De Adder van Milaan
NUMMER 39.
ZESDE JAARGANG 1926.
leunend over de gekanteelde muren,
een klein wagentje naar de richting
van het dorp rijden. Den volgenden
morgen vernam Peltrish van den
notaris, dat Crimson de chèque aan
genomen had.
„We zullen het kasteel opnieuw op
laten trekken, lieveling," zei hij dien
avond, als ze hand in hand voor het
hoog oplaaiend haardvuur zaten. „Dank
\j de onvoorzichtigheid van Crimson!"
EINDE.
STUlVERSWAAROEi
Ze zaten buiten, bij Royal, in de gemak
kelijke tuinstoelen. Dat was een prachtig
Zitje daar. 'n Reusachtige notenboom
spreidde breed zijn takken en gaf rijkelijk
schaduw.
'n Heerlijke zomerdag De lucht was
zoo hoog, zoo blauw, geen wolke dreef.
Eén eindeloos blauw-strak veld, was de
spannende hemel. De zon scheen in gou
den stovenden gloed. Ze glansde op de
fijne grassprietjes weerkaatste in de glas
ruiten, deed de helroode grijsblauwe pan-
zoo'n armen tobberd zijn dure kracht te
rug te geven. Maar dan moeten die 525
ook allen trouw op hun post zijn. Niet
één mag ontbreken. Begrijp je het nu?"
„Ja, dat wel. Maar 't lijkt me zoo'n
moeite elke week zoo'n simpel zegeltje te
plakken. Dan kon je veel beter f 2.60 in
eens geven. Dan was je er een vol jaar af.
„Ja, jongen 1 Dat zou wel kunnen ge
beuren 1 En dat gebeurt ook 1 Maar de
meeste menschen schrikken voor het be
drag terug, terwijl één stuiver per week
gemakkelijk gemist kan worden. Ook Jij
zou op een gegeven oogenblik zeggen:
f 2.50 is me te veel. Ik schei'er aan uit.
Geloof me, om op dit gebied werkelijk
goed te doen moet je het telkens weer of
feren van het kleine niet schromen. Dat
is de zekerste weg."
Op den blinden muur, tegenover den
tuin van het hotel hing 'n groote plaat
aangeplakt: 'n verpleegster, die zich lief
devol boog over een ziek jongetje.
„Helpt ons levens redden Steunt Her
wonnen Levenskracht 1"
Vermeer wees er op met uitgestrekte
arm.
„Kijk, daar lees je, wat je te doen hebt.
Terwille der naastenliefde ben ook jij
nen der daken opflikkeren van schel licht verplicht te helpen wat je kunt,
en scheen recht op de hoofden der moe
loome menschen.
Warm, zoo warm 1
'n Fleschje Victoria water, 'n gemakke
lijke stoel, een koel pielde onder eeta
schaduwrijken boom, dat was, op dezen
broeienden zomerdag je ware 1 En daar-
om genoten de twee heeren bij Royal dan
ook eens intens van de schaduwkoelte en
de vredige tuinrust rondom. Praten de
den ze niet veel het was er te warm voor.
Daar passeerde een werkman, die met
loome voeten ging door het stovende zon
netje. Gelig-bleefe was de kleur van zijn
gezicht. De hoekige schouders waren
hooggetrokken. Mager leek het moege
werkte lijf. De twee in de gemakkelijke
tuinstoelen keken hem na, 'n medelijden
den glans in de oogen. Ze hoorden den
Hij sprak vol enthousiasme.
„Wat ben jij een vurig propagandist,"
antwoordde de vriend verbaasd. „Maar.
zeg 'ns wat doe jij zelf om Herwonnen
Levenskracht te steunen
„Veel te weinig," bekende Vermeer be
scheiden, „het doel is zoo groot en toch
achten wij dikwijls de geringste moeite
daarvoor nog te veel. Is dat werkelijk
geen schande Verbeeld je, dat we er
dan naar hunkeren om uitgezonden te
worden naar het sanatorium 1 En als dat
niet ging door gebrek aan geld, hoe zou
den we dan de achteloosheid der men
schen vervloeken. Achteloosheid noem ik af te wennen.
aandacht trekken en zijn geest wakker
roepen, maar vooral ook praat veel met
het blinde kind.
2e. Leer het blinde kind op denzelfden
leeftijd loopen als waarop het ziende kind
dit leert. Laat hét niet lang alleen en zon
der bezigheid, maar moedig het aan rond
te loopen in het huis, in den tuin of er
gens anders, waar het veilig loopen kan
leer het door betasting alle voorwerpen
in zijn omgeving kennen.
3e. Zorg ervoor, dat het blinde kind
zoo spoedig mogelijk leert zichzelf aan- en
uit te kleeden, zich te wasschen, het haar
te kammen, te zorgen voor zijne kleeren
en aan tafel netjes te eten. Een blind kind
kan dit alles even goed leeren als een ziend
kind, maar men moet er veel meer zorg en
tijd aan besteden, daar een niet-blind kind
dit alles gemakkelijker aanleert door af
zien van anderen.
4e. Zorg dat het kind er netjes en zin
delijk uitziet en goede manieren heeft
het kan niet zien hoe anderen zich gedra
gen en het kan zich daardoor gewoonten
aanwennen, die onaangenaam zijn voor
zijne omgeving om aan te zien. Eenige
van de meest voorkomende verkeerde ge
woonten van blinde kinderen zijn het heen
en weer bewegen van het lichaam bij het
zitten, het schudden met het hoofd, het
steken van de vingers in de oogen, het
voorover laten hangen van het hoofd bij
het loopen en het zitten in gebogen hou
ding. Zoodra men iets van deze ver
keerde gewoonten bemerkt, trede men er
onmiddellijk krachtig tegen op, want heeft
het kind zich zulke gewoonten aangewend,
dan zullen jaren noodig zijn om ze weer
jeugd een zorgvuldige opvoeding te geven,
opdat zij later geschikt zijn voor de maat
schappij, waarin zij moeten leven. Zij,
moeten immers leven tusschen de zienden
en de zienden richten zich niet naar de
blinden, maar de blinden moeten zich
richten naar de zienden daarom brengt
'de zorg voor en de opvoeding van blinde
kinderen vanaf hun prilste jeugd een ver
antwoordelijkheid met zich, zoo groot,
dat weinig ouders die op zich kunnen
nemen. De blindeninstituten met hun des
kundig personeel, met hun geheel op bliz>-
denopvoeding berekende inrichting en
hulpmiddelen kunnen aan de kinderen
geven, wat zij noodig hebbenlaten de
ouders toch niet uit overdreven en dus
misplaatste liefde voor hun misdeeld kind
het thuis houdenverwaarloozing m
meerdere of mindere mate zal daarvan hek
gevolg zijn.
het, want als ieder wat meer aandacht
schonk aan het heerlijke doel en zich elke
week het kleine geldelijke offertje ge
troostte dan zouden er niet zoovele
scherpen drogen kuch, die hol opklonk tobbers ten onder zijn gegaan, door ge
uit de ingevallen borst en hun medelijden brek aan tijdige hulp."
werd nog grooter.
„Da's weer een slachtoffer," zei Henk
Vermeer zacht, ocharm 1 „Hoorde je hem
hoesten Misschien heeft hij wel 'n gezin
te onderhouden 1"
„Waarom gaat hij dan niet naar 'n sana
torium 1 Wellicht kreeg hij daar zijn ge
zondheid terug.Waarom.
„Omdat er gebrek is aan geld, ant
woordde Vermeer kort. Daarcm Zal die
tobberd er misschien 't leven bij inschie
ten 1"
Er lag' 'n oneindige droefenis in zijn
stem.
De andere schoot in protest recht in
Zijn stoel. En mèt rolde er een stuivertje
uit zijn vestzakje.... 't Vierkante munt
stukje maakte onbeholpen eenige wente
lingen en bleef toen liggen in een zonne-
plekje. Daar lag het te glanzen en te
glinsteren.
„Van jou, wees Vermeer."
De andere maakte 'n ongeduldige be
weging met de hand. 't Is maar een stui
ver, zei hij achteloos, laat maar liggen 1
Vertel me liever hoe het komt dat zoo'n
tobberd van daarnet zijn dure gezondheid
niet terug kan halen omdat er gebrek aan
geld is.
Als antwoord stond Vermeer op en nam
het vierkante, glinsterende stuivertje in
de hand.
„Als alle menschen het kleine achtten
en voor de arme lijders aan de gevreesde
ziekte spaarden, zouden er heel wat meer
menschènlevens gered kunnen worden."
De andere keek ongeloovig en minach
tend naar het muntstukje.
„'n Stuivertje J Wat zouden ze daar in
Godsnaam mee kunnen beginnen Vijf
cent l 't is immers niets 1"
Vermeer ging het hotel binnen en zocht
op de leestafel het laatste nummer van
Zonnebloem. Duidelijk kenbaar aan zijn
keurigsn, sprekender omslag, had hij het
spoedig gevonden. Hij sloeg het open
wees met zijn vinger een zinspreuk aan
en reikte het dan zijn vriend over.
Deze las
„De ketting, die een menschenleven
kan redden, bestaat uit 525 schakels van
een stuiver waarvan niet één mag ont
breken."
't Was even stil tusschen de twee. Toen
Zei Vermeer
„Begrijp je het
„Eerlijk gezegd niet te best
Vermeer zocht in zijn portefeuille en
haalde er een groen ge kleurde dubbelge
vouwen kaart uit.
„Dit is een zegelkaart, verklaarde hij."
Hierop moet elke week een zegel van
•en stuiver geplakt worden. Indien er nu
525 menschen daartoe bereid gevonden
worden, kan er doorloopend een patient
in Berg en Bosch verpleegd worden. Die
525 menschen stellen dus Herwonnen
Levenskracht doorloopend ia ttwt, aan
En wil je nu weten wat ik zelf doe ten
bate van Herwonnen Levenskracht.
Eerstens plak ik elke week trouw mijn
zegeltjes van vijf cent.
Tweedens heb ik een abonnement op
Zonnebloemen.
Derdens: koop ik trouw het bloempje
dat me door jonge dames in naam der
verepniging op bepaalden datum wordt
aangebodeij.
Vierdens.... leg ik nu en dan in een
royale bui,_ 'n dubbeltje of 'n kwartje ter
zijde. tot ik een redelijk postwisseltje
heb. Dat gaat dan naar Drift 12, Utrecht.
Vijfdens: maak ik propaganda, wat ik
kan 1
Toe jongen, 't zal je niet armer maken,
maar rijker.... rijker aan Gods zegen.
„Wat gij den minsten der Mijnen doet,
dat hebt gij aan Mij gedaan."
Even zwegen beiden.
Toen nam Vermeer het vierkante stui
vertje in de hand en liet het glanzen en
schitteren in een gouden straal van zon.
„Wat dunkt je vroeg hij zijn vriend,
heeft het waarde of niet V"
Zal ik het maar weer in het zand laten
rollen of.
„Geef hier, Vermeer 1 Ook ik word 'n
trouwe zegelplakker. Kun jij me niet op
geven
Vermeer zocht in zijn portefeuille.
„Ik heb hier nog een inteekenbiljet 1
Asjeblieft
Herwonnen Levenskracht had weer
een weldoener meer.
„Zonnebloemen.".
EENIGE WENKEN
BIJ DJB OPVOEDING VAN
BLINDE! KINDEREN.
Dr. Belzer schrijft in het „Maandblad
der R.K. Blindenzorg"
Indien de ouders zich op verstandige
5e. Laat het blinde kind zooveel moge
lijk omgaan met ziende kinderen, laat het
er mee spelen en buiten stoeien neem
het kind dikwijls mee uit wandelen en
laat het lichte lichaamsoefeningen doen
moet men het een poos aan zich zelf over
laten, geef het dan ballen, kiezelsteentjes,
blokken, 'n pop, 'n muziekinstrument of
andere voorwerpen, waardoor zijn tastzin
en zijn gehoor geoefend worden.
6e. Wil men het kind bekend maken
met zijne omgeving, dan moet men het
zooveel mogelijk alle voorwerpen uit die
omgeving laten betasten en vooral ook
moet men het ruimte en afstand leeren
schatten. Men geve aan het kind zooveel
mogelijk in handen die voorwerpen, welke
men het meest in het dagelijksche leven
tegenkomt.
7e. Laat het kind zoo vroeg mogelijk
deelnemen aan eenvoudige huishoudelijke
bezigheden laat het mee kamers en keu
ken schoon maken, koffie raaien, aardap
pelen schillen, mede zorgen voor kippen,
duiven, hond en kat.
8e. Laat het kind uit uwe houding en
uit uw spreken gevoelen, dat ge het niet
minder telt dan het ziende kind; vraag het,
wat het hoort of voelt en spoor het aan
om vele vragen te stellen over alles, wSt
er in zijne omgeving is of gebeurt.
9e. Let goed op wat gij zegt in zijne
tegenwoordigheidwant het blinde kind
wijdt nog meer aandacht aan hetgeen het
hoort dan het ziende kind het onthoudt
ook alles beter.
10e. Geef in tegenwoordigheid van het
kind nooit uitdrukking aan uw medelijden
met zijn blindheid en duld ook niet dat
anderen dit doen. Zulke uitlatingen van
medelijden kunnen slechts ertoe bijdra
gen het kind te ontmoedigen en neer te
drukken. Probeer liever het aan te moedi
gen en voortdurend bezig te houden, op
dat het blijmoedig en dapper gaat streven
naar onafhankelijkheid in zijn later leven
en zijn best gaat doen om zichzelf te hel
EEN GOEDE UITLEGGER.
Vreemdeling (Op een nis wijzende).
„Wat beduidt die nis hier
Uitlegger „Ja, mijn waarde heer, dat
is de éenig overgeblevene van die cellen,
waar vroeger jaren misdadigers levend
werden ingemetseld. Door deze nis werd
den gevangene eten gegeven. Gaf hij het
bord ledig terug, dan wist men dat hij
nog niet was gestorven gaf hij het vei
terug, dan was het een teeken, dat hij
reeds dood was."
OP EEN REISJE DOOR
ZWITSERLAND.
Een vroohjk reisgezelschap kwamTdes
avonds laat in een alleenstaande herberg
van Walchense (Urfeld). De herberg was
stampvol en het gezelschap kon nóg
slechts een onderkomen vinden in een
hoogst eenvoudig ingerichte visschers-
hut. De opgestapelde bedden werden,
ondanks het late uur, nog vluchtig na
gezien en voldoende bevonden. Den vol
genden morgen keerde het gezelschap
na het bezichtigen van een bergtop, naar
de hut terug en vond aan een beek een
oud moedertje, ijverig bezig beddegoed
te wasschen.
Een der dames zeide tot haar, aan da
groote zindelijkheid der Zwitsers twijfe
lende cavalier „Ziet ge nu, dat gij deze
lieden ten onrechte hebt beschuldigd?
Zij zijn buitengewoon zindelijk, en was
schen het beddengoed dadelijk als zij
gasten hebben gehad."
De heer wendde zich tot het vrouwtje
en zejde„Nu, nu, dat vind ik eens
recht knap, dadelijk het goed te. was
schen als gij gasten hebt gehad."
„Ja, mijnheer, zoo smerig mag ik het
ook met hebben. Al vier weken lang zou
Grethel het gewasschen hebben, maar
alle nachten kwamen er andere gasten.
Nou, zeide ik vanmorgen, het gaat hoe,
het wil, gewasschen moet het worden
't is nou al te zwart."
IN HET BADHUIS.
Badmeester „Met dit gure weder
wilt u toch zeker niet in het open basin
baden
„Jawel.1"
Badmeester „Maar weet u wel, dat d«
thermometer twee graden onder het
vriespunt staat
„Dat hindert nietik trek twee zwem
broeken over elkaar aan."
HOOGST WAARSCHIJNLIJK.
Heb ik de eer, met u persoonlijk t«
spreken
LOGISCH.
Dokter „U heeft het aan uw krach
tig gestel te danken, dat u gered werdt."
Patient „Nu, dan ben ik u geen een!
schuldig."
HAAR OPVATTING.
Schilder „Ziezoo, nu kunnen wij wat
wijze geheel geven aan hun blinde kind, pen zonder voortdurende vertroosting en u'tru^ten/zal intusschen den achter
kan het opgloeien tot een bekwaam en
gelukkig mensch, die zijn plaats in de
maatschappij met eere inneemt en die
daardoor vreugde aan zijn omgeving kan
bereiden. Maar als het kind verwaarloosd
of bedorven wordt, zal het opgroeien tot
een diep ongelukkig mensch, een last zoo
wel voor zich zelf als voor zijne omgeving.
Laat ieder, die een blind kind moet op
voeden, eens denken aan de volgende re
gels, welke berusten op de ervaring, door
de blindenopvoeders opgedaan.
Ie. Behandel het blinde kind alsof het
ziende is en zorg ervoor, dat het zoo vroeg
mogelijk geest en lichaam inspantlaat
het zoo spoedig mogelijk met allerlei
voorwerpen spelen, vooral met voorwer
pen, die leven maken, waardoor ze zijn
bijstand.
11e. Stel het kind in de gelegenheid
Zijn geheugen te oefenen en laat het daar
toe versjes en verhaaltjes uit het hoofd
leeren een goed geheugen is van groote
waarde voor een blinde.
12e. Maar het allerbeste is om het kind
zoo spoedig mogelijk naar een der blin
deninstituten te zenden. In de meeste huis
gezinnen hebben de ouders niet voldoen
den tijd om aan het blinde kind de ver
zorging te geven, die het noodig heeft en
daarom zullen slechts zeer weinig ouders
in de gelegenheid zijn bovenstaande wen
ken met succes toe te passen.
Vele ouders kunnen of willen niet be
grijpen, dat het absoluut noodzakelijk is
aaa blinde kinderen vanaf hun prilste
grond schilderen.'
Boerin (beschroomd)
ik mij zeker omdraaien."
.O, dan mod
M[EER DAN TIJD.
Mevrouw „Mina, waarom sta je nog
Zoo laat aan de deur
Mina „Ik kijk naar de maan, mevrouw
Mevrouw „Nou zeg dan aan de maan,
dat hij naar huis gaat, want het is al half
twaalf."
HET RESULTAAT.
Vrouw „Man, hier vind ik in je Zon-
dagsche pak een brief, dien je al een week
geleden op de post had moeten doen.
Man „Lieve hemel 1 Dat is mijn laat
ste les vkn den schriftelijken cursus ia
geheueenlees."
VOOR DE HUISKAMER
(10)
Het bericht dat de gevangenen aange
komen waren was spoedig verspreid, doch
graaf Conrad was nergens te zien en we
derom glimlachte de sluwe Carrara. Plot
seling echter verdween zijn glimlach, want
onder de gevangenen meende hij een ge
zicht te herkennen. Omzichtiger als hij
immer was, verloor hij ook thans het hoofd
niet.
„Wie is die kerel daar, met het roode
haar Heeft hij u verteld wie en wat hij
is vroeg hij.
„Dat was de belhamel, edele heer hij
schreeuwde als een krankzinnige. Hij is
de wapendrager van een of anderen edel
man en liet 't voorkomen dat wij zijn heer
gevangen hebben."
Carrara ademde zwaar en antwoordde
„Ik meen hem te kennen, maar misschien
vergis ik mij een gevaarlijke kerel, een
spion. Sluit hem alléén "op en laat hem
goed bewaken. Bind hem. Van avond
zullen wij hem ondervragen."
Wederom keek hij naar Conrad's tent,
doch de Duitscher was nergens te zien.
De gevangenen werden weggevoerd naar
het oude zomerpaleis van Barnabas Vis
conti het paleis waar deze nog slechts
kort geleden omgekomen was.
HOOFDSTUK XVI.
Om een spel schaak.
De avond begon reeds te vallen, toen
Conrad een laatsten blik wierp in het klei
ne spiegeltje, dat aan den wand van zijn
prachtige tent hing, zich gereed makend
zijn ronde te gaan doen en Carrara te
bezoeken, die volgens zijn oordeel, in
dezen korten tijd zeker nog geen kwaad
had kunnen doen.
Delia Scala was nu reeds vier uren weg,
misschien een weinig langer, doch 't kwam
den oppervlakkigen Duitscher voor dat
hij slechts kort geleden zijn tent verlaten
had.
Al dien tijd was hij bezig verzen te ma
ken in navolging van Petrarcha, die toen
zeer in de mode was en dien hij zeer be
wonderde. Hij had zijne verzen in gereed
heid gebracht om in 't net geschreven te
worden door iemand die beter spelen kon
dan hijzelf.
Ook had hij Vincenzo een paar dans
passen geleerd en een ander wambuis aan
getrokken, want wambuizen was een van.
zijn zwakke punten. Hij bezat er vele, wel
ke hij netjes opgevouwen hield in een kof
fer aan 't hoofdeind van zijn veldbed.
..Het wambuis dat hij thans droeg was
bijzonder sierlijk pauwblauw over een
rooskleurig ondervest met vreemde room
kleurige doffen. Vittore, die zijn page
geworden was, stond er verstomd van, zoo
prachtig was het. Conrad streek de kanten
aan zijn polsen glad en zuchtte bij de ge
dachte dat het wel eens niet de laatste
mode kon zijn. Hij gevoelde zich ver van
alle beschaving hoewel slechts tweemaal
zeven mijlen buiten Milaan. In zijn hart
begon hij er spijt van te gevoelen, dat hij
er zich door Valentine Visconti's schoon
heid toe had laten brengen Visconti's
gunst en de genietingen van een weelderig
hof te verliezen. In ieder geval had hij
prachtige leeren schoenen met punten van
een el lang, die met een ketting aan zijn
knieën waren bevestigd. En ook een muts
met een robijn en een krullende veer, wel
ke hij van Vittore aannam en naar buiten
trad om Carrara te gaan bespieden.
„Kom Vittore, volg mij. Ik heb de op
dracht er voor te zorgen dat deze hertog
met zijn donkere wenkbrauwen geen ge-
meene streken uithaalt. Ik ga ook op Vin
cenzo uit. Delia Scala was veel te streng
voor hem vanmiddag. Ik vrees dat hij
twist is gaan zoeken om zijn zwaard te
oefenen.
Het was stil en rustig in het kamp. Toch
trof het Conrad dat velen van Carrara's
manschappen met hunne paarden bezig
waren en 't pakken van wagens. Daar het
echter op klaarlichten dag geschiedde wek
te het geen achterdocht bij den oppervlak
kigen Duitscher, die zich vroolijk zingend
naar C/rma's tent begaf.
De luch .vis zwaar en donker aan den
horizon. ...zht komt er onweer Vit
tore. Zijt gij er bang voor vroeg hij
en trad zonder verdere plichtpleging Car
rara's tent binnen, waar de hertog aanwe
zig was, doch Conrad geenszins verwacht
had. Ieder ander dan de luchthartige fat
zou aanstonds ^gemerkt hebben, dat Car
rara's oogen, toen hij bij dit onverwachte
bezoek opkeek, een vreemden, angstigen
blik inhielden. De Duitscher had echter
zelf-nimmer aan den hertog getwijfeld.
Diens gereede glimlach pakte hem dan
ook volkomen in.
„Dus uwe manschappen gaan vannacht
verder, edele heer vroeg hij. „De prins
zeide er mij niets van."
„Dat was zijn laatste besluit eri hier heb
ik mijn orders", zeide Carrara een perka
ment naast hem aanrakend.
„O zeide Conrad, die niet vroeg om
het perkament in te zien, doch door de
opening van de tent naar de lucht tuurde.
„Trekt gij dichter naar Milaan op?"
Zijn zwarte oogen op den grond geves
tigd antwoordde Giaco mo „Dichter naar
Milaan doch wij breken het kamp niet
op voor morgen ochtend.Gij en de anderen
blijven hier om u bij den prins te voegen."
Carrara keek ook naar buiten, doch niet
naar de lucht naar het kasteel, dat met
zijne donkere massa over het kamp heen
fronsde.
„Eén mijner officieren sprak over eenige
gevangenen merkte Conrad op.
„Zij zijn ginder in 't kasteel. Wilt gij ze
soms met mij gaan ondervragen vroeg
Giacomo op effen toon.
„Ze gaan ondervragen 1" lachte Conrad,
„dat laat ik aan u over edele heer 1"
En in gedachte voegde hij erbij„Dan
weet ik meteen waar gij zit."
Carrara hield zijne blikken neergeslagen,
dat zelfs Conrad zijne opgewondenheid
niet zou bemerken en zeide met een glim
lach: „Misschien wacht ik er nog mee tot
morgen nu zou ik gaarne gaan rusten
daar wij vroeg de wacht hebben", waarop
Conrad zich bereid maakte heen te gaan.
Hij was blij zijn plicht gedaan te hebben
en ergerde er zich min of meer over dat
Delia Scala hem niet belast had met 't op
rukken van het leger.
„Het denken aan zijne vrouw maakt hem
heelemaal van streek. Hij wantrouwt Gia
como en toch geeft hij hem orders waar-
rover hij mij zelfs niet gesproken heeft",
zeide hij tot zichzelf.
Carrara verlatende ging hij Vincenzo
zoeken.
Giacomo bleef wachten tot hij Conrad
in de verte hoorde verdwijnen en sprong
toen met een kreet van vreugde op wegens
zijn eigen boffen en Mastino's verblind
heid. Conrad Carrara wist het zoo ze
ker als iets dat de Duitscher hem bespieden
moest, had, zonder een enkele vraag te
stellen, al zijn leugens geslikt. Dit liet hem
dus vrij ongestoord zijn gang te gaan, ter
wijl Conrad en Vincenzo bezig zouden zijn
zich te vermaken. Wederom naar den in
gang der tent tredend, keek Carrara in den
zoelen nacht naar buiten. Daar in dat groo
te kasteel zat Visconti gevangen Hoewel
hij Gian Visconti mèt eigen oogen aan
schouwd had, gebonden tusschen de sol
daten, kan hij zijn ongeduld niet bedwin
gen hem nogmaals te gaan zien, om er vol
komen zeker van te zijn, voordat eenig
ander het oog zou slaan op dezen kost
baren prijs.
Hedennacht moest Carrara's leger"naar
Milaan deserteeren. Dat was reeds over
eengekomen met Visconti's vermomden
boodschapper. Carrara zou er zich aan
houden doch nu bevond Visconti zich
gevangen in Carrara's handenzijn leven
hing van zijn genade af thans moesten
d« voorwaarden eenigszins veranderd wor
den 1
Zulk een man de wet te kunnen stellen
Hij bleef in de schemering wachten tot
het volkomen donker zou wezen, nog
immer de oogen gericht op het kasteel
waar Gian Galeazzo Maria Visconti, Her
tog van Milaan zich thans bevond als
zijn gevangene l
„Het onweer komt dichterbij wat een
hitte bij Sint Hubertus —.wat een hit
te I" en Conrad schudde zijn krullen van
zijn natte voorhoofd af. Zijn tent stond
open om zooveel mogelijk lucht toe
te laten, zoodat de soldaten daarbuiten
Conrad en Vincenzio konden zien zitten
over een schaakbord heengebogen. Op een
tafel naast hem stonden flesschen wijn en
prachtige glazen. Vittore lag op den grond
te slapen.
De tent werd verlicht door met juweelen
versierde lampen. In het zachte schijnsel
leek Vinzenso's schoonheid bijna on
natuurlijk. Hij was in 't wit gekleed en zijn
dik zwart haar viel op zijne schouders
neer.
Mastino's woorden waren reeds ver
geten. Met gloeiende wangen zat hij over
het schaakbord heengebogen, vurig wen-
schend dezen keer te winnen. De oorlog
en de prijs daarvan waren ver van zijn ge
dachten.
„Luister onweer riep Conrad uit,
Een dof gerommel was in de tent hoor
baar, waar d'Este echter niet op lette.
„Ik neem uw raadsheer en nu zijt gij
er bij
Conrad stond lachend op hij nam het
spel niet zoo ernstig ter harte. „Ik ga eerst
naar Carrara toe en doe dan de ronde."
„Neen, eerst afspelen riep Vincenzo
vertoornd uit. „Stelt gij er geen belang
meer in als hij verliest
„Als er niets meer aan is schei ik uit. Gij
wint natuurlijk als gij 't niet te warm hebt
om verder te spelen", en hij waaide den
knaap met de punten van zijn mouwen.
„Natuurlijk riep Yincenzo met schit
terende oogen, „en dit zet ik er op", voeg
de hij er bij, een smaragden ring van zijn
vinger trekkend. Met een ratelend geluid
vieb de ring op de tafel. Aanstonds was
Conrad vol belangstelling. „En ik dit!" riep
hij uit, zijn paarlen duimring daast dien
van Vincenzo neerleggend. „Dien verlies
ik als ik het spel niet in vier zetten win
„Vier zetten I" herhaalde Vincenzo op
minachtenden toon en leunde met schit
terende oogen in zijn stoel terug.
Conrad stak de hand naar de glazen uit
en zeide al schenkende „Een helsche
nachtHoe zou Visconti zich voelen
Misschien spoken er wel eenige verwanten
van hem rond 1"
Vincenzo dronk zijn glas uit en speelde.
Conrad dronk eveneens en speelde op zijn
beurt, zeggende „Ik hoop dat uw sma
ragd niet 't geschenk van een dame is
Vincenzo beet zich op de lippen dacht
lang na en deed weer een zet.
Een voor een lichtte Conrad de lange
flesschen op, en toen hij zag dat ze alle
leeg waren riep hij uit „Vittore Vit
tore
Deze werd plotseling wakker en wreef
zich de oogen.
„Breng nog een paar flesschen, Vittore",
vroeg Conrad en wijdde toen, lachend om
Vincenzo's ernstige gelaat, wederom zijn
aandacht aan 't schaakbord. „Mijn zet",
zeide hij en verplaatste zijn stuk zonder de
minste aarzeling. „Schaak, Vincenzo
„Dit is geen licht om in te spelen 1" riep
deze uitin zijn ergernis speelde hij zon
der 't noodige nadenken.
Conrad wachtte met opzet totdat zijn
glas weer vol was, dronk, klopte Vittore op
't hoofd, speelde wederom en riep toen
zegepralend uit „Schaakmat, Vincenzo
in drie zetten
Vincenzo stond vertoornd op, smeet zijn
glas neer en riep toen uit „Ik geloof niet
dat gij eerlijk gespeeld hebt
„En ik geloof niet dat gij zeer beleefd
zijt", gaf Conrad met vertoornde blikken
terug. „Gij zijt nog maar een kind gij
kunt niet spelen en als een kind roept
gij dadelijk uit „je speelt valsch 1"
„Ik heb niets gezegd van valsch spelen",
„Misschien heeft men u dat wel eens meer
gezegd, graaf Conrad." Deze kleurde en
voegde hem toe „Speel een volgend
maal met uwe gelijken, beste jongen, en
wees dart" voorzichtig uwe meerderen niet
te beleedigen." i
„Meerderen lachte Vincenzo met ge
waagde minachting, zijn hand op zijn
kleine dolkje. „En d' Este vernedert zich
door met u te spelen, een Duitschen par
venu
Conrad was echter niet verder aan te
hitsen. Met een glimlach, veel ergerlijker
dan eenige woorden, nam hij beide ringen
op en stak ze aan zijn vinger.
Vincenzo vloog met jongensachtige
drift op hem af en schreeuwde „Gij zult
den smaragd niet hebben
„Moet ik er soms om vechten vroeg
Conrad lachend naar het kleine dolkje
kijkend. „De smaragd zou 't zeker waard
zijn doch ik ben bang u pijn te doen
waarop hij zich wederom inschonk en 't
glas sierlijk ledigde.
„Ik vecht alleen maar met mijns gelij
ken", beet Vincenzo hem toe.
Niettegenstaande den glimlach op zijne
lippen, stond er toorn in Conrad's blauwe
oogen te lezen toen hij hem antwoordde
met„Onbeschaamde vlegelDe Duit-
schers zijn de meesters in Italië. Uw ge
slacht is niet anders dan leenplichtig aan
den Keizer."
Vittore was bevend van angst blijven
toezien. Tomaso had hem verteld dat E>el-
la Scala de verantwoordelijkheid aan graaf
Conrad had toevertrouwd en hij gevoelde
dat zijn heer zich niet gedroeg zooals Mas-
tino het gewenscht zou hebben. Kind als
hij was wilde hij trachten aan het vechten
een einde te maken met„Moet ik niet
met u mee naar de tent van den hertog
van Padua, zooals de prins het bevolen
heeft, edele heer
„Bevolen herhaalde Vincenzo met na
druk. „Zeer zeker, graaf Conrad. Denk aan
de bevelen van mijn broeder 1"
„De bevelen van uw broeder Wat be
doelt gij vroeg Conrad op hooghartigen
toon.
Vittore verloor al zijn moed voor dezen
vertoornden blik en stamelde „Wat gij
zelf gezegd hebt, edele heer over het oog
te houden op den hertog van Padua".
„Dus gij zijt als spion achtergelaten, niet
waar schimpte Vincenzo. „Haast u
wat, graaf Conrad, ga gauw naar Carrara's
tent, zooals u bevolen werd, om te zien
wat hij doet.'
Conrad, die te veel wijn op had liet zich
inderdaad door Vincenzo 's schimpen aan
hitsen tot „ik weiger voor spion te spelen
voor wien dan ook en ik ga vanavond mijn
tent niet meer uit waarop hij zich op
zijn rustbank neerwierp.
„Doch wat heeft de hertog u bevolen
ging Vincenzo spottend voort. „Gij zult er
leelijk tegenaan loopen als hij hoort dat gij
hem niet gehoorzaamd hebt 1"
„Dat kan mij niets schelen, ik ga van
avond mijn tent voor niets meer uit, be
halve als 't mij aanstaat."
Conrad's woorden werden niet alleen ge
hoord door Vincenzo en Vittore, maar ook
door Carrara, die buiten stond te luisteren.
De wind begon te gieren en de regen
in dikke druppels neer te vallen. De her
tog van Padua was maar al te dankbaar
voor zulk weer. Hij draaide om en liep
snel naar het kasteel om de gevangenen
te gaan ondervragen.
HOOFDSTUK XVII.
De verschrikkingen van den Nacht
Het onweer barstte los. Het fluisteren
van den wind en h.et gerommel van den
donder in de verte was plotseling tot een
orkaan aangegroeid, zoo hevig, dat het
spoedig voorbij zou zijn. Velen krompen
van schrik 'neen, alsof dit het eind van de
wereld was.
Niemand was echter meer verschrikt
dan de eenzame gevangene in het kasteel
van Brescia Gian Visconti. In opvol
ging van Carrara's bevelen, was hij in een
vertrek opgesloten zoo ver mogelijk ver
wijderd van de andere gevangenen. Het
was een rondvertrek met gewelfde zolde
ring, dat vroeger als wachtkamer gediend
haa van een reeks sombere vertrekken,
waar Barnabas Visconti zich de gedurende
de zomerhitte terugtrok. De deuren welke
tot die kamers toegang gaven, waren op
slot Gian Visconti had ze zelf toegeslo
ten, toen hij en zijn vader hier voor 't laats
te waren samen geweest. Dit gewelfde ver
trek was hoog en slecht verlicht en nu,
gedurende het onweer, pikdonker. Viscon
ti zat onder een der vensters, waar hij het
houten krukje had heengesleept, het eenig-
ste meubelstuk dat daar te vinden was. Hij
hield 't gelaat in de handen .verborgen en
rilde van angst.
De wind huilde en beukte op de ge
sloten deuren, zoodat ze kreunden en
kraakten. De donder deed het gebouw
schudden en bij iederen nieuwen slag uitte
Visconti een kreet van angst. De blauwe
schijn van den bliksem speelde door het
vertrek, zoodat hij er voor terugdeinsde