De Schatkamer en zich op de vingers beet om niet het ver stand te verliezen. Het was nog slechts kort geleden, dat hij in die zware deur achter hem het slot had omgedraaid en luid schreeuwende in den nacht, van 't kasteel, was weggehold om Zijn misdaad te ontkomen. Hij had nooit gedacht er ooit weer terug te keeren en daar zat hij nu, alleen en op 't punt krank zinnig te worden. Waggelend stond hij op en tastte in 't duister om zich heen. De duisternis scheen vol gezichten en grijpen de ver cheurende handen. Hij wist niet waar hij was hij kon niets zien dan een Zwarte, onmetelijke ruimte. Bij het weer lichtschijnsel merkte hij dat hij bij de bin nendeur stond, welke plotseling scheen te openen en weer te sluiten. Visconti viel tegen den muur aan en worstelde met zijn vrees alsof 't een levend wezen was. Hij beet zichzelf in zijn vingers. Thans opende de vloer zich onder zijne voeten een bo- demlooze diepte. „Ik ben gek 1" riep hij uit en schreeuw de en gilde met het onweer mee. Doch 't hielp hem niets. Door het geraas heen hoorde hij voeten achter die gesloten deur. Hij moest niet opkijken, want wat hij vreesde te zien, kon 't duister niet verber gen. Thans stonden zij vlak achter de deur zij waren met den sleutel bezig. „Blijf daar 1" gilde hij. Toen wachtte hij, luisterend met ingehouden adem in de duisternis starend. Hij .hoorde den sleutel rammelen en omdraaien, de deur lang zaam openen op knarsende scharnieren. De wind gierde en floot. Wederom viel een bliksemstraal door het nauwe venster naar binnen. Toen Visconti het hoofd op lichtte zag hij dat de deur openstond twee gezichten staarden hem aan geen menschelijke gezichten, dat wist hij. Op 't helle licht volgde wederom zwarte duisternis, terwijl de donder rolde en kraakte en de regen als een stortvloed neerkwam. „Ik ben in de hel 1" schreeuwde Vis conti, „ik ben dood en in de hel!" Er volg de een krankzinnig geschreeuw. Hij sleep te zich naar de nauwe vensteropening en er vielen regendruppels op zijn gezicht waarop hij uitriep „Ik leef nogik leef nogwant in de hel regent het niet daarna viel hij op den grond neer. Na een poos stond hij weer op en tastte rond naar de buitendeur. De muren schenen te waggelen en rond te draaien. Daar hij echter den kouden regen op zijn gezicht en zijne handen voel de, trachtte hij zijne zinnen bij elkaar te houden en mompelde „Als ik maar licht kon krijgen 1" Toen hij de deur gevonden had, bonsde hij erop met krankzinnig geweld. Ér kwam geen antwoord. Wederom bonsde en schreeuwde hij. Het ergste was voorbij. Doch zijne gedachten streefden slechts naar een enkel doel het zien van een menschelijk gelaat in 't licht. Te midden van zijn gehamer werd plot seling de deur geopend, een streep van licht toonend en aan den ingang de gedaan te van een soldaat die vreesachtig naar bin nen keek. „Ik dacht dat 't de duivel in persoon was, die daar schreeuwde I" zeide hij een kruis slaand. „Het was de duivel", riep Visconti hem bij den arm grijpend, „legioenen duivelen het spookt hier Geef mij een licht 1" Bij zijne woorden trad de krijgsman ver schrikt terug. Visconti's oogen hadden niets menschelijks meer. „Heilige Maria 1" mompelde hij „Ik heb vreeselijke verhalen gehoord over dit kasteel, en'het onweer is onnatuurlijk". „Breng mij licht, licht 1" herhaalde Visconti. „Geen van de gevangenen heeft licht, het is verboden", begon de andere. Doch wederom viel Visconti hem in de rede met „Licht, licht 1" en legde zijn hand, vol bloedige beten, op zijn schouder. „Gij hebt den duivel hooren schreeuwen, en 't was de duivel 1 Wilt gij geen licht maken Wederom trad de andere verschrikt te rug en zeide, verbleekend: „Gij zijt gek I" Met een wilden lach gaf Visconti te rug „Heb ik het niet gezegd Geef mij de lantaarn 1" en hij stak zijn hand uit waarop een prachtige ring schitterde. „Zou een gewone gevangene zoo'n prach tige ring dragen Het is een helsche kar bonkel en ik zal hem aan u geven voor uw lantaarn. Kijk eens hoe hij schittert probeer eens of hij u brandtHij trok hem haastig van zijn vinger af, zoo dat hij op den grond rolde tot aan de voe ten van den krijgsman die uitriep „Gij Zijt geen gewoon mensch, dat is zeker waar ^n wat uwe edelsteenen betreft karbonkels of geen karbonkels hier is de lantaarn." Al sprekend trad hij min of meer vreesachtig binnen en plaatste de lantaarn in een nis in den muur. „Gij zult die misschien naar beneden halen en uzelf in brand steken, want gij schijnt stapelgek 1" Visconti antwoordde niet. Hii had op gelet dat beide deuren gesloten waren. „Daar ik voor u verantwoordelijk ben, zal ik u hiermede vastbinden. Hij ging naar de gang, kwam met een touw terug en trad op den gevangene toe. De hertog zag hem met flikkerende oogen aan. „Bedenk dat gij de duivel zijt en dat niets u werkelijk gebonden zou kunnen houden zeide de krijgsman. Visconti tastte naar den dolk, die niet langer aan zijn zij hing. Toen toonde hij zijne vinger en zeide met oogen die meer op wolvenoogen dan op sihenschenoogen geleken „Ik kan mijne tanden even goed op u probeeren als op mijzelf 1" De andere trad terug en wees met een plotselinge gedachte naar het licht. „Blijf dan maar zoo, dan neem ik dat weer mee Toen kwam hij weer naderbij Visconti liet toe dat hij hem de armen bij de ellebogen samenbond en scheen niet op te merken dat hij alleen was en de zware deur weer zacht was toegeval len. Het onweer was uitgeraasd, doch 't re gende nog. Het vertrek was thans ver licht en 't gezicht van een menschelijk wezen had Visconti weer bij zijn zinnen gebracht. Wederom besefte hij dat hij leefde en dat alles werkelijkheid was. Van de gesloten deur en alle ingebeelde ver schrikkingen keerde hij tot de werkelijke vreeselijkheden en zijn eigen ongeluk kige wedervaren terug. Milaan In een uur van nood had hij Milaan verlaten er was niemand om Valentine tegen te houden. Pas in de laatste weken had hij ontdekt waar zij toe in staat kon zijn. Wat zou zij niet doen als zij zijne afwezigheid bemerkte 1 Gian- notto ook en de hertog van Orleans. Wat zou hunne oprechtheid blijken? Er was geen mensch in de geheele stad dien hij volkomen kon vertrouwen. Toen dacht hij aan zijn eigen lot. Hoe wel zij hem klaarblijkelijk niet kenden, hadden zij hem toch in hunne macht. En hij knarste met de tanden bij de gedachte aan Delia Scala's triomf. Daarop dacht hij weer aan de mogelijkheid van om- koopen. Met spijt kwam 't hem te bin nen dat hij om licht te krijgen zijn cipier een juweel had toegeworpen, waarmede hij zijn geheele vrijheid had kunnen ver krijgen. Dat was echter in een bui van krankzinnigheid gebeurd. Hij mocht nog blij zijn dat deze zijn naam niet wist. en zijne misdaden.... Plotseling schoot het hem te binnen, wat hem reeds eerder verwonderd bad, dat men hem apart gezet had. Dus dan had Carrara hem toch herkend De touwen om zijn armen begonnen hem nu te pijnigen en wegens gebrek aan voedsel en alle krankzinnige opwinding gevoelde hij zich zwak en uit geput. De gedachte aan Carrara verdween om plaats te maken voor het gelaat van haar, voor wie hij er zijn plaats als hertog aan gewaagd had. „Graziosa 1" riep hij uit doch haar gelaat scheen hem niet te zien. „Gij kent mij Graziosa, gij kent mij" Het gelaat vertrok zich met een uitdruk king van afschuw waar hij voor samen kromp toen zij weer was verdwenen. Wat heeft haar afgeschrikt die an dere gezichten misschien fluisterde hij. Met een harden lach riep hij uit: „Zou Carrara komen en keek eerst naar de lamp en toen naar de deur. Na een poos hoorde hij in de verte het ge luid van iemand die was aangekomen het slaan der groote deur soldaten stemmen daarna eerbiedige, zachte stemmen achter zijn eigen deur, welke plotseling geopend en weer gesloten 'werd en Visconti zag wie zijn bezoe ker was een fleurig, prachtig gekleed man met zwarte oogen. Goed gewapend en door niemand vergezeld, hield hij de sleutels van het kasteel in de hand Giacomo Carrara, die in stomme verba zing, half verschrikt hoewel de wacht hem gewaarschuwd had bleef staan eh toen uitriep „Visconti 1 wat is er ge beurd In het half-duister onderscheidde hij een doodsbleek, vertrokken gelaat met wilde bloed-doorloopen oogen en haar dat sluik en nat op zijn voorhoofd ge kleefd was. Het eenvoudige wambuis was verscheurd en gehavend, de handen en 't gelaat met bloed besmeerd. Den man ziende, dien hij had gehoopt om te koopen, klaarde Visconti's gelaat op en vroeg hij „Hebt gij. mijn bood schapper gesproken „Stil 1" waarschuwde Giacomo voor zichtig rondkijkend „ja, ik heb hem gesproken en mijn antwoord verzonden." „Neemt gij mijn aanbod aan vroeg Visconti met grimmige stem. „Ik was van plan 't aan te nemen tot wat er nu gebeurd is. Het stond mij zoozeer aan zelfs, dat mijn manschappen nu nog in gereedheid staan voor bevelen om op Milaan aan te rukken." „O 1" reide Visconti „wat voor ver schil is er dan thans wederom was hij gedwee geworden. „Thans Ik ben nog van plan op uw aanbod in te gaan, doch.,.." Carrara glimlachte „thans hebben er zich on voorziene omstandigheden voorgedaan, welke de voorwaarden min of meer zul len veranderen. Gij behoeft thans niet alleen mijne soldaten, Visconti, doch voor alles uwe vrijheid." „Dus dat jaagt den prijs op, niet waar? Dat bedoelt gij Maak mijne grmen los. ik zal 't niet vergeten 1" schimpte hij. Carrara trad toe en bond. hem stilzwij gend los. Hij wist dat Visconti ongewa pend was. Deze hijgde van verluchting dat de marteling ten einde was. „En nu." zeide hij. aanstonds zijn toon van bevel herwinnend, „hoe staat het tusschen ons? Wees voorzichtig en wees kort." Giacomo deelde hem mede dat, door te deserteeren, de helft van Mastino's macht verdwenen zou zijn dat Padua overgegeven zou worden aan Visconti's bevelhebbers en dat Conrad zat te schaken. Visconti haatte den gladden verrader, die voordeel wenschte te trekken uit deze omstandigheid zijn bevrijde hand kroop in zijn wambuis waar de turkooi- Zen handschoenen nog veilig verborgen lagen. „Wel wat zijn uwe voorwaarden?" vroeg liij. De hertog van Padua bleef even wei felen zelfs met Visconti in zijn macht wei felde hij nog. „Dezelfde voorwaarden welke gij twee jaren geleden geweigerd hebt, toen wij met Pavia in den oorlog waren." Visconti herinnerde zich. Twee jaren geleden, toen hij niet half zoo groot was als thans, had hij die voorwaarden met minachting verworpen de helft zijner domeinen 't zou Carrara met hem ge lijk gesteld hebben. „En als ik weiger zeide hij. „Een gevangene weigert niet waar 't zijne vrijheid geldt," antwoordde Gia como met een glimlach thans dorst hij glimlachen. Visconti trachtte zich te beheerschen en zeide „In geval ik toestem, zoudt gij er dan mijn woord voor willen nemen Want dat is alles wat ik geven kan. het woord van een gevangene „Visconti's woord verbeterde Car rara. „Neen, edele heer, dat is niet genoeg." „Wat zou ik meer kunnen geven Gij verspilt uw tijd, Carrara." Met zijn sleutels spelend antwoordde Carrara „Gij moet er persoonlijk borg voor blijven. Visconti. Het leger staat op mij te wachten, om naar Milaan op te trekken, daardoor Delia Scala de helft Zijner troepen ontnemend. Gij zult mij begeleiden als mijn gevangene. Mijn leger zal u binnen Milaan voeren, en ik laat u niet los, voordat de voorwaarden welke ik stel vervuld zijn, Dan en dan alleen zullen wij tezamen Delia Scala ten verderve brengen." Visconti zweeg. „Kom neemt gij het aan of wilt gij wachten totdat gij Delia Scala en graaf Conrad ontmoet?" „Ik neem uwe voorwaarden aan ik neem ze aan zeide Visconti opstaande. Giacomo's oogen schitterden. Met beven de vingers maakte hij zijn langen zwart fluweelen mantel los, en wierp dien over Visconti's schouders met „Wij moeten ons haasten, want de dronken Duitscher zou het nog wel eens in zijn hoofd kun nen krijgen het kasteel te komen bezoe ken." Een sleutel uitzoekend van den bos welken hij in de hand hield, ging hij naar de binnendeur, toen Visconti met verschrikte oogen uitriep „Neen, niet dien weg 1" Den sleutel in 't slot stekend, wendde Carrara zich verbaasd om en zeide „Het is de eenigste weg, Visconti. Denk gij soms dat gij en ik tezamen onopgemerkt zouden blijven Met een doodsbleek gelaat ging Gian koppig tegen den muur staan „Ik wei ger langs dien weg te gaan ik weiger beslist bleef hij volhouden. In zijn hart dacht Giacomo „Dat is weer een krankzinnige bui" doch hij voegde hem met vriendelijke stem toe „Kom, edele heer, het is de eenigste weg dien wij gaan kunnen. Zoudt gij liever 't gevaar loopen Verona te ontmoeten Waarom niet langs dezen weg Waarom niet voegde hij er vertoornd bij, ziende dat Visconti stokstijf bleef staan. „Gauw 1 de tijd verloopt 1" Zichzelf geweld aandoend, trad Gian naar voren met„Het is maar een idee misschien op zulk een oogenblik als dit overbodig. Open de deur, Carrara De sleutel knarste in 't slot 't zelfde geluid dat hij dienzelfden nacht aan de andere zijde der deur gehoord had. Alvorens verder te gaan bleef Carrara even wachten, nam de lamp uit de nis en plaatste deze met een glimlach op de tafel, terwijl hij een perkament uit zijn gordel trok. „D^f had ik bijna vergeten.*— Dit laat ik hier, anders zou Verona 't beste gedeelte van de grap missen en niet weten welk een prachtige vangst zijn opperbe velhebber heeft laten ontsnappen," en hij duwde het perkament met de punt van Zijn dolk in een spleet tusschen de stee- nen. „Ik heb nooit van Verona gehouden," voegde hij er met een valschen glimlach bij. Deze opmerking ging echter voor Vis conti verloren, want hij dacht niet meer aan hem en had de oogen stijf op de deur gericht. Wederom hief Padua de lantaarn boven zijn hoofd. Het licht viel flauw in een don ker vertrek waar een groote zwarte rust bank stond met een geborduurd kleed er half afgetrokken. Visconti keek een oogen blik met scherpen blik over den schouder van zijn bevrijder heen en trad toen weer terug. „Neen, ik kan niet", zeide hij met doffe stem „ik zal hier blijven en Delia Scala tegenover treden, ik kan dien weg niet langs gaan." Zich omwendend, zag Carrara hem door dringend aan en vroeg „Wat weet gij van deze vertrekken af, dat gij er niet doorheen wilt „Wat ik er vanaf weet komt er niets op aan, maar ik weiger er doorheen te gaan", riep Visconti, verwoed uit en sprong tegen den steenen muur aan als om te voorko men dat hij er met geweld doorheen ge sleept zou worden. Giacomo keek met nieuwsgierige blik ken het vertrek binnen, dat maar gedeel telijk door de lantaarn beschenen werd, een leege ontvangkamer met eenige stijve stoelen tegen den muur, de rustbank, stof op den grond en donkere muurkleeden, verder niets. Zich ongeduldig tot Visconti wendend, Zeide hij „Ik waag er mijn leven aan. Wat denkt gij wel, dat er van mij worden zou als het ontdekt werd, dat ik u hielp om te ontvluchten Toen stapte hij den drem pel over en liet het .licht in alle hoeken vallen. „Niets 1" lachte hij over zijn schouder heen niets 1" Voortgaande bleef hij een oogenblik staan, lichtte het kleed van de rustbank af en zeide toen „behalve dat dit kleed vol gaten zit gaten als van dolksteken en op den grond vlekken als bloedvlekken", voegde hij er met half gesmoorde stem bij. Hij wendde zich om naar Visconti, die op den drempel was blijven staan en met een plotselinge in geving van vrees sloeg hij de hand aan zijn zwaard en vroeg verschrikt „Wien hebt gij hier vermoord, Visconti voegde er echter aanstonds bij „Doch wie het ook is, ik zou er, in uw plaats, mijn leven niet aan wagen, want zij zijn toch dood." In een oogwenk stond Visconti naast hem en greep hem bij den arm, waarbij Carrara met schrik de hand aan zijn dolk sloeg. „Ik vrees hen niet", fluisterde Vis conti hem in 't oor, „en gij ook niet", waar op hij snel voortholde, Carrara achter hem aan, de eene kamer na de andere door, alle even verlaten en somber en na dien vreeselijken nacht nooit meer geopend. „Gauw, gauw!" hijgde Visconti; „zul len wij den hemel nooit meer aanschou wen De sleutels haastig omdraaiend holde hij voort door deuren en gangen heen, op een wijze welke duidelijk toonde dat hij daar zonder falen den weg wist. „Eindelijk 1" riep hij uit naar buiten tredend. Zij bevonden zich aan den ach terkant van 't kasteel op een met klimop begroeid terras boven een nauwe trap, waarvan de afgebrokkelde treden met bloemen begroeid waren. Het onweer was over. Er dreven nog dikke wolken door de lucht, doch de maan was helder en de nacht kalm en stil. De koele wind speelde in Visconti's fladde rend haar en ritselde in de donkere klim opblaren, welke riat van den regen in 't maanlicht schitterden. Aan hunne voeten strekten de tenten zich uit en een groote menigte manschappen welke zich vlug en stil bereid maakten tqt vluchten. (Jfot... vervoled.) 3) Door W. van Haarlem. „Hij krijgt dit als hij mij de oude ruïne verkoopt. Er zijn oude herin neringen voor mij aan verbonden. O' Connell was mijn vriend en ik kende hem beter dan Peltrish of wie dan ook. Het was mijn bedoeling niet geweest zoover te gaan, maar ik wil Peltrish een chèque voor 40.000 gulden geven voor Wilston- Castle, en ik geef u nog 10.000 gul den als bruidschat. Wat zegt u daar van Zij staarde hem verstomd aan. „Meent u dit heusch, mijnheer Crimson vroeg ze. |p „M'n lieve kind," zei hij, „vóór alles ben ik zakenman. Ik bied geld aan en veel geld voordat ik alles zorgvuldig overwogen heb. Natuurlijk meen ik hetHet komt u wel wat vreemd voor zeker 1 Peltrish verliefd op u geworden en het kasteel aangeboden als huwe lijksgift en nu mijn aanbod.. Maar ik geloof wel, dat alles goed zal afloopen. Wilt u doen wat ik u ge zegd heb Er waren tranen in haar oogen, „Ja.o hoe zou ik u ooit kun nen danken 1" zei ze. „Misschien .o.het licht in haar oogen verduisterde voor een oogenblik, „als Luitenant Peltrish mijn ver haal hoort zal hij boos zijn f „Boos," herhaalde Crimson, „nu, als hij langer boos b'ijlt dan een paar minuten, weet u, dat het geen ernst van hem was, toen hij u ten huwelijk vroeg. Als hij u liefheeft zal hij gaarne van deze kans om geld te krijgen, om te kunnen trouwen, gebruik maken. Hij heeft dan geen tijd meer om aan gevoelsredenen te denken en zal blij zijn als hij dezen eenzamen uithoek kan verlaten. Succes Ze keek hem na, totdat hij in een kromming van den weg verdween. Dan met kloppend hart vervolgde zij haar weg naar Wilston Castle. Ze vond Peltrish in den tuin, en een trilling ging door hare leden, toen ze den hoopvollen blik in zijne oogen zag, „Zegt u nog niets," zei ze bijna smeekend. „Ik moet u iets heel belangrijks vertellen. Als u gehoord hebt wat het is, moogt u zeggen dat u me nooit meer terug wilt zien... maar ik hoop, dat u dat niet doen Zult.... ik hoop dat met geheel m'n hart. Sinds het oogenblik dat we voor het eerst met elkaar spra ken heeft het me zoo gespeten en nog meer toen u zeidat uehvan me hield Houdt.... u nog altijd van me?" „Wat een vraag," zei hij. „Na tuurlijk.... ik heb u werkelijk lief Nancewil „Nuals u van me houdt," Zei ze met vuurrood gelaat, terwijl haar polsen pijnlijk schenen te kloppen, „wilt u dan niet boos op me zijnzult alles wel begrijpen." Langzaam, zonder hem in het gelaat te durven kijken, vertelde ze hem, hoe ze, zonder werk en pas her steld van een zware ziekte, waar door ze diep in de schulden was gekomen, gesolliciteerd had naar een betrekking bij Herbert Crim son. Dat ze z'n aanbod aangeno men had en dat ze naar Schotland gekomen was, om, indien het moge lijk was, Wilston-Castle voor hem te koopen. Ze legde hem alles Uit, en toen Ze geëindigd had, nam Peltrish die eerst licht met zijn wenkbrau wen gefronst had hare handen in de zijne. „U weet niet hoe blij ik ben dat u mij dit alles verteld hebt zei hij. „Blij Ze kon hem nauwelijks gelooven. „Ja, en om twee redenen. Ik ben blij dat u zelfs armer is dan ik zelf, en omdat u nu de verdenking die ik al tegen u koesterde, geheef weg genomen hebt. Ik haatte me ze" omdat ik u wantrouwde, maar dit kwam pas in me op toen ik hoorde dat die kerel, Crimson, een bezoek aan het kasteel gebracht had en er rondgedwaald had. Ik herinner me nu den naam, om dat weken geleden mijn* notaris mij vertelde dat Crimson zeer be- geerig was Wilston-Castle van mij te koopen. Ik weet niet hoe het komt, maar ik had een vermoeden dat u met hem in relatie stond, en vroeg me af of u werkte voor hem of hij voor u. Het kwam me niet eerlijk voor. „Het was ook niet eerlijk," on derbrak ze hem, „En het spijt me ook, dat ik mij er mee ingelaten heb. Nadat je verteld had, dat je me lief had Roy, had ik er geen idee meer in en schreef Crimson, dat ook. Wat ga je nu doen, Roy?" Zijn oogen schitterden toen ze z'n naam uitsprak. „Ik weet het nog niet," zei hij. „Ik wil hem het kasteel wel over doen. Veertigduizend gulden be- teekent heel wat voor mij op't oogen blik en 't is veel meer dan 't feitelijk waard is, Nanceheb je mis schien een flauw vermoeden waar om hij het zoo graag hebben wil „Neen.... er moét natuurlijk een reden zijn. Hij zei mij, dat hij er van was gaan houden tijdens zijn verblijf met je oom hier." „O ja'k herinner 't me. Want Waldridge heeft me ook over Crimson gesproken, 'k Ben een ezel geweest, dat ik al niet eerder toegehapt heb. Ik zal er over na denken en het Crimson dan wel laten weten En laten we hem nu voor een oogenblikje vergeten en eens aan ons zelf denken. Ik kan het nog nauwelijks gelooven Nance.....* maar we zullen van elkaar blijven houdenzoo lang als we leven .en.hier gingen zijn woor- den over in gefluister. Toen Nance eindelijk aanstalten maakte om weg te gaan kwam Waldridge den tuin in rennen, zijn gelaat rood gekleurd van inspan ning. Druppeltjes zweet kropen langs z'n voorhoofd en er straalde een ongewoon licht uit zijn blauwe oogen. Eenige meters van hen af, bleef hij stilstaan, bevend over al z'n leden, met een van zijn handen in de zij en riep heesch uit „Excuseer me mijnheer ik zou u graag even willen spreken 't is vreeselijk belangrijk Peltrish knikte. „Goed Waldridge," antwoordde hij, „ik ben zoo tot je beschik king." Hij keerde zich dan naar Nance „Wil je wachten, lieveling Ze schudde het hoofd, „Ik moest maar weggaan. Ik zal naar het hotel gaan en verslag uit gaan brengen bij den heer Crimson. Als ik je vandaag niet meer zie. kom ik morgen wel hier.... En je zult het kasteel dus waarschijn lijk wel verkoopen." Na het diner ging Nance ver moeid naar bed. Ze hoorde Crimson het hotel binnen komen en een dienstmeisje naar haar vragen. „O," zei hij ontstemd, nadat het meisje hem had geantwoord, „al naar bed gegaan Enfin 'k zal haar morgenochtend dan wel zien." Hij was erg luidruchtig en begon te fluiten en Nance, die zacht jes aan ingesluimerd was, werd wakker door een luid gezang op z'n kamer. Ze vermoedde dat hij dien avond te veel wijn gedronken had. Vroeg in den morgen werd haar een briefje van Luitenant Peltrish gebracht. Zenuwachtig scheurde ze het open en las Lieve Nance, Kort nadat je weggegaan bent, besloot ik de mine aan Crimson te verkoopen. Ik heb gisteravond met hem en den notaris een onderhoud ge had en een chèque voor 40.000 gul den van Crimson ontvangen. M»"- genmiddag. komt hij naar het kasteel en ik overhandig hem dan de stuk ken en de sleutels enz. Ik twijfel er niet aan of hij zal je er ook wel van verteld hebben, maar ik hoop, datje vroeg komen wilt, dan kan ik je alles uiteenzetten. ROY. Tien minuten na het ontbijt kwam Crimson haar tegemoet. „Alles is geteekend, en geze geld," zei hij vol vuur. „Maar 't is een sentimenteele vent, die Pel trish hij wenscht me de pa pieren te overhandigen in het kas teel. We zullen samen gaan juf frouw Bell, ik heb een rijtuig voor ons besteld." Nance trachtte hem te bewegen alleen te gaan, en zei, dat ze Pel trish nog voor den middag wensch te te spreken. „Onzin 1" zei Crimson ruw, „u, zult hem nog dikwijls genoeg zien, We begonnen samenlaten we nu maar samen eindigen ook. Hier, gaat u deze chèque voor duizend pond maar vast inwisselen." Eenige uren later reed Nance met den man, met wien haar over eenkomst om 12 uur eindigen zou, in een klein tweewielig wagentje naar de plaats, die aan ieder zoo dierbaar was. „Ik wou, dat u me eens vertellen wilde," zei Nance als ze z'n verge noegdheid glimmend gezicht zag, „waarom u zoo begeerig was Wil ston-Castle in bezit te hebben. Nu u het toch hebt, behoeft u niet meer zuinig te zijn op uw geheim." Hij leunde vooruit, knipoogde eens tegen haar, en veegde het zweet van zijn voorhoofd. Nance merkte dat hij gedronken had, en onwillekeurig schoof ze achteruit. „Natuurlijk wil ik dat, waarom ook niet, U zijt een zakenvrouw juffrouw Bell, daarom zult u al lang vermoed hebben dat ik zoo maar niet 50.000 gulden geef voor een oude ruïne die hoogstens maar het vijfde deel waardis. Ik weet, dat u me zult gaan haten als ik al les verteld zal hebben, maar aan mij hebt u het te danken dat u hem en het gèld kreeg. Nu dan Er is een geheime kamer tusschen de gevangeniscellen een kamer, tot aan den zolder bijna gevuld mot schatten uit Indië. Ik hielp O' Con- nel om enkele van deze schatten te verzamelen. Ik kocht^ er enkele voor hem en heb de verzameling opgeteekend ook. Er is een fortuin in die kamer, juffrouw Bell. Ik zal hetu direct laten zien. Precies alles, op noemen wat er in is, kan ik op het oogenblik niet maar er zijn gou den olifanten, uit paleizen van Rad- jah's, met robijnen en smaragden versierd Indische sieraden, ivoren kistjes, gedreven serviezen van goud en zilver, met juweelen versierde wapens, en ingelegde doozen waar naar verzamelaars zouden water tanden. Alles is nu van mij. Mij 1 Ik twijfel er niet aan, of O' Connel wilde zijn neef vertellen van deze schatkamer toen hij hem het kastee.' vermaakte, maar hij had er den tijd niet voor en stierf plotseling. Alleen ik wist het. Moppig nietIk schat de waarde op eenige miljoe nen Ha, ha.... Ik zal het Pel trish vertellen, zoodra ik de docu menten en de sleutels overgenomen heb. Al wil hij ze niet geven dan krijg ik ze toch wel. Het ge teekend koopcontract is in bezit van den notaris." Bleek staarde Nance hem aan en Zei dan „O.... schurkgemeene schurk Crimson lachte haar uit. „Veel te leelijke woorden voor den mond van zoo'n lief meisje," bromde hij. „Zaken zijn zaken im mers. U moest me liever felicitee- ren 1" Nance verwaardigde hem met geen blik. Toen Luitenant Peltrish een groo te blauwe enveloppe aan Crimson wilde overhandigen, even daarna in een der kamers van de ruïne, riep Nance verschrikt uit. „Geef het niet RoyHij be driegt je." Peltrish keek haar kalm aan. „Bedriegen zei hij„Wat bedoel je „Ik bedoel.... dat.... Roy.... hij vertelde me onderweg waarom hij het kasteel zoo graag wilde koo pen. Er is ergens een schatkamer. Er moet voor duizenden en duizen den guldens aan goud en juweelen in zijn." Peltrish haalde de schouders op. „Als dat zoo is," zei hij. „Dan heeft de heer Crimson een geluk je Dat is alles wat ik zeggen kan. Ik heb zijn chèque aangenomen, Nance en hij krijgt het kasteel precies zoo, als het in de documen ten, die ik nu ga overhandigen, beschreven staat. Dat was ons ver koopcontract, gisteren volgens de wet verzegeld en geteekend. We kunnen wel heengaan nu. Mijn heer Crimson is van nu af eigenaar." Hij maakte aanstalten om te ver trekken, maar Crimson hield hem tegen. „Een oogenblik," zei hij. „U moet zien wat u mij verkocht hebt. Ik zal u een deel van het kasteel laten zien, dat u onbekend was. Als U het gezien hebt, dan be grijpt u wel waarom ik 50.000 gul den voor een ruïne betaalde." Peltrish aarzelde. „Enfin," besloot hij dan. „We gaan met u mee. Voor dat we gaan wil ik u nog even zeggen dat de 40.000 gulden, die ik van u aange nomen heb, zoover ik dit uit de mededeelingen van mijn notaris kan opmaken, heel wat minder is dan de som, die u nog aan m'n oom moest afdragen, voor ver kochte sieraden. Mijn oom heeft er jammerlijk genoeg geen boek van gehouden, zoodat ik er geen bewijsstukken van heb. Mijn ver blijf hier zal kort zijn. Laat u zien wat er voor bijzonders is." Ze volgden Crimson in de don kere kelders onder het kasteel en bij een lage gevangenisdeur bleef hij staan. „Kijk," zei hij, „wanneer ik op dit scharnier druk springt er een deur open en dan kunt u alles zien. Nu daar gagt ie Hij drukte op den knop en de deur sprong open. Alle drie keken ze in de kamer, half donker. Er was geen levend wezen in te zien, behalve een groot aantal spinnen, die tegen de zoldering op kropen. Crimson verbleekte en uitte een kreet van schrik. „Groote hemel," riep hij uit. „Ik ben bedrogen, 't Is weg. Alles is weg.weg Half versuft hoorde Nance dan de stem van den man dien ze lief had. Hij sprak efg kalm. „U .zegt, dat u bedrogen bent, mijnheer Crimson. Ik weet niet wat u daarmee bedoelt. U wenschte het kasteel toch om zijn schitterende ligging en schoonheid. Het trok u zoo aan. Nu hebt u het U hebt niet de Indische schatten, maar daar werd in het koopcontract geen melding van gemaakt. On gelukkig voor u, was gistermiddag Waldridge hier toevallig beneden, toen u er ronddwaalde. Hij zag u de deur openen en de gouden en zilveren sieraden schitteren toen u het kamertje met uw zaklantaarn verlichtte. Hij vertelde het mij Crimson's gelaat was blauw ge kleurd, hij scheen naar lucht te happen. „Nu Crimson," ging Peltrish verder. „Je kunt begrijpen wat er verder gebeurde. Waldridge en ik haalden de kamer leeg en hebben alles goed opgeborgen. Ik zou u aanraden Wilston-Castle maar weer te verkoopen. U kunt naar m'n no taris gaan en die zal u er een chè que van 15.000 gulden voor geven. Meer krijg je er nooit voor ge meene schurk 1" Tien minuten later zagen ze,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 12