Si. Franciscus en het H. Evangelie. De Geheimzinnige weldoener. NIEUWE HAARL. COURANT Derde Blad Zaterdag 18 Sept. 1926 Goederentrein ontspoord bij Miinchen. Groote materieele schade; geen persoonlijke ongelukken Een ovatie voor Sanchez Guerra, den gewezen Spaanschen minister-president. Onder de Radio-berichten: In het próces-Schröder is de doodstraf geëischt. Verdere uitbreiding der typhus-epidemie. De Belgische spoorwegtarieven worden met 25 pCt, verhoogd. Het onderhoud van Stresemann en Briand te Genève. AMSTERDAMSCH NIEUWS. LEGER EN VLOOT. RECHTSZAKEN. 700 rijwielplaatjes nagemaakt. KERK EN SCHOOL. FEUILLETON. Als we nu na zeven eeuwen sinds Vader Frandscus sterven 'ns zouden nagaan, wat er zooal over hem geschreven en gewreven is, dan zouden we 'n heele litanie kunnen sa menstellen uit al die epitheta, hem gegeven, waarvan er velen zijn, die hem zelf heelemaal niet aan zouden staan. Laat hem met al z'n Zonen groote verdiensten hebben voor weten schap en kunst, och, dat alles is tenslotte maar bijzaak, en dikwijls heeft hij 't zeker zelf niet bedoeld erop van invloed te zijn. „Zijn voornaamste bedoeling," zegt zijn levensbe schrijver Thomas van Celano, „zijn vurigst verlangen, z'n hoogste voornemen was 't het H. Evangelie in alles en door alles te onderhouden, en op volmaakte wijze met alle waakzaamheid en ijver, met heel 't verlangen van zijn geest, en met al de vurigheid van Zijn hart de leer van O. H. Jezus Christus te volgen en zijn voetstappen te drukken." Terecht schreeef daarom onze roemrijk- regeerende Paus in zijn Franciscus' encycliek dat „het den schijn heeft dat. er niemand geweest is, in wien het beeld van Christus den Heer, en de evange- liche levenswijze meer gelijkend en duide lijker heeft uitgeschenen dan in Franciscus. Mooie legenden verhalen reeds in 't begin van zijn leven gelijke trekken met Jezus, doch we laten deze voor wat ze zijn. Wel is 't ken merkend, dat we vóór zijn openlijke bekee ring nergens bij Celano en bij St. Bonaven- tura slechts ééns vermeld zien, dat hij het H. Evangelie voor oogen had bij zijn daden en dus 't evangelie als motief ervoor be schouwde, maar als de genade Gods tenvol- le bezit van hem genomen heeft, dan zijn er Evangelieteksten te-over, die hem leidden bij zijn handelen, of die Thomas van Celano en St. Bonaventura aanhalen om ons zijn geest te doen kennen. Als 'n andere Saulus werd hij door God ge roepen tot beleving van Christus leven, om getuigenis te geven van de waarheid. „Want toen de leer van het Evangelie, ofschoon niet in 't private, maar wel in 't publieke leven, overal verslapt was, werd hij door God ge zonden om naar *t voorbeeld der apostelen door geheel de wereld getuigenis te geven van de waarheid." (Celano). Zijn levensbeschrij vers noemen zijn roeping zelfs de „evangeli sche roeping," en zeggen dathij de „dienaar" van 't Evangelie zal zijn. Hij voelde, dat hij de „verborgen schat" van 't Evangelie gevon den had, en als 'n naarstig zakenman verge leek hij „de gevonden edelsteen" „met al 't geen wat hij verkocht had." Als de gekruis te Christus hem verschenen was, kon hij niet nalaten te weenen en anderen te doen weenen, als hij eraan terugdacht. Hij begreep dat hier door tot hem 't Evangelie-woord gezegd werd „Als gij na Mij wilt komen, verloochen u zelf, neem uw kruis op en volg Mij." Uitgejouwd en bespot trok hij met zijn „bruidschat" door de straten van Assisi, zóó dat zelfs zijA eigen vader hem niet ontzag maar 't ontmoedigde hem niet. ,,'t Maakte hem vaardiger om te voleinden wat hij begon nen was, 't maakte hem sterker, gedachtig 't woord „Zalig die vervolging lijden om de rechtvaardigheid, want hunner is het rijk der hemelen." Ten aanschouwe van zijn vader ontdeed hij zich voor den bisschop van 't laatste wat hij had, zijn kleeding, „opdat hij naakt den naakten Gekruiste zou volgen." Wat de wereld versmaadde, wilde God zegenen Hij wekte de roeping en zou de vol anders. Vandaar dan ook, dat, ofschoon hij ontzaggelijk streng was voor zichzelf in de versterving hij zich toch wist aan te pas sen „om het woord van *t Evangelie", als hij buiten bij de menschen was, en at van wat men voorzette. Dat was geen zelfvoldoening, geen eigenliefde, want juist dit kostte hem dikwijls veel meer moeite en opoffering dan vasthou dendheid, en daarboven 't droeg bij tot stich ting van den evenmensch „Zoo was hij streng voor zichzelf," Zegt St. Bonaventura, en goed voor 'n ander, onderwierp zich in alles aan 't Evangelie, en was 'n voorbeeld van stichting „niet alleen wanneer hij zich verstierf, maar ook als hij at." 'n Anderen keer toen hij ter tafel genoodigd was, deed hij juist of hij at, opdat't den schijn niet zou hebben, dat hij niet at. wat hem was voorgezet, gelijk het Evangelie verlangt „De Heer Jezus," zei Vader Franciscus, „heeft me geroepen langs den weg der nederigheid."Z'n broeders moes ten dien weg ook volgen. Daarom leerde hij, dat de Zoon Gods van de verheven hoogte uit den schoot zijns Vaders tot onzen verachtelij- ken staat was nedergedaald, juist om door voorbeeld en woord als Heer en Meester de nederigheid te leeren. Daarom liet hij niets achterwege om als 'n waar leerling van Chris tus in eigen oogen en die van anderen verach telijk te zijn en bracht in herinnering, dat door den hoogsten Meester gezegd was „Wat ge acht is bij den menschen, is verachtelijk bij God." Daarom noemde hij zijn broeders ook „minderen" en de oversten heette hij „die naars," om de woorden te gebruiken van 't Evangelie, dat hij beloofd had te onderhouden n.l. „Wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn en wie onder u eerste wil zijn, zal uw knecht zijn." (Mt. 20, 26). Het motief van zijn armoede ook was 't voorbeeld van Jezus, dat hij vond in 't Evan gelie. Haar noemde hij zelf de „evangelische parel." En wanneer hij sprak over de armoede „die aller deugden fondament en herderin is, onder alle deugden des evangelies de eerste plaats en den hoogsten roem verdient". („Sa crum commercium"), dan zei hij „Zij is im mer de schat, die in den akker van 't Evan gelie verborgen is, en om die te koopen moet men alles verkoopen." Hij noemt ze de „evan gelische armoede." Toen op zekeren dag de moeder van twee broeders om een aalmoes kwam vragen en Franciscus niets had, dan 'n Nieuw Testament, sprak hij tot Broeder Pe trus Catani „Geef onze moeder 't Nieuwe Testament, dan kan ze 't verkoopen om in haar behoeften te voorzien, want hierin wor den we vermaand om de armen te helpen." Het voorbeeld van Jezus had hij altijd voor oogen, zijn voorbeeld wilde hij volgen, niet 't minst in de armoed?. Zet mochten zich niet schamen, de minderbroeders, om te gaan be delen en Vader Franciscus gaf hun 't voor beeld. Want toen hij 'ns op Paaschdag niet kon gaan bedelen in den omtrek, deed hij 't bij z'n broeders en vroeg als 'n „vreemde" om 'n aalmoes. En 't motief? „Gedachtig", zegt St. Bonaventura, „dat Jezus op dien dag als 'n vreemdeling zich voordeed aan de Em maüsgangers." De liefde vooral, die hem in vlam zette, vond voeding in 't Evangelie. De liefde tot God, en ook de liefde tot al wat God schiep- Wat moet hij ontzettend dikwijls het Evan, gelie bemediteerd hebben Daarbij kwam nog dat als hij 't eens gelezen had, hij 't nooit meer vergat. „Steeds was hij door zijn voort ijl 't begin had hij gezegd, dat de apostoli sche levenswijze z'n groote opzet was, en nu legt hij 't vast in de volgende woorden „De Regel en het leven dezer broeders is dit, n.l. leven in gchorozaamheid, in zuiverheid, zon der eigendom, en de leer en ce voetstappen van O.H.J. Christus volgen, Die zegt en dan komen de drie teksten, welke het opengeslagen Missaal hem vroeger reeds toonde. Doch ze waren allen niet zoo vurig als St. Franciscus, men meende reeds toen de persoonlijke meening van Vader Francis cus naar eigen goeddunken opzij te kunnen zetten, en hij was wel zoo deemoedig „dat hij afdaalde tot de broeders, ofschoon nier gaarne, en hij verontschuldigde zichzelf bij den Heer" (Br. Leo). Zoo kwam 't dan ook, dat in den Regel van 1223 enkele evangelie teksten wegbleven, die Franciscus er zelf wel graag in had gehad. En dat is teekenend voor zijn „Evangeliebeleving." De „Spiegel der Volmaaktheid" zegt ons hiervan „Of-, schoon de Ministers wisten, dat volgens den Regel de broeders gehouden waren het H. Evangelie te beleven, lieten ze toch uit den Regel wegnemen het stuk „Ge zult niets medenemen op den weg, enz., denkende, dat ze daarom niet gebonden zouden zijn tot de onderhouding van de Evangelische volmaakt heid." Toch was de Regel van 1223 „de hostie, voering ervan niet verijdeleri. Franciscus wasdu rende overweging de woorden des Heeren nu in 't tijdperk, waarvan hij later in zijn Tes tament zou schrijven „Nadat de Heer mij broeders gaf, toonde mij niemand wat ik moest doen, maar de Allerhoogste zelf open baarde me, dat ik volgens den regel van het Evangelie moest leven." Getweeën, Francis cus en Bernardus van Quintavalle, waren ze naar de kerk van St. Nicolaas gegaan én daar vonden ze 't „leven en den regel", die ze vol gen moesten n.l. het Evangelische leven van algeheele onthechting en spontane liefde. „Van toen af aan," zegt Celano, „begon hij met vurigen geest en vreugde in 't hart, aan allen boetvaardigheid te preeken." Wat wer den ze evangelisch gevormd, die eerste broe ders door Vader Franciscus „Gaat," zei hij dan, „en kondigt den vrede aan de menschen, predikt boetvaardigheid tot vergeving van zonden. Weest geduldig in de verdrukking, vast overtuigd dat de Heer zijn belofte ver vullen zal. Antwoordt in alle nederigheid aan hen, die u ondervragen, zegent, die u ver volgen, dankt, die u beleedigen en belasteren, want daarvoor wordt <5ns 'n rijk, dat eeuwig duren zal, toebereid." En de eenvoudige broeders, vol moed in 't hart, knielden neer om Vaders' zegen, terwijl hij als laatste woord, zooals gewoonlijk nog sprak „Werpt maar al uw zorgen op den Heer, want Hij zat u voeden." Dat had Jezus zelf óók zoo gedaan. Voortdurend bijna komen zijn levensbeschrij vers terug op zijn „voornaamste bedoeling," het H. Evangelie, dat hij „deed en leerde" ze noemen hem zelfs vaak de „Evangelista", de „evangelicus praeco", de „evangelist" en de „heraut van 't Evangelie." Hij voelde zich net als zijn broeders zoo echt kind van God, Die in Zijn vaderlijke Voorzienigheid in de zorgen van morgen voorzien zou „zonder eenige bekoxnmernis wachtten ze den dag van morgen af, en ofschoon ze dikwijls op hun reizen in groot gevaar verkeerden, maak ten ze zich niet beangst voor 'n onderkomen des nachts." Breed als 't Evangelie zelf, dat voor alle menschen en tijden is, was ook Franciscus in z'n opvattingen. Geen halfheid, maar heel heid geen schipperen, maar doorvoeren ook van 't Evangelie. Daarom wilde hij zelf slechts één habijt hebben, en huiverde voor zachte kleeding, maar hield van de harde „zeggend dat Joannes de Dooper juist hierom geprezen wordt in 't Evangelieen dat in de hutten van armen geen verweekelijking van kleeding moet gevonden worden, maar wel in de paleizen der grooten, juxta verbum Veri- tatis, volgens 't Woord der Waarheid" (Mt. 11, 8 Luc. 7, 25). Doch consequent, zijn was bijVader Franciscus geen halsstarrigheid De geest, die er sprak uit 't Evangelie, was heel indachtig," zegt Celano, „en met een diep doordringende beschouwing overdacht, hij Zijn werken." En elders zegt hij i „Zij, die dagelijks met hem omgingen, weten hoe hij voortdurend sprak over Jezus, hoe zoet en aangenaam zijn taal, hoe welwillend en lief devol zijn woord was. Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over, en de bron derlichtende liefde, die geheel zijn binnenste vulde, stroomde naar buiten. Vooral was hij veel met Jezus Jezus droeg hij z'n hart, in z'n mond en z'n ooren, Jezus droeg hij in z'n oogen en handen, ja, Jezus droeg hij in al z'n andere ledematen. O, hoe dikwijls, wanneer hij aan tafel zat, vergat hij te eten, wanneer bij den naam van Jezus hoorde, noemde of er aan dachtzoodat ook van hem kan gezegd worden „Ziende zag hij niet en hoorende hoorde hij niet." De gekruiste Jezus vooral stond hem 't meest nog voor oogen. En kon hij vroeger al velen doen weenen, om Jezus nu, als Vader van veel zonen weende hij dik wijls om zooveel liefdelijden, en ontstak van de liefde vlam in anderen. Zijn eenigste ver langen was de gelijkvormigheid met Jezus. Daarnaar streefde hij in zijn prediking, z'n versterving, nederigheid en armoede, maar ook in zijn niets ontziende liefde voor de zie len, in z'n liefde voor de andere schepselen. Evenals Jezus den berg zoo dikwijls besteeg óm te bidden, zoo deed 't ook Franciscus evenals Jezus wordt hij de „goede herder" genoemd, en wordt van hem gezegd „dat er geen enkel lid van zijn lichaam was, d2t niet leed." (Celano). Evenals Jezus mocht hij de stigmata dragen, „omdat hij met 'n wonder bare liefde Jezus altijd in zijn hart droeg en bewaarde," zegt z'n levensbeschrijver. Zoo was Franciscus leven gelijkvormig aan 't leven van Jezus, dat hij las in 't Evangelie. Z'n geschriften, hoe weinig ze ook zijn, staan eveneens vol van 't Evangelie. De eerste Regel van 1209 bestond volgens Celano's woord uit 't Evangelie „voornamelijk ge bruikte hij ervoor de bewoordingen van het Evangelie, welke naleving zijn eenig doel was." Juist omdat de levenswijze er in vervat niets anders beoogde dan de nauwgezette naleving van het Evangelie, kon de Paus zijn goedkeuring niet onthouden. En St. Bona ventura komt bevestigen, dat de „formula vitae", de Regel, die St. Franciscus toen schreef, als onverbreekbaar fundament de onderhouding van het H. Evangelie had." Practische voorschriften werden in den loop der jaren erbij gevoegd, zoodat in 1221 'n nieuwe Regel ontstond, waarin Cesarius van Spiers, in opdracht van Vader Franciscus, zorgde voor c!e Evangelieteksten. Reeds heel gémaakt uit de kruimels van 't Evangelie," toch heette Franciscus hem de „medulla evangelii", het „merg van 't Evangelie". In 't begin en op 't einde geeft hij nog 'ns aan, dat het leven der broeders niets anders is dat het H. Evangelie, waaraan ze steeds vast inoefen houden. Behalve de Regels,staan ook de „Vermanin. gen", en „Brieven" van Vader Franciscus vol Évangeiie-tekste wel 'n bewijs voor hetgeen we boven herhaaldelijk naar voren brachten. Terecht mocht hij zelf daarom schrijven aah Moeder Clara, dat hij zelf het geheele Evangelie onderhield, van het begin af, dat hij broeders kreeg tot na zijn dood." Ja, wie stierf er meer „Evangelisch", dan Vader Franciscus". Die laatste dagen van zijn leven waren niets anders dan 'n letterlijke bele ving van hetgeen, het H. Evangelie verhaalt van Jezus' laatste dagen. Hierop ingaan, lijkt ons overbodig, daar 't elders allicht behan deld is of zal worden bij gelegenheid van dit eeuwfeest. Mochten de duizenden kinderen van den Evangelischen Franciscus van Assisi bij dit eeuwfeest hierin 'n aansporing vinden oin dien geest van 't Evangelie steeds meer in zich op te nemen tot heil van zichzelf en vele anderen Fr. GERLACHUS, O. M. Cap. Het conflict in de Britsche mijnindustrie. De positie van Baldwin, den premier, die uit Aix-les-Bains te Londen is teruggekeerd ter overweging van wat hem na de vruchte- looze interventie van minister Churchill, den kanselier van de schatkist, in het mijn- conflict te doen staat, is naar het schijnt niet gemakkelijk* Zooals men zich herinnert, heeft Churchill de mijneigenaars gedreigd, dat de regeering tot dwingende maatregelen haar toevlucht zou nemen, indien zij bleven weigeren de hand, hun ten slotte door de mijnwerkers toegestoken, aan te nemen. De mijneigenaars hebben inderdaad geweigerd op het voorstel van Churchill om met de re geering en de mijnwerkers de onderhande lingen over een nationale regeling te hervat ten, in te gaan. Het prestige der regeering gebiedt thans, aan het dreigement van Chur chill in een of anderen vorm uiting te geven. Het blijkt echter, dat, zooals de „Westminster Gazette" mededeelt, de diehards in het kabi net, gelijk reeds veel op te maken uit uit latingen van „Morningpost" en Daily Telegraph", er zich tegen verzetten, dat Baldwin druk op de eigenaars uitoefent. Het is volgens het blad onder deze omstandig heden nu twijfelachtig of Baldwin, gelijk werd voorgesteld, een conferentie van gede legeerden zal bijeenroepen van de districts- vereenigingen der mijneigenaars. Lord Trey over Duitsch- lands toetreden tot dép Volkenbond. Lord Grey, die te Alnwick, in Northum berland, het woord voerde, verklaarde dat de toetreding van Duitschland tot den Volken bond de grootste stap was, die was gedaan tot. het verzekeren van den vrede in Europa sedert de Volkenbond was gesticht. Het ver drag van Locarno en de toetreding van Duitschland tot den Volkenbond maakten een oorlog tusschen Groot-Britannië, Duitschland, en Frankrijk onwaarschijnlijk dan ooit het geval is geweest gedurende een menschenleven. Noorwegen, Zweden en Nederland behoorden, ofschoon zij niets inet de geallieerden te maken hadden, tot de meest toegewijde leden van den Volkenbond. Dit kwam voort uit het feit, dat zij geloofden' dat de Volkenbond het grootste instrument was tot het verzekeren van den algemeenen vrede. Het proces-Schroder. De belangstelling voor het proces-Schrö- der was gisteren nog sterker dan Donderdag- De eerste getuige was de hoofdinspecteur dr. Riemann, die zeide, dat Schroder na confron tatie met zijn meisje, bekend had den moord te hebben gepleegd. Hij had Schroder van den beginne af niet voor een geestelijk hoog staand fhensch gehouden. Beklaagde zeide' zonder eenige pressie tot zijn bekentenis te zijn gekomen. Op zijn verzoek werd Schroder door den president toegestaan om in de pauze in het bijzijn van dr. Riemann inzage te nemen van de in beslag genomen papieren. Een nader bericht uit Maagdenburg meldt nog, dat dr. Riemann op de zitting naar aan leiding van een vraag van den voorzitter of Schroder hem ook verteld heeft hoe hij er toe gekomen is de verdenking op Haas te brengen, daarover het volgende verklaarde: Schroder had hem verteld, dat hij door de vragen tijdens de instructie op den naam Haas is gekomen. Het huis van Haas, had hij vóórdien nooit gezien. Uitsluitend door de vragen tijdens de verbooren had hij een nauwkeurige omschrijving van Haas gekre gen en deze benut. Spoorwegongeluk te Munchen. De spoorwegdirectie te Miinchen deelt mee dat gistermorgen om half zes bij het rangeeren in het station Feidmochting bij j Miinchen een trein van 21 goederenwagens j op een binnenkomenden persor.e.itrein is geloopen. mijf wagons ontspoorden en wer den zwaar beschadigd. Flet verkeer op de lijn MünchenLands hut is tot in den namiddag gestoord. Nie mand werd gewond. De nieuwe Volkenbondsraad. Het Geneefsche blad „Suisse" schrijft over den Nederlandschen Raadszetel, dat het zeer waarschijnlijk is, dat de Ncder- landsche vertegenwoordigers de politiek van hun Scandinavische buren zullen voort zetten en evenals zij zullen pógen om den eerbied voor het Pact en den Bondsgeest hoog te houden. Over de persoonlijkheid van den Nederlandschen vertegenwoordiger in den Raad zegt de „Neue Züricher Zei- tung," dat Nederland in minister Van Kar- nebeek een prima staatsman zou vinden. Naar verluid zou Nederland veel kans hebben om in den Raad rapporteur over de mapciaat-aan gelegen beden te worden, welke functie tot dusver door den Zweed Unden werd vervuld. i Een rede van Stresemann te Genéve. De perschef de'r Duitsche rijksregeering Ministerdirektor dr. Kiep heeft Donderdag avond de te Genéve aanwezige Duitsche journalisten op een „bieravond" genoodigd, waaraan ook Stresemann deelnam. De mi nister hield een geïmproviseerde rede, waarin hij scherp uitpakte tegen de rechtsche par tijen in Duitschland, die de politiek van Locarno en Genéve voortdurend bestreden en gesaboteerd hebben. Stresemann sprak op hartstochtelijken toon. Ik weet niet, zeide hij, of de komende tijden een tragedie, een tragi-comcdie of een blijspel te zien zullen geven. Maar ik moet van de Duitsche pers kunnen verwach ten, niet, dat een gedeelte haar oppositie opgeeft, die absoluut wenschelijk en nood zakelijk is, maar wel, dat de heele pers een houding aanneemt, waarvan b.v. in ver band met een rede als die van Briand niet kan worden gezegd, dat het gemakke lijker is het met de vroegere vijanden eens te worden dan met een gedeelte van het eigen volk. Een betooging voor San chez Guerra. Uit Madrid wordt aan het „Journal" ge meld, dat bij een stierengevecht aldaar 12.000 toeschouwers een geweldige ovatie hebben gebracht aan Sanchez Guerra, den gewezen minister-president. Deze gebeurtenis vormt in alle kringen het onderwerp van harts tochtelijke commentaren. Uit dezelfde bron wordt gemeld, dat in aan de grens gehouden bijeenkomsten de conservatieve leiders besloten hadden tot een krachtig gemeenschappelijk optreden tér bestrijding van het plan voor het doen bijeenkomen eener constitutioneerende ver gadering, welke Primo de Rivera wil vor men. De moord op Rosenthal. Kellogg, de Amerikaansche staatssecre taris van Buitenlandsche Zaken, droeg Schoenfeld, den zaakgelastigde in Mexico, op, de regeering te verzoeken geen pogingen te sparen om degenen, die Jacob Rosenthal, een Amerikaansch burger, hebben ontvoerd en vermoord te doen arresteeren en straffen. De burgeroorlog in China. De Engelsche leden van den douanestaf te Wanhsien zijn te Itsjang aangekomen, van wie een gevangen was gezet en zou zijn doodgeschoten, ware hef niet dat de Japan- sche douanecommissaris krachtig tusschen- beide was gekomen. Chineesche troepen be zetten de lokalen der Britsche missie te Wanhsien en namen daarbij drie missio narissen gevangen. Zonderling incident. Volgens de Japansche bladen stelt de politie een onderzoek in naar een raadsel achtig incident, dat plaais had gedurende een dejeuner op het Britsche gezantschap ter eere van den kroonprins en de kroonprinses van Zweden e:i waarvan de bijzonderheden niet bekend zijn. De zoon van den Britschen gezant ging naar bulten naar de veranda om zich rekenschap te geven van de aanwezigheid van een vreemdeling, die de vlucht nam nadat hij een dolk in de richting van den zoon van den gezant had gc-worpen. De bladen veronderstellen dat de vreemdeling een Chi- neesch student was, die door Engelsch- vijandige gevoelens bezield was. HET PROCES-SCHRöDER. Reeds lar.g voor het begin der terechtzit ting bewoog zich een groote menigte nieuws gierigen voor den ingang van het gebouw.' Een sterke politiemacht was noodig cm die menigte in bedwang te houden. In de recht zaal bleek het, dat de meeste plaatsen door dames waren bezet. Voor de pers waren drie groote tafels gereserveerd; waaraan geen plaats onbezet bleef. Vele leden der rechter lijke macht te Maagdenburg waren als toe hoorders verschenen daaronder bevond zich ook de in de zaak veel genoemde Land- gerichtsdirector Hoffmann. De rechter van instructie Kölling zal eventueel als getuige worden gehoord. Gedagvaard zijn 31 getui gen en drie deskundigen. Aan een aparte tafel zijn plaatsen gereserveerd voor de ver tegenwoordigers van het Pruisische ministe rie van binnenlandsche zaken en het ministe rie van justitie. Vele politie-autoriteiten waren aanwezig. Kort voor den aanvang der rechtzitting wordt beklaagde Schrödër, geboeid binnen geleid, Hij is opvallend klein en tenger. Als getuige is ook zijn verloofde Hilde Götze aanwezig. Op een der tafels is met krijt een plattegrond van het huis en omgeving van den moord geteekend. Op Jast van den president Löwentha' wor den den verdachte gedurende de terechtzit ting de handboeien afgedaan. De president betreurde het, dat deze moord de oorzaak is geworden van een mee- ningsverschil bij het publiek. De daad zou, aldus spr., niet wortelen in den bodem van de politiek. Hierop volgde het verhoor van den beklaagde Schroder. Hij sprak met zachte stamelende stem, zoodat de president hem herhaaldelijk moest verzoeken luider te spre ken. Schroder deelt mede, dat hij 23 jaar óud was en geen vast beroep uitoefende. Hij was wegens dood door schuld en later wegens het onbevoegd dragen van wapenen ver oordeeld. Hij vertelde in details hoe hij Heliing m zijn woning in Grosz-Rottmersleben had gelokt, waar hij hem met behulp van zijn vriend Ziese het geld zou afnemen. Zijn vriend was echter niet gekomen. Toen had hij zonder veel omwegen tweemaal op Hel ling geschoten en na het lijk te hebben beroofd, dit naar de keldertrap gesleept binnen tien minuten na den moord had hij het reeds in stukken gesneden. Later had hij getracht het lijk te verbranden, doch dit was hem niet gelukt. De twee op Helling gevonden chéques heeft hij latej met een valschen naam ingevuld. Het rijwiel van den vermoorde had hij even vóór zijn arrestatie verkocht. BESMETTE SCHEPEN? Uit Berlijn wordt gemeld, dat op last van den minister van buitenlandsche zaken alle uit Engeland komende schepen vooral die uit Liverpool in sanitair opzicht goed moeten worden onderzocht. In Liver pool zijn eenige dagen geleden pestgevatlen geconstateerd, waarvan één met doodelijken afloop. EEN ENGELSCH KASTEEL DOOR BRAND VERNIELD. Opnieuw is een kasteel, thans in Schot land, den vlammen ten prooi gevallen. Dezen keer is een,der.mopistë: kasteelen getroffen, Clunv Caktle, de woonplaats v»n Lady Cathcart. De brand, die wordt toegeschreven aan een defecten, schoorsteen, brak uit m het achtergedeelte van hef kasteel en ver nielde de beide vleugels en de kapel. De aangerichte schade wordt op 70.000 pond sterling geschat. ANTI-FRANSCHE STEMMING IN ITALIë. Eenige dagen geleden verhinderde men te Milaan de opvoering eener Fransche revue, -omdat men de Italiaan.sche schouwburg aldaar uitsluitend voor Italiaansche auteurs wilde reservfeeren. De revue werd later in andere schouwburgen te Milaan ongestoord ten tooneele gevoerd. Thans meldt men uit Milaan, dat een blijspel van den Franschen schrijver Sacha Guitry niet kan worden opgevoerd, omdat de Milaneesche pers heeft medegedeeld, dat Guitry in een ander blijspel pnvriendelijke opmerkingen aan het adres van Italië heeft gemaakt. De opvoering bleef achterwege, omdat men betoogingen van het publiek vreesde. handhaven. Dat zulks veelal met kracht dadig optreden gepaard zal moeten gaan, volgt uit het voorgaande. Aan de politietroepen zal dus als regel geen opdracht worden verstrekt om zich ongevraagd te bemoeien met de ordehand having op kazerneterreinen en dergelijke. In het algemeen moeten zij hunnen dienst op zoo weinig mogelijk opvallende wijze verrichten. De bevoegdheid der politietroepen om buiten de kazerne militairen, die vergrijpen plegen tegen orde en tucht, terecht te wijzen en te sommeeren zich behoorlijk te gedragen, is buiten kijf. Het is echter eveneens buiten kijf, dat de Nederlandsche soldaat zeer ongaarne door politie in kleinigheden b,v. de tenue be treffende wordt gedwongen. Daarom moeten de troepencommandanten al het mogelijke doen, om het optreden der poli'ie- troepen in dien geest onnoodig te maken. Deze zullen zich zeer gaarne aisoan ont houden, maar kunnen uit den aard van hunne bestemming, uiterst moeielijk doen wanneer onder hunne oogen belangrijke vergrijpen tegen de krijgstucht plaats vinden b.v. het dragen van geheel open jassen enz:). Wanneer zich, niettegenstaande alle po gingen om zulks te voorkomen, toch on lusten voordoen, is het de plicht van alle meerderen, hieraan zoo spoedig mogelijk een einde te maken. Kan het zijn, dan ge schiedt zulks door overreding (men ver- mijde echter den schijn van zoete broodjes te bakken), gelukt zulks niet, dan wachte men niet te lang, b.v. door steeds weer hoogere autoriteiten te laten komen, maai grijpe in, alvorens de oploop tijd vindt zich uit te breiden. Krachtig optreden wordt steeds moeilijker hoe langer men wacht, de slechte elementen worden driester, de goede beginnen te weifelen en worden toe gankelijk voor de slechte inblazingen der opstokers. Eischen van oproerlingen, om eerst te cortfereeren, arrestanten los te laten, een onderzoek bij te wonen enz., moeten steeds onvoorwaardelijk worden afgewezen, zij zijn onvereenigbaar met het begrip „krijgstucht". Men denke er aan om alvorens geweld te gebruiken eerst de de wettelijke som maties te doen. Daarna moet steeds getracht worden enkele arrestanten te maken, die, als aan leggers voor den krijgsraad zullen moeten terecht staan. DE TUCHT IN HET LEGER. Schrijven van den commandant van het veldleger. De commandant van het veldleger heeft, naar „Het Vaderland" meldt, een aan schrijving aan de divisie-commandanten en aan commandanten van troepenonder- deelen verzonden, waarin wordt aange drongen op een scherp toezicht op de tucht in het leger. Ten aanzien van het gebruik der politie troepen, wordt o.rn. gezegd De politietroepen dienen (in handen d£r garnizoenscommandanten) voor het hou den van toezicht op gebouwen en maga zijnen en op orde en tucht iri het garnizoen. Zij zijn als reserve ter beschikking der troepencommandanten, om, wanneer de nor- n.slj ter beschikking staande middelen on voldoende mochten blijken, of deze moch- tïn falen, het gezag in - laatste instantie te „ZOO ZIJN ONZE MANIEREN." Het was gisteren een uitgelezen dag. En wat doet iemand die niets-te doen heeft en toevallig in Amsterdam is in de maand September op een uitgelezen dag? Natuur lijk naar Artis. Dat is vermoedelijk ook de reden geweest waarom de Engelsche Jan tjes, inplaats van te passagieren langs onze oude gezellige straten, op lijn 9 zijn ge stapt, om gezamenlijk een bezoek aan on ze nooit genoeg te roemen Dierentuin in de Plantage te brengen. Nochtans schijnt de Engelsche matroo-/ niet gaarne uit te rukken horde-gewijs en is elke burgervrees hem volkomen vreemd, zoodat weliswaar motor- en bijwagen wa ren gevuld met frissche Jantjes, maar niet zóó dat „the man in .the street" den indruk moest krijgen, daar komt een tram met mi litairen aan berg je. Dus geviel het, dat op den Dam een argelooze dame rustig den motorwagen .achterbalcon, besteeg en naar .binnën" ging omi te „zitten" toen ze tot haar verbazing bemerkte wat zich uitte in een halfzacht Oh!?? een hééle tram vol matrozen. Doch haar gedachte, ondanks de spreekwoordelijke snelheid daarvan kon nauwelijks voltooid zijn of, als op com mando, rezen al de Jarjties van hun plaat sen, stonden in de houding en maakten met hoofd en hand een uiinooaigend gebaar van „gaat u zitten". De verbaasde dame nam nog meer ver baasd één der vele en zoo gul geboden plaatsenEvery inch a gentleman". Bravo! Schril contrast overigeris, wanneer men dagelijks tramt en ziet hoe weinig heeren hun plaats bieden aan dames. ik weet wel, er zijn dames en als heer vermomde dames - maar ook tegenover .Jieusche da mes" en zelfs tegenover oudere wordt de ouderwetsche hoffelijkeid niet meer in acht genomen. Na-oorlogsche psychose ver ontschuldigd men. Goed, maar die Engel sche Jantjes bevielen mij. Hef carillon speelde het bekende liedje ,Zoo zijn onze manieren...." „Tijd." De dader tot acht maanden veroordeeld. De Rechtbank te Rotterdam veroordeelde Donderdag den 29-jarigen graveur C. J. de H., die van Januari tot Juli j.l. ongeveer 700 rijwielplaatjes had nagemaakt, met het oog merk deze als echt te verkoopen, tot acht maanden gevangenisstraf. De eisch yas 1 jaar en zes maanden. 10 Ofschoon de vrek van Gué-Dormant hem om zijn natuurlijke hoedanigheden benijd de, hield hij toch van den nuttigen dienaar en waardeerde hem in niet geringe mate nauwgezette eerlijkheid, juist begrip van de belangen die hij moest verdedigen, recht vaardige strengheid ten opzichte van de stroopers en landloopers, buitengewone handigheid, waardoor hij de tafel van zijn meester van wild kon voorzien, goed be grip en stiptheid in de uitvoering van de ontvangen bevelen en dan vooral niet te vergeten minimum eischen wat loon betreft. Firmin Alard was nog niet erg lang in dienst van Claudius Fourasson. De oude gierigaard kon nooit lang dienstboden hou den; hij betaalde te weinig, het eten was slecht, hij verlangd te veel werk en verweet hun altijd, dat zij dagdieven waren. Te ver geefs had hij zich gewend tot de verhuur kantoren van Alais, Nimes, Marseille en Toulouse, toen Firmin zich onverwacht aanbood. Hij bekende dat hij nooit zulk een plaats bekleed had. Als aanhevcling bezat hij slechts een brief vol .lof, ofschoon in algemeene bewoordingen van een reeder le Hhvre. t Maar hij zag er intelligent en eerlijk uit. En dan vroeg hij zoo opvallend weinig loon. Dit laatste gaf den doorslag, Claudius be sloot dezen man te nemen, vrij om hem aan de deur te zetten, als hij na eenigen tijd niet meer over zijn dienst mocht tevreden zijn En zijn dienst wasvolmaakt. Behalve 'n zekeren geest van onafhankelijkheid, dien hij zonder aanmatiging, maar ook zon der zwakheid iederen keer toonde, wanneer Claudius ook maar een poging deed om veeleischend te zijn, had dc oude gierigaard hem niets te verwijten. Hij wenschte zich zelf geluk, dat hij er in geslaagd was een dergelijk zeldzaam exemplaar te bemachti gen, terwijl hij zijn best deed matig tevre den te schijnen, opdat hij een zoo geringe som aan dezen buitengewonen dienaar koif blijven betalen, die zoo onberispelijk zijn goederen beheerde. Firmin Alard woonde niet bij hem in. Claudius had hem in een klein landhuis in gekwartierd, dat midden in de bosschen ge legen was. De opziener leefde daar als^ een kluizenaar, want hij was niet gehuwd, fwee of driemaal per week slechts kwam hij re kenschap geven van zijn doen en laten en bracht dan tegelijkertijd het nieuws mede, dat hij intusschen had opgedaan. Kijk, daar is Firmin, riep Leonce vroo- lijk uit; Hij was blij, dat hij, den opziener zag binnenkomen, want hij hoopte dat hetgeen deze te vertelen Had, een einde zóu maken aan den onverklaarbaar kwade luim van zijn vader. Om hem aan het praten te krijgen, vmtg hij onmiddellijk: Wat nieuws? Van alles. Wat aangenaams? Je ziet er uit alsoi je van een begrafenis kwam. Je bent toch niet van plan om ons ongelukken te vertel- len? Wel geen ongelukken, hernam de op ziener, maar toch een treurig voorval. Wat is er dan gebeurd? De heeren weten, dat het dak van de kerk, tengevolge der laatste veelvuldige re genbuien leelijk beschadigd is. Wat kan mij dat schelen! bromde Clau dius. Ik zet er nooit een voet in. Firmin sloeg geen acht op deze spottende onderbreking,C die tegelijkertijd een groot spraak zijner goddeloosheid was. Het gewelf is dezen morgen gedeeltelijk ingestort, op het oogenblik dat de kleine Trelys, de zoon van den koster, den Angelus ging luiden. Dan kan slechts den pastoor en de kwe zels, die naar zijn gezanik gaan luisteren, hinderen of nadcelig zijn, grijnsde de grijsaard vlegelachtig. Pardon, mijnheer, die instorting is ook een ongeluk voor een ander geweest. De arme kleine Trelys heeft een zwaar stuk steen op zijn hoofd gekregen. Zijn vader heeft hem be wusteloos in de kerk gevonden, men zegt dat hij stervende is. Ariije jongen! zeide Leonce en stak een sigaar op; zijn vader bleef geheel onverschil lig- Arme ouders vooral! verbeterde de op ziener, die in dit huis vrij scheen te zijn om zijne meening te zeggen en geen vrees had om den jongen zoowel als den ouden Fou rasson tegen te spreken. Och, zij zullen dat wel te boven ko men, zeide de laatste droog, zij hebben nog vijf of zes van die marmotten. Firmin Alard was verontwaardigd. Gelooft u dat, mijnheer! Gelooft u dat een vader en een moeder niet lijden, wanneer een hunner kinderen sterft, omdat zij een talrijk kroost hebben? Ik, mijnheer, was de oudst^ van de tien en ik verzeker u, dat •wanneer er een van ons ziek was, onze arihe ouders ontzettend verdriet hadden. Waart gij de oudste van de tien? riep de oude vrek uit en spalkte zijn oogen'wijd open. Zijt gij dan van Auvergne of Bre- -tagne? Ik ben noch van Auvergne noch van Bretagne, hernam de oprichter en mijn land is heelemaal niet achterlijk, geloiof dat gerust. Als u denkt, dat een volk dom is, omdat het in aantal groeit, is dat een meening, die ik volstrekt niet deel. Een ras, dat zelfmoord preek'* door het systeem van den eenigen zoon, heeft, dunkt mij, het toppunt van laf heid bereikt. Claudius zweeg. Hij was te bang ea te laf, om den strijd aan te binden, als hij merkte, dat men hem het hoofd bood. Overigens maakte Firmin Alard indruk op hem, of schoon hij zijn ondergeschikte was, dien hij betaalde. Wat Leonce betreft, hij hield niet van der gelijke gesprekken noch van treurige verha len, noch van iets, dat hem in zijn luie rust kon storen. Hij zeide dit ronduit, zonder om wegen. Hebt ge ons niets prettigers mee te deelen, beste Firmin? Uw verhaal van een verpletterd kind en uwe denkbeelden over groote gezinnen verheugen mij niet bijzonder en ge weet zulks. Zij hinderen zelfs mijn spijsvertcering en doen mij het aroma van Heze uitstekende sigaar niet appreciecren Weet ge niets meer? Jawel, antwoordde dc opziener kalm, ik heb nog twee andere nieuwtjes. Welke? Mevrouw de Rabiac en haar zoon zijn op hun kasteel te Celas aangekomen, men had hen daar lang niet meer gezien. Prachtig! riep Leonce uit. Dat is goed nieuws. Fabien Rabiac is een vriend uit mijn schooljaren. Ik hoop dat wij goede buren worden. Zij zijn rijk, zeide dc oude Claudius, die altijd op de eerste plaats aan het fortuin der menschen dacht. Men zegt het, bevestigde de opziener, en zij hebben hier zeker mooie bezittingen. Zij blijven hier wonen, verzekerde mij giste ren hun rentmeester, met wien ik op goeden PATER FELIX OTTEN O.P. 23 September a.s. hoopt de Zeereerw. pater Felix Otten in het klooster der Pa ters Dominicanen te Zwolle, den dag te her denken, waarop hij 25 jaren geleden zijn H. Professie heeft afgelegd in de Orde van St. Doirinicus. voet sta. Zij-zijn.'t leven te Parijs en 't rei zen moe, maar 't was om de opvoeding van Fabien te voltooien, hij heeft wel een traag karakter, maar is overigens een beste jongen. Ik ga hen morgen bezoeken, verklaarde Leonce. Het zou misschien beter zijn, dat ik zijn bezoek afwachtte, omdat hij hier in het iand komt. Maar tusschen oude kameraden., nietwaar? Je kunt doen, wat je wilt, antwoordde Claudius. De relaties met dien jongen ijian mishagen mij niet, omdat hij van goede fa milie is. Maar ik raad je toch je uitgaven niet naar de zijne te regelen, want Fabien Rabiac is veel rijker dan jij ooit zult worden, niettegenstaande al mijn zorg om ons beschei den vermogen wijselijk te beheeren. Leonce onderbrak zonder eenigen eerbied dij beroep op zijn spaarzaamheid, dat hij van zijn vader gewend was en vroeg: Hebt ge nog iets te vertellen, Firmin? Ja, mijnheer, ik had eigenlijk met dit nieuws wel moeten beginnen, want ik ge loof, dat mijnheer -uw vader daarin wel het meeste belang zal stellen. De weduwe Ca- bassus, uwe pachtersvrouw, die al haar vee door het mond- en klauwzeer verloren had, heeft vanmorgen een prachtige koe in haar, stal gevonden. De oude Fourasson sprong op. (Wordt vervolgd.!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 9