Ta Voor de Meisjes. Schaduwbeeld. DORUS EN KLORUS, DE VROOLIJKE JONGENS De legende van den vierden wijze uit het Oosten. «s ï7V»1Ióoii3r\.v\nn»::::«Quiis DOOR Q. D. HOOGENDOORN. )cTSs«ngo«nD5 loan licoft '■nrinrt 3öQaB2y«PüPr,,^00,,^Q^^n^Da{ ipcdDponunnniiooonDonannnnr 0SgSSS^^Q^5BidQDS3Q5Q vu"f een saffier, zoo blauw, als het peilloos water héél ver in de zee, en een bijzonder groote, zuiver-ronde pa rel, maUblank als de onbetreden sneeuw op een hoogen bergtop. Dit waren de drie geschenken, jje Jjjj voor den Koning van zijn hart bestemd had. Hij meende, dat hel Diens Majesteit onwaardig was. Hem een gave te bieden, die niet heel zijn bezit vertegenwoor digde. Op zekeren avond, nadat alles ver kocht was. de kostbare steenen in een gouden doos tusschen zijn gordel staken, en hij volgens de overeenkomst nog maar enkele dagen op zijn landgoed zou mogen blijven, liet hij al zijn vrienden bijeen roepen, om hun zijn plannen mede te deel en en te zien. of hij onder hen misschien nog volgelingen zou kunnen vinden, die ook met achterlating van alles den Koning zouden willen zoeken, en hem en zijn drie makkers zouden willen vergezellen door de woestijn. Maar hij moest ondervinden, dat op rechte, edelmoedige menschen maar al te dikwijls heel alleen staan met hun goede voornemens en heel geen steun en troost vinden bij hen, van wie ze die op de eerste ptaats verwacht hadden. Geen van Artaban's vrienden kwam hem hartelijk en begrijpend tegemoet. De een zei hem hoofdschuddend, dat hij aan een dwaasheid, een hersenschim, heel de rustige zekerheid van zijn ge lukkig leven ging opofferen; hij had zich zeker overspannen met nachtwaken en naar de ondoorgrondelijke sterren turen. Hij moest maar eens goed rusten en veel genieten van de prachtige natuur in zijn tuinen en bosschen, dan zou hem de lust wel vergaan, dit alles in te ruilen voor geschenken aan een Koning, die nog niet eens geboren was! Het was im mers te dwaas om van te praten! Een tweede was erg verontwaardigd, fat Artaban, een der steunpilaren van den lands-ade! en de wetenschap, hen allen ging verlaten om over te loopen naar den dienst van een vreemden hccr- scher, die misschien hun riik aan zich zou willen onderwerpen. Was het niet veel nuttiger, in het land te blijven, te werken voor het welzijn van den staat enne.... bijvoorbeeld geld in te zame len voor den nieuwen vuurtempel, die binnenkort gebouwd zou worden? De vriend, die dit voorstelde, had het vooruitzicht, later de betrekking van op perpriester aan dien tempel te vervui len.... En weer een ander vond Artaban's plan prachtig mooi, werkelijk prachtig mooi) Maar zelf meegaan! Neen, Artaban kon wel begrijpen, dat dat nu heelemaal niets voor hem was, dat lag eigenlijk zoo niet in zijn lijn. Hij was volst, kt niet sterk en gehard en zoo, en zoo'n lange woestijnrcis zou hem eenvoudig uitput tent Maar hij had 'n vertrouwden bedien de, dien hij zeer hoog stelde; dien zou hij heel graag meesturen en door hem zou hij dan later alles nauwkeurig vernemen. Was dat geen goed plan? Slechts één enkele, de eerbiedwaar dige stokoude Abgarus. zeide geen woord, vóór al de anderen waren heen gegaan; daarna trad hij ernstig en lief devol op Artaban toe, legde de handen op zijn schouders, zag hem diep in de oogen en sprak; „Mijn zoon, ik kan niet anders doen, dan uw voornemens goed keuren en bewonderen! Het is zeer goed mogelijk, dat uw verlangen vervuld wordt, en ge inderdaad den Vorst der Wijsheid, naar wien het heimwee van onze zielen uitgaat, zult mogen vinden. Maar het kan ook zijn, dat tfe n bedriegt en dat ge nooit het voile licht zult b'rei- ken, waarop ge hoopt. En toch, het is be ter, zelfs den verren weerschijn der waarheid tot den dood toe te volgen, dan rustig in de duisternis te blijven voortleven. Indien ik jonger was, geen oogenblik zou ik twijfelen, wat mij te doen stond; ik zou alle gevaren met u deelen en samen zouden wij zoeken, on afscheidelijk, om te vinden of te ster ven. Na moet ik u alleen laten heen gaan; ik zou u slechts tot la9t zijn op uw tocht. Maar mijn oud hart vergezelt u, waar ge ook gaat. De vrede zij met u!" Hij drukte hem lang en innig <fe han den en vertrok evenals de anderen, zoo dat Artaban geheel alleen achterbleef. In diep nadenken verzonken, wandelde bij langzaam de breede marmeren gan gen door, en eer hij het wist, stond hij op het terras en st~eek de koele nacht wind door zijn dicht, donker haar. Hij leunde tégen een der zware pilaren, en zag weemoedig omhoog. Kon er wel één mensch leven, met zóóveel vrienden en toch zóó verlaten als hij? De hemel was niet zwart, maar van een diep fluweelig donkerblauw, en de sterren waren flonkerend-groot, zij waren de vrienden, die hem begrepen en nooit verlieten hij voelde zich temid den der zijnen, wanneer ze in scharen om zijn hoofd stonden, en met iets als lief- koozing in zijn stem noemde hij ze fluis terend alle bij hun eigen naam. Vat was dat? Hij had met het gezicht naar het Oosten gestaan, om te zien, hoe zijn geliefde sterrenbeelden lang zaam, één voor één boven de heuvelen opgingen, maar nu scheen het hem toe, oï van' acïïfcr ïïem eeri zacïïte gloed ztcK langzaam hooger over den heuvel uit spreidde, Verwonderd wendde hij zich om, de zon was toch al uren lang onder en in het Westen,... neen. nooit kwam toch een hemellichaam in het Westen op! En toch dreef er een stille goudglans boven den horizon, die langzaam uit vloeide over aile bergen, als om heel het landschap te omvatten, en die aldoor sterker en dieper werd, tot Artaban op het terras waar hij stond, het inlegwerk van het kleinste tegeltje kon onderschei den als bij helderen dag. En plotseling schoot er uit het hart van al dien glans zulk een verblindende straal naar hem uit, dat hij duizelend de oogen sloot en de handen voor zijn gezicht sloeg. Hij kon het niet langer verdragen, 1 oen hij na langen tijd tot zichzelf kwam, en voorzichtig zijn oogen opsloeg, was de hemel donker en vredig als altijd. Maar waar de felle lichtglans gestraald had, hing één enkele gouden ster, groot en stil en ontroerend zuiver. Haar licht was niet als dat van alle andere trillend en flikkerend het straalde vast en klaar als een lamp. En terwiil hij met brandende oogen in haar glanzend hart staarde, scheen ze zich langzaam van haar plaats te" bewegen en terng te wij ken, al dieper in het Westen en hem te wenken over de heuvelen. Bevend en buiten zichzelf zonk Arta ban langzaam op de knieën en strekte de armen uit naar de wondere ster zijn nieuwen vriend, wiens naam hij nog niet kende, maar die hem reeds het liefst cn heiligst was onder allen. En hij boog het voorhoofd naar den grond, en aan bad van verre den jonggeboren Koning, die hem Zijn gouden lamp had gezonden, om hem te wenken en te geleiden. Hij zou dan toch het geluk van zijn leven vinden, allen spotters ten spijt, die smalend hadden uitgeroepen, dat er uit het arme, onderdrukte volk van Israël immers nooit meer een ster of een scep ter zou kunnen oprijzen; dat de mare van den beloofden Koning een sprookje was, als zooveel andere verzonnen door menschen, die' vertwijfeld en vergeefs naar iets hoogers en mooiers zochten dan hun droevig slavenleven hun kon bie den! Het was dan toch waarheid, heer lijke, hemelsche waarheid,, en hij, Arta ban, had een heel leven vóór zich, om die waarheid te dienen en den Koning van vrede en liefde te volgen als zijn ge trouwe slaaf. Overweldigd van geluk bleef hij een korte poos onbewegelijk op het terras geknield toen stond hij haastig op, zag nog eens met stralende oogen naar de ster van zijn verlangen en trad naar binnen, om rustig, maar zon der een oogenblik ie verliezen, zijn laatste toebereidselen te maken voor den pelgrimstocht naar het land van Israël, Op Darab, het vlugste paard uit al zijn stallen, draafde de vierde Wijze nog eer de morgenschemering aanhrak over de breede heirbaan, die naar het Westen voerde. Hij had er niet aan gedacht, sla ven of bedienden mede te nemen, die hem de reis zouden kunnen vergemakke lijken, maar hem misschien ook opont houd en tijdverlies zouden veroorzaken. En eigenlijk had hij ook niets meer om met zich mee te nemen! Zijn paard en de kleeren, die hij aan had, waren het eenigc, dat hij nog op de wereld bezat, en de kostbare geschenken voor den Ko ning droeg bij tusschen zijn gordel. Hij wist dat Caspar, Melchior en Balthazar voor de reis een geheele karavaan met kaïneelen, tenten en dienaren hadden uitgerust, zoodat hij in hun gezelschap alles zou vinden, wat hij noodig had. Zoo hadden zij dan ook met hem af gesproken. Hij had van niemand meer afscheid ge nomen. Zijn vrienden had hij dienzelfden 'avoii? Immers tnsl zijn plan bcTcefl? gé- maakt, zoodat niemand zich over zijn plotseling verdwijnen zou verwonderen. Zijn drie reisgenooten wachtten hem reeds ginds in den vervallen tempel, daarvan was hij vast overtuigd. Hij wist, dat zij geen nacht lieten voorbijgaan zonder in studie en gebed den hemel te doorvor- schen naar den opgang van de beloofde ster. Wanneer hij aan hun blijdschap nacht en aan het heerlijke wederzien na de vervulling van hun aller innigste ver wachting, begon zijn hart luid te klop pen. Hij had de tien dagen, die waren vast gesteld, werkelijk hard noodig, daar hij van zijn eenig paard niet al te veel in spanning achtereen kon vergen. Om vlug ger vooruit te komen had hij de kron kelende heirbaan verlaten en be sloten dwars door de wildernis te reizen. Maar doordat hij in dat woeste binnen land niet zoo goed bekend was, kostte hem dit tenslotte nog meer tijdverlies, zoodat do zon re^ds onder was gegaan den laatsten dag, toen hij eindelijk den tempel begon te naderen. Hij zette Darah tot steeds grootcr spoed aan, en lustig draafde het vurige dier over den oneffen grond voort en zwom moedig over heken en rivieren, Plotseling begon 't in de buurt van wat laag struikgewas gekomen, zijn gang te vertragen, het snoof onrustig de lucht in en hinnikte angstig. Ten slotte bleef net dier trillend staan boven een donker lichaam, dat onbewegelijk, half in de schaduw lag. Artaban sprong op den grond en zag bij het heldere maanlicht, dat het de uitge teerde gestalte van een man was, naar zijn armelijke kleeding en verwaarloosd voorkomen te oordeelen een der Jood- sche baliingen, waarvan er nog talrijke m deze streken w,aren achtergebleven. Zijn ingezonken oogen waren gesloten, en zijn voorhoofd en handen voelden al kil. Zeker was hij een slachtoffer van de verschrikkelijke moeraskoortsen, die in dezen tijd van het jaar dikwijls heele dorpen ontvolkten. Overtuigd, dat de arme man dood was, keerde Artaban zich medelijdend af, streek zijn paard geruststellend over den mek, en wilde weer opstijgen. Het is de gewoonte der Magiërs niet, hun dooden te begraven zij laten dat rustig over aan de wilde dieren der woestijn, de gieren en de jakhalzen. Maar nauwelijks had hij een stap ge daan. ol hij hoorde een zwakken ker menden zucht, en voelde zich krampach tig bij den zoom van zijn wollen reiskleed gegrepen. Een rilling ging hem door de leden en zijn hart klopte hem in de keel, niet van angst, maar door een onbestemd, som ber voorgevoel. Het was, of hij plotse ling wist, dat hij hier zou worden opge houden en dat dit oponthoud gevolgen zou hebben die hij nog niet kon over zien. Hij voelde een vreeselijken tweestrijd in zijn binnenste. Wat zou hij voor dezen stervende kunnen doen, hier in de duis ternis en de kilte van den nacht? 'Als hij zich ook slechts een korte poos hier ophield, om te trachten hem wat verlich ting te geven, zou hij de plaats van sa menkomst onmogelijk nog vóór midder nacht kunnen bereiken. Zijn drie vrien den zouden dan gelooven, dat hij het plan had opgegeven, en zonder hem op w®g gaan. Zou hij dan heel dien heer lijken, gezafnenlijken pelgrimstocht naar den Koning op het spel moeten zetten voor een ellendigen, onbekenden zieke? Mocht hij de ster ontrouw worden om barmhartigheid te bewijzen aan een arm zaligen verstootèling? „O, God van iiefde en waarheid/' fluisterde hij, terwijl hij opzag naar den hemel, „wijs mij den weg. dien ik gaan moet en doe mij voelen, wat Uw Wil is in dit moeilijk oogenblik!" Toen wendde hij zich vastbesloten naar den 'zieke, droeg hem in ziin armen een kleinen heuvel op en legde hem daar neer op wat zacht gras, waartusscben een nietig beekje traag voortkronkelde. Nu hij eenmaal een vast besluit ge nomen had, was hij een en al toewijding. Hij wiesch het voorhoofd en de polsen van den ongelukkige met het water uit de beek en en trachtte hem te doen drinken. Hij schoof hem zijn opgevouwen reismantel onder het hoofd en wreef hem voorzichtig over de hartstreek. Uren lang tobde hij zich af, zonder veel te vorderen, Hij vergat den tijd, hij zag niet hoe de sterrenbeelden hooger en hootser klom men, hij dacht alleen aan dit eene: barmhartigheid bewiizen aan dit weg vloeiend leven. Tenslotte nam hij uit zijn go-del een zijden zakje met sie-ke geneeskrachtige kruiden, die hij mee had genomen om bestand te zijn tegen vermoeienissen of ongesteldheden op reis, mengde er een drank van in den zilveren beker, die aan een dun kettinkje aan zijn zadel hing, en goot dien bij kleine teugjes tusschen de lippen van den lijder. Eindelijk, ng minuten van spanning, sloeg de zieke langzaam de oogen op en probeerde overeind te komen. „Wie zijt ge?" vroeg hij met duidelijke stem, „ik heb wel gevoeld, hoe ge u-en lang met me bezig zijt geweest, hoewel ik te zwak was, om c'enig teeken van leven te geven. Hoe komt het, dat gij, een vreemdeling, zoo bezorgd voor mij zijt als een broeder?" „Ik ben de Magiër Artaban, die op reis is naar Jeruzalem, om den nieuwgeboren Verlosser der Hebreeën te zoeken, den Leeraar der wereld. Omdat ik weet, dat mijn Koning de Liefde en barmhartigheid zelf is, heb ik u niet kunnen verstooten. Wanneer ge u sterk genoeg voélt, zal ik u vóór mij op het paard nemen en u voorzichtig naar uw huis brengen." Zoo gebeurde het, en in de deur van zijn armelijk hutje staande, legde de Jood ten afscheid plechtig de handen op Artaban's hoold en sprak bevend van 'aandoening: „"De Go? van Abralïam, Isaac en Jacob moge u zegenen, om wat ge een zijner ellendigste dienaars gedaan hebt! Geld of goed om u mijn dankbaar heid te toonen, bezit ik niet, maar de oude profetie van ons volk zal ik u over- groole woestijn, Hij tuurde ea tutrrJe, maar geen stip van de karavaan was te ontdekken. Hij daalde weer af en zette zich moei deloos en wanhopig op de steenen trap pen neer. Daar zag hij eenige stukken leveren, opdat ge den Messias gemakke lijker zult kunnen vinden. Niet te Jeru salem zal Hij geboren worden, maar te Bethlehem van Juda. Trek recht daar heen, en vraag Hem, mij arme, van verre te willen zegenen." De sterren begonnen al te verbleeken, toen Artaban, zoo vlug hij kon, voort reed. Darah had kunnen uitrusten in den tijd; dat hij met den zieke bezig was en draafde nu dapper en gestadig voort, maar zelf was hij uitgeput door zijn in- spannenden arbeid van verscheidene uren, en nu en dan wankelde hij in het zadel. En toen hij den ouden, bouwvalligen tempel in zicht kreeg, was de zon juist opgegaan. Haastig sprong hij van het paard, vloog de terrassen op en keek ademloos om zich heen. Hij was geheel alleen. De overblijfselen van een kamp vuur lagen door den wind verspreid over den verbrokkelden marmeren vloer. Hij beklom het hoogste punt van den bouwval en staarde scherp naar het Westen. Daarginds, waar de moerassen en het struikgewas ophielden, begon de gekleurd marmer, die opzettelijk zo» leken opgestapeld om de aandacht te trekken, en toen hij dichterbij kwam, vond hij een perkamenten strookje, dat er tusschen stak. Hij las: „Tot na mid dernacht hebben wij gewacht en kunnen niet langer talmgn, daar de ster ons wenkt en voor ons uit gaat. Wij gaan den Koning zoeken, volg ons door de woes tijn!" „Hoe kan ik hen volgen," sprak hij wanhopig, „zonder drinkwater, zonder leeftocht, en met een uitgeput paard? 11c zal terug moeten naar de naastbijzijnde stad, mijn saffier opofferen, en er kameelen en levensmiddelen voor koo- pen. Misschien zal ik de karavaan nooit inhalen. En de ster zal ik niet meer zien, want die is haar voorgegaan naar het Westen. Reeds in den nanacht zag ik haar verbleeken en naar den horizon terugwijken. De barmhartige God alleen weet, of ik den aanblik van miin Koning niet verliezen zal, omdat ik mij ophield langs den weg om ziin Wet in vervul ling te brengen." fSlot volgt.) STOFMANDJE. Een aardig mandje, dat als stofdoek mandje aan een muur wordt opgehangen stelt figuur I voor. Het kan natuurlijk ook dienen als sleutelmandje voor moe der. Ook neemt het een uitstekende plaats in op elke toilettafel. We bekleeden het mandje met een stuk rood Javaweefsel, dat we vooreerst versieren met een borduurwerk in den kruissteek. Iedere kruissteek omvat 2 steken hoogte en breedte van het goed. De zwarte steken moet ge maken met zwart perlgaren; de zwarte staken met zwarte blokken in wit, de zwarte met wit kruisje in donkergoudgcel; de witte met een puntje in zacht goudgeel; de zwarte kruisjes in lichtgeel, de inarmende met puntjes van lichtgroen, de andere ia donkergroen. De rand van het mandje wordt met een penseeltje goudbrons ver lakt. Het hengsel wordt overtrokken met een dunne reep rood laken of den zelf kant van flanel. Snijd het laken of fla nel in schuine richting, naai de beide uiteinden stevig vast. Maak dan 3 rozetten van ingesneden stukies rood laken, naai die volgens de afbeelding aan dc uiteinden vast, verbindt de rozet ten door twee eindjes rood satijnen band. Legt op den bodem van uw mandje We nemen een eenvoudig mandje van spanenhout. Het is lang 23 c.M., hoog 17 c.M. en breed 12 c.M, Aan den boven kant is een rengsel vastgemaakt. een stukje mooi flanel, dat ge voo-a! hebt ingekarteld met een fijn schaartje,. Ziezoo uw mandje is klaarj BISMARCK. De caricaluur van Bismarck schijnt op het eerste gezicht moeilijk te maken; maar dit is volstrekt niet zoo; en, als men precies doet, zooals wordt aange geven, zal men verbaasd zijn over het goede resultaat, dat men reeds de eerste maal verkrijgt. De top van den pink der rechterhand brenge men op het derde lid, dicht bij den wortel van den ringvinger, dien men gesloten houdt. Den wijsvinger legge men over den middelvinger en probeere dan die twee vingers flauw te buigen. Den top van den duim plaatse men bij den wortel van den wijsvinger, zóó, dat de neus noch te veel noch te weinig uit steekt; men oordeele zei! naar het beeld op het scherm. De neus zij eerder kort dan lang. Door den duim in hel midden Iets op te heffen, kan men het verloop van de neuslijn regelen. Bij het plaatsen der vingers in deze verschillende standen bediene men zich van de linkerhand. Vervolgens plaatse men de linkerhand ver naar voren op de rechter. Men buige haar zóó ver om, dat alle vingers achter de rechter middelhand verborgen zijn. Het bovenvlak van den schedel wordt gevormd door de gebogen pols en het voorhoofd door een zichtbaar gedeelte der linkerhand, dat vlak boven den neus ligt. Men zoeke de juiste ligging van de linkerhand door goed op de verbinding van dc schaduwen van voorhoofd en neus te letten. Het ondereind van de linkermouw late men zoo hoog komen, dat het den kraag van de jas voorstelt. De drie haren worden gevormd mei behulp van een stukje stevig papier. Men vouwt het stuk papier rechthoekig om en bevestigt het met den nu verkregen voet door middel van een weinig zachte was bovenop de linkerhand Bewegingen worden niet uitgevoerd. t fceerlijke majesteit eiken nieuwen nacht in vlammende letters aan den hemel stond geschreven. Zijn voorvaderen waren aanbidders ran de zon geweest, maar al vanaf zijn eerste jongensjaren had hij geweten, dat bij hun voorbeeld nooit zou kunnen vol- igeo. Zeker, de gouden zon was machtig «n goed maar wat was dat voor een Cod, die avonds slapen ging achter Be heuvels als de armste grotbewoner, ito zijn kinderen den langen nacht geheel SaHeen liet? Alleen met een veel Bjrootscher schouwspel dan het strakke (effen Mauw van overdag alleen, met millioenen andere zonnen en werelden, frvaarvver zijn godheid blijkbaar niet het auinste gezag had.... Neen. Artaban was «r vast van overtuigd, dat er een groo- lere God en Koning moest leven, die kon en sterren, wereld en menschenlot in Zijn macht had, en met heel Zijn eer lijke ziel aanbad hij Hem, dien hij levens lang had gezocht, maar nog nooit had Jkunnen vinden. Hij was nu ruim dertig jaar, een hooge indrukwekkende verschijning met diepe, [•oprechte oogen, een hoog, ede! voor- jïioofd en golvend zwart haar, dat in jtélanzende lokken op zijn schouders S»iel. Zijn ouders waren lang geleden jjgestorven, en hij stond geheel alleen op We wereld, maar hij telde zóóveel vrien- tden en leerlingen onder de edelsten van liet land, dat hij *ich op zijn uitgestrekte bezittingen toch nooit vereenzaamd svoelde. 1 Op hun bijeenkomsten was den laat sten tijd heel dikwijls door den een of taoder het gesprek gebracht op een Saloude profetie, die sinds vele eeuwen Shun landstreek onder het volk voorl- efde. Een wonderbare ster. die me iwand bij name kende, zou gezien wor gden over al het land, en haar verschij ning zou het teeken zijn, dat de Leeraar der volkeren, die allen den weg naar de ■hoogste Waarheid en den Oppersten IKoning zou wijzen, geboren was uit de nakomelingschap van Jacob. Zelfs wist ide oude voorspelling nauwkeurig den Kijd aan te wijzen, waarop al deze won- Beren zouden geschieden en er viel iolet aan te twijfelen: het oogenblik moest «eer nabij zijn, zoo het al niet was aan- gebroken. Niemand verlangde vuriger dan Arta ban, dat deze heerlijke belofte tn ver hulling zou gaan. Er waren avonden, dat bij met tranen van geluk in de oogen 'joijn onbekenden God dankte, dat hij juist tn dezen tijd mocht leven, dat hij nog osoo jong en sterk was, zoodat er wel jgroote kans bestond dat hij nog met zijn teigen oogen het wonder zou mogen zien, sen den Grooten Koning der Waarheid jeou kunnen volgen en dienen. I Slechts zijn drie meest vertrouwde (vrienden, Caspar, Melchior en Balthazar, bad hij deelgenooten gemaakt van zijn -innigste gevoelens van hoop en verlan- jgen. Zij waren vrome mannen als hij, wijze Magiërs, en woonden in de Wes telijke bergen, eenige dagreizen van hem len van elkander verwijderd. Alleen Cas par was van zijn eigen jaren de twee tanderen waren eerbiedwaardige grijs aards, maar zij waren bezield door den- zclfden oprechten ijver, en 't onverzette lijk voornemen, den Koning aller Wijsheid tegemoet te trekken, zoodra Hij door Zijn ster het teeken zou gegcvenhebben.dat Hij gekomen was en de ootmoedige (zoekers der geheele wereld in Zijn rijk jjvan licht verwachtte. Zóó vast en sterk was hun vertrou- wen, dat zij zelfs onder elkander maat regelen hadden getroffen voor hun ge zamenlijk vertrek. Wanneer de wonder- j «ter zichtbaar werd, wat immers iedcren i nacht kon gebeuren, zouden Caspar, iMelchlor en Balthazar tien dagen lang :Sn een ouden verlaten tempel aan een driesprong op Artaban wachten, en dan v.oudcn zij optrekken naar het land van "Juda, en den nieuwgeboren Koning hun diensten aanbieden. Artaban zelf was nog verder gegaan, fn zijn kinderlijk, onwrikbaar geloof aan een spoedig verschijnen van de ster was hij er toe gekomen, in stilte heel zijn landgoed met alle grondbezit, alle aangrenzende parken en bosschen te verkoopen en voor de opbrengst had hij drie juweelen van onmetelijke waar de gekocht: een robijn zóó gloeienc mod als het, fepatj: bast XJffl. SKA ÊCOtf, Naverteld door Machteld. f ïa dc oude dagen van keizer Augustus jen koning Herodes, leefde er diep in de Perzische bergen een wijs en ernstig soan: Artaban, de Mediër. Zijn prachtig landgoed was de verzamelplaats van alle (geleerden en kunstenaars wijd en zijd «n den omtrek, en alwie maar een «grootsch ontwerp, een edelmoedig voor nemen of een schoon hervormings-plan En zich omdroeg, kon rekenen op zijn bteun en vriendschap. Zelf bracht hij het jgrootste gedeelte van zijn tijd door met de studie der natuur, vooral van de ster- Iren, wier loop en stand hij nauwkeurig (wist te berekenen, In de heerlijke Oos- llerache nachten kon hij uren en uren >ep het platte dak van zijn huis staan, ten eerbiedig opzien naar de ontelbare (stralende lichten, die door een onzicht bare hand geleid, zoo rustig voorbijtrok ken langs hun eigen weg. Hij wist dat tolk van die kleine kleurige stippen een gjroote, groote wereldbol was, veel groo- *er en geweldiger dan de nietige aarde waarop hij leefde, cn hij kon niet be grijpen boe er menschen bestonden, die durfden spotten met een Almacht, wier

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1926 | | pagina 18