Een kinderhand.
Uit bet St. Miohaëlkamp.
Het revolverschot in de
danszaal van „Olympia".
Voornaamste Nieuws
Plaatselijk Nieuws
Vrijdag 23 April 1926»» DAGBLAD VOOR NOORD- EN ZUID-HOLLAND 50ste Jaargang No. 16232
Dit nummer bestaat uit 10 bladzijde^. Eerste blad.
De Minister van Oorlog
neemt ontslag.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
De Emmabloem-collecte
te Amsterdam.
De inbraak bij de N. V.
Petroleum-Company
te Haarlem.
VAN ONZE RECHTBANK.
Een liefdeshistorie.
Uit de bloembollenwereld.
in dit nummer.
J. J. WEBER ZOON
OPTICIENS - FABRIKANTEN
Koningstraat 10 Haarlem.
Telegraphisch Weerbericht
INGEZONDEN.
De abonnementsprijs bedraagt voor
Haarlem en Agentschappen:
Per week 0.25
Per kwartaal3.25
Franco per post per kwartaal bij
vooruitbetaling 3.58
Bureaux: NASSAULAAN 49.
Telefoon No. 13S66 (3 lijnen).
Postrekening No. 5970.
.r.Ile abonne s op dit blad zijn, ingevolge de verzekeringsvoorwaarden fQAfldl T 1 ui
tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende" uitkeeringen: IOUUU.' ^ele ongeschiktheid tot werken door f7Cfl bij een ongeval met f«fl bij verlies van een hand, f IOC bij verlies van een fCft bij'n breuk van
-verlies van beide armen, beide beenen of beide oogeq,- I JU^doodelijken afloop: 1 £tJUn" een voet of een oog: I duim of wijsvinger: 1 3U." been of arm:
Adverlentiën 35 cents per regeL
Bij contract belangrijke korting.
Advertentiën tusschen den tekst,
als ingezonden mededeeling, 60 cL
per regel; op de le pagina's 75 et*
per regel. Vraag- en aanbod-
advertentiën, 14 regels 60 ei
per plaatsing, elke regel meer
15 ct., bij vooruitbetaling.
f 4(1 k') verlies v. een.
IfkU» andere vinger.
In „de Socialistische Gids" van April
heeft dr. van der Waerden een overzicht
gegeven van de voornaamste resultaten der
jongste beroepstelling, naar de cijfers van
het Centraal Bureau voor de Statistiek, als
mede van de jongste statistiek der onder
nemingen, naar de ongevallenstatistiek der
Rijksverzekeringsbank.
Dat is op zich zelf een verdienstelijk werk
en aan een wetenschappelijk man als dr.
van der Waerden is dit ook alleszins toe
vertrouwd.
Maar op grond van die becijferingen nu
tot de conclusie te komen, dat „de ontwik
keling van het Nederlandsche bedrijfsleven
volkomen bevestigt wat onze socialistische
theorie daaromtrent leert," zooals Het Volk
in een hoofdartikel van gisteren juicht, dat
is toch wel wat heel sterk.
De zaak is te belangrijk om ze oppervlak
kig te behandelen. Daarom laten wij hier
volgen hoe „Het Volk" zelf het werk van
dr. van der Wearden samenvat en de con
clusies, die het roode hoofdorgaan daaruit
trekt.
Voer elke 100 in een bedrijf als onder
nemers of als loontrekkenden werkzame
personen waren werkzaam in de
1899 1909 1920
nijverheid 33,8 35,2' 37.8
landbouw 29.6 27.3 22.9
visscherij en jacht 1.2 1.1 0.7
handel en verkeer 16.8 18.4 19.6
overige groepen 18.6 18.0 19.1
Terwijl dus op het eind der vorige eeuw
nog haast evenveel personen in den land
bouw als in de nijverheid werkzaam waren,
waren twintig jaar later reeds veel meer dan
anderhalf maal zooveel personen bij de in
dustrie dan bij den landbouw betrokken.
Heeft die ontwikkeling zich sinds dien
voortgezet en er is geen enkele reden om
te onderstellen dat dit niet het geval zal
zijn dan, zoo merkt v. d. Waerden op,
hëalt thans de landbouw de 20 pet niet
meer, terwijl de industrie de 40 pet. reeds
bijna zou hebben bereikt. Met handel en
verkeer samen zou de nijverheid reeds ver
over de 60 pet. der in het bedrijfsleven
werkzame personen omvatten, veel meer
dan driemaal zooveel als de landbouw.
Ziet men in, welk een omwenteling dit
beteekent in slechts weinige jaren, hoezeer
ons land en onze bevolking aldus in korten
tijd van aspekt veranderd zijn, welk een
wijziging in de geestesgesteldheid, in op
vattingen en gezindheden dit meegebracht
moet hebben, hoezeer de kansen voor de
sociaal-demokratie er dientengevolge op
vooruitgegaan zijn?
Wanneer men in de onderdeden afdaalt,
Wqrdt het beeld nog duidelijker. Sedert de
vorige volkstelling nam de bevolking met
17.2 pet. toe. Het aantal in den landbouw
werkzame personen nam echter slechts met
0.7 pet. toe. Daarentegen steeg het aantal
in de metaalindustrie arbeidende personen
bijv. met 65 pet., dat in het krediet- en
bankwezen zelfs met 196.7 pet. Dit zijn
verschuivingen van zulk een geweldigen om-
vang, dat zij met een totalen ommekeer van
alle verhoudingen gelijk staan.
Nog sterker spreekt dit, wanneer wij de
statistiek der ondernemingen raadplegen.
Wij volstaan met enkele van de merkwaar
digste cijfers.
Beschouwen wij als kleinbedrijf een on
derneming met minder dan 5 werklieden,
als middenbedrijf een met 549 en als
grootbedrijf een met 50 of meer werklie
den, Dan waren van elke 100 arbeiders
(eigenlijk typè-werklieden; 1 type-werk-
man 300 dagen arbeid) werkzaam in het
1903 1911 1919
kleinbedrijf 15.1 14.4 11,5
middenbedrijf 35.7 30.6 27.6
grootbedrijf 49.2 55.0 60.9
Alleen al in het allergrootste bedrijf, dus
in ondernemingen met 1000 of meer arbei
ders, waren in 1919 bijna 20 pet. (19.9) van
alle arbeiders werkzaam, terwijl dit percen
tage nog pas 13.1 bedroeg in 1903.
Het opmerkelijkst van alles is nog, dat deze
snelle ontwikkeling in het grootbedrijf
crescendo, hoe langer hoe vlugger, gaat. De
vermindering der beteekenis van het klein
bedrijf was in de jaren 1911—1919 nog be
langrijker dan in de voorafgaande periode,
terwijl de vermeerdering der beteekenis van
het allergrootste bedrijf in het laatste tijd
perk nog sterker in het oog sprong dan in
de jaren 19031911.
Zoo is de ontwikkeling in de richting van
hét socialisme, dat vooral op de industrie
en daarin op het grootbedrijf steunt, voor
ieder duidelijk, alle betoogen van Marx-
vemietigers ten spijt.
Ziedaar het Volkartikel eerlijk en letter
lijk weergegeven. Men oordeele nu zelf
over de kinderlijke vreugde van het socia
listische blad. Wat wordt door de inder
daad interessante cijfers aangetoond? Dit:
dat de verschuiving van het platteland naar
de groote steden voort gaat; dat de kleine
ambachtsbazen hoe langer hoe meer ver
dwijnen; dat het kleinbedrijf af en het
grootbedrijf toeneemt. Het eenige nieuws
daarbij zijn de juiste getallen; maar het ver
schijnsel zelf wekt bij niemand eenige ver
wondering; we zien het eiken dag als een
maatschappelijke evolutie. Maar wat dit
alles rechtstreeks met het socialisme te
maken heeft, hoe daarin een triomf van
het socialisme is te zien, men moet toch
wel zeer bijzondere hersens hebben om
dit te begrijpen. Wanneer het aantal win
keltjes, waarin snuisterijen, manufacturen,
speelgoed enz. verkocht wordt, afneemt en
de groote warenhuizen in aantal vermeer
deren, is dit dan socialisme? Wanneer de
werknemers in de metaalindustrie met 65
pet. en het aantal bedienden bij de groote
bankinstellingen met bijna 200 pet. toenam,
is dit dan „een omwenteling in socialisti
sche richting?" Wij zouden zeggen het duidt
op uitbreiding van een bepaalde industrie,
in een bepaalden tijd en op concentratie
van kapitaal. En dan moet men met zijn
conclusies al weer zeer voorzichtig zijn.
Juist van de genoemde metaalindustrie
wordt niet zonder reden gevreesd, dat zij
in ons land al over haar groei heen is en
het verloop van de bevolking der bankin
stellingen, de honderden, die nu en dan te
gelijk ontslagen worden, geven geen enkele
aanwijzing van een regelmatige ontwikke
ling. De luidste juichtoon van „Het Volk"
klinkt ons verder wel het schrilst in de
ooren; het is de mededeeling, dat het aan
tal personen in den landbouw werkzaam
hard achteruitgaat. Wil het socialisme dit
ook al als een triumf boeken? Laat men
dan maar eens kijken naar landen als
Frankrijk en Engeland, waar bitter ge
klaagd wordt over het leeg loopen van het
platteland en waar men op allerei midde
len zint om den landbouw weer in eere te
krijgen op grond van de zeer eenvoudige
overweging: zonder boeren geen eten!
De eenige conclusie, waartoe men in so
cialistische kringen op grond van boven
staande cijfers komen mag en die ook voor
ons een les bevat is deze: dat bij de voor
ieder zichtbare ontwikkeling der maat
schappij naar meer geconcentreerde bedrij
ven, naar meer opeenhooping der bevol
king ook, in groote steden, het socialisme
gemakkelijker vat krijgt. Het zal van de
leiders onzer christelijke samenleving, van
religieuse, politieke en sociale leiders, af
hangen in hoeverre die meer geconcentreer
de massa óf voor het socialisme óf voor de
christelijke solidariteitsgedachte zal gewon
nen worden. De groote strijd zal zeker in
de toekomst gaan tusschen het socialisme
en de christelijke solidariteitsgedachte.
Vandaar dat wij niei^ aflaten om in onze krin
gen aan te dringen op een eensgezinde so
ciale politiek der christelijke partijen, op
samenwerking van werkgevers en werkne
mers, op alles wat de groote taak van
christenleiders in dezen grooten tijd omvat.
Maar wanneer „Het Volk" in het feit van
groeiend industrialisme alleen al een triomf
van het socialisme ziet en zich daarmee blij
maakt, dan heeft dit toch veel van de kin
derhand, die gauw gevuld is.
Na onze artikelen over de vergadering der
Amaterdamsche Kiesvereeniging van verle
den week, krijgen we eindelijk eens iets te
hooren van den voor de St. Michaëlbewe-
ging allereerst verantwoordelijken persoon,
prof. Veraart zelf.
In „de Morgen" van hedenochtend ver
waardigt de Michaëlistenleider zich vanaf de
hoogte zijner professorale waardigheid eeni
ge oogenblikken tot ons, nederige stervelin
gen, te spreken. Dat gaat dan in dezen
geest: wat wij schreven waren „afschuwe
lijkheden". Wij zijn maar afgegaan op onge
controleerde indrukken; en het baat niets
om tegen den „scribent" van de N. Haarl.
Ct. in te gaan.
Jammer voor den professorenstand, dat
één van zijn vertegenwoordigers den zin van
een zakelijk betoog niet kan vatten en de
gelegenheid welke wij geboden hebben, om
n.m. het vraagstuk der verantwoordelijkheid
van zich als leiders opwerpende figuren
zoo buitengewoon actueel voor dezen tijd!
te belichten, laat voorbijgaan. Daarover zou
toch zulk een nuttig en vruchtbaar debat
mogelijk zijn geweest. Expres hebben wij
alle persoonlijkheden uit het debat gelaten;
niet gewezen op de talrijke evoluties, welke
de Delftsche hoogleeraar in zijn jonge leven
al heeft doorgemaakt; met opzet zijn veler
lei inconsequenties uit ons betoog gelaten,
om alleen aan de hand van zijn leidersschap
van St. Michaël nu eens een debat over lei
ding en verantwoordelijkheid uit te lokken.
En dat wijst hij met een groot gebaar efi
eenige denigreerende zinnen af.
Jammer.... voor hem!
Wat- de zaak zelf betreft: het verweer van
prof. Veraart heeft ons tot nu niet erg ge
troffen. Hij beroept zich op „De Tijtd" en de
zeven punten van het accoord. Goedig ver
onderstelt hij, dat deze ons natuurlijk niet
bekend waren. Uit ons artikel van gisteren
zal hem gebleken zijn, dat wij ze wel kenden
maar verschil maken tusschen geest en let
ter. Trouwens, het begint met die letter ge
vaarlijk te worden. Men heeft er nu een
Michaëlistischen taalgeleerde, dr. Moller,.
bijgehaald en die heeft zijn collega-Kamerlid
gelijk gegeven wat betreft de opvatting wat
de zin is van „evenredig kiesrecht" in het
zevende punt van het accoord.
Verder wordt het ons al heel gemakkelijk
gemaakt. In een onderschrift onder het ar
tikel van Prof. Veraart breekt de redactie
de heele redeneering van den hoogleeraar af.
Wij voor ons citeeren er slechts dezen zin
uit: „In zóóverre heeft de N. H. Ct. gelijk,
dat het rapport niet klopt op het strijddoel
van St. Michaël."
Dit is ons -voorloopig^ voldoende. Met be
langstelling zullen wij nu zien, hoe de Michaë-
listen het verder onder elkaar uitvechten;
wanneer althans van twee kampen kan ge
sproken worden. Het zou ons niet verbazen,
wanneer nagenoeg de geheele beweging met
de meening van „De Morgen" meeging, n.m.
dat er aan den geest van St. Michaël's-strijd
doel door het in behandeling zijnde reorgani
satierapport niet wordt voldaan. En dan blijft
onZe vraag onverzwakt staan: wat heeft Prof,
Veraart eigenlijk gedaan?
DE HEER LAMBOOY WEDEROM
BENOEMD.
Uit Den Haag wordt gemeld:
Daar bij den Minister van Oorlog a. i.
Minister van Marine, den heer Van Royen,
bezwaren zijn gerezen ter zake vap de voor
bereiding der instelling van een departement
van landsverdediging, heelt deze bewinds
man gemeend, zijn ontslagaanvrage te moe
ten indienen bij H. M. de Koningin. II. M,
heeft het ontslag aanvaard en tot Minister-
van Oorlog benoemd den heer J. M. J. M.
Lambooy, oud-minister van Oorlog.
Een opbrengst van 18.000.
De Amsterdamsche Vereeniging tot Be
strijding der Tuberculose deelt mede, dat
de Emma-bloem-collecte in de hoofdstad
18000 heeft opgebracht.
DRIE JAAR GEEISCHT.
INHECHTENISNEMING GELAST.
Gelijk reeds gisteren door ons werd mede
gedeeld, behandelde het Gerechtshof te Am
sterdam gisteren in hooger beroep de zaak
tegen den 39-jarigen muziekhandelaar J. K.
en den 26-jarigen C. A. K., beiden te Haar
lem, die door de Haarlemsche rechtbank
waren vrijgesproken van de ten laste gelegde
inbraak ten kantore van het depot Haarlem
van de N.Z. American Petroleum Compag
nie.
Deze inbraak had plaats in den nacht van
7 op 8 Augustus 1925, Uit het kantoor werd
een brandkast gestolen, inhoudende 700,
benevens de boeken van de administratie.
De dieven hadden zich toegang verschaft
door vernieling van een ruit. Tegelijk was uit
den stal van de Maatschappij een paard en
wagen gestolen. De dieven hadden brutaal
weg de gestolen, brandkast met den wagen
van de Petroleum Cie vervoerd. Het paard
en de wagen werden den volgenden morgen
in een steegje aangetroffen. De politie kreeg
aanwijzingen, dat de brandkast verstopt was
in een varkënsschuur in den Waarderpolder?
en dat de dieven haar 's avonds zouden
gaan openbreken. Eênige politiemannen stel
den zich 's avonds verdekt op in de schuur.
Spoedig verschenen I. K. en C. A. K. Toen
zij bezig waren het stroo weg te doen dat
de brandkast bedekte, traden de politieman-
1 nen të voorschijn. Er ontstond een gevecht
1 dat eindigde met de arrestatie van J. K.,
terwijl C. A. K. wist te ontvluchten. Hij werd
echter later ook gearresteerd. Na het vrij
sprekend vonnis van de llaarlemsche recht
bank werden beklaagden onmiddellijk in vrij
heid gesteld.
Thans was alleen C. A. K. verschenen,
i tegen J. K. werd verstek verleend. Bekl.
werd aan een langdurig verhoor onderwor
pen en hield zijn verklaringen, die hij in eer
ste instantie had afgelegd, vol,
De president: „U is onschuldig?"
Bekl.: „Ja!"
President: „U weet van niets".
Bekl.: „Neen".
President: „Wij zijn het er wel over eens,
dat J. K. bij de varkënsschuur door de
politie aangehouden is en dat u daar toen
ook was. U bent toen ontvlucht".
Vervolgens verhaalde bekl. uitvoerig hoe
hij op die plaats kwam. Hij had gehoord van
de gestolen brandkast en had den wagen van
de Petroleum Cie uit de richting van den
Waarderpolder zien komen. Hij had toen be
grepen, dat de brankkast daar ergens ver
stopt moest zijn. Hij was toen op weg ge
gaan om haar te zoeken en onderweg was hij
hij J, K. tegen gekomen, die hem vroeg, om
met hem mee te gaan om hem te helpen een
kast open te breken. Samen waren zij toen
verder gegaan en zoodoende waren zij in de
varkënsschuur gekomen.
Raadsheer Mr. Jolles begreep niet, dat
beklaagde nigt onmiddellijk de politie ge
waarschuwd had toen hij de gestolen brand
kast ontdekte en kon ook niet begrijpen hoe
beklaagde, die reeds voor inbraak gezeten
had, plotseling detectievenwerk ging ver
richten.
De verklaringen van den anderen be
klaagde werden voorgelezen en hieruit bleek
dat deze opgaf, dat hij in de Groote' Hout
straat een onbekend persoon ontmoet had,
die hem verzocht had in den Waarderpol
der een kast open te breken. Hij was toen
op weg gegaan, niet wetende dat dat de ge
stolen brandkast was.
Als eerste getuige werd gehoord de in
specteur van .politie Tj. Swart, die uitvoerig
verhaalde wat er bij de arrestatie van J. K.
gebeurd was.
De volgende getuige was de eigenaar van
de varkënsschuur, die wederom verklaarde,
dat beklaagde hem eens gevraagd had of hij
een zoodje oude rommel in het schuurtje
mocht neergooien.
De proöureur-generaal mr. van Harinxma
thoe Slooten merkte op, dat de verklaringen
van de twee hoofdgetuigen zeer bezwarend
voor bekl. zijn en meende dat er termen
aanwezig waren, daarom bekl.'s gevangenne
ming voor de pauze te vragen.
De verdediger mr. de Rijke, verzette zich
tegen dit verzoek.
Het Hof achtte voldoende redenen aanwe
zig voor gevaar van ontvluchten van bekl.
en gaf bevel tot zijn onmiddellijke gevan
genneming.
Na de pauze werd als getuige geboord
de directeur van het depot Haarlem van de
American Petroleum Company, die de in
braak geconstateerd had.
De verklaringen van eenige getuigen
décharge wierpen geen nieuw licht op de
zaak. De laatste getuige décharge was de
vrouw van J. K., die zeide, dat haar man
niet ter terechtzitting verschenen was, om
dat hij zoo zenuwachtig was.
Pres. tot bekl.: Wat is nu uw houdiné ten
slotte?
Bekl.: Dat ik aan de inbraak part nog deel
heb.
De, Proc.-Generaal zeide te begrijpen, dat
de verdediger in de eerste plaats zal aanvoe
ren, dat er geen sprake is van diefstal van
paard en wagen, maar van diefstal van het
vruchtgenot. Spr. was het met die stelling
niet eens, maar verklaarde te weten, dat hij
de jurisprudentie in dit geval tegen zich
heeft. Waar diefstal van vruchtgenot niet
strafbaar is, zeide spr. vrijspraak te moeten
vragen van dit deel van het ten laste ge
legde.
Spr. zeide echter mee te hebben de juris
prudentie, wat betreft Hen diefstal van de
brandkast. Spr. meende, dat deze diefstal
bewezen is en ging 'uitvoerig na de verkla
ringen van de getuigen. Voor de rechtbank
had bekl. verklaard, dat hij J. K. niet ken
de en nu bleek, dat deze geen. onbekende
van hem was. Nog meer tegenstrijdige ver
klaringen had beklaagde afgelegd.
Spr. vond het merkwaardig, dat J. K. en
C. A K. elkaar de schuld geven dat zij in
het schuurtje geweest zijn, terwijl de politie
geconstateerd heeft, dat zij beiden binnen
waren. De opgaven van beklaagde zouden
alleen te gelopven zijn, als hij de politie in
gelicht had over het vinden van de brand
kast. Gok het, verhaal van J. K, vond spr.
reer onwaarschijnlijk.
Spreker meende, dat het wettig en over
tuigend bewijs geleverd is en dus het vonnis
van de Haarlemsche Rechtbank onjuist ge
wezen is. Wat de strafmaat betreft, vond
spr., dat er rekening mee gehouden moet
worden, dat hier sprake is van een zeer
j ernstig misdrijf. Waar de brandkast zeer
zwaar is, moeten beiden haar vervoerd heb-
ben. Spr. vroeg vernietiging van het vrij
sprekend vonnis van de Haarlemsche recht
bank en veroordeeling van beklaagden tot
drie jaar gevangenisstraf, met bevel van ge
vangenneming van J. K. bij het arrest.
De verdediger, mr. de Rijke meende, dat
de Haarlemsche politie deze zaak verknoeid
heeft door te haastig in te grijpen. Ook plei
ter ging de feiten uitvoerig na en conclu
deerde, dat bekl.'s schuld niet vaststaat.
Door den diefstal van de dichte brandkast
heeft niet plaats gehad de eigenlijke diefstal.
Eerst in de opening van het omhulsel vindt
de diefstal plaats.
PI. vond het onwaarschijnlijk dat iemand,
die verstand heeft van het forceeren van
brandkasten, een brandkast door de heele
stad gaat vervoeren in plaats van haar rus
tig ter plaatse open te breken.
PI. zeide de overtuiging te hebben, dat er
verraad in het spel is bij de ontdekking der
politie en meende, dat het een open vraag
zal blijven of beklaagden niet de dupe zijn
van dit verraad.
PI. concludeerde tenslotte tot vrijspraak
en vroeg de invrijheidstelling van beklaagde.
De Procureur-Generaal verzette zich tegen
dit verzoek.
Na raadkamer wees het Hof het verzoek
van den verdediger af. 4
De uitspraak werd tenslotte bepaald op
6 Mei a.s.
(Zitting van Donderdagmiddag.)
Men zal zich ongetwijfeld nog herinne
ren het verhaal van de consternatie, die op
Donderdag 4 Maart j.l. des avonds om
streeks 10 uur, in een danszaal van het ge
bouw „Olympia aan den Kinderhuissingel
ontstond, toen de 24-jarige R. V. twee scho
len loste op het 19-jarig meisje F. M. uit
Heemstede, omdat dit met een anderen
,ongen danste, dan met hem.
Een der schoten trof het meisje licht in
de linkerborst, waar zij een tweetal opper
vlakkige wonden kreeg.
Het jaloersche jongmensch was al spoe
dig ingerekend en had zich gisterenmiddag
voor de Haarlemsche Rechtbank voor zijn
daad te verantwoorden.
Hem was ten laste gelegd: poging tot
doodslag.
Allereerst stelde de president hem een
aantal vragen over zijn levensloop en zijn
betrekking tot 't meisje. Hij had, zooals uit
het verhoor bleek, in December van 't vorig
iaar kennis met juffr. M. gemaakt en ging
wel eens een avondje met haar uit. In 't be
gin van Januari 1926 had hij van een onbe
kende een browning gekocht.
Met welk doel? vroeg de president.
„Om mij zelf van het leven te berooven,
daar ik veel tegenslagen had ondervonden,"
was 't antwoord. Reeds vóór den 4en Maart
had hij al „kwestie" met juffr. M. gehad. Hij
vond, dat ze veel te vriendelijk deed tegen
andere jongens en had haar daarop gewe
zen met de woorden: „Pas op, want anders
ben je nog niet van mij af."
Bekl. vertelde zelf dien avond de ver
keering te hebben uitgemaakt en haar te
hebben gezegd: „Wanneer je binnen drie
maanden je met een anderen jongen be
moeit, zal je nog niet van mij af zijn."
Aan die afspraak had juffr. M. zich dus
volgens hem te houden.
Maar een paar dagen later, op 26 Fe
bruari hadden ze allebei weer spijt en maak
ten 't maar weer aan.
Zoo werd het Donderdag 4 Maart. Van
een vriend, die in hetzelfde kosthuis lo
geerde als bekl., vernam R, V., dat deze
vriend mét juffr. M. had afgesproken in
„Olympia te gaan dansen en haar naar huis
te zullen brengen.
Dat was niet volgens de afspraak dacht
V. en dies toog hij des avonds ook naar
„Olympia".
Hij zag 't meisje en mocht éénmaal met
haar dansen, maar toen weigerde zij en gaf
haar arm aan een anderen cavalier.
Daar begon de nijd en jaloerschheid bem
parten te spelen.
Het was kwart over 10, toen hij zag, dat
weer een anderen, jongen haar ten dans
vroeg; toen was hij zich zelf niet meer
meester, trok zijn revolver uit den zak en
schoot.
Bekl. zeide, dat hij wel in de richting van
het meisje schoot, doch niet op haar mikte;
zoo maar in 't wilde weg.
Het eerste schot raakte het meisje niet
Hij had^ ook niet de bedoeling, zeide
bekl. om 't meisje te raken, 't was maar
bangmakerij.
Maar deed u 't dan niet om haar van 't
leven te berooven? was de vraag van den
president.
't Was niet om haar van 't leven te be
rooven, meende bekl,, maar alleen om mijn
woede te koelen.
Hij had geschoten, zonder zich zelf reken
schap van de gevolgen van zijn daad te
geven.
Maar dif eerste schot werd gevolgd door
een tweede, dat Op 25 c.M. afstand van 't
meisje werd gelost en dit trof haar licht in
de linkerborst:
Voor de derde maal wilde V. schieten,
maar dat werd hem door een vriend, die
zijn pols vastgreep en hem de - revolver af
nam, belet. De browning was met scherpe
patronen geladen.
Nog eens verzekerde V. niet geschoten te
hebben om 't meisje te dooden, alleen maar
om zijn woede te koelen. Had hij iets an
ders bij de hand gehad, dan had hij daar
mede waarschijnlijk geslagen.
Als getuige werd eerst gehoord Dr. Ruys,
als deskundige, die de wonden had onder
zocht en had bevonden, dat 't twee onbe
duidende schotwonden waren, zeer opper
vlakkig had de kogel geraakt. Was het schot
meer rechtstreeks gericht, dan had er zeker
levensgevaar bestaan.
De wonden waren na 10 dagen weer ge
nezen en de patiënte bad er geen nadeelige
gevolgen van ondervonden.
De tweede getuige, het meisje F. M. op
wie het schot gelost was, vertelde van haar
verkeering met R. V. Ze vertelde ook hoe
hij op 4 Maart in „Olympia" was.
Éénmaal had ze met hem gedanst, later
vroeg hij haar weer, .maar ze wilde niet.
Toen- een andere jongen haar kwam vra
gen, hoorde ze plotseling een schot langs
haar linker oor gaan Ze kon niet zien wie
er schoot, doch in haar angst liep ze weg.
Een tweede schot viel en dit raakte haar
linker borst.
Ze had weinig pijn gevoeld. De wonden
waren na 14 dagen weer genezen.
De browning waarmee geschoten werd, had
ze reeds vroeger in bekl.'s bezit gezien.
Als get. werd nog gehoord, zekere S. die
ook in Olympia aanwezig was en na het
tweede schot bekl. het wapen had afge
nomen.
Volgens hem is bekl. een kalm, bedaard
persoon. Na 't schot was hij in een zeer
zenuwachtigen toestand.
Nadat nog een geweermaker over het
wapen was gehoord en de agent, die pro
ces-verbaal had opgemaakt, nam de Officier
van Justitie het woord. Bekl. staat terecht,
aldus spr. wegens poging tot doodslag.
Bekl. heeft bij het vooronderzoek vol
mondig toegegeven, dat hij bij 't tweede
schot het meisje van het leven wilde be
rooven.
Nu trekt hij die bewering evenwel in,
doch dit zal hem weinig baten. Hij heeft
Het schot wel degelijk in de richting van
het meisje- gelost en haar getroffen.
Moeilijker is het bepalen der strafmaat.
Het feit op zich zelf is zeer ernstig, voor
al waar 't in een volle zaal gebeurde; even
wel wil spr. enkele verzachtende omstan
digheden in aanmerking nemen.
Bekl. is nog jong, zijn gedrag was tot nog
toe goed' en spr. meent, zonder in verdere
details te willen treden, dat in deze het
meisje ook niet geheel vrij uijt gaat.
Dit in aanmerking nemend eischt spr. we
gens poging tot doodslag een gevangenis
straf van een jaar en zes maanden.
Als verdediger van bekl. trad op mr. J.
C. J. Nieuwenhuis.
De positieve feiten beschouwend, stelde
pleiter het volgende "vast:
Het eerste schot raakte niemand; het twee
de schot raakte juffr. K, licht; het derde
schot werd verhinderd. Spr. -gaat dan de
psychische factoren na, die vooral in deze
zaak van groot belang zijn en in dat ver
band schetst-spr. den levensloop en den
persoon van bekl., die veel aan neerslach-
tigheid leed met alle gevolgen daarvan.
Zijn verhouding tot hel meisje kan spr.
niet opvatten als liefde, doch meer als een
zinnelijke neiging. Waar bkl. in drift enjn
opgewonden toestand handelde, meende
spr. dat elke opzet was uitgesloten, zoodat
van poging tot doodslag geen sprake kan
zijn. Hoogstens zou hem ten laste gelegd
kunnen worden: Het toebrengen vant licha
melijk letsel door schuld, doch dit is niet
ten laste gelegd. Daarom vraagt spr. vrij
spraak; indien de Rechtbank echter anders
mocht oordeelen, vraagt spr. de uiterste
clementie.
De uitspraak werd bepaald op Donderdag
29 April a.s.
Naar wij van verschillende zijden verne
men, treedt het zwartrand in de hyacinthen,
zoo onrustbarend op dat verschillende par
tijen als verloren kunnen worden be-
schouwd. Alle mogelijke en onmogelijke be-
j strijdingsmiddelen worden aangewend, doch
altijd met negatieve resultaten.
Daar waar het zwartrand optreedt snijdt
de een het loof af, de ander schoffelt het
af, een derde rooit de bollen uit om ze op
de vuilnishoop te werpen, en telkenmale
als de partijen worden nagezien, wordt de
gevreesde ziekte weer gevonden. Zoo voort
gaande kan dit als een ramp worden be
schouwd in de hyacinthenteelt, waar men
tot nog toe machteloos tegenover staat.
Over het gewas van de tulpen kan men
over het algemeen zeer tevreden zijn. Als
de gewassen zoo uit mogen groeien, kan
men op een best gewas rekenen.' Ook de
narcissen staan er goed voor. Het van-de-
wortel gaan treedt ook meer en meer op.
Vooral geldt dit voor de Poëticussoorten.
Als bestrijdingsmiddel wordt met succes toe-
gepast 'n besproiing met formaline. De han
del daarentegen is nog stug te noemen.
De exporteur kijkt nog even de kat uit den
boom, een stille hoop koesterende, dat de
hooge prijzen, meer in het teeken van de
j dalende richting staan. De tusschenhande-
laar kan geen zaken doen, omdat de kwee-
1 ker niet aankoopt voor kraamuitbreiding. of
verbetering. De sluiting van Amerika voor
de narcissen is hiermede wel een der oor
zaken van. De groene veilingen geven daar
al reeds een beeld van. Alleen crocussen
gaan graag voor zeer hooge prijzen weg.
GENOOTSCHAP VAN R.K. KUNSTENAARS
VOOR HAARLEM EN OMSTREKEN.
De tentoonstelling door bovengenoemd ge
nootschap georganiseerd zal gehouden wor
den van 28 April tot 8 Mei, in de zalen van
den R.K. Kring (Jansstraat 49) te Haarlem.
Tijdens de tentoonstelling zullen er drie
voordrachtavonden plaats vinden. 30 April
zal mevr. Ellen Russe „Claudel s Maria
Boodschap" voordragen.
3 Mei geeft Marinus Monnikendam een pia
no-recital en zal dan met den cellist
P. Lenz uit Amsterdam voor de eerste maal
zijn Sonate voor piano en cello ten ge-
hoore brengen. 7 Mei spreekt Jos. Vander-
velden over de regie van Ibsen's „Peer Gynt".
De opening der tentoonstelling heeft plaats
op Woensdag 28 April des namiddags ten 3
De Minister van Oorlog neemt zijn ont
slag. De beer Lambooy weder benoemd.
Jhr. Dr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg
neemt ontslag als lid der Tweede Kamer.
1
Onderscheiding van H. M. de Koningin en
Mgr. Nolens.
Doortastend beleid der regeering in het
belang van Drente.
Het melkconlict in de Hoofdstad voorioo-
pig opgelost
Twee kinderen te Amsterdam verbrand.
De onderhandelingen tusschen werkgevers
en werknemers in het Britsche mijnbedrijf op
het doode punt gekomen. Baldwin zal thans
bemiddelend optreden..
De luxe-trein ParijsBarcelona komt in
botsing met een goederentrein. Vijf personen
worden gedood.
Zie verder Laatste Nieuws.
Barometerstand 9 uur v,m,: 759. Vooruit.
Licht op. De lantaarns moeten morgen
worden opgestoken om 7.41.
Medegedeeld door het Kon. Ned. Meteoro
logisch Instituut te De Bildt
Naar waarnemingen in den morgen van
23 April 1926.
Hoogste Barometerstand 769.0 m.M. te
Vardóe.
Laagste Barometerstand 755.8 m.M. te
Sa erna.
Verwachting van den avond van 23 tot
den avond van 24 April:
Zwakke tot matigen wind uit noordelijke
richtingen, zwaarbewolkt met tijdelijke op
klaringen, waarschijnlijk enkele regenbuien,
zelfde temperatuur.
TUINBOUWVEREENIGING
„ONS BUITEN".
Woensdag 21 April hield bovengenoemde
vereeniging een druk bezochte vergadering
in het gebouw van den heer Zwart, Heeren
singel 97. Na lezing der notulen werd doel en
streven nogmaals uiteengezet en reglement
en statuten goedgekeurd. Medegedeeld werd
dat nog een tiental tuinen beschikbaar zijn.
Tuinliefhebbers, die nog in aanmerking wen-
schen te komen, moeten vóór 1 Mei kennis
daarvan geven bij het bestuur. De excursie
zal gehouden worden naar den gemeente
lijken Kweektuin Zondag 9 Mei a.s. voor de
leden der vereeniging.
Voor den inhoud van deze rubriek stelt de
Redactie zich niet aansprakelijk.
HET LITTER AIR-ECONOMISCH
ONDERWIJS TE HAARLEM.
Door het Gemeentelijk Lvceum te Haarlem
wordt onder de ouders of verzorgers van
eventueel toekomstige pupillen een boekje
verspreid. De bedoeling is blijkbaar juiste
denkbeelden te verbreiden omtrent doel en
inrichting van het onderwijs, dat aan ge
noemd instituut wordt gegeven.
In één opzicht moet ik tot mijn spijt con
stateer en, dat bedoeld geschriftje verkeerde
voorstellingen kan wekken en daarom hoop
ik, dat U, hooggeachte Redacte, mij als voor.
zitter van de Landelijke Vereeniging van
Directeuren en Leeraren bij het Litterair-
Economisch Onderwijs gastvrijheid zult wil
len verlcenen om dit zooveel mogelijk te
helpen voorkomen. Het gevolg toch zou
kunnen zijn, dat ouders, of later leerlingen,
wat veel erger zou zijn, er door gedupeerd
zouden kunnen worden.
De Litterair-Economische H. B. S. te Haar
lem is algemeen bekend als de Hoogere Han
delsschool onder directoraat van Dr. S.
Elzinga.
Deze school heeft hetzelfde programma en
hetzelfde doel, alsmede dezelfde rechten als
de scholen van dienzelfden naam te Am
sterdam, Rotterdam, Utrecht, Gronigen en
andere plaatsen in ons land. Het programma
heeft Zijne Excellentie Minister de Visser
voor den geest gestaan, toen hij in de
Koninklijke Besluiten van Nov. en Dec. 1923
en in het Wetsontwerp op het Voorberei
dend Hooger en Middelbaar Onderwijs aan
dat "onderwijs ee wettige basis wilde geven.
Het programma is het historisch resultaat
van de vraag naar maatschappelijk onder
wijs van algemeen vormenden aard gedu
rende de laatste 25 jaren en omvat dus eco
nomie, boekhouden, handelsrekenen en de
moderne talen als hoofdvakken. De Litte
rair-Economische H. B. S. wijdt uitsluitend
haar aandacht aan dezen vorm van onder
wijs. Zij is de aangewezen opleiding voor
den aanstaanden koopman en voor maat
schappelijke functies.
Het Gemeentelijk Lyceum heeft naast de
vroegere H. B. S.-afdeeling, dus de wis- en
natuurkundige richting, een klassieke afdee-
ling en bovendien nog een Litterair-Econo
mische afdeeling met een, natuurlijk, nog
al van den gewonen vorm afwijkend pro
gram. Ik zeg „natuurlijk", omdat anders de
oprichting van deze afdeeling, die pas in het
vierde leerjaar aanvangt, vlak naast de Lit
terair-Economische H. B. S. als zelfstandig
onderwijs-instituut, geen zin zou gehad heb
ben. Het Gemeentelijk Lyceum heeft dus
een Litterair-Economische afdeeling met
proef-program, waarbij de klemtoon op de
litteraire vakken wordt gelegd, waarbij de
maatschappelijke richting meer op den ach
tergrond staat en geen opleiding voor den
handel is bedoeld. Of aan dezen vorm van
onderwijs behoefte 'bestaat zal nog moeten
blijken.
Ik meen de ouders of verzorgers van
eventueel toekomstige leerlingen van het
Litterair-Economisch Onderwijs te Haarlem
een dienst te doen door hen te wijzen op
het verschil tusschen het Litterair-Econo
misch Onderwijs aan de Litterair-Economi
sche H. B. S. (Hoogere Handelsschool) en,
de Litterair--Economische Afdeeling van
het Gemeentelijk Lyceum.
Het bovenbedoelde propaganda-boekje
wekt m.i. te veel den indruk, dat er zulk
een verschil niet zou bestaan.
Haarlem, 22 April 1926. R. KLAVER,