Si. Franciscus en het H. Evangelie.
De Geheimzinnige
weldoener.
NIEUWE HAARL. COURANT
Derde Blad Zaterdag 18 Sept. 1926
Goederentrein ontspoord bij Miinchen. Groote materieele schade; geen
persoonlijke ongelukken Een ovatie voor Sanchez Guerra, den gewezen
Spaanschen minister-president.
Onder de Radio-berichten: In het próces-Schröder is de doodstraf
geëischt. Verdere uitbreiding der typhus-epidemie. De Belgische
spoorwegtarieven worden met 25 pCt, verhoogd. Het onderhoud van
Stresemann en Briand te Genève.
AMSTERDAMSCH NIEUWS.
LEGER EN VLOOT.
RECHTSZAKEN.
700 rijwielplaatjes nagemaakt.
KERK EN SCHOOL.
FEUILLETON.
Als we nu na zeven eeuwen sinds Vader
Frandscus sterven 'ns zouden nagaan, wat
er zooal over hem geschreven en gewreven
is, dan zouden we 'n heele litanie kunnen sa
menstellen uit al die epitheta, hem gegeven,
waarvan er velen zijn, die hem zelf heelemaal
niet aan zouden staan. Laat hem met al z'n
Zonen groote verdiensten hebben voor weten
schap en kunst, och, dat alles is tenslotte
maar bijzaak, en dikwijls heeft hij 't zeker zelf
niet bedoeld erop van invloed te zijn. „Zijn
voornaamste bedoeling," zegt zijn levensbe
schrijver Thomas van Celano, „zijn vurigst
verlangen, z'n hoogste voornemen was 't
het H. Evangelie in alles en door alles te
onderhouden, en op volmaakte wijze met alle
waakzaamheid en ijver, met heel 't verlangen
van zijn geest, en met al de vurigheid van
Zijn hart de leer van O. H. Jezus Christus te
volgen en zijn voetstappen te drukken."
Terecht schreeef daarom onze roemrijk-
regeerende Paus in zijn Franciscus'
encycliek dat „het den schijn heeft
dat. er niemand geweest is, in wien het
beeld van Christus den Heer, en de evange-
liche levenswijze meer gelijkend en duide
lijker heeft uitgeschenen dan in Franciscus.
Mooie legenden verhalen reeds in 't begin
van zijn leven gelijke trekken met Jezus, doch
we laten deze voor wat ze zijn. Wel is 't ken
merkend, dat we vóór zijn openlijke bekee
ring nergens bij Celano en bij St. Bonaven-
tura slechts ééns vermeld zien, dat hij het
H. Evangelie voor oogen had bij zijn daden
en dus 't evangelie als motief ervoor be
schouwde, maar als de genade Gods tenvol-
le bezit van hem genomen heeft, dan zijn er
Evangelieteksten te-over, die hem leidden
bij zijn handelen, of die Thomas van Celano
en St. Bonaventura aanhalen om ons zijn geest
te doen kennen.
Als 'n andere Saulus werd hij door God ge
roepen tot beleving van Christus leven, om
getuigenis te geven van de waarheid. „Want
toen de leer van het Evangelie, ofschoon niet
in 't private, maar wel in 't publieke leven,
overal verslapt was, werd hij door God ge
zonden om naar *t voorbeeld der apostelen
door geheel de wereld getuigenis te geven van
de waarheid." (Celano). Zijn levensbeschrij
vers noemen zijn roeping zelfs de „evangeli
sche roeping," en zeggen dathij de „dienaar"
van 't Evangelie zal zijn. Hij voelde, dat hij de
„verborgen schat" van 't Evangelie gevon
den had, en als 'n naarstig zakenman verge
leek hij „de gevonden edelsteen" „met al
't geen wat hij verkocht had." Als de gekruis
te Christus hem verschenen was, kon hij niet
nalaten te weenen en anderen te doen weenen,
als hij eraan terugdacht. Hij begreep dat hier
door tot hem 't Evangelie-woord gezegd werd
„Als gij na Mij wilt komen, verloochen u
zelf, neem uw kruis op en volg Mij."
Uitgejouwd en bespot trok hij met zijn
„bruidschat" door de straten van Assisi, zóó
dat zelfs zijA eigen vader hem niet ontzag
maar 't ontmoedigde hem niet. ,,'t Maakte
hem vaardiger om te voleinden wat hij begon
nen was, 't maakte hem sterker, gedachtig
't woord „Zalig die vervolging lijden om de
rechtvaardigheid, want hunner is het rijk der
hemelen." Ten aanschouwe van zijn vader
ontdeed hij zich voor den bisschop van 't
laatste wat hij had, zijn kleeding, „opdat hij
naakt den naakten Gekruiste zou volgen."
Wat de wereld versmaadde, wilde God
zegenen Hij wekte de roeping en zou de vol
anders. Vandaar dan ook, dat, ofschoon hij
ontzaggelijk streng was voor zichzelf in de
versterving hij zich toch wist aan te pas
sen „om het woord van *t Evangelie", als hij
buiten bij de menschen was, en at van wat men
voorzette. Dat was geen zelfvoldoening, geen
eigenliefde, want juist dit kostte hem dikwijls
veel meer moeite en opoffering dan vasthou
dendheid, en daarboven 't droeg bij tot stich
ting van den evenmensch „Zoo was hij streng
voor zichzelf," Zegt St. Bonaventura, en goed
voor 'n ander, onderwierp zich in alles aan 't
Evangelie, en was 'n voorbeeld van stichting
„niet alleen wanneer hij zich verstierf, maar
ook als hij at." 'n Anderen keer toen hij ter
tafel genoodigd was, deed hij juist of hij at,
opdat't den schijn niet zou hebben, dat hij
niet at. wat hem was voorgezet, gelijk het
Evangelie verlangt „De Heer Jezus," zei
Vader Franciscus, „heeft me geroepen langs
den weg der nederigheid."Z'n broeders moes
ten dien weg ook volgen. Daarom leerde hij,
dat de Zoon Gods van de verheven hoogte uit
den schoot zijns Vaders tot onzen verachtelij-
ken staat was nedergedaald, juist om door
voorbeeld en woord als Heer en Meester de
nederigheid te leeren. Daarom liet hij niets
achterwege om als 'n waar leerling van Chris
tus in eigen oogen en die van anderen verach
telijk te zijn en bracht in herinnering, dat door
den hoogsten Meester gezegd was „Wat ge
acht is bij den menschen, is verachtelijk bij
God." Daarom noemde hij zijn broeders ook
„minderen" en de oversten heette hij „die
naars," om de woorden te gebruiken van 't
Evangelie, dat hij beloofd had te onderhouden
n.l. „Wie onder u groot wil worden, zal uw
dienaar zijn en wie onder u eerste wil zijn,
zal uw knecht zijn." (Mt. 20, 26).
Het motief van zijn armoede ook was 't
voorbeeld van Jezus, dat hij vond in 't Evan
gelie. Haar noemde hij zelf de „evangelische
parel." En wanneer hij sprak over de armoede
„die aller deugden fondament en herderin is,
onder alle deugden des evangelies de eerste
plaats en den hoogsten roem verdient". („Sa
crum commercium"), dan zei hij „Zij is im
mer de schat, die in den akker van 't Evan
gelie verborgen is, en om die te koopen moet
men alles verkoopen." Hij noemt ze de „evan
gelische armoede." Toen op zekeren dag de
moeder van twee broeders om een aalmoes
kwam vragen en Franciscus niets had, dan
'n Nieuw Testament, sprak hij tot Broeder Pe
trus Catani „Geef onze moeder 't Nieuwe
Testament, dan kan ze 't verkoopen om in
haar behoeften te voorzien, want hierin wor
den we vermaand om de armen te helpen."
Het voorbeeld van Jezus had hij altijd voor
oogen, zijn voorbeeld wilde hij volgen, niet
't minst in de armoed?. Zet mochten zich niet
schamen, de minderbroeders, om te gaan be
delen en Vader Franciscus gaf hun 't voor
beeld. Want toen hij 'ns op Paaschdag niet
kon gaan bedelen in den omtrek, deed hij 't
bij z'n broeders en vroeg als 'n „vreemde" om
'n aalmoes. En 't motief? „Gedachtig", zegt
St. Bonaventura, „dat Jezus op dien dag als
'n vreemdeling zich voordeed aan de Em
maüsgangers."
De liefde vooral, die hem in vlam zette,
vond voeding in 't Evangelie. De liefde tot
God, en ook de liefde tot al wat God schiep-
Wat moet hij ontzettend dikwijls het Evan,
gelie bemediteerd hebben Daarbij kwam nog
dat als hij 't eens gelezen had, hij 't nooit
meer vergat. „Steeds was hij door zijn voort
ijl 't begin had hij gezegd, dat de apostoli
sche levenswijze z'n groote opzet was, en nu
legt hij 't vast in de volgende woorden „De
Regel en het leven dezer broeders is dit, n.l.
leven in gchorozaamheid, in zuiverheid, zon
der eigendom, en de leer en ce voetstappen
van O.H.J. Christus volgen, Die zegt
en dan komen de drie teksten, welke het
opengeslagen Missaal hem vroeger reeds
toonde. Doch ze waren allen niet zoo vurig
als St. Franciscus, men meende reeds toen
de persoonlijke meening van Vader Francis
cus naar eigen goeddunken opzij te kunnen
zetten, en hij was wel zoo deemoedig „dat
hij afdaalde tot de broeders, ofschoon nier
gaarne, en hij verontschuldigde zichzelf bij
den Heer" (Br. Leo). Zoo kwam 't dan ook,
dat in den Regel van 1223 enkele evangelie
teksten wegbleven, die Franciscus er zelf
wel graag in had gehad. En dat is teekenend
voor zijn „Evangeliebeleving." De „Spiegel
der Volmaaktheid" zegt ons hiervan „Of-,
schoon de Ministers wisten, dat volgens den
Regel de broeders gehouden waren het H.
Evangelie te beleven, lieten ze toch uit den
Regel wegnemen het stuk „Ge zult niets
medenemen op den weg, enz., denkende, dat
ze daarom niet gebonden zouden zijn tot de
onderhouding van de Evangelische volmaakt
heid." Toch was de Regel van 1223 „de hostie,
voering ervan niet verijdeleri. Franciscus wasdu rende overweging de woorden des Heeren
nu in 't tijdperk, waarvan hij later in zijn Tes
tament zou schrijven „Nadat de Heer mij
broeders gaf, toonde mij niemand wat ik
moest doen, maar de Allerhoogste zelf open
baarde me, dat ik volgens den regel van het
Evangelie moest leven." Getweeën, Francis
cus en Bernardus van Quintavalle, waren ze
naar de kerk van St. Nicolaas gegaan én daar
vonden ze 't „leven en den regel", die ze vol
gen moesten n.l. het Evangelische leven van
algeheele onthechting en spontane liefde.
„Van toen af aan," zegt Celano, „begon hij
met vurigen geest en vreugde in 't hart, aan
allen boetvaardigheid te preeken." Wat wer
den ze evangelisch gevormd, die eerste broe
ders door Vader Franciscus „Gaat," zei hij
dan, „en kondigt den vrede aan de menschen,
predikt boetvaardigheid tot vergeving van
zonden. Weest geduldig in de verdrukking,
vast overtuigd dat de Heer zijn belofte ver
vullen zal. Antwoordt in alle nederigheid aan
hen, die u ondervragen, zegent, die u ver
volgen, dankt, die u beleedigen en belasteren,
want daarvoor wordt <5ns 'n rijk, dat eeuwig
duren zal, toebereid." En de eenvoudige
broeders, vol moed in 't hart, knielden neer
om Vaders' zegen, terwijl hij als laatste woord,
zooals gewoonlijk nog sprak „Werpt maar
al uw zorgen op den Heer, want Hij zat u
voeden." Dat had Jezus zelf óók zoo gedaan.
Voortdurend bijna komen zijn levensbeschrij
vers terug op zijn „voornaamste bedoeling,"
het H. Evangelie, dat hij „deed en leerde"
ze noemen hem zelfs vaak de „Evangelista",
de „evangelicus praeco", de „evangelist" en
de „heraut van 't Evangelie." Hij voelde zich
net als zijn broeders zoo echt kind van God,
Die in Zijn vaderlijke Voorzienigheid in de
zorgen van morgen voorzien zou „zonder
eenige bekoxnmernis wachtten ze den dag
van morgen af, en ofschoon ze dikwijls op
hun reizen in groot gevaar verkeerden, maak
ten ze zich niet beangst voor 'n onderkomen
des nachts."
Breed als 't Evangelie zelf, dat voor alle
menschen en tijden is, was ook Franciscus in
z'n opvattingen. Geen halfheid, maar heel
heid geen schipperen, maar doorvoeren
ook van 't Evangelie. Daarom wilde hij zelf
slechts één habijt hebben, en huiverde voor
zachte kleeding, maar hield van de harde
„zeggend dat Joannes de Dooper juist hierom
geprezen wordt in 't Evangelieen dat in
de hutten van armen geen verweekelijking van
kleeding moet gevonden worden, maar wel in
de paleizen der grooten, juxta verbum Veri-
tatis, volgens 't Woord der Waarheid" (Mt.
11, 8 Luc. 7, 25). Doch consequent, zijn was
bijVader Franciscus geen halsstarrigheid De
geest, die er sprak uit 't Evangelie, was heel
indachtig," zegt Celano, „en met een diep
doordringende beschouwing overdacht, hij
Zijn werken." En elders zegt hij i „Zij, die
dagelijks met hem omgingen, weten hoe hij
voortdurend sprak over Jezus, hoe zoet en
aangenaam zijn taal, hoe welwillend en lief
devol zijn woord was. Waar het hart vol van
is, daar loopt de mond van over, en de bron
derlichtende liefde, die geheel zijn binnenste
vulde, stroomde naar buiten. Vooral was hij
veel met Jezus Jezus droeg hij z'n hart, in
z'n mond en z'n ooren, Jezus droeg hij in z'n
oogen en handen, ja, Jezus droeg hij in al z'n
andere ledematen. O, hoe dikwijls, wanneer
hij aan tafel zat, vergat hij te eten, wanneer bij
den naam van Jezus hoorde, noemde of er
aan dachtzoodat ook van hem kan gezegd
worden „Ziende zag hij niet en hoorende
hoorde hij niet." De gekruiste Jezus vooral
stond hem 't meest nog voor oogen. En kon
hij vroeger al velen doen weenen, om Jezus
nu, als Vader van veel zonen weende hij dik
wijls om zooveel liefdelijden, en ontstak van
de liefde vlam in anderen. Zijn eenigste ver
langen was de gelijkvormigheid met Jezus.
Daarnaar streefde hij in zijn prediking, z'n
versterving, nederigheid en armoede, maar
ook in zijn niets ontziende liefde voor de zie
len, in z'n liefde voor de andere schepselen.
Evenals Jezus den berg zoo dikwijls besteeg
óm te bidden, zoo deed 't ook Franciscus
evenals Jezus wordt hij de „goede herder"
genoemd, en wordt van hem gezegd „dat er
geen enkel lid van zijn lichaam was, d2t niet
leed." (Celano). Evenals Jezus mocht hij de
stigmata dragen, „omdat hij met 'n wonder
bare liefde Jezus altijd in zijn hart droeg en
bewaarde," zegt z'n levensbeschrijver.
Zoo was Franciscus leven gelijkvormig aan
't leven van Jezus, dat hij las in 't Evangelie.
Z'n geschriften, hoe weinig ze ook zijn, staan
eveneens vol van 't Evangelie. De eerste
Regel van 1209 bestond volgens Celano's
woord uit 't Evangelie „voornamelijk ge
bruikte hij ervoor de bewoordingen van het
Evangelie, welke naleving zijn eenig doel
was." Juist omdat de levenswijze er in vervat
niets anders beoogde dan de nauwgezette
naleving van het Evangelie, kon de Paus zijn
goedkeuring niet onthouden. En St. Bona
ventura komt bevestigen, dat de „formula
vitae", de Regel, die St. Franciscus toen
schreef, als onverbreekbaar fundament de
onderhouding van het H. Evangelie had."
Practische voorschriften werden in den loop
der jaren erbij gevoegd, zoodat in 1221 'n
nieuwe Regel ontstond, waarin Cesarius van
Spiers, in opdracht van Vader Franciscus,
zorgde voor c!e Evangelieteksten. Reeds heel
gémaakt uit de kruimels van 't Evangelie,"
toch heette Franciscus hem de „medulla
evangelii", het „merg van 't Evangelie". In
't begin en op 't einde geeft hij nog 'ns aan,
dat het leven der broeders niets anders is dat
het H. Evangelie, waaraan ze steeds vast
inoefen houden.
Behalve de Regels,staan ook de „Vermanin.
gen", en „Brieven" van Vader Franciscus vol
Évangeiie-tekste wel 'n bewijs voor hetgeen
we boven herhaaldelijk naar voren brachten.
Terecht mocht hij zelf daarom schrijven
aah Moeder Clara, dat hij zelf het geheele
Evangelie onderhield, van het begin af, dat hij
broeders kreeg tot na zijn dood." Ja, wie
stierf er meer „Evangelisch", dan Vader
Franciscus". Die laatste dagen van zijn leven
waren niets anders dan 'n letterlijke bele
ving van hetgeen, het H. Evangelie verhaalt
van Jezus' laatste dagen. Hierop ingaan, lijkt
ons overbodig, daar 't elders allicht behan
deld is of zal worden bij gelegenheid van dit
eeuwfeest.
Mochten de duizenden kinderen van den
Evangelischen Franciscus van Assisi bij dit
eeuwfeest hierin 'n aansporing vinden oin
dien geest van 't Evangelie steeds meer in
zich op te nemen tot heil van zichzelf en vele
anderen
Fr. GERLACHUS, O. M. Cap.
Het conflict in de Britsche
mijnindustrie.
De positie van Baldwin, den premier, die
uit Aix-les-Bains te Londen is teruggekeerd
ter overweging van wat hem na de vruchte-
looze interventie van minister Churchill,
den kanselier van de schatkist, in het mijn-
conflict te doen staat, is naar het schijnt niet
gemakkelijk* Zooals men zich herinnert,
heeft Churchill de mijneigenaars gedreigd,
dat de regeering tot dwingende maatregelen
haar toevlucht zou nemen, indien zij bleven
weigeren de hand, hun ten slotte door de
mijnwerkers toegestoken, aan te nemen. De
mijneigenaars hebben inderdaad geweigerd
op het voorstel van Churchill om met de re
geering en de mijnwerkers de onderhande
lingen over een nationale regeling te hervat
ten, in te gaan. Het prestige der regeering
gebiedt thans, aan het dreigement van Chur
chill in een of anderen vorm uiting te geven.
Het blijkt echter, dat, zooals de „Westminster
Gazette" mededeelt, de diehards in het kabi
net, gelijk reeds veel op te maken uit uit
latingen van „Morningpost" en Daily
Telegraph", er zich tegen verzetten, dat
Baldwin druk op de eigenaars uitoefent. Het
is volgens het blad onder deze omstandig
heden nu twijfelachtig of Baldwin, gelijk
werd voorgesteld, een conferentie van gede
legeerden zal bijeenroepen van de districts-
vereenigingen der mijneigenaars.
Lord Trey over Duitsch-
lands toetreden tot dép
Volkenbond.
Lord Grey, die te Alnwick, in Northum
berland, het woord voerde, verklaarde dat de
toetreding van Duitschland tot den Volken
bond de grootste stap was, die was gedaan
tot. het verzekeren van den vrede in Europa
sedert de Volkenbond was gesticht. Het ver
drag van Locarno en de toetreding van
Duitschland tot den Volkenbond maakten
een oorlog tusschen Groot-Britannië,
Duitschland, en Frankrijk onwaarschijnlijk
dan ooit het geval is geweest gedurende een
menschenleven. Noorwegen, Zweden en
Nederland behoorden, ofschoon zij niets inet
de geallieerden te maken hadden, tot de meest
toegewijde leden van den Volkenbond. Dit
kwam voort uit het feit, dat zij geloofden'
dat de Volkenbond het grootste instrument
was tot het verzekeren van den algemeenen
vrede.
Het proces-Schroder.
De belangstelling voor het proces-Schrö-
der was gisteren nog sterker dan Donderdag-
De eerste getuige was de hoofdinspecteur dr.
Riemann, die zeide, dat Schroder na confron
tatie met zijn meisje, bekend had den moord
te hebben gepleegd. Hij had Schroder van
den beginne af niet voor een geestelijk hoog
staand fhensch gehouden.
Beklaagde zeide' zonder eenige pressie
tot zijn bekentenis te zijn gekomen.
Op zijn verzoek werd Schroder door den
president toegestaan om in de pauze in het
bijzijn van dr. Riemann inzage te nemen van
de in beslag genomen papieren.
Een nader bericht uit Maagdenburg meldt
nog, dat dr. Riemann op de zitting naar aan
leiding van een vraag van den voorzitter of
Schroder hem ook verteld heeft hoe hij er
toe gekomen is de verdenking op Haas te
brengen, daarover het volgende verklaarde:
Schroder had hem verteld, dat hij door
de vragen tijdens de instructie op den naam
Haas is gekomen. Het huis van Haas, had
hij vóórdien nooit gezien. Uitsluitend door
de vragen tijdens de verbooren had hij een
nauwkeurige omschrijving van Haas gekre
gen en deze benut.
Spoorwegongeluk te
Munchen.
De spoorwegdirectie te Miinchen deelt
mee dat gistermorgen om half zes bij het
rangeeren in het station Feidmochting bij
j Miinchen een trein van 21 goederenwagens
j op een binnenkomenden persor.e.itrein is
geloopen. mijf wagons ontspoorden en wer
den zwaar beschadigd.
Flet verkeer op de lijn MünchenLands
hut is tot in den namiddag gestoord. Nie
mand werd gewond.
De nieuwe Volkenbondsraad.
Het Geneefsche blad „Suisse" schrijft
over den Nederlandschen Raadszetel, dat
het zeer waarschijnlijk is, dat de Ncder-
landsche vertegenwoordigers de politiek van
hun Scandinavische buren zullen voort
zetten en evenals zij zullen pógen om den
eerbied voor het Pact en den Bondsgeest
hoog te houden. Over de persoonlijkheid
van den Nederlandschen vertegenwoordiger
in den Raad zegt de „Neue Züricher Zei-
tung," dat Nederland in minister Van Kar-
nebeek een prima staatsman zou vinden.
Naar verluid zou Nederland veel kans
hebben om in den Raad rapporteur over de
mapciaat-aan gelegen beden te worden, welke
functie tot dusver door den Zweed Unden
werd vervuld.
i
Een rede van Stresemann
te Genéve.
De perschef de'r Duitsche rijksregeering
Ministerdirektor dr. Kiep heeft Donderdag
avond de te Genéve aanwezige Duitsche
journalisten op een „bieravond" genoodigd,
waaraan ook Stresemann deelnam. De mi
nister hield een geïmproviseerde rede, waarin
hij scherp uitpakte tegen de rechtsche par
tijen in Duitschland, die de politiek van
Locarno en Genéve voortdurend bestreden
en gesaboteerd hebben.
Stresemann sprak op hartstochtelijken
toon. Ik weet niet, zeide hij, of de komende
tijden een tragedie, een tragi-comcdie of
een blijspel te zien zullen geven. Maar ik
moet van de Duitsche pers kunnen verwach
ten, niet, dat een gedeelte haar oppositie
opgeeft, die absoluut wenschelijk en nood
zakelijk is, maar wel, dat de heele pers een
houding aanneemt, waarvan b.v. in ver
band met een rede als die van Briand
niet kan worden gezegd, dat het gemakke
lijker is het met de vroegere vijanden eens
te worden dan met een gedeelte van het
eigen volk.
Een betooging voor San
chez Guerra.
Uit Madrid wordt aan het „Journal" ge
meld, dat bij een stierengevecht aldaar 12.000
toeschouwers een geweldige ovatie hebben
gebracht aan Sanchez Guerra, den gewezen
minister-president. Deze gebeurtenis vormt
in alle kringen het onderwerp van harts
tochtelijke commentaren.
Uit dezelfde bron wordt gemeld, dat in
aan de grens gehouden bijeenkomsten de
conservatieve leiders besloten hadden tot
een krachtig gemeenschappelijk optreden
tér bestrijding van het plan voor het doen
bijeenkomen eener constitutioneerende ver
gadering, welke Primo de Rivera wil vor
men.
De moord op Rosenthal.
Kellogg, de Amerikaansche staatssecre
taris van Buitenlandsche Zaken, droeg
Schoenfeld, den zaakgelastigde in Mexico,
op, de regeering te verzoeken geen pogingen
te sparen om degenen, die Jacob Rosenthal,
een Amerikaansch burger, hebben ontvoerd
en vermoord te doen arresteeren en straffen.
De burgeroorlog in China.
De Engelsche leden van den douanestaf te
Wanhsien zijn te Itsjang aangekomen, van
wie een gevangen was gezet en zou zijn
doodgeschoten, ware hef niet dat de Japan-
sche douanecommissaris krachtig tusschen-
beide was gekomen. Chineesche troepen be
zetten de lokalen der Britsche missie te
Wanhsien en namen daarbij drie missio
narissen gevangen.
Zonderling incident.
Volgens de Japansche bladen stelt de
politie een onderzoek in naar een raadsel
achtig incident, dat plaais had gedurende een
dejeuner op het Britsche gezantschap ter
eere van den kroonprins en de kroonprinses
van Zweden e:i waarvan de bijzonderheden
niet bekend zijn. De zoon van den Britschen
gezant ging naar bulten naar de veranda om
zich rekenschap te geven van de aanwezigheid
van een vreemdeling, die de vlucht nam
nadat hij een dolk in de richting van den zoon
van den gezant had gc-worpen. De bladen
veronderstellen dat de vreemdeling een Chi-
neesch student was, die door Engelsch-
vijandige gevoelens bezield was.
HET PROCES-SCHRöDER.
Reeds lar.g voor het begin der terechtzit
ting bewoog zich een groote menigte nieuws
gierigen voor den ingang van het gebouw.'
Een sterke politiemacht was noodig cm die
menigte in bedwang te houden. In de recht
zaal bleek het, dat de meeste plaatsen door
dames waren bezet. Voor de pers waren drie
groote tafels gereserveerd; waaraan geen
plaats onbezet bleef. Vele leden der rechter
lijke macht te Maagdenburg waren als toe
hoorders verschenen daaronder bevond
zich ook de in de zaak veel genoemde Land-
gerichtsdirector Hoffmann. De rechter van
instructie Kölling zal eventueel als getuige
worden gehoord. Gedagvaard zijn 31 getui
gen en drie deskundigen. Aan een aparte
tafel zijn plaatsen gereserveerd voor de ver
tegenwoordigers van het Pruisische ministe
rie van binnenlandsche zaken en het ministe
rie van justitie. Vele politie-autoriteiten
waren aanwezig.
Kort voor den aanvang der rechtzitting
wordt beklaagde Schrödër, geboeid binnen
geleid, Hij is opvallend klein en tenger. Als
getuige is ook zijn verloofde Hilde Götze
aanwezig. Op een der tafels is met krijt een
plattegrond van het huis en omgeving van
den moord geteekend.
Op Jast van den president Löwentha' wor
den den verdachte gedurende de terechtzit
ting de handboeien afgedaan.
De president betreurde het, dat deze
moord de oorzaak is geworden van een mee-
ningsverschil bij het publiek. De daad zou,
aldus spr., niet wortelen in den bodem van
de politiek.
Hierop volgde het verhoor van den
beklaagde Schroder. Hij sprak met zachte
stamelende stem, zoodat de president hem
herhaaldelijk moest verzoeken luider te spre
ken. Schroder deelt mede, dat hij 23 jaar
óud was en geen vast beroep uitoefende. Hij
was wegens dood door schuld en later wegens
het onbevoegd dragen van wapenen ver
oordeeld.
Hij vertelde in details hoe hij Heliing m
zijn woning in Grosz-Rottmersleben had
gelokt, waar hij hem met behulp van zijn
vriend Ziese het geld zou afnemen. Zijn
vriend was echter niet gekomen. Toen had
hij zonder veel omwegen tweemaal op Hel
ling geschoten en na het lijk te hebben
beroofd, dit naar de keldertrap gesleept
binnen tien minuten na den moord had hij
het reeds in stukken gesneden. Later had
hij getracht het lijk te verbranden, doch dit
was hem niet gelukt. De twee op Helling
gevonden chéques heeft hij latej met een
valschen naam ingevuld. Het rijwiel van den
vermoorde had hij even vóór zijn arrestatie
verkocht.
BESMETTE SCHEPEN?
Uit Berlijn wordt gemeld, dat op last van
den minister van buitenlandsche zaken alle
uit Engeland komende schepen vooral
die uit Liverpool in sanitair opzicht
goed moeten worden onderzocht. In Liver
pool zijn eenige dagen geleden pestgevatlen
geconstateerd, waarvan één met doodelijken
afloop.
EEN ENGELSCH KASTEEL DOOR
BRAND VERNIELD.
Opnieuw is een kasteel, thans in Schot
land, den vlammen ten prooi gevallen. Dezen
keer is een,der.mopistë: kasteelen getroffen,
Clunv Caktle, de woonplaats v»n Lady
Cathcart. De brand, die wordt toegeschreven
aan een defecten, schoorsteen, brak uit m
het achtergedeelte van hef kasteel en ver
nielde de beide vleugels en de kapel. De
aangerichte schade wordt op 70.000 pond
sterling geschat.
ANTI-FRANSCHE STEMMING IN
ITALIë.
Eenige dagen geleden verhinderde men te
Milaan de opvoering eener Fransche revue,
-omdat men de Italiaan.sche schouwburg aldaar
uitsluitend voor Italiaansche auteurs wilde
reservfeeren. De revue werd later in andere
schouwburgen te Milaan ongestoord ten
tooneele gevoerd.
Thans meldt men uit Milaan, dat een
blijspel van den Franschen schrijver Sacha
Guitry niet kan worden opgevoerd, omdat
de Milaneesche pers heeft medegedeeld, dat
Guitry in een ander blijspel pnvriendelijke
opmerkingen aan het adres van Italië heeft
gemaakt. De opvoering bleef achterwege,
omdat men betoogingen van het publiek
vreesde.
handhaven. Dat zulks veelal met kracht
dadig optreden gepaard zal moeten gaan,
volgt uit het voorgaande.
Aan de politietroepen zal dus als regel
geen opdracht worden verstrekt om zich
ongevraagd te bemoeien met de ordehand
having op kazerneterreinen en dergelijke.
In het algemeen moeten zij hunnen dienst
op zoo weinig mogelijk opvallende wijze
verrichten.
De bevoegdheid der politietroepen om
buiten de kazerne militairen, die vergrijpen
plegen tegen orde en tucht, terecht te wijzen
en te sommeeren zich behoorlijk te gedragen,
is buiten kijf.
Het is echter eveneens buiten kijf, dat de
Nederlandsche soldaat zeer ongaarne door
politie in kleinigheden b,v. de tenue be
treffende wordt gedwongen. Daarom
moeten de troepencommandanten al het
mogelijke doen, om het optreden der poli'ie-
troepen in dien geest onnoodig te maken.
Deze zullen zich zeer gaarne aisoan ont
houden, maar kunnen uit den aard van hunne
bestemming, uiterst moeielijk doen wanneer
onder hunne oogen belangrijke vergrijpen
tegen de krijgstucht plaats vinden b.v. het
dragen van geheel open jassen enz:).
Wanneer zich, niettegenstaande alle po
gingen om zulks te voorkomen, toch on
lusten voordoen, is het de plicht van alle
meerderen, hieraan zoo spoedig mogelijk
een einde te maken. Kan het zijn, dan ge
schiedt zulks door overreding (men ver-
mijde echter den schijn van zoete broodjes
te bakken), gelukt zulks niet, dan wachte
men niet te lang, b.v. door steeds weer
hoogere autoriteiten te laten komen, maai
grijpe in, alvorens de oploop tijd vindt zich
uit te breiden. Krachtig optreden wordt
steeds moeilijker hoe langer men wacht,
de slechte elementen worden driester, de
goede beginnen te weifelen en worden toe
gankelijk voor de slechte inblazingen der
opstokers.
Eischen van oproerlingen, om eerst te
cortfereeren, arrestanten los te laten, een
onderzoek bij te wonen enz., moeten steeds
onvoorwaardelijk worden afgewezen, zij zijn
onvereenigbaar met het begrip „krijgstucht".
Men denke er aan om alvorens geweld
te gebruiken eerst de de wettelijke som
maties te doen.
Daarna moet steeds getracht worden
enkele arrestanten te maken, die, als aan
leggers voor den krijgsraad zullen moeten
terecht staan.
DE TUCHT IN HET LEGER.
Schrijven van den commandant van
het veldleger.
De commandant van het veldleger heeft,
naar „Het Vaderland" meldt, een aan
schrijving aan de divisie-commandanten
en aan commandanten van troepenonder-
deelen verzonden, waarin wordt aange
drongen op een scherp toezicht op de tucht
in het leger.
Ten aanzien van het gebruik der politie
troepen, wordt o.rn. gezegd
De politietroepen dienen (in handen
d£r garnizoenscommandanten) voor het hou
den van toezicht op gebouwen en maga
zijnen en op orde en tucht iri het garnizoen.
Zij zijn als reserve ter beschikking der
troepencommandanten, om, wanneer de nor-
n.slj ter beschikking staande middelen on
voldoende mochten blijken, of deze moch-
tïn falen, het gezag in - laatste instantie te
„ZOO ZIJN ONZE MANIEREN."
Het was gisteren een uitgelezen dag. En
wat doet iemand die niets-te doen heeft en
toevallig in Amsterdam is in de maand
September op een uitgelezen dag? Natuur
lijk naar Artis. Dat is vermoedelijk ook de
reden geweest waarom de Engelsche Jan
tjes, inplaats van te passagieren langs onze
oude gezellige straten, op lijn 9 zijn ge
stapt, om gezamenlijk een bezoek aan on
ze nooit genoeg te roemen Dierentuin in de
Plantage te brengen.
Nochtans schijnt de Engelsche matroo-/
niet gaarne uit te rukken horde-gewijs en
is elke burgervrees hem volkomen vreemd,
zoodat weliswaar motor- en bijwagen wa
ren gevuld met frissche Jantjes, maar niet
zóó dat „the man in .the street" den indruk
moest krijgen, daar komt een tram met mi
litairen aan berg je. Dus geviel het, dat
op den Dam een argelooze dame rustig den
motorwagen .achterbalcon, besteeg en naar
.binnën" ging omi te „zitten" toen ze tot
haar verbazing bemerkte wat zich uitte
in een halfzacht Oh!?? een hééle tram
vol matrozen. Doch haar gedachte, ondanks
de spreekwoordelijke snelheid daarvan kon
nauwelijks voltooid zijn of, als op com
mando, rezen al de Jarjties van hun plaat
sen, stonden in de houding en maakten met
hoofd en hand een uiinooaigend gebaar van
„gaat u zitten".
De verbaasde dame nam nog meer ver
baasd één der vele en zoo gul geboden
plaatsenEvery inch a gentleman".
Bravo!
Schril contrast overigeris, wanneer men
dagelijks tramt en ziet hoe weinig heeren
hun plaats bieden aan dames. ik weet
wel, er zijn dames en als heer vermomde
dames - maar ook tegenover .Jieusche da
mes" en zelfs tegenover oudere wordt de
ouderwetsche hoffelijkeid niet meer in acht
genomen. Na-oorlogsche psychose ver
ontschuldigd men. Goed, maar die Engel
sche Jantjes bevielen mij.
Hef carillon speelde het bekende liedje
,Zoo zijn onze manieren...."
„Tijd."
De dader tot acht maanden veroordeeld.
De Rechtbank te Rotterdam veroordeelde
Donderdag den 29-jarigen graveur C. J. de
H., die van Januari tot Juli j.l. ongeveer 700
rijwielplaatjes had nagemaakt, met het oog
merk deze als echt te verkoopen, tot acht
maanden gevangenisstraf.
De eisch yas 1 jaar en zes maanden.
10
Ofschoon de vrek van Gué-Dormant hem
om zijn natuurlijke hoedanigheden benijd
de, hield hij toch van den nuttigen dienaar
en waardeerde hem in niet geringe mate
nauwgezette eerlijkheid, juist begrip van de
belangen die hij moest verdedigen, recht
vaardige strengheid ten opzichte van de
stroopers en landloopers, buitengewone
handigheid, waardoor hij de tafel van zijn
meester van wild kon voorzien, goed be
grip en stiptheid in de uitvoering van de
ontvangen bevelen en dan vooral niet te
vergeten minimum eischen wat loon betreft.
Firmin Alard was nog niet erg lang in
dienst van Claudius Fourasson. De oude
gierigaard kon nooit lang dienstboden hou
den; hij betaalde te weinig, het eten was
slecht, hij verlangd te veel werk en verweet
hun altijd, dat zij dagdieven waren. Te ver
geefs had hij zich gewend tot de verhuur
kantoren van Alais, Nimes, Marseille en
Toulouse, toen Firmin zich onverwacht
aanbood. Hij bekende dat hij nooit zulk
een plaats bekleed had. Als aanhevcling
bezat hij slechts een brief vol .lof, ofschoon
in algemeene bewoordingen van een reeder
le Hhvre. t
Maar hij zag er intelligent en eerlijk uit.
En dan vroeg hij zoo opvallend weinig loon.
Dit laatste gaf den doorslag, Claudius be
sloot dezen man te nemen, vrij om hem aan
de deur te zetten, als hij na eenigen tijd
niet meer over zijn dienst mocht tevreden
zijn
En zijn dienst wasvolmaakt. Behalve
'n zekeren geest van onafhankelijkheid,
dien hij zonder aanmatiging, maar ook zon
der zwakheid iederen keer toonde, wanneer
Claudius ook maar een poging deed om
veeleischend te zijn, had dc oude gierigaard
hem niets te verwijten. Hij wenschte zich
zelf geluk, dat hij er in geslaagd was een
dergelijk zeldzaam exemplaar te bemachti
gen, terwijl hij zijn best deed matig tevre
den te schijnen, opdat hij een zoo geringe
som aan dezen buitengewonen dienaar koif
blijven betalen, die zoo onberispelijk zijn
goederen beheerde.
Firmin Alard woonde niet bij hem in.
Claudius had hem in een klein landhuis in
gekwartierd, dat midden in de bosschen ge
legen was. De opziener leefde daar als^ een
kluizenaar, want hij was niet gehuwd, fwee
of driemaal per week slechts kwam hij re
kenschap geven van zijn doen en laten en
bracht dan tegelijkertijd het nieuws mede,
dat hij intusschen had opgedaan.
Kijk, daar is Firmin, riep Leonce vroo-
lijk uit; Hij was blij, dat hij, den opziener zag
binnenkomen, want hij hoopte dat hetgeen
deze te vertelen Had, een einde zóu maken
aan den onverklaarbaar kwade luim van zijn
vader.
Om hem aan het praten te krijgen, vmtg
hij onmiddellijk:
Wat nieuws?
Van alles.
Wat aangenaams? Je ziet er uit alsoi
je van een begrafenis kwam. Je bent toch
niet van plan om ons ongelukken te vertel-
len?
Wel geen ongelukken, hernam de op
ziener, maar toch een treurig voorval.
Wat is er dan gebeurd?
De heeren weten, dat het dak van de
kerk, tengevolge der laatste veelvuldige re
genbuien leelijk beschadigd is.
Wat kan mij dat schelen! bromde Clau
dius. Ik zet er nooit een voet in.
Firmin sloeg geen acht op deze spottende
onderbreking,C die tegelijkertijd een groot
spraak zijner goddeloosheid was.
Het gewelf is dezen morgen gedeeltelijk
ingestort, op het oogenblik dat de kleine
Trelys, de zoon van den koster, den Angelus
ging luiden.
Dan kan slechts den pastoor en de kwe
zels, die naar zijn gezanik gaan luisteren,
hinderen of nadcelig zijn, grijnsde de grijsaard
vlegelachtig.
Pardon, mijnheer, die instorting is ook
een ongeluk voor een ander geweest. De arme
kleine Trelys heeft een zwaar stuk steen op
zijn hoofd gekregen. Zijn vader heeft hem be
wusteloos in de kerk gevonden, men zegt
dat hij stervende is.
Ariije jongen! zeide Leonce en stak een
sigaar op; zijn vader bleef geheel onverschil
lig-
Arme ouders vooral! verbeterde de op
ziener, die in dit huis vrij scheen te zijn om
zijne meening te zeggen en geen vrees had
om den jongen zoowel als den ouden Fou
rasson tegen te spreken.
Och, zij zullen dat wel te boven ko
men, zeide de laatste droog, zij hebben nog
vijf of zes van die marmotten.
Firmin Alard was verontwaardigd.
Gelooft u dat, mijnheer! Gelooft u dat
een vader en een moeder niet lijden, wanneer
een hunner kinderen sterft, omdat zij een
talrijk kroost hebben? Ik, mijnheer, was de
oudst^ van de tien en ik verzeker u, dat
•wanneer er een van ons ziek was, onze arihe
ouders ontzettend verdriet hadden.
Waart gij de oudste van de tien? riep
de oude vrek uit en spalkte zijn oogen'wijd
open. Zijt gij dan van Auvergne of Bre-
-tagne?
Ik ben noch van Auvergne noch van
Bretagne, hernam de oprichter en mijn land
is heelemaal niet achterlijk, geloiof dat gerust.
Als u denkt, dat een volk dom is, omdat het
in aantal groeit, is dat een meening, die ik
volstrekt niet deel. Een ras, dat zelfmoord
preek'* door het systeem van den eenigen
zoon, heeft, dunkt mij, het toppunt van laf
heid bereikt.
Claudius zweeg. Hij was te bang ea te laf,
om den strijd aan te binden, als hij merkte,
dat men hem het hoofd bood. Overigens
maakte Firmin Alard indruk op hem, of
schoon hij zijn ondergeschikte was, dien hij
betaalde.
Wat Leonce betreft, hij hield niet van der
gelijke gesprekken noch van treurige verha
len, noch van iets, dat hem in zijn luie rust
kon storen. Hij zeide dit ronduit, zonder om
wegen.
Hebt ge ons niets prettigers mee te
deelen, beste Firmin? Uw verhaal van een
verpletterd kind en uwe denkbeelden over
groote gezinnen verheugen mij niet bijzonder
en ge weet zulks. Zij hinderen zelfs mijn
spijsvertcering en doen mij het aroma van
Heze uitstekende sigaar niet appreciecren
Weet ge niets meer?
Jawel, antwoordde dc opziener kalm,
ik heb nog twee andere nieuwtjes.
Welke?
Mevrouw de Rabiac en haar zoon zijn
op hun kasteel te Celas aangekomen, men
had hen daar lang niet meer gezien.
Prachtig! riep Leonce uit. Dat is goed
nieuws. Fabien Rabiac is een vriend uit mijn
schooljaren. Ik hoop dat wij goede buren
worden.
Zij zijn rijk, zeide dc oude Claudius, die
altijd op de eerste plaats aan het fortuin der
menschen dacht.
Men zegt het, bevestigde de opziener,
en zij hebben hier zeker mooie bezittingen.
Zij blijven hier wonen, verzekerde mij giste
ren hun rentmeester, met wien ik op goeden
PATER FELIX OTTEN O.P.
23 September a.s. hoopt de Zeereerw.
pater Felix Otten in het klooster der Pa
ters Dominicanen te Zwolle, den dag te her
denken, waarop hij 25 jaren geleden zijn
H. Professie heeft afgelegd in de Orde van
St. Doirinicus.
voet sta. Zij-zijn.'t leven te Parijs en 't rei
zen moe, maar 't was om de opvoeding van
Fabien te voltooien, hij heeft wel een traag
karakter, maar is overigens een beste jongen.
Ik ga hen morgen bezoeken, verklaarde
Leonce. Het zou misschien beter zijn, dat ik
zijn bezoek afwachtte, omdat hij hier in het
iand komt. Maar tusschen oude kameraden.,
nietwaar?
Je kunt doen, wat je wilt, antwoordde
Claudius. De relaties met dien jongen ijian
mishagen mij niet, omdat hij van goede fa
milie is. Maar ik raad je toch je uitgaven
niet naar de zijne te regelen, want Fabien
Rabiac is veel rijker dan jij ooit zult worden,
niettegenstaande al mijn zorg om ons beschei
den vermogen wijselijk te beheeren.
Leonce onderbrak zonder eenigen eerbied
dij beroep op zijn spaarzaamheid, dat hij van
zijn vader gewend was en vroeg:
Hebt ge nog iets te vertellen, Firmin?
Ja, mijnheer, ik had eigenlijk met dit
nieuws wel moeten beginnen, want ik ge
loof, dat mijnheer -uw vader daarin wel het
meeste belang zal stellen. De weduwe Ca-
bassus, uwe pachtersvrouw, die al haar vee
door het mond- en klauwzeer verloren had,
heeft vanmorgen een prachtige koe in haar,
stal gevonden.
De oude Fourasson sprong op.
(Wordt vervolgd.!