Haarlem en Haarlemmers in de literatuur.
Rondom het
wereldkampioenschap
wielrijden.
NIEUWE HAARL. COURANT
Tweede Blad Vrijdag 30 Juli 1926
UIT DE PERS.
De financiën der gemeenten.
De vrije invoer in Nederland.
Het R. K. Werkliedenverbond
en de R. K. Staatspartij.
Vèrmindering van bewapening.
VRAGENBUS.
LANDBOUW EN VISSCHERIJ
Ongeoorloofd visschen naar
zalm.
De moeilijkheden van de
Haringvisscherij.
KUNST EN KENNIS
Prof. Keesom.
L
Men zal zich herinneren, dat Dr. Spoelder
ide uitnemende kenner van Haarlem, oud
en nieuw, in zijn lezing over Oud-Haarlem
verschillende schrijvers heelt geciteerd
die in hun werken over Haarlem en zijn
bewoners hebben geschreven. Dit is ons
aanleiding geworden enkele passages van
deze schrijvers, die over Haarlem handelen,
te verzamelen, om aldus onzen lezers een
kijkje te gunnen in het leven en streven
van Haarlem's burgers in vroeger eeuwen.
Haarlem is een oude stad, die reeds in
den tijd der graven met eere onder de ste
den en vesten van Kennemerland wordt ge
noemd. Verschillende graven kozen de stad
tot hun residentie; Lodewijk Napoleon, de
Hollandsche koning woonde er eenigen tijd
iri het Pavilloen. Reeds in de zeventiende
en achttiende eeuw was de Spaarnestad
voor de rijke Amsterdamsche handelsmag
naten de stad, waar zij in de omgeving hun
zomerverblijf betrokken. Mr. J. van Lennep
in „Het leven van Mr. C. van Lennep", ver
telt o.a. hoe de patriciërs met hun familie
leden en gasten daar de dagen doorbrach
ten met de jacht op konijnen en vin
ken, met picnic's en buitenfeesten. Daar
men vaik drie, vier maanden op het bui
tenverblijf bleef wonen, waren deze land
huizen niet louter als vacantieoord ingericht,
maar op dezelfde wijze gemeubileerd als de
heerenhuizen op de grachten in Amsterdam.
Men vond er een uitgebreide verzameling
vlinders en rupsen, een rijke bibliotheek
met de volledige werken der groote schrij
vers; geschiedkundige, politieke en natuur
kundige wetenschappen. In „Woutertje
Pieterse" vertelt Douwes Dekker van den
uittocht eener Amsterdamsche familie naar
de Spaarnestad.
Dat Haarlem uit historisch, commercieel
en cultureel oogpunt een belangrijke stad is
geweest, blijkt wel uit hfet werk der vele
schrijvers, die hun verhalen en novellen ge
heel of gedeeltelijk in de Spaarnestad la
ten spelen. Zoo b.v. de Haarlemsche schilder
literator Jac. van Looy in zijn autobiogra
fische boeken „Jaap" en „Jaapje". In de
vorige eeuw verscheen een boekje „De sla
pende in den Haarlemmerhout", dat een
gebeurtenis uit het persoonlijk leven van
Willem I behandelt, waarin Zijne Majesteit
der vereenigde Nederlanden, door zijn goed
hart geleid, de rol van postillon d'amour
vervult. Ook „Onze Buurt", door een fa
milielid van Nic. Beets, speelt in Haarlem,
P. H. van Moerkerken noemt Haarlem in
„De bevrijders" en „Het nieuwe Jeruzalem".
In den laatsten roman, waarin Van Moer
kerken aan legenden en sprookjes over
Inquisitie e.d. blijkt te gelooven, beschrijft
hij een samenkomst van Wederdoopers, die
door de overheid niet geduld werden. De
dweepzieke leden der secte vergaderden
dikwijls op den Blinkert achter de herberg
Kraantje-Lek.
»Onder de steden", aldus begint Mr. J.
Van Lennep de „Roos van Dekama", welke
vanouds aan de grafelijke kroon van Holland
gelijk zoovele edelgesteenten flonkerden,
en wier macht en rijkdom tot een hechten
steun verstrekten aan des Landheers ge
zag, was Haarlem, gelijk genoeg bekend is,
een der voornaamste. Haar ouderdom ver
loor zich in den nacht der tijden: 't zij, dat
men haar met Boxhorn, voor de vroegere
verblijfplaats der Herulen houde en den
naam Haarlem als een verbastering van
Herulen-heim aanmerkt; 't zij, dat men dien
met Langendijk, van den Noorman Hariald
afleidde; 't zij dat men met de oude lands
kronieken veronderstelle, dat zekere Ko
ning of Vorst, Lem genaamd, aan de door
hem gestichte stad de benaming van Heer
Lemsstad, naderhand Haarlem, hebbe ach
tergelaten, of met een tateren taalkenner
eenvoudig aanneme, dat het woord harel
dezelfde beteekenis hebbe als hard en door
hajrelheira een harde grond te verstaan zij;
genoeg is het, dat juist de onzekerheid
van dien naamsoorsprong de aloudheid der
plaats zelve aanduidt. Aan den oever eener
rivier gebouwd, waarvan zij zich als van
twee armen bedienen kon, om aan de eene
zijde, het Haarlemmermeer en de daarom
gelegen landen, aan de andere, het IJ, en
door 't IJ, de Zuiderzee te bereiken, had
zij van deze gunstige ligging reeds vroeger
partij getrokken om een handel te drijven,
die, schoon zich zeiven verder uitstrekken
de dan de gewesten, welke om die binnen
zeeën gelegen waren, haar niettemin gele
genheid gaf, om de voortbrengselen van
hare door geheel Europa beroemde laken
weverijen te slijten en daardoor aan hare
ingezetenen welvaart en aanzien te ver
schaffen, terwijl zij in hare bierbrouwe
rijen, die de bewoners der omliggende land
streken met den toenmaals zoo algemeenen
drank voorzagen, een niet minder voordeeli-
gen tak van bestaan gevonden had, vooral
sedert door, een grafelijk besluit het verkno
pen van vreemd bier binnen Haarlem ver
boden en aan Haarlem alzoo een soort van
alleen-handel in 't graafschap vergund was.
De bekoorlijke omtrek, die zich niet al
leen door een in Holland zoo zeldzame
heuvelachtigheid onderscheidde, maar ook
aan den adel de heerlijkste gelegenheid
aanbood om in een klein bestek de rijkste
genoegens van jacht en visscherij te sma
ken, had in de nabijheid der stad een im
mer toenemend aantal van aanzienlijke slo
ten en jachthuizen doen verrijzen, wier
adellijke bewoners in een schier ongestoorde
eensgezindheid met de poorters levende,
het hunne toebrachten om den bloei der
stad te bevorderen. En, opdat geen roem
aan Haarlem ontbreken zou, de Graven
zeiven kwamen meermalen zijn vest bezoe
ken, waar zij alsdan door hun machtige
hofhouding, milddadigheid, door het vieren
van ridderlijke feesten, welvaart en ge
noegen onder de ingezetenen verspreidden.
Het was vooral aan twee der Graven, die
den naam Willem droegen, dat de Sparen-
stad groote verplichting had.'De eerste van
die twee, Koning Willem, was binnen haar
wal geboren, en beschonk zijn moederstad
met ruime voorrechten, terwijl de andere,
Willem van. Henegouwen, schoon een uit-
lander, die stad boven andere tot zijn ver
blijfplaats koos en aan haar vooral den
naam van den Goede verdiende.
Mr. van Lennep begint zijn lijvigen roman
met de beschrijving van luisterrijke feesten,
die door graaf WiÜem IV binnen de muren
van Haarlem gegeven werden, na een veld
tocht, waaraan hij deel genomen had tegen
de Mooren in Spanje, en de Lithauers op de
Pruisische grenzen, in 1345 waren georgani
seerd. De talrijke edelen uit de Nederland
den en Duitschland, die voornamelijk voor
het tournooi kwamen, waren gehuisvest in
de kasteelen van den omtrek. De vreemde
lingen, die geen onderdak hadden gevonden
bij familieleden en kennissen, huisden in ten
ten, die vooral langs het Spaame waren op
getrokken.
In de volgende passage verhaalt van Len
nep ook over een eigenaardig jacht-
privilege:
Een gelijke, ofschoon kleine verzameling
van tenten was aan de westzijde der stad
nedergeslagen op de opene plaatsen, welke
haar afscheidden van het bosch, of om den
stijl des* tijds te gebruiken, van den Houte,
dat toen niet minder dan tegenwoordig den
roem waardig was, welken het door geheel
Holland verkregen had, wegens de fraaiheid
van zijn wandeldreven en zijn statig ge
boomte, terwijl het bovendien het voorrecht
bezat van niet, gelijk heden ten dage, een
afgesloten hertenkamp te bezitten, maar een
werkelijke wildbaan te zijn, waar deze die
ren frank en vrij in 't rond liepen, totdat
het den grave behaagde er een jachtpartij
op te houden, of aan zijn Edelen de vrijheid
te geven er een te schieten. Eens in 't jaar
echter, en wel op den derden Maandag in
Augustus, was het aan de poorters van
Haarlem vergund, zoowel op deze herten,
als op 't wild, dat zich in de grafelijke do
meinen bevond, ongehinderd jacht te ma
ken, onder gehoudenheid echter van zich tot
deze jacht van geen ander geweer, dan van
stokken en steenen te bedienen en onder
streng verbod honden met zich te nemen;
bepalingen, die natuurlijk de jachtpartij voor
het wild minder gevaarlijk maakten. Dan
stroomde Haarlem's bevolking de poorten
uit, en bracht den dag door met het najagen
der vlugge reebokken, die voor dergelijke
vervolgers weinig bevreesd, slechts zorg
droegen zich buiten het bereik der toege
worpen keien te houden, en het overigens
beneden zich achtten, zich om een jjdel ge
raas van hun gewone rustplaats te verwijde
ren. Dan wreekten de teleurgestelde Haar
lemmers zich over 't mislukken hunner po
gingen op de konijnen, wier zandpaleizen
zij opdolven, om de bewoners in zegepraal
des avonds te huis te brengen en met ge
stoofde peren op te smullen. De Graven die
deze jachtpartijen toelieten, zijn lang in 't
stof vergaan; geene herten loopen meer vrij
in Haarlem's omtrek rond, en geen jacht
zonder akte van den Opperjagermeester is
meer veroorloofd, maar nog altijd verlaten
de Haarlemmers op den derden Maandag
van Augustus hun bezigheden, en stroomen
zij de poorten uit; niet meer om een jacht
partij te houden, maar om aan de Amster-
damschevaart een onschuldig kopje thee te
drinken, om in tentschuitjes naar de Brou
werskolk te varen, om den Blinkert op en
af te loopen, om aan de Dreef in den Hout
lamme, kreupele of blinde paraden te zien
koopen, om eindelijk 't geen wel de voor
naamste reden is, te gaan waar iedereen gaat
en menschen te zién. De uitspanning is zon
der doel geworden, het vermaak is denk
beeldig, en echter zou er een wonderwerk
noodig zijn om een gebruik te doen ver
vallen, hetwelk 't verloop der tijden en de
rampen der omwentelingen heeft doorstaan.
Zoo waar is het, dat geen gezag, geen voor
schrift, geen wet, zulk een vermogen heb
ben, als de heiligheid eener overlevering,
die van geslachte tot geslachte bewaarct
wordt.
(Wordt vervolgd.)
De Anti-Rev. „Standaard" noemt de
waarschuwing door Minister Kan tot de
Ged. Staten der onderscheidene provincies
gericht in verband met den weinig rooskleu-
rigen toestand, waarin zich financieel ver
schillende gemeente bevinden hoognoodig.
De gezamenlijke uitgaven der gemeen
ten klommen in 20 jaren tijds van rond 110
millioen tot rond 1000 millioen per jaar
eene stijging alzoo tot het negenvoudige.
Een en ander wijst op een toestand, die
tot heel ernstige bezinning toept.
Sommigen zijn met hun therapie da
delijk klaar. Verhoog de uitkeering aan
de gemeenten met enkele millioenen, zoo
roepen ze. Alsof dat niet een verschuiving
van de lasten ware met minder waarborg
voor een gepaste zuinigheid! Ons dunkt
dat het Rijk alvorens nieuw geld ter be
schikking te stellen, eerst eens zou moe
ten vorderen, dat de gemeenten in hare
huishoudingen gelijksoortige bezuinigin
gen tot stand brachten als het Rijk zelf
bereids deed. Vele gemeenten leven er in
dat opzicht nog zoo maar wat op los, ge
ven zelfs aan belastingverzwaring de voor
keur boven toepassing van geoorloofde
en mogelijke bezuiniging.
Natuurlijk is daar niets tegen te doen,
zoolang een gemeente zorgt voor een be
hoorlijk financieel beheer. De ingezete
nen der gemeente kiezen hunne eigene
gemeentelijke Overheid en dragen een
last, dien zij zichzelf oplegden.
Anders staat het evenwel met gemeen
ten, wier budget niet sluit en die om extra
hulp komen vragen.
Daarvoor kunnen zeer goede gronden
aanwezig zijn, een gemeente kan econo
misch zoo zwaar getroffen zijn, dat het j
ondoenlijk blijkt om zelfs op de eenvou
digste wijze in de behoeften van de open
bare diensten te voorzien.
Dan is extra hulp volkomen gewettigd.
Maar het komt ook wel voor, dat men
vastzit als gevolg van roekeloos beleid.
En dan ligt de zaak toch anders.
Gemeentelijke autonomie, is een kost
baar goed, maar plaatselijke zelfstandig
heid en verantwoordelijkheid moeten el
kaar dekken. Zelfstandig te willen zijn
maar als het er op aankomt, een ander
voor de betaling aansprakelijk te stellen,
dat gaat niet.
De gedachte komt wel eens bij ons op,
dat men dit niet immer voldoende in
het oog houdt.
Natuurlijk is ook hier wel eens verschil.
Wie buiten zijn schuld om hulp moet aan-
koppen, heeft aanspraak op een andere
wijze van behandeling dan de gemeente,
wier beleid oorzaak was van de verwar
ring. Deze laatste moet onder strenge cu-
rateele, maar de eerst zal zich toch ook
aan eenige toezicht hebben te onderwer
pen. Van het cogenblik af, dat men voor
het voeren der eigen huishouding extra
steun komt vragen, moet hij, die dien
steun verleent, een oogje in het zeil Kun
nen houden.
Nu zullen er wel zijn, die, met een be
roep op de autonomie daartegen opko
men. Toch strekt de eisch, dien we stel
den, juist tot behoud van die autonomie.
Als men toch de uitwassen rustig laat
voortwoekeren, dan nemen, die, na verloop
van jaren, ten slotte een omvang aan,
dat de autonomie deiPgemeenten zelf in
het gedrang komt. Het is nu nog tijd om
het verkeerde te stuiten,
Minister Kan gaf een hoognoodige waar
schuwing.
We hopen, dat die helpen zal, En zoo,
onverhoopt, niet, dat de Minister dan ook
voor een tweede stap niet zal terugdein
zen.
We lezen in de „Limburger Koerier":
„Gedurende de eerste vijf maanden van
1926.zijn volgens gegevens van het Bureau
voor de Statistiek in ons land ingevoerd
aan artikelen voor de metaalnijverheid voor
meer dan 30 millioen Guldens, welke artike
len vrijwel geheel onbelast bleven.
Deze artikelen worden alle, wellicht op
een kleine uitzondering na, ook in ons land
zelf gefabriceerd.
Als men nu weet, dat ruim 40 pCf. van
de verkoopskosten van het product in de
Metaalnijverheid uitsluitend aan loonen
wordt ten koste gelegd, dan heeft er hier
ta lande in de eerste 5 maanden van 1926
reeds eene loonderving plaats gehad van 12
millioen gulden of per jaar gerekend van
bijna 29 millioen gulden.
Rekent men nu, dat elke arbeider gemid
deld 30 per week of 1500.— per jaar
inkomen heeft, dan zou de Metaalnijverheid
alleen aan meer dan 19200, zegge Negentien
duizend twee honderd arbeiders-gezinnen
een behoorlijk bestaan hebben kunnen vcr-
»ekeren.
Er is op deze wijze voor 19200 Nederland-
sche arbeiders werkgelegenheid verloren
gegaan, buiten beschouwing gelaten het aan
deel, dat de overheid aan belastingen en de
handeldrijvende middenstand aan verminde
ring van eene koopkrachtige arbeidersbevol-
1 king hebben moeten missen.
Houdt men er rekening mede, dat in de
eerste vijf maanden van 1926, waarover deze
beschouwing loopt, reeds voor meer dan 2
millioen gulden aan werkloozensteun is uit
gekeerd, dan is de sch#de nog veel grooter
en komen de vergelijkende cijfers nog on
gunstiger uit.
Zou de Nederlandsche Regeering eenzelf
de uitvoerpercentage heffen als Duitschland
van deze producten uit Nederland heft, dan
zou de schatkist hierdoor 7.656.0000 heb
ben ontvangen, een bedrag niet alleen vol
doende om de kosten der gehaele werkloo
zensteun in ons' land 'te betalen, maar er
zouden alsdan ook nog voldoende middelen
ter beschikking blijven om de geheele ziek-i
teregeling der arbeiders in Nederland te be
kostigen.
Voorwaar geen kleinigheid.
Deze cijfers spreken voor zich en zeggen,
dunkt ons, genoeg.
Het is onbegrijpelijk, dat de arbeiders in
Nederland zich nog maar steeds op sleep
touw laten nemen, en niet een krachtdadi-
gen steun eischen, die de opleving der natio
nale nijverheid en dientengevolge ook van
den arbeidersstand ten gevolge heeft.
En even onbegrijpelijk is het, dat de socia
listen in Nederland, die anders zoo gewel
dig tegen het kapitaal ageeren, het groot-
kapitaalverbond in Nederland allen mogelij
ken 'steun verleenen, wanneer het ëaat de
door dezen voorgestane ideeën van vrijhan
del, tot nadeel der arbeidende bevolking te
verdedigen."
In verband met de door het R. K. Werk
liedenverbond gestelde voorwaarden voor
gijn medewerking aan de formatie van den
Partijraad merkt „Het Centrum" op,, dat
ten aanzien van de veelzijdige samenstelling
van het stemgerechtigd deel voor den Raad
de noodige waarborgen niet ontbreken.
Ons dunkt, dat, waar de zaken zoo staan
en doel en opzet zóó ondubbelzinnig zijn
aangegeven, men ook niet beter doen kan,
dan vertrouwen te hebben in het reglement
en zijn toepassing en van dat vertrouwen
blijkt te geven in de door het bestuur der
Partij gevraagde medewerking.
Op die medewerking komt het ten slotte
vooral aan.
Een medewerking, die niet moet worden
verdaagd, of vertraagd, maar terstond moet
worden verleend.
En mgn moge daarbij ook bedenken, dat
de formatie van het Avidseerend deel van
den Partijraad zeker niet minder belang
rijk is, dan de aanwijzing der stemgerech
tigde leden.
Die adviseerende leden zullen een
grooten, en menigmaal beslissenden in
vloed kunnen uitoefenen, wanneer zij
inderdaad door hun kennis, bekwaamheid
en deskundigheid tot het geven van ern
stige, degelijke adviezen in st«at zijn.
Hun woord zal dan gezag hebben en zijn
effect niet missen.
Dat het R.K. Werkliedenverbond per
sonen die zulk een woord zullen weten te
spreken, heeft aan te wijzen, zal wel nie
mand ook maar één oogenblik in twijfel
trekken.
Het zou een groote lacune zijn, indien
die p'ersonen in den Partijraad ontbfaken.
En wij vertrouwen dan ook, dat het R.K.
Werkliedenverbond geen termen zal vin-
- den, om te weigeren aan het verzoek van
het bestuur der" R. K. Staatspartij gevolg
te geven.
Naar onze meening kan daarvoor geen
reden zijn.
En zal het aan de katholieke zaak, dus
ook aan de katholieke arbeiders ten goede
komen, indien het Verbond niet blijft af
wachten, maar van meet af eraan mede-
helpt, om den Partijraad, het hoogste
lichaam in onze politieke organisatie aan
zijn doel te doen beantwoorden.
Een beroep op het Pauselijk schrijven.
Dl-, Bernhard Dernburg, oud-minister van
Duitschland, schrijft in „De Telegraaf' 0. m.
het volgende:
Eén ding moet reeds thans gezegd wor
den,. Slaagt de Volkenbond er niet in, de
ontwapening tot stand te brengen, dan zal
bii hoe nuttig ook in andere richting
zijn hoofddoel gemist hebben, en niet langer
in stand kunnen worden gehouden. Den
ernst van dit feit kan men niet duidelijk en
nadrukkelijk genoeg voor oogen houden.
Want het is, zooals het Pauselijk schrijven
ven Augustus 1917 zegt, „in de plaats van
het ruwe geweld der wapenen moet de ge
ordende weg van het Recht komer,". Ge
looven da volken niet, dat zij kunnen afzien
van hun bewapening, dan gelooven zij ooi:
niet, dat langs andere wegen hun recht ge
waarborgd kan worden. En meenen zij ter
handhaving van dit recht hunner veiligheid
en vrijheid te moeten steunen op een eigen
militaire macht, opgewassen tegen elke mo
gelijkheid, dan gelooven zij ook niet dat hun
ten slotte eer, naar verhouding van krachten
samenwerken met den, Volkenbond als uit
voerder, deze heilige bezittingen zal waar
borgen. Nemen zij derhalve in deze geestes
gesteldheid het ontwapeningsvraagstuk ter
hand, dan negeeren zij meteen de kern van
het Volkenbondsverdrag, dat in de plaats
van de oude, een nieuwe orde van hooge
zedelijke waarde wil stellen. Daarmee is
echter het vonnis zoowel over den Volken
bond als over de internationale gedachte
geveld: „Gewogen en te licht bevonden".
Vr.: I. Welke is de kortste weg per fiets
van Haarlem naar Haarlem over Antwerpen, azijn op tot ze onder staan.
Brussel-Maastricht en hoeveel K.M. is dat?
II. Is een bewijs van Nederlanderschap van
14 Aprih 1922 nog geldig?
III. Hoeveel bedraagt het douanerecht
voor mijn fiets en moet ik voor een bus
carbid voor m'n lantaarn nog invoerrechten
betalen?
Antw.: I. Haarlem, Heemstede, Benne-
broek, Hillegom, Lisse, Sassenheim, War
mond, Leiden, Zoeterwoude, Stompwijk,
Zoetermeer, Zegwaard, Den Hoorn, Kruis
weg, Bleiswijk, Bergschen Hoek, Hillegers-
berg, Rotterdam, Katendrecht, Chariots,
Goïdschalxoord, Klaaswaal, Middelsluis, Nu-
mansdorp, Willemstad, Oude Molen, Nieuwe
Molen, §tampersgat, Oud-Gaster, Rosendaai,
Nispen, Esschen, Achterbroek, Maria Ter-
heyden, Brasschaet, Merxem, Antwerpen,
Hemixem, Schel, Niel, Boom, Tisselt, Hum
beek, Pont Brülé, Vilvorden. Trois Fontai
nes, Laeken, Brussel, Sterrebeek, Heverle,
Leuven, Rotselaer, Aerschoot, Scherpenheu-
vel, Diest, Zelhem, Kermpt, Hasselt, Diepen
beek, Beyers, Bilsen, Mopertingen, Maas-
stricht, Weurt, de Kruisberg, Beek, Geleen,
Sittard, Susteren, Roermond, Horn, Baexem,
Keipen, Weert, Maarheeze, Leende, Heeze,
Geldrop, Eindhoven, Best, Boxtel, Vught,
's Hertogenbosch Hedel, Zalt-Bommel, Gel-
dermalsen, Buurmalsen, Culenborg, Schalk
wijk, Houten, Utrecht. Maarssen, Breukelen,
Ruwiel, Oudhuizen, Wilnis, Mijdrecht, Uit
hoorn, de Kwakel, Kudelstaart, Aalsmeer,
Hoofddorp, Heemstede, Haarlem. Afstand
totaal 520.7 K.M.
Antw. II.: Ja.
Antw. III: Er wordt een waarborgsom
gevraagd, die u later terugkrijgt.
Vr. Kunt u mij ook eenige inlichtingen
geven omtrent de verplichtingen van zegel-
plakken voor leerlingen, die niets verdie
nen?
Antw. Zonder nadere gegevens is deze
.vraag niet te beantwoorden. Wendt u tot
den Raad van Arbeid.
Vr.: Kunt u mij ook mededeelen of die
poederlijm, die gebruikt wordt voor den
vliegtuigenbouw, ook los in den handel ver
krijgbaar is?
Antw.: Wendt u tot een drogist.
Vr.r betreffende faillissement en afbeta
lingsschuld van L. M. te V.
Antw.: Aangezien voor een juiste beant
woording de vraag noodig is, kennis te
nemen van enkele bewijsstukken en men.
dient te weten hoe het faillissement ein
digde, raden wij u aan in deze het advies
van een advocaat in te winnen, aan wien
gij dan een en ander kunt overleggen en
vertellen.
Vr.: Ik heh een lichten beige vilten hoed,
die vuil is geworden. Kunt u mij ook zeggen
hoe ik dien' schoon moet maken?
Antw.: Met oud brood stevig afwrijven.
Vr.: Hoe kan men roestvlekken verwij
deren uit een wit piké bedsprei?
Antw.: Probeert u het eens met warm
kleezuur of verdund zoutzuur. Ook dun tin
vijzel kan wellicht helpen.
Vr.: Kunt u mij ook zegen, hoe men kom
kommers in moet leggen?
Antw.: Voor 6 Komkommers hebt u onge
veer 2 flesschen inmaakazijn noodig. Verder
twee Spaansche pepers, een half ons mos
terdzaad, 2 Yt gr. kurkuma. 5 gr. gedroogde
gember, wat dragon en laurierbladen. De
komkommers dun schillen, wa-arbij u de
bittere punten verwijdert. De komkommers
in tweeën snijden overlangs en het zaad
verwijderen. Dan in blokjes snijden. Een
nacht in zout laten stahn uit laten lekken
den anderen dag en in de schoone flesch
doen, waar u de azijn overgiet, na- de krui
den tusschen de komkommers te hebben ge
schikt. Met vochtig perkament-papier de
flesch afsluiten.
Vr.: I. Is de Achelsche Kluis-dagelijks te
bezichtigen en op welke uren?
II. Worden toeristen-weekkaarten ver
strekt voor de Provinciale wegen van Noord"
Brabant?
III. Waar kan men die aanvragen en wat
is de prijs daarvan?
Antw.: I. Ons niet bekend, doch wij ver
moeden niet, dat de Achelsche kluis voor
iedereen, die komt, en op eiken dag te
bezichtigen is.
II. Neen maar er zijn wel kaarten voer
eenige dagen of ritten verkrijgbaar.
III. Wendt u tot de griffie der betrokken
provincie of tot de politie van de eerste
gemeente, waar u in die provincie arriveert
Vr.: I. Ik ben op Maandag in betrekking
gegaan en ik ontvang mijn loon op Maandag,
maar niet op Zaterdag. Heeft mevAouw daar
recht op, oj kan ik het op Zaterdag eischen?
II. Ik ben in betrekking van 84 uur met
vollen kost, Nu heb ik 14 dagen vacantie
gekregen. Heb ik nu recht ,00 kostgeld?
Zoo ja, hoeveel?
Antw.: I. De datum van uitbetaling*kan
onderling geregeld worden. Er bestaat geen
wettelijke bepaling om het loon op Zater
dag uit te betalen.
II. Neen, mevrouw is niet verplicht kost
geld uit te betalen aan dagmeisjes. Het staat
haar natuurlijk wel vrij om het te doen.
Vra. I. Kunt u mij ook zeggen,'hoe men
postelein in moet maken voor den winter
en moeten de flesschen gesloten zijn?
II. Maakt men uien in als ze rauw of als
ze gekookt zijn?
III. Hoe maakt men kleine augurken in?
Antw.: I. De winkelier, die u uw sterili
sator verkoopt, zal u ongetwijfeld een hand
leiding tot steriliseeren er bij geven.
II. Zet de uitjes met zout bestrooid een
naqht weg. Schil ze den volgenden dag,
wasch ze, laat ze goed uitlekken, doe ze
met de kruiden in een schoongemaakte of
uitgekookte flesch of pot en giet er den
Met vochtig
perkamentpapier de flesch afsluiten. Bepoo*
digde ingrediënten: 1 Kg, uitjes, ongeveer 1
flesch inmaakazijn, 2 Spaansche pepers. 5
gram laurierbladen.
III. Benoodigd 1 Kg. augurken, J flesch
inmaakazijn, 2 Spaansche pepers 2h gram
gedroogde gember, 214 gram laurierbladen,
5 gram mierikswortel, 1 takje venkel, 1 takje
di agon. Neem van de augurken 't kroontje
af en veeg ze af met een vochtigen doek.
Eén nacht wegzetten in zout. Den volgenden
dag laten uitlekken op een vergiet. Met de
kruiden in een flesch of pot doen, met azijn
begieten tot ze goed onder staan en de
flesch met vochtig perkamentpapier afslui
ten.
Vr. Kunt u mij ook een middel geven,
waarmee ik slakken uit mijn woning kan
verwijderen?
Antw. Een middel is het spoor van de
slakken te volgen, ze dan te vangen en te
dooden. U kunt ze ook vangen door een
schoteltje roet bier neer te zetten. Daar
komen ze op af. Op plaatsen waar zout ge
strooid is vertoonen de slakken zich niel.
Vr. Is hier te Haarlem gevestigd een af-
deeling van den R.K. Bond van Werkne
mers in het Banketbakkersbedrijf, en zoo
ja, wat is het adres van den secretaris?
Antw. De door u bedoelde organisatie
heet „St. Hubertus". Secretaris is de heer
C. Turkenburg, Zuidpolderstraat 98.
Vr.: Kunt u mij ook een middel aan de
hand doen, waarmee ik uit een zwart-
kamgarencostuum parfumlucht kan verwij
deren. Het heeft een week in de buiten
lucht gehangen doch zonder baat.
Antw.: Misschien dat uitstoomen helpt.
Vr.: Kunt u mijfpok een middel opgeven
tegen luis op duiven, waarmede ik dit euvel
op de snelste en beste manier kan ver
wijderen?
Antwoord:
Reinig de hokken en wat daarmede in
verband staat eenige malen om de 14 dagen
met een oplossing van creoline 1 d,L. op 10
liter water.
Met de zulmvischerij, waaraan ongeveer
800 menschen op de hoofdrivieren een bh-
staan kunnen hebben, gaat het. naar de
„Tel." uit Gorcum verneemt, sedert eenigen
tijd vrij goed, doch nog niet naar wensch.
De besomming is nog niet zóó groot, dat de
visschers een geregeld bestaan hebben, als
hierbij de tijd, dat de vischerijen gesloten
zijn en het stil liggen bij hooge waterstan
den en bii ijsbezetting in aanmerking wordt
genomen.
Opmerkelijk was het sinds jaren, dat bij
elke visscherij op de beneden-rivieren meer
dan het viervoudige getal zalm bemachtigd
werd dan hier, wat aanleiding gaf te ver
moeden, dat daar niet volgens de voor
schriften van 't zalmtractaat gevischt werd.
Dit vermoeden is thans bevestigd. Deze week
werd n.l. door de alhier gestationneerde ri
vierpolitie de zalmvisscherij op de Nieuwe
Merwede bekeurd, daar zij visschende was
in strijd met het zalmtractaat.
Art. 14b en 15 van de Visscherijwet lui
den:
„Het is verboden? dat ieder net, dat zon
der op den oever of in den rivierbodem be
vestigd te zijn, meer dan 15 minuten geheel
of gedeeltelijk te water is zonder af te
drijven".#
„Het is verboden op een zalm-zegenvis-
scherij gedurende den tijd, dat het water
daar niet afstroomt, of die visscherij tijdelijk
stil ligt, een zegen of een vaststaand nef
te water te hebben."
Deze voorwaarden heeft de visscherij niet
in acht genomen.
De zegen,waarmede ongeoorloofd gevischt
werd, kon niet in het politie-vaartuig, we
gens plaatsgebrek geborgen worden, zoodat
deze niet in beslag kon genomen worden.
Deze werd op 1000 geschat.
De Minister van Binnenlandsche Zakel
en Landbouw is voornemens een commissie
in te stellen, welke zal onderzoeken de
vraagstukken, die zich om de haringvis
scherij groepeeren. Naar het Corr. Bur;
verneemt, zal als voorzitter optreden het
lid der Tweede Kamer, dr. Lovink. De be
noeming der commissie wordt vertraagd
door de omstandigheid, dat ook schippers
ter visscherij deel van hhar zullen uitmaken
en deze wegens hun verblijf op zee, nog
niet hunne bereidverklaring om toe te tre
den konden inzenden.
De voordracht, welke prof. Keesoffi op
uitnoodiging van de universiteit te Londen
in Mei j.l. zou houden over extréme cold
(laagste temperaturen), doch welke toen
wegens de staking niet is kunnen doorgaan,
zal nu plaats hebben op 13 October a.s.
Deze voordracht gaat uit van de Anglo-
Balavian Society, die jaarlijks Engelsche en
Nederlandsche geleerden uitwisselt tot het
houden van voordrachten, zoowel in Enge
land als in Nederland.
Afdrukken van indrukken Moeskops
legt beslag op den titel. Iets over de or
ganisatie.
jdilaan, 25 Juli 1926.
In breeden boog ligt daar het Velodromo
di Milano. Het is nu avond reeds. De sche
mering overtrekt de stad met 'n vaalgrauwe
sluier en vage schaduwen spoeden zich ijlings
voorwaarts in de richting der Wielerbaan.
Men heeft al weken getuurt naar zoovele kleu
rige biljetten in de stad, zeggend dat de Cam-
pionati Cliclisticifdel Mondo hier zouden wor
den verreden. Dat was voor de massa geen
Grieksch. Men wist wat dat beteekende.
Nu zijn we er dan. Het is klokke 9 uur.
Klokke 9 uur zou men beginnen. Maar in de
verste verte is er nog niets te zien, dat ook
maar eenigszins op een fiets lijkt. Een kijk
grage menigte van 10.000 koppen is present,
jyat renners lanterfanten langs de baan, de
perstafel is gereed om aan te vallen op de ge
beurtenissen, als waren wij allen hongerige
leeuwen, maar geen official is te bekennen om
het startschot te lossen voor deze grootste aller
races, geen kamprechters zijn daar om resulta
ten te bewerken. Het gaat er Italiaansch toe.
Men geeft ons ongevraagd ons „dolce far
niente."
Eindelijk komen een paar heeren terug van
hun blijkbaar copieus middagmaal en men be
klautert een hooge stellage en geeft het sein
tot vertrek voor eenige amateuristische fiet
sers. Tegelijk daarop ontstaat er een helsch
leven daar het publiek aan de overkant van
wege dit inderdaad overdreven hoog bouw
werk niets zien kan van wat er op de finish
gaat plaats grijpen. De heeren tronen er ech
ter als Romeinsche Goden en blijven er tro
nen. Ze zijn er immers niet voor het volk, het
volk is er voor hen.
Waarom zal ik U vervelen met race na race
te beschrijven. Telefoon en telegraaf hebben
U dat alles reeds verhaald. Genoeg zij het te
vermelden dat van Nek en Gerard Leene,
de beide Hollandsche professionals, reeds den
eersten avond werden uitgeschakeld en ons
Hollandsch peleton was ingekrompen tot de
jonge Leene, Nazairac en Moeskops. Verder
waren de wedstrijden van Zaterdag als zoo
danig niet belangrijk, wat een reden te meer
was om eens rond te zien. Er is op zoo'n
buitenlandsch wielerbaantje wel wat te ge
nieten.
Niet dat dit Velodromo di Milano nu zoo
groot is. Maar ongezellig is het er niet. Het
heeft een cementen baan met hooge, Tielaas
eenigszins wringende bochten. Wijders twee
overdekte tribunes die natuurlijk gevuld wa
ren tot den nok met 'n enthousiaste schare,
welke wegens de hier heerschende hittegolf
op Amerikaansche wijze in zijn overhemd zat.
Het was dezer dagen trouwens buitengewoon
slecht weer om nu eens even hard te gaan
fietsen. Het was weer voor in het water, voor
zwemmen.
Jawel, daar rijdt gelukkig meneer Fau-
cheüx, de Franschman. Ik was al bang hem
niet meer te zien. We zijn zoo ongeve'er aan
elkaar gewend geraakt. Immers Zondag zag
ik hem op het armzalige wielerbaantje van Al
giers, Woensdagavond in het Velodromo van
Napels, Donderdagavond in het Stadio Na-
zionale van Rome en nu in den strijd om het
wereldkampioenschap te Milaan. Er is zoo'n
soort „Seelenverwandschaft" ontstaan. Zoo
in stilte wench ik hem de zege. Die hij echter
niet halen zal.
Een tweede-handsch orkest speelt eenige
wijsjes waaronder 50% van de ketren het nu
ongeveer wel bekend geachte „Valencia". De
wedstrijden gingen inmiddels onder overigens
niet te overdadige verlichting hun gang. Op
het middenveld was het een herrie van belang
dahr men de perstafel zoo geplaatst had, dat er
vandaar met de beste wil der wereld niets was
te zien, zoodat het quantum reporters gedurig
heen en weer liep, terwijl er verder Jantje en
Pietje op het middelveld waren, die er niets te
maken hadden. Er moesten op het allerlaatste
nippertje nog allerlei dingen geregeld worden
waarin men twee maanden geleden had kun
nen voorzien. Neen, dan was er het vorig jaar
in Amsterdam beter orde
Zoo was de eerste avond. Den volgenden
dag, toen de finales op het programma ston
den, ging het een stuk beter. De perstafel was
nu zelfs zoo geplaatst dat je, mits je op een
stoel ging staan, wat zien kon. Men begon
ook op tijd en de wedstrijden waren op een
ordentelijk uur afgeloopen en niet zooals de
eerste avond om half een 's nachts.
Holland heeft zich dan hier weer van zijn
sterkste zijde doen kennen. Wij hebben ie
mand in onze gelederen, die inderdaad uit
steekt in snelheid en tact boven ieder ander
Piet Moeskops. ^ïj weten het wel Moes
kops werd het vorig jaar smadelijk geslagen
voor duizenden landgenooten op den schit
terenden Stadion-wielerbaan. Men heeft toen
gezegd het is uit met hem. Doch zij, die Big
Pete gisteren hebben zien zegevieren in den
kamp tegenover Michard en in den eind
strijd tegen den Italiaan Moretti weten wel
beter. Moeskops is de primus inter pares, de
Imperator Rex onder de wielrenners. Hij
kroonde zich immers heden voor de vijfde
maal binnen zes jaren als hun Keizer-Koning.
En toch, met de duizenden hosanna's nog
na-trillend in mijn oor, met mijn hart nog snel
kloppend na zulk een schitterende triumph
van een landgenoot kan ik niet anders dan ge
wagen van een zwarte schaduw die over deze
zege hangt. Niet dat Moeskops in andere, eer
lijker omstandigheden niet zou zijn gebleken
de sterkere. De wijze, waarop hij gisteren te
genstanders als een Michard en een Moretti I Mazairac kwam in de halve beslissing tegen
als stof voor zich af sloeg liet geen plaats meer
voor twijfel over. Maar in de demi-finales ge
schiedde een onrecht, dat in de historie der
wielersport zal worden genoemd het schan
daal van Milaan, En de Zwitser Kauffmann
was er de dupe van.
Immers Kaufmann moest, wilde hij zijn
titel kunnen verdedigen in den eindstrijd,
winnen van Moretti in de halve beslissing. De
Italiaan smeerde hem echter na anderhalve
lap rijden zoo plotseling, dat de Zwitser het
niet direct in de gaten kreeg waardoor hij
achter raakte. Geweldig spurtend kwam hij
echter op het laatste rechte eind weer bij en
klopte Moretti met een halve Meter.
Geen sterveling, die er anders over dacht en
ergo werd Kaufmann luide toegejuicht door
het Italiaansche volk. Groot was echter de
verbazing toen de kamprechter mededeelde,
dat Moretti was gekozen als de winnaar, Men
snapte er niets van, Kaufmann was wit van
woede en te begrijpen valt het. Hij wist als
ieder ander dat hij gewonnen had en zag zich
door deze beslissing van een Italiaan-
schen arbiter de kans op de zege ontgaan.
Men dwong den Zwitser toen te rijden in de
vernezersronde en hij reed. En nauwelijks be
steeg hij zijn karretje of 't Italiaansche pu
bliek basrstte los in een ovatie. Ik had dat
eerlijk gezegd, niet verwacht. Het bewees ech
ter des te beter, dat ook in de oogen der scha
re de ex-wereldkampioen had overwonnen
in den strijd tegen hun eigen landgenoot.
Toen echter Kaufmann er in die verliezers
ronde een pretje van ging maken en geen
strijd gaf ging het applaus over in een helsch
gefluit. Wat keerde die stemming snél
Leene werd in den loop van den middag
geëlimineerd en ons heele verlangen con
centreerde zich op Mazairac en Moeskops.
Piet had Michard van zich af weten te houden
en zou in den eindstrijd komen versus Mo
retti, dewelke immers zoo buitengewoon
goedkoop aan een plaats in de finale kwam.
Martinetti. De Hollander Icon het niet koer
sen. Hij nam den kop, begon het eerst te spur
ten en had ook bij het uitgaan van de bocht
nog de leiding maar het kleine Italiaantje was
razend vlug, trapte wat hij kon en sloeg den
Bergen-op-Zoomenaar op de streep. Daarna
kwam Mazairac in den strijd om de derde
plaats tegen den Italiaan Biocchi en hij wist te
zegevieren, dank zij een goed geslaagde weg
loop-poging na een en een kwart baan. Er was
tenminste een landgenoot geplaatst, zij het
dan ook derde. Alle begin is echter moeilijk.
Wij hadden echter goede hoop op Moeskops
zijnde deze in het bezit van sterker spieren
en vooral meer hersens dan Moretti.
Daar verschijnen ze dan beiden op de start
lijn voor de suprematie der wereld. Moes
kops zit zwaar onder de pleisters vanwege een
bij de training opgeloopen val. Hij werpt met
een grandioos gebaar een overigens allesbe
halve schoone badhanddoek van zich af en
bestijgt zijn wagentje. Het ding ziet er vrij
aftandsch uit, maar het is Piet zelf die eens
gezegd heeft„Het zit hem niet in de fiets
maar in het mannetje dat erop zit," en dus zal
het wel zoo wezen. Ook Moretti klautert op
zijn fiets. Het is dood, doodstil. Je kan een
speld hooren vallen.
Dan knalt er een schot. Dat heet het begin
te zijn van een hard-rijrace. Dat blijkt echter
het sein te wezen voor stilstaan. Het lawaai
dat zoo'n losse patroon bij zoo'n sprintwed
strijd maakt is termoenlijk omgekeerd even
redig met wat er op volgt. Nu is dat stilstaan
op zoo'n fiets met aan pedalen vastgebonden
voeten ook nog zoo eenvoudig niet. Eindelijk
ontwaren we beweging. Moretti immers is
het wachten moe en wil vanavond nog bij
moeder de vrouw terug zijn, zoodat hij heel,
heel langzaam aan begint te rijden. De heer
Mo'eskops kromt zijn rug in den vorm van
een komkommer en volgt zijn voorganger.
Aan de overzijde van de baan moet echter
weer even worden uitgeblazen. Met dat al
duurt zoo'n sprintwedstrijd over 800 Meter
een minuut of vier. Paulen doet het twee keer
in dien tijd.
Dan gaan ze weer. Harder gaat het, harder.
Moeskops neemt den kop. Hij wringt zijn
lichaam in allerlei bochten, rukt aan stuur
en aan pedalen, trapt, trapt, met Moretti
vlak achter hem een krachtsinspanning van
seconden, de wielen wentelen sneller, een
ruk en een sjoot, de fietsen suizen over het
cementstalen spieren spannen zich
Moeskops wintMoeskops is wereldkamp-
pioen Wereldkampioen voor de vijfde maal
Wij waren daar als Hollander niet met velen
Een handje vol. Maar dat handje vol vergat
zijn journalistiek prestige bij die Nederland
sche zegepraal. En onbewogen stonden toen
het militair orkest inzette dat mooie „Wil
helmus". Geen Nederlander kent de woorden
ervan, maar de muziek des te beter en kaars
recht luisterden wij. Daar trilde toen wel
even wat in elk Hollandsch hartEn Moes
kops reed inmiddels zijn eereronde, begra
ven onder een bloemenpracht. Hij reed dia
eereronde met de kleine Martinetti op zijn
rug, die juist gezegevierd had in de finale der
amateurs. Ja, Piet is een rare vent. Maar hij"
weet zich populair te maken
Zoo sleepte Nederland dus weer eens 'n we
reldkampioenschap in de wacht. Men spreekt
zoo gaarne van de groote mannen die Neder
land eens op wielergebied had. Wij behoeven
daarvoor echter niet terug te blikken in het
verleden. Wij hebben ze nu 1 Waar gij op een
wielerbaan vergaderd zijt, daar zijt gij in
hun midden.
En Piet Moeskops, de leeuw van Loop-
duinen, ik zou haast zeggen de Nederland
sche Leeuw, is de grootste onder hen allen
Hij heeft dat ten overvloede bewezen
dezen dag in het Velodrome di Milano, dar
hem zoo eendrachtig heeft bewierookt in zijn
triomph.
H. ROOZEN.