 m.M. te Sa erna. Verwachting van den avond van 23 tot den avond van 24 April: Zwakke tot matigen wind uit noordelijke richtingen, zwaarbewolkt met tijdelijke op klaringen, waarschijnlijk enkele regenbuien, zelfde temperatuur. TUINBOUWVEREENIGING „ONS BUITEN". Woensdag 21 April hield bovengenoemde vereeniging een druk bezochte vergadering in het gebouw van den heer Zwart, Heeren singel 97. Na lezing der notulen werd doel en streven nogmaals uiteengezet en reglement en statuten goedgekeurd. Medegedeeld werd dat nog een tiental tuinen beschikbaar zijn. Tuinliefhebbers, die nog in aanmerking wen- schen te komen, moeten vóór 1 Mei kennis daarvan geven bij het bestuur. De excursie zal gehouden worden naar den gemeente lijken Kweektuin Zondag 9 Mei a.s. voor de leden der vereeniging. Voor den inhoud van deze rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk. HET LITTER AIR-ECONOMISCH ONDERWIJS TE HAARLEM. Door het Gemeentelijk Lvceum te Haarlem wordt onder de ouders of verzorgers van eventueel toekomstige pupillen een boekje verspreid. De bedoeling is blijkbaar juiste denkbeelden te verbreiden omtrent doel en inrichting van het onderwijs, dat aan ge noemd instituut wordt gegeven. In één opzicht moet ik tot mijn spijt con stateer en, dat bedoeld geschriftje verkeerde voorstellingen kan wekken en daarom hoop ik, dat U, hooggeachte Redacte, mij als voor. zitter van de Landelijke Vereeniging van Directeuren en Leeraren bij het Litterair- Economisch Onderwijs gastvrijheid zult wil len verlcenen om dit zooveel mogelijk te helpen voorkomen. Het gevolg toch zou kunnen zijn, dat ouders, of later leerlingen, wat veel erger zou zijn, er door gedupeerd zouden kunnen worden. De Litterair-Economische H. B. S. te Haar lem is algemeen bekend als de Hoogere Han delsschool onder directoraat van Dr. S. Elzinga. Deze school heeft hetzelfde programma en hetzelfde doel, alsmede dezelfde rechten als de scholen van dienzelfden naam te Am sterdam, Rotterdam, Utrecht, Gronigen en andere plaatsen in ons land. Het programma heeft Zijne Excellentie Minister de Visser voor den geest gestaan, toen hij in de Koninklijke Besluiten van Nov. en Dec. 1923 en in het Wetsontwerp op het Voorberei dend Hooger en Middelbaar Onderwijs aan dat "onderwijs ee wettige basis wilde geven. Het programma is het historisch resultaat van de vraag naar maatschappelijk onder wijs van algemeen vormenden aard gedu rende de laatste 25 jaren en omvat dus eco nomie, boekhouden, handelsrekenen en de moderne talen als hoofdvakken. De Litte rair-Economische H. B. S. wijdt uitsluitend haar aandacht aan dezen vorm van onder wijs. Zij is de aangewezen opleiding voor den aanstaanden koopman en voor maat schappelijke functies. Het Gemeentelijk Lyceum heeft naast de vroegere H. B. S.-afdeeling, dus de wis- en natuurkundige richting, een klassieke afdee- ling en bovendien nog een Litterair-Econo mische afdeeling met een, natuurlijk, nog al van den gewonen vorm afwijkend pro gram. Ik zeg „natuurlijk", omdat anders de oprichting van deze afdeeling, die pas in het vierde leerjaar aanvangt, vlak naast de Lit terair-Economische H. B. S. als zelfstandig onderwijs-instituut, geen zin zou gehad heb ben. Het Gemeentelijk Lyceum heeft dus een Litterair-Economische afdeeling met proef-program, waarbij de klemtoon op de litteraire vakken wordt gelegd, waarbij de maatschappelijke richting meer op den ach tergrond staat en geen opleiding voor den handel is bedoeld. Of aan dezen vorm van onderwijs behoefte 'bestaat zal nog moeten blijken. Ik meen de ouders of verzorgers van eventueel toekomstige leerlingen van het Litterair-Economisch Onderwijs te Haarlem een dienst te doen door hen te wijzen op het verschil tusschen het Litterair-Econo misch Onderwijs aan de Litterair-Economi sche H. B. S. (Hoogere Handelsschool) en, de Litterair--Economische Afdeeling van het Gemeentelijk Lyceum. Het bovenbedoelde propaganda-boekje wekt m.i. te veel den indruk, dat er zulk een verschil niet zou bestaan. Haarlem, 22 April 1926. R. KLAVER,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 1