Van een anderen verslaggever.
Toen wij ons aan het station te Haarlem
vervoegden om nadere mededeelingen, bleek
dat het geheele spoorwegpersoneel in
uiterste actie was. Oogenbiikkelijk werden
drie materiaaltreinen, die hier ter stede ge
stationeerd zijn, in orde gemaakt om naar
de plaats van het onheil te worden afge
zonden. En weldra passeerde ook hulpmate
riaal uit Amsterdam. Of het een spoorweg
ramp van ernstigen omvang betrof, wist men
toen in Haarlem nog niet. Ook niet of er
dooden en gewonden waren. Wel sprak men
van twintig dooden.
Een telefoonverbinding met de stations
Voorschoten en Leiden gaf ons de zekerheid,
dat er een groote ramp had plaats gehad.
Een onzer redacteurs, die daarop den
anderen verslaggever gevolgd is, verhaalt
van zijn tocht het volgende:
De namen der slachtoffers.
De namen der drie omgekomen slachtoffers
zijn:
De werkmeester-instructeur van het loco
motief-personeel, de heer L. van Rhoon, 41
jaar, woonachtig te Amsterdam. Voorts de
heer Lobo, tooneelspeler uit Amsterdam en
diens echtgenoote mevrouw Greta Lobo
Braakensiek, actrice te Amsterdam. Van me
vrouw Lobo werden door het inzakken van
den bodem van den wagen beide voeten af-
gekneld.
Gewond zijn naar het Academisch Zieken
huis te Leiden overgebracht:
De heer L. Eichstrtng, uit Berlijn (ernstig);
de vierjarige Christina Barthen uit Leiden
(niet ernstig); mevr. van Raalte-Ommering,
uit Vlaardingen (niet ernstig), de heer J. Ha-
gemans (ernstig), uit Zoeterwoude; de heer
J. J. Metz (ernstig), uit Rotterdam; de heer
de Vries (niet ernstig), uit Amsterdam; de
heer K. van Ettikhoven (ernstig), stoker
op de locomotief uit Amersfoort, die zeer
ernstige brandwonden over het heele lichaam
heeft bekomen; mej. van Schafk (ernstig),
advertentie-verzorgster te Leiden; de wedu
we Schweiger-Harms (niet ernstig), uit Am
sterdam, de heer Rübenkamp, uit Oegstgeest
en mej. G. Swagers, huisvrouw van H, M.
Pont uit Leiden.
Verder liepen nog verschillende personen
verwondingen op, die geen opneming noodig
snaakten.
Ik wist het wel, toen ik per auto in
rulzende vaart den Wagenweg opreed, dat
Ik de spoorwegramp in al haar zwarte
narigheid niet meer zou aanschouwen. Ik
zou geen kermende gewonden, geen ver
minkte ledematen, geen met lijkfloers
Bedekte dooden meer zien. Immers het
sngeluk had even over drie de veron-
lukte trein zou 3.06 in Leiden aankomen
plaats gehad en pas om 5 uur zou ik de
Vink te pakken hebben. Dan zou natuurlijk
de eerste hulp door ons dappere Roode
Kruis en eer, staf van dokters reeds
zijn verleend. Maar men kon niet weten,
en in alle geval wilde ik mij een denkbeeld
▼azi de ramp vormen.
Bij de Haagsche Schouw draaide onze
auto links af naar den bekenden speeltuin
en uitspanning „De Vink". Het was daar
op dien weg reeds razend druk van auto's,
fietsers en wandelaars; door de boomen
zagen wij op de spoorbaan een chaos van
wagens liggen met druk geloop er omheen.
Voor den spoorweg bij de Vink stopte
onze auto.
Op ruim één kilometer afstand van de
Vink in de richting Den Haag, op drie
kilometers afstand van het station Leiden,
70 meter voorbij blokhuis 59, daar had zich
het ontzettend drama afgespeeld.
Op de weilanden aan weerszijden van
de spoorbaan krioelde het van nieuwsgie
rigen. De eigenaars der graslanden profi
teerden van de gelegenheid en lieten bezoe
kers toe voor den prijs van één dubbeltje;
zelfs auto's mochten over het lfind rijden
tegen vergoeding van twee kwartjes. Het
publiek kon zoodoende tot op een twee
honderd meter van de onheilsplaats nade
ren. Maar dichterbij niet. Want een aidee-
ling veldartilleristen uit Leiden, veld
wachters en maréchaussee zetten het ter
rein af.
Niet zonder moeite kwam ik dichterbij.
Moge ik even onvermeld laten den
somberen aanblik van den machtigen
Jumbo nopt tender, die met de wielen opzij
dwars over de spoorbaan de beide sporen
versperde. Het leek een machtig paard mid
den in den strijd door den dood getroffen.
Ook worde niet vermeld de daarachter
liggende postwagen, die eveneens was
omgekanteld en nu met locomotief en ten
der een niet te passeeren barrière vormde.
Maar linksaf (vanaf Haarlem gerekend) be
reikte ik door het weiland de plek, waar
de bagagewagen en een rijtuig eerste en
tweede klasse in de landsloot langs de
spoorbaan waren terecht gekomen. De
bagagewagen deerlijk gehavend lag eenigs-
zins op zijn kant, de personenwagen stak
met opengereten kop recht vooruit in den
modder.
Daar in die coupé, welke nu geheel open
ligt, hadden de heer Lobo en mevr. Lobo-
Braakensiek met dokter Rumke uit den
Haag en nog een passagier plaats genomen.
Ziehier hoe ongeveer het ongeluk zich
moet hebben toegedragen.
Reeds een driehonderd meter vóór de
plaats van het déraillement moet de trein
zichtbaar op de rails gedanst hebben. Het
schijnt dat de rails toen uitgezet zijn en de
wielen van de locomotief over de spoorweg
biels reden. De baanschuiver schoof ten
slotte een lawine zand en grint voor zich
uit, stond plotseling stil en viel om. Even
zoo de postwagen. De daarop volgende ba
gagewagen en het eerste personenrijtuig
(een le en 2de klas wagon) werden toen
door de achteropdringende wagons uit den
trein geduwd, de spoorbaan af, zoodat de
bagagewagen en het personenrijtuig een
.roek van 45 graden maakten en in de sloot
terecht kwamen.
Bij deze beweging drong het achterste
deel van den bagagewagen in het voorste
deel van den personentrein. Niet alleen de
voorkant hiervan werd vernield, maar ook
het dak werd over een viertal compartimen
ten weggerukt. Zoodoende ontstond een
opening en door deze opening werd dr.
Rumke op het weiland aan de overzijde
van de sloot geworpen en schoot de heer
Lobo voorover in de sloot, waar hij ver
moedelijk in den modder stikte.
Mevr. Lobo Braakensiek raakte bekneld
tusschen de ruïne. Haar werd een been
geheel en het andere been bijna geheel af
geknepen. Ook zij geraakte te water maar
werd er uit gehaald en langs den berm van
den spoorweg gelegd. Daar, zoo vertelde
mij dr. Berkhof, uit Voorschoten, vond ik
haar, maar er was niets meer aan te doen
en zeer sptedig, ongeveer tien minuten
na het ongeluk, stierf zij, op het weiland
naast de spoorbaan, niet zoozeer door ver
bloeding, dan wel door z.g. shock, of hevi
ge aandoening van het centrale zenuwstel
sel.
De volgende personen-wagen, een derde
<las-wagen, alhoewel gederailleerd, bleef
overeind. De voorkant was ingedrukt door
Je achterzijde van het eerste klasse-rijtuig.
De vloer zonk blijkbaar gedeeltelijk onder
de voeten weg en een 4-jarig meisje uil
Leiden zakte er doorheen en kwam onder
de spoorwegbiels terecht. Men heeft de
kleine, die met haar armpje bekneld zat,
moeten uitzagen om haar uit haar benarde
positie te bevrijden.
Intusschen had zich op de locomotief ook
een ontzettend drama afgespeeld. Op de
vuurplaat stond links de opzichter-machi
nist v, Roon, uit Amsterdam; in het raid-
de de leerling-machinist en rechts de ma
chinist. De machine viel om naar links. De
machinist kon zich al spoedig bevrijden,
door naar boven uit het gat te kruipen.
Maar de leerling-machinist kreeg veel
vuur uit de vuurhaard tegen zich aan en
verbrandde deerlijk; maar erger nog was
er de heer v. Roon aan toe. Deze kreeg
niet alleen het vuur uit de vuurhaard op
zijn lichaam, maar er sprong ook een stoom
pijp, waardoor hij overgoten werd met een
groote hoeveelheid stoom en kokend wa
ter. Levenloos werd hij door bloemist
knechts, die op het ontzettend lawaai van
af de omliggende tuinen en landerijen kwa
men toeloopen, uit de machine gehaald. De
machinist schijnt zich kranig te hebben ge
dragen. Niet zocdra was hij vrij: of hij
trachtte het vuur van de locomotief te doo-
ven, legde de handle om en bracht de ré
gulateur in orde. Een tragische bijzonder
heid is, dat de machinist nu rechts stond
op de machine, maar dat was feitelijk de
piaats van den opzichter-machinist.
Had deze op zijn plaats gestaan, dan zou
wellicht de machinist het lot getroffen heb
ben wat nu den heer v. Roon trof, Er werd
gezegd dat nog een slachtoffer onder den
wagen in de sloot zou liggen? Wie zal het
zeggen? Maar gelooven doen wij het niet.
Ik heb Arie van Leeuwen gesproken.
Arie van Leeuwen is een flinke, levens
lustige 12-jarige blonde jongen, uit de Vink.
Arie van Leeuwen doet boodschappen
voor een kruidenierswinkel en gisterenmid
dag had hij juist boodschappen weggebracht
naar de familie, die in posthuis 59 woont.
Hij was juist klaar en keerde langs de
spoorbaan terug, toen hij den ongelukstrein
zag aankomen en „toen zag ik," vertelde
hij, „dat de trein geweldig daverde en dat
opeens de locomotief omviel. Het gat geen
erge klap, maar het begon toen geweldig te
sissen en et stoomen. Ik was juist aan den
anderen kant van de spoorbaan gaan loo-
pen, meneer, omdat ik bang was onder den
trein te komen. En dat was nu maar goed
ook, want anders was ik er nu onder ge
komen, want de trein is heelemaal omge
vallen."
„Was je niet bang, toen dat ongeluk ge
beurde?" en Arie antwoordde neus-optrek-
kend: „Neen, meneer, niet erg; ik wist-
eigenlijk niet goed wat er gebeurde. Me
neer Lamme kwam juist aan, dat is de broei
van de vrouw, die in het blokhuis woont, en
die stuurde me direct terug naar „de Vink"
om daar te laten telefoneeren."
's Avonds laat ontmoette ik Arie weer op
het tooneel, want daarvan kon hij niet
scheiden.
Eigenaardig is, dat èn Arie van Leeuwen
èn anderen, die wij spraken, weinig gemerkt
hebben van kermen of schreeuwen. Het was
heel stil vlak na het ongeluk; alleen siste
de locomotief, maar dat was gauw afgeloo-
pen. Later werd wel veel gekerm gehoord,
vooral toen de eerste hulp werd verleend.
Behalve Arie v. Leeuwen, die liet telefo
neeren, ging ook de hootd-controleur van
den trein onmiddellijk naar het station Voor
schoten om de autoriteiten op de hoogte te
stellen en om hulp te vragen. De medische
hulp kwam al heel spoedig. In den trein wa
ren eenige dokters aanwezig, die direct hulp
verleenden en ook verschenen spoedig dr.
Stoelder uit Voorschoten en dr. Berckhof
uit Voorschoten. Den laatste sprak ik even.
Hij vertelde dat hij spoedig vanuit Vooi-
schoten gewaarschuwd werd, omdat hij
dokter van het spoorwegziekenfonds is, en
rond 10 minuten na het ongeluk was ik hier.
De aanblik was ontzettend en tegen mijn
helper zeide ik: neem deze twee tasschen
en volg mij overal waar ik ga. Langs den
spoordijk heb ik vier patiënten geholpen.
Het waren alle beenbreuken, maar geen en-
kele gecompliceerde. Of ik nog meer gezien
heb? Neen, ik had het vtel te druk met mijn
werk.
Ook uit Leiden kwam spoedig hulp. Daai
werd het Roode Kruis gemobiliseerd en tai
van verpleegsters, die zich naar den trem
spoedden. De gewonden werden later per
auto naar dt ziekenhuizen vervoerd. De
leerling-machinist zeide gedurende het ver
voer voortdurend; „Het is ontzettend, het is
ontzettend; wat zal mijn vrouw daarvan zeg
gen?"
Om vier uur was reeds een bulptrein uit
Den Haag aanwezig, eveneens met een
Roode Kruis-afdeeiing Commandant van
deze hulp-colonne was de le luitenant
Rumke en toen de trein aan het station
Voorschoten stopte, was de eerste, dien hij
daar zag en de hand kon drukken, zijn eigen
broer; den zoo gelukkig aan den dood om-
snapten dokter Rumke, die in de coupé
zat bij den heer en mevrouw Braakensiek!
Men begrijpt de wederkeerige vreugde.
De Paters Franciscanen van de Hartebrug
in Leiden waren ook spoedig ter plaatse om
geestelijke hulp te verleenen. Of deze ook
noodig is geweest, kon ik niet te weten ko
men. Ook in den trein zaten geestelijken. die
oogenbiikkelijk hulp hebben verleend. Even
later verschenen ook pastoor Beukers uit
Leiden en zijn kapelaan per rijwiel, op het
terrein, maar deze behoefden geen dienst
meer te doen,
De garnizoenscommandant van Leiden,
kapitein de Jong, vertelde mij dat hij gis
terenmiddag al spoedig van het ongeluk
hoorde en daarop oogenbiikkelijk hulp aan
bood. Deze werd gaarne aanvaard en zoo
kwam hij aan het station Leiden met een
detachement van 3 officieren en 30 veld
artilleristen en 2 officieren met 20 man
schappen van de marine-opleiding- Deze
militairen maakten zich zeer verdienstelijk
bij het afzetten van het terrein en het ver
leenen van onmiddellijke hulp. In den loop
van den avond arriveerden van alle kanten
hulpmateriaal en personeel om de baan vrij
te maken. De twee sporen zijn versperd en
zoo kan er geen enkele trein passeeren.
De Parijsche trein uit Amsterdam arri
veerde even na het ongeluk te Leiden. Hij
is toen doorgereden tot vlak bij de plaats
van het ongeluk. De passagiers uit dezen
trein zijn toen overgestapt in de ongedeerd
gebleven wagons van den verongelukten
trein en deze werden opgetrokken naar
Voorschoten en vandaar naar den Haag. Pas
sagiers uit den verongelukten trein zijn even
eens deels naar den Haag teruggekeerd en
deels met den trein naar Leiden vervoerd,
De oorzaak?
Ja, de oorzaak. Officieel werd ons mede
gedeeld dal de oorzaak nog niet is vastge
steld. Een enquête-commissie is ingesteld
en deze zal het onderzoek leiden O.m. mo.'l
de locomotief aan een deugdelijk onderzoek
worden onderworpen. Maar hardop wordt
in Voorscholen gefluisterd dat de spoorbaan
niet in orde was. Al lang is daarvan mede-
deeling gedaan aan de spoorwegautoriteiten.
Zij wisten ook wel blijkbaar dat de baan
niet geheel in orde was, want naar mij werd
medegedeeld, hadden de machinisten op
dracht op dat punt langzaam te rijden. De
verongelukte trein reed dan ook met min
der dan 60 K.M. vaart.
Men achtte dat een gelukkige omstan
digheid, wijl bij grooten snelheid de ramp
erger had kunnen zijn, omdat dan misschien
de wagons in elkaar waren gedrukt en het
aantal slachtoffers allicht grooter zou zijn
geweest.
Hierbij moet ik toch even vermelden de
ondervinding die een Haarlemscbe da"">
gistermiddag op dat spoorwegpunt opdeed.
Zij zat in den trein voorafgaande aan den
verongelukte en bij het passeeren van dat
punt, zag zij den weg zoodanig werken, dat
zij er angstig van werd. Het zand spoot
onder de rails uit. Zij deed er mededeeling
van aan een medepassagier, die haar gerust
stelde met de opmerking, dat de autoritei
ten allicht weten zullen, wat er gedaan moet
worden. Kort na haar aankomst in Haarlem
hoorde zij van het ongeluk. Het schijnt, dat
men gisternacht nog aan de spoorbaan ge
werkt heeft. Merkwaardig is in alle geval,
dat de ontsporing plaats had, doordat de
rails van elkaar weken. De rails zijn opge
kruld en lagen in den vorm van een groo
ten acht over de locomotief en den tender.
Men heeft ze losgeschroefd en losgebrand.
Wij hopen, dat het onderzoek naar de
oorzaken van het ongeval deugdelijk zal
zijn, vooral in verband met de geruchten, die
er loopen. Spreekt men spoorwegpersoneel
dan steekt het 't niet onder banken, dat
heel Voorschoten wist, dat de baan heel
slecht was. Gistermiddag was het parket uit
Den Haag op het terrein aanwezig, alsmede
eenige leden van de spoorwegdirectie en de
directeur van den Raad van Toezicht op de
Spoorwegen.
In sta nog even in het weiland voor dé
noodlottige plek waar de wagons in den
ongeveer vier meter breede, ondiepe land
sloot duiken. Op een halven meter afstand
van mij ligt de coupé, open en bloot, waar
enkele uren geleden twee menschen bij het
spoorwegongeluk het leven lieten, Ik zie
eenige bloedvlekken. Andere zijn bedekt met
trijp en rommel. Boven mij cirkelt een
Fokker-machine, van waaruit men blijk
baar foto's maakt van de ramp. In wijden
kring, zij het dan ook op een afstand, staan
duizenden nieuwsgierigen op weilanden, die
boeren productief maakten door entrée te
heffen; om mij heen klinkt al gehamer, gesis
van zuurstofapparaten, die rails doorbran
den en wagons doorklieven, het gepraat
wordt al onverschilliger van de aanwezigen.
En toch zijn hier onverwachts drie levens ge
ëindigd. Ik kijk in de noodlottige coupé en
ik zie daar liggen het tijdschrift „De Lach".
Wie las dat, toen de dood hem opzocht of
rakelings aar. hem voorbijging? Het ligt er
neergeworpen. Een collega vraagt een
spoorwegarbeider het voor hem op te halen.
Een officier van de „Veld" diept uit de
moddersloot wat op. Een cahier met rooden
omslag. Het lijkt een rol te zijn van een
stuk, getiteld: Une farce? Een Grap? De
heer Lobo en mevr. LoboBraakensiek
waren tooneelspelers. Ze kwamen terug uit
Den Haag, waar zij de repetitie hadden
bijgewoond van een stuk, waarvan 15 Sep
tember de première zou gaan.
Op het onverwachtst trof hen de dood.
En ik denk aan vader Vondel, die sprak
van: de wereld is een schouwtooneel; elk
speelt zijn rol en krijgt zijn deel!
En als de avond valt, verwijder ik mij
van dit oord van verschrikking en in de
verte blijven de hamerslagen fel door de
avondstilte klinken én een felle, roode
gloed verlicht ginds ver het tooneel der
verwoesting, waar men al weer bezig is met
spoed er aan te werken, dat de baan vrij
komt en het jachtende leven over de druk
ste en kostbaarste spoorlijn van Europa weer
kan beginnen.
Hoe spoedig zal die stille wenk van het
„Memento Mori" weer bij de reizigers op
dat baantraject zijn uitgewischt.
De machinist vertelt.
We stonden met ons drieën voorop, de
werkmeester Van Roon, de stoker en ik.
Terwijl we Leiden naderden, hoorde ik
plotseling kiezels opspatten. Onmiddellijk
daarna voelden we een schok. Ik sloot stoom
af, gooide de remmen er op.... het gaat
allemaal zoo snel. toen kieperde de loco
motief om. Ik zag hoe de chef voorover
schoot in de ruïne van vuur en stoom, k
Greep een emmer en holde naar de sloot
putte water om het vuur te dooven. Hoe ik
eigenlijk zelf uit de locomotief gekomen ben?
Dat weet ik niet. Als een razende heb ik
gewerkt. Het heeft niet geholpen.
De chef is verbrand. De stoker is vrij
gekomen.
Langs den dijk zag ik een ruïne, hoorde ik
het gekerm en het gekrijsch. Ik voelde zelf
dat ik wonderlijk rustig was.... Natuurlijk
ben ik, toen de chef niet meer te helpen was,
onmiddellijk hulp gaan halen....
Maar nu moet ik aan het werk, mijnheer.
En de man verdween tusschen het werk
volk, dat reeds begonen was het werk op
te ruimen.
Het relaas van den heer Riimke.
In zijn woning, te 's-Gravenhage sprak
een verslaggever van de „Tel." den heer H
Rümke, die het volgende mededeelde:
Ik stapte in Den Haag in het tweede com
partiment van het eerste rijtuig. Daarin be
vonden zich toen reeds de heer en mevrouw
Lcho. Hoewel ik ze niet persoonlijk ken,
herkende ik ze direct van het tooneel. Be
halve deze twee personen, die tegenover
elkaar gezeten waren, bevond zich in het
compartiment nog een heer, die later een
beenfractuur kreeg en de lieer Kwast van
de Pander vliegtuigenfabriek.
Toen wij de halte De Vink naderden'
hoorden wij plotseling een ontzettend ge-
krf.ak.
Ons compartiment werd aan de zijde, waar
de Lobo's gezeten waren geheel ingedrukt,
cn spleet aan de zijde, waar de heer Van
der Kwast en ik ons bevonden.
Vervolgens schoof ons compartiment met
de open zijde naar voren in de sloot. In
eenige seconden was alles geschied, focn
ik van den eersten schrik bekomen was,
vroeg ik onmiddellijk waar de Lobo's geble
ven waren, daar ik begreep, dat zij er slecht
aan toe moesten zijn.
Spoedig zag ik Lobo. Hij was doodsbleek
zijn pols klopte slechts heel zwak; hij was
niet meer geheel bij kennis. Uiterlijk had
hij slechts een beenfractuur, doch zijn zwali
ke pols wees er op, dat hij waarschijnlijk
ook een inwendige verbloeding had beko
men. Mevr. Lobo-Braakensiek is niet meer
bij kennis geweest. Haar beide beenen wa
ren afgekneld.
Geleden kunnen zii beiden m. i. niet heb
ben, daar beiden het bewustzijn bijna on
middellijk verloren. Hoewel ik alleen enkele
schrammen en builen en een nat pak had
opgeloopen, kon ik geen hulp bieden, daar
mij verbandmateriaal ontbrak. Ik bepaalds
mij er dan ook toe, de passagiers te waar
schuwen de gewonden niet aan te raken.
Voor zoover ik heb kunnen nagaan, werd
de eerste daadwerkelijke hulp geboden door
den spoedig gearriveerden Parijschen trein.
Wat mij vooral opviel was, dat er geen pa
niek-stemming heerschte. De passagiers hiel
den zich bewonderenswaardig kalm. Ik heb
dit goed kunnen nagaan, daar ik met den
heer Van der Kwast de eerste was, die er
uit geworpen werd.
Toen alles nog trilde en kraakte bemerkte
ik nog, dat een katholiek priester, die zich
in den trein bevond, het echtpaar Lobo
vroeg, oi hij hun de absolutie moest ver
strekken. Zij konden hierop echter niet meer
antwoorden.
Ook hadden wij een onderhoud met een
passagier, die in een derde-klas wagen had
plaats genomen, een wagen achter het zwaar
beschadigde tweede-klasse-rijituig, de heer
li. de Clercq, uilgever van de Hollandsche
gids van Parijs, Van diens bagage was in
een bagagewagen eer: koffer middendoor
gebroken en dies wachtte hij bij den coupé
•'ol alles was uitgezocht.
De heer De Clercq vertelde dat hij met
meer personen in den coupé zat, toen plot
seling allen door elkaar werden gesmeten,
terwijl de koffers uit ds nel'.on vielen. De
trein reed met vrij groote snelheid hij
schatte op zelfs 60 kilometer op het be
wuste punt, toen men een hevigen schok
voelde, met het bovenvermeldresultaat.
Hij voelde zwaar ren men en een gcw'digen
schok. In zijn coupé werd echter niemand
gewond.
Naar builen snellen was het werk van een
oogenblik en daar zag men den geheelen
trein door elkaar gesmakt, verschillende ge
wonden liepen huilend rond. Velen waren
hevig overspannen.
Verschillende passagiers hadden de te
genwoordigheid van geest direct de behulp
zame hand te bieden en te trachten de in
benarde positie verkeerenden te verlossen.
Len kindje van 'n jaar of acht was tus
schen een dwarsligger en een treeplank be
kneld. Een spoorwegarbeider moest het uit
zagen. Gelukkig had het geen ernstige ver
wondingen bekomen.
De heer De Clercq roemde in het bijzon
der het flinke optreden van den machinist
Mulder uit Amersfoort, die direct alle po
gingen in het werk ;stelde, om het vuur te
blusschen en den sloom af te sluiten. He
laas, men kon den opzichter-machinist Van
Rhoon niet meer redden, daar hij de volle
laag vlammen en stoom over zich heen had
gekregen en geheel verkoold werd.
Ook de leerling-machinist liep zware
brandwonden op.
,,'t Is steeds mijn gewoonte," zoo zeide de
heer J. de Vries, agent eener fabriek te
Dedemsvaart, aan de lfTel.", f,in een der
waggons vlak achter de locomotief te stap
pen, als ik op reis ga, om vlug uit het station
te zijn. Zoo deed ik ook te Rotterdam. Op
het laatste nippertje echter stapte ik daar
er weer uit, omdat deze wagen, welke zich
achter den bagagewagen bevond, geen gang
had langs de coupé's. Juist deze wagen is bij
het déraillement verongelukt....
Ik kwam nu twee wagens verder in den
sneltrein te zitten, die in het traject Rot
terdamAmsterdam slechts in Den Haag
stopt.
Wij zaten met ons zessen in een coupé,
vier passagiers sliepen. Ter hoogte van „De
Vink" hoorde ik gerommel.... Ik begreep
dadelijk, dat er iets niet in orde was en wilde
naa'r huiten kijken. Het was juist op le plek,
waar, in verband met reparaties aan de baan,
de treinen gewoonlijk langzaam rijden. Op
hetzelfde oogenblik voelde ik een hevige
schok. Een slapende passagier tegenover mij
werd tegen mij aan geworpen. Uit het por
tierraampje kijkende, zag ik juist de locomo
tief kantelen en een der wagens dwars over
de baan staan. Mijn wagen sprong uit de
rails en reed nog een honderd meter over
het zand door.
Zoodra hij stilstond, sprong ik door het
portierraampje naar buiten. In een oogwenk
was de trein, die niet vol zat, verlaten. Er
was geen paniek, wel groote zenuwachtig
heid.
Het eerste, dat ik zag, was een kind van
vijf jaar, dat op de rails tusschen planken
beklemd zat. De moeder, die ongekwetst
was, gilde en smeekte haar kind te bevrijden.
Helaas zat het zoo gekneld, dat het niet
dadelijk mogelijk was. Wij trachtten het zand
met onze handen weg te graven om de
planken losser te krijgen. Eindelijk kwamen
eenige menschen met koevoeten, om het kind
te verlossen. Een der armpjes was zwaar ge
kneusd, maar toen het bevrijd was, sloeg de
kleine de beide armen om den hals der
moeder en schreide....
Een eind verder lagen meer menschen
op de spoorbaan. Daar herkende ik ook
mevrouw Lobo en haar man, die zoo zwaar
gewond waren, dat zij spoedig bezweken.
Toen ik er bij kwam, ademde mevrouw
Lobo nog, maar zij sprak niet meer.
Eenige passagiers kwamen met kannen
met water uit de retirades. Anderen zoch
ten tevergeefs naar verbandmiddelen. ïn
den trein zaten een dokter en verpleegster,
die dadelijk hulp verleende.
Op een weiland over de sloot lagen nog
eenige zwaar gekwetsten, die hevig
bloedden.
Uit de le klasse coupé van den wagen
hebben wij nog twee dames door het por
tierraampje gehaald; zij waren ongedeerd.
Op de plaats van het onheil was het een
vreeselijkc verwoesting. De rails waren als
serpentines opgekruld. Een gedeelte van
een derde-klasse wagen was geheel inge
drukt.
Het ongeluk gebeurde precies om 3 uur 2
minuten volgens mijn horloge. Om bij half-
vier kwam al een trein met verpleegsters
en doktoren. Te voren waren al auto's met
geneeskundige hulp gearriveerd. Tot zoover
het relaas, dat de heer De Vries ons eenige
uren na de ramp deed....
Een der eersten, die op de plaats des
onheils kwam, was een geneesheer uit
Voorschoten, rd. Van der Stoel, die onmid
dellijk geneeskundige hulp kon bieden. Hij
riep over de snelle komst der ambulances
van het Leidsche Ziekenhuis, die nog voor
hem ter plaatse waren en direct met het
vervoeren der gewonden konden beginnen.
Dr. van der Stoel zag zoowel den heer als
mevrouw Lobo. De heer Lobo was in een
sloot terecht gekomen en had een been
fractuur. Hij is waarschijnlijk ten gevolge
van inwendige verbloeding overleden, hoe
wel ook gezegd wordt, dat hij verdronk,
wal evenwel niet bevestigd werd. Bij me
vrouw LoboBraakensiek, die buiten ken
nis was, en waarvan beide beenen zoo
goed als afgeklemd waren, trachtte men nog
de levensgeesten op te wekken, doch het
baatte niet,
Het lijk van Van Rhoon was geheel ver
koold. Bij de meeste gewonden werden
arm- en beenfracturen geconstateerd, ver-
sclyllende hadden inwendige verbloedingen
gekregen.
Dr. van der Stoel lfet een bootje komen
en daarmede per brancard nog gewonden
vervoeren naar het Academisch ziekenhuis
te Leiden.
De eerste oogenblikken na
de ramp.
Een ooggetuige verhaalde nog aan de
„Msb."
Wij stonden met verschillende anderen te
wachten aan den overweg dicht bij de
Vink, toen wij plotseling een geweldigen
slag hoorden, terwijl terstond daarop jam
merkreten de lucht vervulden. Terstond be
grepen wij, dat er een ernstig ongeval met
den trein uit Den Haag moest hebben plaats
gehad en snelden naar de plaats van de
ramp op eenige honderden meters afstand
van den overweg.
Daar zagen wij den trein. De locomotief
lag met het postrijtuig geheel omver op de
rails, terwijl de goederenwagen en het eerste
personenrijtuig schuin met de koppen in
elkaar geschoven tot over de sloot langs
den enkele meters hoogen spoordijk lagen.
Tal van menschen liepen reeds langs den
trein naar de verongelukte wagons, waaruit
voortdurend jaammerende kreten om hulp
opstegen, terwijl ook van alle kanten uit den
omtrek menschen kwamen toesnellen.
Doordat de sloot tusschen het land en den
spoordijk was, konden wij niet bij den trein
komen, dan door den bagagewagen, waarvan
een gedeelte was afgerukt.
Met een Pater, die terstond ter plaatse
was, wrongen wij ons tusschen de rijwielen
en overige bagage, welke hopeloos door el
kander geslingerd waren, door, en kwamen
zoo op de plaats van de ramp.
Daar was men reeds bezig met het dooven
van de vuren in de locomotief door middel
van zand, om zoodoende brand te voorko
men. De stoker en het lijk van den werk
meester werden iuist met brandwonden
jverdekt uft de machine te voorschijn ge
haald,
Bij het personenrijtuig was men ook reeds
druk doende om de reizigers uit hun benarde
positie te verlossen. Daar de portieren
meestal verwrongen waren, moest de red
ding geschieden door de raampjes.
Daardoor moest men de vreeselijk ver
minkte menschen en de gewonden naar buiten
halen. In allerijl werden ook de kussens uit
de coupé's gehaald om hen daarop langs de
spoorbaan voorloopig neer te leggen. Eenige
dokters uit den omtrek die ook na enkele
minuten reeds ter plaatse waren, verleen
den hier de eerste hulp,terwijl ook de boven
genoemde pater waar noodig geestelijken
bijstand verleende.
Een auto van „de Faam," welke juist in
de nabijheid was, werd beschikbaar gesteld
voor het vervoeren der slachtoffers naar
Leiden, evenals een auto van den Genees
kundigen dienst, terwijl in den omtrek
vrachtauto's werden gerequireerd om bij dit
vervoer behulpzaam te zijn.
Onmiddellijk werd ook een groot aantal
dekens aangebracht voor de gewonden. Het
meeste scheen er echter gebrek te zijn aan
spalken, daarom werd althans herhaaldelijk
door de doktoren geroepen. En telkens weer
werd met de eenige brancard, welke aan
wezig was, een nieuwe gewonde aange
bracht en op de kussens neergelegd om te
wachten tot ook hij kon worden verzorgd en
vervoerd naar het ziekenhuis.
Ontdaan door het zien van al die ellende
spoedden wij ons dan naar den Deyl, om in
de garage aldaar te vragen onmiddellijk met
vrachtauto's hulp te gaan verleenen.
Nog een verhaal van een
ooggetuige.
Ten slotte sprak de „Msb." nog een der
passagiers.
Van den heer G. J. van Bree, wonende te
Rotterdam, die met den verongelukten snel
trein 218 om 2 uur 21 van het station D.P.
vertrokken was, teneinde zich naar Haar
lem te begeven, vernamen wij nog de vol
gende bijzonderheden:
Tusschen Voorburg en de Vink viel het
mijn medereizigers en mij op, dat de trein
geweldig hard reed. Daar ik wist, dat er aan
den spoorweg gewerkt werd en dat er bij
vroegere gelegenheden bij het passeeren
van dit deel van het traject langzamer ge
reden werd, zei ik tot mijn medepassagiers:
„Nu, als dat maar goed afloopt!"
Nauwelijks had ik deze woorden gespro
ken, of wij werden opeens hevig door elkaar
geschud. Stukken bagage vielen op den
grond. Ik zelf kreeg een koffer op mijn
hoofd, doch werd daardoor niet noemens
waardig gedeerd.
Zoodra de trein stilstond, stapten wij uit
de coupé wij zaten in den laatsten wagen
en liepen naar voren.
Het tooneel, dat wij zagen, was van dien
aard, dat men er zich moeilijk een voorstel
ling van zou kunnen maken. Een groote
chaos vertoonde zich aan onze oogen. De
locomotief lag omver geworpen en was diep
in den grond weggezakt. Er boven overheen
lagen de spoorrails gekronkeld in een cir
kel met een middellijn van wel 5 él 6 meter.
De op de locomotief volgenden postwagen
was dwars over den weg komen te staan en
was door de achter hem gekoppelden wagon
le en 2e klas opzij geduwd en versplinterd.
Deze laatste wagon was op zijn beurt weer
door den volgenden wagon bestaande uit
3e klas-coupé's opzij geworpen en in een
sloot terecht gekomen. De achterkant van
den le en 2e klas-wagon was versplinterd,
terwijl de 3e klas-wagon, die tegen hem
aangebotst was, van voren versplinterd en
in elkaar geschoven was.
Uit de voorste wagons steeg een geschrei
en gejammer op van gewonden en van per
sonen, die door angst waren aangegrepen.
Eén der eerste slachtoffers, die ik zag,
was een kindje, een meisje van een jaar of
vij. Het lag met het hoofd op de rails, vlak
achter een wagenwiel, terwijl zij vlak voor
het gezichtje der kleine de treeplank van
één der rijtuigen bevond. Het kind lag in
zulk een positie, dat het zonder meer niet
kon bevrijd worden. De moeder van de
kleine was radeloos van angst. Het gelukte
evenwel, na eenigen tijd het kind te redden
door den wagon, die het groote obstakel
vormde, op te vijzelen.
Vervolgens zag ik een coupé waarin een
heer cn dame zaten opgesloten, doordat de
ééne coupéwand naar den anderen was toe
geschoven. Wij begonnen dadelijk te trach
ten den coupé open te maken. Tenslotte ge
lukte het den eenen coupéwand te verwijde
ren het tweetal te bevrijden. De dame had
schijnbaar weinig letsel bekomen, de heer
scheen bewusteloos of dood.
De menschen uit den le en 2e klas-wagon
moesten uit den sloot kruipen.
De slachtoffers werden op kussens uit de
le klas-coupé's langs den weg neergelegd.
Er was op dat oogenblik geen geneesheer
aanwezig; alleen een verpleegster verleende
hulp.
Een man gaf teekenen van verstandsver
bijstering. Hij ging hevig te keer en was niet
tot bedaren te brengen.
De Parijsche trein, die uit de andere rich
ting op het tweede spoor was komen aan
rijden, kon tijdig stoppen en stond op onge
veer 50 meter afstand te wachten. In dezen
trein zat Pater Lefeber van de St. Joseph-
Congregatie van Mill-Hill. De pater begaf
zich onmiddellijk naar de plaats des onheils
om te zien of hij nog geestelijke hulp aan
slachtoffers kon verleenen. Ook de pastoor
van Voorschoten kwam aangeloopen om
eventueel nog geestelijken bijstand te ver
leenen.
Reizigers en personeel uit den Parijschen
trein kwamen mede toegeloopen om de be
hulpzame hand te bieden.
Kort daarna kwam uit Leiden een hulp-
trein met een verbandwagen.
Inmiddels had men het vuur van de om
vergeworpen locomotief van onzen trein met
zand gedoofd.
Wat de oorzaak van het ongeluk betreft,
daarover kunnen wij als leek natuurlijk
geen difinitief oordeel vellen.
Maar het feit, dat op klaarlichten dag op
een rechte lijn een dergelijk ongeluk plaats
had, geeft toch te denken, als men den toe
stand van den spoorweg kent, zooals wij dien
hebben waargenomen.
Het viel ons op, dat men op het traject
bezig was bijna vlak langs de dwarsliggers
den spoordijk met een steile helling af te
graven voor het opnieuw inbrengen van
zand of grint.
Nu behoeft nien geen deskundige te zijn
om te begrijpen, dat, als er meerdere zware
treinen, vooral als ze rijden met een vaart,
zooals de onze reed, over een aldus opzij
afgegraven spoordijk moeten rijden, het ge
vaar voor verzakking van den weg en
déraillement zeer groot moet zijn.
Onder de reizigers heerschte dan ook
groote verontwaardiging over het gebeurde,
daar men van meening was, dat dit wellicht
had kunnen worden voorkomen, als er
anders te werk was gegaan.
Natuurlijk kwam er van voortzetting van
mijn reis naar Haarlem niets. Ik besloot dus
zoo spoedig mogelijk naar Rotterdam terug
te keeren, en kreeg verlof plaats te nemen
in den leegen goederenwagen, die verband
middelen en brancards had aangevoerd en
die nu met aangekoppelde zandwagens door
een locomotief naar Den Haag werd opge
trokken. Vandaar kwam ik weer behouden
en we! te Rotterdam aan.
Een onderhoud met twee
wonderbaarlijk geredden.
In den tweeden coupé, van den le en 2e
klasse wagon, die onmiddellijk achter den
goederenwagon reed, welke de locomotief
volgde, zaten vijf reizigers, onder wie de
heer Van der Kwast uit Rijswijk, met wleaj
het „Vad." kort na het ongeval een onder
houd had. Ofschoon nog niet heelemaal
op verhaal, was hij zoo welwillend ons te
vertellen
„Kort na ons vertrek uit Den Haag, vond
ik dat de trein wel wat erg schommelde.
Het was me vrijwel onmogelijk om te lezen.
Bij Voorschoten legde ik dan ook mijn lec
tuur ter zijde en keek wat uit het raampje.
Na een poos voelde ik een ongewonen
schok, alsof de remmen werden aangetrok
ken. Kort daarop nog een.
'k Heb veel in het buitenland gereisd en
veel meegemaakt, 'k Dacht: Jonge, daar is
iets niet in orde.... Meteen trok ik werk
tuigelijk mijn beenen opzag dat een
reisgenoot tegenover me mijn voorbeeld half
volgde Gekraak.... geratel als over
dwarsliggers.... een fel lichteen val...
een deurpoststijl, waar ik naar greep.... en
water.
Dat was die sloot Ik kroop er meteen
uit, het was een soort reflex.... Ik voelde
iemand aan mijn jas, dr. Rümke, die tegen
over me had gezeten.
Op het moment dat ik uit de sloot kroop,
keek ik om en zag de volgende wagons in
elkaar schuiven.
En 'k dacht: Je bent er weer tusschen-
door!
De coupé vóór ons, moet u weten, de
eerste dus, lag onder water, daar was niets
meer van te zien!"
„U is inderdaad wonderlijk gered!"
„Ja, en nu juist, nadat ik veertien dagen
geleden zoo wonderlijk aan het vliegtuig
ongeluk met de Pander te Dortmund ont
snapte.... Ik was ermee van Soesterberg
naar Dortmund gevlogen, had daar iets aan
mijn papieren te laten doen. Een vriend van
me gaat mee naar boven en beiden schietên
er hun leven bij in.
En nu dit. Maar 'k mag v»« geluk
spreken.... Ziet u, alleen mijn kousen en
schoenen zijn nog wat nat, één been wat
stijf, en bier," voegde hij er aan toe, zijn
linkerhand tusschen duim en wijsvinger
toonend, „is een snee het bewijs dat ik de
deurstijl greep....''
„En uw andere medereizigers?"
„Dat waren mevrouw en de heer Lobo,
die schuin tegenover me zaten. Toen ik
wat hersteld was, zag ik aan den anderen
kant van de sloot en het land mevrouw
Lobo liggen. Het was vreeselijk om aan
te zien.... Haar beide beenen waren afge-
knel.... Ze bewoog nog even met de
armen.Maar de afstand was te groot om
iets duidelijk waar te nemen....
Onmiddellijk nadat dr. Rümke met mij op
het droge gekropen was, is hij weer het
water ingegaan om den heer en mevrouw
Lobo te zoeken.Een loffelijke daad,
maar zooals ik u zefde, het was niet meer
noodig.
„Heeft u nog andere slachtoffers gezien?"
„Ja, er lag een eind verder een dame, in
het bloed, met een diepe vleeschwond in
haar hals.... Ik beduidde haar, dat ze stil
moest liggen en wachten
Weldra kwam de Parijsche trein.... 'k
Heb in den restauratiewagen een glas water
gedronken en was toen weer opgeknapt....
Tijdens het voorval was ik kalm genoeg
om alles op te nemen....
Met een hulptr.ein ben ik naar den Haag
gereisd.... Werkelijk, ik herhaal, il# mag
van geluk spreken, want behalve een paar
natte kousen en een winkelhaak in mijn
broek, heb ik niets.... Een stevige maal
tijd, een flinke slaap, en ik ben weer hee
lemaal op streek," besloot de heer Van
der Kwast, die wonderbaarlijk kalm was.
We spraken hem ten huize van een
vriend en en toen zoonlief naar hem kwam
vragen, zei hij: „O, weet mijn vrouw er
nog niets van. Nu, zeg het dan ook maar
niet!"
Alsof hij niet juist aan den dood ont
snapt was.
De oorzaak van het ongeluk.
Omtrent de vermoedelijke oorzaak loopen
verschillende lezingen, zoo meldt nog de
„Msb." Zoo wordt meegedeeld dat op dit
traject in den voorgaanden nacht nieuwe
rails waren gelegd in verband met de verster
king van de lijn voor de electrificatie van het
gedeelte RotterdamAmsterdam.
Van andere zijde meldt men dat de lijn ter
plaatse reeds geruimen tijd voor het ongeluk
niet in orde was en hobbelig reed.
Volgens een derde lezing zou de machinist
op een gegeven oogenblik een zware trilling
hebben gevoeld en daar hem dit vreemd
voorkwam, onmiddellijk daarop de hemmen
hebben aangezet. Vermoedelijk is daardoor
de locomotief uit de rails gevlogen.
Men gelooft ook dat het ongeluk is ont
staan doordat de lijn over ongeveer honderd
meter zou zijn verzakt. De deskundigen stel
len hiernaar een onderzoek in.
Ter plaatse van het ongeluk vernamen we
nog dat vermoed werd dat aan een plaatse
lijke opkromming van de rails in de pas ver
nieuwde spoorbaan de catasprophe moet ge
weten worden.
Ofschoon wij een oordeel aan meerbevoeg
den overlaten, willen wij toch wel mededee-
len, dat de rails op eenige honderden meters
voor de plaats, waar de ramp voorviel, in het
oog loopende verticale bochten vertoonde,
terwijl het grind tusschen de lijn pas nieuw
was opgebracht en nog niet gelijkmatig over
de baan was verdeeld. Blijkbaar was het
baanvak nog niet geheel afgewerkt.
Aan hetzelfde blad wordt uit Leiden nog
geseind:
Wij hebben een ter zake volkomen deskun
dige gesproken, die den toestand ter plaatse
terdege kent.
Aan de juistheid der ons gedane verklarin
gen valt in het minst niet te twijfelen.
Volgens deze verklaringen moet het aan de
spoorwegdirectie, althans aan hen, tot wfen
de mededeeelingen omtrent den toestand van
weg door 't spoorwegpersoneel moeten wor
den gericht, bekend zijn geweest, dat daar
aan den weg iets haperde. Men kon er onder
de rails doorkijken en ook vertoonde de rails
daar enkele hobbels. Als de loconjotief er
overheen reed, kon men deze zien stooten en
het staat positief vast, dat verschillende ma
chinisten van hun bevindingen te bevoegder
plaatse hebben kennis gegeven, echter zon
der gevolg.
Het kan dus niet hieraan liggen, dat pas
aan dezen spoorweg is gewerkt. Ook bij het
overhalen van de wissels (het ongeluk ge
schiedde ongeveer 75 meter voor het post
huis 59) kon men het gepiep van den wissel
op verren afstand hooren, wat een bewijs is,
dat het ook daarmede niet in orde was.
De machinist heeft aan verschillende pei-
sonen verklaard, dat hij op een gegeve-
oogenblik de rails vóór de locomotief om zag
grullen.
Oogenbiikkelijk heeft hij toen met alle
kracht geremd, en zijn stoom afgesloten.
Daaraan is het zeker te danken, dat de ramp
nog niet grootere afmetingen heeft aange
nomen.
H.M. ds Koningin.
H.M. de Koningin, die heden een bezoek
aan IJmuiden en Helder brengt zal in ver
band met het spoorwegongeluk Viiet van den
Haag uit met den trein vertrekken, doch zien
per auto naar Leiden begeven en vervolgens
met den trein van 8.02 de reis voortzetten.
De regeling van het verkeer.
Onder leiding van den inspecteur van
weg en werken uit Rotterdam werd giste
ren avond reeds begonnen met het vrij ma
ken van de baan. De spoorweg zou echter
wel eenigen tijd versperd blijven. Minstens
één dag. Eerst zou getracht worden één
baan vrij te maken. De dienst Amsterdam
Rotterdam en AmsterdamDen Haag er
vice-versa wordt onderhouden via Gouda
Reizigers uit Haarlem naar den Haag doen
het best naar Leiden te gaan en dan ver
der ie gaan per N, Z. H. T. M