jSkEsI
Het
DORUS EN KLORUS, DE VROOLIJKE JONGENS
Uit de
Moppentrommel,
Pinksteren
S angenkroontje
Voor de Meisjes.
Aan den waterkant
"*v \r*<
Luilak!
DOOR G. O. 'iOOGENDOORN.^^^^^*
MONOGRAMMEN VOOR LINNENGOED
Vri "-r- - 'ril
l**; tM
I- -• Si
Lmi mm mi uili ill in li
V
lVv^n?«v
miKD/^V
HIJ WOU HET NIET DOEN.
Vrouw Meyer drukt haar beide kin
deren op het hart om als straks tante
Bets op visite komt, niet te Vertellen, dat
ze cake gebakken heeft.
Een half uurtje later wordt er gebeld
en tante Bets arriveert.
Nadat de kleine Frits en kleine An
tante een handje hebben gegeven en
moeder met tante even heef» zitten praten,
zegt ze tot de kinderen
„Nu gaan jullie maar even in den tuin
spelen."
Frits trekt het eerst de kamer uit,
daarna kleine An met een zuur gezicht
Die had liever bij de visite gebleven.
Een oogenblik later komt Frits de
kamer binnen, nadat moeder tot de tante
heeft gezegd, dat ze helaas maar een
biscuitje bij Me thee heeft.
„Wat is er Fri ts vraagt Moe.
„O moe," zegt Frits, „die flauwe Ans
zegt, dat ze toch lekker aan tante zal
vertellen, dat u cake gebakken hebt."
Gelukkig, dat de molenaar
't Lawaai niet bad geboord,
Want stellig waren beiden door
Den Mulder half vermoord.
Maar nu moest Dorus melken gaan
Het geitje van de vrouw,
Dat hij aan één der wieken bond
Met 't einde van z'n touw.
26.
Dat lukte weldra opperbest....
Maar hemel, wat een klucht
Daar vloog me plots die geite-sik,
Als razend door de lucht
„O uil! O eend! O dommerik!"
Kreet Dorus, gansch ontdaan
„Waarom ik toch ook niet bedacht,
Dat wieken draaien gaan!"
27.
De molen wiekte, wiekte rond,
En 't geitje wiekte mee
En 't blèrde d aaiend bè bè mè!
Met hooge en lage C,
Het arme beest vloog door de lucht
Wel tien, wel twintig keer,
En klaagde luid „tn'n lieve baas,
Wat doet m'n hals me zeer!"
28
„Wel duivelsl" riep de molenaar
„Zeg, vrouw, zie toch eens aan,
Daar wiekt zoowaar de geite-sik
Wis heeft me dat gedaan?
Ha, juist! Die twee! Dat bneventuig
Ik zie 't al aan hun snuit,
Maar nu is mijn geduld ten eind
Ik smijt ze nu eruit!"
(Wordt vervolgd
Daal neder, Heil'ge Geest!
Zoo bidden ook uw kleinen.
Daal in ons jeugdig hart
Met uwe liefde neer.
Wij zijn uw tempeltjes,
Wil in onz' zieltjes schijnen.
Verwa-m ze, maak ze blij,
Versterk ze meer en meer.
Daal neder, Heil'ge Geest!
En houd toch ^lke zonde
Heel ver van ons vandaan,
Houd uwe kind'ren rein.
Maak, dat niet één van ons
Den lieven Jezus wonde!
Wij willen toch zoo graag
Heer Jezus' vriendjes zijn.
S. M. A.
Naar het Duitsch, door Pierrot.
Oude g-ootvaders en grootmoeders
hebben hun kleinkinderen al dikwijls
sprookjes verteld van mooie slangetjes,
die gouden kroontjes op hun kop droe
gen; ze hadden er ail-rlei na:"en voor,
spleet van den muur, waarin het woon
de en keek met verstandige oogjes het
ijverige meisje aan en dit vond dan
steeds dat het juist leek of het slangetje
haar iets te zeggen had. En ze wende
zich aan, een bee'tje versche warme melk
op een klein schoteltje voor het slan
getje neer te zetten, en dit dronk de
melk met zichtbaar welbehagen op en
draaide daarbij met zijn kopje, zoodat
het kroontje fonkelde als een diamant
of een robijn en wonderlijk straalde
door den donkeren stal.
Het goede meisje had veel plezier in
het witte slangetje en bemerkte ook,
dat, sinds zij gewoon was bet melk te
voeren, de koeien van haar meester
zichtbaar gedijden, veel meer melk ga
ven en prachtige kalfjes kregen, waar
over zij bijzonder blij was.
Nu trof het op een goeden, of liever
op een kwaden dag, dat de bo*r den
stal binnenkwam, juist toen de kroontjes
adder haar paar druppeltjes melk dronk,
en daar hij gierig en hardvochtig was,
en ongelooflijk heb»chtig, voer hij
dadelijk woedend uit, alsof bet meisje
de melk bij emmers tegelijk bad weg
gegeven.
„Jon onnut schepsel, dat je bent!"
schreeuwde de booze boer, „ga je zoo
om met have en goed van je meester?
Schaam je je niet om zoo'n giftig ondier,
dat bovendien nog 's nachts de melk
van de koeien wegsteelt, ook nog ie voe
ren en in den stal te wennen! Heeft
iemand ooit zoo iets beleefd! Ik geloof
haast, dat je een booze heks bent en
tooverkunsten uithaalt met dat duivels-
gebroed!"
Het arme meisje kon dezen stroom
van onrechtvaardige verwijten slechts
met rijkeli'ke tranen beantwoorden, maar
de boer stoorde zich niet in 't minst aan
haar schreien, en schreeuwde en raasde
al meer en meer, en wond zich zóó op,
dat hij alle trouw en vlijt van het meisje
vergat: „Het huis uit, zeg ik, het huis
Sit! En onmiddellijk! Ik wensch geen
slangen ais kostgangers! Ik wensch geen
melkdieveggen en heksen ia mijn huis!
zijn moeder en zei: „Moeder, geef mij en
haar uw zegen, want haar neem ik tot
vrouw, of niemand Zij beeft nu eenmaal
mijn hart gewonnen."
„Zij heeft ons aller hart gewonnen,"
antwoordde zijn moeder. „En van gan-
scher harte zegen ik jullie beiden en ik
e-ken haar gaarne als mijn lieve doch
ter"
Zoo werd het arme meisje de rijkste
vrouw van het dorp en een zielsgeluk
kige vrouw er bij.
Maar met den gierigen boer, die om
een paar droppels melk zoo driftig ge-
wo'den was en er zijn trouwste dienst
bode voor uit huis gejaagd had. ging het
grauwe larven van waterkevers en gla
zenmakers en die hebben rfewcldige ka
ken
Wat een genot een minuut of tien te
zitten turen op 't water Heele regimen
ten glimmende draaikevers zwieren aan
de oppervlakte rond, zonder ophouden en
zonder rust Maar gooit ge eventjes een
klein steentje tusschen den troep, dan
stuiven ze naar alle kanten uiteen en
duiken kopie onder Van tijd tot tijd ko-
men g-oote kevers met gele randen langs
de schilden uit de diepte gekeken om
wat lucht te happen
Bemerkt ge er een zonder die gele ran
den, dus effen zwart, kijk dan goed rond,
want er is alle kans. dat ergens een sier
lijk bootje ligt met een mast er op Dat
is het schuitje, waarin de pjkzwarte wa
tertor haar eitjes laat drijven tot ze uit
komen
Zie die schaatsenloopers eens over den
'tladden waterspiegel rennen Spoken van
dieren zijn 't, een lang. dun lijf met zes
groote pooten. maar in de kunst om ho
ven over 't water te hollen hebben ze 't
ver gebracht Dat de bewegingen der wa-
te-dieren wonderbaar vreemd kunnen
zijn, leeren u ook de rugzwemmers, die
ge nog al eens boven ziet komen Hun
lichaam hetft den vorm van een. boot. die
ze voortroeien met een paar lange
zwempooten. Maar 't vreemde van het
geval is, dat ze bij dat roeien hun buik
naar boven keeren; ze zwemmen op hun
rug wat hun naam u misschien al gezegd
heeft.
Laten we nu maar gauw naar huis
tsaan, anders kom ik niet uitgepraat We
zullen maar afscheid nemen van onze
sloot en tegelijk van de lente Want kük,
de wilgen laten al hun gekuifde vrucht
jes vliegen, dat is de zomertijd Ik heb
immers ook mijn belofte vervuld, u te
laten zien hoe de lente komt. 't Volgend
iaar zult ge zorgen, dat ze er niet is,
vóór ge er erg in hebt
a) Ruggezwemmer. b) Schaa senlooper. c) Waterviolier.
zooals Adderkoning, Kroontjesadder,
Slangenkoningin en zoo tneer, en ze ver-
lelden er bij, dat het bezit van zoo'n
iroontje g-oot geluk bracht.
Bij een geringen boer diende een goed-
tartig, vrijgevig meisje, en in zijn koestal
voonde ook een kroontjesadder, die men
,-an tijd tot tijd wondermooi hoorde zin
gen, want zulke slangetjes hebben de
Jave, mooier te fluiten dan het knapste
vogeltje. Wanneer nu het goede meisje
in den stal kwam en de koeien molk of
ze versch voer gaf en schoon stroo
wat ze zeer zorgvuldig deed, want het
vee van haar meester ging haar vóór
illes dan kroop het slangetje, dat zoo
blank was als een wit muisje, uit de
zal ik wel het verlangde monogram voor
u teekenen.
Gebruikt haakgaren no. 40 en haakt
zoo vast mogelijk Hoe kleiner de letter
is, des te mooier, steviger is ze.
Naait dit vierkantje in het midden van
de servet met fijne stiksteken Knipt dan
het goed onder het vierkantje weg en
naait de snijkanten zorgvuldig om met
zoomsteekjes
In tafellakens zet men de letters in
in het midden of wel in den bovenhoek
links. Ook in sloopen maken ze een
voornaam effect. Haakt nu eerst een hal!
dozijn letters en doet die cadeau aan
moeder
Ziet, moeder verheugt zich nu reeds
in hét blijde vooruitzicht, hare linnen
kast opgesmukt te zien.
Uit een klosje katoen no 40 haakt ge
4 letters. Iedere letter kost dus ongeveer
3 cent.
SCHORTJE.
Pak dadelijk je rommel, maar dadelijk!
En maak dat je het dorp uitkomt en laat
je hier nooit meer zien, of ik geef je aan
bij het gerecht, jou heks op den bezem
steel!"
Luid schreiend ging het arme kind den
stal uit, beklom de ladder naar haar zol
derkamertje, pakte haar schamele be
zittingen bijeen en toen ging zij het huis
uit en het erf over. Daar werd het haar
treurig te moede, want in den sta] loeide
haa- lieve'inrfskoe De boer was verder
gegaan, daarom ging zij nog eens den stal
in, om stil en met tranen afscheid te ne
men van, haar lieve koeien, want trouwe
boerenknechts en -meisjes krijgen het
vee van hun meester zoo lief of het hun
eigen was. Vandaar dat men ook zegt:
in het eerste diersliaar jp'^ekt het
melkmeisje van „de koe van mijn mees
ter"; in het tweede van „onze koe", en
in het derde en alle volgende van „mijn
koe".
En daar stond nu het arme meisje in
den stal en sch-eide eens goed uit en
streelde iedere koe nog eens en haar
gunsteling likte nog eens haar hand en
daar kwam de slang met het kroontje
ook aangekropen.
„Vaarwel, jou arm dier, jij zult nu ook
van niemand meer iets krijgen!" Het
slangetje richtte zich op, alsof het zijn
kopje op haar arm wilde leggen, en plot.
seüng viel het gouden k-oontje in de
hand van het meisje en de slang gleed
den stal uit, wat zij nog nooit gedaan
had. Dat was een teeken, dat ook zij
het huis verliet, waar men haar voortaan
niet eens een droppeltje melk wilde
gunnen.
Nu ging het arme meisje den landweg
af en wist niet, hoe rijk ze was. Ze ken
de de groote macht van het slangen
kroontje niet. Wie er een bezit en een
bij zich draagt, voor dien keert zich al
les ten beste; hij is bij alle menschen be
mind en louter eer en vreugde wordt zijn
deel.
Buiten het dorp kwam het meisje den
rijken burgemeesterszoon tegen, wiens
vade' kort geleden bestorven was; de
braafste jonge man uit den omtrek. Nau
welijks had hij haar gezien of hij vatte
een oprechte vriendschap voor haar op
en g-oette haar en vroeg waar zij heen
ging en waarom zij uit haar dienst ver
trok? Toen zij hem nu haar leed klaag
de, ried hij haar, naar zijn moeder te
gaan en haar te zeggen, dat hij haa-
zond. En toen het meisje bij de burge
meestersvrouw kwam en de boodschap
van haar zoon overbracht, stelde de ou
de dame dadelijk een groot vertrouwen
in haar en hield haar bij zich en toen
's avonds de knecht en het meisje aan
tafel kwamen moest de nieuw aangeko
mene voorbidden. Toen scheen het allen
tóe, of de woorden van het gebed van
de lippen van een engel kwamen en al
len vóelden zich wonde-Iijk gesticht en
kregen het meisje hartelijk lief. En na
het eten, toen het brave meisje weer 't
dankgebed gesproken had en de ande
ren de kamer verlaten hadden, nam de
rijke burgemeesterszoon het doodarme
meisje bij de band, trad met haar voor
Iets nieuws zag ik in een Engelsch
blad en ik vond het patroontje zoo
aardig, dat ik; er gauw een model van
maakte.
Gé weet, moeder is trotsch op haar
linnenkast en ieder rechtgeaard Hol-
landsch meisje erft dien trots van moeder
over. Stapels ondergoed, hemden, broe
ken, lijfjes, flanellen. Doch lijfgoed wordt
op den duur te eng en te klein Daarom
zorgt moeder, dat elk jaar nieuw goed
bijkomt. Wat voor Marietje te nauw en
een streep van 4 c.M. volgens figuur 3.
De randen, die de borduu-sels insluiten,
worden gewerkt met wit perlgaren no 6
en wel over vier draden van het weefsel.
De kruissteken zijn van gespleten bronzen
waschzijde: de straalvormige steken zijn
eveneens bronskleurig. Het breede bor
duursel wordt vervaardigd met wit ste
vig garen in Ha^anaerarbeid
Maak eerst de insluitende figuren in
den platten steek, 5 steken over 4 draad
jes van het congresgaas Zijn de binnen-
figuren klaar, knipt dan voorzichtig de,
draadjes door met een fijn schaartje.
al heel spoedig zienderoogen achteruit.
Met de kroontjesslang wa"s al zijn voor»
spoed weg; eerst moest hij zijn vee ver-
koopen, toen zijn akkers, en alles kocht
de rijke burgemeesterszoon en zijn
vrouw leidde de lieve koeien, die nu
haar eigene waren, met g-ocne kransen
versierd in haar stal, en streelde en molk
en voederde ze met eigen hand. En ter
wijl ze hiermede bezig was, zag zij op
eens het witte slangetje terug. Toen
haalde ze gauw het kroontje te voor
schijn en zeide: „Dat is lief van je, dat
je me weer komt opzoeken! Nu zul je
alle dagen versche melk hebben, zooveel
je wilt en hier heb je pok je kroontje te
rug, met duizendmaal dank, dat je mij
daarmede zoo goed geholpen hebt.! Ik
heb het nu niet meer noodig, want ik
ben rijk en gelukkig, door liefde, door
trouw en door vlijt."
Toen nam de witte slang haar kroon
tje terug en woonde in den stal der jonge
vrouw en op heel haar bezitting bleef
voortdurend zegen, rusten en geluk en
vrede heerschten daar
Zoo zijn we dan al midden in de Mei
maand geraakt. Nu kan niemand meer
een heelen dag in huis blijven zitten, de
lieve lente" is er eindelijk, waarvan de
dichters altijd spreken. De wind is zoel,
de lucht is blauw, een vroolijk zonnetje
schijnt. Nu beklaag ik meer dan ooit de'
stadsmenschen, die drie kwart van hun
leven verslijten tusschen stijve muren en
hooge huizen-blokken! Nee, dan in onze
dorpen, daar is wat anders te zien. Ge
kunt geen tien pas buiten de deur zetten
of ge hoort de vogels fluiten; waar ge uw
oogen keert, overal ziet ge bloemen
Bloemen in de groene weiden, bloemen in
de korenvelden, bloemen onder heg en
struik. Alles is blij en overal is leven en
beweging. Vlinders fladderen, kevers
brommen, bijen gonzen.
Maar wie nu in één kijkje wil zien, hoe
rijk het lenteleven is, die moet naar den
slootkant. In 't water groeien onze
mooiste planten en leven ontelbare die
ren. Met zijn grachten en vaarten, zijn
meren en plassen, zijn breede rivieren en
zijn wijde zee is ons land een echt wa
terland en nergens hebt ge tien mÜtuten
te loopen, of ge kunt beginnen met uw
studie van wat er leeft in den plas.
Wij kiezen een gewone sloot uit voor
onzen tocht.
Een sloot; maar ge kunt op veel plaat
sen haar water niet zien door de bloe
men, waarmee zij is bedekt. Hier is een
groot vlak bezaaid met sierlijke bloe
metjes op korte ste'^n Net boterbloe
men, maar zuiver wit. Alleen onderaan
hebben ze gele vlekken, ook de meel-
draden hebben die kleur, zoodat midden
in de witte bloem een geel hartje zit
Dat zijn werkelijk waterboterbloemen
waterranonkels.
Bladeren schijnen deze planten niet
veel te hebben, maar er liggen toch wat
groene schijven vlak op 't water; als over
een maand of anderhalf de bloemen ver
dwenen zijn, vallen die blaren wel beter
in 't oog. Haalt ge een heele plant uit de
sloot, dan merkt ge, dat er onder water
nog veel lange slappe, groene draden
zitten, die als de haren van een nat pen
seel aan elkaar kleven, zoodra ze aan de
oppervlakte komen Dat zijn geen wor
tels, want die zijn niet groen 't Zijn ook
bladeren. Daarvan heeft onze boterbloem J
dus twee soorten: vlakke, die bovendrij
ven, en draadvormige, die in 't water af
hangen.
Nu loopen we even ginds naar de beek,
die haar klare water in snelle vaart
voortdrijft Vlak bij t bruggetje ligt ook
een heele groep waterranonkels. Ze heb
ben nog veel minder van die vlakke bla
ren, maar op en neer golvend in den ster
ken stroom hangen heele slierten groene
draden, vier, vijf meter lang. Dat zijn
weer de ondergedoken bladeren van onze
planten en ge ziet dus: hoe wilder bet
water is, hoe meer draadvormige en hoe
minder vlakke er zijn 't Is te begrijpen,
dat in den woeligen stroom groote, teere
schijven heel veel te lijden zouden heb
ben, Probeer maar eens een plankje in
den stroom te houden, eerst op zijn kant
en dan met zijn breede vlak naar voren
Er is zooveel te zien in deze buuri, dat
we maar niet willen letten op allerlei
andere planten. We bekijken alleen nog
de prachtige waterviolieren, omdat vooral
deze in Mei en Juni haar kleur geven
aan de slooten. Boven de oppervlakte
steekt een slanke stengel omhoog Pre
cies als een denneboom zich vertakt met
vijf, zes verdiepingen, zoo zendt ook
deze hoofdstengel zijn takken uit in ver
schillende étages en aan 't eind van ieder
takje staat een b'eek--ose bloem. In Mei
zijn meestal pas de bloemen der onderste
verdieping opengegaan, dan volgt een
tfalerii, die spoedig zal b'-gmnen en bo
venop zit nog een heel kluwen dikke
knoppen. Ge kent -nu 't geheim, waarom
die waterviolieren haast twee maanden
aan een stuk aan 't bloeien bliiven. En
altijd zijn ze even mooi; ge moogt de
bloemen ook gerust bekijken; ze zijn 't
waard.
Nu ietten we nog alleen op de plant
boven 't water: 't is een beele lengte en
toch is het I"ng niet de helft van 't geheel
Pak zoo'n bloemstengel aan. maar voor
zichtig, want hij is erg teer. Haal hem be-
daa-d in de hoogte. Ge kunt de heele
plant uit het water tillen. Wat een lengte!
Ik heb er opgehaald van haast twee
meter
Ik voor mij, ik weet niet, wat ik
mooiste moet noemen, 't stuk. dat boven
't water uitsteekt, of dat, wat er onder-
gedoken zit. Zaagt ge ooit zoo'n helde
groen als van die bladeren? En zijn ze
niet allersierlijkst vertakt als fijne vogel
veeren?
Nu wed ik tien tegen één, dat ge met
zoo'n flinke wate-violier vijftig waterbe
woners opgevischt hebt. t Zijn meest
kleinere soorten. Razend vlugge kever
tjes, sommige niet grooter dan een spel
deknop; leuke roode spinnetjes; bloed-
zuigers, die zich rekken als elastiek Zon
der twijfel ook een hoop slakken, spitst
torenvormige poclslakken en plat opge
rolde posthoorntjes- Licht ook al ver
schillende soorten van kokerjuffers Die
kent ge toch zeker? Anders maar gauw
gekeken. Hun huisjes zijn uit aïferlei
dingen gebouwd Sommige hebben doode,
of zelfs nog groene stengelstukjes bij
elkaar gesprokkeld. Andere zochten riet-
stukjes. E- zijn er die enkel slakkenhuis
jes samen hebben geplakt en weer andere
kozen fijne zandkorreltjes. Ik zou heel
graag nog een hoop meer vertellen van
die fiine kokertjes en van hun bouw
meesters, maar al krijgen die dingen la
ter wel een flinke beurt, als we samen
uit visschen gaan.
O, wat er allemaal leeft in die groene
weiden van ondergedompelde waterplan
ten.... heele boeken zijn er over volge
schreven en elk jaar komen er weer
nieuwe dingen voor den dag, die men nog
niet wist.
Nu letten we nog een half uurtje op de
dieren, die we aan de oppervlakte van
t water te zien krijgen
De salamanders hebben hun schitte
rend lentekleed al weer uitgetrokken, ze
blijven toch mooi. De bruine kikkers zijn
nu overdag al wat bedaarder geworden
maar de groene kikkers hebben nu '1
meeste schik van hun leven Stekelbaars-
les bewaken in een fraai rood bruilofts-
pak het nestje, dat ze bouwden in een
stil hoekje van de sloot Ze mogen ge-»
rust n^necori ovf" 1 rfrootc,
Het schortje is lang 65 c.M. en breed
64 c.M. en is vervaardigd van wit con-
gresstof, dat we aan den bovenkant in
rimpels leggen tot een wijdte van 25 c.M.
Aan den beneden-and maken we een
zoom van 3 'A c.M Daar boven werken
we een borduursel van 11 c.M. breedte,
waarvoor fig. 2 het patroon geeft 3%
c.M. boven dit borduursel bevindt zich
le „mi n-.v. m. ,uosje en Ivoosje.
En ge weet wel, moeder heeft een gou
den hart. Zij weet zoo goed, dat in eene
achterbuurt of op een zolderkamertje
menige arme vrouw huist, wier kindertjes
vaak verkleumen van koude en ellende.
Dan maakt moe een pakje gereed van de
hempjes en broekjes en rokjes en flanel
letjes En 's avonds neemt zij een der
zusjes bij de hand en haar schreden richten
zich naar de arme woning, waar zooveel
I vte .j-vmB
I :v v': V'< 7" IÜ
i J*T S|
-4: /t....B
0 - - it N'V-':-'
n|
9
fg
v.t.t i*, - -vAv A. ri ri M
i m
iv a
A w t..- v A 9 A f, 'V - AA S
*4 K ,v> AA V I,-iv A ri.-;.
f.4 n v.'* - 'V *>*.>••.'-. ivy v. .j-i. v .c B
Uiiuucugeiecien „orui uu ae Heilige
'Bewaarengel telt hare passen en tee
kent ze op met gouden letters in het
Levensboek. Wat is de arme vrouw blij!
Wat stralen de oogjes der a»me kleinen!
Is 't niet waar? Heeft uw moeder u
niet vaak meegenomen om 's avonds een
pakje te brengen bij arme lui?
Zeker, miine moeder heeft dat gedaan
en uwe moeder doet dat ook, dat weet ik
Behalve het lijfgoed hoort er nog veel
in onze Hollandsche linnenkasten: lakens,
handdoeken, sloopen, servetten, tafel
lakens enz. Deze verslijten niet zoo gauw
als lijfgoed en raken ook nooit uit de
mode Daarom besteden we veel zorg,
om alles netjes te naaien, te merken of
te borduren
Heel keurig is bijv. een tafellaken ol
servet met gehaakt monogram.
Opzettelijk geef ik hier 2 letters, die
veel voorkomen, tot model Iedere andere
letter kunt ge nu zelf vervaardigen: ge
legt enkel een patroontje voor u in kruis
steek Kunt ge er niet goed mee op
schieten schrijf me dan maar even, dan
„Luilak, luilak!" roept je moeder»
Als je nocit gauw op wilt staan
Als ge lui zijt en blijft slapen
Of in bed nog ligt te gapen!
„Luilak!" heet je dan voortaal
.Luilak, luilak!" bromt je vrindje,
Als ge nooit eens komt op tijd;
Is 't niet vaak lang over achten,
Dat hij nog op u moet wachten,
Luilak, luilak, die ge zijt!
„Luilak, luilak!" zegt de meester;
„Nooit hebt ge ook uw sommen al;
Nimmer kunt ge vóór het bidden,
In de lessen steeds in 't midden:
Luilak, ducht ge dan geen straf?"
„Luilak, luilak!" treurt uw Engel,
Als ge traag zijt in 't gebed;
In de kerkbank ligt te hangen,
Naar het eind' zit te verlangen,
En vast omziet naar je petl
„Luilak, luilak!" roept een iede^^
Die je nooit op tijd eens ziet;
Nimer zult gij u ook haasten,
Overal zijt gij de laatste:
„Luilak, luilak!" anders niet.
VAN ES,
Een herinnering aan Zaterdag vóór
Pinksteren, als in vele plaatsen iemand,
die 't laatste komt, met dien naam ver
eerd wordt
Aan üen bovenkant
bandje een zijden lint
en aan het einde zet
hetzelfde lint.
naait ge tegen 't
van 5 C.M breed
ge een rozet van
0