De Adder van Milaan NUMMER 39. ZESDE JAARGANG 1926. leunend over de gekanteelde muren, een klein wagentje naar de richting van het dorp rijden. Den volgenden morgen vernam Peltrish van den notaris, dat Crimson de chèque aan genomen had. „We zullen het kasteel opnieuw op laten trekken, lieveling," zei hij dien avond, als ze hand in hand voor het hoog oplaaiend haardvuur zaten. „Dank \j de onvoorzichtigheid van Crimson!" EINDE. STUlVERSWAAROEi Ze zaten buiten, bij Royal, in de gemak kelijke tuinstoelen. Dat was een prachtig Zitje daar. 'n Reusachtige notenboom spreidde breed zijn takken en gaf rijkelijk schaduw. 'n Heerlijke zomerdag De lucht was zoo hoog, zoo blauw, geen wolke dreef. Eén eindeloos blauw-strak veld, was de spannende hemel. De zon scheen in gou den stovenden gloed. Ze glansde op de fijne grassprietjes weerkaatste in de glas ruiten, deed de helroode grijsblauwe pan- zoo'n armen tobberd zijn dure kracht te rug te geven. Maar dan moeten die 525 ook allen trouw op hun post zijn. Niet één mag ontbreken. Begrijp je het nu?" „Ja, dat wel. Maar 't lijkt me zoo'n moeite elke week zoo'n simpel zegeltje te plakken. Dan kon je veel beter f 2.60 in eens geven. Dan was je er een vol jaar af. „Ja, jongen 1 Dat zou wel kunnen ge beuren 1 En dat gebeurt ook 1 Maar de meeste menschen schrikken voor het be drag terug, terwijl één stuiver per week gemakkelijk gemist kan worden. Ook Jij zou op een gegeven oogenblik zeggen: f 2.50 is me te veel. Ik schei'er aan uit. Geloof me, om op dit gebied werkelijk goed te doen moet je het telkens weer of feren van het kleine niet schromen. Dat is de zekerste weg." Op den blinden muur, tegenover den tuin van het hotel hing 'n groote plaat aangeplakt: 'n verpleegster, die zich lief devol boog over een ziek jongetje. „Helpt ons levens redden Steunt Her wonnen Levenskracht 1" Vermeer wees er op met uitgestrekte arm. „Kijk, daar lees je, wat je te doen hebt. Terwille der naastenliefde ben ook jij nen der daken opflikkeren van schel licht verplicht te helpen wat je kunt, en scheen recht op de hoofden der moe loome menschen. Warm, zoo warm 1 'n Fleschje Victoria water, 'n gemakke lijke stoel, een koel pielde onder eeta schaduwrijken boom, dat was, op dezen broeienden zomerdag je ware 1 En daar- om genoten de twee heeren bij Royal dan ook eens intens van de schaduwkoelte en de vredige tuinrust rondom. Praten de den ze niet veel het was er te warm voor. Daar passeerde een werkman, die met loome voeten ging door het stovende zon netje. Gelig-bleefe was de kleur van zijn gezicht. De hoekige schouders waren hooggetrokken. Mager leek het moege werkte lijf. De twee in de gemakkelijke tuinstoelen keken hem na, 'n medelijden den glans in de oogen. Ze hoorden den Hij sprak vol enthousiasme. „Wat ben jij een vurig propagandist," antwoordde de vriend verbaasd. „Maar. zeg 'ns wat doe jij zelf om Herwonnen Levenskracht te steunen „Veel te weinig," bekende Vermeer be scheiden, „het doel is zoo groot en toch achten wij dikwijls de geringste moeite daarvoor nog te veel. Is dat werkelijk geen schande Verbeeld je, dat we er dan naar hunkeren om uitgezonden te worden naar het sanatorium 1 En als dat niet ging door gebrek aan geld, hoe zou den we dan de achteloosheid der men schen vervloeken. Achteloosheid noem ik af te wennen. aandacht trekken en zijn geest wakker roepen, maar vooral ook praat veel met het blinde kind. 2e. Leer het blinde kind op denzelfden leeftijd loopen als waarop het ziende kind dit leert. Laat hét niet lang alleen en zon der bezigheid, maar moedig het aan rond te loopen in het huis, in den tuin of er gens anders, waar het veilig loopen kan leer het door betasting alle voorwerpen in zijn omgeving kennen. 3e. Zorg ervoor, dat het blinde kind zoo spoedig mogelijk leert zichzelf aan- en uit te kleeden, zich te wasschen, het haar te kammen, te zorgen voor zijne kleeren en aan tafel netjes te eten. Een blind kind kan dit alles even goed leeren als een ziend kind, maar men moet er veel meer zorg en tijd aan besteden, daar een niet-blind kind dit alles gemakkelijker aanleert door af zien van anderen. 4e. Zorg dat het kind er netjes en zin delijk uitziet en goede manieren heeft het kan niet zien hoe anderen zich gedra gen en het kan zich daardoor gewoonten aanwennen, die onaangenaam zijn voor zijne omgeving om aan te zien. Eenige van de meest voorkomende verkeerde ge woonten van blinde kinderen zijn het heen en weer bewegen van het lichaam bij het zitten, het schudden met het hoofd, het steken van de vingers in de oogen, het voorover laten hangen van het hoofd bij het loopen en het zitten in gebogen hou ding. Zoodra men iets van deze ver keerde gewoonten bemerkt, trede men er onmiddellijk krachtig tegen op, want heeft het kind zich zulke gewoonten aangewend, dan zullen jaren noodig zijn om ze weer jeugd een zorgvuldige opvoeding te geven, opdat zij later geschikt zijn voor de maat schappij, waarin zij moeten leven. Zij, moeten immers leven tusschen de zienden en de zienden richten zich niet naar de blinden, maar de blinden moeten zich richten naar de zienden daarom brengt 'de zorg voor en de opvoeding van blinde kinderen vanaf hun prilste jeugd een ver antwoordelijkheid met zich, zoo groot, dat weinig ouders die op zich kunnen nemen. De blindeninstituten met hun des kundig personeel, met hun geheel op bliz>- denopvoeding berekende inrichting en hulpmiddelen kunnen aan de kinderen geven, wat zij noodig hebbenlaten de ouders toch niet uit overdreven en dus misplaatste liefde voor hun misdeeld kind het thuis houdenverwaarloozing m meerdere of mindere mate zal daarvan hek gevolg zijn. het, want als ieder wat meer aandacht schonk aan het heerlijke doel en zich elke week het kleine geldelijke offertje ge troostte dan zouden er niet zoovele scherpen drogen kuch, die hol opklonk tobbers ten onder zijn gegaan, door ge uit de ingevallen borst en hun medelijden brek aan tijdige hulp." werd nog grooter. „Da's weer een slachtoffer," zei Henk Vermeer zacht, ocharm 1 „Hoorde je hem hoesten Misschien heeft hij wel 'n gezin te onderhouden 1" „Waarom gaat hij dan niet naar 'n sana torium 1 Wellicht kreeg hij daar zijn ge zondheid terug.Waarom. „Omdat er gebrek is aan geld, ant woordde Vermeer kort. Daarcm Zal die tobberd er misschien 't leven bij inschie ten 1" Er lag' 'n oneindige droefenis in zijn stem. De andere schoot in protest recht in Zijn stoel. En mèt rolde er een stuivertje uit zijn vestzakje.... 't Vierkante munt stukje maakte onbeholpen eenige wente lingen en bleef toen liggen in een zonne- plekje. Daar lag het te glanzen en te glinsteren. „Van jou, wees Vermeer." De andere maakte 'n ongeduldige be weging met de hand. 't Is maar een stui ver, zei hij achteloos, laat maar liggen 1 Vertel me liever hoe het komt dat zoo'n tobberd van daarnet zijn dure gezondheid niet terug kan halen omdat er gebrek aan geld is. Als antwoord stond Vermeer op en nam het vierkante, glinsterende stuivertje in de hand. „Als alle menschen het kleine achtten en voor de arme lijders aan de gevreesde ziekte spaarden, zouden er heel wat meer menschènlevens gered kunnen worden." De andere keek ongeloovig en minach tend naar het muntstukje. „'n Stuivertje J Wat zouden ze daar in Godsnaam mee kunnen beginnen Vijf cent l 't is immers niets 1" Vermeer ging het hotel binnen en zocht op de leestafel het laatste nummer van Zonnebloem. Duidelijk kenbaar aan zijn keurigsn, sprekender omslag, had hij het spoedig gevonden. Hij sloeg het open wees met zijn vinger een zinspreuk aan en reikte het dan zijn vriend over. Deze las „De ketting, die een menschenleven kan redden, bestaat uit 525 schakels van een stuiver waarvan niet één mag ont breken." 't Was even stil tusschen de twee. Toen Zei Vermeer „Begrijp je het „Eerlijk gezegd niet te best Vermeer zocht in zijn portefeuille en haalde er een groen ge kleurde dubbelge vouwen kaart uit. „Dit is een zegelkaart, verklaarde hij." Hierop moet elke week een zegel van •en stuiver geplakt worden. Indien er nu 525 menschen daartoe bereid gevonden worden, kan er doorloopend een patient in Berg en Bosch verpleegd worden. Die 525 menschen stellen dus Herwonnen Levenskracht doorloopend ia ttwt, aan En wil je nu weten wat ik zelf doe ten bate van Herwonnen Levenskracht. Eerstens plak ik elke week trouw mijn zegeltjes van vijf cent. Tweedens heb ik een abonnement op Zonnebloemen. Derdens: koop ik trouw het bloempje dat me door jonge dames in naam der verepniging op bepaalden datum wordt aangebodeij. Vierdens.... leg ik nu en dan in een royale bui,_ 'n dubbeltje of 'n kwartje ter zijde. tot ik een redelijk postwisseltje heb. Dat gaat dan naar Drift 12, Utrecht. Vijfdens: maak ik propaganda, wat ik kan 1 Toe jongen, 't zal je niet armer maken, maar rijker.... rijker aan Gods zegen. „Wat gij den minsten der Mijnen doet, dat hebt gij aan Mij gedaan." Even zwegen beiden. Toen nam Vermeer het vierkante stui vertje in de hand en liet het glanzen en schitteren in een gouden straal van zon. „Wat dunkt je vroeg hij zijn vriend, heeft het waarde of niet V" Zal ik het maar weer in het zand laten rollen of. „Geef hier, Vermeer 1 Ook ik word 'n trouwe zegelplakker. Kun jij me niet op geven Vermeer zocht in zijn portefeuille. „Ik heb hier nog een inteekenbiljet 1 Asjeblieft Herwonnen Levenskracht had weer een weldoener meer. „Zonnebloemen.". EENIGE WENKEN BIJ DJB OPVOEDING VAN BLINDE! KINDEREN. Dr. Belzer schrijft in het „Maandblad der R.K. Blindenzorg" Indien de ouders zich op verstandige 5e. Laat het blinde kind zooveel moge lijk omgaan met ziende kinderen, laat het er mee spelen en buiten stoeien neem het kind dikwijls mee uit wandelen en laat het lichte lichaamsoefeningen doen moet men het een poos aan zich zelf over laten, geef het dan ballen, kiezelsteentjes, blokken, 'n pop, 'n muziekinstrument of andere voorwerpen, waardoor zijn tastzin en zijn gehoor geoefend worden. 6e. Wil men het kind bekend maken met zijne omgeving, dan moet men het zooveel mogelijk alle voorwerpen uit die omgeving laten betasten en vooral ook moet men het ruimte en afstand leeren schatten. Men geve aan het kind zooveel mogelijk in handen die voorwerpen, welke men het meest in het dagelijksche leven tegenkomt. 7e. Laat het kind zoo vroeg mogelijk deelnemen aan eenvoudige huishoudelijke bezigheden laat het mee kamers en keu ken schoon maken, koffie raaien, aardap pelen schillen, mede zorgen voor kippen, duiven, hond en kat. 8e. Laat het kind uit uwe houding en uit uw spreken gevoelen, dat ge het niet minder telt dan het ziende kind; vraag het, wat het hoort of voelt en spoor het aan om vele vragen te stellen over alles, wSt er in zijne omgeving is of gebeurt. 9e. Let goed op wat gij zegt in zijne tegenwoordigheidwant het blinde kind wijdt nog meer aandacht aan hetgeen het hoort dan het ziende kind het onthoudt ook alles beter. 10e. Geef in tegenwoordigheid van het kind nooit uitdrukking aan uw medelijden met zijn blindheid en duld ook niet dat anderen dit doen. Zulke uitlatingen van medelijden kunnen slechts ertoe bijdra gen het kind te ontmoedigen en neer te drukken. Probeer liever het aan te moedi gen en voortdurend bezig te houden, op dat het blijmoedig en dapper gaat streven naar onafhankelijkheid in zijn later leven en zijn best gaat doen om zichzelf te hel EEN GOEDE UITLEGGER. Vreemdeling (Op een nis wijzende). „Wat beduidt die nis hier Uitlegger „Ja, mijn waarde heer, dat is de éenig overgeblevene van die cellen, waar vroeger jaren misdadigers levend werden ingemetseld. Door deze nis werd den gevangene eten gegeven. Gaf hij het bord ledig terug, dan wist men dat hij nog niet was gestorven gaf hij het vei terug, dan was het een teeken, dat hij reeds dood was." OP EEN REISJE DOOR ZWITSERLAND. Een vroohjk reisgezelschap kwamTdes avonds laat in een alleenstaande herberg van Walchense (Urfeld). De herberg was stampvol en het gezelschap kon nóg slechts een onderkomen vinden in een hoogst eenvoudig ingerichte visschers- hut. De opgestapelde bedden werden, ondanks het late uur, nog vluchtig na gezien en voldoende bevonden. Den vol genden morgen keerde het gezelschap na het bezichtigen van een bergtop, naar de hut terug en vond aan een beek een oud moedertje, ijverig bezig beddegoed te wasschen. Een der dames zeide tot haar, aan da groote zindelijkheid der Zwitsers twijfe lende cavalier „Ziet ge nu, dat gij deze lieden ten onrechte hebt beschuldigd? Zij zijn buitengewoon zindelijk, en was schen het beddengoed dadelijk als zij gasten hebben gehad." De heer wendde zich tot het vrouwtje en zejde„Nu, nu, dat vind ik eens recht knap, dadelijk het goed te. was schen als gij gasten hebt gehad." „Ja, mijnheer, zoo smerig mag ik het ook met hebben. Al vier weken lang zou Grethel het gewasschen hebben, maar alle nachten kwamen er andere gasten. Nou, zeide ik vanmorgen, het gaat hoe, het wil, gewasschen moet het worden 't is nou al te zwart." IN HET BADHUIS. Badmeester „Met dit gure weder wilt u toch zeker niet in het open basin baden „Jawel.1" Badmeester „Maar weet u wel, dat d« thermometer twee graden onder het vriespunt staat „Dat hindert nietik trek twee zwem broeken over elkaar aan." HOOGST WAARSCHIJNLIJK. Heb ik de eer, met u persoonlijk t« spreken LOGISCH. Dokter „U heeft het aan uw krach tig gestel te danken, dat u gered werdt." Patient „Nu, dan ben ik u geen een! schuldig." HAAR OPVATTING. Schilder „Ziezoo, nu kunnen wij wat wijze geheel geven aan hun blinde kind, pen zonder voortdurende vertroosting en u'tru^ten/zal intusschen den achter kan het opgloeien tot een bekwaam en gelukkig mensch, die zijn plaats in de maatschappij met eere inneemt en die daardoor vreugde aan zijn omgeving kan bereiden. Maar als het kind verwaarloosd of bedorven wordt, zal het opgroeien tot een diep ongelukkig mensch, een last zoo wel voor zich zelf als voor zijne omgeving. Laat ieder, die een blind kind moet op voeden, eens denken aan de volgende re gels, welke berusten op de ervaring, door de blindenopvoeders opgedaan. Ie. Behandel het blinde kind alsof het ziende is en zorg ervoor, dat het zoo vroeg mogelijk geest en lichaam inspantlaat het zoo spoedig mogelijk met allerlei voorwerpen spelen, vooral met voorwer pen, die leven maken, waardoor ze zijn bijstand. 11e. Stel het kind in de gelegenheid Zijn geheugen te oefenen en laat het daar toe versjes en verhaaltjes uit het hoofd leeren een goed geheugen is van groote waarde voor een blinde. 12e. Maar het allerbeste is om het kind zoo spoedig mogelijk naar een der blin deninstituten te zenden. In de meeste huis gezinnen hebben de ouders niet voldoen den tijd om aan het blinde kind de ver zorging te geven, die het noodig heeft en daarom zullen slechts zeer weinig ouders in de gelegenheid zijn bovenstaande wen ken met succes toe te passen. Vele ouders kunnen of willen niet be grijpen, dat het absoluut noodzakelijk is aaa blinde kinderen vanaf hun prilste grond schilderen.' Boerin (beschroomd) ik mij zeker omdraaien." .O, dan mod M[EER DAN TIJD. Mevrouw „Mina, waarom sta je nog Zoo laat aan de deur Mina „Ik kijk naar de maan, mevrouw Mevrouw „Nou zeg dan aan de maan, dat hij naar huis gaat, want het is al half twaalf." HET RESULTAAT. Vrouw „Man, hier vind ik in je Zon- dagsche pak een brief, dien je al een week geleden op de post had moeten doen. Man „Lieve hemel 1 Dat is mijn laat ste les vkn den schriftelijken cursus ia geheueenlees." VOOR DE HUISKAMER (10) Het bericht dat de gevangenen aange komen waren was spoedig verspreid, doch graaf Conrad was nergens te zien en we derom glimlachte de sluwe Carrara. Plot seling echter verdween zijn glimlach, want onder de gevangenen meende hij een ge zicht te herkennen. Omzichtiger als hij immer was, verloor hij ook thans het hoofd niet. „Wie is die kerel daar, met het roode haar Heeft hij u verteld wie en wat hij is vroeg hij. „Dat was de belhamel, edele heer hij schreeuwde als een krankzinnige. Hij is de wapendrager van een of anderen edel man en liet 't voorkomen dat wij zijn heer gevangen hebben." Carrara ademde zwaar en antwoordde „Ik meen hem te kennen, maar misschien vergis ik mij een gevaarlijke kerel, een spion. Sluit hem alléén "op en laat hem goed bewaken. Bind hem. Van avond zullen wij hem ondervragen." Wederom keek hij naar Conrad's tent, doch de Duitscher was nergens te zien. De gevangenen werden weggevoerd naar het oude zomerpaleis van Barnabas Vis conti het paleis waar deze nog slechts kort geleden omgekomen was. HOOFDSTUK XVI. Om een spel schaak. De avond begon reeds te vallen, toen Conrad een laatsten blik wierp in het klei ne spiegeltje, dat aan den wand van zijn prachtige tent hing, zich gereed makend zijn ronde te gaan doen en Carrara te bezoeken, die volgens zijn oordeel, in dezen korten tijd zeker nog geen kwaad had kunnen doen. Delia Scala was nu reeds vier uren weg, misschien een weinig langer, doch 't kwam den oppervlakkigen Duitscher voor dat hij slechts kort geleden zijn tent verlaten had. Al dien tijd was hij bezig verzen te ma ken in navolging van Petrarcha, die toen zeer in de mode was en dien hij zeer be wonderde. Hij had zijne verzen in gereed heid gebracht om in 't net geschreven te worden door iemand die beter spelen kon dan hijzelf. Ook had hij Vincenzo een paar dans passen geleerd en een ander wambuis aan getrokken, want wambuizen was een van. zijn zwakke punten. Hij bezat er vele, wel ke hij netjes opgevouwen hield in een kof fer aan 't hoofdeind van zijn veldbed. ..Het wambuis dat hij thans droeg was bijzonder sierlijk pauwblauw over een rooskleurig ondervest met vreemde room kleurige doffen. Vittore, die zijn page geworden was, stond er verstomd van, zoo prachtig was het. Conrad streek de kanten aan zijn polsen glad en zuchtte bij de ge dachte dat het wel eens niet de laatste mode kon zijn. Hij gevoelde zich ver van alle beschaving hoewel slechts tweemaal zeven mijlen buiten Milaan. In zijn hart begon hij er spijt van te gevoelen, dat hij er zich door Valentine Visconti's schoon heid toe had laten brengen Visconti's gunst en de genietingen van een weelderig hof te verliezen. In ieder geval had hij prachtige leeren schoenen met punten van een el lang, die met een ketting aan zijn knieën waren bevestigd. En ook een muts met een robijn en een krullende veer, wel ke hij van Vittore aannam en naar buiten trad om Carrara te gaan bespieden. „Kom Vittore, volg mij. Ik heb de op dracht er voor te zorgen dat deze hertog met zijn donkere wenkbrauwen geen ge- meene streken uithaalt. Ik ga ook op Vin cenzo uit. Delia Scala was veel te streng voor hem vanmiddag. Ik vrees dat hij twist is gaan zoeken om zijn zwaard te oefenen. Het was stil en rustig in het kamp. Toch trof het Conrad dat velen van Carrara's manschappen met hunne paarden bezig waren en 't pakken van wagens. Daar het echter op klaarlichten dag geschiedde wek te het geen achterdocht bij den oppervlak kigen Duitscher, die zich vroolijk zingend naar C/rma's tent begaf. De luch .vis zwaar en donker aan den horizon. ...zht komt er onweer Vit tore. Zijt gij er bang voor vroeg hij en trad zonder verdere plichtpleging Car rara's tent binnen, waar de hertog aanwe zig was, doch Conrad geenszins verwacht had. Ieder ander dan de luchthartige fat zou aanstonds ^gemerkt hebben, dat Car rara's oogen, toen hij bij dit onverwachte bezoek opkeek, een vreemden, angstigen blik inhielden. De Duitscher had echter zelf-nimmer aan den hertog getwijfeld. Diens gereede glimlach pakte hem dan ook volkomen in. „Dus uwe manschappen gaan vannacht verder, edele heer vroeg hij. „De prins zeide er mij niets van." „Dat was zijn laatste besluit eri hier heb ik mijn orders", zeide Carrara een perka ment naast hem aanrakend. „O zeide Conrad, die niet vroeg om het perkament in te zien, doch door de opening van de tent naar de lucht tuurde. „Trekt gij dichter naar Milaan op?" Zijn zwarte oogen op den grond geves tigd antwoordde Giaco mo „Dichter naar Milaan doch wij breken het kamp niet op voor morgen ochtend.Gij en de anderen blijven hier om u bij den prins te voegen." Carrara keek ook naar buiten, doch niet naar de lucht naar het kasteel, dat met zijne donkere massa over het kamp heen fronsde. „Eén mijner officieren sprak over eenige gevangenen merkte Conrad op. „Zij zijn ginder in 't kasteel. Wilt gij ze soms met mij gaan ondervragen vroeg Giacomo op effen toon. „Ze gaan ondervragen 1" lachte Conrad, „dat laat ik aan u over edele heer 1" En in gedachte voegde hij erbij„Dan weet ik meteen waar gij zit." Carrara hield zijne blikken neergeslagen, dat zelfs Conrad zijne opgewondenheid niet zou bemerken en zeide met een glim lach: „Misschien wacht ik er nog mee tot morgen nu zou ik gaarne gaan rusten daar wij vroeg de wacht hebben", waarop Conrad zich bereid maakte heen te gaan. Hij was blij zijn plicht gedaan te hebben en ergerde er zich min of meer over dat Delia Scala hem niet belast had met 't op rukken van het leger. „Het denken aan zijne vrouw maakt hem heelemaal van streek. Hij wantrouwt Gia como en toch geeft hij hem orders waar- rover hij mij zelfs niet gesproken heeft", zeide hij tot zichzelf. Carrara verlatende ging hij Vincenzo zoeken. Giacomo bleef wachten tot hij Conrad in de verte hoorde verdwijnen en sprong toen met een kreet van vreugde op wegens zijn eigen boffen en Mastino's verblind heid. Conrad Carrara wist het zoo ze ker als iets dat de Duitscher hem bespieden moest, had, zonder een enkele vraag te stellen, al zijn leugens geslikt. Dit liet hem dus vrij ongestoord zijn gang te gaan, ter wijl Conrad en Vincenzo bezig zouden zijn zich te vermaken. Wederom naar den in gang der tent tredend, keek Carrara in den zoelen nacht naar buiten. Daar in dat groo te kasteel zat Visconti gevangen Hoewel hij Gian Visconti mèt eigen oogen aan schouwd had, gebonden tusschen de sol daten, kan hij zijn ongeduld niet bedwin gen hem nogmaals te gaan zien, om er vol komen zeker van te zijn, voordat eenig ander het oog zou slaan op dezen kost baren prijs. Hedennacht moest Carrara's leger"naar Milaan deserteeren. Dat was reeds over eengekomen met Visconti's vermomden boodschapper. Carrara zou er zich aan houden doch nu bevond Visconti zich gevangen in Carrara's handenzijn leven hing van zijn genade af thans moesten d« voorwaarden eenigszins veranderd wor den 1 Zulk een man de wet te kunnen stellen Hij bleef in de schemering wachten tot het volkomen donker zou wezen, nog immer de oogen gericht op het kasteel waar Gian Galeazzo Maria Visconti, Her tog van Milaan zich thans bevond als zijn gevangene l „Het onweer komt dichterbij wat een hitte bij Sint Hubertus —.wat een hit te I" en Conrad schudde zijn krullen van zijn natte voorhoofd af. Zijn tent stond open om zooveel mogelijk lucht toe te laten, zoodat de soldaten daarbuiten Conrad en Vincenzio konden zien zitten over een schaakbord heengebogen. Op een tafel naast hem stonden flesschen wijn en prachtige glazen. Vittore lag op den grond te slapen. De tent werd verlicht door met juweelen versierde lampen. In het zachte schijnsel leek Vinzenso's schoonheid bijna on natuurlijk. Hij was in 't wit gekleed en zijn dik zwart haar viel op zijne schouders neer. Mastino's woorden waren reeds ver geten. Met gloeiende wangen zat hij over het schaakbord heengebogen, vurig wen- schend dezen keer te winnen. De oorlog en de prijs daarvan waren ver van zijn ge dachten. „Luister onweer riep Conrad uit, Een dof gerommel was in de tent hoor baar, waar d'Este echter niet op lette. „Ik neem uw raadsheer en nu zijt gij er bij Conrad stond lachend op hij nam het spel niet zoo ernstig ter harte. „Ik ga eerst naar Carrara toe en doe dan de ronde." „Neen, eerst afspelen riep Vincenzo vertoornd uit. „Stelt gij er geen belang meer in als hij verliest „Als er niets meer aan is schei ik uit. Gij wint natuurlijk als gij 't niet te warm hebt om verder te spelen", en hij waaide den knaap met de punten van zijn mouwen. „Natuurlijk riep Yincenzo met schit terende oogen, „en dit zet ik er op", voeg de hij er bij, een smaragden ring van zijn vinger trekkend. Met een ratelend geluid vieb de ring op de tafel. Aanstonds was Conrad vol belangstelling. „En ik dit!" riep hij uit, zijn paarlen duimring daast dien van Vincenzo neerleggend. „Dien verlies ik als ik het spel niet in vier zetten win „Vier zetten I" herhaalde Vincenzo op minachtenden toon en leunde met schit terende oogen in zijn stoel terug. Conrad stak de hand naar de glazen uit en zeide al schenkende „Een helsche nachtHoe zou Visconti zich voelen Misschien spoken er wel eenige verwanten van hem rond 1" Vincenzo dronk zijn glas uit en speelde. Conrad dronk eveneens en speelde op zijn beurt, zeggende „Ik hoop dat uw sma ragd niet 't geschenk van een dame is Vincenzo beet zich op de lippen dacht lang na en deed weer een zet. Een voor een lichtte Conrad de lange flesschen op, en toen hij zag dat ze alle leeg waren riep hij uit „Vittore Vit tore Deze werd plotseling wakker en wreef zich de oogen. „Breng nog een paar flesschen, Vittore", vroeg Conrad en wijdde toen, lachend om Vincenzo's ernstige gelaat, wederom zijn aandacht aan 't schaakbord. „Mijn zet", zeide hij en verplaatste zijn stuk zonder de minste aarzeling. „Schaak, Vincenzo „Dit is geen licht om in te spelen 1" riep deze uitin zijn ergernis speelde hij zon der 't noodige nadenken. Conrad wachtte met opzet totdat zijn glas weer vol was, dronk, klopte Vittore op 't hoofd, speelde wederom en riep toen zegepralend uit „Schaakmat, Vincenzo in drie zetten Vincenzo stond vertoornd op, smeet zijn glas neer en riep toen uit „Ik geloof niet dat gij eerlijk gespeeld hebt „En ik geloof niet dat gij zeer beleefd zijt", gaf Conrad met vertoornde blikken terug. „Gij zijt nog maar een kind gij kunt niet spelen en als een kind roept gij dadelijk uit „je speelt valsch 1" „Ik heb niets gezegd van valsch spelen", „Misschien heeft men u dat wel eens meer gezegd, graaf Conrad." Deze kleurde en voegde hem toe „Speel een volgend maal met uwe gelijken, beste jongen, en wees dart" voorzichtig uwe meerderen niet te beleedigen." i „Meerderen lachte Vincenzo met ge waagde minachting, zijn hand op zijn kleine dolkje. „En d' Este vernedert zich door met u te spelen, een Duitschen par venu Conrad was echter niet verder aan te hitsen. Met een glimlach, veel ergerlijker dan eenige woorden, nam hij beide ringen op en stak ze aan zijn vinger. Vincenzo vloog met jongensachtige drift op hem af en schreeuwde „Gij zult den smaragd niet hebben „Moet ik er soms om vechten vroeg Conrad lachend naar het kleine dolkje kijkend. „De smaragd zou 't zeker waard zijn doch ik ben bang u pijn te doen waarop hij zich wederom inschonk en 't glas sierlijk ledigde. „Ik vecht alleen maar met mijns gelij ken", beet Vincenzo hem toe. Niettegenstaande den glimlach op zijne lippen, stond er toorn in Conrad's blauwe oogen te lezen toen hij hem antwoordde met„Onbeschaamde vlegelDe Duit- schers zijn de meesters in Italië. Uw ge slacht is niet anders dan leenplichtig aan den Keizer." Vittore was bevend van angst blijven toezien. Tomaso had hem verteld dat E>el- la Scala de verantwoordelijkheid aan graaf Conrad had toevertrouwd en hij gevoelde dat zijn heer zich niet gedroeg zooals Mas- tino het gewenscht zou hebben. Kind als hij was wilde hij trachten aan het vechten een einde te maken met„Moet ik niet met u mee naar de tent van den hertog van Padua, zooals de prins het bevolen heeft, edele heer „Bevolen herhaalde Vincenzo met na druk. „Zeer zeker, graaf Conrad. Denk aan de bevelen van mijn broeder 1" „De bevelen van uw broeder Wat be doelt gij vroeg Conrad op hooghartigen toon. Vittore verloor al zijn moed voor dezen vertoornden blik en stamelde „Wat gij zelf gezegd hebt, edele heer over het oog te houden op den hertog van Padua". „Dus gij zijt als spion achtergelaten, niet waar schimpte Vincenzo. „Haast u wat, graaf Conrad, ga gauw naar Carrara's tent, zooals u bevolen werd, om te zien wat hij doet.' Conrad, die te veel wijn op had liet zich inderdaad door Vincenzo 's schimpen aan hitsen tot „ik weiger voor spion te spelen voor wien dan ook en ik ga vanavond mijn tent niet meer uit waarop hij zich op zijn rustbank neerwierp. „Doch wat heeft de hertog u bevolen ging Vincenzo spottend voort. „Gij zult er leelijk tegenaan loopen als hij hoort dat gij hem niet gehoorzaamd hebt 1" „Dat kan mij niets schelen, ik ga van avond mijn tent voor niets meer uit, be halve als 't mij aanstaat." Conrad's woorden werden niet alleen ge hoord door Vincenzo en Vittore, maar ook door Carrara, die buiten stond te luisteren. De wind begon te gieren en de regen in dikke druppels neer te vallen. De her tog van Padua was maar al te dankbaar voor zulk weer. Hij draaide om en liep snel naar het kasteel om de gevangenen te gaan ondervragen. HOOFDSTUK XVII. De verschrikkingen van den Nacht Het onweer barstte los. Het fluisteren van den wind en h.et gerommel van den donder in de verte was plotseling tot een orkaan aangegroeid, zoo hevig, dat het spoedig voorbij zou zijn. Velen krompen van schrik 'neen, alsof dit het eind van de wereld was. Niemand was echter meer verschrikt dan de eenzame gevangene in het kasteel van Brescia Gian Visconti. In opvol ging van Carrara's bevelen, was hij in een vertrek opgesloten zoo ver mogelijk ver wijderd van de andere gevangenen. Het was een rondvertrek met gewelfde zolde ring, dat vroeger als wachtkamer gediend haa van een reeks sombere vertrekken, waar Barnabas Visconti zich de gedurende de zomerhitte terugtrok. De deuren welke tot die kamers toegang gaven, waren op slot Gian Visconti had ze zelf toegeslo ten, toen hij en zijn vader hier voor 't laats te waren samen geweest. Dit gewelfde ver trek was hoog en slecht verlicht en nu, gedurende het onweer, pikdonker. Viscon ti zat onder een der vensters, waar hij het houten krukje had heengesleept, het eenig- ste meubelstuk dat daar te vinden was. Hij hield 't gelaat in de handen .verborgen en rilde van angst. De wind huilde en beukte op de ge sloten deuren, zoodat ze kreunden en kraakten. De donder deed het gebouw schudden en bij iederen nieuwen slag uitte Visconti een kreet van angst. De blauwe schijn van den bliksem speelde door het vertrek, zoodat hij er voor terugdeinsde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 11