Uit Afrika
Gemengd Nieuws.
Eenvoudige dingen.
NIEUWE HAARL'. COURANT
Derde Blad Vrijdag, 9 Juli 1926.
Een tragisch ongeluk te wijten
aan lichtzinnigheid.
Het rapport betreffende
gemeentewèrken te 's-Bosch.
Een geheimzinnig geval.
De verlichting in kantoor
lokalen.
Van andermans leer
Een prae-historische stad
ontdekt.
Om op te frisschen.
Gauw beneden.
Millionair in een.
tuchthuis.
Plotseling doodgebleven.
Ook een weerprofeet.
Het sensatie-geval te Sliedrecht.
BINNENLANDSCH NIEUWS»
Kolpingshuis Den Haag.
Het Intern. Accouritantscongres.
FINANCIËN.
De huisvesting der Rijks
verzekeringsbank.
LANDBOUW EN VISSCHERIJ
„Het Nederlandsche
T rekpaard".
De penningmeester
gerehabiliteerd.
Hij moest even een boodschap
doen.
Modern ^iekenvervoer,
Wat je gebeuren kan, wanneer
je in een café zit.
De dood van een Nimrod,
R. K. Volkspartij.
AMSTERDAMSCH NIEUWS.
Geen automobieltentoonstelling
het volgend jaar.
Midden-Afrika Wordt beschouwd als een
■land, dat vol is van alle mogelijke gevaar
lijke wilde dieren en met recht, want door
de beschaving van Noord-Afrika is langza
merhand al het wild, dat vroeger in die
streken op vrijen voet leefde, naar het zui
den getrokken en de nederzettingen
van Europeanen in Zuid-Afrika dreven
noodzakelijkerwijze het wild naar het
Noorden, .met het gevolg, dat Midden-Afrika
vol is van alles wat het hart van een jager
kan begeeren: leeuwen, luipaarden, neus
hoorns, hyena's,civetten, vossen, olifanten
giraffen, 46 soorten gazellen of antilopen,
buffels, nijlpaarden, krokodillen, slangen van
allerlei soort, van den kleinen adder tot
den reusachtigen python, enz. Een ornotho-
logist kan zijn hart ophalen, want de tropen
zijn vol van vreemdsoortige vogels.
Het is echter niet dat groote, gevaarlijke
element in de dierenwereld, dat den mis
sionaris last geeft. Ja, het is en blijft
's nachts gevaarlijk. Als het denker wordt
moet men altijd voorzichtig zijn, want in de
duisternis staaf de heer der schepping ta
melijk machteloos. Het is mijn bedoeling
niet om over die gevaarlijke dingen te
schrijven. Daar heb ik een reden voor. Toen
ik verleden jaar in Holland was, werd ik ge
vraagd om het een en ander over dat wild
te vertellen. Ik deed het met graagte, maar
naderhand had iemand mij bestempeld met
den naam van Pater Don Quichot. Die
geestige heer dacht zeker, dat al de wilde
dieren in e^n dierentuin in hokken met tra
liewerk geboren worden.
Er zijn; echter andere plagen, waarover
ik u wil schrijven, plagen zooals vleermui
zen, plagen zooals muskieten, plagen zoo
als zandvlooien, plagen zooals mieren. Of
schoon dit soort niet zoo gevaarlijk is als
een luipaard kunnen zij toch het bestaan
van den mensch bijna of somtijds geheel
onmogelijk maken.
Het zou te veel zijn om al die plagen
in een enkel artikeltje te beschrijven, daar
om zal ik een greep maken en beginnen
met de mier.
Een ieder in Europa heeft beschrijvingen
gelezen of tenminste gehoord van de witte
mier. Het is eigenlijk geen mier. maar ge
lijkt er veel op. Het komt er ook weinig op
aan of de naam correct is ja of neen. de
schadelijke eigenschappen blijven dezelfde,
Hij wordt ook wel termiet genoemd, maar
er zijn zoogenaamde andere witte mieren,
die geen heuvel bouwen en die zijn lasti
ger, want met behulp van een houweel kan
men den termietenheuvel openhakken en
zoodoende de koningin verwijderen. Het is
niet mijn plan om de levenswijze te be
schrijven, maar alleen de last, die deze
diertjes ons brengen. Deze witte mieren ge-,
bruiken geen v'etsch. maar eten anders al
les. behalve ijzer er, glas. Zij werken In het
denker, daarom, zoodra zij zich in' de open
lucht begeven, maken zij eerst een verdek
ten loopgang van kiei naar het ar'.ikei dat
zij gaarf vcrslirden. Het is uiterst dom om
een houten kist op den grond te 'aten staan
want het is menigeen overkomen dat de
eigenaar na ecn:gen tijd niets van den in
houd terugvond. Ket is mij ook overkomen
dat ik 's av. nds mijn schoenen op d*r grond
liet staan en mijn schoeisel onbruikbaar in
den morgen terugvi nd. Wanneer een plaat
of schilderij vlak op den muur Hangt, be
staat er kans, dat gedurende den nacht de
gehe.lt- voorstelling verdwijnt. Hst is niet
raadzaam cm boeken in aanraking met den
muur te laten, want menig boek is op cie
manier in Afrika verdwenen. Somtijds is
zelfs een ijzeren kist niet veilig. Ik-had mijn
Misgewaden m zoo'n kist in een van mijn
bijkerken. Teer. ik terugkwam vond ik al
les verslonden. Er was een klein roestgaatje
in den bodem van de ldst en zij hadden
daar den aanval gemaakt. Zij maken hun
gangen langs den muur of dikwijls mid
den door de steenen en bereiken het dak
want zij zijn bijzonder gesteld op hout.
Daarom moet men altijd een oogje in het
zeil 'houden om geheele verstrcoing te voor
komen. Gebouwen van palen en klei op
getrokken blijven gevaarlijk, want al het
houtwerk in den muur wordt opgegeten
voordat men het gewaar wordt en het gt-
bouw kan instorten voordat men het min
ste vermoeden heeft. Ongelukken zijn dik
wijls hiervan het gevolg.
Maar er zijn vleeschetende dieren, die
voor niets terugdeinzen. Ik zAl u niet pla
gen met den wetenschappelijk en naam,
maar ze gewoonweg krijg-mier noemen. Zij
trekken uit in horden van duizenden en
mili'ioenen en vallen in dichte drommen aan.
Elk dier, hoe groot ook. moet wijken, want
weerstand is onmogelijk. Wanneer zij op
hun tocht uw huis ontmoeten moet men
het verlaten, totdat zij verder getrokken
zijn. Men vindt zijn huis terug en alles is
schoon gegeten, geen rat, geen insect is
meer in leven. Mijn vroegere kerk in Mu-
mias was vol wespennesten. Honderden van
die wespen hingen van binnen aan het dak.
Een aanval werd door dien zwarten krijg-
mier gemaakt. Geen enkele wesp ontkwam.
Het duurde bij die krijgmier twee dagen om
de schoonmaak te voltooien met het gevolg
dat noch ik. noch de christenen gebruik
konden maken van de kerk voor twee
dagen. Een groote vergiftige- slang werd
aangevallen. Het ondier moest het onder
spit delven en werd schoon opgegeten.
Ik was op reis en sliep in mijn tent. Ge
durende den. nacht werd mijn tent bestormd
door de roooe krijgmieren.. Zij klommen
Jangs de pooten van m'n kampbed en bedek
ten mijn geheele lichaam. Tegelijkertijd
werd ik door duizenden gebeten. Ik sprong
op onder hevige pijnen. Oogenblikveliik
begreep ik aan welk gevaar ik w'as bloot
gesteld. Voer ongeveer 10 minuten trachtte
ik mijzelf te bevrijden, maar het was ho
peloos. Dan kwam eep oogenblik waarop k
van plan was om me overwonnen te ver
klaren. maar gelukkig schepte Ik nieuwen
moad, liej zoo h&rd ik loopen kon naar de
rivier sprong in het water en slaagde er
in oir. me t" redden. N. TA.
Een viertal echtparen uit Tuttingen maak
ten een uitstapje op het Bodenmeer. Een'
driehonderdtal meters van den Zwitserschen
oever kantelde plotseling de boot. Allen
raakten te water. Vier personen verdronken,
aleer hulp kwam opdagen; een vijfde kreeg
n3 zijn redding een hartverlamming en stierf
op hetzelfde 'oogenblik, terwijl een zesde in
het ziekenhuis van Constanz is overleden.
Het blijkt dat het ongeluk, dat alzoo zes
menschenlevens eischte, te wijten is aan de
ongelooflijke lichtvaardigheid en onkunde
van den stuurman Beek genaamd, die den
zelfden naam draagt als de door de autori
teiten erkende stuurman en zich voor dezen
uitgaf. Hoewel hij geen vergunning bezat en
de boot nog niet op personenvervoer was
gekeurd, ondernam hij den tocht. Op 300
meter van den Zwitserschen oever moet hij
een paal geramd hebben, wat het ongeluk
tengevolge had. In de boot moet slechts een
enkele "reddingsgordel aanwezig geweest
zijn, waarvan de stuurman zich echter voor
zichzelf meester maakte, zoodat hij gered
werd. De Zwitsersche politie heeft de jongen
man, wiens lichtzinnigheid zes menschen
levens te verantwoorden heeft, in verzeker
de bewaripg gesteld.
Na zeer langdurige en uitvoerige discus
sies nam de 's-Hertogenbossche gemeente
raad eindelijk met 11 tegen 9 stemmen de
volgende motie van den heer van Hoeckel
aan;
De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch,
gelezes het rapport, uitgebracht door de
corrimissie ad hoe tot het instellen van een
onderzoek bij den dienst' van gemeente
wèrken, kennisgenomen van de beschouwin-
eng, welke B. en W. met betrekking tot dit
rapport hebben gemaakt;
spreekt hare waardeering uit over het
vele en moeilijke werk dezer commissie en
onderschrijft hare opmerkingen, vooral daar,
waar zij van meening is, dat de gemaakte
fouten het als normaal te exuseeren over
schrijden;
keurt ten sterkste af den aanmatigenden
toon in het verweer van den directeur van
Gemeentewerken;
is niet overtuigd, dat de Raad steeds op
de juiste wijze is voorgelicht omtrent den
gang van zaken bij den betrokken dienst;
eri draagt B. en W. op, zoo noodig met
krasse maatregelen te bevorderen, dat een
goed geregeld en behoorlijk functionneerend
werk bij dezen dienst verzekerd worde en
waardoor fouten en tekortkomingen, als in
het rapport der commissie ad hoe zijn naar
voren gebracht, zooveel mogelijk zullen wor
den voorkomen.
De scfioten in den nacht.
Toen gisternacht omstreeks één uur de
brigadier van politie Van der H. een onder
zoek instelde in een perceel in de Brueghel-
straat te 's-Gravenhage, hoorde hij op ge
ringen afstand een drietal schoten, gevolgd
door signalen op een politiefluit. Onmiddel
lijk alarmeerde hij het bureau in de Van der
Vennestraat en toog met personeel van dat
bureau op onderzoek uit. Opnieuw hoorde
men toen een vijftal schoten.
Het onderzoek leverde echter niets op,
zoodat men tot nu toe deze geheimzinnige
kwestie niet tot klaarheid heeft kunnen
brengen. Dat de brigadier zich vergist zou
hebben, is zeer onwaarschijnlijk, daar ook
de bewoonster van het perceel de schoten
duidelijk heeft gehoord.
In twee postkantoren van New York is
een uitvoerig onderzoek verricht over de
verlichting in deze kantoren, den arbeid en
den toestand der oogen van de beambten.
Hiervan werden 2449 onderzocht, waar
van 709 in het oude postkantoor en 1740
in het nieuwe ^hoofdpostkantoor. In h^t
oude kantoor wordt practisch al het werk
onder kunstlicht gedaan, in het hoofdpost
kantoor wordt 60 pet. onder kunstmatige
verlichting en de rest van den arbeid onder
goed daglicht verricht. Uit het onderzoek
der Oogen van de aangestelden bleek, dat
het percentage met normale gezichtsscherp
te in het nieuwe kantoor hooger was dan in
het oude, terwijl onder de eersten ook
minder oogaandoeningen voorkomen.'
Ook bleek, dat bij alle leeftijden önder
diegenen, die het meest oogen-inspannend
werk doen, ook het grootste aantal oogaf
wijkingen gevonden wordt. Er zijn nu proe
ven "genomen om na te gaan, welke verffcK-'
ting het beste voldoet. Hiertoe moesten de
proefpersonen 1000 witte kaarten met zwart
getypt adres sorteeren bij 2.8, 3.6, 8 en 14
voet-kaarsverlichting (een voetkaars is de
verlichting op een afstand van 1 voet door
1 standaard kaars).
Blf sterkere verlichting nam ook de snel
heid van het sorteeren toe, bij vermindering
af, maar bleef toch al grooter dan bij de
oorspronkelijke geringe verlichting. Ook in
de afdeelingen voor sorteeren en verzen
den nam de hoeveelheid verrichte arbeid toe
met de verlichting. Onder een goede kunst
matige of natuurlijke verlichting wordt de
productie-snelheid standvastig.
Woensdagavond was de 24-jarige Deen-
sche olie-man M. J. J., aan. het passagieren
op den Dijk te Rotterdam, zoo vertelt de
Msb. In het café van R. zag hij kans,
uit de lade van het1 buffet een portefeuille
met 80 te ontvreemden. Daarmee ging
hij er vandoor. Den eersten den besten
werkeloozen zeeman dien hij tegenkwam,
gaf hij van het gestolene 5, als onder
steuning. Een dienstmeisje kreeg even la
ter twee gulden van hem. Het overblij
vende geld gaf hij bij een caféhouder in de
Pottebakkedssteeg in bewaring,
„Nu zijn de centen veilig," dacht J„ maar
daarbij rekende hij niet op den bestolen
waard. Deze had n.l. direct aangitte gedaan
bij de politie, met het gevolg, dat de Deen
nog denzelfden avond gearresteerd werd.
Nader kwam men te weten, dat hiji nog
drie jaar gevangenisstraf te. goed heeft in
Denemarken, eveneens wegens diefstal.
Bij opgravingen bij het gehucht Oessatof,
op ongeveer 7 werst van Odessa, heeft een
geleerde van het historisch-archaeologisch
museum te Odessa de overblijfselen ontdekt
van een prae-historische stad.
Deze vondst vormt, naar de meening der
geleerden, een schakel tusschen de prae-
historische cultuur der Oerkraiene en de
Grieksch-Skythische cultuurperiode.
De 25-jarige L. A. M. uit de Rechthuislaan
te Rotterdam, wilde zich wat gaan verfris-
schen. Hij ging daarom naar het zwembad
aan den Kreekweg, en spartelde weldra in
het koele water. Toen hij zich na het bad
weer aankleedde, bemerkte hij dat uit zijn
jas een portefeuille met 20 was ontvreemd.
Aangifte bij de politie volgde.
De 65-jarige mej. S„ die op een boveilwo-
ning op de Sabangplaats te Groningen woont,
bracht gisteren een wel zeer overhaast be
zoek bij haar benedenbuurvrouw.
De timmerman was bezig met de repara
tie van het plafond der benedenwoning.
Toen de vloer der bovenwoning werd opge
broken, ontdekte mej. S. een muizennest,
dat zij wilde uitroeien. Zij stapte op het
riet en zakte er door, met het gevolg, dat
zij bij haar beneden-buurvrouw op de tafel
terechtkwam.
Mej. S. bekwam wonden aan hoofd en
armen, die door dr. Eisveld Bosch verbon
den werden.
Een tuchthuisbewoner te Ferrara, Galli ge
naamd, heeft in zijn sombere verblijfplaats
dezer dagen een mededeeling ontvangen, die
hem het toeven in het tuchthuis gedurende
de rest van zijn straHijd van drie jaar, wel
eenigszins verzoeten zal, Uit San Francisco
kreeg hij bericht, dat een tante hem tot
eenig erfgenaam had benoemd van haar
farm, een erfenis van een millioentje aan
dollars. Galli had sinds zijn jeugd mets meer
van zijn tante gehoord. Hij raakte in het
tuchthuis, omdat hij door den nood gedre
ven, diefstal had gepleegd.
Volkomen rustig schijnt Galli evenwel nog
niet van zijn millionnairschap te kunnen ge
nieten. Hij i» bevreesd, dat familieleden hem
het recht op de erfenis zullen betwisten nu
hij gevangen zit. En zijn eerste werk is dan
ook geyeest, met een advocaat maatregelen
te treffen, opdat hij na afloop van zijn straf
tijd ongestoord van zijn nieuw verworven
rijkdom zal kunnen geniten.
De 20-jarige A. B., zoon van een hoofd
van een der O. L. Scholen te Leeuwarden,
oefende zich Woensdagavond voor den op
a.s. Vrijdag te houden estafette-wedloop. Op
den Groninger straatweg viel hij plotseling
neer. In bewusteloozen toestand is hij naar
de woning zijner in de buurt wonende oudere
gebracht, waar hij enkele oogenblikken later
is overleden.
Er bestaat veel kans, zoo zeggen astrono
men te New-York, dat deze zomer in Ame
rika net zoo koud zal worden als die van...
1816. Men heeft den heer Scar, directeur
van den astronomischen dienst, gevraagd hoe
deze zomer zal eindigen. Hij zeide; „Het
kan heel warm worden, of heel koud, heel
nat of heel droog".
Sinds het bekend worden van het betoo-
veringsgeval te Sliedrecht, in een pand in
wijk D, is het in die buurt verre van rustig.
Allerhande vreemde verhalen doen de ron
de en zooals te doen gebruikelijk is, wordt
er enorm bij gefantaseerd. Toen een foto
graaf verscheen en een foto van het huis en
de bewuste vrouw maakte, was het zéér
druk op den dijk.
De „dokter" is een zekere L„ wonende in
de Haarstraat te Gorinchem en van beroep
1 tot-ie het doodelijk schot kon plaatsen, wai
deze jacht voor hem het aantrekkelijkst.
Een tijger is slim, voorzichtig; in streken
van Sumatra waar veel op hem wordt ge
jaagd, bijv, bij de doesoens, komt hij, wijs
door routine dikwijls niet meer terug bij het
achtergelaten aas. Zoo had de jacht op hem
iets fascincerends.
Ledeboer kende de taal van het woud, het
leven in deze ruige geheimenis, en hij las de
historie van den dag op de paden waarlangs
het gedierte zich beweegt naar jachtveld of
bron. Uit de geluiden hoorde hij, wie er op
het pad waren. Het zenuwachtig geluid der
eekhoorns, de kakelend wegvliegende bosch
kip, de met blaffend gerucht vluchtende
kidang, en vooral; de luidruchiig-angstige
apen, zij leer en dat de schrik'van het woud,
de gestreepte Dood rondsluipt, onhoorbaar
en zelfs in het donker een takje op z'n weg
vermijdend.
Maar vooral leefde Ledeboer op, toen hij
begon te vertellen van olifant en rhinoce
ros op Sumatra. Hij nam op deze jacht niet
stelling in een boom, tenzij dit voor het werk
noodig was, doch nooit voor eigen veiligheid.
Zoo trad hij den olifant tegemoet, met vast
vertrouwen op het nimmer falend schot.
De olifant reageert niet op geluid hij
maakt zelf teveel lawaai in het bosch
doch op reuk. Niemand weet, wat het is met
den reuk van den mensch, en het is mis
schien ook niet erg vleiend voor ons, maar
er is geen monster in bosch of jungle, of het
wordt aangegrepen door een vreemden
angst, als het den reuk van den mensch
waarneemt. Is het een waarschuwend in
stinct, dat hier het grootste gevaar nadert,
dat eenig dier, ook het sterkste, bedreigen
kan, of iets anders? Er zijn uitzonderingen;
een kwaadaardige rhinoceros of olifant, die
aanvalt, ook al is hij niet aangeschoten,
maar als regel neemt alles de vlucht, en er
zijn voorbeelden uit de groote jacht, dat een
olifant dagen achtereen voortliep, als-ie den
mensch had geroken.
Maar als hij aanvalt.... Bij dit verhaal
sprong Ledeboer op en zei: „De breede kop,
daarnaast de reusachtige, "wijd uitstaande
ooren, de recht vooruitgestoken slurf....
een breede massa, die op je toeschiet. Dan
spring je op 't laatste moment op zij en
plaatst je kogel in de hersens, achter het
oog."
Men moet dan wèl een zeker schot heb
ben; hij liet me het geraamte van een kop
zien, waarin de holte voor de hersenen, on
geveer de grootte van een klapper. En dan,
in die voorbij vliegende 'geweldige massa,
het doodend schot te zetten in deze kleine
ruimtedit is wèl het echte jagerswerk.
Hij heeft eens in de buurt van Kota
Agoeng dagen achtereen het spoor van een
vluchtenden olifant gevolgd, zonder eenig
ander voedsel dafl de kern van èen bepaal
de rotansoort, slechts te eten voor hem die
in hoogsten nood is. Maar, hoewel zelf uit
geput van ontbering, schoot hij hem.
Toen heeft hij getracht het minst harde
stuk van het dier: de tong.te koken voor
voedsel, doch dit was na 12 uur nog even
hard als in den aanvang, volmaakt oneet
baar. Dan de lange tifcht door de wildernis
terug, met de slagtanden!
Hij was zich volkomen bewust van het ge
vaar dezer jacht; eenmaal in den aanval,
vechten olifant en rhinoceros tot het bitter
einde, en zij schieten heen en weer met bijna
ongelooflijke snelheid tot ze hun vijand ver
pletterd hebben. Zoo zag Ledeboer op Su
matra een olifant staan bij het lijk van een
Maleischen jager, en de kolossus was langer
dan een kwartier bezig met het in den grond,
wrijven, onder zijn zware pooten, van het
vermorzelde lichaam van zijn slachtoffer
De rhinoceros is nog iets gevaarlijker;
Ledeboer er. een Maleier liepen bijna tegen
zoo'n monster op, dat zich, ergens in Suma
tra een weg baande in een dichtbegroeiden
poel. De Maleier vloog als een kat in een
sliert lianen, werkt zich in doodsangst wat
naar boven terwijl de neushoorn tevergeefs
met den gruwelijken bek naar hem beet. Op
't zelfde moment viel Ledeboer's schot en
terwijl de rhinoceros neerstortte, tuimelde
de Maleier, die zóó vermoeid was, dat bij
zich niet langer kon handhaven in z'n
vreemde positie, op het stervende dier.
De jacht in Afrika was een illusie voor
Ledeboer, en hij is er in het laatst van 1925
heengegaan.
Een paar brieven zijn in Indië van hem
ontvangen; hij scheen ietwat gedesillusion-
neerd te zijn en sommige dingen wezen er
op, dat hij spoedig zou terugkeeren. Hij
klaagde er over dat ook daar het terrein
was afgejaagd, en dat men vrijwel geen
groote olifanten meer zag.
Vermoedelijk heeft hij nog wel één ont
moet, en toen is daar het drama afgespeeld,
dat, op z'n kortst saamgevat, ons is meege
deeld: „Killed by elephant."
Eindélijk zou hij moeten rusten op den
koninklijken Jang, den Godenberg, waar hij
leefde als een heerscher. Doch wellicht is
het zóó maar beter; hij rust vermoedelijk op
de plek waar hij, na honderden victories,
voor het eerst de groote fout maakte. Men
weet het niet, hoe dit ging, en zal het ver
moedelijk nooit weten, maar hij ligt dan op
het terrein der groote jacht, waarvan hij, in
Indië, de koning was.
Indië kent meer onverschrokken jagers,
die tijger en olifant zoeken in hun schuil
plaatsen. Maar allen zullen ongetwijfeld van
Ledeboer erkennen: Hij was de beste onder
ons.
Op Woensdag 28 Juli des avonds te half
acht zal het nieuwe Roomsche Gezellen-
Tehuis in Den Haag plechtig worden in
gewijd door den Hoogeerw. heer H. A. Th.
van Dam, Deken van 's-Gravenhage.
Het nieuwe gebouw bevat ruim 70 ka
mers, die alle modem zijn ingericht; ver
der eetzalen, conversatiezalen, enz.
De huishoudelijke bediening wordt waar
genomen door Eerw. Zusters.
Op Zaterdag 31 Juli worden de eerste
bewoners van het Kolpingshuis verwacht.
De opleiding voor het accountantsberoep
vormde het eerste van de vier onderwerpen,
die door het Internationaal Accountants
congres heden werd behandeld. Het vraag
stuk werd ingeleid door praeadviezen van
de heeren prof. John. T. Madden, Deken
aan New York University ie New York,
E. E. Spicer, te Londen en W. H. Elles, lid
van het Ned. Instituut van Accountants te
Amsterdam.
De toenemende en afnemende meerop
brengst in verband met den kostprijs, was
het tweede onderwerp, dat heden nadat
Woensdag j.l. daarover reeds naar aanlei
ding van het referaat van den heer W.il-
liam Kemp, van gedachten was gewisseld
door het congres werd besproken.
De heer W. Desborough behandelde de
toepassing van boekhoudmachines in de
administratie.
Ten slotte zou hedenmiddag het Inter
nationaal Accountantscongres een tweetal
prae-adviezen behandelen over de organisa
tie van groote accountantskantoren in ver
band met de verantwoordelijkheid van den
accountant.
Naar de „Tel." thans van bevoegde zijde
verneemt is het zoo goed als zeker, dat de
Rijksverzekeringsbank te Amsterdam zal
blijven. Binnenkort moet een beriissing van
den minister van Arbeid in den bovcnaan-
gegeven zin te wachten zijn.
De bezwaren, die tegen de overplaatsing
der bank naar Delft naar voren gekomen
zijn, bleken zóó overwegend, dat deze liet
voordeel, dat Delft bood door het beschik
bare laboratorium van de Technische Hoo-
geschool, volkomen te niet deden. Boven
dien zou met een verbouwing van dit labo
ratorium stellig nog een millioen gulden ge
moeid zijn.
Van veel belang wordt in deze kwestie
geacht het feit, dat de R. V. B. te Amster
dam direct contact met de Beurs kan hou
den, hetgeen in Delft via een provinciale
bank zou dienen te gebeuren. Als men na
gaat, dat het belegde kapitaal van de bank
thans ongeveer 200 tót 300 millioen be
draagt en dit zal aangroeien tol anderhalf
milliard, is het wel tc begrijpen, dat belang
rijke financieele voordeden gemoeid zijn in
een regelmatig contact met de beurs.
Ook uit medisch oogpunt acht men het in
de bevoegde kringen bezwaarlijk, om een
centrum als Amsterdam te verlaten voer een
provinciestad. Zoowel de belangen der pa-
tienten als die van de werkgevers zouden
door een zoodanige overplaatsing in het ge
drang komen. Bovendien zou ook voor de
honderden ambtenaren de verhuizing een
erstig nadeel beteekenen, daar velen van
hen in Amsterdam voor hun vrijen tijd eeni-
ge bijverdienste gevonden hebben, om dan
nog maar te zwijgen van de moeilijkheden
in zake het woningvraagstuk.
De aanvankelijk verspreide geruchten, dat
een nieuw gebouw te Amsterdam zes a ze
ven millioen zou kosten, noemde men fan
tastisch. Een eenvoudig opgezet gebouw za
een aanzienlijk lager bedrag vorderen.
De 6e groote nationale tentoonstelling.
Thans wordt te Breda de 6c groote Na
tionale tentoonstelling van het Stamboel:
„Het Nederlandsche Trekpaard" gehouden.
De afgevaardigden, waafonder ook ver
schillende buitenlanders, o.a. Denen, Fran-
schen, Italianen, Duitschers, werden met
het bestuur officieel ten stadhuize ontvan
gen, waar de burgemeester hun een wel
kom toeriep. Hij memoreerde, dat Breda
er trotsch op is, dat deze belangrijke ten
toonstelling in deze stad plaats vindt.
De heer Jhr. van Vreedenburgh, uit Den
Haag, voorzitter van het Stamboek, dankte
den burgemeester in een rede.
Gistermorgen om tien uur zijn de keurin
gen begonnen, die'den geheelen voormiddag
voortduurden. De officieels catalogus ver
meldt 276 nummers in 24 categorieën.
's Middags heeft minister J. B. Kan een
bezoek gebracht aan de tentoonstelling.
In een tafelrede verklaarde hij, dat de
regeering al het mogelijke doet, om de
moeilijkheden, waaronder de fokkers ge
bukt gaan te bestrijden. Hij zeide voor de
a.s. begrooting toe, meer gelden beschikbaar
te willen stellen voor de premiekeuringen.
Voorts hebben namens hun regeeringen
nog het woord gevoerd de gedelegeerden
van Duitschland, Frankrijk. Denemarken en
Italië.
„Ziezoo," zei Karei, „dat heb ik ook
«I weer gehad!" En hij legde een paar deel
tjes van de Canisius-Vereeniglng neer, die
hij van mij te leen had gehad.
„Ik heb er nog meer," zei ik, „als ik ie
kan dienen, zoek dan maar 'uit, wat je het
liefste wilt hebben!" tl
„Ik hou je aan je woord, dat weet je,
lachte Karei. En, half ernstig, half geksche
rend liet hij er op volgen: „Ik wordt zoo
zoetjes aan een halve Roomsche!.... In de
protestantsche kerk kom ik niet meer; ik
zou ook niet weten bij welke secte of af-
deeling ik de waarheid moet zoeken; ik
lees Roomsche boeken; ik ga nog al eens
met jou naar een Hoogmis of een plechtig
Lof; ik vind veel moois in het Katholieke
geloof, en tochzoo nu en dan komt er
twijfel bij mij op of daar nu alleen de volle
waarheid is te vinden! Je zult het mij wel
niet kwalijk nemenrnaar bij jullie is
het toch ook niet alles heiligheid.... efl in
de geschiedenis der Kerk komen toch heel
wat onstichtelijke tooneelen voor..'..!"
„Natuurlijk, antwoordde ik kalm, „de
Katholieke Kerk is een Goddelijke Stich
ting, maar wordt gevormd door menschen
en alle menschelijke ondeugden en tekort
komingen komen er dus in voor. Er zijn
zelfs slechtte Pausen geweest, maar nooit
hebben zij getracht, de leer der Kerk in
overeenstemming te brengen met hun ver
keerde levenswijze. Integendeel, zelfs een
Paus als Alexander VI is in dat opzicht on.
berispelijk. De Schat des Geloofs is door
alle' eeuwen heen ongeschonden bewaard.
Het Katholieke geloof is als een, schitterend
zonnelicht, dat wel vuile poelen en moe
rassen kan bestralen,, maar op zichzelf door
niets kan worden bezoedeld!'
„Ja," zei Karei, „zoo iets heb je mij als
eens meer gezegd. Een rechter ontleent
zijn bevoegdheid aan zijn ambt en aanstel
ling. Al valt er nog zooveel aan te merken
op zijn gedrag als particulier persoon, zijn
vonnis heeft rechtskracht en aan de wet
ontleent hij de macht, om zijn oordeel te
vellen. Alles waar! Maar ik kan mij toch
voorstellen, dat een rechter in moeilijke
gevallen wel eens een collega raadpleegt en
zichzelf niet de onfeilbaarheid toeschrijft
omtrent zijn wetsopvatting. Ik vind, daarin
gaat de Katholieke Kerk te yer. Kijk eer.s,
zij noemt zich zelf de „alleen-zaligmakende
Kerk" en beweert, dat er buiten haar geen
heil is te vindenJongen, jongen, dat is
een streng vónnis en een harde leer!"
„Zoo", zei ik, „vindt ie dat?.... Wat zou
je dan willen?'
„Wel, kijk eens," vervolgde Karei. „Ken
je Goedhart, die'een paar maanden geleden
bij ons op het kantoor is gekomen? Hij is
chef van de afdeeling expeditie."
„Ja," antwoordde ik, „die ken ik zoo
eenigszins. Ik geloof, dat het een bekwaam
man is, en daarbij iemand, die zijn naam
eer aandoet.
„Dat i a hij," riep Karei. „Ik heb zelden
zoo'n degelijk man ontmoetEn braaf
hoor! Behulpzaam, weldadig, eenvoudig
en,... Vroom ook! Werkelijk, dat is. een
echt godsdienstig man-."
„Wel," zei ik, „bet doet me pleizier, dat
ik dat hoor! Maar wat heeft dat nu met
onze zaak te maken?"
„Heel veel," antwoordde Karei. „Goed
hart is ook een ontwikkeld man. Hij heeft
heel wat gelezen. En evenals ik kan hij bij
de protestanten de waarheid niet vinden.
„Waar verdeeldheid is, is de waarheid niet,"
zegt hij. Dan vindt hij de éénheid van het
Katholieke Geloof veel mooier! Maar hij
heeft een afkeer van dwang. Hij gelooft aan
een almachtig God, neemt, de IJ. Schrift
als levensregel aan en doet zijn best, om
als goed Christen te leven. „Maar" zegt
hij „als ik mij op een mooien zomer
zondag opgewekt gevoel, om God buiten te
loven in Zijn heerlijke schepping, dan kan
ik er niet toe komen, om dat te doen in
een bedompte kerk en daar op den koop
toe misschien nog een saaie preek te
hooren. En als mijn vrouw toevallig voor
een beetje geld, een lekker kippetje kan
koopen, zie ik niet in, waarom ik dat zou
moeten laten staan, om volgens een of
andere kerkelijke wet, visch te eten. En zoo
zijn er heel wat voorschriften en geboden
(niet alleen bij de Roomschen, hoor!) die hij
kinderachtig en kwellend vindt. Hij leest
dikwijls in het Oude- en Nieuwe Testament
en haalt daar veel goeds uit, al stemt dat
niet altijd overeen met de leer van een of
ander kerkgenootschap. Hij heeft streng
zedelijke beginselen en voedt ook zijn
kinderen op in eer en deugd. Nu vraag ik
je, kan zulk een man zijn heil niet bewer
ken buiten de zich noemende „alleen-Zalig
makende Kerk"? Ik kan niet tfelooven, dat
feadelmaker. Zijn kennis op het gebied van
tooverij heeft hij „geërfd" van zijn vader,
die het weer van zijn vader had. Het is voor
hem een zeer winstgevend zaakje, want, zoo"
sis men mededeelde, komen bijna dagelijks
patiënten, die door ,den een of ander be-
tooverd denken te zijn.
Eenlge dagen geleden werd gemeld, dat
de penningmeester van een federatieve ver-
eeniging te Amsterdam, vermoedelijk ver
dwenen was met de kas, die 600 inhield.
Hij moest op den zesd endezer rekening
en verantwoording afleggen, doch was ner
gens te vinden. De politie van het bureau
Raampoort gaf den voorzitter, die er mede
deeling van kwam doen, in overweging, tot
dien datum te wachten.
Inderdaad heeft de penningmeester der
Fabrieksarbeidersfederatie zich op dien da
tum gemeld, het bestuur kon constateeren,
dat de kas en de bescheiden klopten. Hier
van is thans mededeeling gedaan aan de
politie.
Woensdagmorgen werd te 's-Bosch bij de
politie aangifte gedaan door iemand der
firma C H. te Tegelen, dat een automobiel
merk Storkkar te Den Bosch te hunnen
nadeele werd ontvreemd, vermoedelijk door
zekeren R. uit Arnhem. Deze R. heeft met
genoemde firma over dezen auto onderhan
delingen van koop gevoerd en was met een
der firmanten in den auto naar 's-Hertogen-
bosch gekomen. Toen zij even een kop kof
fie gingen drinken, werd de auto in de Kerk
staat geplaatst en moest R. even „een bood
schap" gaan doen. Van deze boodschap is
hij niet teruggekeerd en met hem is ook de
auto verdwenen. De recherche stelt een
onderzoek in.
Een inwoonster uit de Peperstraat te Ois-
terwijk moest Maandag als getuige voor het
Bossche Hof verschijnen, Daar de getuige
niet per trein kon reizen, was de zieken
auto van den Gem. Geneeskundigen Dienst
uit Tilburg gerequireerd, om haar naar Den
Bosch te brengen. De getuige werd voorzich
tig in den auto gedragen, maar toen kwam er
stagnatie. De motor weigerde, en wat men
ook probeerde, de wagen was niet meer aan
den gang te krijgen.
Ten einde raad werd Tilburg opgebeld.
Een andere ziekenauto was niet disponibel,
maar men wist toch raad.
Na een kwartiertje kwam de autobrand
spuit van Tilburg in volle vaart het dorp
binnen stuiven. Natuurlijk liep alles uit om
te zien waar de brand was.
In de Peperstraat hield de brandspuit stil
.en werd voor den ziekenauto gespannen.
Onder groote hilajiteit reed deze moderne
ziekenvervoer-optocht het dorp uit en over
Quatre-bras naar Den Bosch.
Des middags is de getuige op dezelfde ori-
gineelc wijze naar haar woning terugge
bracht. (N. v. h. Z.)
Men meldt uit Amsterdam:
Dezer dagen is van een luxe-auto, die op
het Damrak onbeheerd stond een koffer ge
stolen, waarin zich o.a. bevonden 3 chèques
ter waarde van 1700 dollar en een crediet-
brief ter waarde van 2500 dollar. De auto
bezitter en zijn familie, die met een auto een
reis door Holland maakten, zaten terwijl de
diefstal gepleegd werd in een café. Toen zij
buiten kwamen en den diefstal bemerkten,
waren de daders er reeds met den buit van
door.
In verband met dezen diefstal deelt de
commissaris van politie in de eerste sectie te
Amsterdam nog het volgende mede. Ont
vreemd zijn twee chèques van 500 dollar en
een van 700 dollar, uitgegeven door het
filiaal van de Montrealbank te Mexico-city
en betaalbaar bij het filiaal dier bank te
Parijs ten name van Manuel d'Alando, een
credietbrief, groot 2500 dollar, uitgegeven
door het filiaal van de Canadianbank te
Mexico-city. Een triptiek voor Holland en
een voor België voor een auto ten name van
M. Velasquez de Leon. Voor de terugbezor
ging dezer papieren bij den commissaris van
politie eerste sectie wordt een belooning in
uitzicht gesteld.
De groote jacht.
In het midden van 1925 is de heer Ber
nard Ledeboer, de bekende jager op groot
wild, erfpachter van het Jang-plateau en
mede-eigenaar van het koffieland Wadoeng
West (Banjoewangi), naar Oost-Afrika ge
gaan om daar te jagen.
Dezer dagen is in Indië ontvangèn een
telegram van den consul te Mombasa (Br.
Oost-Afrika, het vroegere Duitsche gebied),
meldend, dat de heer Ledeboer op jacht door
een olifant is gedood.'
Z. (entgraaff) herdenkt hem in het Soer.
Hbl. en vertelt van een onderhoud, dat hij
eens met den jager had.
Ledeboer was in de eerste plaats tijger
jager, hoewel hij in z'n hart de echte
jagers zullen dit met hem eens zijn dit
niet de echte jacht noemde. De groote jacht
was voo^ hem die op olifant en rhinoceros,
waartoe hij de meest afgelegen streken van
Sumatra tot het hart van Atjeh doortrok.
„De tijger is laf," zei L„ „hij vlucht altijd,
ook als hij is aangeschoten en wordt eerst
gevaarlijk als hij niet meer vluchten kan, of
doodelijk gewónd is." Natuurlijk is er geen
regel zonder uitzondering. Toch, ondanks die
minachting voor den tijger, zóó zuiver ge
meend dat hij een aangeschoten tijger, die
de vlucht nam in eenige holen en grotten in
de buurt van Pajakoemboeh, op handen en
voeten nakroop, het geweer meesleepend,
God zoo onbarmhartig zal zijn!"
„Wel," zei ik .bedaard, „je weet toch wel,
dat iemand, die te goeder trouw dwaalt,
het.eeuwig leven wel kan verkrijgen! En ik
geloof, dat je vriend een uitstekend Chris
ten zou worden, als hij wat meer conse
quent was."
„Hm," zei Karei een beetje smalend,
„nóg meer consequent?"
„Ja,' zei ik, „de zaak is heel eenvoudig.
Ik vraag je op mijn beurt: heb je Prikkel
man nog gekend, die hier schuin over ge
woond heeft?"
„Prikkelman?" vroeg Karei, „die agen
turen had in olie en veiten? Ja, die staal
mij nog eenigszins voor den geestMaar
toch niet helder meer.... Hij is ook al een
jaar of zes uit de stad vertrokken, meen
ik.'
„Precies," zei ik, „Nu, die Prikkelman
■wa9 een best mensch, een echte Oranje
klant en een man, die Nederland boven
alles stelde. Maar, 't is gek, hij had zoo zijn
eigen opvattingen. Hij speelde zoo'n beetje
Nederlander op z'n eigen houtje. In de
oorlogsjaren vertikte hij het gewoon, om
de verdedigingsbelasting te betalen. Hij
beweerde, dat de landsverdediging geheel
anders moest worden ingericht en dat die
heele belasting nutteloos, weggesmeten
geld was. En hij wist zóó te draaien met
zijn inkomsten, dat hij deze belasting niet
betaalde. Ook had hij lak aan alle brood-
er. vleesch- en brandstoffenkaarten en
eigenlijk aan de heele distributie. Hij wist
voor zich zelf altijd het beste vet, en ook
wel vleesch en andere artikelen te ver
krijgen en zag er geen been in oim de wet
Men meldt ons:
In opdracht van alle afdeelingen der R. K.
Volkspartij in de provincie Noord-Holland
heeft het Kieskringbestuur dier partij zich
gewend tot ZijneDoorluchtige Hoogwaardig
heid, Mgr Callier te Haarlem, met een
schrijven, waarin verzocht wordt ta mogen
vernemen, of het toelaatbaar is te achten,
dat Roomsch-Katholieken zich politiek or-
ganiseeren in de R. K. Volkspartij.
op allerlii mogelijke manieren te ontduiken
en te overtreden. Dat deed hij ook met
andere dingen. „Wij leven hier in een stille
straat," zei hij, .waarom zou mijn dienst
meisje geen kleedjes mogen kloppen, als dat
in haar werk te pas komt! Wat een flauwe
manier, om dat alleen op bepaalde uren te
mogen doen!" En zoo waren er een heele
massa maatschappelijke verordeningen, die
hij flauw en kinderachtig vond en waaraan
hij zich totaal niet stoorde, als hij dit on
gestraft kon doen. Hij beweerde, dat hij de
Grondwet steeds eerbiedigde, maar dat er
heel wat wetten en bepalingen waren, die
wel uit de Grondwet heetten voort te
vloeien maar die hij niét practisch of ge
schikt achtte> en die, naar zijn meening,
heel wat beter hadden kunnen worden
gemaakt.... Ik heb mijnheer Prikkelman er
wel eens op gewezen, dat het een rare
maatschappij zou worden, als ieder naar
zijn opvattingen leefde, maar de man was
doodeenvoudig niet te overtuigen en ver
beeldde zich, dat bij een voorbeeldig Neder
lander iwas!"
„Een eigenaardig mensch!" zei Karei.
„Zoo denk ik er ook over," hernam ik.
„Als iemand onwetend tegen de wet zon
digt, zal niemand hem dat kwalijk nemen;
maar als hij de wet eenmaal kent, is 't uit.
Niet iedereen, zelfs al kent hij de wet, kan
deze laatste volledig en juist uitleggen; daar
zijn rechtsgeleerden voor. Maar het gaat
niet aan, om hoog op te geven van zijn
liefde voor de Koningin en van zijn eerbied
voor de Grondwet, en daarbij de gegeven
wetten u,i te leggen naar eigen believen' of
er op eigen houtje maar nieuwe verorde-
Naar de Tel. verneemt is in een gehou
den vergadering bij meerderheid van stem
men besloten het volgend jaar geen auto
mobieltentoonstelling in het R. A. ï.-gpbouw
te houden.
ningen bij te maken. Is 't waar of niet?"
„Je hebt volkomen gelijk," zei Karei, „zoo
iemand is een slecht Nederlander."
„Welnu," zei ik, „is mijnheer Goedhart
dan een beter Christen? Dwaalt hij te goe
der trouw? Hij gelooft in God en neemt de
H. Schrift aan als Grondwet, om zoo te
zeggen. Hij vraagt echter .niet, hoe God
gediend wil worden, maar dient Zijn Schep
per en Heer, zooals hij dat zelf verkiest.
Hij erkent niet de macht, die God Zelf tot
het besturen Zijner Kerk op aarde heeft
aangesteld, maar fabriceert wetten op
eigen houtje en zegt a!s het ware tot de
Oneindige Majesteit: „Kijk eens. zóó en zóó
za! ik dienen en daarmee denk ik mijn
plicht gedaan te hebben!" Is dal het ware?
Wie God erkent, en Christus en Zijne Kerk,-
moet ook de rechtsmacht dezer Kerk aan
nemen. Is het verbod van vleesch eten op
Vrijdag kinderachtiger dan dat van matjes-
kloppen na tienen? Als een goed staats
burger twijfelt vraagt hij raad bij deskun
digen of rechtsgeleerden, desnoods door
een vraag in de courant. Als een Katholiek
niet zeker is van het een of ander, raad
pleegt hij de godgeleerden of andere be
kwame Heden. Goede trouw is te ver
geven, maar twijfel eischt, als natuurlijk
gevolg, nader onderzoek. Waar of niet?"
„Ja, zei Karei nadenkend, ,,'t is heel
eenvoudig. Mijnheer Goedhart is misschien
een braaf mensch en toch geen goed Chris
ten. Hij neemt meer verantwoordelijkheid
op zich, dan hij zelf wel denkt. Ik zal het
hem eens zeggen."
J. F. NUIJENS.