81 m ril mm 7 Kr, S3 L\v -/[ Het Kerstkindje dat vrede bracht. Hl \\Y\ V ÉI Een KSndeke Is ons geboren rijn? -X Vooravond van Kerstmis. In de groote kamer van het deftige hee renhuis in het stille dorp begon het te schemer-donkeren De zwart-omlijste por tretten aan den wand verdoezelden en los ten zich op in het donkere behang. Een nog jonge vrouw legde naar breiwerk, een baby-manteltje van wïMe wol, op de ronde tafei en liet haar blik gedachteloos over bet tooneel in de straat waren. Loop jongens haastten zich door de in-vroom voortschrijdende kerkgangers, die in zich zelf gekeerd opgingen naar het bedehuis tot zui vering van het zondige geweten, heerlijke voorbereiding tot bet Kerstfeest, van mor gen. Dienstmeisjes gichel-lachten tegen post boden en slagersknechts en de enkele me vrouwen, die het dorp kenden, deden met drukke gebaren der fijn-geganteerde handjes de laatste bestellingen bij kruidenier en patissier. Al dit ongewoon drukke sloeg de vrouw gade. Maar geen vreugde om de heer lijkheid van het feest van Kerstmis kon de lijdende trekken van haar bleek gelaat weg- dwingen. Het geheele wezen der vrouw ze kon hoogstens drie- of vierentwintig zijn drukt uit bet doffe berusten in een op gelegde smart, het zonder morren aanvaar den der beproeving, die God baar overge zonden had. Want we! groot was het leed, dat haar te dragen was opgelegd, en wreed was de pijn, die haar fijn-voelend hart doorfolterde. Spoedig, heel spoedig zou haar innigste verlangen, haar vurigste hopen bevredigd worden. Dan zou zij het groote, onbeschrijfe lijke geluk van eerste moederweelde sma ken. Maar dit zoo vurig afgesmeekte geluk, zou nu wreed verstoord worden, door de afwezigheid van hem, dien zij vurig bemind had.... en nog niet te haten vermocht. Een jaar geleden kon ook zij zich verheugen om het Kerstfeest, nu was het alles voorbij. Langzaam verfilmde het geheugen voor haar den roman die zich rond haar persoon dit jaar had afgespeeld. Dien nacht, toen ze met oom, die reeds van haar tiende jaar het voogdijschap over de wees waarnam, naar de kerk ging, had het hard gesneeuwd. Zoover men kon zien, was alles met een onafgebroken wit tapijt bekleed, en roze schijnsels kwamen van de witte sprookjeshuizen, waar menschen vroe ger dan gewoonlijk hun nachtrust onderbra ken. Vroolijk bim-bamden de klokken en tot zelfs de oude Anna, de oudste van bet dorp, was ter kerke getogen. In de kerk was er de feeststemming van vele aandachtig-biddende geloovigen, over vloed^ kaarslicht en het kribje. IJl als de ronddwarrelende sneeuw hadden de knapen met bevende stemmetjes gezon gen van het Kindje, dat geboren was, en de menschen vrede brengen kwam. Vroom als de anderen bad ook zij gebeden en meege- jubeld. 's Middags waren de kennissen ge komen om aan te zitten aan het groote feestmaal. Daarop was „hij" toen ook ver schenen, als logé van den notaris, huisvriend van haar oom. Ze hadden lang en prettig nagebabbeld met zijn volle, heerlijk re- sonneerende stem, had hij gezongen. De uitnoodiging van den notaris om den anderen dag bij hem de kennismaking voort te komen zetten, was dankbaar aanvaard en '9 avonds had hij haar thuis gebracht. Tot na Nieuwjaar was hij gebleven. Dikwijls hadden ze elkaar nog ontmoet, 's Morgens uit de kerk liepen ze dan vaak een eindje samen op en heel langzaam Was tusschen hen een intimiteit ontstaan, die haar resultante vond in beider verloving op Oudejaarsavond. Wel had zij lang nagedacht, alvorens dezeh ge- wichtigen stap te doen. Hij had gesproken van haar eenvoud en naievileit die op hem als society-roan zoo'n onweerstaanbare be koring hadden uitgeoefend, maar zeer te- recht had zij hem toen gevraagd of juist die eenvoud en naieviteil geen beletsel zouden vormen voor het introduceeren van zoo'n dorpsmeisje in kringen vol juweelenschitte- ring en afgepaste manieren. Want een dorps notabele bleef toch immer dc „bourgeois- gentilhomme" van Molière niet waarl Maar in z'n overtuigend welsprekende taal. z'n elegante volzinnen had hij al deze dwaze ar gumenten van zijn .timide vrouwtje" stuk voor stuk omvergc worpen. In heerlijk opti misme had hij ha,»r verteld van de wondere macht, die liefde heet, en ai haar futiliteiten met dédain over het hoofd ziet. Ook het onderhoud met haar voogd was 'ung en ern stig geweest. De goede man bleef maar waarschuwen voor het gevaarvolle van een vlucht in hooger kring. En naar ze van Os car, zoo heette de verloofde, later hoorde, waren er heel wat woorden gevallen voor dat oom zijn toestemming had gegeven. Reeds in Februari was het huwelijk geslo ten en één heerlijke roes was de huwelijks reis geweest. Toen kwam feet leven in de stad, met z'n beslommeringen van uitgaan en ontvangen. Toch wist zij met haar aange boren smaak voor êlégance zich spoedig in de aanvankelijk wat vreemde omgeving in te leven. Het nieuws bleef haar jeugdige fan tasie bekoren en zij telde niet de lange sla- pelooze nachten, gekweld met migraine, want het vooruitzicht in nieuwe partijen, nieuwe costuums, nieuwe kennissen deed haar ten koste van alles de kracht vinden om van al deze genoegens toch maar te kunnen prófiteeren. Toen kwam de lente, de bode van nieuw leven. En met de herleving van de natuur, waste in het hart van het vroegere dorpsmeisje een walging van al dat gekunstelde, die manieren en gewoonten van de upper-ten-society. Eerst wist ze haar af keer te onderdrukken ter wille van Oscar, die schijnbaar in dit bestaan zijn hoogste le vensgenot had gevonden. En ze vergaf het hem gaarne, en vroeg zich niet af, of ze dan geen recht had op een weinig opoffering zijnerzijds. Daarvoor was ze te veel vrouw. Echter had ze 'n enkele maal wel eens een motief tot thuisblijven ge zocht, en hij was ook gebleven. Maar toen haar verontschuldigingen talrijker werden ze was zoo zwak, hij begreep haar wel kon hij met een teedere stem zich naar haar voor overbuigen en Iief- koozend babbelen tegen z'n lieve vrouwtje, dan vra gend, of hij dan maar zou gaan, daar ze de uitnoo diging toch niet konden weigeren. Nietwaar lieve, dat kun je toch niet, hé? Je hebt gelijk, Oscar, had ze ver legen voor zich uitstarend gespro ken, dat kun je niet. Dien avond was het heel langzaam tot haar doorge drongen, dat hun huwelijk een mis lukking was ge worden. Zoolang zij meegeschitterd bad en in koortsige jacht soirees had „afgeloopen"' had zij hem kunnen be vredigen. Nu zij naar de stilte van het dprp terug ver langde, was de dreigende klove al maar wijder ge worden. Lang reeds had ze berust, totdat haar krach ten haar begeven hadden. Te saai vond haar man die avonden van rus tig mijmeren in de koele waranda, met als onderbreking wat lectuur of muziek Eerst had hij nog wel gezon gen, maar al spoe dig kon het hem niet langer bevre digen. Dan werd hij onrustig en stond ten slotte op, uitte verward een of andere veront schuldiging en kwam laat in den nacht be schonken thuis. Joe, de huisknecht, wachtte .geduldig tot zijn meester thuis kwam, onbe wogen hem onder steunend, zooals het in den dienst vergrijsden huis knechten betaamt. 's Morgens stond hij taai op, en veront schuldigde zich, dat die en die weer jarig waren ot iets dergelijks. Zij had mee moeten gaan, 't was werkelijk amusant geweest. Steeds had ze dan gezwegen, tenminste hem geen verwijt gemaakt totdat die mor gen gekomen was, dat.... t 't Was verschrikkelijk geweest. In den vroegen morgen was hij thuis gebracht door de vrienden en had haar ^rtmoet op de gang, juist toen zij een oc' 'endwandeling wilde maken. Heftig was de scène geweest, en de vreeselijkstc scheldwoorden had hij haar naar het hoofd geslingerd. Toen had ze zich in al haai vrouwelijke Her heid opgericht en verdedigd het gedrag, dat hij zoo schandelijk laakte In zijn woede had hij haar de deu> gewezen en ze was vertrok ken, dien killen herfstdag, als een verstoo- lene met zich dragend, da vrucht van hun eerste liefde. Weinig had haar oude oom gesproken, toen ze daar vol schaam;c in de deurope ning bad gestaan en vol liefde had hij haar ontvangen met de woorden: „Bloemen van het veld tieren niet in salons, m'n kind.'' Oude Anne had juffrouw Elly met die moederlijke bezorgdheid omgeven, zooals dit vertrouwde huishoudsters dat kunnen doen. En nu juffrouw FUy-Anne kende geen me- vrouw-zóó was, mocht ze wel dubbel voor zichtig zijn, In het dorp was het ais een loopend vuur tje bekend geworden, dat de jonge mevrouw van Duinen weer bij haar oom terug was, om binnenkort moeder te worden. Men sprak kwaad van die groote lui, kwaad van haar, kwaad van haar oom, en was blij een nieuw schandaaltje voor de conversaties ie hebben. 't Was nu geheel denker geworden iri die groote leege kamer en oude Anne kwam vragen, of de juffrouw $e?n licht wenschte. „Is het dan al zoo Iaat? Maar neen, dank je, laat zoo maar. 't Is goed zoo. De straat lantaarn geeft licht genoeg." Anne drong niet verder aan. Zij begreep. Even keek ze naar het vuur, en haar jonge meesteres toe knikkend verliet zè het vertrek. Anne ont ving een haast onmerkbaren glimlach als V dank. Zij deed alsof ze een traan, die in het oog van juffrouw Elly parelde, niet be merkte, In de gang echter bracht ook zij even de punt van haar schort aan de oogen. De jonge mevrouw van Duinen was moe van al die herinneringen. Zij dacht weer te rug aan die heerlijke dagen, toen ze getooi de in de oprechtheid van Oscar's woorden Ze wist, dat er omstandigheden waren, die hera zoover gebracht hadden, dat hij zijn vrouw zoo beleedigen kon. Toen zocht ze weer naar die oorzaken en telkenmale bleef haar de overtuiging bij, dat zijn vrien den bem, ondanks zich zelf, in het kwaad sleepten. Want nog kon zij niet twijfelen aan zijn au fond eerlijke karakter. Zij wist, dat hij haar nog beminde en hoopte op zijn terugkomst. Zij bad en hoopte en slui merde in. Toen dien nacht de klokken van de oude dorpskerk weer vroolijk bim-bamden, en den menschen de blijde mare brachten van de geboorte van hun Koning, drukte in het groote stille heerenhuis in de dorpsstraat een jonge vrouw haar eersten jongen aan de borst, in snikkende iubeismart. In de stad hedfschte de rust der eerste morgenuren. Geen tramgetinkel of auto-gesnor ver stoorde de ongewone stilte der metropool en schaarsch waren de enkele voorbijgan gers. Rustig slapten de agenten, nu en dan opduikend onder 'l schijnsel der lantaarns, c'ie lange, perspectivisch elkaar naderende lichtlijnen vormden. Nu en dan klonk een klaaglijk, langgerekt, dof doorzoemd sein van een boot in de haven. Voor de stoep' van een groot heerenbuis aan een der deftige singels gleed een auto en een heer in avondmantel en met hoogen hoed stapte onzeker naar de deur. Nog oordat hij zijn sleutels te voorschijn had gehaald, had Joe de deur geopend en zijn meester binnengeholpen. Oscar was dezen avond praatzamer dan ooit. Hij vertelde van het groote bal, de aangename stemming, de heerlijke intimi teit en de vele glazen champagne Joe lachte als zijn meester lachte, dien plichtgetrouwen kouden lach en vertrok, toen Oscar zijn gezelschap moe was en hem met mat gebaar tot heengaan wenkte. Oscar werd uit zijn sluimer opge schrikt door het veeltonig geklep der klokken. Hij wierp de balcon- deuren open en een koude luchtstroom ontnuchterde hem geheel. Wat was dat blijde gejubel van al die klokken? Hij schelde, Jbe ver scheen. Wat is er aan de hand, Joe? 't Is Kerstmis vandaag, mijnheer, 't luidt voor de vroegmis. Nog iets, mijnheer? Dank je, Joe, je kunt nu wel gaan rusten. Toen de knecht vertrokken was, verzonk de ont waakte in zijn rok, met restencon fetti tusschen de kleeren hr een diep gepeins. Daar over de stille straat schreden groepjes menschen voort, in devoot stilzwijgen, overwegend het grooté mysterie van dezen dag en blijdzaam gehoor gevend aan de lokstem der jube lende klokken. Van een kerk kon hij de verlichte ramen zien en toen einde, lijk de klokken haar, hem irritee renden juichtkreet staakten, drong heel ijl tot hem door het praelu- dium van „Stille Nacht". De orga nist liet het als engelengezang de ruimte vullen met een teer pianis simo, maar toen de boodschap eenmaal bekend gewor den was, galmde hef in stijgende aan- bruising door de lucht: Gloria in Excel- sis „Vrede op aarde aan de menschen, die van goeden wil zijnl" Vrede, Oscar van Duinen, Vrede aan hen die van goeden wil zijn. Wie sprak daar tot hem? Hij keek verbaasd het vertrek rorid, maar Joe was weg. Hij zag niets dan het groot geschilderde portret van Elly Zou zij? Neen, hij was geen bijgeloovige. Kom, dwaasheid. Hij ging maar weer wat rusten en sloot de deuren Maar geen slaap wilde hem verlossen van die stem, die on ophoudelijk lot hem door bleef klinken. De deuren waren nu gesloten en telkens weer .klonk het hem na: Stille nacht, heilige nacht. Vrede op aarde! Niemand in het huis was nu wakker meer en toch, telkens snrak de stem. Hij werd er prikkelbaar van Wat had iemand eraan hem zoo te kwel len Wat werd het benauwd in de kamer. Weer opende hij dc balcondeur en staarde naai buiten. Een echtpaar, dat naar de kerk ging, trok zijn aandacht. Hij kende het aan zijn rythmischen gang. Leuke jonge lui, een jaartje getrouwd, eenvoudigjes maar tevreden. 'Wat ging bet hem aan, of die twee tevreden waren. Hij, Oscar van Dui nen, had toqh ook zijn genoegens. Hij was ook gelukkig. „Stakker, ongelukkige!" schaterde 't plot seling door het vertrek. Ruw en harteloos had die uitroep geklonken. Weer vond zijn oog slechts het groote portret en al maar duidelijker drongen de orgeltonen tot hem door, die zongen van vrede en liefde, die jubelden om het -Kindje en zijn Moeder. Breed en machtig klonk het Hosanna aan 't einde van den dienst en een zwarte stroom van huiswaarts keerende kerkgan gers golfde uit de wijde kerkdeuren in de straat. De man op het balcon moest wel lang daar gestaan hebben, in gedachten verdiept, want hem was alle begrip van tijd ontgaan. Wel was hij zich bewust geworden van het groote onrecht, dat hij zijn vrouw had aan gedaan en welgemeend waren de tranen, die bij in uitsnikkend berouw, voor zijn bed geknield, stortte. Zou Elly; die nu wellicht moeder was, hem kunnen en willen vergeven? Deze vraag martelde hem en de pijnlijke onzekerheid bracht hem ten einde raad. Totdat hij het besluit nam, haar zeli te gaan smeeken om vergeving voor zijn schandelijk gedrag. Toen de auto rond dien middag door de stille dorpstraat reed, waar de deftige ernst van Zondagsrust hing, gluurden heel wat paren oogen vanachter de gordijnen. Waar die wel moest wezen? Niet bij den notaris, want die was zelf uit en bij1 den dokter waren al logé's. Wellicht een kennis van mijnheer pastoor of dominéé. Kijk, hij stopt voor het huis van mijnheer Slooiers. Wie zou dat zijn? Een andere dokter? Zou het zoo slecht met de jonge mevrouw Geen antwoord kregen de nieuwsgierige vraagsters want de persoon, die in dikken pelsmantel en met een stofbril op aanbelde, was door zijn hoog opgeslagen kraag totaal onherkenbaar. Een gedempte toon klonk door de wijde gang, want Anne had de bel omwonden, om alle hinderlijk geluid te ont wijken. Ze was in de keuken bezig, heele- maa! achter in het huis en mijnheer Slooters die in de voorkamer zat, opende zelf. Groo te verbazing teekende zich op zijn gezicht af, toen hij in den bezoeker den man van zijn ongelukkige pleegdochter herkende. Daar hij echter, ondanks zijn plotseling op wellenden toorn geen scène voor het huis wenschte, sprak hij kortaf: „Kom binnen. De bezoeker gehoorzaamde en volgde hem in de voorkamer. Wat kom je doen? klonk het hem toe, gestreng maar niet zonder mildheid. Vergeving vragen aan Elly en u en hoo- ren, hoe het met kaar is. Is 'net kindje er al? De laatste vraag werd blijkbaar moed willig ontweken. En haar me dan weei ontrooven en speelpop maken van je eigen dolzinnige egoïstische grillen. Ze weer tot voorwerp van bewondering maken, als de door jou genomen, gekochte vrouw, aangekleed en opgetooid en te kijk gesteld aan vrienden en kennissen. Ze weer terug laten gaan naar die luxe, die haar een hel is, naar -het com fort, dat haar een marteling blijkt, naar de stad vol vermaak, die voor ha„r is als een verlaten oord. Waarom ze teruggeven en blootstellen aan nieuwe beleedigingen, en hoon, nu ze hier de rust hervonden heeft? Zeker u hebt gelijk, ik heb zwaar ge zondigd en zwak is uw verachting, maar ik weet, dat ge nog in mij ziet den man van de dochter, die gij zoo innig liefhadt. En daarom kunt ge niet toornen. Maar ook niet, omdat ge weet, dat ik werkelijk berouw heb over m'n slecht gedrag, en ge de hevige fol tering kent der wroeging, die dezen nacht mij heeft gekweld. Die jubelzang „Vrede op aarde," laat hij niet vergeefs klinken, laat me tot haar gaan, vader, toe." Hij was den ouden, diep-bewogen man genaderd en omklemde nu diens bevende hand. En de smeeking in zijn oogen, kon de vergramde vader niet weerstaan. Hoewel nog kort, klonk zijn stem zachter en teeder: Volg me, maar kijk en zwijg. Door de even geopende deur in hel duis ter van de achterkamer voor de jeugdige vrouw onzichtbaar, keek Oscar. En hij zag de jonge vrouw voedend haar jonggeboren zoon, en wederom was op haar gelaat die gemengde weergave van moederweelde en moedersmart. Op een tafel stond de kleine kerstboom naast het kartonnen stalletje, door Anne met piëteit daai neergezet, als herinnering aan vorige jaren. Arme Anne, wist ge dan niet, dat uw liefderijke zorg, weer openreet nieuwe won den? Zonder toestemming is Oscar toen de ka mer ingesneld en snikkend heeft hij op de knieën voor Elly gelegen, haar door zijn tranen vragend, of zij vergeven wou, of ze hem wou helpen weer een goed echtgenoot en vader te worden. Even gleden haar blanke vingers door zijn haren; toen richtte zij behoedzaam zijn hoofjl op en sprak: t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 18