ra= De Adder van Milaan VERKOUDHEID. NUMMER 47 ZESDE JAARGANG Ï92f catalogus uit een enveloppe, geadres seerd aan Van Dorsen, haalde. En ik zag ook, dat nummer 127 met rooden inkt omcirkeld was." „Zoo zei Marie woedend. „Alles is eerlijk bij veilingen," zei hij scherp, „als te met een persoon, zooals dien Van Dorsen te doen hebt. Ik zag direct dat roode cirkeltie en begreep dat hij die prachtige porcelemen kop jes wilde koopen om ze dan naar Ame rika over te brengen. Ik wist geen mid del om dat te voorkomen, maar toen je mij niet de waarheid zei, heb ik je ook voor den gek gehouden. Als Je me vertrouwd had, had ik een uitweg ge weten. Maar dat heb te niet gedaan „Nee gelukkig niet snikte Mane, die al haar zelfbeheersching had ver loren. „Zoo temand te vertrouwen, die je voorliegt „Maar dat heb ik met gedaan," pro testeerde hij. „Ik had heelemaal de be doeling niet je te bedriegen. En ten slotte heb ie er zelf niet den minsten last van „Zoo, dacht je dat Ik zal m ieder geval op straat gezet worden en mijn moeder en ik zullen niet te eten hebben, maar ik zelf heb er niet den minsten last van. wel „Och, hij zet je met op straat 1" ant woordde Paul. „Van Dorsen zal voor taan zelf op koopjes uitgaan. Dat Sèvres porcelein heeft aan mijn over-over-grootvadei toebehoord en ik zou Van Dorsen liever voor een krats gekielhaald hebben, dan hem de kopjes te zien koopen om ze naar Amerika uit te voeren „Maar ie hebt mij bedrogen I" snikte Marie, terwijl ze haar gebalde vuisten vlak voor zijn gezicht hield. „Wat zal ik tegen tneneer Van Dorsen moeten zeg gen Wat zal ik voor een figuur slaan En waf voor een halve dwaas heb je van mij gemaakt Zij bedekte haar gezicht met de han den en weende „Juffrouw Mulder," zei Paul. „Luis ter eens even naar rnc. Als u het goed vindt, ga ik naar meneer Van Dorsen toe. „Maar dat wil ik niet hebben, nep ze uit, haar betraand gezicht naar hem opbeffead, „en ik hoop, dat ik je nooit meer zal zien. Bemoei ie maar met met mijn zaken. Ik geloof, dat ie er zelfs groot op gaat jij 1 En waarop Dat je een meisje voor den gek hebt weten te houden 1" „Wat?....' „Ja I" zei Mane hartstochtelijk. „AJs je met gelogen had, zou ik voor die kopjes rot twee honderd gulden hebben geboden en als jij ze had willen koopen, had ie in teder geval 185 gul den meer moeten betalen Dat heb ie gestolen uit de erfenis van de oude zuster Gestolen I" „Ja," antwoordde de ander. „Je hebt gelijk, daar had ik met aan gedacht. Maar ik had haar een brief geschreven." Op dat oogenblik kwamen een oude man en een kleine oude dame, die in diepen rouw was. haastig naderbij, „Ik ben de zuster van Karei, Agatha Versluys." piepte ze met haar schril stemmette. „en ik was in Italië, toen mijn broer stierf. Ik was toen juist ziek en met tn staat om te reizen, maar regelde per brief den verkoop en zoodra ik beter was, kwam ik hierheen. Ik dacht er met schrik ?.an, dat ik ver geten had de prachtige Sèvres-thee kop pen uit den verkoop te houden „Ik heb daarover aan u geschreven," Zei Paul viug. „Naar Italië V „Nee. naar Arnhem. Ik wist uw adres in Italië niet." „Ik heb dien brief nooit ontvangen. Het is allemaal verkeerd geloopen en ik hield erg veel van die kopjes. Hij wilde ze graag namaken met behulp van gekleurde glazen, oh meneer, de makelaar zegt, dat de verkoop afge- loopen en het porcelein door u ge kocht is, dat ik ze niet meer terug kan krijgen, maar De oude dame sprak met verder en legde ha ar kleine trillende hand op Paul's arm „Maar u bent een heer," zei ze be deesd eu ze keek hem smeekead aan. „Wel." zei hij. „U kunt ze natuur lijk terugkoopen. maar als u ze ooit eens wilt verkoopen, geeft u mij dan het eerste bod, ia „Mijn beste jongen, dat zal ik nooit doen." fluisterde de oude dame. „Maar ik zal ze tn mijn testament aan jou vermaken, met mijn zegen voor je vriendelijkheid van vandaag, Paul Vaander De oude dame keerde weer naar het huis ferug en Paul wendde zich tot Marie ..Ais jij ze gekocht had, kon je zoo iets niet gedaan hebben," zei hij met een vreemde stem „Jij had het niet kunnen doen en de oude Van Dorsen had het niet gewild. We hebben tenslotte allebei verkeerd gehandeld zouden we maar niet denken s „eind goed al goed" en elkaar een hand geven?" „Nee," zei Marie en wandelde verder, „want voor mij beteekent dit geen goed einde." „Als ie aan Van Dorsen vertelt, dat er een vergissing in het spel was en het porcelein niet verkocht werd," zei hij rustig, „dan zal hij verder wel geen vragen stellen." Ér viel een stilte in. Zij kwamen bij het kleine stationnetje en de trein reed juist voor. Paul vond een leegen coupé eu ze stapten in. „Ik, ik kan me met goed indenken hoe je zoo gemeen hebt kunnen wezen," Zei ze, toen de trein vertrok. „Het is je eigen schuld," antwoordde Paul norsch. Marie, die totaal uitgeput was, begon te snikken. „Wat kan jou toch Van Dorsen sche len," vroeg Paul ongeduldig. „Kom bij ons. Ik ben niet bij Van Zalen, maar ik ben zelf Van Zalen en ik ging altijd met een assistent van me naar dat restaurant toe, om te leeren schaken. Kom bij oiö, zooals te beloofd hebt en ie krijgt 'n goed baantje." Hij zag haar donkerbruin haar, dat glinsterde in den zonneschijn, haar oogen, waarin tranen stonden en zich voorover buigende greep hij haar hand en fluisterde „Blijf bij mij, Mane en trouw met mij. Als antwoord wendde zij haar ge zichtje naar hem en Paul nam haar in zijn sterke armen. toestand zoodanig verbeterd, dat de direc trice, die in dezen maatregel aanvankelijk slechts overdreven „verwennerij" had gezien, zich gewonnen moest geven. Een verkoudheid behandelen als een „ziekte", waarvan men wegens het ern stige karakter zoo spoedig mogelijk ver lost wil zijn ziedaar tegenwoordig het voorschrift van den modernen genees heer 1 „O, neen, ik ben met ziek. Alleen maar erg verkouden 1" Hoe vaak hebben wij allen dit antwoord niet gekregen op een belangstellende vraag onzerzijds Inderdaad, wij meenen ons geen on beduidender kwaal te kunnen voorstellen dan een gewone verkoudheid- Maar luist door hef veelvuldig voorkomen daarvan vergeten wij zoo gemakkelijk welke kwaadaardige gevolgen een verwaarloosde verkoudheid dan hebben, zooals aandoe ning der ademhalingsorganen, ooront steking, om van veel ernstiger ziekten als chronische bronchitis en longontsteking nog niet eens te spreken. Immers meer dan 75 pCt. der gevallen van longont steking wordt toegeschreven aan een-vet> waarlcosde verkoudheid Omtrent het ontstaan van een verkoud heid verkeer» men nog in het onzekere. Wel heeft men ontelbare microben ge vonden, maar misschien spelen zij allen slechts een bijkomstige, ondergeschikte rol in het verkoudhetdsproces terwijl de eigenlijke verwekker, de ware schuldige, nog mei is ontdekt en waarschijnlijk behoort tot een groep van zulk oneindig kleine kiemen, dat zelfs de fijnste filter ze c'oorlaat Het is ongetwijfeld moeilijk zich tegen een onbekenden vijand te wapenen. Maar tot de zeet gemakkelijk te treffen voor zorgsmaatregelen behooren teneerste het zooveel mogelijk vermijden (tenminste voor zoover dit in de samenleving moge lijk is) van besmertingsplaatsen, als schouwburgen, trams, enz en ten tweede he» zich lichamelijk zoo goed mogelijk verzorgen, daar zwakke, bloedarme en overwerkte menschen het meest vatbaar zijn Velen trachten door het gorgelen met antiseptische middelen, hef gebruiken van pastilles, enz. de besmetting te voor komen, zonder er zich echter rekenschap van te geveh, boe schadelijk het voort durend gebruik dezer desmfecteerende middelen voor het lichaam in het al gemeen en voor de slijmvliezen van neus, teel en mond in het bijzonder kunnen zijn Want nog steeds zoeken de bacterio logen naar een middel dat het lichaam ontsmet zonder de gezondheid aan te tasten Er bestaat een andere geneeswijze zoo buitengewoon eenvoudig, dat men ze eigenlijk nauwelijks durft te noemen de kamer houden. De verkoudheid zal eerder genezen en de „ziekte" zal niet op een twintigtal ia indirect misschien wel op een honderdtal personen worden overgebracht Tijdens de verschrikke lijke griepepidemie zouden minder sterf gevallen te betreuren zijn geweest, mdien iedereen ztch strikt aan dezen regel ge houden had De dokter van een meisjeskostschool lief iedere verkouden leerling stelselmatig he» bed houden aan het eind var het iaar bleek he» aantal ziektedagen dusdanig verminderd en de algemeene gezondheid»- GAL8TEENEN. „Huisarts" schrijft in de Tijd Het lichaam bezit vele plaatsen, waar onder den invloed van ziekte-processen steenen worden gevormd, die meestal voor een groot gedeelte uit kalk bestaan. Bijna altijd ontstaan de steenen daar, waar vloeistof wordt afgescheiden. Zoo kennen wij de speekselsteenen, meestal in de af- voergangen daarvan buikspeekselklie- steenen mersreenen. blaassteenen, enz. De galsteenen ontstaan door he» tegen houden van den galafvoer, die m normale omstandigheden door de dunne darm plaats heeft, door de een of andere hinder nis daardoor vermeerdert het gal in de galblaas- 't laat de steenvormende stoffen los en in het bijzonder cholestenne die zich tn den vorm van ballen in het li chaam afzetten Soms zim deze ballen slechts zoo groot als zandkorrels of erwten, soms ook zoo groot als een okkernoot of een ei. Ze heb ben een bolronde soms een eivormige gedaante, soms zijn zij door onderlinge wrijving veelhoekig en getacetreerd de oppervlakte is ruw of, zooals in het eerste geval. glad. De meeste galsteenen bestaan in hoofdzaak uit cholestnne, zooals wij reeds schreven, en galkleurstof met een weinig kalk. Nie» altijd hebben ze de zelfde samenstelling vandaar dat zij nu eens wit en kristallijn, dan weer geel, bruin of donkergroen eruit zien. Meestal gaat met het vormen van galsteen ook een ont steking der galblaas of der galafvoergangen gepaard doordat onder den invloed van binnendringende bacteriën uit den darm van afvallende kalk en galkleurstof nieu we steenen worden gevormd Verder kunnen ook ontstekingen der galblaas en galgangen dikwijls de oor zaak van steenvorming zijn Het is bekend, dat galsteen veel vaker bij vrouwen dan bij mannen voorkomt en eerst op rijperen leeftijd, na het 40e jaar optreedt. De ziekte wordt gekarakteriseerd door de pijnen, die als een aanval opkomen en dan van de lever naar den rug tot aan de streek der schouders trekken verder ko men vaak een vergrooting der galblaas, le- verszwelhng tengevolge van samendruk- king van 't verzamelde gal en geelzucht in varieerende sterkte voor. Dit laatste ge schiedt, doordat het gal m het bloed wordt opgenomen en in de weefsels van het li chaam doordringt Bij aanvallen is het steeds goed met het oog op de onverdragelijke pijnen de hulp van den dokter in te roepen, die dan den zieke het lijden verzacht door 't voorschrijven van stillende middelen enz Vóór de komst van den dokter en ook later, bewijzen beete omslagen en het drinken van heete thee goede diensten Het spreekt vanzelf da» het bij een aanval noodzakelijk is in bed te blijven Wanneer de aanval is uitgewerkt, moet de ziekte verder worden behandeld. Daar om is het goed, ook later heete omslagen en rust m bed te nemen, terwijl dikwijls ook de maag en darm medische verzorging behoeven. Zooals men weet, gaat galsteen dikwijls met verstoppingen gepaard men moet dus voor een goeden stoelgang zor gen Het dieet zal, zoolang zich nog ziek teverschijnselen voordoen zeer streng worden toegepast om alle prikkeling der galblaas te vermijden. Men gebruike klei ne tnaalrijden, om den galafvoer zoo ge regeld mogelijk te doen zijn ep om scha delijke overvolheid der maag tegen te gaan. Ook in tijden waarin zich geen aanvallen voordoen, moet men dieet houden. Geen wenkende groenten als uien enz., geen rauw fruit, geen vette nis, geen harde kaas, weinig eieren, geen gerookte vtsch spek en pannekoek. ook koude dranken zijn verboden evenals he» geno» van sterke koffie en wijn Toch is he» onmogelijk, een absoluut tuis» schema voor alle gevallen te ontwerpen De lijder zelf zal spoedig met behulp van den dokter ondervinden, welke spijzen hij mag nuttigen. Een zeer goed middel tegen opdrin- ging van gal is een kuur met mineraalwater De gal wordt, volgens ervaren fdokter door 't gebruik van dergelijke dnnkkuren dun en rijkelijker afgescheiden. Daar dit water ook laxeerend werkt, wordt tevens de lastige verstopping tegengegaan. Men doet er goed aan, het mineraal water verwarmd tot 45 graden nuch ter te drinken De zoo vaak aanbevolen speciale mid delen tegen galsteen hebben een afvoe rende werking. Middelen, die galsteen in her lichaam oplossen hebben wij met. Bijzondere voorliefde hebben nog steeds voor oliedranken en oliekuren (Haarlem merolie) Wanneer echter al deze middelen met helpen, de aanvallen menigvuldiger wor den, zoodat het leven voor den zieke on dragelijk wordt, wanneer de geelzucht aanhoudt, dan rest nog als laatste uitweg een operatief ingrijpen waardoor reeds velen van de pijnlijke galsteenziekte be vrijd zijn geworden. MISLUKT. Aanbidder t „Ik heb dikwijls zoo's onaangenaam gevoel van leegte...." Dame „Och 1 In uw hoofd V IN T VUUR Hij „Drommels, wat is het hier koud 1 waarom is de kachel niet aangemaakt?' Schoonmoeder„Dat is voorloopig met noodig. Ik moet eerst een woordis met je spreken." GOED ONTHAAL. „Jammer, armee, nu kan ik je juist niets presenteeren. Voor thee of koffie is het nu geen tijd, en wijn heb ik niet in huis. Maar laat ons een sigaar rooken je brengt al tijd zulke goede mee, laten we eens op steken." ALTIJD ZEEMAN. Vriend „Hoelang was je getrouwd en hoelang is je vrouw al overleden Zeekapitein „Ik zat twee jaar lang aan den grond, maar ben nu sinds een jaar weer vlot gekomen." DE DICHTE KELDER. Iemand komt een huis bezien. In den kelder staat veel water dit geeft aanlei ding tot de vraag aan den bewoner „Lekt die kelder?" „Heelemaal met I Dat water is daar blijven staan zoolang we hier wonen, zon der een druppel te verminderen." GEMOEDELIJK. Dokter „Meneer is beslist wat betets Toch nog zeer prikkelbaar. Je moet voor al nooit tegenstribbelen, Johan." Huisknecht „Hij zeide nog net voor u kwam, dat hij mij wel den nek zou willen omdraaien-." Dokter (in gedachten) t „Zoo, Och, ris hem dat plezier doet...." AANNEMEN. Onderwijzer„Jongens, julhe hebt den bloedsomloop nog niet goed begrepen. Wanneer ik op m'n hoofd sta. loopt hel bloed me dadelijk naar beneden. Waar am schiet het me niet naar de beenen, als ik op m'n voeten loop Leerling „Omdat je voeten niet aoo leeg zijn als je hoofd, meester." DE KLEINE DIPLOMAAT. Fransje is op school de laatste geworden en moet dit, omdat zijn vader op reis m, tot straf zelf in een brief mededeelen. Nadat alle huisgenooten een paar woor den in den brief der moeder geschreven hebben, kom» ten slotte, als jongste, Fransje aan de beurt, die zich op de vol gende wijze van zijn taak kwijt „Beste pa I Als laatste zend ik u de har telijke groeten." Uw U liefhebbende Frat» WAT HIJ ZOU DENKEN „Als gij op het slagveld, te midden VA honderden dooden en gewonden de natio- male vlag zaagt wapperen, welke gedach ten zouden dan bij u opwellen vroeg de generaal. „Ik zou denken, dat het waaide, gene raal" antwoordde een prozaïsch recruut ¥00 S HU 18' „Hoeveel hebben wij er nog over, vader vroeg Vincenzo opstaand. „Zeshonderd geoefende soldaten,"klonk het kort terug. „En het stadsvoljg?" „Het stadsvolk is nimmer van eenig nut, Vincenzo." Eeruge maanden geleden was Novara b;stormd en aan Visconti ontnomen. T® g'Est es hadden er hun hoofdkwartier van gemaakt en de omgeving tot aan de wallen van Magenta geplunderd, een groote stad welke door Visconti's troe pen bezet was. Gedurende deze laatste tien dagen had de eene ramp na de andere de bezetting van Modena tot een hand vol soldaten doen verslmken en toen Mastino, met het bericht dat hij zich in een wanhopende lage bevond, alleVero- neezen uit die stad had ontboden, waren zij zoo goed als zonder verdediging ge bleven in een streek waar Visconti's troepen overal zegepraalden Zij dorsten de stad niet verlaten, daar zij alleen binnen hare muren zeker waren. Zij wisten mets van Visconti's stellingen af en ook niets van Delia Scala. Sinds die laatste bede om hulp hadden zij taal noch teeken meer van hem ontvangen. Zij, die op verkenning waren uitge zonden, waren met teruggekeerd. Eene compagnie, welke de stad had verlaten, tevergeefs zoekend naar een spoor van Mastino, was door Visconti's manschap pen omringd en m de pan gehakt de weinigen die ontkomen waren, hadden, in Novara teraggeerd.vreeselijke verhalen meegebracht Visconti's legers schenen overal te zegepralen. Het land lag in puin en dit was niet het werk van hunnen verbondenen. De d'Estes bleven echter nog immer ho pen op Delia Scala. Dringende boodschap pen werden gezonden naar zijn kamp bui ten Milaan doch toen er geen antwoord kwam en de boodschappers niet terug kwamen? begon het hart van den hertog van Modena te falen Hij had zijn vreeze niet geheel aan zijn zoon medegedeeld, Vincenzo begreep wel dat hun toestand Zeer hachelijk was „Als er heden geen bericht komt, be gin ik te denken dat er verraad in 't spel is," zeide d'Este met langzame stem. „Ér is geen enkele boodschapper terug gekomen verraad of een andere ran.,, welke Delia Scala overkomen is." „Dan zijn wij verloren 1" riep Vin cenzo uit. „Zoover van Modena zoo dicht bij Milaan en Delia Scala's leger clan onze manschappen en de zijnen?' „De troepen welke wij nog hadden zond ik naar Delia Scala toe antwoord de Ippolito, met bezorgde blikken op het vlakke land „hij was in een hachelijke toestand En de troepen, welke wij buiten de stad hadden, zijn als sneeuw voor de zoo versmolten. Vincenzo begon nadenkelijk in het vertrek heen en weer te loopen een slanke jonge man in een rood fluweelen wambuis, met heldere, vertoornde oogen „Zouden wij geen uitval wagen, va der naar buiten stormen en vechten om zelf te zien wat er met Delia Scala gebeurd is Ippolito wendde zich om en zag hem vol liefde aan. „Ik wacht, Vincenzo ik heb vertrouwde mannen naar Brescia gezonden. Deze onzekerheid kan niet lang meer duren het zal óf Mastino óf Visconti zijn dte op ons aanrukt en in beide gevallen zullen wij gereed zijn ze te ontvangen. Vincenzo verviel in stilzwijgen en zijn vader sprak ook niet meer. Na een poos kwam een officier de stilte verbreken met: „De graaf von Schuiemborg „Conrad!" nep Vincenzo uit van zijn stoel opspnngend „Brengt hij berichten?" vroeg zijn vader met gretige stem. „Ik weet het met, edele heer," ant woordde de officier „hij is onbegeleid komen aanrijden en verzoekt toestemming om de stad door te rijden." „Dus liij rijdt van Milaan weg merkte Vincenzo op. „Ik moet hem zien, en Aanstonds," zeide Ippolito ongerust. Toen de officier vertrokken was zag Vincenzo zijn vader aan met de vraag: „Wat beteekent dit Conrad die weg rijdt „Wij liggen op den weg naar het kei zerrijk misschien heeft graaf Conrad zich van een verliezer de zaak losgemaakt." „Dat zou ik nooit van hem gedacht hebben begon Vincenzo, toen de deur geopend werd en Conrad zelf bin nentrad. schitterend en vroolijk als im mer, en goed gewapend, de dubbele ade laar op de borst van zijne wapenrusting de zwart en gele kleuren van hef Keizer rijk van zijn helm wapperend. „Dat is een aangename ontmoeting, edele heeren," riep hij hun toe, „en het geluk zij u genadigIk zou u gaarne de gunst verzoeken mij een goed paard te geven ik ben op reis naar Duitsch- land." „Dus gij hebt er het vechten aan gege ven?" vroeg d'Este. „Voor een betere zaak," knikte Conrad bevestigend. „Ik heb alles beproefd men vraagt geen enkel mensen om zijn hoofd, voor niets, tegen een steenen muur stuk te slaan tenminste met zoolang als de zon nog op aarde een plek is die men zijn eigen land kan noemen I" „Het was uwe gewoonte niet, aldus te spreken, Conrad." voegde Vincenzo hem min of meer verwijtend toe. „Ik heb alles beproefd.' herhaalde Conrad vroolijk. „Ik heb getracht prin ses Valentine te redden en Visconti te vermoorden; ik heb zelfs getracht mij door hem te laten dooden doch alles tevergeefs. Prinses Valentine is getrouwd en op reis naar Frankrijk." „Naar Frankrijk herhaalde d'Este. „Dan moet het geheele land inderdaad in Visconti's handen zijn, als zijne zuster met een huwelijksstoet op weg is naar Frankrijk Wat voor berichten brengt gij, graaf Conrad? Gij weet toch zeker wel een of ander „Niet veel dat de moeite waard is om het over te vertellen. Alleen maar ge ruchten. Het geheele land waar ik door heen reed, van Milaan af tot hier aan toe, zwermt van Viscontis troepen. Ik heb geen spoor van Delia Scala gezien en er gaan vreemde geruchten rond en er zijn vreemde dingen te zien." „Op mijn woord, graaf Conrad, gij had wel beter onderricht kunnen aan komen al dagen lang wachten wij er komt taal nog teeken „Van Mastino?" viel Conrad hem haas tig in de rede. „Ja, van Mastino. Hebt gij soms iets van hem gehoord of gezien?" Conrad zag vragend van Ippolito's ernstige gelaat naar dat van Vincenzo en antwoordde „Neen niets. Doch ik zeg u, ik heb niets anders gehoord dan geruchten „En die luiden Conrad speelde eenigszins verlegen met ziin gele ceintuur en antwoordde toen. „Men zegt dat Modena gevallen is „Modena!" schreeuwde Ippolito. „Ja en Ferrara en Verona ook, heb ik gehoord." voegde hij er met spijt bij. „Mastino is dood!" „Dat weet ik niet dat zou ik met kun nen zeggen Alleen maar dat Visconti dezen kant oprukt. Hebt gij een goed paard voor mij? Sint Hubert heeft mij reeds eenmaal gered doch ik durf het hem weer niet vragen!'' „Modena gevallen," fluisterde d'Este, verder niet naar Conrad luisterend. „En Verona Mastino dood en Visconti op weg naar Novara P' „Dan zijn wij inderdaad verloren, vader I" riep Vincenzo met een bleek ge laat uit. „Als Mastino dood is." „Als 1" herhaalde Ippolito gestreng, „er bestaat geen als, Vincenzo 1" De knaap zag verschrikt in 't rond. Toen hij Conrad bemerkte, die bij de deur was blijven wachten, zeide hij, „Ik Zal bevelen geven voor een paard, kom met mij mee," en ging hem voor. Conrad was echter nog blijven staan, toen Ippolito hem ernstig toevoegde „Vaarwel, graaf. Vincenzo zal voor u zorgen. Ik heb aan andere zaken te denken," waarop hij hem voorbij liep en haastig de trap op naar de soldaten, die zich in de hoogste toren kamer bevonden. Vincenzo, die bij de leuning was blij ven staan, zag zijn vader met schitterende oogen na en zeide toen met een droevigen glimlach aan Conrad „Ik zou bijna wen- schen ook weg te kunnen rijden over de vlakte in den zonneschijnweg, ver weg. Dit kasteel lijkt mij de laatste dagen zoo somt er toe, er dreigt iets vreeselijks.' Aanstonds schudde hij echter deze ge voelens weer af en zeide vroolijk „Wel, gij moogt blij wezen, dat gij op reis zijt, graaf Conrad. Neem, in ruil voor het paard, om mij genoegen te doen, den kleinen page Vittore mee. Hij is nog zoo jong en hoort niet hier thuis." „Dat doe ik gaarne," antwoordde Conrad, terwijl zij de nauwe trap af lie pen. „En ik zal hem, ter wille van u, altijd houden." „Ja, doe dat," zeide Vincenzo, die weer treurig geworden was, „anders zoudt gij mij vergeten daar ben ik zeker van." „Neen, zeker niet, ik zal u nooit ver geten." Er werden paarden op het binnenplein gebracht. Vincenzo riep zijn kleine p®ge en zette hem in den zadel. Toen Conrad hem zag, dacht hij aan een zeker spel schaak en de vreeselijke gevolgen daarvan. Het scheen reeds zóó lang geleden. „Ik heb getracht goed te maken," fluisterde hij. „Dat moet ik nog doen zeide Vin cenzo „doch Mastino zal het. nooit weten Mastino is dood." Het deed Conrad onaangenaam aan. Hij wist dat Mastino niet dood was doch hij had Vincenzo liever doorstoken dan 't hem te zeggen. „Vaarwel", zeide hij, hem de hand toe stekend. „Vaarwel," antwoordde Vincenzo hem met een ernstigen glimlach de hand druk kend. Toen trad hij het kasteel weer binnen en ging terug naar de kamer, welke hij verlaten had. Visconti was op weg Met een zucht trad Vincenzo naar het venster om Conrad achterna te zien. Wederom wenschte hij, dat hij in het zonlicht kon wegrijden, ver van de donkere muren, welke zich voor eeuwig om hem schenen te sluiten. „Vaarwel wuifde Conrad hem nog maals toe, en Vittore, opgewonden over zulk een onverwachte reis, zwaaide vroo lijk met zijn muts. „Ik ga naar mijn eigen land terug 1" riep Conrad vroolijk uit. „En wij blijven in het onze riep Vin cenzo even vroolijk terug doch zijne lippen beefden. Lang daarna, toen het vreedzaam was m Duitschland en die warme, bloedige zomer in Lombardije hem als een be nauwde droom toescheen, kwamen er soms herinneringen op, welke hij alleen met de dooden deelde. Met een gekletter vaa sporen en een getrappel van hoeven verdwenen de ruiters, terwijl de zon schitterde op Con- rads' pluimen en op Vittore's blonde haar. Nogmaals keek hij met een lach om toen reden ze snel de poort van het kasteel door en de lange straat af, totdat 't geluid der paarden wegstierf. Conrad was verdwenen. Stilzwijgend bleef Vincenzo in het zonlicht aan het venster staan, totdat 't gerinkel van de belletjes aan Conrad's teugels ook niet meer te hooren was, en hij wendde zich met een zucht van verlichting van het venster af. Hij was echter niet lang alleen Ippolito kwam met een kalm gelaat terug toch schrok Vincenzo van de uitdrukking op zijne trekken. „De berichten van graaf Conrad zijn waar," zeide hij „Er is een boodschap per teruggekomen." Even bleef hij wach ten en zeide toen, „Het geheele land is in Visconti's handen." „De heiligen staan ons bij 1" riep Vin cenzo uit. „Ja inderdaad de heiligen want op menschelijke hulp valt niet meer te rekenen 1" „Wij moeten wapenen krijgen en hulp uit de stad Hem met trotsche liefde aanziend zeide Ippolito, „Volg mij, mijn zoon." Hij opende een der kleine deuren,voerend naar een spiraaltrap, welke zij zwijgend op liepen. Bovenaan de trap was een vertrek, dat als uitkijk gebruikt werd in de rich ting van Milaan. „Kijk daarheen zeide Ippolito door het nauwe boogvenster heenwijzend. Vincenzo gehoorzaamde en kon eerst niets onderscheiden op de wijde vlakte, waar koepels en torens in het zonlicht baad den. Aan den horizon was echter een zil veren glans, die flikkerde en bewoog, met hier en daar een rood puntje en vreemde kleine wolkjes vuren midden op den dag. „Visconti's leger 1" zeide d'Estes. „Die vuren zijn de forten en dorpen welke gis teren nog in Delia Scala' s bezit waren." Hun lot werd in deze woorden uitge drukt en in wat zij zagen meer was niet noodig. „Heilige Maria, redt ons fluisterde Vincenzo met een doodsbleek gelaat. Meer zeide hij niet woorden konden niets uitwerken, er was nauwelijks ge noeg tijd om te handelen en zeker geen tijd om te beraadslagen. Buiten hoorde men het geregelde op en neer loopen der .schildwachten en het haastig toesnellen van troepen naar de muren. „Weten zij het vroeg Vincenzo toen zij de trap afkwamen. „De soldaten ja zij zijn van Mo dena. Doch het stadsvolk, die stakkers, behoeven het niet te weten." Zij bleven in het vertrek wachten. Na een korte stilte vroeg Vincenzo op on- geloovigen toon „Conrad zeide dat Mo dena gevallen is „Het is waar," bevestigde zijn vader bijna onhoorbaar„en Ferrara ook o mijn arme steden Met een kreun, als van pijn, vroeg Vin cenzo „En Verona ook - „Ja, dat ook." Zonder te zien staarde Vin eazo in he t zonlicht, alle hoop weggevaagd. „En Mastino, vader Ippolito zweeg een stilte, welke meer Zeide dan woorden. Met doodsangst riep Vincenzo uit „Dus dan stran wij verlaten, zonder ver dediging, en is tegenstand louter dwaas heid 1 O mijn vader 1 wij kunnen toch niet in Visconti's handen vallen wij, de d'Estes I" „Stil 1" zeide zijn vader gestreng en toch met schitterende oogen. „Daar heb ik aan gedacht de Adder zal nooit zege - pralend wapperen van eenig gebouw waar een d'Éste uitgejaagd werd. Had ik Modena maar nooit verlrten! Kijk, Vincenzo, zoodra Visconti op twee mijlen afstands van de poort is kijk En hij duwde de deur naast hem open. De richting van zijn hand met de oogen volgend, versteende Vincenzo's hart toen hij de bedoeling van zijn vader begreep. In de donkere ruimte was een trap, die naar het magzijn, beneden, voerde bus kruit, ruwe oorlogswerktuigen en een groote massa hout, bestemd voor den winter, lag tot aan de deur opgestapeld. Doch hij sloeg de oogen vastberaden en glimlachend op naar het trotsche ge laat van zijn vader. Ook hij was een d'Este, en op dit oogenblik trotsch Op zijne geboorte. „Mijn zoon nep Ippolito met plot- selingen hartstocht uit, „mijn zoon 1" Doch Vincenzo vertrouwde zijn eigen stem niét om te antwoorden en bleef onbeweeg lijk zitten met een glimlach op 't gelaat, de hand op zijn dolk, welke meer op speelgoed geleek dan op een wapen. Ippolito wendde het hoofd af. Buiten klonk het geluid van stemmen en voet stappen onrustbarende geluiden, be velen en kreten. Hij ging naar de deur met de woorden „Ik ga mijne laatste bevelen geven", en liet Vincenzo alleen met het immer naderbij tredende noodlot. Vincenzo zat onbeweeglijk dus dit was het einde het einde van alles 1 Dat was de eenigste gedachte, welke in zijn brein hamerde dit was het einde. Wat had hij al niet van het leven verwacht alles wat hij anderen had zien genieten alles wat hij gedroomd had eer en roem, macht en liefde, visioenen, welke hij niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 11