□SB0D
De Nel Spoorwegen en de Gemeente Haarlem.
i
NIEUWE HAARL. COURANT
Derde Blad Dinsdag 1 Juni
1926
SCHIETEN.
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
HONDENSPORT.
VOETBAL
WIELRENNEN.
DUIVENSPORT.
ii.
Hieronder volgt dan een uittreksel uit de
briefwisseling, die de gemeente Haarlem
voerde omtrent de ophooging van de spoor
baan HaarlemLeiden, over de verplaatsing
van het goederen-emplacement en rangeer
terrein en betreffende voltooiing van de om
geving der kathedraal. Er zal uit blijken, dat
de onderhandelingen hokken op het verlan
gen van de Nederlandsche Spoorwegen om
het rangeerterrein uit te breiden, waardoor
zij grond van de gemeente noodig hebben,
Welke grond de gemeente niet geven wil, om
dat zij bezwaren heeft niet alleen tegen uit
breiding van 't rangeerterrein in dit stads
kwartier, maar zelfs tegen het rangeerterrein
in zijn huidigen vorm.
De gemeente heeft immer bezwaar tegen de
plaats gehad waar het goederen-emplace
ment nu gekomen is en zich ook verzet tegen
uitbreiding van het rangeerterrein. In het
dossier vonden wij daaromtrent rapporten
van den directeur van Openbare Werken,
gedateerd 2 Jnaart 1918, waaraan wij 't vol
gende ontleënen:
Reeds bij de besprekingen, welke aan de
spoorwegwerken, belichaamd in de overeen
komst van 1903, vooraf zijn gegaan, werd
de plaats van het goederenstation ten westen
van de Leidschevaart afgekeurd. Niettegen
staande dit werd dit station -met emplace
ment aldaar gemaakt, wellicht gedeeltelijk
ten behoeve van de gemeente Haarlem,
doch vermoedelijk voor een ander deel ter
ontlasting van het station Amsterdam.
Omtrent de voorgestelde belangrijke uit
breiding van het emplacement, waaronder
begrepen is het leggen van sporen op die
gronden en het maken van een toegang naar
den weg langs de Leidschevaart, zegt het
rapport:
Het behoeft geen breedvoerig betoog, dat
deze uitbreiding, wat plaats betreft, voor de
gemeente allesbehalve als gunstig is aan te
merken, een dergelijke plaats zal in hooge
mate de uitbreiding Van de gemeente aldaar
beiemmeren, terwijl daardoor de aantrek
kelijkheid als woonkwartier in niet geringe
mate zal verloren gaan.
Het verdient dus, naar mijne meening, om
die reden reeds alle overweging, om te
trachten, de spoorwegmij. te bewegen, van
uitvoering van dit gedeelte van haar plan te
doen afzien.
Volgens den heer Dumont is een bijko
mende omstandigheid van niet minder be-
teekenis, dat, komt het plan der Mij, tot uit
voering, de gemeente geleidelijk gedwongen
zal worden in 'n richting, welke door haaf
niet als de juiste was en wordt aangemerkt,
verbetering aan te brengen in de vaart en
met overbruggingen, welke de verbinding
tot siandbrengen tusschen de Westergracht
en het Spaarne.
Het rapport wijst op moeilijkheden,
welke het tot standkomen der los- en laad
plaats zal brengen en gaat dan na, dat uit de
vaststelling van het uitbreidingsplan van 20
Februari 1907 blijkt, dat op den nog beschik
baren grond op zoodanige wijze straten en
pleinen zijn ontworpen, dat verband gelegd
is tusschen de kathedraal „St. Bavo" en de
aanwezige verbouwing ten noorden van de
Westergracht en die ten zuiden van de
kathedraal.
Bij de Mij. bestaat het voornemen, om den
grond op te hoogen en daarop sporen en
wegen, etc. aan te leggen, zegt het rapport.
Op den grond wordt dus voorloopig niet
gebouwd, aldus het rapport. Krachtens de
Bouwveordening kan het tot stand komen
der werken der Mij. niet worden belet. Zijn
evenwel deze werken uitgevoerd en wordt
dan voor het bouwen van loodsen, wonin
gen, enz. bouwvergunning gevraagd, dan
zouden deze formeel geweigerd kunnen wor
den, doch deze weigering zou geen effect
te weeg brengen, omdat door de weigering
het emplacement niet zou verdwijnen.
Tot het voorkomen der tot stand koming
der werken kan volgens het rapport, alléén
geweigerd worden, den voor de Mij. noodi-
gen grond af te staan, doch 't rapport gelooft
niet, dat dit middel tot bevredigend resul
taat zal leiden, daar de Mij. wel tot onteige
ning haar toevlucht zal nemen.
In een rapport van 9 April 1920 zegt de
heer Dumont, dat in de betreffende com
missie is vastgesteld, dat aan de westzijde
der gemeente de spoorbaan, die ongeveer
evenwijdig loopt met de Leidschevaart, een
afsluiting vormt, welke een uitbreiding van
de gemeente naar die zijde in hooge mate
zal belemmeren, omdat door het aanwezig
zijn van die spoorbaan het maken van over
wegen bezwaarlijk zal zijn, terwijl de moge
lijkheid, om overwegen te maken over het
gedeelte tusschen de Westergracht en de
Pijlslaan geheel is uitgesloten door de aan
wezigheid van het tegenwoordig goederen
emplacement.
De door de spoorwegmij. noodig geoor
deelde uitbreiding van het goederen-empla
cement oorspronkelijk ontworpen langs de
Westergracht op terreinen aan de Mij. in
eigendom toebehoorend, past in het geheel
niet in deze omgeving.
Het uitbreiden van dat goederen-empla
cement, evenwijdig aan de bestaande spoor
baan aan de oostzijde daarvan geeft even
min een gewenschte oplossing. Immers een
dergelijk emplacement, vermoedelijk niet ge
heel aangelegd of aan te leggen, uitsluitend
bestemd voor het goederenverkeer voor
Haarlem, behoort niet aanwezig te zijn in
een omgeving, gelegen tusschen de stad en
de duinstreek, welke voorbeschikt is, in
beide te worden opgenomen.
Verder wordt in het rapport aangestipt,
dat de ligging van het emplacement voor
Haarlem niet gunstig is.
Tenslotte dit uit het rapport:
Voor Haarlem is vermoedelijk niet noodig
een rangeerterrein van den omvang als door
de Mij. wordt gewenscht. De plaats van een
dergelijk terrein behoeft dus niet in Haar
lem gelegen te zijn.
Tot zoover het rapport van den directeur
Er blijkt uit, dat het gemeentebestuur van
Haarlem van oordeel is, dat een rangeer
terrein van den omvang als door Spoor
wegen gewenscht, voor Haarlem niet noodig
Is, dat de plaats van 't rangeerterrein en
goederen-emplacement aan de Westergracht
gansch verkeerd is en dat de gemeente, wijl
de spoorwegen ongeneigd zijn het emplace
ment te verplaatsen, geen grond aan de
Maatschappij moeten verkoopen om haar in
staat te stellen het rangeerterrein uit te
breiden.
Ieder Haarlemmer- zal de juistheid van
het standpunt van het gemeentebestuur be
amen. Dat rangeerterrein hoort daar niet
aan de Westergracht en bijna onbegrijpelijk
is het dat de Spoorwegen niet mede wil
len werken aan verplaatsing van het em
placement. Zelfs al zou een ander rangeer
terrein niet in alle opzichten zoo goed
voldoen als het terrein aan de Wester
gracht, dan nog dienden de spoorwegen
zooveel welgezindheid te betoonen tegen
over Nedlerlandsche Staatsburgers tegenover
de Haarlemsche burgerij, dat zij toch hun
plan doordrijven en vriendelijke verzoeken
hardn kkig negeeren.
Bij schrijven van November 1919 werd
door B, en W. aan de directie der H. IJ. S.
M. medegedeeld, dat zij het voorstel der H.
JI. S. M. aanvaardde, om de uitbreiding en
wijziging van het goederen-emplacement
Haarlem niet te doen uitvoeren volgens het
door de spoorwegdirectie daarvan oorspron
kelijk opgemaakt plan (langs de Wester
gracht), doch volgens het door de directie
gewijzigde plan.
Alvorens den raad de noodige voorstel
len konden worden gedaan, moest, naar de
meening van B. en W., eerst overeenstem
ming met de directie verkregen zijn betref
fende de in ruiling begrepen gronden, hun
waardebepaling en de voorwaarden.
Op onderstaand kaartje wordt ongeveer
juist aangegeven welke ruiling van grond
tusschen de gemeente en de spoorwegen
hier bedoeld werd.
De gemeente zou de verplichting aan
vaarden, binnen een nader in overleg vast
te stellen termijn een verbinding tot stand
te brengen van de Voorzorgstraat met de
Van Oosten de Bruijnstraat en tot het aan-
ieggen van een verbindingsweg langs de
Westergracht tusschen de oostzijde van het
emplacement en de Van Oosten de Bruijn
straat.
De Mij-, zou een oevervoorziening moeten
aanbrengen op het tolend langs de zuid
zijde van de Westergracht, waarvan de con
structie in overeenstemming moest zijn met
di eaan de noordzijde van die vaart.
De Mij. zou ook moeten zorgen voor op
hooging van het tolend.
1 Maart 1920 antwoordt de Mij. daarop
en maakt enkele wenschen kenbaar.
Bij schrijven van 5 Mei 1920 wordt door
B. en W. aan de directie der Hollandsche
IJ. S. M. een onderhoud gevraagd voor de
toenmaals fungeerende Verkeerscommis-
sie besta'ar.de uit de hceren Mr. Slingen-
berg, Dumont, Cuijpers. Geiyritsz en Ber-
lage) om met haar te spreken over de
wijziging en uitbreiding van het goederen-
emplacement en uitbreiding van het Stations-
empiacement te Haarlem.
Op 4 Juni 1920 antwoordt de II. IJ. S. M.
dat zij met zulk een bespreking instemmen.
Harerzijds worden voor die bespreking
aangewezen de chef van Weg en Werken,
Dr. Ir. G. W. van Heukelom met den atdee-
lingschef bij dien dienst. Ir N. M. de Kanter,
alsmede de chef van Dienst van Vervoer, T.
M. T. C. Jorissen.
Op 31 Juli 1920 wordt een schrijven door
B. en W. van Haarlem verzonden, naar aan
leiding van deze op 21 Juli gehouden confe
rentie, waarin de wenschen van Haarlem's
gemeentebestuur zijn vervat.
In dat schrijven wordt gevraagd (wij resu-
meeren) 1. verplaatsing van 't goederen-em
placement aan de Leidsche Vaart en niet
uitvoering van de voorgenomen uitbreiding
van dat emplacement; 2. in overweging
wordt gegeven het goederen-emplacement te
verplaatsen naar het Noorden der stad aan
het N. B. Spaarne; 3. verplaatsing van het
rangeerterrein b.v. naar een terein ten zui
den van de Zandvoortsche Laan; 4. de wen-
sehelijkheid wordt betoogd, in verband met
de voorgenomen electrificatie van den
spoorweg Amsterdam-Rotterdam de spoor
baan omhoog te brengen.
Na het aan brieven vruchtbare jaar 1920
blijft de zaak lang rusten! Want op dit
schrijven van het gemeentebestuur werd
tittel noch jota gehoord, tot twee jaar later,
dato 17 Juni 1922 een brief van de Neder
landsche Spoorwegen werd ontvangen, waar
in met negeeren van alle wenschen door het
gemeentebestuur geuit, een brief van 31 Juli
1920 en dus met negeeren van alle wen
schen geuit in de vergadering van de Ver-
keerscommissie en vertegenwoordigers der
S.S., weder wordt gevraagd om de gronden,
die 20 Maart 1920, waren aangevraagd tei
uitbreiding van het goederen-emplacement.
De S. S. schrijven:
Naar aanleiding van de destijds tusschen
ve Verkeerscommissie en onze vertegen
woordigers ten stadhuize te Haarlem gehou
den bespreking hebben wij overwogen of 'net
voor eene goede uitoefening van den spoor
wegdienst mogelijk en practisch uitvoerbaar
Tot hiertoe ging de kwestie dus tusschen j
de gemeente Haarlem en de Ned Spoor- f
wegen. Maar er komen nieuwe kanten aan j
de zaak. De uitbreiding der Kathedraal komt j
er bij in 't geding. In het dossier vinden wij
d.d. 19 Juni 1924 een brief van Mgr. Möll-
mann aan wethouder Reinalda, waarbij te
rugzending gemeld wordt van het aan Z. D.
H. den Bisschop gezonden uitbreidingsplan
der gemeente en verzocht wordt namens den
Bisschop, den architect van de kathedraal,
!r. Jos Cuypers, te willen raadplegen.
Verder werd verzocht, rekening te hou
den met het feit, dat de Bisschop indertijd
plm. een halven bunder meer grond heeft
aangekocht, dan noodig was, omdat Mgr. in
de onmiddellijke nabijheid een convict wil
de doen bouwen voor theologie-studie en
assistentie in de kathedraal. Wel was het
plan nog niet uitgevoerd kunnen worden,
maar niet opgegeven.
De heer Dumont verklaarde 27 Juni 1924.
geen bezwaren te hebben, Ir. Ctrypevs te
hooren, hoewel hij van oordeel was, dat dt
gelegenheid voorbij was, bezwaren in te die
nen, daar het plan reeds was vastgesteld.
Wat het bouwen van een convict bete,t.
meende de heer Dumont, dat de bouw kou
geschieden op een terrein aan de zuidzijde
der kerk, mits het gebouw niet te hoog ont
worpen werd
Mocht dit terein niet geschiki zijn, dan
zou met de omliggende eigenaren over aan
koop of ruiling van grond onderhandeld
dienen te worden.
Dit werd aan Z. D, H, den Bisschop mede
gedeeld.
29 Januari 1925 zond Ir. Cuypers aan den
heer Dumont een ontwerp voor de omge
ving van de Kathedraal, als resultaat dat
zich had ontwikkeld uit de besprekingen in
diverse richtingen.
Hij schreef daarbij, dat hij doende was,
om de spoorwegen alsnog bereid te vinden
lot afstand van een strook grond, die als
scherpen driehoek voor hun toch maar wei
nig belang kan hebben.
Uit de verdere stukken, over deze zaak
gewisseld, tuschen Ir. Cuypers en den heer
Dumont, blijkt, dat de onderhandelingen
tusschen hen op de meest aangename wijze
gevoerd zijn en ten slotte tot volkom'en
overeenstemming leidden.
Op 16 Maart 1925 werd door Ir. Cuypers
een brief gezonden aan den heer Dumont,
welke brief onder meer het volgende in
hield.
Thans ben ik in de gelegenheid u een
kaart aan te bieden, waarop de grondge
dachte van een regeling der terreinen rond
de Kaihedaal is aangegeven,
De verschillende stichtingen die verband
houden met Kathedraal en Parochie vragen
de terreinen rond een piein dat ineet van
Noord naar Zuid 95 M., van Oost naar
West 55 M.
Dit plein ligt groolendtels op grend dei-
Kathedraal,
Maar ten Noorden is voor een dragelijke
bebouwing noodig een driehoekige strook,
die de Ned. Spoorwegen niet kunnen be
nutten.
De Directie is niet ongenegen mede te
werken om die strook te verkoopen aan het
Bisdom, mits de gemeente Haarlem bereid
worde gevonden om een driehoekige strook
nabij het goederenstation over te dragen aai
de Ned. Spoorwegen.
Verder zal de uitvoering der Kathedraal-
plannen afhankelijk zijn van nog uitbreiding
van grondbezit ten Westen en ten Zuiden
waar de gemeente Haarlem eigenaar is.
Na deze gevoerde onderhandelingen werd
op 7 Juli 1925, blijkens_ de overgelegde
stukken in het dossier, door den heer Du
mont hiervan verslag gedaan aan B en \V
De heer Dumont schreef daarin bij de
mededeeling der voorgestelde wijzigingen:
Zooals o.a. uit het schrijven van den heer
Cuypers d.d. 16 Maart 1.1. blijkt, is de direc
tie der H. S, M. niet ongenegen, een strook
grond te verkoopen aan het Bisdom, mits
de gemeente Haarlem bereid worde gevon
den, een driehoekigen strook grond nabij het
zou blijken hef rangeer-emplacement eenige
K.M. in zuidelijke richting te verplaatsen.
De zeer ernstige bezwaren daartegen, in het
bijzonder de daaruit voortvloeiende schei
ding tusschen goederenstation en rangeer
station maken een dergelijke oplossing on
toelaatbaar. Wij zijn dan ook van oordeel
dat de ontworpen uitbreiding van het goe
deren-emplacement Haarlem niet langei
mag worden uitgesteld en zullen het op prijs
stellen het aan het slot van ons vorenbe
doeld schrijven gevraagde bericht van in
stemming thans spoedig te mogen ontvangen.
Geen verplaatsing van het rangeerterrein
dus, geen ophooging vrn de spoorbaan,
maar integendeel uitbreiding van het be
staande rangeerterrein.
Over dit verzoek van de spoorwegdirectie
wordt wederom advies van den directeur
van Openbare Werken gevraagd, die reeds
6 Juli 1922 antwoordt en bij zijn vroeger
gegeven advies volhardt.
goederenstation over te dragen aan hare Mij.
(Op ons kaartje geteekend met A).
Het komt mij niet gewenscht voor, ge
noemde driehoekige strook grond aan de
Hollandsche Spoor over te dragen, zegt de
heer-Dumont, aangezien hierbij de bedoeling
voorop staat, meerdere ruimte te verkrij
gen voor het ombuigen der spoorbanen, ten
einde langs de Westergracht een loswal te
maken en daarlangs de spoorbanen door
te trekken.
Op 19 Augustus 1925 doet de heer Da-
niëls, loco-directeur van O, W„ aan B. en
W. op hunne uitnoodiging toekomen voor
stellen tot ruiling van grond. Waar eenige
perceelen grond aan de Ned. Spoorwegen
behooren, worden de onderhandelingen met
deze Mij. hieromtrent weder voortgezet. Op
26 Augustus 1925 wordt dan ook aan de
directie der Ned. Spoorwegen o, m. het
volgende g^chreven:
Ter uwer kennis zij gebracht, dat het in
ónze bedoeling ligt, om de 18 M. breede
Van Oosten de Bruynstraat, welke naar het
zuiden reeds is aangelegd tot de brug over
de Leidschevaart, tusschen de Pijlslaan en
de Schouwtjeslzan, naar het noorden te
verleneng en die straat alsdan met een
brug over de Westergracht in aansluiting
te. brengen met het kwartier ten noorden
van die gracht.
Aan de directie der Ned. Spoorwegen
werd gevraagd, of zij bereid was, de nog
niet aan de gemeente Haarlem behoorden
gronden aan haar in eigendom over te dra-
L2n'
Tevens werd gevraagd, of de oirectie
wilde verkoopen perceelen 915 en 917.
B. en W, besluiten den brief aldus:
Aan liet slot van dezen brief wenschen
wij, met het oog op den in dè naaste toe- j
komst te verwachten verderen aanbouw
van woningen ten westen van het tegen
woordige rangeerterrein en goederen-em
placement bij de Westergracht op te mer
ken, dat het alle aanbeveling verdient, dat
uwerzijds reeds thans slappen worden ge
daan, die leiden tot het naar het zuiden
verplaatsen van het emplacement c.q. tot
'net brengen op hoog niveau van het ge-
heele emplacement daar ter plaatse.
Wij verklaren ons gaarne bereid, daar
over nader van gedachten te wisselen.
Daarop komt dan antwoord van de direc
tie der Ned. Spoorwegen, gedateerd 30
October 1925.
Dit antwoord is afwijzend en herinnert
allereerst aan het schrijven der Mij. van 17
Juni 1922, waarin het eenige kilometers in
zuidelijke richting verplaatsen van het ran
geer-emplacement ontoelaatbaar werd ge
noemd.
Het schrijven vervolgt dan:
Hoewel onder den invloed van ongunstige
tijdsomstandigheden dc plannen tot wijzi
ging en uitbreiding van het goederen-em
placement Haarlem zijn blijven rusten en
er voor ons geen aanleiding bestaat, die
plannen voorloopig weer in studie te nemen
en hoewel het op hoog niveau brengen van
het geheele emplacement in de toekomst
alleen dan zal kunnen worden overwogen,
indien daarvoor een zéér belangrijke bij
drage van uwe gemeente in uitzicht wordt
gesteld, zoo kan toch reeds nu worden me
degedeeld, dat óm een zoodanige ver
hooging van het emplacement mogelijk te
maken door ons de beschikking zou
moeten worden verkregen over gronden,
ongeveer zooals het geval zou zijn volgens
het plan tot ruiling, waarover de onder
handelingen door uw college bij schrijven
van 20 Juli 1922 werden afgebroken.
Indien uw college bereid mocht zijn, die
onderhandelingen wederom op te vatten en
indien zij tot een goed einde worden ge
bracht, dan verkrijgt uwe gemeente daar
door de beschikking over de gronden, noo
dig voor de door uw college «fewenschtc
doortrekking van de Va,n Oosten de Bruyn
straat en voor de uitvoering van het stra
tenplan ter noordwesten van de Kathedraal.
Wenscht uw college echter niet in dezen
zin te handelen, dan zouden wij geen vrij
heid kunnen vinden, om de gronden, uwer
zijds voor de verlenging van die straat ge-
wenschyt en de perceelen Gemeente Haar
lem Seclie I nrs, 915 en 917 aan uwe ge
meente te verkoopen, omdat bij de thans
bestaande onzekerheid ten aanzien van
plannen voor de toekomst, geen spoorweg-
grond kan worden afgestaan, waarvan het
bezit (ater uit spoorwegoogpunt voor ons
van belang zou kunnen zijn.
Tot zoover dc gevoerde briefwisseling,
die wij in het dossier vonden.
De heer Klein stelde zijn bekende vra
gen om te informeeren of het gemeentebe
stuur inzake de ophooging van de spoor
baan genoeg activiteit had betoond. Er
blijkt uit de correspondentie dat er eenige
hiaten zijn. Zoo schijnt van 31 Juli 1920 tot
17 Juni 1922 en van 6 Juni 1922 tot 19
Augustus 1925 weinig aan de zaak te zijn
gedaan. Maar dit is een kwestie van ge
meentelijk huishoudelijken aard, waarbij
men niet moet vergeten dat onderhandelin
gen over aankoop, verkoop en ruiling van
grond soms zeer moeilijk en noodzakelijker
wijs zeer tijdroovend kunnen zijn, vooral in
moeilijke gevallen als deze ér een was,
waar de eene partij de andere dwars zit.
Voor ons is echter van belang dat uit de
briefwisseling blijkt wie hier een spaak in
het wiel steekt: de gemeente Haarlem of
de Ned. Spoorwegen. En dan staat de zaak
zóó: de gemeente Haarlem wil het rangeer
terrein weg hebben, zeker niet medewer
ken aan uitbreiding; de spoorwegen wen
schen dat rangeerterrein in dit mooie stads
kwartier te handhaven. Tusschen deze twee
belangen in staat dé Kathedraal, die grond
van de spoorwegen noodig heeft voor haar
uitbreiding, maar dezen grond niet krijgen
kan van de spoorwegen, zoolang de ge
meente geen grond geeft waardoor het em
placement kan worden uitgebreid. De Kathe
draal wordt dus zoo zien wij het althans
tot op zekere hoogte uitgespeeld tegen het
gemeentebestuur van Haarlem, wat wij op
zich zelf als geen nobel gebaar vinden, maar
misschien zelfs ligt er een bedreiging van
de spoorwegen verborgen om de omgeving
en het gezicht op het mooie, fiere Room-
sche bouwwerk, onze kathedraal, te beder
ven door het aanleggen van spoorwegrails
en het leiden van goederenwagons langs de
Westergracht tot vlak langs de kathedraal.
Dit nu zouden wij wienig minder dan kunst
schennis achten, waartegen onze minister
van Schoone Kunsten dient te waken en
heel kunstlievend, vooral Roomsch kunst
lievend, Nederland.
De oplossing is moeilijk in het conflict
tusschen de gemeente Haarlem en de Ne
derlandsche Spoorwegen. Wij voor ons zien
de eenvoudigste oplossing zóó dat de Ne-
derlandscheSpoorwegen niet moedwillig een
mooi Haarlemsch stadskwartier verknoeien
en medewerken het rangeerterrein naar een
ander terrein te verplaatsen. Dit zal veel
ergernis voorkomen en wegnemen. Maar
hoe dit conflict zich ook ontwikkelt, in
geen geval mogen de Nederlandsche Spoor
wegen de kathedraal uitspelen tegen het
gemeentebestuur van Haarlem, noch minder
op eenigerlei wijze het aesthetisch uitzicht
der kathedraal benadeelen. Dit zou wij
herhalen het kunstschennis zijn.
Wij zijn overtuigd dat de Nederlandsche
Spoorwegen zonder hun belangen of preten
ties ook maar eenigszins te schaden, de
gronden kunnen afstaan voor de uitbreiding
der kathedraal. De gronden, die daarvoor
noodig zijn, liggen in een voor de Spoor
wegen waardeloozen hoek.
Meeuwen gespeeld. Hoewel de Meeuwen
voor hen buitengewoon geschikt weer
hadden, moesten ze toch san het met^groot
enthousiasme speende „Beverwijk 3 met
32 verliezen, zcoilat de roodbroeken
„gelauwerd" naar 't Wijckie kwamen! Ze
moeten dan ook allen uitstekend gespeeld
hebben, zelfs hun aanvoerder was er zeer
over te spreken en dat gebeurt nu niet zoo
heel gauw. 'k Heb vernomen, dat er tegen
woordig zoo goed en zoo ijverig geoefend
wordt in hardloopen „duurloop. verspringen,
maar goed vc.houden Beverwijk-:eden!!
Politie Sportvereeniging „Haarlem"
V.V. „Gonnerman" 01.
P.S.H. begint met negen spelers waardoor
V.V. G. in de meerderheid is zonder dit
evenwel in een doelpunt te kunnen uit
drukken. Als P.S.H. na tien minuten voltal
lig is komt zij in de meerderheid en niet
tegenstaande beiden ploegen een strafschop
krijgen te nemen blijft de stand tot rust 0- 0.
Na rust aanvankelijk hetzelfde spel, beiden
doelen om beurten in gevaar, doch doel
punten blijven uit.
Bij een aanval van P.S.H. constateerde de
scheidsrechter een handsgeval en kende een
strafschop toe, doch ook ditmaal werd de
bal zacht rollend ingeschoten. Hierdoor
blijkbaar aangemoedigd komt V.V. G. in de
meerderheid, doch hoe het elftal zwoegt,
de Politie-achterhoede is voor haar taak
berekend en retourneert alles. Als er nog
vijf minuten is te spelen wordt de baf een
der P.S.H.-achterspelers in het gelaat ge
schoten, deze speler beschermt zijn gezicht,
doch de scheidsrechter kent strafschop toe.
De V.V. G. midhalf plaatste den bal on
houdbaar in het doel niettegenstaande de
P.S.H, tweemaal een dubieuse strafschop
onbenut hefaben gelaten. P.S.H. doet nog
eenige verwopde aanvallen waarbij de rechts
binnenspeler tweemaal een gloeiende kogel
inzendt, doch op gelukkige wijze ontsnapt
het V.V. G.-doel aan een doorboring.
Spoedig hierna is het tijd en heeft Gonner
man verdiend gewonnen. Jammer dat de
scheidsrechter te veel gebruik van zijn fluit
maakte, waardoor het spel onnoodig werd
opgehouden.
POLITIEHONDEN DRESSEERCLUB
„ZUIDERHOUT".
J.I. Zondag hield de politiehonden dres-
seerclub „Zuiderhout" op haar terrein
„Huis ter Zaanen" een voorkeuring" voor de
honden welke vermoedelijk dit jaar voor de
groote keuring der K.N.P.V. ter verkrijging
van een certificaat zullen gaan. Ondanks
het buitengewoon slechte weer was maar 1
deelnemer thuisgebleven, zoodat om pl.m.
9 uur begonnen wordt 5 honden te keuren
onder tamelijke belangstelling der leden.
Alles tot in de puntjes te vermelden is on
doenlijk. Het geheel kan als „zeer goed"
v/erk gekwalificeerd worden.- Van de 5
honden zullen er dit jaar beslist wel weer
eenige „gediplomeerd" worden. De uitslag
luidde
le prijs J. v. d. Vijgh met 208 punten
2e prijs A. v. Andel met 202 p. 3e prijs
H. v. d. Werff met 187 p. 4e prijs H.
Groigis met 181 p. No.5 was de heer Zomer
dijk met 153 p.
R. K. V. S. „BEVERWIJK".
Pas na den middag nam Pluvius, die ons
den ganschen ochtend zoo goed bedeeld
had, afscheid. Doch 't bleek al gauw, dat-ie
Beverwijk maar niet ken vergeten, en
daarom maar weer spoedig terugkeerde.
Geen wonder, dat de Amsterdamsche Zwa
luwen bericht van aftasten stuurden. Het
was jammer, maar wel te begrijpen.
Alléén het 3de elftal, of wel Burger met
zijn onderdanen, speelde te Limmen en met
groot succes.
Na een spannenden strijd werd eerst
van Forward 2 met 1—0 gewonnen. Ver
volgens werd een tweede match tegen de
HANDBOOG CONCOURS.
Zondag 30 Mei j.l. heeft op de banen van
den heer H. J. Klauwers een handboog
schietwedstrijd plaats gehad uitgeschreven
door de Ned. Bond voor Handboogschutte-
rijën, welke den volgenden uitslag heeft ge
bracht.
Eerste korps-puntenprijs „Vooruitgang Zij
Ons Streven" uit Santpoort met 272 punten.
Tweede korps-puntenprijs „De Jonge
Batavieren" uit Haarlem met 252 punten.
Korps-rozenprijs „Claudius Civilus" Am
sterdam met 8 rozen.
„Willem Teil" uit Delft behaalde geen
prijs, en bracht hef voor dit korps matige
aantal punten van 208, terwijl „Concordia"
Amsterdam slechts 180 punten behaalde,
en dezen keer zonder den rozenprijs naar huis
werd gestuurd, daar Claudius Civilus hier
beslag op legde.
De personeele prijzen werden als volgt
behaald le puntenprijs H. Antonissen,
Claudius Civilus 54 punten 2e puntenprijs
F. J. Verhappen Vooruitgang Zij Ons Stre
ven 51 punten.,
Voor den personeelen rozenprijs hadden de
heeren Ch. Smit en H. J. Klauwers elk 3
rozen, doch na een hardnekkige herkam-
ping moest Ch.Smit den prijs afstaan aan zijn
clubgenoot H. J. Klauwers, die nog Brus-
selsche allures had, en zijn pijl nog
eenmaal met een knal in de roos plaatste!
Het was een mooie herkamping door ve
len, en vooral door huh mede-leden van Voor.
Zij Ons Streven gevolgd, doch het mooiste
was dat de overwonnene zijn clubgenoot
het éérst feleciteerde.
De uitslag vrije baan was als volgt
le prijs H. Maas, „Claudius Civilus"
21 punten 2de prijs H. Assendelft, „Jor.ge
Batavierert," 20 punten 3de prijs: H. An
tonissen „Claudius Civilus," 20 punten
4de prijs: A. Brekelmans, „Vooruitgang
Zij Ons Streven," 19 punten 5de prijs N.
Brugman, „Claudius Civilus" 19 punten.
Ondanks het slechte' weer was het toch
een prettige sportdag, die voor de vereeni-
gingen hier uit de omgeving igeen windeieren
heeft gelegd, daar zij van de 6 eereteekens, er
4 hier wisten te houden. V. Z. O. S. 3 en
Jonge Batavieren 1. Het zal dan ook volgens
de meening van schrijver dezes niet kwaad
kunnen zijn als de Jonge Batavieren en V. Z.
O. S. elkaar nog voor het groote concotirs in
een vriendschappelijken wedstrijd bekampen
om zoodoende de laatste restjes concours
koorts te overwinnen, voor den grooten strijd
in Amsterdam.
F. J. V.
v. Nek door den Duitschen Wieler
bond gestraft.
Naar de Crt. meldt kwam het bestuur van
den Bond van Duitsche Wielerbanen Zondag
bijeen en besprak de gebeurtenissen bij de
zesdaagsche te Dortmund en in het bijzonder
het geval van den Nederlandschen wielrenner
Van Nek, dat in de Duitsche pers veel stof
heeft doen opwaaien.
Van Nek werd veroordeeld tot een boete
van 500 Mark, terwijl het hem tot 31 Maart
1927 verboden is. op Duitsche wielerbanen
uit te komen.
Nader wordt gemeid
De bestraffing van Van Nek wordt als
volgt gemotiveerd. Het staat vast, dat de
beweringen van Van -Nek in Nederlandsche
en andere bladen door niets bewezen worden.
Daarentegen zijn alle getuigenverklaringen
ten ongunste van Van Nek. Voorts staat vast,
dat Van Nek een official, lid van de sport-
commissie en den verantwoordelijken leider
van den wedstrijd met handtastelijkheden
heeft bedreigd dat hij meubelen beschadigd
heeftzich vóór her incident reeds zeer onge
past heeft gedragen en ten slotte, dat hij opge
treden is op een wijze, die in strijd is met spor
tieve opvattingen. Dit laatste wegens het niet
verdedigen van een kans, wegens het staken
van den strijd zonder goede redenen, wegens
beleediging en bedreiging met handtastelijk
heden van den wedstrijdleider, den heer
Schwars, wegens zijn pogingen om op an
dere rijders pressie uit te oefenen en wegens
het in discrediet brengen van de Duitsche
wielersport door in het openbaar valsche be
weringen te uiten.
DE GORDON-BENNETT BALLON
WEDSTRIJDEN.
De onderstaande ballons zijn gedaald
De Army 16 (Amerika) heeft tot nog toe
het langste traject afgelegd n.l. 535 K.M. De
ballon landde bij Grabau in Mecklenburg.
De „Prince Leopold" (België) met den win
naar van 1925, Veenstra, aan boord landde
te Grosz Rochardin in Oldenburg en legde
dus een traject van 350 K.M. af. De Spaan-
j sche ballon „Peneranda" bracht het niet
verder dan Garderer. in Nederland (148
j K.M.), terwijl de „Picardië" (Frankrijk)
ook in Nederland terecht kwam en wel bij
I Culemborg (100 K.M.).
De „Bee" (Engeland) landde bij. Vrijhoeve-
i Capelle (75 K.M.), de Aerostiers I (België) bij
I Tilburg (60 K.M.) en de Aerestiore III (Ita
lië) bij Zundert (35 K.M.).
De meeste ballons werden door den storm
tot dalen gedwongen. De Akron (Amerika)
kwam ook in Holland terecht, maar toen de
mand den grond raakte sprong een der pi-
loten er uit, waarop de ballon plotseling steeg
en verdween. Door dit feit is deze ballon
1 echter uit den strijd geraakt.
De Belgica is nabij Hamburg geland, zoo
dat een afstand van 465 K.M. is afgelegd,
terwijl de Banshee III (Engeland) het tot
Veghel bracht (80 K.M.).
De Goodyear III bestuurd door v. Or-
man met Morton als pasagier is geland te
Soelvesborg in Zweden en heeft den groot
sten afstand afgelegd.
POSTDUIVENVLUCHT.
De uitslag van de postduivenwedvlucht van
Noyon(Frankrijk) afstand 332 K.M. luidt
le, 6e, 12e H.M. Wülemse 2e, 10e C.F.
j v. Duffelen 3e B.J. Nieuwenburg 4e A.
Wijker 5e H.A. v.d. Domhaf 7e, 8e H.J.
Petter 9e A.H. Lestradé lie J. Keysper
13e G.N. v.d. Linden. („De Ooievaar").
H.J. Handgraaf le L. v. Breugel 2e en 5e
H. Hölsken 3e en 11e Joh. Steenman 4e en
6e E. Hugtenburg 7e M. Mes 8e, 9e, 10e,
12e H. Heesemans 13e. ('t Centrum.)
12e prijs A.R.J. Schijvenaar 2e H. van
Claus 3e, 10e J, Verver 4e, 15e J. de Wilde
5e, 18e J.J. Persoon 6e, 8e lie P. Kroon
7e Th. Woltersch 9e, 13e J. Bogaert14e
C. Hirs 16e. 17e, 20e J.C. v. Vueren 19e D.
Dollee. („De Reisduif").
De duiven werden om 7.30 losgelaten.
Eerste duif 12.25.04 uur laatste 2.59.28
uur.
P. V. COLUMBUS.
Uitslag wedvlucht Lier (België) op 9 Mei
j.l. 1, 3 H. v. Alphen, 2, 13 L. Gimbrere,
4. 11, 18 M. C. Fehres, 5, 10, 17 A. Carpen-
tier, 6, F. J. Neuman, 7, J. v. Alphen, 8, 12,
19, 27, W. v. Kampen, 9, H. v. Maren, 14,
24 J. Brcekhof, 15, A. Duitemeyer, 16, 18
23, P. Emmer, 20, 21 P. H. Boeree, 22, H.
Menken, 25, 26 G. H. Stouten.
Uitslag wedvlucht Soignies (België) op
23 Mei j.l. 1, 4, 6, 9, 10 P. H. Boeree, 2, A.
Duitemeyer, 3, 12 L. Gimbrere, 5, 11, 13,
14, 18 G. H. Stouten, 7,16 W. v. Kampen, 8,
A. Carpentier, 15. 19 M. C. Fehres, 17, J.
v. Alphen 20, J. Broekhof, 21 H. v. Alphen.
Uitslag Noyon op 30 Mei j.l. 1, 3, 4, 7,
16 P. H. Boeree, 2, 11, 15, 18, J. Broekhof,
5, 10 H. Cramer, 6, 12 L. Gimbrere, 8, H.
Menken, 9, 17, 19 W. v. Kampen, 13, 14
A. Carpentier, 20, H. v. Alphen.
VEREENIGING VAN POSTDUIVEN-
LIEFHEBBERS „DE LUCHTGIDS" TE
HAARLEM.
Bovengenoemde Vereeniging hield gisteren
Zondag 30 Mei een wedvlucht met oude dui
ven vanaf Noyon (Frankrijk), afstand 332 K.
M., waaraan door de leden werd deelgenomen
met 190 duiven, welke te 7 uur 30 min. in
vrijheid werden gesteld.
De prijzen werden als volgt behaald
J.J.B. Kan, le, 23e R. Brakel 2e, 3e A.
Joh. Kloek 4e, 7e G. Zomerdijk 5e, 24e; Jan.
J. Lasschuit 6e, 13e R.N. Heiloo 8e, 19e
Ed. v. Bree 9e, 15e, 20e, 29e P. Kobes 10e
Joh. v.d. Pol lie, P.M. Kok 12e H. Kokkel
koren 14e, 33e J.N. Leurs 16e, 26e Joh. v.
Berloo 17e J.A. Jonker 18e G.C. ten Bosch
21e W. Smit 22e J.W. Radsma 25e B.H.
Gort 27e H. Bannink 28e J.J. Vugt 30e
H. v. Oldenmark 31e P. Leurs 32e F.J.
Lourenburg 34e Jac. Samson 35eTh.
Mens 36e G.J. Kors 37e Th. Cornet 38e
Eerste prijswinner bereikte haar hok te 11
uur 58 min., met een snelheid van 1237 Meter
per minuut.
VOETBAL-ONGEVALLEN.
M. de Redacteur,
Nu de voetbal-competitie geëindigd is en
de besturen der vereenigingen misschien ge
legenheid hebben om zich aan meer indirec
te belangen te wijden, ben ik zoo vrij het
volgende onder de aandacht te brengen van
de betrokken besturen.
Hoewel zelf geen voorstander vin het
voetbalspel heb ik toch respect voor spor
tieve ideeën van anderen en zou als commis
saris van een onderlinge arbeiders fabrieks-
ziekenfonds gaarne eenige niet te onder
schatten bezwaren uit den weg geruimd zien.
Waar vele besturen met hun respectieve
lijke leden met de door mij bedoelde kwes
tie op de hoogte zijn en de ernst daarvan in»
zien en zij die er onbekend mede zijn onge
twijfeld mijne meening zullen deelen, twijfel
ik niet of er zal in die richting wel een gun
stig resultaat bereikt worden.
De kwestie is n.l. deze Het mag prac
tisch als een exceptie worden beschouwd dat
er ongelukken op het voetbalterrein gebeu
ren. Indien echter iets dergelijks plaats vindt
dan kunnen zich voor den persoon in kwes
tie moeilijkheden voordpen, die hem finan
cieel nadeel kunnen berokkenen, te meer
daar het hier besproken spel tegenwoordig
tot in alle standen is doorgedrongen.
Het is mij bekend, dat er reeds verachli-
dene malen verschil van meening is ont
staan in de besturen van de ziekenfondsen
of in zoo'n geval een onderling fonds wel
verplicht is financieelen steun te verleenen en
bij een strenge behandeling van zoo'n geval
zou het fonds zeer zeker niet in het ongelijk
gesteld worden
Zooals ik reeds terloops schreef doen lie
den aan deze sport mede, die wellicht in dag
of uurloon staan. Een goede regeling mag
dus noodig geacht worden.
Daarom heb ik gemeend de baturen van
de clubs in overweging te geven, bij even-
tueele ongevallen, een regeling te treffen dat
de speler die wegens een hem overkomen,
ongeval niet in staat is arbeid te verrichten
daarvoor schadeloos wordt gesteld, daar een
onderling ziekenfonds bij herhaling of mis
schien reeds bij 'n eerste maal financieelen
steun zou kunnen weigeren.
Ik hoop dat er geen foutieven uitleg aaa
dit artikel wordt gegeven daar het dan mis
schien meer in het na- dan wel in het voor
deel van t e speler zou zijn.
Daar ik zelf ook ambachtsman ben
commissaris van een reeds hierboven ge
noemd ziekenfonds zou ik het billijk vin
den dat indien een speler zóó door een on-
geval getroffen wordt, dat hij zijn arbeid
niet kan verrichten hij door zijn vereeniging
schadeloos gesteld wordt en hij dus niet het
slachtoffer wordt van zijn sportgenoegens.
U Mijnheer de Redacteur, dankend voor
de verleende ruimte, teeken ik
J. B. V.
Wij wijzen den geachten. inzender er op,
dat de voetballers zich tegen betrekkelijk
geringe kosten kunnen verzekeren door tus-
schenkomst van den Ned. Voetbalbond. Of
van deze wijze van verzekeren veel gebruik
wordt gemaakt, is ons niet bekend
Sportredactie N.H.Crt,