jSkEsI Het DORUS EN KLORUS, DE VROOLIJKE JONGENS Uit de Moppentrommel, Pinksteren S angenkroontje Voor de Meisjes. Aan den waterkant "*v \r*< Luilak! DOOR G. O. 'iOOGENDOORN.^^^^^* MONOGRAMMEN VOOR LINNENGOED Vri "-r- - 'ril l**; tM I- -• Si Lmi mm mi uili ill in li V lVv^n?«v miKD/^V HIJ WOU HET NIET DOEN. Vrouw Meyer drukt haar beide kin deren op het hart om als straks tante Bets op visite komt, niet te Vertellen, dat ze cake gebakken heeft. Een half uurtje later wordt er gebeld en tante Bets arriveert. Nadat de kleine Frits en kleine An tante een handje hebben gegeven en moeder met tante even heef» zitten praten, zegt ze tot de kinderen „Nu gaan jullie maar even in den tuin spelen." Frits trekt het eerst de kamer uit, daarna kleine An met een zuur gezicht Die had liever bij de visite gebleven. Een oogenblik later komt Frits de kamer binnen, nadat moeder tot de tante heeft gezegd, dat ze helaas maar een biscuitje bij Me thee heeft. „Wat is er Fri ts vraagt Moe. „O moe," zegt Frits, „die flauwe Ans zegt, dat ze toch lekker aan tante zal vertellen, dat u cake gebakken hebt." Gelukkig, dat de molenaar 't Lawaai niet bad geboord, Want stellig waren beiden door Den Mulder half vermoord. Maar nu moest Dorus melken gaan Het geitje van de vrouw, Dat hij aan één der wieken bond Met 't einde van z'n touw. 26. Dat lukte weldra opperbest.... Maar hemel, wat een klucht Daar vloog me plots die geite-sik, Als razend door de lucht „O uil! O eend! O dommerik!" Kreet Dorus, gansch ontdaan „Waarom ik toch ook niet bedacht, Dat wieken draaien gaan!" 27. De molen wiekte, wiekte rond, En 't geitje wiekte mee En 't blèrde d aaiend bè bè mè! Met hooge en lage C, Het arme beest vloog door de lucht Wel tien, wel twintig keer, En klaagde luid „tn'n lieve baas, Wat doet m'n hals me zeer!" 28 „Wel duivelsl" riep de molenaar „Zeg, vrouw, zie toch eens aan, Daar wiekt zoowaar de geite-sik Wis heeft me dat gedaan? Ha, juist! Die twee! Dat bneventuig Ik zie 't al aan hun snuit, Maar nu is mijn geduld ten eind Ik smijt ze nu eruit!" (Wordt vervolgd Daal neder, Heil'ge Geest! Zoo bidden ook uw kleinen. Daal in ons jeugdig hart Met uwe liefde neer. Wij zijn uw tempeltjes, Wil in onz' zieltjes schijnen. Verwa-m ze, maak ze blij, Versterk ze meer en meer. Daal neder, Heil'ge Geest! En houd toch ^lke zonde Heel ver van ons vandaan, Houd uwe kind'ren rein. Maak, dat niet één van ons Den lieven Jezus wonde! Wij willen toch zoo graag Heer Jezus' vriendjes zijn. S. M. A. Naar het Duitsch, door Pierrot. Oude g-ootvaders en grootmoeders hebben hun kleinkinderen al dikwijls sprookjes verteld van mooie slangetjes, die gouden kroontjes op hun kop droe gen; ze hadden er ail-rlei na:"en voor, spleet van den muur, waarin het woon de en keek met verstandige oogjes het ijverige meisje aan en dit vond dan steeds dat het juist leek of het slangetje haar iets te zeggen had. En ze wende zich aan, een bee'tje versche warme melk op een klein schoteltje voor het slan getje neer te zetten, en dit dronk de melk met zichtbaar welbehagen op en draaide daarbij met zijn kopje, zoodat het kroontje fonkelde als een diamant of een robijn en wonderlijk straalde door den donkeren stal. Het goede meisje had veel plezier in het witte slangetje en bemerkte ook, dat, sinds zij gewoon was bet melk te voeren, de koeien van haar meester zichtbaar gedijden, veel meer melk ga ven en prachtige kalfjes kregen, waar over zij bijzonder blij was. Nu trof het op een goeden, of liever op een kwaden dag, dat de bo*r den stal binnenkwam, juist toen de kroontjes adder haar paar druppeltjes melk dronk, en daar hij gierig en hardvochtig was, en ongelooflijk heb»chtig, voer hij dadelijk woedend uit, alsof bet meisje de melk bij emmers tegelijk bad weg gegeven. „Jon onnut schepsel, dat je bent!" schreeuwde de booze boer, „ga je zoo om met have en goed van je meester? Schaam je je niet om zoo'n giftig ondier, dat bovendien nog 's nachts de melk van de koeien wegsteelt, ook nog ie voe ren en in den stal te wennen! Heeft iemand ooit zoo iets beleefd! Ik geloof haast, dat je een booze heks bent en tooverkunsten uithaalt met dat duivels- gebroed!" Het arme meisje kon dezen stroom van onrechtvaardige verwijten slechts met rijkeli'ke tranen beantwoorden, maar de boer stoorde zich niet in 't minst aan haar schreien, en schreeuwde en raasde al meer en meer, en wond zich zóó op, dat hij alle trouw en vlijt van het meisje vergat: „Het huis uit, zeg ik, het huis Sit! En onmiddellijk! Ik wensch geen slangen ais kostgangers! Ik wensch geen melkdieveggen en heksen ia mijn huis! zijn moeder en zei: „Moeder, geef mij en haar uw zegen, want haar neem ik tot vrouw, of niemand Zij beeft nu eenmaal mijn hart gewonnen." „Zij heeft ons aller hart gewonnen," antwoordde zijn moeder. „En van gan- scher harte zegen ik jullie beiden en ik e-ken haar gaarne als mijn lieve doch ter" Zoo werd het arme meisje de rijkste vrouw van het dorp en een zielsgeluk kige vrouw er bij. Maar met den gierigen boer, die om een paar droppels melk zoo driftig ge- wo'den was en er zijn trouwste dienst bode voor uit huis gejaagd had. ging het grauwe larven van waterkevers en gla zenmakers en die hebben rfewcldige ka ken Wat een genot een minuut of tien te zitten turen op 't water Heele regimen ten glimmende draaikevers zwieren aan de oppervlakte rond, zonder ophouden en zonder rust Maar gooit ge eventjes een klein steentje tusschen den troep, dan stuiven ze naar alle kanten uiteen en duiken kopie onder Van tijd tot tijd ko- men g-oote kevers met gele randen langs de schilden uit de diepte gekeken om wat lucht te happen Bemerkt ge er een zonder die gele ran den, dus effen zwart, kijk dan goed rond, want er is alle kans. dat ergens een sier lijk bootje ligt met een mast er op Dat is het schuitje, waarin de pjkzwarte wa tertor haar eitjes laat drijven tot ze uit komen Zie die schaatsenloopers eens over den 'tladden waterspiegel rennen Spoken van dieren zijn 't, een lang. dun lijf met zes groote pooten. maar in de kunst om ho ven over 't water te hollen hebben ze 't ver gebracht Dat de bewegingen der wa- te-dieren wonderbaar vreemd kunnen zijn, leeren u ook de rugzwemmers, die ge nog al eens boven ziet komen Hun lichaam hetft den vorm van een. boot. die ze voortroeien met een paar lange zwempooten. Maar 't vreemde van het geval is, dat ze bij dat roeien hun buik naar boven keeren; ze zwemmen op hun rug wat hun naam u misschien al gezegd heeft. Laten we nu maar gauw naar huis tsaan, anders kom ik niet uitgepraat We zullen maar afscheid nemen van onze sloot en tegelijk van de lente Want kük, de wilgen laten al hun gekuifde vrucht jes vliegen, dat is de zomertijd Ik heb immers ook mijn belofte vervuld, u te laten zien hoe de lente komt. 't Volgend iaar zult ge zorgen, dat ze er niet is, vóór ge er erg in hebt a) Ruggezwemmer. b) Schaa senlooper. c) Waterviolier. zooals Adderkoning, Kroontjesadder, Slangenkoningin en zoo tneer, en ze ver- lelden er bij, dat het bezit van zoo'n iroontje g-oot geluk bracht. Bij een geringen boer diende een goed- tartig, vrijgevig meisje, en in zijn koestal voonde ook een kroontjesadder, die men ,-an tijd tot tijd wondermooi hoorde zin gen, want zulke slangetjes hebben de Jave, mooier te fluiten dan het knapste vogeltje. Wanneer nu het goede meisje in den stal kwam en de koeien molk of ze versch voer gaf en schoon stroo wat ze zeer zorgvuldig deed, want het vee van haar meester ging haar vóór illes dan kroop het slangetje, dat zoo blank was als een wit muisje, uit de zal ik wel het verlangde monogram voor u teekenen. Gebruikt haakgaren no. 40 en haakt zoo vast mogelijk Hoe kleiner de letter is, des te mooier, steviger is ze. Naait dit vierkantje in het midden van de servet met fijne stiksteken Knipt dan het goed onder het vierkantje weg en naait de snijkanten zorgvuldig om met zoomsteekjes In tafellakens zet men de letters in in het midden of wel in den bovenhoek links. Ook in sloopen maken ze een voornaam effect. Haakt nu eerst een hal! dozijn letters en doet die cadeau aan moeder Ziet, moeder verheugt zich nu reeds in hét blijde vooruitzicht, hare linnen kast opgesmukt te zien. Uit een klosje katoen no 40 haakt ge 4 letters. Iedere letter kost dus ongeveer 3 cent. SCHORTJE. Pak dadelijk je rommel, maar dadelijk! En maak dat je het dorp uitkomt en laat je hier nooit meer zien, of ik geef je aan bij het gerecht, jou heks op den bezem steel!" Luid schreiend ging het arme kind den stal uit, beklom de ladder naar haar zol derkamertje, pakte haar schamele be zittingen bijeen en toen ging zij het huis uit en het erf over. Daar werd het haar treurig te moede, want in den sta] loeide haa- lieve'inrfskoe De boer was verder gegaan, daarom ging zij nog eens den stal in, om stil en met tranen afscheid te ne men van, haar lieve koeien, want trouwe boerenknechts en -meisjes krijgen het vee van hun meester zoo lief of het hun eigen was. Vandaar dat men ook zegt: in het eerste diersliaar jp'^ekt het melkmeisje van „de koe van mijn mees ter"; in het tweede van „onze koe", en in het derde en alle volgende van „mijn koe". En daar stond nu het arme meisje in den stal en sch-eide eens goed uit en streelde iedere koe nog eens en haar gunsteling likte nog eens haar hand en daar kwam de slang met het kroontje ook aangekropen. „Vaarwel, jou arm dier, jij zult nu ook van niemand meer iets krijgen!" Het slangetje richtte zich op, alsof het zijn kopje op haar arm wilde leggen, en plot. seüng viel het gouden k-oontje in de hand van het meisje en de slang gleed den stal uit, wat zij nog nooit gedaan had. Dat was een teeken, dat ook zij het huis verliet, waar men haar voortaan niet eens een droppeltje melk wilde gunnen. Nu ging het arme meisje den landweg af en wist niet, hoe rijk ze was. Ze ken de de groote macht van het slangen kroontje niet. Wie er een bezit en een bij zich draagt, voor dien keert zich al les ten beste; hij is bij alle menschen be mind en louter eer en vreugde wordt zijn deel. Buiten het dorp kwam het meisje den rijken burgemeesterszoon tegen, wiens vade' kort geleden bestorven was; de braafste jonge man uit den omtrek. Nau welijks had hij haar gezien of hij vatte een oprechte vriendschap voor haar op en g-oette haar en vroeg waar zij heen ging en waarom zij uit haar dienst ver trok? Toen zij hem nu haar leed klaag de, ried hij haar, naar zijn moeder te gaan en haar te zeggen, dat hij haa- zond. En toen het meisje bij de burge meestersvrouw kwam en de boodschap van haar zoon overbracht, stelde de ou de dame dadelijk een groot vertrouwen in haar en hield haar bij zich en toen 's avonds de knecht en het meisje aan tafel kwamen moest de nieuw aangeko mene voorbidden. Toen scheen het allen tóe, of de woorden van het gebed van de lippen van een engel kwamen en al len vóelden zich wonde-Iijk gesticht en kregen het meisje hartelijk lief. En na het eten, toen het brave meisje weer 't dankgebed gesproken had en de ande ren de kamer verlaten hadden, nam de rijke burgemeesterszoon het doodarme meisje bij de band, trad met haar voor Iets nieuws zag ik in een Engelsch blad en ik vond het patroontje zoo aardig, dat ik; er gauw een model van maakte. Gé weet, moeder is trotsch op haar linnenkast en ieder rechtgeaard Hol- landsch meisje erft dien trots van moeder over. Stapels ondergoed, hemden, broe ken, lijfjes, flanellen. Doch lijfgoed wordt op den duur te eng en te klein Daarom zorgt moeder, dat elk jaar nieuw goed bijkomt. Wat voor Marietje te nauw en een streep van 4 c.M. volgens figuur 3. De randen, die de borduu-sels insluiten, worden gewerkt met wit perlgaren no 6 en wel over vier draden van het weefsel. De kruissteken zijn van gespleten bronzen waschzijde: de straalvormige steken zijn eveneens bronskleurig. Het breede bor duursel wordt vervaardigd met wit ste vig garen in Ha^anaerarbeid Maak eerst de insluitende figuren in den platten steek, 5 steken over 4 draad jes van het congresgaas Zijn de binnen- figuren klaar, knipt dan voorzichtig de, draadjes door met een fijn schaartje. al heel spoedig zienderoogen achteruit. Met de kroontjesslang wa"s al zijn voor» spoed weg; eerst moest hij zijn vee ver- koopen, toen zijn akkers, en alles kocht de rijke burgemeesterszoon en zijn vrouw leidde de lieve koeien, die nu haar eigene waren, met g-ocne kransen versierd in haar stal, en streelde en molk en voederde ze met eigen hand. En ter wijl ze hiermede bezig was, zag zij op eens het witte slangetje terug. Toen haalde ze gauw het kroontje te voor schijn en zeide: „Dat is lief van je, dat je me weer komt opzoeken! Nu zul je alle dagen versche melk hebben, zooveel je wilt en hier heb je pok je kroontje te rug, met duizendmaal dank, dat je mij daarmede zoo goed geholpen hebt.! Ik heb het nu niet meer noodig, want ik ben rijk en gelukkig, door liefde, door trouw en door vlijt." Toen nam de witte slang haar kroon tje terug en woonde in den stal der jonge vrouw en op heel haar bezitting bleef voortdurend zegen, rusten en geluk en vrede heerschten daar Zoo zijn we dan al midden in de Mei maand geraakt. Nu kan niemand meer een heelen dag in huis blijven zitten, de lieve lente" is er eindelijk, waarvan de dichters altijd spreken. De wind is zoel, de lucht is blauw, een vroolijk zonnetje schijnt. Nu beklaag ik meer dan ooit de' stadsmenschen, die drie kwart van hun leven verslijten tusschen stijve muren en hooge huizen-blokken! Nee, dan in onze dorpen, daar is wat anders te zien. Ge kunt geen tien pas buiten de deur zetten of ge hoort de vogels fluiten; waar ge uw oogen keert, overal ziet ge bloemen Bloemen in de groene weiden, bloemen in de korenvelden, bloemen onder heg en struik. Alles is blij en overal is leven en beweging. Vlinders fladderen, kevers brommen, bijen gonzen. Maar wie nu in één kijkje wil zien, hoe rijk het lenteleven is, die moet naar den slootkant. In 't water groeien onze mooiste planten en leven ontelbare die ren. Met zijn grachten en vaarten, zijn meren en plassen, zijn breede rivieren en zijn wijde zee is ons land een echt wa terland en nergens hebt ge tien mÜtuten te loopen, of ge kunt beginnen met uw studie van wat er leeft in den plas. Wij kiezen een gewone sloot uit voor onzen tocht. Een sloot; maar ge kunt op veel plaat sen haar water niet zien door de bloe men, waarmee zij is bedekt. Hier is een groot vlak bezaaid met sierlijke bloe metjes op korte ste'^n Net boterbloe men, maar zuiver wit. Alleen onderaan hebben ze gele vlekken, ook de meel- draden hebben die kleur, zoodat midden in de witte bloem een geel hartje zit Dat zijn werkelijk waterboterbloemen waterranonkels. Bladeren schijnen deze planten niet veel te hebben, maar er liggen toch wat groene schijven vlak op 't water; als over een maand of anderhalf de bloemen ver dwenen zijn, vallen die blaren wel beter in 't oog. Haalt ge een heele plant uit de sloot, dan merkt ge, dat er onder water nog veel lange slappe, groene draden zitten, die als de haren van een nat pen seel aan elkaar kleven, zoodra ze aan de oppervlakte komen Dat zijn geen wor tels, want die zijn niet groen 't Zijn ook bladeren. Daarvan heeft onze boterbloem J dus twee soorten: vlakke, die bovendrij ven, en draadvormige, die in 't water af hangen. Nu loopen we even ginds naar de beek, die haar klare water in snelle vaart voortdrijft Vlak bij t bruggetje ligt ook een heele groep waterranonkels. Ze heb ben nog veel minder van die vlakke bla ren, maar op en neer golvend in den ster ken stroom hangen heele slierten groene draden, vier, vijf meter lang. Dat zijn weer de ondergedoken bladeren van onze planten en ge ziet dus: hoe wilder bet water is, hoe meer draadvormige en hoe minder vlakke er zijn 't Is te begrijpen, dat in den woeligen stroom groote, teere schijven heel veel te lijden zouden heb ben, Probeer maar eens een plankje in den stroom te houden, eerst op zijn kant en dan met zijn breede vlak naar voren Er is zooveel te zien in deze buuri, dat we maar niet willen letten op allerlei andere planten. We bekijken alleen nog de prachtige waterviolieren, omdat vooral deze in Mei en Juni haar kleur geven aan de slooten. Boven de oppervlakte steekt een slanke stengel omhoog Pre cies als een denneboom zich vertakt met vijf, zes verdiepingen, zoo zendt ook deze hoofdstengel zijn takken uit in ver schillende étages en aan 't eind van ieder takje staat een b'eek--ose bloem. In Mei zijn meestal pas de bloemen der onderste verdieping opengegaan, dan volgt een tfalerii, die spoedig zal b'-gmnen en bo venop zit nog een heel kluwen dikke knoppen. Ge kent -nu 't geheim, waarom die waterviolieren haast twee maanden aan een stuk aan 't bloeien bliiven. En altijd zijn ze even mooi; ge moogt de bloemen ook gerust bekijken; ze zijn 't waard. Nu ietten we nog alleen op de plant boven 't water: 't is een beele lengte en toch is het I"ng niet de helft van 't geheel Pak zoo'n bloemstengel aan. maar voor zichtig, want hij is erg teer. Haal hem be- daa-d in de hoogte. Ge kunt de heele plant uit het water tillen. Wat een lengte! Ik heb er opgehaald van haast twee meter Ik voor mij, ik weet niet, wat ik mooiste moet noemen, 't stuk. dat boven 't water uitsteekt, of dat, wat er onder- gedoken zit. Zaagt ge ooit zoo'n helde groen als van die bladeren? En zijn ze niet allersierlijkst vertakt als fijne vogel veeren? Nu wed ik tien tegen één, dat ge met zoo'n flinke wate-violier vijftig waterbe woners opgevischt hebt. t Zijn meest kleinere soorten. Razend vlugge kever tjes, sommige niet grooter dan een spel deknop; leuke roode spinnetjes; bloed- zuigers, die zich rekken als elastiek Zon der twijfel ook een hoop slakken, spitst torenvormige poclslakken en plat opge rolde posthoorntjes- Licht ook al ver schillende soorten van kokerjuffers Die kent ge toch zeker? Anders maar gauw gekeken. Hun huisjes zijn uit aïferlei dingen gebouwd Sommige hebben doode, of zelfs nog groene stengelstukjes bij elkaar gesprokkeld. Andere zochten riet- stukjes. E- zijn er die enkel slakkenhuis jes samen hebben geplakt en weer andere kozen fijne zandkorreltjes. Ik zou heel graag nog een hoop meer vertellen van die fiine kokertjes en van hun bouw meesters, maar al krijgen die dingen la ter wel een flinke beurt, als we samen uit visschen gaan. O, wat er allemaal leeft in die groene weiden van ondergedompelde waterplan ten.... heele boeken zijn er over volge schreven en elk jaar komen er weer nieuwe dingen voor den dag, die men nog niet wist. Nu letten we nog een half uurtje op de dieren, die we aan de oppervlakte van t water te zien krijgen De salamanders hebben hun schitte rend lentekleed al weer uitgetrokken, ze blijven toch mooi. De bruine kikkers zijn nu overdag al wat bedaarder geworden maar de groene kikkers hebben nu '1 meeste schik van hun leven Stekelbaars- les bewaken in een fraai rood bruilofts- pak het nestje, dat ze bouwden in een stil hoekje van de sloot Ze mogen ge-» rust n^necori ovf" 1 rfrootc, Het schortje is lang 65 c.M. en breed 64 c.M. en is vervaardigd van wit con- gresstof, dat we aan den bovenkant in rimpels leggen tot een wijdte van 25 c.M. Aan den beneden-and maken we een zoom van 3 'A c.M Daar boven werken we een borduursel van 11 c.M. breedte, waarvoor fig. 2 het patroon geeft 3% c.M. boven dit borduursel bevindt zich le „mi n-.v. m. ,uosje en Ivoosje. En ge weet wel, moeder heeft een gou den hart. Zij weet zoo goed, dat in eene achterbuurt of op een zolderkamertje menige arme vrouw huist, wier kindertjes vaak verkleumen van koude en ellende. Dan maakt moe een pakje gereed van de hempjes en broekjes en rokjes en flanel letjes En 's avonds neemt zij een der zusjes bij de hand en haar schreden richten zich naar de arme woning, waar zooveel I vte .j-vmB I :v v': V'< 7" IÜ i J*T S| -4: /t....B 0 - - it N'V-':-' n| 9 fg v.t.t i*, - -vAv A. ri ri M i m iv a A w t..- v A 9 A f, 'V - AA S *4 K ,v> AA V I,-iv A ri.-;. f.4 n v.'* - 'V *>*.>••.'-. ivy v. .j-i. v .c B Uiiuucugeiecien „orui uu ae Heilige 'Bewaarengel telt hare passen en tee kent ze op met gouden letters in het Levensboek. Wat is de arme vrouw blij! Wat stralen de oogjes der a»me kleinen! Is 't niet waar? Heeft uw moeder u niet vaak meegenomen om 's avonds een pakje te brengen bij arme lui? Zeker, miine moeder heeft dat gedaan en uwe moeder doet dat ook, dat weet ik Behalve het lijfgoed hoort er nog veel in onze Hollandsche linnenkasten: lakens, handdoeken, sloopen, servetten, tafel lakens enz. Deze verslijten niet zoo gauw als lijfgoed en raken ook nooit uit de mode Daarom besteden we veel zorg, om alles netjes te naaien, te merken of te borduren Heel keurig is bijv. een tafellaken ol servet met gehaakt monogram. Opzettelijk geef ik hier 2 letters, die veel voorkomen, tot model Iedere andere letter kunt ge nu zelf vervaardigen: ge legt enkel een patroontje voor u in kruis steek Kunt ge er niet goed mee op schieten schrijf me dan maar even, dan „Luilak, luilak!" roept je moeder» Als je nocit gauw op wilt staan Als ge lui zijt en blijft slapen Of in bed nog ligt te gapen! „Luilak!" heet je dan voortaal .Luilak, luilak!" bromt je vrindje, Als ge nooit eens komt op tijd; Is 't niet vaak lang over achten, Dat hij nog op u moet wachten, Luilak, luilak, die ge zijt! „Luilak, luilak!" zegt de meester; „Nooit hebt ge ook uw sommen al; Nimmer kunt ge vóór het bidden, In de lessen steeds in 't midden: Luilak, ducht ge dan geen straf?" „Luilak, luilak!" treurt uw Engel, Als ge traag zijt in 't gebed; In de kerkbank ligt te hangen, Naar het eind' zit te verlangen, En vast omziet naar je petl „Luilak, luilak!" roept een iede^^ Die je nooit op tijd eens ziet; Nimer zult gij u ook haasten, Overal zijt gij de laatste: „Luilak, luilak!" anders niet. VAN ES, Een herinnering aan Zaterdag vóór Pinksteren, als in vele plaatsen iemand, die 't laatste komt, met dien naam ver eerd wordt Aan üen bovenkant bandje een zijden lint en aan het einde zet hetzelfde lint. naait ge tegen 't van 5 C.M breed ge een rozet van 0

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 12